Category Archives: Tweede Wereldoorlog

De bouwers van de noodbrogge en de Canadezen

De Amerikaanse Begraafplaats in Margraten in Limburg, in het Engels: Netherlands American Cemetery and Memorial, is een Amerikaanse militaire begraafplaats en een monument ter nagedachtenis van de overleden Amerikaanse soldaten ten tijde van de strijd in Zuid-Limburg, het Ardennenoffensief en in het Roergebied, gedurende de Tweede Wereldoorlog.
De begraafplaats ligt tussen de plaatsen Margraten en Cadier en Keer aan de provinciale weg N278 in Zuid-Limburg.
In een soort van museumkapel zijn drie grote landkaarten te zien, deze zijn in steen uitgebeiteld, met beschrijvingen van de verrichtingen van het 1e Amerikaanse leger in de regio gedurende de Tweede Wereldoorlog.
Op één van de kaarten is met een grote rode pijl naar het noorden van Nederland de opmars van the Canadian First Army, het Canadese Eerste Leger aangegeven. Zie de bijgevoegde kleurenfoto.
De naam Canadian First Army is samen met de andere geallieerde legers ook onder de kaarten vermeld. Zie de bijgevoegde kleurenfoto. Eenheden van het Canadese Eerste Leger speelde een belangrijke rol bij de bevrijding van Noord-Nederland van de Duitse bezetter aan het einde van de Tweede Wereldoorlog.
De bouw van een noodbrug over de Drentse Hoofdvaart ter plaatse van de opgeblazen Deeverbrogge in de nacht van 11 op 12 april 1945 maakte de bevrijding van Deever mogelijk en versnelde en vergemakkelijkte de opmars van de Canadezen naar Friesland, Drenthe en Groningen.
Het mag toch wel een beetje onverschillig worden genoemd dat an de Deeverbrogge in de buurt van de Deeverbrogge nog steeds geen teken van waardering voor de bouwers van de noodbrug en voor het Canadese Eerste Leger is te vinden. Dit teken had mooi alsnog na zeventig jaren op 12 april 2015 onthuld geweest kunnen zijn geworden. Bijvoorbeeld door een nazaat van aannemer Albert Schipper uut Leggel. Daar is het helaas niet van gekomen.
De redactie van ut Deevers Archief heeft beide kleurenfoto’s op 16 augustus 2015 op de Amerikaanse Begraafplaats in Margraten gemaakt. De redactie van ut Deevers Archief heeft de eerste versie van dit bericht op 20 augustus 2015 in ut Deevers Archief gepubliceerd.

Abracadabra-439 Abracadabra-440

Posted in An de Deeverbrogge, Boek An de Brogge, Canadees’n, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

N.A.D.’ers rooit ièpels op de Noorderesch

Het kamp Diever van de Nederlandse Arbeids Dienst (N.A.D.) lag in de buurt van de Gowe, na de oorlog was daar het jongenskamp ‘de Eikenhorst’ gevestigd.
Op 1 januari 1942 voerde de Duitse bezetter voor mannen en vrouwen van 18 jaar de ongewapende arbeidsdienstplicht in. Mannen werden hiervoor naar een ver van hun woonplaats gelegen kamp van de Nederlandse Arbeids Dienst gestuurd.
De arbeidsmannen van het N.A.D.-kamp an de Gowe werkten bij de ontginning van woeste gronden, maar deden ook boerenwerk.
Op deze foto, die in het najaar van 1942 is gemaakt, is te zien hoe een groepje N.A.D.-arbeidsmannen bezig is met het rooien van aardappelen op de Noorderesch van Deever.
De redactie zou graag willen weten welke boer eigenaar was van deze aardappelakker.
Of dit groepje N.A.D.-arbeidsmannen bewaakt werd door een landwachter uut de gemiente Deever valt helaas niet uit de foto af te leiden.
Wel is bekend dat een zoon van een N.S.B.’er van ’t Noave in Wapse elke dag in sien grüne pakkie mit ’t jachtgeweer op de nekke hen de kaamp an de Gowe gung.

Reactie van Wiert van der Veen van 19 juni 2017
Mijn moeder Jantje Haanstra is geboren in 1923, op Leggel of op Bottervene, Zij was een dochter van Harm Haanstra en Hendrikje Hogenkamp.
Ze heeft mij wel verteld dat ze in een bepaalde periode in de de Tweede Wereldoorlog aardappelen moest schillen voor de bezetters in een kamp. Het komt mij nu voor dat dit het N.A.D. kamp geweest moet zijn geweest.
Frappant is wel dat ik enige jaren geleden werkzaam ben geweest in de beveiliging van dat kamp, toen was het een asielzoekerscentrum.
Als iemand kan bevestigen of vrouwen daar inderdaad in de Tweede Wereldoorlog zijn ingezet voor het schillen van aardappelen, dan is weer een stukje in onze familiegeschiedenis gereed !

Posted in de Gowe, Deever, N.A.D.-kamp, Noorderesch, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

De jeud’n muss’n ’s naachts hen Westerbörk loop’m

In het in 1999 verschenen fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ zijn als afbeeldingen 67 en 68 een afbeelding van twee zwart-wit ansichtkaarten van rijkswerkkamp Diever A an de Woaterseweg in de Olde Willem opgenomen. De foto’s voor deze ansichtkaarten zijn in 1935 gemaakt. Toen waren de rijkswerkkampen Diever A en Diever B in het kader van de werkverschaffing nog werkkampen voor werkloze mannen uit andere delen van het land. In de tekst bij de afgebeelde ansichtkaarten is aandacht besteed aan de tijd dat hier joodse mannen werden geïsoleerd van hun familie en werden verzameld voor verplaatsing naar het grote doorvoerkamp Westerbork. Een afbeelding van de betreffende bladzijde uit het fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ is in dit bericht opgenomen

67 en 68 – Oude Willem – Rijkswerkkampen Diever A en B – 1935
Het Ministerie van Sociale Zaken huisvestte in de rijkswerkkampen Diever en Diever B in de dertiger jaren van de vorige eeuw werklozen die onder meer heidevelden moesten omspitten. De kampen stonden bij Hoeve aan den Weg in de Olde Willem. Beiden boden plaats aan zesennegentig personen.
In december 1941 besloot de Duitse bezetter Joodse Amsterdammers naar de Drentsche werkkampen in Diever, Geesbrug, Gijsselte, Kremboong, Mantinge, Orvelte, Stuifzand en Vledder te sturen. Het eerste resultaat was dat 905 mannen op zaterdag 10 januari 1942 naar Drenthe vertrokken, waarna ook mannen uit andere delen van het land gedwongen werden te gaan.
Hier volgen een paar aangrijpende citaten uit brieven die manufacturier Jozef Leefsma uit Gorredijk vanuit rijkswerkkamp Diever A aan een vriend schreef:
De lui die hier zijn, lijken wel wolven. Die zijn uitgehongerd. Het lijken wel rovers. Ze zeggen dat wij, als we er veertien dagen zijn, ook zo worden, maar dat weet ik nog niet. Daar ben ik zelf bij. In het kamp mag niets, ofschoon de kampchef een beste kerel is. Maar dat is nu eenmaal voorschrift……….
Ik kon jullie niet bedanken deze week. Ik was wat vol. Daar heb ik tegenwoordig meer last van. Zo gauw ik aan thuis denk of iemand mij er over spreekt, huil ik als een kind en ik kan er niets aan doen……….
In de nacht van zwarte vrijdag 2 oktober 1942 werden de rijkswerkkampen Diever A en Diever B door de Duitse bezetter ontruimd. De Joodse bewoners kwamen in het kamp Westerbork terecht. Vandaar werden ze gedeporteerd naar Duitse concentratiekampen.
Jozef Leefsma heeft het niet overleefd. Welke andere Joodse Nederlanders zaten in de rijkswerkkampen Diever A en Diever B ? …….. Wie van hen overleefden de hel van de vernietigingskampen ? ……….
Niets in de wijde omgeving herinnert aan het feit dat deze kampen als isolatie- en verzamelkamp van joodse landgenoten zijn gebruikt….. Van de rijkswerkkampen Diever A en Diever B, lopend naar Westerbork, en dan per trein naar Auschwitz, Birkenau, Bergen-Belsen, Dachau, Majdanek, Mauthausen, Neuengamme, Schöppenitz, Sobibor, Sosnowiec, Theresienstadt, Treblinka ………………

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie heeft in een aantal berichten in ut Deevers Archief aandacht besteed aan de geschiedenis van de rijkswerkkampen Diever A en Diever B.

Inmiddels staat gelukkig – hopelijk mede een klein beetje dank zij de tekst in het fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’- an de Woaterseweg in de Olde Willem wél een gedenkteken bij de plaats van de voormalige rijkswerkkampen Diever A en Diever B.
De twee ansichtkaarten zijn in 1935 uitgegeven door en waren te koop bij Roelof (Roef) van Goor, Copieer Inrichting, an de Heufdstroate in Deever. De twee ansichtkaarten waren ongetwijfeld ook te koop in de kantine van rijkswerkkamp Diever A


Posted in Ansichtkoate, de Olde Willem, Diever, ie bint 't wel ..., Joodse inwoner, Tweede Wereldoorlog, Werkkampen Diever A en B | Leave a comment

De familie Zaligman uut de Heufdstroate in Deever

Op woensdag 29 januari 2020 verscheen in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) het hier bijgevoegde artikel ‘Elfde gebod: wees niet onverschillig’, zie afbeelding 2. In het artikel is onder meer beschreven dat 800 vrijwilligers in het Herinneringscentrum Kamp Westerbork tot en met 27 januari 2020, de dag dat het vijfenzeventig jaar geleden was dat het Rode Leger het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau bevrijdde van de Nazi’s, de namen van de 102.000 uit Nederland weggevoerde Joodse landgenoten, Sinti en Roma voorlazen. Waaronder die van 235 Meppeler Joodse stadsgenoten.
De namen van deze 235 mensen zijn genoemd in het bericht in de Olde Möppeler. De namen van deze 235 mensen staan op het Joods Monument in het Slotplantsoen in Möppel. Aan de onderzijde van dit monument staat een tekst uit de Bijbel (Jesaja 56:5): Ik geef hun een eeuwige naam, die niet uitgeroeid zal worden.
Vier van deze 235 Meppeler Joodse stadsgenoten waren tot 26 april 1940 Deeverse Joodse dorpsgenoten. Het gaat om leden van de familie Zaligman:
– Philippus (Flip) Zaligman, geboren op 21 september 1893 in Dwingel, overleden op 28 februari 1944 in Auschwitz;|
– Heintje (Hennie) Wilda, geboren op 10 mei 1894 in Coevorden, overleden op 8 oktober 1942 in Auschwitz;
– Levie (Loeki) Salomon Zaligman, geboren op 21 december 1921 in Deever, overleden op 28 februari 1943 in Schöppenitz;
– Hendrika (Rikie) Henriëtte Zaligman, geboren op 26 oktober 1925 in Deever, overleden op 8 oktober 1942 in Auschwitz.
Martha Hendrika Zaligman, geboren op 8 december 1920 in Deever, en haar man en haar dochter overleefden het concentratiekamp Theresienstadt.
De redactie van ut Deevers Archief toont in afbeelding 1 uit afbeelding 2 het gedeelte van de lijst met omgekomen Meppeler Joodse stadsgenoten, waarin voorkomen de namen van Philippus (Flip) Zaligman, Heintje (Hennie) Wilda, Levie (Loeki) Salomon Zaligman en Hendrika (Rikie) Henriëtte Zaligman.
De redactie van ut Deevers Archief verwijst tevens naar onder meer de berichten Bee de winkel van Flip Zaligman in de Heufdstroate en Ut gezin Zaligman vurhuusde in 1936 hen Móppel.

Afbeelding 1

Afbeelding 2

Posted in Joodse inwoner, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Grindbiggels op ut oorlogsmonement an de Bosweg

Vanwege de coronapandemie is in de avond van 4 mei 2020 in Deever geen dodenherdenking gehouden.
Daarom kon de Deeverse padvinderij dit jaar geen bijdrage leveren aan de plechtigheden in de vorm van het helpen bij de kranslegging, het begeleiden van de tocht van zwijgende mensen van het oorlogsmonument an de Bosweg in Deever naar de oorlogsgraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever en het leveren van een erewacht bij de graven van de oorlogsslachtoffers.
Als blijk van respect voor het feit dat het dit jaar 75 jaar geleden is dat de geallieerde strijdkrachten Nederland bevrijdden van de Duitse bezetter hebben de jonge Deeverse padvinders grote witte grindbiggels beschilderd met de Nederlandse vlag en teksten, zoals 75 jaar vrijheid. De kleurrijk beschilderde grindbiggels zijn neergelegd op de sokkel van het oorlogsmonument an de Bosweg in Deever. Geen kransen, geen toespraken, geen publiek, geen stille tocht, maar beschilderde grindbiggels. Zo kan het ook. Daarom driewerf hulde voor de jonge Deeverse padvinders: hulde, hulde, hulde.
De redactie van ut Deevers Archief heeft de twee hier afgebeelde foto’s gemaakt op maandag 8 juni 2020.
De redactie heeft afbeelding 2 gebruikt voor het uitsnijden van een kopafbeelding voor de webstee van ut Deevers Archief. Dit ter ere van de Deeverse padvinders. Deze kopafbeelding, zie afbeelding 3, is op 19 juni 2020 gepubliceerd.

Afbeelding 1

Afbeelding 2

Afbeelding 3 : Kopafbeelding van ut Deevers Archief

Posted in Bosweg, Kopplètie, Oorlogsmonement, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

N.A.D.’ers op de foto bee de Hoarsluus an de Gowe

Deze zwart geüniformeerde arbeidsmannen uit het werkkamp van de Nederlandsche Arbeidsdienst (N.A.D.) an de Gowe vervulden hun arbeidsdienstplicht (ongewapende dienstplicht) in de periode van 7 juli 1943 tot en met 15 december 1943.
Ten tijde van hun verblijf in het werkkamp an de Gowe is de groep mannen an de raand van ut Hoarschut an de Gowe op de foto gezet. De redactie van ut Deevers Archief is niet bekend met de namen van de mannen op de foto.

Posted in de Gowe, N.A.D.-kamp, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Kinderkamp voor opvang van kinderen van N.S.B.’ers

Na de Tweede Wereldoorlog werden N.S.B.’ers en S.S.’ers geïnterneerd (gevangen gezet) in kampen. Kinderen waarvan beide ouders waren opgepakt, moesten worden opgevangen. Het Militair Gezag, dat na de bevrijding het dagelijkse bestuur op zich nam, stelde daarom commissarissen aan, die zich met de opvang van deze kinderen bezighielden.
Het Kinderkamp Diever viel onder de afdeling Jeugdzorg van het Militair Gezag te Assen. Het Kinderkamp Diever was van 1945 tot 1948 gevestigd in de Rijkswerkkampen Diever A en Diever B an de Woaterseweg in de Olde Willem. Op het terrein waar zich de twee kampen bevonden is nu Camping Hoeve aan den Weg, Bosweg 12, de Olde Willem gevestigd.
Gerhard V. was een van die kinderen waarvan beide ouders fanatieke N.S.B.’er waren.
De moeder van Gerhard V. was geïnterneerd (zat gevangen) in het kamp dat was gevestigd in de strokartonfabriek ‘Ons Belang’ aan de rand van Stadskanaal op de grens van Groningen en Drenthe.
Het is de redactie van ut Deevers Archief bekend waar de vader was geïnterneerd (hij zat op meerdere plaatsen gevangen), maar moet deze gegevens nog opzoeken uit de vele aantekeningen die de redactie heeft gemaakt tijdens een aantal interviews met Gerhard V.
Gerhard V was ondergebracht in Rijkswerkkamp Diever B. Hij mocht na een verblijf van een aantal maanden worden opgehaald door familie.
Van hem zijn twee brieven aan zijn moeder bewaard gebleven, zie de bijgaande afbeeldingen. De brieven mochten blijkbaar maar één bladzijde lang zijn. De tekst van de eerste brief is blijkbaar door de negenjarige Gerard V. zelf geschreven, terwijl de tweede brief – gelet op het handschrift – door iemand anders is geschreven (een oppasser ?).

De tekst van de eerste brief, die geschreven is op 18-**-1945 luidt als volgt:
Lieve Moeder,
Hoe gaat het daar in Stadskanaal. Wij hebben het hier goed Mama. Wij gaan eten en als we gegeten hebben gaan we wandelen in de bossen en heide een hut van stenen. En we zijn op de witte bergen. Probeer eens schrijven naar Oom Jan te komen en met Ernst gaat het goed. En Zondags vlees en pudig en witebrood en chocolade. En is het damspel klaar en ik lig met z’n 8ten op 1 kamer. En we gaan ook naar de zweevmolen geweest. Ik heb ook een vose hol gezien en een strik gezet maar has kregen. We moeten om 7 uur er uit en 8 uur naar bed.

De tekst van de tweede brief, datum van schrijven niet bekend, luidt als volgt:
Het is hier fijn. We hebben goed te eten. Het is hier allemaal bos en hei er zijn veel hazen en konijnen. Er zijn veel jarig. We hebben een bisquitje gehad ! We moeten rusten van 1-2.30. We worden ’s nachts gewekt. Het is hier mooi groen. Ze halen hier ook veel turf. We ….. niet ….. We worden ’s morgens lekker met koud water en zeep gewassen. We maken ringen van vliegtuigglas ook hangertjes maken we. Als er iemand jarig is moet hij op de stoel staan en wij zingen. Verder weet ik niets meer. Dag Moeder. Een zoen van Gerhard aan Vader en Moeder. Daag Gerhard.

Posted in de Olde Willem, N.S.B.'er, Tweede Wereldoorlog, Werkkampen Diever A en B | Leave a comment

Gezin van Philippus Zaligman

In de webstee van het Digitaal Monument Joodse Gemeenschap (joodsmonument.nl) in Nederland wordt aandacht besteed aan in Diever geboren Joden en ook aan het gezin van Philippus Zaligman.
De informatie is afkomstig uit het artikel ‘De familie Zaligman. Het gezicht van een joodse familie uit Meppel’ van Th. Rinsema, gepubliceerd in Waardeel, Drents Historisch Tijdschrift, jaargang 22 (2002), nr. 3, bladzijden 16-19.
Philippus (in Deever werd hij Flip genoemd) Zaligman had een textielwinkel an de Heufdstroate in Deever.

Posted in Joodse inwoner, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Saut en Hollande: Mission Amherst

De Franse parachutist René Gaston Giguelay nam van 5-18 augustus 1944 deel aan S.A.S.-operatie Derry (regiment 3, compagnie 1, stick 4) in Normandië, hij nam van 27 augustus 1944 tot 22 september 1944 deel aan S.A.S.-operatie Abel (regiment 3, stick 3) in Doubs in Franche-Compté aan de Zwitsers grens en hij nam van 4 april 1945 tot 20 april 1945 deel aan S.A.S.-operatie Amherst (regiment 3, compagnie 2, stick 8) in Drenthe.
René Gaston Giguelay heeft zijn herinneringen vastgelegd in het boek ‘Van Oran tot aan de Ardennen, via Bretagne, het Midden-Oosten, Schotland, de Doubs en Nederland’ met als ondertitel ‘Het relaas van een S.A.S.-parachutist van het vrije Frankrijk (1941-1945)’. Zie de bijgaande afbeelding van de voorkant van dit boek.

Herinneringen van René Gaston Giguelay
Landing in Nederland: Missie Amherst

Het was slechts een uitstel van vertrek, want op 5 april waren wij, de zevenhonderd parachutisten van het derde en vierde regiment van de S.A.S. (redactie: Special Air Service), bij elkaar op de afgelegen basis van Mushroom om op verzoek van koningin Wilhelmina van Nederland een militaire operatie uit te voeren in het Noorden van haar land, in de provincie Drenthe. Deze militaire operatie had als doel het vergemakkelijken van het offensief van het eerste Canadese leger, dat slechts een gemiddelde opmars van twee kilometer per dag maakte. Dit kwam, omdat zij meerdere kanalen moest oversteken. Daarnaast had zij moeilijkheden om in dit platte land onder vijandelijk vuur bruggen te bouwen.

De vijftig sticks (redactie: groepen) bestonden elk uit dertien tot vijftien man. Zij hadden zich op 6 april in de namiddag verzameld voor de briefing, waar de Britse generaal Calvert, commandant van de S.A.S.-brigades, ons de tactiek van de militaire operatie precies uitlegde: zorgen voor wanorde in de vijandelijke achterhoede en de bruggen en de sluizen beschermen. Vervolgens gingen wij in een cirkel om de jeep van generaal Montgomery staan, die zijn toespraak beëindigde met: “Succes”.

Wij waren gewaarschuwd dat Hitler het bevel had gegeven om iedere S.A.S.’er, die gevangen werd genomen in de door het Duitse leger bezette gebieden, te fusilleren. Daar het grote Canadese leger zojuist Zutphen en Almelo had bereikt, moesten wij aan beide kanten van de verkeersweg en het kanaal tussen Meppel, Assen en Groningen opereren: het derde S.A.S.-regiment aan de westkant en het vierde S.A.S.-regiment aan de oostkant, dus zo’n vijftig tot negentig kilometer achter de vijandelijke linies.

Luitenant Thomé was de commandant van onze stick, die verder bestond uit de tweede luitenanten Anspach en Puy-Dupin, sergeant Klein, Dubosc, Domingo, Mendiondo, Pralon, Pantalacci, Uranga, Le Nabour, Morandi, Bertrand, Coppi en ik zelf.

Op 7 april tegen de avondschemering steeg ons vliegtuig van het type Sterling op, koerste eerst in zuidelijke richting en vloog vervolgens over het departement Pas-de-Calais, België en Nederland. Tegen tien uur ’s avonds sprongen wij uit het vliegtuig. De nacht was aardedonker, het waaide en de landing duurde erg lang. In tegenstelling tot gewoonlijk werden wij op een hoogte van vijfhonderd meter gedropt. Eindelijk kwam de grond naderbij, deze was donker met een lichte strook: het was een bos met een open plek. Ik viel door de takken van een boom naar beneden, waarbij enkele takken knakten. Mijn parachute bedekte de kruin van de boom, ik bleef hangen, mijn voeten bungelden vijftig centimeter boven de grond. Ik ontkoppelde de gesp van mijn tuig en maakte dan de zachtste landing van de tien sprongen die ik heb gemaakt.

Ik moest eerst de parachute uit de boom halen, vervolgens moest ik in die duisternis mijn kameraden terugvinden. Gelukkig had luitenant Thomé met dit soort omstandigheden rekening gehouden: we waren allemaal voorzien van een kompas en een rond lichtje op onze helmen, met het gegeven dat het vliegtuig ons in noordelijke richting zou droppen. De parachutist die in de achtste positie landde, bleef waar hij was geland, terwijl de eerste in noordelijke richting ging om vervolgens onderweg de zes anderen mee te nemen. Tegelijkertijd bewoog de vijftiende parachutist zich in zuidelijke richting, onderweg de zes mannen die voor hem waren gesprongen, meenemend. Zo slaagden wij erin om ons binnen twintig minuten te verzamelen zonder lawaai te maken.

In onze parachutes gewikkeld namen wij een rustpauze. Deze werd echter af en toe onderbroken door ontploffingen en schoten van automatische wapens. Zouden de andere sticks (redactie: groepen) al in gevecht zijn geraakt ? Nee, later kwamen we te weten, dat onze vliegtuigen ook poppen hadden gedropt, die bij het landen gevechtsgeluiden maakten, die de vijand moesten doen geloven dat het om een grote militaire operatie ging.

In de ochtend (redactie: zondag 8 april) gingen we met z’n drieën, samen met Anspach, op zoek naar de containers die de dispatcher (lid van de bemanning van de Sterling) had gedropt, nadat wij waren gesprongen. Plotseling bemerkten wij een grote man gekleed in een zwart uniform met een zwarte pet op. Een S.S.’er? Wij gingen om hem heen staan en richtten onze wapens op hem. Wij ondervroegen hem eerst in het Frans en vervolgens in het Engels. Hij maakte ons duidelijk dat hij een Nederlander was en dat hij boswachter was (redactie: wie was die boswachter?). Hij maakte ons eveneens duidelijk dat er in de omgeving geen vijandelijke soldaten waren gelegerd en dat het ‘bos’ in werkelijkheid een woud van vijf bij vijf kilometer was, dat voor een groot deel bestond uit jonge dennebomen. We vonden de containers dankzij het kompas. We namen er één mee, die bevatte voedsel; de tweede container zou in de loop van de dag door andere kameraden worden opgehaald.

Wij installeerden ons op een heuvel, waar we een eventuele vijand al van ver zouden kunnen zien aankomen.

Via onze radio-ontvanger vernamen we van de zender van Londen, die ons onder meer instructies over onze militaire operatie moest geven onder het pseudoniem ‘Jeanette 45’, dat twee luchtmachtdivisies, een Amerikaanse en een Britse divisie en een Franse brigade (dat was dus ongeveer 5000 mannen) een grote aanval waren begonnen in het gehele noorden van Nederland. Wij waren hierover erg verbaasd ! Vervolgens begrepen wij dat het ging om een psychologisch bericht, dat tot doel had de vijand te doen laten geloven dat onze operatie veel groter was dan in werkelijkheid (zevenhonderd parachutisten).

De volgende dag (redactie: dit moet maandag 9 april zijn geweest) kwam een manke Nederlander met een emmer vol met gekookte aardappelen bij ons. Hij vertelde aan de commandant van onze stick in het Engels dat hij bij het verzet hoorde. Georges vertelde ons dat wij twee kilometer ten noorden van Diever waren, laten we zeggen een twintig kilometer van onze bestemming vandaan.

Vervolgens kwam een dapper meisje langs: Gees, de postbeambte. Zij bood aan ons naar het dorp te brengen, waar geen Duitsers waren gestationeerd. Zij wees ons op het belang dat er zou zijn om de burgemeester (Posthumus) en enkele andere collaborateurs van de nazi’s uit te schakelen.

Begeleid door Puy-Dupin en Anspach, begaven wij ons met tien S.A.S.’ers naar Diever, naar de woning van de burgemeester en van twee andere collaborateurs. Deze drie personen namen wij mee naar onze basis. Thomé besloot om hen gevangen te nemen en bij het vallen van de nacht bonden wij hun armen en voeten vast met de koorden van een parachute.

Die middag van de volgende dag, 10 april (redactie: dit moet maandag 9 april zijn geweest), vormden Thomé en Anspach twee groepen van vijf S.A.S.’ers en vertrokken naar de verkeersweg van Meppel naar Assen, ten einde daar twee hinderlagen op te kunnen stellen. De eerste slachtoffers van de groep van Thomé zijn de bestuurder van een motor met zijspan en zijn medepassagier. Klein raakte op een afstand van honderd meter van de verkeersweg met één karabijnschot het hoofd van de bestuurder. De motor slingerde en viel in een sloot. Door de val kwam de medepassagier om het leven.

In het zijspan ontdekten wij documenten van de Gestapo, die we hebben geborgen om ze naar het opperbevel te sturen.

De groep van Anspach verraste drie burgers te voet, gevolgd door een grote zwarte auto met een vaantje, die stapvoets reed. De burgers werden uitgenodigd hun armen omhoog doen. Zij zagen ons uniform aan voor het uniform van Duitse parachutisten en riepen daarom “Reichs Polizei, Reichs Polizei”. Deze leden van de Gestapo werden direct neergeschoten. De zwarte auto reed in op de S.A.S.’ers, die vervolgens de chauffeur en de twee passagiers neerschoten en het voertuig vernietigden met een ‘gamon bom’. Slechts één soldaat werd gespaard door Dubosc, die hem meenam naar de basis en hem drie op de vijand buit gemaakte zakken liet dragen.

Op onze basis zag ik zo deze gevangene van ongeveer veertig jaar oud binnenkomen (voor ons een oudje), hij was klein en verpletterd door die zware lading en uitgeput door de gedwongen mars van een kilometer. Dubosc gaf de gevangene het bevel om de zakken neer te zetten en verklaarde opgewonden tegen mij: “Van die persoon wil ik af”. Ik keurde het af en onmiddellijk gooide de soldaat zich op zijn knieën voor mijn voeten en smeekte: “Ik ben nooit in Frankrijk geweest!… Ik heb drie kinderen van zo oud, zo oud en zo oud” en hij wees met zijn hand drie verschillende hoogtes aan. Geëmotioneerd richtte ik mij tot Dubosc: “Philippe, je gaat deze ellendige toch niet fusilleren, nadat je hem gevangen hebt genomen?” Dubosc was verbaasd door deze tegenstand. Zijn vastberadenheid verminderde. Ik kon hem overhalen te wachten op de commandant, die de beslissing moest nemen.

Tien angstige minuten wachtten voor de soldaat. Thomé was edelmoedig en was het met mij eens. Wij waren toen belast met vier gevangenen. Ik begreep echter de houding van Dubosc, omdat de Gestapo familieleden van hem had vermoord en gemarteld in Normandië.

De volgende dag, 11 april (redactie: dit moet maandag 9 april zijn geweest), kwam verzetsman Georges (redactie: Van der Hengel) ons waarschuwen dat twee boten met materieel door het kanaal naar het noorden voeren. Deze boten waren ongeveer in de buurt van onze basis in het bos. Onmiddellijk ging onze groep van zeven parachutisten, onder bevel van Thomé, in snel tempo op weg naar het kanaal. Onderweg namen wij een afgezonderd geraakte jonge soldaat met een verbonden arm gevangen. Plotseling zagen wij voor ons op driehonderd meter afstand aan de andere kant van het kanaal een dozijn gewapende mannen opduiken. Vrienden of vijanden? Ik haalde de oranje sjaal te voorschijn, ons herkenningsteken, en zwaaide ermee.

Het antwoord was gunstig: dezelfde sjaal. Het was de stick van kapitein Sicaud (die tijdens de landing gewond was geraakt), die nu onder leiding van Drablier stond.

De boten bevonden zich vijfhonderd meter verderop. Toen gaf Anspach mij en Uranga de opdracht om terug te keren naar het kamp om versterking te halen. Wij legden de vijftienhonderd meter af om het bevel over te brengen naar Puy-Dupin, vervolgens keerden we met de versterking van zes S.A.S.’ers terug naar het kanaal, maar we kwamen aan op het moment dat het gevecht net voorbij was. De beide boten waren onmiddellijk uitgeschakeld geweest door de schoten van de groep van Thomé op de bemanning en vervolgens door de groep van Drablier tot zinken gebracht met ‘gamon bommen’.

Tijdens het gevecht kwamen acht vijandelijke soldaten om, twee anderen werden gevangen genomen. Klein wilde zich meester maken van het teken van een S.S.-sergeant, die zich verzette en schreeuwde: “Schwein” (varken). Een dodelijk woord, zou men kunnen zeggen. Klein, afkomstig uit Lotharingen, begreep de belediging en doodde de S.S.’er met twee schoten uit zijn Colt pistool. Thomé uitte zijn ongenoegen, maar matigde zijn reactie tegenover zijn onderofficier, rekening houdend met het feit dat Hitler het bevel had gegeven gevangen S.A.S.’ers te fusilleren.

Wij kwamen terug in ons kamp met twee nieuwe gevangenen. Hun aantal was nu zes. Een zware taak voor een stick van vijftien S.A.S.’ers, die vijftig kilometer verwijderd was van de geallieerde troepen.

De volgende dag, 12 april (redactie: dit moet dinsdag 10 april zijn geweest), gingen Thomé en Anspach op verkenning uit. Aan het begin van de middag hoorde wij geluiden van tanks uit de richting van Diever. Puy-Dupin dacht dat de Canadezen waren aangekomen, en nam tien kameraden mee in de richting van het dorp. Maar halverwege kwamen zij onder vuur te liggen. Drie lichte Duitse mitrailleurs hielden hen met verspreide schoten aan de grond genageld.

Die schoten begrepen hebbende, kwam Thomé het kamp ingesneld en vroeg mij: “Waar zijn de anderen ?”

Direct na mijn antwoord, en mijn aanbod hem te vergezellen afwijzend, vertrok hij snel in de richting van Diever en voegde zich bij de nog steeds onbeweeglijk liggende groep. Op zijn bevel kropen de tien S.A.S.’ers door een greppel die uitkwam in een sloot. Een groot aantal vijandelijke infanteristen kwam in hun richting. Thomé begon snel achter elkaar te gooien met granaten en met ‘gamon-bommen’. De S.A.S.’ers hadden nauwelijks tijd om te zien dat de lichamen van vijandelijke soldaten vielen, ze zijn allemaal in de sloot gesprongen, ze zakten tot hun middel in het modderige water en zijn er pas aan de rand van ‘ons bos’ weer uitgekropen. Zo zijn ze teruggekeerd naar ons kamp. We waren tevreden dat ze het er zonder verliezen hadden afgebracht, dankzij de tussenkomst en de bekwaamheid van de commandant (redactie: eerste luitenant Edgard Thomé) van de stick.

Tijdens deze verwikkelingen was het geluk nog een keer aan mijn kant. Ik lag op de heuvel voor een grote boom om de komst van de vijand en de terugkeer van de kameraden waar te nemen, toen ik de waarschuwende raad van Coppi hoorde. Ik deed mijn hoofd omlaag en op hetzelfde moment sloeg een kogel in de stam van de boom in, precies op de plek waar mijn hoofd zich had bevonden. “Merci Coppi”, zei ik tegen hem, terwijl ik mijn ogen ten hemel richtte.

De luitenant (redactie: eerste luitenant Edgard Thomé) besloot direct te vertrekken, toen de stick weer bij elkaar was, want hij voorzag een krachtige reactie van onze vijanden, die in groten getale in Diever waren aangekomen. Wij lieten onze parachutes en de lege containers achter, we namen onze uitrusting mee en voerden de zes gevangenen onder strenge bewaking af om vluchtpogingen of te onpas komend lawaai te voorkomen.

Wij hadden nauwelijks honderd meter gelopen, toen ons kamp werd geraakt door een granaat. We waren op tijd vertrokken. Wij liepen meer dan een uur in noordelijke richting, waarna we bijna aan de andere kant van het bos waren.

Rond middernacht (redactie: de avond van dinsdag 10 april) werden wij gewekt door geroep, geschiet en geschreeuw uit de richting van Diever, dat toen op zes kilometer afstand lag. Een uur later kwam Gees bij ons. Het was haar gelukt om uit het dorp te ontsnappen en wist ons blindelings te bereiken. Buiten adem geraakt en in een uitbarsting van tranen vertelde zij ons dat S.S.’ers twaalf burgers hadden doodgeschoten (redactie: Jan Koning op de Hezeresch en elf mannen op het marktterrein aan de Bosweg; pas de volgende ochtend zou blijken dat Koop Westerhof de moordpartij op het marktterrein had overleefd). Wij waren ontdaan door deze ontketening van haat en geweld tegen niet-strijders.

De volgende ochtend, 13 april (redactie: dit moet zijn woensdag 11 april) rustten wij uit. In de middag nam ik deel aan een beperkte verkenningspatrouille in noordelijke richting, toen op vijfhonderd meter afstand van ons vier jachtbommenwerpers een vijandelijk konvooi met granaten aanvielen. We waren op een open plek, toen één van de vliegtuigen, na het voltooien van zijn missie, op kleine hoogte over ons heen vloog. De piloot moet ons zeker hebben opgemerkt, want hij maakte rechtsomkeerd. Ik zwaaide onmiddellijk met mijn oranje sjaal. De piloot liet de vleugels van zijn vliegtuig bewegen als teken van herkenning en vloog verder.

De volgende ochtend, 14 april (redactie: dit moet zijn donderdag 12 april) vernamen wij dat de geallieerde troepen op enkele kilometers ten oosten van Diever waren gearriveerd. Wij verlieten hierop het bos, staken de verkeersweg en het kanaal over en na een mars in klassieke formatie (achter elkaar in een rij) kwamen we de eerste tank met een witte ster tegen. Onder het tonen van de oranje sjaal riepen we: “Franse S.A.S.”. De commandant van de tank antwoordde: “Frans-Canadees, Chaudière-regiment”. Vreugde, gelukwensen en omhelzingen volgden.

Wij kwamen aan in Dwingeloo, waar de bevolking ons enthousiast verwelkomde onder het zingen van het Nederlandse volkslied en met de uitroep ”Oranje… Oranje…”. Jonge meiden omhelsden ons en gaven ons souvenirs (foto’s van dorpsgezichten en plaatjes met het beeld van koningin Wilhelmina). De hele dag was het feest! Voor ons lag er echter een schaduw over het feest: de twaalf burgers, die de vorige avond (redactie: de avond van 10 april) waren gefusilleerd…

Onze gevangenen werden overgedragen aan een Engels sprekende Canadese kapitein, die hen met een zekere ruwheid ‘onder zijn hoede’ nam. Nadat Thomé zijn verbazing had uitgesproken, legde de kapitein hem uit, dat de vorige dag twintig vijandelijke soldaten zich met de handen omhoog overgaven, toen anderen, ongetwijfeld S.S.’ers, die verborgen waren achter struikgewas, op zijn sectie hadden geschoten. Daarbij stierven zes van zijn mannen, die vertrouwen hadden in de wens van de vijand de strijd te staken.

Wij werden ’s avonds (redactie: de avond van 12 april) in vrachtwagens overgebracht naar Coevorden, een stad in de buurt van de Duitse grens. Onze vriend Layral (redactie: hij maakte deel uit van stick 12 onder commando van eerste luitenant Duno) leidde ons de volgende twee dagen rond over het Duitse platteland in een kleine bus, die was buitgemaakt na een gevecht in Appelscha (redactie: op 10 april viel een Duitse autobus in handen van de Franse parachutisten). Het was voor ons een mooi vervoermiddel voor een kennismaking met het land van de vijand, met name met haar burgers en hun woonomgeving.

Thomé nam een klein deel van zijn mannen mee terug naar Diever om het verwoeste kamp te bekijken, om enkele parachutes op te halen en om Georges en Gees, onze ‘inlichtingen-agenten’, weer te ontmoeten.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Het verhaal van René Gaston Giguelay is vertaald door mevrouw Karin Broekema, die een dochter is van Coen Broekema, die een zoon is van dorpsdokter Ludolf Dirk Broekema. De redactie is bezig met een herziening van deze vertaling.
De eerste vertaling van het verhaal is opgenomen in Opraekelen 04/1 (maart 2004), het papieren blad van de heemkundige vereniging uut Deever.
De redactie verwijst voor de samenstelling van de stick van commandant Edgard Tüpet-Thomé naar het bericht Operatie Amherst: De parachutisten van stick 8.

De manke Nederlander, die door de Franse parachutisten Georges werd genoemd, moet Van der Hengel zijn geweest, die vlak bij het kamp van de parachutisten in het zomerhuis met de naam ‘de Ossekoele’ an de Grönnegerweg woonde.
Stick 10 van commandant Pierre Sicaud bestond uit de volgende vijftien commando’s: kapiteit Piere Sicaud, Jean-Louis Albert, Charles Baudry, Pierre Beylier, Victor Boyer, Coulier (voornaam ombekend), Raymond Denis, Roger Dilenseger, Pierre Drablier, Faigt (voornaam onbekend), adjudant Piere Laboube, Octave Merlin, Néblot (voornaam onbekend), Jacques Ourinowski en Schepers (voornaam onbekend)
Enige foto’s van René Gaston Giguelay zijn te vinden in een webstee op het internet.
Een andere foto van René Gaston Giguelay is te vinden in de webstee https://www.chemin-de-memoire-parachutistes.org

Posted in Fraanse parachutist, Operatie Amherst, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Dreins Archief lat vieftug foto’s uut WO II seen

In de digitale versie van het Nieuwsblad van het Noorden verscheen op 13 februari 2020 het korte bericht Drents Archief in Assen toont 50 (tot nu toe onbekende) foto’s uit de Tweede Wereldoorlog.

Deze vijftig foto’s zijn op het internet te vinden in Drente – De Tweede Wereldoorlog in vijftig foto’s.
In de serie foto’s is aanwezig een foto van de Joodse familie Lezer uit Amsterdam, die 22 maanden lang, vanaf februari 1943 tot aan de bevrijding in april 1945 zat ondergedoken in een paar schaftketen in de bossen bij de Grenspoel en de Tweede Wereldoorlog overleefden.

De redactie van ut Deevers Archief toont in dit bericht een afbeelding van deze foto, waarop Klara Lezer-van Kleef en haar kinderen Mia Artha en Philip Jozef zijn te zien. De maker van deze foto is zonder twijfel Jozef Lezer geweest. De scan voor deze afbeelding is gemaakt van de foto uit de verzameling van Mia Artha Lezer in de negentiger jaren van de vorige eeuw.

Op de afbeelding is te zien aan de linkerkant Klara Lezer-van Kleef, in het midden haar zoon Philip Jozef Lezer en aan de rechterkant met klompen aan dochter Mia Artha Lezer. Klompen zijn vooral lekker warm in de winter. Deze foto is gemaakt bee de liende waar de was aan werd opgehangen. Voor deze onderduikers ging het dagelijkse huishoudelijke werk ook gewoon door. Was maandag wasdag ? Haalden ze water uit de Grenspoel ?

Jozef Lezer is geboren op 15 december 1896 in Assen en is overleden op 18 april 1946. Hij is een zoon van Philippus Jozeph Lezer en Mietje Abraham Engers.
Klara van Kleef is geboren op 18 januari 1906 in Amsterdam en is overleden op 28 september 1984 in Amstelveen. Zij is een dochter van Nathan van Kleef en Rebecca Frankvoorder.
Mia Artha Lezer is geboren op 29 maart 1926. Zij is een dochter van Jozef Lezer en Klara van Kleef.
Philip Jozef Lezer‏‎ is geboren op 17 januari 1935 in Amsterdam en is overleden op 8 mei 1997 in Leiderdorp. Hij is een zoon van Jozef Lezer en Klara van Kleef‏.

Posted in Topstuk, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

An Oosting hei’w oens lee’m te daank’n

De redactie van ut Deevers Archief besteed in veel berichten aandacht aan de Tweede Wereldoorlog. In het papieren blad Zoolstede van de Historische Vereniging Appelsga verscheen in nummer 1 van het jaar 2005 het artikel ‘Aan Oosting hebben we ons leven te danken’. Het artikel is geschreven door Johan Oosterloo. Hij beschrijft op basis van een interview met Mia Lezer hoe het Joodse gezin Lezer 22 maanden lang tot aan de bevijding zat ondergedoken in twee schaftketen in het bos bij de Grenspoel. De redactie heeft toestemming van het bestuur van de Historische Vereniging Appelsga dit artikel op te nemen in ut Deevers Archief. De redactie is het bestuur van de Historische Vereniging Appelsga bijzonder erkentelijk voor deze toestemming.

Historische Vereniging Appelsga – Zoolstede 2005/1 – Bladzijde 4

Aan Oosting hebben we ons leven te danken

Mia Lezer zat 22 maanden met haar ouders en broertje ondergedoken in het bos bij de Grenspoel.

Johan Oosterloo

In oktober 2003 bezocht ik Mia Lezer.
In onze eerste Zoolstede (2000-0) publiceerde ik reeds het verhaal van Arend Oosting over de familie Lezer en ik prees mij gelukkig het enige nog in leven zijnde lid van dit gezin in Amsterdam te ontmoeten.
Het meest werd ik getroffen door haar openheid en vooral door haar verhaal over de angsten, de moeilijkheden en de zorgen die ze hadden en de dankbaarheid naar Oosting toe.
Mia deed twee doctoraalstudies: Algemene Taalwetenschap (1953) en Nederlandse Taal en Letterkunde, met geschiedenis als verplicht bijvak (1958).
Haar vader Jozef Lezer was voor de oorlog handelsagent/importeur van een Duitse fabriek, de Radium Gummiwerke. Hij trok (eerst met de trein, later per auto) met koffers vol rubberproducten door het hele land (badmatten, hospitaallinnen, enz.).
Na mei 1940 dreven de Duitsers geen handel meer met de Joodse Nederlanders en de heer Lezer zat dus thuis.
De grootvader van Mia was oorspronkelijk onderwijzer in Drenthe. Hij kwam in 1902 naar Amsterdam. Hij zette daar een textielfirma op en kreeg toen de agentuur van de Radium Gummiwerke.
In de jaren twintig zei hij de vader van Mia: Hier kunnen wel twee gezinnen van leven en hij trok vader Jozef in zijn zaak, maar dan moest hij wel gaan trouwen. Zo kon het zijn dat Jozef (toen 29 jaar) Klara van Kleef ten huwelijk vroeg. Moeder was 20 toen Mia geboren werd.
De zaak bleef de naam de Firma Ph. J. Lezer houden. Vader was op 2 juli 1925 compagnon geworden. Dat was de trouwdag van vader en moeder.
Nadat de agentuur verdwenen was, was vader gewoon thuis. Hij ontmoette toen Louis Meyer, directeur en oprichter van de Koninklijke Fabriek van Meyers Suikerwerken. De fabriek bestond niet meer, maar de naam was gepatenteerd.
Vader Jozef Lezer nam de naam en het patent over en het recht op suikertoewijzing. Hij huurde het onderstuk van een huis aan de Nieuwe Prinsengracht. ’t Was maar een klein bedrijfje.
Vader Jozef vond het werk heel leuk. Hij kocht een machine, een plastomaat, om zuurtjes te maken. Louis Meyer was de uitvinder van de lolly, maar vader had het patent.
Met Pasen moesten vrome joden kosjer eten. De fa. Meyer maakte kosjere zaken onder rabbinaal toezicht o.a. citroenballetjes en kokosballetjes (een soort kussentjes). Daaroe moest de kokende suikermassa op een koeienhuid gestort worden. De koeienhuis was voordien met kosjere olie ingesmeerd.
Al spoedig na de Duitse inval in mei stelde de nieuwe overheid een toezichthouder (een Verwalter) aan voor ieder joods bedrijf. Het geld werd dan rechtstreeks naar de onder Duitse leiding staande bank Lippmann Rosenthal gesluisd.

Historische Vereniging Appelsga – Zoolstede 2005/1 – Bladzijde 5

Ondertussen was de jodenvervolging begonnen. Als er ’s nachts een vrachtauto door de straat reed was je blij dat hij doorreed volgens Mia. Elke morgen miste er op school weer een aantal leerlingen.
Op een gegeven ogenblik moest Mia zich melden bij de Duitsers. Ze was er al twee keer aan ontsnapt. Oom Arthur was al vermoord in Mauthausen. Hij was zeer geliefd binnen de familie.
Iedere dag zat je in angst. Ze wilde niet naar Duitsland. Je wist niet wat er zou gebeuren.
Het jaar 1943 was een moeilijke tijd voor Mia om onder te duiken. Immers de studenten moesten de loayaliteitsverklaring ondertekenen. Het was ook het jaar waarin de in 1940 uit dienst ontslagen Nederlandse milititairen zich weer moesten melden. De meeste studenten tekenden niet, de soldaten meldden zich niet en doken onder. En het was nu eenmaal zo dat de Nederlanders gauwer een Hollandse jongen dan een joods meisje namen, in verband met de risico’s.
Ze dook onder in Amsterdam in het huis aan de Prins Hendrikkade hoek Martelaarsgracht waar nu café ‘de Karpershoek’ is.
Er kwam een razzia. Moeder en broertje Philip doken onder aan de Westerdoksdijk in Amsterdam bij een dochter van de mensen waar Mia zat. Vader had in Kampen bij een neef een onderkomen gevonden.
Broer Philip was erg lastig. Moeder kon hem niet de baas.
Ze konden naar het Noorden en de familie Lezer kreeg een duikadres bij de familie Dien en Jan de Bruin in Veenwouden. eerst waren Philip en Mia er samen, later kwamen de ouders ook.
Ze werden daar uitgezogen. Mevrouw nam alle vier bonkaarten, waar de L.O. voor zorgde en pa Lezer moest veel bijbetalen. Ze kregen nauwelijks eten. Bovendien was Dien zwarthandelaarster.
De L.O.-organisatie Friesland had het in de gaten en wilde hen daar vandaan hebben.
En de kans kwam. De L.O. zei dat ze met zijn vieren langs de weg moesten gaan lopen.
Een dag tevoren waren ze ook even aan het wandelen. Er raakte toen een meisje te water, dat niet kon zwemmen. Vader Jozef redde haar. Hij kon goed zwemmen.
De volgende dag moesten ze, zoals gezegd, ook gaan lopen, maar deze keer de andere kant op. Er kwam een auto langszij. (In de L.O. Friesland was ook Ds. Miedema actief, die later bij hen ondergedoken was).
De koffer met kleren werd apart verstuurd. Die is echter gestolen op het station in Gorredijk, de familie bezat dus alleen nog de kleding die ze droegen.
Een auto bracht hen bij ‘Us Blau Hiem’, bij boswachter Assies. Ze kregen een plaats in het bos bij het ven achter ‘Us Blau Hiem’ in een soort schaftkeet. Dit was in juni/juli 1943.
Vader Jozef heeft een artikel over het begin van zijn onderduikerstijd. Het begon met:

Historische Vereniging Appelsga – Zoolstede 2005/1 – Bladzijde 6

“Dit is Uw huis, zei de boswachter (assies J.O.) en hij wees op een stel planken.”
In de buurt van het ven zaten ook Bram Gans (bijnaam Jodocus), de twee broers F.H. en J.C. van der Linde van Sprankhuizen, allen uit Assen, een joodse kleermaker uit Amsterdam. (Mia heeft van hem later een overlijdensadvertentie gezien.)
In een andere hut in een ander vak zat Rein Koole.
Vaak gingen ze naar de keuken van Assies om te fourageren.
Op een dag moest er een put gegraven worden. Bram, Hans, Frits en Mia haalden twee ladders van 1½ meter elk. Er op lag een zak aardappelen. Ze kwamen een hele groep mensen tegen, die door de vader van de jeugdherberg rond geleid werden. Hij scheen hun met een zaklantaarn recht in het gezicht. Het was eigenlijk te link. Ze hadden het advies gekregen dart ze net moesten doen alsof ze een vrijend paartje waren als ze mensen tegen kwamen, maar hoe moest je dat doen met twee ladders op de schouder ?
Sommige jongens brachten hun verzorgers in gevaar. Ze hielden zich niet gedeisd.
In een ander vak in het bos zaten twee oude mensen (Leo en Tiny) in een hol onder de grond. Er was sprake van dat men hen wilde dood schieten.
Op15 december 1943 heeft Oosting de familie Lezer verhuisd naar de plaats in de buurt van de Grenspoel.
Er zou verraad in het spel kunnen zijn, omdat een boer die tegenover de jeugdherberg woonde wist dat er joden bij het ven verscholen zaten. Die boer had tegen Oosting gezegd: “Ik wil me er niet mee bemoeien, maar jij hebt mensen in het bos, hè ?”
Op de nieuwe locatie werden twee schaftketen tegen elkaar gezet. De deur zat in het hoogste gedeelte. De deuren werden tegenover elkaar gezet op een meter afstand van elkaar. Die ene meter werd voorzien van een dak en een autoruit. Daaronder stond de tafel met aan weerszijden een vaste bank. Samen was het 2 bij 5 meter. De autoruit moest altijd goed verduisterd worden. Aan elke kant van de tafel stond een tweepersoons bed.
Op 15 december, toen ze verhuisden, de verjaardag van haar vader, was de grond hard bevroren. Ze konden “haast niet in de grond komen” met de schep. “Het vroor dat het kraakte”, aldus Mia. De keten moesten ongeveer een halve meter in de grond staan.
De buitendeur bestond uit twee halve deuren.
Arend Oosting bracht meestal het eten, maar ook zijn beide broers deden dat wel.
Van haar zeventiende tot haar negentiende heeft Mia nooit een meisje gezien. Ook haar broertje ontmoette nooit een kind. Philip was geboren in 1935 en dus 8 jaar. Hij moest altijd heel stil zijn. Het geluid droeg namelijk heel ver. Bij stormachtig weer vroeg hij soms of hij één keer heel hard mocht schreeuwen. Wel klom hij vaak in de bomen of zette strikken.
Ze hadden altijd een poes.
Het was heel erg vochtig in de keet. Ze hadden veel last van vlooien. Kwam dat door de poes ? Vooral vader had er erg veel  last van. Hij werd vaak gebeten. Moeder en Mia haalden iedere dag de dekens naar buiten in de hoop dat ze de vlooien weg kon den krijgen.
Mia vraagt zich nu af of de vlooien, die vooral in het stro zaten, omdat ze twee jaar lang op hetzelfde (vochtige) stro sliepen.
Ze liepen op klompen.
Eerst werd er op carbid gekookt en met een carbidlamp hadden ze verlichting.
Maar het carbid werd schaars. Soms hadden ze een kaars, maar meestal niet en dan duurden de nachten in de winter lang. Om vier werd het donker en om acht à negen uur was het weer licht. Je kon dan niets doen en je zocht de warmte onder de dekens.
Spoedig hadden ze een potkacheltje om op te koken. Daar weckte moeder Lezer ook op, bijvoorbeeld een deel van een varken of cantarellen. Onder andere toen Oosting een paar dagen vast zat in het Scholtenshuis in Groningen hebbenze die voorraden aangesproken.
Er mocht bij helder weer niet gestookt worden, want dan ging de rook recht omhoog en was zichtbaar vanaf de brandtoren.
Het koken duurde lang. Er kon maar één gerecht tegelijk op het kacheltje.
Het kon in de winter de keet niet verwarmen. Daarbij komt nog dat de winter van 1944 erg streng was. Vaak kropen ze dan maar onder de dekens in het altijd vochtig aanvoelende bed.
Vader Jozef hakte meestal nieuw hout. Dit werd gedroogd op de kachel. ’s Nachts was die uit. Soms waren dan de stukken hout ’s morgens vastgevroren aan de kachel.
Ze zaten altijd binnen. Mia is in die tijd drie keer naar tandarts Rodermond geweest in Assen. Dat was eigenlijk wel gevaarlijk.
Vader is één keer op jacht geweest. De poes liep achter hem aan en sprong onverhoeds op de loop van zijn geweer.
Je zat altijd in angst. Als het waaide kon er hout gehakt worden. Dan overstemde de wind wel het andere geluid. Je moest altijd zachtjes spreken. Je was altijd op je qui-vive.
Maar ze hadden het er voor over. Vader zei altijd volgens Mia: “Wij hebben geen huisnummer hier, dus de Duitsers weten niet waar we zijn.

Historische Vereniging Appelsga – Zoolstede 2005/1 – Bladzijde 7

Later kwamen ds. Miedema uit Drachtster Compagnie en Leffert Klok, de postkantoorhouder uit Hoogersmilde ook in een hut vlak bij hen.
Het was voor Oosting soms ook moeilijk voldoende eten te brengen. Daarom hebben ze op advies van Oosting een schaap weggehaald uit het land van een boer. (’t Was toch een ‘rotboer’, volgens Oosting) en hebben dat geslacht. Ds. Miedema zou het dood schieten. Hij schoot drie keer., maar het schaap bleef staan. Het schaap was echter rond de paal voor de hut gaan lopen. Het had zichzelf met de riem opgehangen. Daarom viel het niet.
Helaas bleek het schaap niet van de boer, maar van één van de arbeiders te zijn. Die mocht zijn enige schaap er bij in het land laten lopen. Men kon op dat moment niets zeggen, maar Lezer heeft het na de oorlog vergoed.
In augustus 1944 werd er een razzia gehouden. Ook het bos werd uitgekamd. De dag voor de razzia hoorde Mia twee mannen die het blijkbaar mee organiseerden zeggen: “Deze bossen lijken wel ondoordringbaar.”
De Duitsers zijn niet in het vak gekomen waar de onderduikers zaten, anders hadden ze hen gevonden. Ze zijn gestopt bij de Drents-Friese grens. Als ze honderd meter verder gegaan waren hadden ze de keten ontdekt.
De familie Lezer heeft niets gemerkt van de razzia. De beide kinderen waren rustig aan het schie-

Historische Vereniging Appelsga – Zoolstede 2005/1 – Bladzijde 8

ten met een luchtbuks met pluimpjes en vader was zich in de hut aan het wassen.
In april 1945 landden er Franse parachutisten. Oosting maakte contact met hen. Vader Jozef had hem een briefje mee gegeven waarin stond: “I know somebody who can speak French, German and English.” Dit kon hij aan de para’s geven. Hij kwam op een gegeven moment terug met een Franstalige Canadese officier. Deze had tegen zijn mensen gezegd: “Als ik binnen een uur niet met hem terug ben, schiet je deze mensen (de familie Oosting) allemaal neer.
Allen waren echter te vertrouwen en de groep Fransen kwam naar de hut.
De parachutisten hadden ook twee landwachters opgepakt, die met een paard en wagen wilden wegvluchten. De landwachters hadden een pan met gekookte eieren bij zich. Het pannetje is nog op een foto te zien. Eén was al dood.
De overgebleven landwachter had een leren jasje aan. Voor ze hem neerschoten moest hij het uittrekken.
De familie Lezer heeft de eieren opgegeten.
Tijdens deze ‘bevrijding’ was moeder net bezig snert te koken. De parachutisten lagen om de hut in het bos. Mia ging rond met ‘du thé’ en ‘de la soupe’ (de snert). Het was erg opwindend. Later hebben ze nooit weer iets van de Fransen gemerkt.
Mia besluit haar verhaal: “Ja, aan Oosting hebben we ons leven te danken.”
Tenslotte: Vader is in 1946 overleden, moeder in 1984 en Philip in 1997, alle drie aan een hartaanval.

Posted in Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Manuel Smit hef in ut N.A.D.-kamp an de Gowe eseet’n

De redactie van ut Deevers Archief ontving op 9 maart 2017 van mevrouw Marianne Smit bijgaand bericht en bijgaande afbeeldingen over de tewerkstelling van een broer van haar vader in de Tweede Wereldoorlog in het werkkamp van de Nederlandse Arbeidsdienst (N.A.D.) an de Gowe.

Hierbij stuur ik u een scan van de voorkant en de achterkant van een ansichtkaart, die op 1 mei 1943 is verstuurd vanuit Dieverbrug. De broer van mijn inmiddels overleden vader, mijn oom Manuel Smit (hij is geboren in 1924), werd in het kader van de oproep voor de Arbeitseinsatz begin mei 1942 te werk gesteld in de omgeving van Diever.
De voorzijde laat de Dieversluis bij Dieverbrug zien met op de achterkant slechts de tekst: ‘Alles goed” met een vermelding van ‘nummer 214 N.A.D. ploeg 3’.
De briefkaarten hebben jarenlang ingeplakt gezeten en zijn pas vorige jaar boven tafel gekomen. De beschreven kant is daardoor van slechte kwaliteit.
Van die ploeg 3 bestaat ook een foto, waarvan ik helaas alleen een fotokopie heb kunnen scannen; deze is waarschijnlijk niet geschikt voor plaatsing op uw website.
Ik heb uw website helemaal uitgeplozen op zoek naar meer informatie.
De laatste nog levende zus van deze oom weet nog te vertellen dat hij verbleef bij de familie Overeim/Overijm (?), terwijl de meeste mannen ingekwartierd lagen in de barakken aan de Geeuwenbrug. Alle gegevens hierover zijn mij zeer welkom, teneinde een volledige biografie te kunnen samenstellen.

Hierbij stuur ik ook een scan van een ansichtkaart met twee N.A.D.-mannen op een bruggetje. Deze ansichtkaart is op 29 mei 1943. De in de navolgende tekst genoemde Frans, August en Karel zijn broers van hem. De volledige tekst op de achterkant van deze ansichtkaart luidt als volgt:
Diever, 29 mei.
Dierbare ouders, broers en zusjes.
Hierbij laat ik u weten dat wij waarschijnlijk 9 juni afzwaaien.
Hoe gaat ’t thuis met Karel en August, ik heb tot nu toe niets gehoord.
Frans moet ook maar eens schrijven, voordat hij weer weggaat. Hij is zeker nog aan de boemel, hè ?
Ik beleef hier ook fijne avonden bij de boeren en ook overdag gaat alles best.
Nu meer nieuws heb ik niet, dus eindig ik maar weer met de hartelijke groeten van uw liefhebbende zoon en broer,
Manuel.

Hem was gezegd dat hij na de N.A.D.-dienst niet naar Duitsland zou hoeven. Echter eenmaal terug in Utrecht werd mijn oom Manuel binnen twee weken op de trein naar Duitsland gezet, waar hij in Hernborn te werk werd gesteld. Hij overleed daar door ziekte en slechte leefomstandigheden in december 1944 (hij was toen 19 jaar) en werd ter plaatse begraven. De familie thuis kreeg pas drie maanden later bericht van zijn overlijden. Zijn lichaam is in 1951 overgebracht naar Nederland en ligt nu bij de oorlogsslachtoffers op de begraafplaats Sint Barbara in Utrecht. ​Zijn broer Frans heeft drie jaar in Duitsland gewerkt, en kwam in juni 1945 thuis. De broers Karel en August hebben de oorlog overleefd zonder in Duitsland te werk gesteld te zijn geweest.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Een afbeelding van de voor- en achterzijde van de in het bericht genoemde ansichtkaart van de Deeversluus an de Deeverbrogge moet nog aan dit bericht worden toegevoegd.

Met de familie Overeim/Overijm zal zonder twijfel de familie Offerein of de familie Ofrein zijn bedoeld. Wie het anders weet, die mag dat natuurlijk aan de redactie melden.
Alle arbeidsmannen waren vanwege de militairistische kampdiscipline ingekwartierd in het N.A.D.-kamp, dus nooit bij mensen buiten het kamp. Wel was het zo dat de arbeidsmannen in hun ‘vrije tijd’ bij de plaatselijke bevolking over de vloer kwamen.
De ansichtkaart van twee N.A.D.-mannen op een bruggetje van berkehouten stammen over een droge sloot is overduidelijk een propagandistische ansichtkaart. De redactie vraagt zich zelfs niet eens af of de foto voor deze ansichtkaart in het N.A.D.-kamp an de Gowe is genomen, de is ongetwijfeld in een N.A.D.-kamp elders gemaakt. De maker van de foto voor deze ansichtkaart is Frans Ferdinand van de Werf, Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakte hij in opdracht van de Nederlandse Arbeidsdienst (N.A.D.) propagandistische foto’s, waaronder deze.

Posted in de Gowe, N.A.D.-kamp, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Laan’n in de bos bee ut aar’mhuus: un bos te vrog

Het is 2020: een belangrijk kroonjaar voor het vieren en herdenken van 75 jaar vrijheid in de gemiente Deever. In dit jaar zal ut Deevers Archief in vele berichten het einde van de Tweede Wereldoorlog herdenken en vieren.
De redactie van ut Deevers Archief blijft om niet voor zijn trouwe bezoeker aansprekende berichten over de Tweede Wereldoorlog in de gemiente Deever maken. De redactie heeft geen sappige vette subsidie van de Hoge Heren Van De Provincie Drenthe nodig voor het ontplooien van initiatieven en activiteiten die bijdragen aan het vastleggen van ut vrogger in de gemiente Deever.
De afgelopen periode heeft de redactie zonder sappige vette subsidie heel veel tijd besteed aan de vertaling van de verhalen die enige van de Fraanse parrechutist’n van stick 49 op papier hebben gezet, bijvoorbeeld in dit bericht is het lange verhaal van commandant luitenant Edgard Tüpet-Thomé weergegeven.
De redactie heeft hoofdstuk 35 ‘L’intermède hollandais’, hoofdstuk 36 ‘Embuscades’ en hoofdstuk 37 ‘Le dernier combat’ van het boek ‘Spécial Air Service, 1940-1945: L’épopée d’un parachutiste en France occupée’, geschreven door luitenant Edgard Tüpet-Thomé, speciaal voor de trouwe bezoekers van ut Deevers Archief vanuit het Frans in het Nederlands vertaald.
Het boek heeft het formaat van een paperback en telt 346 bladzijden. Het boek is in 1980 in het Frans op de markt gebracht door uitgever B. Grasset. Het internationale standaard boeknummer is ISBN 9782246252610. Zie de in dit bericht afgebeelde voorkant van het boek.
De francofielen onder de liefhebbers van ut vrogger in de gemiente Deever, die op een toevallige wijze in het bezit zijn van het genoemde boek, of die het boek gaan aanschaffen, worden vriendelijk verzocht de Nederlandse vertaling van het Franse verhaal te controleren en de redactie van ut Deevers Archief te attenderen op mogelijke vertaalfouten of verbeteringen.
De hoofdstukken 36, 37 en 38 staan op de bladzijden 315 tot en met 335 van het genoemde boek. Bij een memorabel bezoek van de redactie van ut Deevers Archief, zo rond het begin van 2008, aan mevrouw Geesje van der Werf – Schoemaker, die toen nog in Den Helder woonde, mocht de redactie van haar de voorkant, de achterkant en de bladzijden 315 tot en met 335 van het boek in een plaatselijke zelfbedieningswinkel kopiëren.
Mevrouw Geesje van der Werf – Schoemaker had het boek cadeau gekregen van haar einde-van-de-oorlog-kameraad commandant luitenant Edgard Tüpet-Thomé, die het boek deed vergezellen van enige woorden van respect voor Gees, la postière de Diever. Zie de bijgevoegde afbeelding en zie verderop in het bericht de Franse tekst en de Nederlandse vertaling.
Luitenant Edgard Tüpet-Thomé was commandant van stick 49, een uit twee kleinere sticks samengestelde groep commando’s van vijftien Franse parachutisten van de Special Air Service, die tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog geheel tegen de geallieerde plannen in in de bos bee Deever landden. In plaats van bij Appelsga te landen, landde stick 49 in de bos bee ut aar’mhuus an de Grönnegerweg bee Deever, dat was een bos te ver.
Het bericht moet nog worden verluchtigd met enige afbeeldingen.
De redactie moet zijn aantekeningen aan het einde van het bericht nog verder uitwerken.
Als een lezer van dit bericht opmerkingen, enzovoort heeft bij dit bericht, aarzel dan niet een reactie naar de redactie te sturen.

35 – Het Nederlandse intermezzo
Het begon allemaal slecht… door een valfout: we zijn altijd gewend geweest om tussen de honderd en de honderdvijftig meter te springen. Die nacht worden we vanaf rond de drieduizend meter hoogte gedropt…
Mijn knie, die gewond is geraakt in de Jura, maakt me soms bijna gehandicapt. Om anderen niet te hinderen en voor hen in het vliegtuig te hinken, wisselde ik met Klein: hij springt als eerste en ik, voor die ene keer, als
laatste. Ik moet gewoon de menigte volgen en ik vind mezelf in de lucht zonder na te denken of mezelf vragen te stellen. De tijd die nodig is voor een afdaling van vierhonderd voet lijkt bijna ten einde en ik ben me aan het voorbereiden om de grond onmiddellijk te raken.
Maar ik ga nog steeds tussen mistige lakens naar beneden, in evenwicht gehouden door mijn beenzak, die eindeloos heen en weer beweegt aan het einde van zijn koord.
Er
was ergens iets mis in deze eindeloze afdaling… Ik hoor het geluid van de branding. Deze idioten moeten ons boven de zee hebben laten vallen. Als zelfs de piloten van de R.A.F. nonchalant beginnen te navigeren, wie is dan nog te vertrouwen, grote God !
Omdat het in dit geval sterk wordt aanbevolen om te doen, maak ik mijn tuig los en houd ik het op armlengte; wanneer je het water aanraakt, laat je het los, dan drijft de parachute weg en zwem je na het opblazen van je Mae West. Als u het tuig niet hebt losgemaakt, dan bedekt de parachute u en sleept de parachute u naar de bodem.
Ik hoor het gebrul van de golven steeds beter. Ik daal nog steeds, geslagen door een vuile koude wind. Hoeveel meters onder mij beweegt de zee ? Mijn verlamde handen weigeren nog langer vast te houden. A
h ! en dan … naar de hel ! Ik laat alles vallen ! En ik zit dom op mijn achterwerk temidden van varens: een goede minuut later had mijn parachute de enige belangrijke boom op twintig kilometer in de omtrek bedekt. Ik dacht dat ik weer daalde, terwijl ik idioot zwaaide, als een makaak aan het einde van een liaan. De branding, het geluid van de golven … Het was alleen het suizen van de harde wind in de aanplant van jonge dennen.
En in elk geval heeft deze nogal verontrustende fout, de tijd die nodig is voor een hergroepering op het land, verdrievoudigd. De dag is al gevaarlijk licht geworden, terwijl we elkaar nog steeds zoeken, terwijl we al lang veilig en gecamoufleerd hadden moeten zijn en op de uitkijk hadden moeten staan, ver van het springgebied. Alsof we bij toeval twintig kilometer van de geplande plaats waren geland.

Ik heb mijn troepen teruggevonden. Onzichtbare Duitse tanks rammelen over een nabijgelegen weg. Gelukkig vielen we in een vrij jong bos, waarvan de dennen nauwelijk hoger zijn dan een man en die golven zover het oog reikt.
Gilles Anspach had een beetje een ruwe landing. Hij is licht euforisch en zich nog niet erg bewust van de aardse werkelijkheid. – “Hoor je dat, Thomé ?”
“Ja, natuurlijk !”

“Dat zijn tanks !”
“Zonder enige twijfel… en zeker geen Canadese.”
“Wat gaan we doen ?”
“Niets… We halen
de parachutes op en verbergen ons in het bos.”
“En daarna ?”
“Daarna… slapen we.”
“En daarna ?”
“Daarna, zullen we zien.”
“En de brug over het kanaal, wanneer vallen we die aan ?”
“L
uister lastige man, ik vind je leuk, maar je praat te veel. Haal je mannen op en ga op weg. We gaan de hele dag slapen, als de Moffen het ons toestaan. Ik weet niet waar we zijn, maar in elk geval niet waar we zouden moeten zijn. Ik moet ons eerst lokaliseren en het terrein herkennen. Daarna zullen we de situatie in ogenschouw nemen. De brug over het kanaal is niet voor morgen. Hoor je de tanks die voorbijrijden ? Dat zijn geen Engelse tanks. Ik verwacht de Canadezen niet eerder dan over vier of vijf dagen… en ik ben zonder twijfel optimistisch. Herinner jij je Clerval ? Slechts één zo’n stommiteit is genoeg voor de rest van je leven. Ik heb mezelf beloofd jullie allemaal terug te brengen… en heel. Tijdens deze operatie zal niemand Fort Alamo spelen. We gaan eerst slapen. Daarna zullen we ons beraden, afhankelijk van de omstandigheden.”
“Vooruit, mijn konijnen, de gebruikelijke orders. Drie wachtposten, die elk uur worden afgelost. En een granaat in de helm binnen handbereik. Doe je laarzen uit en.. naar bed. En droom lekker, als jullie het kunnen. Luitenant Puydupin blijft ter plekke. Luitenant Anspach vergezelt me bij de verkenning. Gilles, kom je ?”
“We vertrekken om te gaan ontdekken.”

“Zeg, Thomé, we lopen al meer dan een uur… en we zijn nog steeds in het bos.”
“Des te beter, het bewijst alleen maar dat we geluk hebben. Het is waarschijnlijk het enige bosgebied in heel Noord-Nederland. Het verschijnt niet op de kaarten als een bos, maar als een omgeving met boomkwekerijen. Eerst moeten we eruit. Als we één of twee torens, een weg of een watertoren in zicht krijgen, dan weten we misschien waar we zijn. In elk geval ben ik bereid mijn volgende soldij te verwedden, dat onze verdomde brug niet naast de deur staat. Alsjeblieft, we komen bij een bosrand, kijk, daar is een weg.”
“Ja, en op de weg rijden vrachtwagens… en het zijn geen Canadese. Er
is ook een kanaal en, in het noordwesten, een dorp. Neem jouw kaart. Geef me jouw kompas om te verifiëren dat het overeenkomt met het mijne. Ok. Of ze wijken beide af, of ze werken normaal. In elk geval geven ze beiden hetzelfde resultaat. Doe jouw beoordeling, we zullen onze resultaten vergelijken.”
De resultaten zijn gelijk:
het kanaal loopt van Assen naar Meppel en ‘onze’ brug ligt twintig kilometer hier vandaan. Het dorp is Diever en de weg is die van Appelsga.
Wel nu, het is niet triest: ons doel bevindt zich op vier uur lopen in een gebied zo vlak als een biljart en dit gebied is waarschijnlijk vergeven van de Duitsers. We zullen ’s nachts gemakkelijk de brug kunnen bereiken. Hem in te nemen en hem te ontdoen van springstoffen zal niet onoverkomelijk zijn. Maar daarna ? Daarna moeten we hem bezet houden. Met dertig mannen en drie machinegeweren, zullen we het ongeveer… een uur volhouden ! Om het spel speelbaar te maken, moeten we de zekerheid hebben dat de komst van de Canadese tanks met een speling van een kwartier samenvalt met onze helpende hand.
“Zie je een elegante oplossing, mijn kleine oude man ?”
“Wat een stom spel ! En jij, heb jij een idee ?”
“A
ls ik echt cynisch was, dan zou ik denken dat ze het expres hebben gedaan: ons vanaf een ongewone hoogte laten springen, op goed geluk. De oorlog kan eindigen zonder ons en we zullen pissig zijn als de vredestijd terugkeert: als we zwijgend zouden verdwijnen, zou dat voor veel dingen beter zijn en misschien ook wel voor veel mensen. Ik ben het met je eens dat dit een waanhypothese is, maar geef toe dat het grappig zou zijn.”
“Dat denk je toch niet serieus, Thomé… Zo ben je niet. Niet jij !”
“Natuurlijk niet, gek ! Maar aangezien ik niet verantwoordelijk ben voor de foute landing, noch voor de navigatiefout, ga ik me niet uitsloven om ze koste wat kost te corrigeren door een verplaatsing vol risico’s. Integendeel, ik ben verantwoordelijk voor het leven van onze jongens. En ik weet hoe ik daar mee moet omgaan. We gaan uiterlijk morgen de Moffen het leven moeilijk maken. Wat betreft de brug, ik wil er voorlopig niets van weten. We zullen wachten om er zeker van te zijn dat de Canadezen oprukken. Als we zien dat de Duitsers zich voorbereiden op een terugtocht, dan zal ik beslissen of ik we ons al dan niet daar me bezig gaan houden. Ik wil er alles aan doen om de Canadezen te helpen, maar ik wil geen man meer verliezen.”
“De jongens gaan zeuren !…”
“En daarna ?… Ik heb liever dat ze levend dan stervend zeuren.”
“Ze zullen gaan geloven dat je niets durft te doen !”
“En daarna ?… Laat ze geloven wat ze willen, het kan me niets schelen. Maak je geen zorgen, ze zullen hun rantsoen gevechten krijgen, maar ik zal beslissen wanneer en hoe. De situatie is niet in overeenstemming met de missieverklaring. Er is een misrekening. Ergo, ik draai de factoren om, ik houd ik mij eerst bezig met de Moffen en daarna met de brug… als de omstandigheden het toelaten. Je weet goed, jammer genoeg zonder twijfel, dat ik nergens meer bang voor ben … behalve om een van onze jongens voor niets te zien sterven.”
“M
aak je geen zorgen, de geallieerden zullen niets te klagen hebben over onze prestaties en we zullen ze waarschijnlijk een hoop strijders besparen… Maar ik wil geen dode en geen gewonde meer onder onze mannen hebben.”

Dit begin van april in Nederland is nogal onverwacht: wolkenloos en een lucht en een zon van de volle zomer.
Ons dwergbos ziet eruit als een betoverend domein. Het is een kleine stille en geheime wereld waarvan we ons nauwelijks kunnen voorstellen dat het inderdaad in het hart van de oorlog ligt. Voor ons is het de perfecte kalmte, zoals het lijkt in het centrum van alle cyclonen. De Duitsers zijn overal om ons heen, maar lijken ontwetend te zijn van onze aanwezigheid. Voor zolang het duurt. Dit is geen tijd en geen plaats om te sterven !
We zijn volledig uitgerust na een dutje van achtenveertig uur. Als we te lang inactief blijven, dan zullen vroeg of laat vijandelijke verkenners uiteindelijk over ons struikelen. Dan zal het nodig zijn om in de verdediging te vechten en te vluchten als opgejaagde hazen… Ik wil me liever niet voorstellen wat de uitkomst zal zijn. Sinds mannen vechten, heeft ervaring hen een onbetwistbaar principe doen ontdekken: de beste manier om je te verdedigen, dat is nog steeds aanvallen. Dat is hoe vanaf het begin der tijden de aanvaller, die aanvankelijk geen schijn van kans leken te hebben tegen een mammoet, een wollige neushoorn, een sabeltandkat of een holenbeer, toch veelvuldig overleefden door deze te doden. Aantrekkelijk of niet, het principe is ook op ons van toepassing. We zullen hem moeten volgen en het initiatief nemen de vijandelijkheden te starten.
Aantrekkelijk of niet, het moet een keer gebeuren: leg de Duitsers het idee op dat we met velen zijn, zeker van onszelf, onkwetsbaar en zonder medelijden. Het is de enige manier om al hun verlangens weg te nemen rond te snuffelen in ons jachtgebied. Toch… is het zo goed, op het warme mos te liggen en het boek Het eiland der Pinguïns te herlezen… Het boek met ezelsoren slingerde rond op een tafel in de mess en ik heb het bij het instappen in het voorbijgaan gegrepen.
“Er is bezoek, mijn luitenant !”
Het is
een kreupele Hollander, bruin als een zuiderling en met een wakkere blik. Hij woont op drie kilometer van ons kamp aan de rand van het bos en noemt zichzelf een verbindingman voor het plaatselijke verzet.
Bij wijze van verzoenend spijsoffer brengt hij ons een emmer, die tot aan de rand is gevuld met gekookte aardappelen… nog dampend ! Dat is wel verleidelijk na twee dagen van droge rantsoenen…
“Verboden om het op dit moment aan te raken !”
“Oh !”…
“Er is geen Oh !” E
en als het een valstrik is ?… Hoe zou je te instrueren zijn na het slikken van een dosis slaappillen of een dosis rattenvergif !”
Na het biechten van de man in het Engels, weet ik vrij zeker dat hij geen verhalen vertelt en dat ik hem kan vertrouwen.
Tijdens het babbelen schilde ik een aardappel en gaf deze aan het puntje van mijn dolk aan hem. Hij nam zonder aarzeling een hap. Ik word door deze verdomde oorlog overdreven voorzichtig. Door mijn streven te veel te combineren om alle valstrikken te vermijden, verlies ik zowel mijn instinct als mijn spontaniteit. Ik moet er voor zorgen dat deze neiging wordt gecorrigeerd, anders komt er een dag dat ik met niemand meer kan samenleven. Altijd op je hoede zijn vermijdt waarschijnlijk misrekeningen. maar op de lange termijn lopen we het risico niet meer dan een wild beest te zijn...

Het verzet zou graag willen dat we Diever, dat op drie kilometer in westelijke richting ligt, bezetten. Mijn gast verzekert mij dat in het dorp geen Duitsers zijn, maar alleen een groep colloborateurs onder leiding van de burgemeester, mijnheer Posthumus. Ze staan op het punt hun biezen te pakken… gewapend, en dát is het knelpunt, en de bevolking zou willen dat we dat zouden verhinderen.
Terwijl ik uitleg dat onze missie niets van doen heeft met dat soort zaken, komt een knap meisje, een beetje opgewonden, op haar beurt bij ons kamp: het is de postbeambte van Diever, nog een verbindingsofficier van het verzet. Ook zij verzoekt onze hulp en zij biedt aan ons te gidsen.
De zaak interesseert me niet. Maar iets anders is de argumenten van een mooie vrouw te weerstaan ! De mannen draaien om haar heen als jonge ……. honden en ik zie goed aan hun houding dat ze in de war zijn geraakt door mijn ontoegeeflijkheid. Anspach en Puydupin hebben zich opgeworpen als gedienstige ridders van de jongedame en ik denk dat als ze het nog wat dramatischer voorstelt, dat ze zich dan aan haar voeten zullen werpen, de twee handen op hun hart. Alleen de jongens van mijn eigen stick, met Klein aan het hoofd, blijven onverschillig onder het gesprek.
Bah !… Trouwens, ik kan hen er toch niet van weerhouden… en Gilles heeft genoeg ervaring en gezond verstand om hem te kunnen vertrouwen: dat ze dus gaan, als ze daar zin in hebben, een verkenning in het dorp uitvoeren…, maar slechts een verkenning. Iedereen die de benen wil strekken kan gaan, behalve mijn stick en ik, we zullen in het kamp blijven.
Het lijkt wel een militaire wandeltocht: drie uren na hun vertrek, keert mijn deftige landingsploeg terug, beladen met vers voedsel, mijnheer Posthumus en enkele idiote Duitsers voor zich uit drijvend.
Gees, de postbeambte, kijkt me triomfantelijk aan: de slechte vaderlanders zijn begonnen voor hun misdaden te boeten, en daar is ze niet weinig trots op. De arme Posthumus voortgeduwd door zijn drie bewakers, een touw om zijn nek, zijn handen vastgebonden met koorden van een parachute, stortte in aan de voet van een boom.
De ‘bevrijders’ van Diever vieren hun overwinning nogal bedeesd… Ze doen me denken aan mijn hond Tell ! Dat was een prachtige Duitse brak (redactie: jachthond), een staande hond, die volmaakt was afgericht door mijn vader. Gehoorzaam, bescheiden, erg waardig, hij deed zijn werk zonder ooit een fout te maken, hij had het hart van een goede grote hond. Hij wist zelfs deuren te openen. Dora, mijn Duitse herder, bezat die talenten niet, maar zij gebruikte hem als een Jan Klaassen: zij troonde hem mee naar het erf, Tell opende de deuren van de konijnehokken… en Dora slachtte de konijnen af. Daarna kwam die arme grote hond het huis binnen, schurend langs de muren, helemaal niet trots.
Ten slotte ! Zelfs al is dit niet roemrijk, toch wil ik hier niet neerbuigend over zijn. Ik doe mij schaamteloos te goed aan de levensmiddelen, die zijn geplunderd uit de kelder van Posthumus.
In het sterk onwaarschijnlijke geval dat de Duitsers ons bestaan tot nu toe niet kenden, zullen zij geen excuses meer hebben om het nu te blijven doen. De avond valt, dit zal waarschijnlijk onze laatste rustige nacht zijn.
Morgen zullen we de zaken serieus moeten nemen, anders zijn zij het die zich met ons zullen bezig houden !

36 – Hinderlagen
De weg naar Appelsga was de enige belangrijke weg waar de Duitsers ons met zwaar materieel konden aanvallen. Het is daarom noodzakelijk ze eerst af te schrikken zich daar te wagen. We gaan in een hinderlaag liggen en wachten op het wild.
Op honderd meter van ons staat een uitgebrande vrachtwagen, die door een Engelse jager met een machinegeweer in brand is geschoten. De weg loopt van west naar oost en vanaf onze aankomst rijdt het verkeer van west naar oost. Het is zes uur in de ochtend, de dag ervoor is al lang geleden. Het is tegen onze gewoonte in om op klaarlichte dag te vechten, maar een nachtelijke hinderlaag zou mijn doeleinden minder goed dienen: ik wil dat de Duitsers denken dat we met velen zijn en dat we zo zeker van onszelf zijn, dat we ons zelfs een aanval op klaarlichte dag op een drukke weg kunnen veroorloven. Het is de enige manier om hen ervan te weerhouden onze sector uit te kammen. Ons eerste slachtoffer is een zijspan met zijn berijder en zijn inzittende. Klein verbrijzelde, op iets minder dan honder meter afstand, met een kogel uit zijn karabijn de schedel van de bestuurder. De machine zigzagde stuurloos de sloot in. Mijn domoren, door woede bezeten, doorzeven tegen beter weten in, de reeds dode passagier. “Stop met schieten, idioten… Denken jullie dat jullie in het circus zijn ?”
In feite
wil ik vooral dat ze hun munitie sparen, maar deze zinloze schietpartij moet degenen die dit van ver hebben gehoord, doen geloven in de manoeuvres van een hele compagnie en dat is uiteindelijk helemaal in overeenstemming met mijn wensen.
De zijspan
bevat de archieven van de Gestapo uit Groningen en verschillende dossiers zijn gemerkt met ‘sehr geheim’. Ze mogen niet zonder belang zijn, maar dat kan me pas later wat schelen, ik laat ze met de machine naar onze schuilplaats in het bos rijden.
Terwijl ik mijn bevelen geef, wordt honderd meter aan mijn rechterkant opnieuw geschoten: Gilles Anspach en zijn stick moeten nieuwe klanten hebben gemaakt ! Ik voeg me zonder te wachten bij hen.
Een half dozijn lijken liggen midden op de weg… Burgers !… Gilles is helemaal gek geworden !
“Maak je geen zorgen, Thomé, het waren echt Moffen. Ze kwamen op de fiets, ik heb de eerste laten stoppen, ik pakte zijn papieren, hij was een man van de Gestapo ! Toen de anderen begrepen dat ik dat had begrepen, wilden ze wegrennen … en hebben we ze neergeschoten.” We verzamelen de wapens, de papieren, de vreemde voorraad in de bagage en ik besluit plotseling het beste deel uit de rotzooi te halen die me wordt aangeboden.
“Leg de lijken
en de twee dode soldaten op een rij langs de weg, alsof ze met opzet zijn geëxecuteerd !”
Kapotte koffers, lijken, bloed, de verwrongen fietsen, de uitgebrande vrachtwagen … Het geheel vormde
een nogal walgelijk schouwspel: een in scène gezette grote poppenkast.
“Laten we weer het bos ingaan, nu !”

Er gaat een uur voorbij. Geïnstalleerd aan de rand van het kamp, ​​observeer ik met verrekijker het weggedeelte dat we tot een massagraf hebben gemaakt. Twee Duitse motorrijders naderen.
“Verboden te schieten !”
De twee koeriers stappen af, aanschouwen even het tafereel en vertrekken dan zonder te treuzelen.
Nog tien minuten verstrijken…
Het is deze keer een commando-auto, met vijf officieren aan boord. Ze stoppen, stappen uit, lopen naar de lijken en ook zij maken rechtsomkeert.
“En nu, Thomé ?”
“Nu ?…
We gaan wachten”
Ik wilde dat de Duitse officieren op hun gemak konden vaststellen dat het alle schijn had van een moord met voorbedachten rade. Anderen van ons zouden
zichzelf het schieten wel hebben toegestaan, als ze geloven dat ze onoverwinnelijk zijn. Omgekeerd zullen die anderen denken dat wij ons, om zo te durven handelen, op onze beurt zeer machtig moeten voelen.
“Je denkt dat het zal werken ? ”
“Ik geloof dat er kansen zijn…”
Het lijkt te hebben gewerkt: tot de aankomst van de eerste Canadezen, drie dagen later, bleef de weg zo leeg als de pet van een politieman.

Georges, ‘onze’ verbindingsofficier, komt ons waarschuwen dat twee belangrijke boten in het kanaal zijn gesignaleerd: een sleepboot, naar het schijnt geladen met munitie, en een zelfvarend schip met onbekende vrachtbrieven. Als we niet de mogelijkheid hebben de Canadezen de brug aan te bieden, die we voor hen moesten innemen, dan denk ik dat twee schepen die dwars in het kanaal zijn gezonken, hen een beter bruikbare kruising zullen geven. Het is de gebruikelijke hinderlaagroutine: de Duitsers duikelen overboord als bowlingkegels. Ze vallen al dood naar beneden of verdrinken in het kanaal. Sommigen hebben meer geluk, zij springen op de oever en rennen met opgeheven armen naar ons toe. Zij zullen onze gevangenen zijn en zij zullen onze zakken dragen. Meer geluk ?… Niet allemaal: ik heb voor me staan, met opgeheven armen en handen in de nek, een Wehrmacht-adjudant en een S.S.-sergeant. De S.S.’er draagt ​​een vrij zeldzame badge op zijn tuniek, die van de elite-strijders van het Russische front. Klein, in zijn vrije tijd verzamelaar, strekt zijn linkerhand om het te grijpen. De andere gaat arrogant achteruit met een plotselinge beweging, hij laat de armen zakken en behandelt mijn verbaasde onder-officier als een varken. Jammer genoeg voor de Duitser heeft Klein reflexen … als bliksems: hij droeg zijn geweer niet, maar de S.S.’er kronkelt jameerend over de grond. Hij krijgt een kaliber dertig kogel in het midden van zijn maag, de arme idioot heeft daarvoor uren nodig om te sterven.
“M
aak het nu af, Lucien, want u bent begonnen.”
En Lucien schiet een kogel door zijn hoofd.
“U denkt dat het zo goed is ?” vraagt ​​de gevangen adjudant kalm.
“N
ee… het is niet goed, maar ondanks de schijn is het een ongeluk, niet een moord. Sinds Bretagne hebben we geen S.S.-gevangenen meer gemaakt. U weet waarschijnlijk ook dat uw meneer Hitler in een dagorder heeft bevolen de Franse parachutisten als sluipschutters te beschouwen en ze neer te schieten ? Uw collega heeft zijn kans gehad. Hij heeft het dom verpest. Laten we gaan.”
We hebben de boten dwars in het kanaal tot zinken gebracht. Het is zo al een geïmproviseerde brug. Als de knutselaars van de Canadese genie een beetje weten hoe ze het moeten doen, kunnen ze er een acceptabele doorgang van maken.
We dwingen onze gevangenen in de richting van het bos. De adjundant loopt zeer waardig met mij mee. Ik deel met hem een ​​plak chocolade, een grote schok voor mijn jongens. Als ze wisten hoeveel ik walgde van de slachting van de afgelopen twee dagen, dan zouden ze nog vele andere redenen hebben om geschokt te zijn.

Ik heb een dropping van materieel gevraagd. De dropping zal morgen gebeuren. We moeten gewoon wachten… Het gebeurt voortijdig, buiten de geplande vierhoek, en niemand is aanwezig om het te ontvangen. De risico’s hoeven niet toe te nemen: we vertrekken alleen, Gilles en ik, op zoek naar containers.
De middag is al vergevorderd en we lopen al uren rond zonder iets te hebben ontdekt, behalve een Nederlandse politieagent die, zo vertelt hij ons, ons kamp zoekt. De ongelukkige is mooi ontsnapt: Hij ziet er met zijn zwarte uniform als vreselijke S.S.’er uit. Toen ik hem zag, ging ik in dekking liggen en wachtte ik tot hij binnen mijn bereik zou zijn. Als hij te maken had gehad met een maniak die direct de trekker overhaalt, dan was hij misschien tien keer neergeschoten. Hij vertelt ons dat de Duitsers op volle sterkte Diever hebben bezet met tanks, artillerie en S.S.-infanterie.
“Laten we snel teruggaan naar het kamp, Gilles !”
In de richting van Diever worden de enkele schoten afgewisselend met lange salvo’s. W
e vinden geen meer mensen in het kamp, dan vier benauwde wachters, Gees en onze groep gevangenen.
“Waar zijn de anderen ?”
“Die zijn vertrokken naar Diever, mijn luitenant… met luitenant Puydupin.”
“Wat ?”
“Ja… We hoorden salvo’s schoten uit het dorp komen. Luitenant Puydupin
zei dat het de Canadezen waren en hij nam iedereen mee om hen te ontmoeten.”
“Zelfs mijn stick ?”
“Ja !”
De idioten !… Nog
verdomder was om de staccato te herkennen, toch heel bijzonder, Duitse machinegeweren ! En Puydupin ! Ah, die !… Vervanger van Robin Hood en tweederangs vrijbuiter, met zijn uiterlijk van een jonge eerste minister op zijn retour, die gelooft dat hij verplicht is altijd vertegenwoordiger te zijn. Het ontbreekt hem niet aan persoonlijke fysieke moed, maar aan de kant van het gezonde verstand heeft hij zorgwekkende hiaten. Een verwarrende persoonlijkheid, zijn stemming kan in hetzelde halve uur van uitzinnige opgetogenheid veranderen in zwartgallige verslagenheid. In zijn perioden van optimisme heeft hij een uniek talent om een ​​jong publiek te verleiden en zijn mannen volgen hem in vertrouwen, te onschuldig om de fout in zijn misleidende argumenten te ontdekken. Moedig en onbewust, Puydupin gaat er armzalig en tevreden roekeloos voor en leidt zijn mannen, te vaak naar mijn smaak, regelrecht de problemen in.
Gilles Anspach grijpt mijn arm.
“Waar ga je heen, Thomé ?”
“Ik ga kijken of ik ze uit de stront kan halen !”

37 – Het laatste gevecht
Mijn twintig idioten liggen met hun neus tegen de grond op vijfhonderd meter van het bos. Achthonderd meter verderop aan de rand van het dorp houden drie Duitse machinegeweren ze aan de grond genageld. Wat een kalveren ! Hoe hebben ze in zo’n situatie terecht kunnen komen ?
Ze hebben een kans weg te komen: de wei, waar ze liggen, heeft een soort greppel, veertig centimeter lager dan de grond waarover de Duitsers aan het schieten zijn. Misschien kunnen ze wegkomen, mits niemand van hen het hoofd opheft.
Onder bescherming van de verrassende rand vanwege het niveauverschil tussen de twee velden, kruip ik vooruit naar de man aan de staart. Het is Pantalacci. Voor één keer stottert hij nauwelijks.
“Breng ze aan het verstand dat iedereen achterwaarts naar mij moet terugkruipen… En
vooral dat ze als teken aan de grond blijven plakken !”
Ik tel mijn verloren kudde.
“Is iedereen aanwezig ?
“Iedereen… behalve Puydupin.”
Jammer ! L
uister nu aandachtig: u draait zich ter plaatse om en blijft aan de grond geplakt. Probeer niet te begrijpen wat er aan de hand is en kruip achter me aan… Doe net als ik en hef vooral niet je hoofd op. Wees ook absoluut stil !”
Voordat ik mijn jongens bereikte, kon ik zien dat een afwateringssloot de weide doorsnijdt. Evenwijdig aan de rand van het bos mondt het uit in een grote sloot, die zelf naar een dekmantel loopt: als ik bij de grote sloot kan komen, kunnen we terug naar het kamp zonder gezien te worden. Het Duitse geschiet komt dichterbij. Ze moeten heel snel op ons afkomen om ons te ontdekken.
“Kruip sneller… Sneller… Doe, zoals ik… En stil zijn !

Oef !… Ik glipte uiteindelijk in de grote sloot. Hij is overwoekerd met bramen en bijna ondoordringbaar. Ik ben zoals gewoonlijk blootshoofds en de doornen raken verstrikt in mijn haren.
“Geef me een helm.”
André le Nabour, met de neus op mijn laarzen, reikt me zijn helm aan. Nu beschermd,
kan ik lopen als een mol in zijn tunnel, terwijl ik met mijn dolk de grootste bramen doorsnij. Ik ga door en de rest volgt… Beschut op de bodem van de sloot zijn we helemaal onzichtbaar. De Duitsers stoppen met schieten, we zijn bijna bij de grote sloot. Voordat ik me er in laat zakken, zou ik me graag even niet meer als een blinde willen gedragen. Ik moet een idee hebben van wat de Moffen aan het voorbereiden zijn.
Ik geef zijn helm terug aan André, ik bedek mij met mijn camouflagenet, ik richt mij heel langzaam op, centimeter voor centimeter, en zonder duidelijke beweging steek ik mijn hoofd door de bramen.
Gelukkig gehoorzamen mijn jongens me tot op de letter en dat als ik zeg ‘stilte’, het betekent dat je nauwelijks nog moet ademen: op vijf meter voor mij speurt een S.S.-kapitein met een verrekijker het bos af ! Infanteristen en scherpschutters
komen vijftig meter achter hem op ons af. Ze zijn met meer dan veertig mannen.
Ik zou bezweet moeten zijn van angst. In feite ben ik onverschillig.
Ik ben ervan overtuigd dat de enigszins serieuze verantwoordelijkheden altijd verbonden zijn met de passende gratie.
Ik herinner me dat, op het moment dat ik normaal gesproken in paniek had moeten raken, ik werd gehypnotiseerd door de verrekijker van de Duitser: die zorgde ervoor dat ik wilde … en zou hem van hem afnemen. Ik heb hem nog steeds.
Een merkwaardige geheugenkronkel, tegelijkertijd kwam een gedicht van Paul Valery in mij op: Palm: Kalm… kalm… Blijf kalm… Ken het gewicht van een palm… Die zijn overvloed draagt. Natuurlijk was ik terug in het verleden, omdat het gedicht werd gebruikt om berichten te coderen, toen ik geheim agent was, maar ik zou logischerwijs andere beelden in mijn gedachten moeten hebben.
Ik liet me langzaam in mijn sloot zakken, als een schildpad in zijn schild… Alles gaat zich nu op de kleine oppervlakte afspelen.
“André ?”
“Ja ?”
“Geef door… Laat iedereen zich wapenen met een Gammon… De Moffen zijn heel dichtbij, recht vooruit.
Als ik uit de sloot spring, zullen jullie allemaal tevoorschijn komen, terwijl je schreeuwt en met je Gammons zwaait. Daarna schieten jullie op alles wat beweegt met alles wat je hebt.
“OK !”
Bj het verlaten van het bos pakte ik in het wilde weg een zwaar Thomson machinegeweer. Ik sta op het punt de S.S.-kapitein met een kogelregen te slopen. Maar mijn beschermengel moet me op mijn schouder hebben geslagen. Ik laat het wapen rusten en ik werp een granaat.
Een… twee… drie… vier… De granaat onploft juist bij het raken van
zijn doel en we springen allemaal uit de sloot en uiten onze oorlogskreet.

De met schalmen van fietskettingen gevulde Gammon-bommen maaiden de infanteristen neer, net zoals een mortiervuur.
“Mijn luitenant ! Ga liggen !”
En Lucien schiet, boven mijn hoofd, een sergeant neer, die me tot op tien meter was genaderd.
De Duitsers hebben niets begrepen van wat hen overkwam. Ze dachten een bange prooi na te jagen en zie daar de prooi die van hen de veren steelt. Het is erop of eronder. Mjn mannen schieten ze in de rug met korte, onverbiddelijke salvo’s.
Als we hier uiteindelijk uit geraken, dan schaf ik mij een pak aan. Hoe meer we nu naar het tapijt sturen, hoe minder we later op rug zullen hebben.
Tac…
Mijn slagpen slaat in de leegte, het machinepistool dat ik eerder leende was niet geladen. Als ik het tegen de S.S.-kapitein had gebruikt, zoals het eerst mijn bedoeling was, zou ik er niet in geslaagd zijn mijn aanwezigheid te tonen…
En God alleen weet wat toen had kunnen gebeuren !
We achtervolgen de Duitsers al blaffend als een roedel honden. Ze vluchten steeds sneller, steeds meer geschrokken. Nog steeds vallen sommige pechvogels onder onze schoten van steeds grotere afstand.
“Staakt het vuren ! Rechtsomkeert… en
allemaal de sloot in ! Loop langs me heen. Is iedereen er ? OK ! Go ! En een beetje snel !”
Tot onze middel in het modderige water gedoken, bereiken we ons kamp. Ik denk dat een bad me nog nooit zo aangenaam heeft geleken.

Onderweg kruisen we Puydupin. die ons tegemoet komt… Het maakt nu niet meer uit en, zoals de Engelsen zeggen: The less said about it, the better. Hoe minder erover wordt gezegd, hoe beter.
“Nou dan, mijn luitenant… Gelukkig dat…”
“Het gaat, het gaat, u
mag uw complimenten houden. U bent helemaal niets waard, juist goed genoeg om de mis te dienen. U hebt gezien hoe uw Canadezen werden ondermijnd. In Feldgrau. Met een mooie S.S.-speld op hun helmen. En hun gemeenschappelijke automatische wapens, die heten MG42, mijne heren… En die spugen helemaal niet, maar dan ook helemaal niet, zoals Engelse bren guns. We gaan, schiet op. We kunnen geen seconde langer wachten. Laad uw zakken, pak de reservemunitie en op pad !”
“Waar gaan we heen ?”, vraagt Gilles.
“Naar de duivel !… En zo snel mogelijk. A
ls de Duitsers een beetje verstand hebben, dan zullen ze hier over een uur met geweld zijn, met tanks en het hele zootje, om ons te laten boeten voor het pak slaag dat we ze hebben gegeven.”
“E
n maken we de gevangenen dood ?”
Nee maar ?… Het zijn gevangenen… en ze dragen onze zakken.”
“En
wat als ze schreeuwen om onze positie aan hun vrienden door te geven ? En wat als een van hen ontsnapt en vertelt waar we zijn?”
“Wacht, laten we het oplossen… Gunther, kom hier.”
De Duitse adjudant, die ik onder mijn hoede heb genomen,
nadert, nog steeds heel ontspannen.
“Ja, meneer.”
“We gaan zo snel mogelijk de andere rand van het bos bereiken. Als we hier blijven hangen, loopt iedereen het risico hier te blijven.”
“Ja, meneer.”
“De gevangenen zullen onze zakken dragen. Het kan zijn dat
uw collega’s ons zoeken. En wat ons betreft, mijn parachutisten en ik, zullen zij daarmee hun tijd en waarschijnlijk ook wat mannen verspillen.”
“Ja, meneer.”
“M
aar de gevangenen zouden in de verleiding kunnen komen te schreeuwen om onze positie aan te geven. Zeg hen niets te doen, anders zullen we ze doden.”
Pralon… wilt u hen laten zien hoe dat zal gebeuren ?”
Pralon zet zijn Sten, die speciaal is uitgerust met een geluiddemper, op scherp. Hij vuurt een kort salvo af, niet luidruchtiger dan het geritsel van vleugels in de bladeren boven de hoofden van de gevangenen.
“Ziet u wel ?”
“Ja, meneer.”
“Op pad !”
We komen zomaar het bos binnenstormen als een kudde wilde everzwijnen.

Gedurende vijftig minuten bewogen we ons snel voort zonder te vertragen. Gees springt als een geit, maar de enorme Posthumus, met de handen geketend, snakt naar adem, zodat we hem liever zouden willen doden.
“Kom op, Jules, geen theater ! Als je moet worden gedood, zullen de anderen zich daarmee belasten, daar zijn wij niet voor. Het enige
wat je met ons zult doen, dat is rennen. Ren, dikzak, dit is je beste kans.” Als per ongeluk voor jou, jouw kleine nazi-vrienden ons in de gaten krijgen… inderdaad, ja … zal je met de voeten vooruit vertrekken… vóór ons. Posthumus ! Dat is nogal een programma.”
Tien minuten om op adem te komen en opnieuw rennen we tussen de dennen. Behalve Gunther, die ik mijn zak laat dragen, kunnen de gevangenen ons niet helpen met de trein. Toch geven we ze precies hetzelfde als wat wij eten. Erg overschat, dat herenras ! Mijn weerzinwekkende jongens nemen hun bagage terug.
“We
hebben geen geluk, mijn luitenant, we kwamen slechteriken tegen.”
Honderd minuten op de vlucht, ruim acht kilometer afgelegd. Ik denk dat we nu kunnen kamperen en slapen.
“W
elterusten engeltjes… Zie je wat we winnen door stomme dingen te doen ? We hadden zo stil kunnen uitrusten in onze kleine optrekje, dat niets van iemand vroeg.
We worden uit onze eerste slaap gehaald door kanonsalvo’s die polyfonisch vergezeld gaan van schoten van zware machinegeweren.
Sinds ons vertrek heb ik me naar het noordoosten gehaast, zonder van de richting af te wijken: de flitsen van de explosies komen uit de diametraal tegenovergestelde richting.
“De Canadezen, mijn luitenant !”
“Alweer ! Beslist, dat wordt een obsessie… Probeer daarom in hun nek te springen, zoals eerder in Diever. De Canadezen… mijn reet: dat zijn de Duitsers die ons aanvallen. D
e kans is groot dat, als we terug zullen keren naar ons kamp, ​​jullie je kanten parachutes daar zult vinden. Als je de bedoeling had daar burgeroverhemden van te maken, dan heb je pech. Dus zeg, Gunther, ze zijn niet snel, jouw kleine maatjes. Het heeft hen meer dan drie uur gekost om onze schuilplaats te ontdekken… En ik vraag me zeker af waar ze hun munitie aan verspillen.”
Gunther glimlacht.
“U bent heel anders dan de Duitse officieren, weet u.”
Dat mag ik hopen…

De Canadezen zijn eindelijk aangekomen. Ze hadden een week nodig, langer dan in de planning van de operatie was voorzien ! Ons basiskamp is geëgaliseerd, onze individuele mangaten zijn verdwenen, de begraven parachutes bevinden zich, zoals verwacht, in een rommelige staat. We zien weer Georges, onze Nederlandse verbindingsofficier: zijn huis werd met de grond gelijk gemaakt door de tanks en de zelfrijdende kanonnen, die door de Duitsers waren meegebracht om ons te vernietigen…
Gees neemt ons mee naar haar familie, in het postkantoor van Diever. We worden als helden onthaald… Maar de helden zijn moe. A
lles wat ze nu vragen is een warm bad en schone lakens…
Dan is het vertrek naar Nijmegen, waar de twee regimenten elkaar vinden. Veel van onze vrienden zijn dood: Valayer, verbrandt door een vlammenwerper met zijn hele stick in de boerderij waar ze waren verschanst; de Sablé is 
verdronken in een kanaal tijdens het afwerpen van de parachutisten… Het waren jonge nog niet ervaren officieren, die zich na de Franse campagne bij ons hadden gevoegd om de gaten te vullen die de campagne ons had nagelaten. Taylor, een van mijn laatste familieleden, werd ook vermoord en zoveel jongens werden gevangen genomen en vervolgens vermoord door de S.S….
Aan de andere kant vind ik een Engelse kameraad die ik sinds september vorig jaar dood waande: John zat in de eerste luchtlandingsdivisie en gedurende die paar weken dat ik daar was geplaatst, waren we onafscheidelijk geworden. We hadden dezelfde smaak voor het gevecht met platte handen, de knokpartijen in het café, de mix van whisky-cider en hetzelfde ongeduld van elke pompeuze gezagsdrager.
“Thomé… oh ! Thomé…”
Wij zijn met zijn twintigen en zepen onszelf in in het geroezemoes van de gemeenschappelijke douches in de kazerne in Nijmegen. De jongen die mij begroet lijkt op de levende doden die we later in de films over Mauthausen te zien zullen krijgen. Zijn gezicht doet me aan niemand denken, maar om niets toe te voegen aan de angst die ik daar ontdek, doe ik alsof ik hem herken. Dan komen mijn herinneringen boven: John !… Hij is onherkenbaar. De atleet met wie ik Peterborough op stelten zetten, de onberispelijke luitenant van de Irish Guards, die me in het gevecht zijn arm over mijn schouder legde, is niets meer dan een arm skeletachtig lichaam bedekt met doorligwonden. Hij staat scheef op een verkort been met verzwakte pezen. Alleen zijn glimlach hielp me hem te herinneren.
Hij kreeg een salvo kogels in zijn been tijdens de catastrofale operatie van Arnhem. Hij werd
naar het ziekenhuis gebracht, waar hij ontsnapte, nadat hij zelf was verbonden en zeven maanden lang leefde hij alleen als een beest, op de vlucht voor de Nederlanders die hij wantrouwt, de nazi’s vermijdend, die hij haat en minacht. De optrekkende Canadezen vinden hem in het bos waar hij zich verstopt hield… En zie daar ! Hij vertelt me ​​rustig zijn verhaal, zonder naar effecten te zoeken, alsof het een normaale tegenslag is.
“Je verblijft in deze kazerne ?”
“Ja,
maar ik heb geen papieren meer, de tantes van de Inlichtingendienst willen mijn verhaal niet geloven en ik sleep mij elke vijf dagen van het ene bureau naar het andere, wachtend op een vliegtuig.”
“Wees niet ongerust, mijn konijntje, we gaan een rode baret voor jou vinden. Je zult Dupont heten en je zult met ons terugkomen.”

Een paar dagen ontspanning in Nijmegen, daarna de vlucht naar Engeland en weer terug naar Randelsham Hall.
In het nieuw gekleed keren de twee regimenten met verlof naar Frankrijk terug. We moeten elkaar weer ontmoeten op 8 mei 1945 in Fort Neuf in Vincennes, om terug te keren naar Londen, waar een nieuwe missie voor ons wordt voorbereid.
Op 8 mei geeft Duitsland zich over.
Het is duidelijk dat bijna niemand op het weerzien in Vincennes is ! Jammer… De geplande missie was een soort petjeaf missie: als dank voor de verleende diensten zouden de twee Franse regimenten in Noorwegen moeten landen om daar de nazi-overgave te verkrijgen. Dat had grappig kunnen zijn. De Engelse kameraden die daarheen zouden worden gestuurd in onze plaats spraken er dertig jaar later nog over.
In juni zijn we terug op onze Engelse uitvalsbasis. W
e bereiden ons voor om naar Ceylon te vertrekken: het lijkt erop dat we van wezenlijk belang zijn om de Japanners te overwinnen ! Maar het is Hiroshima, de Japanse capitulatie en de nacht van het jubelende gejuich in een Londen zonder verduistering, waar de sirenes eindeloos het wanordelijke geloei hervatten die, tot voor kort, het all clear aankondigden: einde van de waarschuwing…
De voorlopig laatste wereldoorlog is voorbij.
Terugkeer naar Frankrijk, kazerneleven. Ik word aangesteld als kapitein.
Sommige kameraden blijven in het leger. Persoonlijk zie ik echt niet wat ik daar zou kunnen doen: Ik heb voldaan aan het contract, dat ik mijzelf meer dan vijf jaar geleden had opgelegd, ik heb mijn best gedaan opdat de Duitsers mijn provincie verlaten.
Vaarwel aan de wapens !
Spijt ? Nee… Alleen een beetje nostalgie naar een tijdperk waarin we enorm veel geluk hadden ver weg te leven van de huichelaars, de bedriegers en de ‘bekwamen’ tussen de mensen van goede wil.
En, hoewel zonder spijt, de bitterheid die het najagen an een droom achterlaat in het hart dat het heeft uitgekozen, schreef Paul Valery…
Met het risico meer dan zeker door te gaan voor een romantische achterlijke of voor een mentale achterlijke, ondanks alle modieuze snobisme, ik zal altijd de centurion verkiezen boven de Romein die zich in orgies wentelt, en boven alle filosofieën de stoere drie geboden van de Kelten: “Eert de goden, doe niets verachtelijks, oefent uw moed.”

Edgard Tüpet-Thomé schreef in zijn boek voor mevrouw Geesje van der Werf – Schoemaker de volgende opdracht:
Pour Gees, mon ‘camerade de guerre’, dont le dévouement. la gentillesse et le courage nous ont été d’un grand reconfort, quand nous nous battions en enfants perdus dans son pays.
Elle nous a donné une haute idée de ce que pouvait été la qualité d’une jeune fille hollandaise.
C’est pourqoui se lui dedio ces quelques souvenirs acec toute le respet et toute l’affection fraternelle qui elle a suscitée parmi ses freres d’arme francais.
Hommage reconnaissant et amical de l’auteur.
Edgard Thomé

De Nederlands vertaling van de opdracht van Edgard Tüpet-Thomé luidt als volgt.
Voor Gees, mijn ‘oorlogskameraad’, wiens toewijding, vriendelijkheid en moed voor ons een grote troost zijn geweest, toen we als verdwaalde kinderen in haar land vochten.
Ze gaf ons een hoge dunk van wat de kwaliteit van een jong Nederlands meisje zou kunnen zijn.
Het is om deze reden dat deze paar herinneringen aan haar zijn opgedragen met alle respect en alle broederlijke genegenheid die ze onder haar broers in het Franse leger heeft opgewekt.
Dankbaar en vriendelijk eerbetoon van de auteur.
Edgard Thomé

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Hoofdstuk 35 – Het Nederlandse intermezzo
De schrijver gaat in dit hoofdstuk 35 enigszins in op de arrestatie van de N.S.B.-burgemeester Pier Obe Posthumus op 9 april 1945 in café Brinkzicht aan de Brink van Deever op klaarlichte dag door enige parachutisten van de stick van Gilles Anspach, waarbij Geesje (Gees) Schoemaker, dochter van de postkantoorhouder Lambert Schoemaker van Deever, optrad als gids. Bij deze actie lukte het niet de N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma te pakken te krijgen.
In dit hoofdstuk 35 is sprake van een Mae West. Een Mae West is een reddingsvest, dat is vernoemd naar een beroemde actrice vanwege haar volle borsten.

Gees (Geesje) Schoemaker was in de Tweede Wereldoorlog koerierster voor het verzet. Gees (Geesje) Schoemaker is op zondag 11 augustus 2013 op 92-jarige leeftijd in haar woonplaats Den Helder overleden. Zij is op donderdag 15 augustus 2013 vanuit de kerk op de Brink op de kaarkhof an de Grönnegerweg in Deever begraven.
Uit het relaas van luitenant Edgard Tüpet-Thomé blijkt dat hij helemaal niet van plan is geweest Deever te bezetten, dit in tegenstelling tot de bewering van een zekere mevrouw Ter Laan in het artikel ‘Bevrijding van Diever’ in Opraekelen 95/1 (het blad van de heemkundige vereniging van Diever). Op het artikel ‘Bevrijding in Diever’ in Opraekelen 95/1 valt wel meer af te dingen.
In de laatste zin van hoofdstuk 35 wordt met ‘uit de kelder van Posthumus’ bedoelt ‘uit de kelder van de beruchte N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma’. De N.S.B.-burgemeester Pier Obe Posthumus van de gemiente Deever was in café Brinkzicht aan de brink van Deever in de kost bij de N.S.B.-caféhouder Klaas Marcus Balsma.
De redactie moet zijn aantekeningen bij het verhaal van luitenant Edgard Tüpet-Thomé nog verder uitwerken.

Afbeelding 1 – Luitenant Edgard Tüpet-Thomé

Afbeelding 2 – Voorkant van het boek van Edgard Tüpet-Thomé

Afbeelding 3 – Opdracht van Edgard Tüpet-Thome aan Geesje Schoemaker

Afbeelding 4 – Geesje Schoemaker en Edgard Tüpet-Thomé in Den Helder in juni 1981

Posted in Fraanse parachutist, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Bouwers van de noodbrogge kriegt un gedenkplaete

De redactie van ut Deevers Archief besteedde op 5 augustus 2013, alweer in een tamelijk ver en grijs verleden, in zijn eerste versie van het bericht Plaquette voor de Royal Canadian Dragoons aandacht aan het veel te lang ontbreken van een gedenkteken voor de mannen die in de nacht van 11 op 12 april 1945 an de Deeverbrogge een noodbrogge over de Voat bouwden, de noodbrogge waarover in de vroege morgen van 12 april 1945 met succes zwaar materieel van het Eerste Canadese Leger, de Royal Canadian Dragoons, kon passeren, waarna in de gemiente Deever een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog en de Canadezen via de de Kop van Overijssel snel konden oprukken naar en in Friesland.

De redactie citeert het volgende stukje tekst uit zijn eigen hiervoor genoemde bericht:
Het moet in samenwerking tussen de gemeente Westenveld, de heemkundige vereniging van Deever en die van Dwingel, de oorlogsdeskundige van de heemkundige vereniging uut Deever en de plaatstelijke Dorpskrachten, die bezig zijn met de samenstelling van een boek over de geschiedenis van de Deeverbrogge, toch voor een paar centen mogelijk zijn om bij, op, aan, onder of boven de Deeverbrogge een eenvoudige teken (bij voorkeur geen teken aan een zwerfkei) aan te brengen ter herinnering aan de succesvolle bouw van de tijdelijke noodbrug, de daarover oprukkende Canadeze bevrijders en de daardoor versnelde bevrijding van Deever, de kop van Overijssel en Friesland met alle goede gevolgen vandien.

De redactie was bijzonder verbaasd in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van vrijdag 14 februari 2020 het bericht ‘Historie wordt in beeld gebracht’ te lezen. In dit bericht wordt verslag gedaan van het tijdverdrijf van het stelletje steeds hoogbejaarder, eigenwijzer, eenkenniger en geraniumfähiger wordende vrijwilligers van de induttende heemkundige vereniging uut Deever in het kader van het herdenken van het feit dat het op 12 april 2020 het vijfenzeventig jaar zal zijn geleden dat in de gemiente Deever een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog.

De redactie citeert uit het hier afgebeelde bericht ‘Historie wordt in beeld gebracht’ het volgende stukje tekst:
Op initiatief van de Historische Vereniging wordt er dit jaar ook een gedenkplaat geplaatst bij de Dieverbrug. In de nacht van 11 op 12 april 1945 werd door burgers van Dwingelo en Diever hier een noodbrug gebouwd, ter vervanging van de opgeblazen Dieverbrug. Dit gebeurde om de gevechtswagens van het Canadeze leger de mogelijkheid te bieden de Drentse Hoofdvaart over te steken om het getroffen Diever te bevrijden. ‘We willen de inspanningen die burgers uit Dwingelo en Diever hebben geleverd om een noodbrug te bouwen blijven herinneren.’, zo vult redactielid Henk ter Walle aan.

De redactie denkt dat hij in zijn hiervoor genoemde bericht uit 2017 het eerste stille voorzetje en het eerste stille aanzetje voor het plaatsen van een gedenkplaat an de Deeverbrogge heeft gegeven. Geen herrie, geen bombarie, geen poeha-publiciteit. De redactie is bijzonder verrast dat het stelletje steeds hoogbejaarder, eigenwijzer, eenkenniger en geraniumfähiger wordende vrijwilligers van de induttende heemkundige vereniging uut Deever nu, maar wel met veel herrie, veel bombarie en veel poeha-publiciteit, opvolging geeft aan het voorzetje en aanzetje van de redactie en eindelijk uitvoering gaan geven aan het plaatsen van de door de redactie bedoelde gedenkplaat bee, op, an, onder, boo’m, veur of aachter de Deeverbrogge. En dan doaluk mit ut hiele stellegie mit de snötkoker veuran bee de gedèènkplaete bee de brogge stoan veur de foto in de kraante. Dat kan ook weer een mooi sappig persmomentje opleveren voor de politiek gesneefde ex-wethouder en nog steeds voorzitter van de induttende heemkundige vereniging uut Deever.

De redactie van ut Deevers Archief wil de wakkere bezoeker van ut Deevers Archief graag aanraden vooral ook het bericht De zeven lange sterke ijzeren balken van Oere Chris te lezen. In dat bericht beschrijft wijlen Albert Schipper uut Leggel in zijn eigen streektaal op bijzonder nuchtere wijze de bouw van de noodbrogge an de Deeverbrogge. Geen herrie, geen bombarie, geen poeha-publiciteit en bij leven geen erkenning.

Posted in An de Deeverbrogge, Canadees’n, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Plaquette voor de Royal Canadian Dragoons

In de voorgevel van het Stadskantoor van Leeuwarden is een plaquette ingemetseld. De tekst op de plaquette herinnert aan 15 april 1945, de dag waarop de Royal Canadian Dragoons (het eerste Canadeze leger) Leeuwarden bevrijdde van de Duitse bezetter.
De tekst op de plaquette luidt:
Het jaartal 1883. Het wapen van de Royal Canadian Dragoons. Het jaartal 1983.
De Engelse tekst: This plaque commemorates the liberation of Leeuwarden on 15 april 1945 by the Royal Canadian Dragoons. It was placed here during the centennial of the Regiment.
De versnelde bevrijding van Friesland was mogelijk geworden, omdat mannen uit de omgeving van de Deeverbrogge in de nacht van 11 op 12 april 1945 met vereende krachten en met succes voor de tanks van het oprukkende Canadeze leger een sterke noodbrug bouwden ter plaatse van de door de Duitsers opgeblazen Deeverbrogge over de Drentse Hoofdvaart.
Van wijlen de schrijver Reinder Smit uut Dwingel is het volgende korte citaat:
Het schijnt, dat de Canadeze bevelvoerder na deze voorspoedige vorming van het bruggehoofd Dieverbrug het krijgsplan gewijzigd heeft en meteen Friesland en de Kop van Overijssel heeft meegenomen. Dezelfde morgen omstreeks elf uur stonden de Canadeze verkenners voor Steenwijk en nog dezelfde dag werd Wolvega bereikt. Is het teveel gezegd dat de Friezen, die er op enkele plaatsen na (onder andere Pingjum) bijna zonder kleerscheuren zijn afgekomen, dit mede te danken hebben aan de man(nen) van Rijkswaterstaat en hun Drentse medewerkers.
Het moet in samenwerking tussen de gemeente Westenveld, de heemkundige vereniging van Deever en die van Dwingel, de oorlogsdeskundige van de heemkundige vereniging uut Deever en de plaatstelijke Dorpskrachten, die bezig zijn met de samenstelling van een boek over de geschiedenis van de Deeverbrogge, toch voor een paar centen mogelijk zijn om bij, op, aan, onder of boven de Deeverbrogge een eenvoudige teken (bij voorkeur geen teken aan een zwerfkei) aan te brengen ter herinnering aan de succesvolle bouw van de tijdelijke noodbrug, de daarover oprukkende Canadeze bevrijders en de daardoor versnelde bevrijding van Deever, de kop van Overijssel en Friesland met alle goede gevolgen vandien. Op verschillende plekken in Friesland zijn wel platen te vinden, die respectvol herinneren aan de Canadeze bevrijders. Zo ook de plaquette in de voorgevel van het Stadskantoor van Leeuwarden, zoals te zien op bijgaande foto.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De eerste versie van dit bericht is gepubliceerd op 5 augustus 2013.

Posted in An de Deeverbrogge, Canadees’n, Dorpskracht, Gemiente Deever, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Arbeiders weigeren naar fascistisch Duitsland te gaan

De communistische krant ‘de Tribune’ werd na het verdwijnen in 1937 voortgezet als ‘Het Volksdagblad’. Die naam lag dicht bij ‘Het Vrije Volk’, de krant van de Sociaal Democratische Arbeiders Partij. Communisten en sociaal-democraten bestreden elkaar destijds op leven en dood. Het Volksdagblad werd na de inval van de Duisters in 1940 verboden. Daarvoor in de plaats kwam het illegale verzetsblad ‘De Waarheid’, dat na de bevrijding in 1945 bleef verschijnen tot het laatste nummer van 28 april 1990.
In ‘Het Volksdagblad’ van dinsdag 29 mei 1939 verscheen het navolgende bericht over een mogelijke staking in de rijkswerkkampen Diever A en Diever B.

300 Arbeiders in Emmen bijeen
Emmen, 9 mei. Zaterdagavond 6 mei werd in de gemeente Emmen een vergadering gehouden door de geschorste arbeiders uit het kamp Diever. De vergadering was door 300 personen bezocht. Een van de geschorste zette de onmenselijke toestand, welke in het kamp heersen, uiteen.  De arbeiders moeten 14 dagen in het kamp blijven en mogen in die tijd niet naar huis. Zij, die Zaterdags een fiets huren en zodoende toch de kans zien om naar hun familie te gaan, worden op staande voet ontslagen.

Werken voor steun
Met het loon is het nog slechter gesteld. Verschillende ploegen hadden lonen van f. 6,25, f. 7,40 en f. 8.60 per week. Onnodig te vermelden dat hierdoor een grote ontevredenheid ontstond. 51 Arbeiders zijn van deze toestanden het slachtoffer geworden. Het aantal slachtoffers schijnt den heren nog niet genoeg te zijn, want Zaterdag ontvingen een 50 kameraden bericht om zich te Diever te melden, om de plaats van de geschorste kameraden in te nemen.

Algemene staking in de Drentsche werkkampen ?
Allen hebben besloten om aanstaande Maandag niet naar het kamp Diever te vertrekken. Ook de arbeiders aan andere werkobjecten, waar de toestand eveneens diep treurig is, hebben toegezegd aanstaande Maandag het werk neer te leggen. Zij hebben besloten het werk niet eerder weer te aanvaarden alvorens een betere regeling in de werkverschaffing is getroffen. De arbeiders eisen betere lonen, een goede werkkleding en het verlof om elke week naar huis te gaan. Indien deze regeling niet wordt ingewilligd, zullen zij trachten alle werkverschaffingen in de omtrek stop te leggen. In ieder geval is het nu al zeker dat Maandag een gedeeltelijke staking ingaat.

Arbeiders weigeren naar Duitsland te gaan
Ook zijn een 50-tal arbeiders aangewezen om Maandag in fascistisch Duitsland te gaan werken. De meesten denken er niet aan om te gaan. De houding der autoriteiten is onbegrijpelijk. Hoe hard wordt er op ’t ogenblik bij ons aan de grens gewerkt om een eventuele inval van Duitsland te verhinderen. En dan te denken dat de Nederlandse arbeiders naar Duitsland gezonden worden om daar behulpzaam te zijn bij de oorlogsvoorbereiding tegen ons. De arbeiders keuren dan ook een dergelijke politiek verontwaardigd af. Zij wensen aan de oorlogsvoorbereiding tegen Nederland niet deel te nemen.

Aantekekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De vraag is of toen daadwerkelijk in de twee kampen is gestaakt, dat is een punt van nader onderzoek.
Het artikel heeft betrekking op de Rijkswerkkampen Diever A en Diever B aan de Bosweg in de Olde Willem. Vooral de laatste twee
linea’s geven aanleiding tot nader onderzoek. Op welke autoriteiten wordt gedoeld ?


Posted in de Olde Willem, Tweede Wereldoorlog, Werkkampen Diever A en B | Leave a comment

Ik hoop weer terug te komen, zoo gauw mogelijk

Vanuit de Huis van Bewaring in Zwolle schreef de op Woateren geboren Hendrik Donker in de loop van november 1944 het volgende met potlood op een kladblokvelletje geschreven briefje aan zijn zuster op Zorgvlied.

Beste zuster,
Je zult me wel gemist hebben, maak je echter niet ongerust, alles is goed. We zijn met zijn zevenen opgepakt in het kamp op 11 november. We zitten in het Huis van Bewaring in Zwolle bij de Sigerheidspolitie.
We hoopen gauw weer los te komen, we hebben nog niets gehoord, er wordt niks gezegd. Er zijn er die hier al 5 á 6 weken zitten en die nog niets gehoord hebben.
Dit briefje gaf ik mee aan een van de mannen uit Raalte, die het verzonden heeft. Uit Raalte zijn menschen vrij gelaten van de Heide Mij.
Er mag schoon goed gebracht worden. Zie maar of de mogelijkheid bestaat.
Nogmaals maak je niet ongerust, ik red me wel. Ik hoop weer terug te komen, zoo gauw mogelijk.
Wil je de groeten doen aan alle bekenden.
Het eten gaat wel, we zijn met 16 man in de cel.
Ontvang ook zelf in bijzonder de hartelijke groeten van je liefhebbende broer Henk.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Hendrik Donker werd op 11 november 1944 in kamp Beugelen in Staphorst opgepakt.

Met de Sigerheids politie wordt de Sicherheitspolizei bedoeld. De Sicherheitspolizei en de Sicherheitsdienst waren de apparaten van de Duitse politieke recherche en de Duitse geheime inlichtingendienst, die vanaf het begin nauw met elkaar verbonden waren en in alle door Duitsland bezette landen tijdens de Tweede Wereldoorlog opereerden. In Nederland werden de Sicherheitspolizei en de Sicherheitsdienst meestal ‘de SD’ genoemd.
Er mochten schone kleren (schoon goed) naar het Huis van Bewaring gebracht worden. Dat heeft de zuster van Hendrik Donker ook trouw heel wat keren gedaan, van Zorgvlied naar Zwolle en weer terug.
Hendrik Donker kwam echter niet snel weer los. Na een tijd in het Huis van Bewaring in Zwolle te hebben gezeten, werd hij overgebracht naar Kamp Amersfoort.
Vandaar werd hij in gezelschap van de mannen die op 22 november 1944 waren gearresteerd vóór, tijdens en ná de Duitse overval op het Onderduikershol in de bossen van Bekenheuvel, in dezelfde trein op transport gezet naar het concentratiekamp Neuengamme in Duitsland.
Hendrik Donker wist echter aan de Duitsers en de dood te ontsnappen, toen de trein enige tijd op een rangeerterrein bij Enschede moest wachten. Hij heeft de laatste maanden van de oorlog overleefd.

 

Posted in Tweede Wereldoorlog, Zorgvliet | Leave a comment

Deepe joap’m in de ziele van de Deeversen

In de Leeuwarder Courant van 11 februari 2017 verscheen een twee-bladzijden groot artikel met de titel Een diepe kras in de ziel van Diever. Het artikel beschrijft een wandel- en fietsroute langs plaatsen in de gemiente Deever die getuigen van beladen gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog. Het twee-bladzijden grote artikel levert na verkleining een afbeelding op met een schier onleesbare tekst op, vandaar dat de tekst in dit bericht is geciteerd.

Een diepe kras in de ziel van Diever 
De Tweede Wereldoorlog liet in Diever diepe wonden achter. De Historische Vereniging Gemeente Diever maakt een tocht langs beladen plekken.
“Geen wonder dat de Duitsers die schuilplaats ontdekten, als de plek zo duidelijk met bordjes wordt aangegeven…” Fred Jansen kan er wel om lachen, waarom ook niet. Hij maakte het al een paar keer mee tijdens een rondleiding met een schoolklas naar het onderduikershol in de bossen tussen Diever en Wapse. Maar het is wel een lachje dat schuurt. Want als er iets is wat uit de onbevangen reactie van de kinderen naar voren komt, dan is het wel hoe moeilijk het is om een voorstelling te maken van het verleden, vooral als dat verleden een oorlog betreft. “En dat geldt heus niet voor kinderen.”
Diever heeft veel te verstouwen gehad in de Tweede Wereldoorlog. De bezetting liet diepe krassen achter in de ziel van het dorp, de diepste op het moment dat de bevrijders zich al hadden aangekondigd.
Er is de Historische Vereniging Gemeente Diever veel aan gelegen over dat verleden te vertellen. Jan Blaauw (1938), Bart Buiter (1941), Fred Jansen (1948) en Jans Tabak (1949) doen dat aan de hand van een tocht langs een aantal beladen plekken.
Het onderduikershol is een van die plekken. De schuilplaats tussen de destijds jonge dennen werd in 1943 gegraven door onderduikers die niet verplicht wilden werken in Duitsland. “Behoorlijk wat onderduikers waren van gereformeerde origine” vertelt Tabak, wijzend naar een bordje met daarop een Bijbeltekst uit Jesaja. Het invallende licht is net voldoende om te kunnen lezen Verberg de verdrevenen, verraad de vluchteling niet. Maar het bord buiten het hol is onverbiddelijk, het telt acht namen van mannen die werden opgepakt, nadat de Duitsers het hol in november 1944 ontdekten. “Drie andere mannen werden in de dagen daarna ook gearresteerd, slechts één keerde terug uit de concentratiekampen.
Noodlot
Was er een reden dat Diever zo zwaar werd getroffen ? Het is een vraag waarover het viertal van de historische vereniging de hele tocht niet raakt uitgepraat. Een pasklaar antwoord is natuurlijk ook niet te geven. Deels waren het ‘toevalligheden’, ‘een samenloop van omstandigheden die het noodlot veroorzaakte’, aldus de mannen. Een vliegtuig dat wordt neergeschoten kan immers overal terechtkomen, de werkkampen aan de weg naar Oude Willem dateren al van voor de oorlog en het onderduikershol in de bossen was heus niet het enige in Drenthe.
Maar er was meer aan de hand in Diever, zo blijkt uit de verhalen van de vier mannen. Die tekenen een beeld van een dorp waar je op je tellen moest passen. Zo was het oppassen geblazen voor de eigenaar van café Brinkzicht, een fanatiek lid van de NSB, en deed de postkantoorhouder belangrijk werk voor het verzet door berichten over aanstaande huiszoekingen door te spelen. De NSB-burgemeester vertrouwde daardoor ondertussen zijn politieapparaat niet meer en stelde orde op zaken. Op zijn verzoek kwam een groep landwachters uit het Westen naar het dorp.
Bloedgroep Norg
“Je kent de verhalen over de bloedgroep Norg ?” Op de Brink, in het hart van Diever, omsloten door de kerk, het voormalig gemeentehuis en café Brinkzicht, wijst Tabak naar het Schultehuis. “Mijn overgrootouders hadden hier een boerderij. In de oorlog werd het voorhuis gevorderd. Die landwachters namen hier hun intrek. Ze zijn in het Noorden berucht geworden door de gruweldaden die ze in Norg verrichten, maar in de omgeving van Diever hielden ze net zo huis.” Als voorbeeld vertelt Tabak over zijn overgrootmoeder, die hoorde hoe arrestanten met geweld tot praten werden gedwongen. “Het gegil ging door de muren heen.”
Het werd al genoemd: de diepste kras in de ziel liep Diever op in het zicht van de bevrijding. Bij het monument voor de oorlogsslachtoffers aan de rand van Diever, vertelt het kwartet hoe in de nacht van 7 op 8 april 1945 Franse parachutisten in de omgeving van het dorp landen. “Op 10 april leidde de komst van de parachutisten tot opwinding in het dorp. Het verzet durfde het aan de burgemeester te arresteren. Maar een naar Diever geëvacueerde NSB’er berichtte de in Steenwijk gelegerde Duitsers. Die kwamen met zo’n 150 soldaten en arresteerden lukraak mannen uit Diever.”
Buiter wijst naar een stel rodondendrons. “Daar stonden de mannen, elf stuks. Waarschijnlijk was het allemaal goed afgelopen als plots niet de Duitse commandant was komen opdagen, die was dronken en schoot meteen zijn machinegeweer leeg. Slechts één van de mannen overleefde door zich voor dood te houden. Een gruwelijke gebeurtenis, twee dagen voordat het dorp werd bevrijd.”

Het bijschrift bij de negen-luiks afbeelding luidt als volgt:
Met de klok mee, vanaf linksboven: de Hoofdstraat in Diever; het Oer-museum (Schultehuis); het monument voor de omgekomen bemanning van de geallieerde bommenwerper; het onderduikershol; plaque van de gemeente Diever; foto’s van de vermoorde verzetsmensen uit het onderduikershol; café Brinkzicht; de vier gidsen van de route: Fred Jansen, Jans Tabak, Jan Blaauw en Bart Buiter.

De tekst onder het kopje Bommerwerper luidt als volgt:
Op 22 november 1943 stortte een Canadese Halifax bommenwerper neer ten noorden van Diever. Alle inzittenden – zes Canadezen en een Engelsman – kwamen daarbij om het leven. In het bos staat een gedenksteen, de bemanningsleden zijn begraven op het kerkhof in Diever.

De tekst onder het kopje Werkkampen luidt als volgt:
Als antwoord op de grote werkloosheid werden in de jaren dertig van de vorige eeuw werkkampen opgericht. Werkloze arbeiders werden gedwongen de woeste grond te ontginnen. Diever A en Diever B waren twee van die kampen. In de oorlog bracht de Duitse bezetter er Joodse mannen onder. In 1942 werden zij overgebracht naar kamp Westerbork. Na de oorlog dienden de kampen voor de opvang van evacués en vermeende landverraders.

De beschrijving van de route luidt als volgt:
Lengte: 12 kilometer
De route kan zowel wandelend als fietsend worden afgelegd.
Start: Brink in Diever.
Aan de Brink staat het Schultehuis (thans Oer-museum), het voormalige gemeentehuis en café Brinkzicht, hoofdrolspelers in dit verhaal.
Ga de Hoofdstraat in, links van café Binkzicht.
Hoofdstraat 15, 13 en 11 waren de woningen van de notabelen van het dorp: de huisarts, de schoolmeester en de burgemeester. In de oorlog stonden de huizen iets buiten de bebouwde kom.
Op T met N855 LA, fietspad.
Bij P21504 RA, Doldersummerweg.
Bij P21642/fietsknooppunt 59 RA.
Bij P23273 RA naar onderduikershol en weer terug, sla bij P23273 RA om route te vervolgen.
Bij P24357 RA, een gravelfietspad.
Op T met P24358  LA naar gedenkplaat en informatiebord werkkampen Diever A en Diever B, dan terug langs P24358 en even verder bij P24359/fietsknooppunt 67 LA naar gedenksteen voor omgekomen piloten.
Terug naar P24359/fietsknooppunt 67 en LA.
Bij marktbrink aan dorpsrand Diever staat links een gedenksteen voor oorlogsslachtoffers, de rodondendrons daarachter markeren de plek waar lukraak opgepakte Dievenaren werden gefusilleerd.
Links ligt ook de begraafplaats, de ingang is aan de dorpszijde. Om de graven te bezoeken: op begraafplaats RA en neem eerste pad links voor de graven van de piloten, neem het derde pad voor de gefusilleerde Dievenaren.
Na begraafplaats route vervolgen.
Sla LA op driesprong bij Dorp, Ten Darperweg.
Neem tweede weg RA, Peperstraat, terug naar Brink.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie is van mening dat de dorpskrachten van de heemkundige vereniging uut Deever driewerf hulde verdienen voor het uitzetten van deze belangwekkende wandel- en fietsroute langs plaatsen die getuigen van beladen gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog. Hulde, hulde, hulde. Deever heeft zijn toeristische bewegingspakket met wéér een belangwekkende wandel- en fietsroute uitgebreid !! Wellicht is de beschrijving van deze route bij het V.V.V.-kantoor op het marktterrein an de Bosweg in Deever te verkrijgen, anders even een afdrukje van dit bericht maken.
De redactie geeft de heemkundige vereniging uut Deever in overweging de afbeelding van 9 fotootjes bij het artikel in de Leeuwarder Courant uit te geven als een zo genoemd 9-luiks kleuren ansichtkaart.
De wandel- en fietsroute zou onder meer nog kunnen worden uitgebreid met een bezoek aan de Canadezen-boom an de Kloasterstroate en de plek bee’j ut Aar’mhuus waar de Franse commando’s in de nacht van 7 op 8 april 1945 landden. Ook een mooi bezoekpunt zou zijn geweest het oude postkantoor van de familie Schoemaker, maar dat is helaas afgebroken; op die plek staat nu een woonhuis. En wat te denken van de mogelijkheid het huis van Geert Koster in de route op te nemen ?
De redactie heeft in ut Deevers Archief al in heel veel berichten aandacht besteed aan het gebeurde in de gemiente Deever in de Tweede Wereldoorlog en beseft zich ten zeerste dat nog aan heel veel tweede-wereld-oorlog-onderworpen aandacht moet worden besteed.
De zeer gewaardeerde trouwe bezoeker van ut Deevers Archief zou -alvorens de beschreven route te voet of te fiets af te leggen – bijvoorbeeld de volgende berichten kunnen lezen:
De vijand diensten bewezen in de oorlogstijd;
N.S.B.-propagandabijeenkomt in café Balsma in de Tweede Wereldoorlog;
Franse commando’s arresteren N.S.B.-burgemeester Pier Obe Posthumus;
Gees de postbeambte kijkt me triomfantelijk aan;
Plaatselijk distributiekantoor leeggehaald;
– De gemeentelijke dokterswoning op de Noordesch;
De gemeentelijke burgemeesterswoning op de Noordesch;
Eerste plattegrond van het onderduikershol;
 En meldt den omzwervende niet;
 Oorlogsvijanden sluiten nu vrede;
Twee doorvoerkampen voor joden in de Olde Willem;
Kinderkampen voor opvang van kinderen van N.S.B.’ers;
Teeg’n de wal bee’j de kaarkhof van Deever;
Fritz Habener – de moordenaar van 10 april 1945;
De graven van de geallieerden op de kaarkhof van Deever;
– De landingsplaats van de Franse commando’s bee’j ut Aar’mhuus an de Grönnegerweg;
Canadezen-boom op 12 april 1985 geplant in Deever;

..

Posted in Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Un ienvoldig gedèènktiek’n bee de Deeverbrogge

In de nacht van 11 op 12 april 1944 bouwden mannen uit de omgeving met vereende krachten en met succes voor de tanks van het oprukkende Canadese leger een noodbrug ter plaatse van de door de Duitsers opgeblazen Deeverbrogge over de Drentsche Hoofdvaart.

Van wijlen de schrijver Reinder Smit uit Dwingelo is het volgende citaat:
Het schijnt, dat de Canadese bevelvoerder na deze voorspoedige vorming van het bruggehoofd Dieverbrug het krijgsplan gewijzigd heeft en meteen Friesland en de Kop van Overijssel heeft meegenomen. Dezelfde morgen omstreeks elf uur stonden de Canadese verkenners voor Steenwijk en nog dezelfde dag werd Wolvega bereikt. Is het teveel gezegd dat de Friezen, die er op enkele plaatsen na (onder andere Pingjum) bijna zonder kleerscheuren zijn afgekomen, dit mede te danken hebben aan de man(nen) van Rijkswaterstaat en hun Drentse medewerkers.

In de gemiente Deever herinnert alleen het esdoornblad (maple leaf, het nationale symbool van Canada) in het na de Tweede Wereldoorlog door burgemeester Jan Cornelis Meiboom (die in de volksmond altijd ome Kees werd genoemd) cum suis bij elkaar gefantaseerde wapen van de niet meer bestaande gemiente Deever aan de Canadese bevrijders, een wel erg magere herinnering. De gemiente Deever heeft dit wapen bij het opgaan van de gemiente Deever in de gemeente Westenveld (officieel of officieus ?) in eigendom overgedragen aan de plaatselijke heemkundige vereniging uut Deever. Daarmee bestaat geen officiële band meer tussen het plaatselijke bestuur en de Canadese bevrijders.

In de gemiente Deever staat een gedenksteen bij het onderduikershol, is een omgekomen Canadese vliegtuigbemanning op het kerkhof van Diever begraven, zijn de tien op 10 april 1945 vermoorde mensen op het kerkhof van Diever begraven, staat een herinneringsteken in de Olde Willem op de plek waar een Canadese bommenwerper is neergestort, staat een herinneringsteken bij de als kamp voor de doorvoer van joden gebruikte rijkswerkkampen Diever A en Diever B, en staat een herinneringsteken op het marktterrein voor de in de Tweede Wereldoorlog omgekomen mensen in de gemiente DeeverDeever toont veel respect voor de tragische gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog.

Het moet in samenwerking tussen de gemeente Westenveld en de plaatselijke heemkundige vereniging uut Deever en die van Dwingel toch voor een paar centen mogelijk zijn om bij, op, aan, onder of boven de Deeverbrogge een eenvoudige teken (bij voorkeur geen teken aan een zwerfkei) aan te brengen ter herinnering aan de bouwers van de noodbrug, de over de noodbrug oprukkende Canadese bevrijders en de daardoor versnelde bevrijding van de gemiente Deever, de kop van Overijssel en Friesland met alle goede gevolgen van dien. Op verschillende plekken in Friesland zijn wel platen te vinden, die respectvol herinneren aan de Canadese bevrijders.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie heeft de eerste versie van dit bericht gepubliceerd op 1 november 2016.
Commies der Belastingen Wopke Veenstra maakte deze unieke foto op 12 april 1945. De foto is afkomstig uit de verzameling van mevrouw Lonnie Zoer-Veenstra uut Dwingel. Op de foto is an de Deeverbrogge an de Deeverse kaante een Canadese gevechtswagen te zien. Deze pantserwagen van het type Britse Universal Carrier, beter bekend onder de naam Bren Gun Carrier, had een kaliber 0.303 Brengun als bewapening. Dit wapen is op de afbeelding goed te zien.
De man met geweer links op de voorgrond is brandstoffenhandelaar Jan Oostenbrink, wonende an de Deeverbrogge an de Dwingeler kaante. Het meisje met pop is Alone (Lonnie) Veenstra, dochter van Wopke Veenstra en Lia van Delden.
Het huis met de gesloten luiken links op de achtergrond is vanwege een latere reconstructie van het kruispunt an de Deeverbrogge afgebroken.
Juffrouw Rigtje van der Land van de Openbare Lagere School in Deever (hiel veule Deeversen hept bee heur in de klasse seet’n ?) en haar ouders (haar vader overleed in 1944 en haar moeder in 1950, beiden zijn begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever) woonden in de oorlog in het huis (adres Rijksweg 34), dat rechts naast het huis met de gesloten luiken is te zien. Zij en haar moeder hebben niets gemerkt van de bouw van de noodbrug bij de opgeblazen Deeverbrogge. Dit gebeurde immers ’s nachts. Het bleek dat ze bevrijd waren, toen ze ’s morgens ontwaakten. De eerste Canadese tank, die over de noodbrug kwam, hebben ze in het geheel niet gezien.

Posted in An de Deeverbrogge, Canadees’n, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Deever rouwt um zijn tien dooden

In de Provinciale Drentsche en Asser Courant verscheen op donderdag 2 augustus 1945 het volgende artikel over de verwerking van het drama dat zich afspeelde op 10 april 1945 in de veuroam’d op ut maarkturrein in Deever.

Diever rouwt om zijn tien dooden
Men zou het uiterlijk aan het vriendelijke, vreedzame boerendorp Diever niet zeggen, dat het ’t toneel geweest is van een vreeselijk drama in de laatste dagen van de oorlog. Alles gaat er zoo gewoon z’n gang, het boerenvolk is druk bezig met den oogst, uit den hoogen schoorsteen van de melkfabriek kringelt rook omhoog, de jeugd speelt in de mooie bosschen en haar vrolijke lach schalt uit boven het rumoer van de werkende menschen. Om de mond van velen dier menschen echter ligt een sombere trek als bewijs van innerlijk doorleefde droevenis en nimmer te vergeten smart. Hier heeft de wreede oorlog zijn sporen achtergelaten en ofschoon de vrede in zijn allesontfermende goedheid ook over deze menschen is gekomen, dat, wat het gemoed en de ziel heeft geraakt, laat zich niet vergeten.
De dorpelingen van Diever hebben den oorlog gezien in heel zijn meedoogenlooze wreedheid. Het was toen men zich reeds verkneukelde in zijn naderend einde. De Canadeesche bevrijders slopen rond in de bosschen en de angst van degenen die zich aan den vijand hadden vergooid voorspelde veel goeds, maar was tenslotte oorzaak van groot menschelijk leed. In het dorp bevond zich een evacué, die door de menschen van Diever geschuwd werd om zijn politieke gezindheid. Deze man was tegen den tijd dat de bevrijding naderde bezeten van een panischen angst, omdat hij zich omringd meende van vijanden. Op den 10den April heeft hij op kortzichtige wijze getracht zich van hen te ontdoen en de plaatselijke Duitsche bevelvoerder, die dronken was, bleek een willig werktuig in zijn handen. Het kostte tien eerbare, onschuldige burgers het leven. Ze werden neergeschoten, omdat Gerrit van V. zich belaagd meende en geloofde dat hij het recht had naar willekeur te beschikken over het leven van anderen. En toen ieder elders zijn vreugde uitte over de herwonnen vrijheid rouwde Diever om zijn dooden, die nutteloos gevallen waren als slachtoffers van ’s werelds grootste onrecht.
Niet om zijn wraak te bekoelen, want zoo is het volk van Diever niet, maar om de mensheid te verlossen van een zeer gevaarlijk individu, heeft men na het vreeselijke gebeurde, dat diepe smart veroorzaakte, waarin de heele dorpsgemeenschap deelde, niets nagelaten bij de plaatselijke N.B.S. en Politie om Gerrit de V. op te sporen en het is een gelukkige omstandigheid dat men hem tenslotte in het Bewaringskamp te Amersfoort heeft kunnen achterhalen. Men bracht hem over naar Diever en daar had de N.B.S. hem sinds kort in veilige bewaring.
Elk mensch, hoe vuig van inborst ook, heeft echter een geweten en op de plaats van het gruwelijke misdrijf, waaraan hij zich schuldig wist, is ook het geweten van de V. gaan knagen en tenslotte is de wroeging hem te machtig geworden en toen men Dinsdagmorgen aan zijn cel kwam, vond men zijn lijk. Hij had de hand aan zichzelf geslagen.
Daarmeede zijn de wonden, die deze mensch in Diever maakte, niet geheeld. De dooden op het vredige kerkhof zijn een eeuwige aanklacht tegen hen die dwaalden en verstrikt raakten in hoogmoed en haat.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Het zinsdeel ‘De Canadeesche bevrijders slopen rond ….’ moet gelezen worden als ‘De Franse parachutisten slopen rond …
De afkorting N.B.S. staat voor Nederlandsche Binnenlandse Strijdkrachten.

Posted in 10 april 1945, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Rijkswerkkampen Diever A en Diever B

Dat de rijkswerkkampen Diever A en Diever B aan de Bosweg in de Oude Willem in de Tweede Wereldoorlog ook gebruikt zijn als werkkamp voor joodse mannen mag een niet te vergeten stuk geschiedenis van de gemiente Deever zijn. De webstee Joodse Werkkampen geeft enig inzicht in die geschiedenis en wil daarmee ook een aanzet geven tot het vergaren van nieuwe feiten, materialen en kennis over de joodse werkkampen.
Copieerbedrijf Roelof van Goor uut Deever verkocht vóór en in de Tweede Wereldoorlog deze prentbriefkaart van rijkswerkkamp Diever A. De foto op de afgebeelde kaart is niet omstreeks 1941 genomen, maar vóór de Tweede Wereldoorlog, toen de rijkswerkkampen Diever A en Diever B werkverschaffingskamp waren.

Posted in de Olde Willem, Tweede Wereldoorlog, Werkkampen Diever A en B | Leave a comment

De dreejbrogge an de Gowe in 1938 en in 1945

In het in 1999 verschenen fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ is de volgende tekst over de olde dreejbrogge an de Gowe bij afbeelding 78 van een in ± 1938 gelopen zwart-wit ansichtkaart opgenomen. In de tekst bij de afgebeelde ansichtkaart is aandacht besteed aan de draaibruggen in de Drentse Hoofdvaart als hindernis voor gejaagde en getrokken schepen 

78 – Geeuwenbrug – Draaibrug – ± 1938
De oude brug is omstreeks 1885 vervangen door de hier zichtbare ijzeren draaibrug. In die tijd konden schepen van Assen tot de Geeuwenbrug aan weerskanten van de vaart worden gejaagd of getrokken. Zo konden de schippers de tollen 4, 5, 6, 7 en 10 in de rijksweg ontduiken.
Het jagen en het trekken langs de stuwdijk was niet alleen ongewenst wegens het vertrappen van de aarden wal, maar ook vanwege het overbrengen van de lijnen bij de bruggen. Die hadden bijna allen hun draaipunt en hun spanwerken aan de stille kant van de vaart, zoals ook bij de Geeuwenbrug is te zien.
Een strakgetrokken lijn kon de spanstangen beschadigen. Voor het tegengaan van het gebruik van de stuwdijk waren op de spanstangen van de Smildiger bruggen tevergeefs mesvormige ijzers voor het beschadigen en doorsnijden van de lijnen aangebracht.
Bij gejaagde of getrokken schepen klom de jager of de trekker op de openstaande brug om de lijn over of langs de hoofdstijlen te kunnen gooien. Door het gesjor aan de lijn en het geloop op de brug begon deze te duiken en te schommelen. Daar had de draaispil nogal van te lijden. Bovendien kon de bewegende brug in aanraking komen met het passerende schip. Een en ander werd vermeden door een verbod op het jagen en trekken van schepen op de stille kant van de hoofdvaart. Op de stuwdijk tussen de Oude Dieverbrug en de Eerste Uffelterbrug werd omstreeks 1885 ook wel eens gejaagd en getrokken om zo tolgeld te ontduiken. Dit was afgelopen toen de vroegere sluiswachter van de Witteltersluis het jagen en trekken over zijn land niet langer toestond.
De draaibrug werd aan het eind van de oorlog opgeblazen door de Duitsers en na de oorlog vervangen door een ophaalbrug.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie van ut Deevers Archief neemt het de maker van het fotoboekje ‘Diever, ie bin ’t wel …’ toch wel een beetje kwalijk dat hij het bouwjaar van de nieuwe draaibrug an de Gowe niet helemaal goed heeft onderzocht. Omstreeks 1885 blijkt 1872 te zijn. Zie de bijgevoegde advertentie van het resultaat van de aanbesteding van de nieuwe draaibrug, die verscheen in de Provinciale Drentsche en Asser Courant van 28 december 1871.
Op de afbeelding van de wit omrande zwart-wit ansichtkaart is aan de linkerkant van de voat (de Drentse Hoofdvaart) de riekseweg in de gemiente Deever te zien. De huizen aan de rechterkant staan in de gemiente Dwingel. Aan de rechterkant van de afbeelding van de wit omrande zwart-wit ansichtkaart is nog net een deel van het brugwachtershuisje bij de draaibrug te zien.
Op de afbeelding van de zwart-wit foto is de in 1945 aan het einde van de Tweede Wereldoorlog door de terugtrekkende Duitse bezetter flink vernielde dreejbrogge an de Gowe te zien. De boerdereeje mit pothokke aan de linkerkant van de zwart-wit foto staat in de gemiente Dwingel en heeft als adres Het Lot 1. Ook op deze foto is het brugwachtershuisje bij de draaibrug te zien. Deze zwart-wit foto is aanwezig in het Drentsch Archief in de Collectie Dwingels Eigen en is geregistreerd onder fotonummer DH0441113001.
De redactie zal te gelegener tijd, en zeker niet in geschwinde spoed en zeker ook niet in gestrekte draf, enige kleurenfoto’s van de huidige situatie ter plekke bij dit bericht opnemen.

Posted in Ansichtkoate, de Gowe, Diever, ie bint 't wel ..., Greinse, Tweede Wereldoorlog, Verdwenen object | Leave a comment

Twee verhalen van luitenant parachutist Gilles Anspach

Twee verhalen van luitenant parachutist Gilles Anspach
De Koninklijke Bibliotheek van België (Bibliothèque Royale de Belgique) in Brussel (Bruxelles) is in het bezit van de jaargangen 1946 tot en met 1951 van het album ‘Coeurs Belges’. In het Franstalige tijdschrift komen ook Belgen aan het woord die in de Tweede Wereldoorlog een heldhaftige rol in de strijd tegen de Duitsers hebben gespeeld. Tweede luitenant parachutist Gilles Anspach beschijft in twee nummers van de jaargang 1946 van genoemd tijdschrift zijn herinneringen aan de strijd van eenheden Franse commando’s van de Britse Special Air Service (S.A.S.) bij Diever en Appelscha in de laatste dagen van de Tweede Wereldoorlog. De twee verhalen zijn op deskundige wijze vertaald door mevrouw Karin Broekema. De redactie is haar daarvoor zeer erkentelijk. De twee verhalen verschenen onder de titel ‘Parachutistes en campagne’ (deel 1) en ‘Le grande jour’ (deel 2).

Deel 1: Parachutisten ten strijde – Een verhaal van Gilles Anspach

Haar neef, luitenant parachutist Gilles Anspach heeft het voorrecht gehad te vechten tegen de Duitsers op de slagvelden in Frankrijk en Nederland, waar zijn briljante gedrag hem de hoogste militaire onderscheidingen opleverde. Nadat we hem onlangs in de stad hadden ontmoet, vroegen we hem om voor de lezers van Coeurs Belges wat herinneringen aan zijn campagnes op te halen. We danken hem dat hij zo vriendelijk heeft toegegeven aan onze wens.

De Duitsers werden onherroepelijk verslagen. Montgomery was over een breed front de Rijn overgestoken: deze operatie liep als een precisiemachine met in olie glijdende tandwielen. Elke avond kwamen de Engelse troepen aan op het punt dat hen de dag ervoor was aangewezen, ze bezetten onverbiddelijk het gebied van het Derde Rijk. De Amerikanen haastten zich. Patton overtrof zichzelf: zijn gepantserde eenheden drongen door tot in het hart van Duitsland

—-

In die tijd hadden Gilles Anspach en zijn medeparachutisten een rustig leven op het Engelse platteland. Zij kwamen de dagen door met zonnebaden, wandelen en het drinken van whiskysoda. Over deze ledigheid beklaagden zij zich allen. Men zei destijds tegen elkaar met een zucht: “Ze zullen de oorlog zonder ons beëindigen”. Een telefoontje van het hoofdkwartier bracht hen echter opnieuw in de strijd. De parachutisten werden met hun wapens en hun bagage naar een apart kamp gebracht. Het kamp was omringd met prikkeldraad, want de Engelsen houden er niet van aan geheime militaire operaties ruchtbaarheid te geven. De parachutisten begrepen direct dat hen iets te wachten stond.

De Britse commandant had besloten een einde te maken aan de Duitse weerstand in Nederland. Het tweede Canadese leger moest Nederland in tweeën delen, zodat de Noordzee in de omgeving van de stad Groningen kon worden bereikt, terwijl het grootste gedeelte van de Engelse troepen richting Bremen zou trekken. Het vierde Franse bataljon van parachutisten, waaronder de eenheid van Gilles Anspach moest in groepen van tien personen landen voor de Canadese troepen. Het bataljon moest talrijke bruggen in de omgeving van de stad Groningen ontdoen van mijnen. Ook moest het bataljon de bruggen bezetten tot de komst van de geallieerden. Belgische parachutisten namen eveneens deel aan deze operatie. Deze parachutisten bevonden zich reeds in Nederland en waren uitgerust met jeeps en carriers. Deze Belgische parachutisten stonden in dienst van de Britse verkenningstroepen.

Op 7 april 1945 verliet het bataljon het kamp in Engeland. Het bataljon verliet het kamp in bezit van wapens en munitie. Bij de aankomst op het vliegveld bekeken de parachutisten hun parachutes. De parachute van Gilles Anspach had niet dezelfde kleur als die van zijn medeparachutisten. Dat beviel hem niet. “Het klinkt misschien belachelijk, maar op zo’n moment word je natuurlijk bijgelovig.”, aldus Gilles Anspach.

De Engelse en de Franse commandanten kwamen voor de laatste keer bij elkaar. Elke eenheid bestond uit twintig mannen (redactie: deze bestond niet uit twintig, maar uit vijftien mannen). De Engelsen noemden zo’n eenheid een stick, wat rozenkrans betekent (redactie: stick betekent groep). Iedere officier had tien parachutisten onder zich (redactie: geen tien, maar zes of zeven). De parachutisten van luitenant Thomé (redactie: Edgard Tüpet-Thomé) en de parachutisten van luitenant Anspach waren samen (redactie: de stick bestond uit twee ploegen, die zelfstandig konden opereren). Officier Puy du Pin (redactie: luitenant Guy Puy du Pin) sloot zich hierbij aan. Deze officier had in de herfst ervoor een kapotte knieschijf opgelopen. De commandant van de eenheid van Anspach wilde niet dat Puy du Pin bij deze operatie de functie van officier zou uitoefenen. Het zou te veel risico’s met zich meebrengen.

De eenheid van twintig mannen (redactie: vijftien mannen) vertrok per vliegtuig. De parachutisten hebben hun vertrek met zorg voorbereid. Vlak voor het vertrek overwoog ieder de kansen op een goede terugkeer. Eveneens komen op zo’n moment herinneringen aan gevallen kameraden in voorafgaande operaties naar boven. Gelukkig is een aantal van hen gestorven zonder dat zij daar erg in hadden. Dit in tegenstelling tot degenen die stierven na een nacht van schreeuwen om hulp, omringd door kameraden die niet de mogelijkheid hadden hen te helpen. Op zulke momenten denkt men aan de personen die thuis op hen wachten. Na het opstijgen van het vliegtuig was er aan boord geen sprake meer van twintig (redactie: vijftien) verschillende individuen, maar ging het om de stick.

De officier aan boord opende het luik, zodat kon worden gesprongen. Deze officier controleerde ook onze kit-bags. Dit waren grote zakken waarin wapens, munitie en de uitrusting van de parachutisten zaten. Zo’n kit-bag woog tussen de dertig en de veertig kilo. Tijdens de val komt de kit-bag enkele meters onder de parachutist te hangen. Het vliegtuig vloog ‘s nachts boven het Kanaal via Frankrijk naar Nederland. Tijdens de vlucht werd er vanuit het vliegtuig geschoten. Dit is een gewoonte van de R.A.F. (redactie: Royal Air Force) om te testen of de wapens in orde zijn. Op een gegeven moment hoorden de parachutisten van de piloot dat het nog tien minuten zou duren, voordat de parachutisten konden springen.

Gilles Anspach sprong tegelijk met Puy du Pin. De daling duurde naar zijn gevoel erg lang en hij kwam op zijn rug terecht. Even kon hij zich niet bewegen. Hij bleef tien minuten op de grond liggen en bevrijdde zich vervolgens van zijn parachute. Hij was klaar om zichzelf te verdedigen. Hij bevond zich in een bos en hij hoorde de Duitsers.

Thomé en zijn mannen zijn niet in Duitse handen gevallen. Een half uur later zijn zij weer bij elkaar en zij slapen op hun parachutes. In de verte horen zij tanks rijden. De volgende dagen in de bossen in gezelschap van Puy du Pin zijn zij op zoek naar de Duitsers. Hierbij worden zij geholpen door de Nederlanders. De trouwste onder hen is Gees, de juffrouw van het postkantoor van Diever (redactie: Geesje Jantina Schoemaker, dochter van postkantoorhouder Lambert Schoemaker en Hilligje van Es uit de Hoofdstraat). Zij was een goed meisje en was stoutmoedig als een knaap. Er was ook iemand bij die door de parachutisten ‘de man met het houten been’ werd genoemd. Wij popelden om ten strijde te gaan. De informatie uit de omgeving werd door Thomé ironisch als welwillendheid opgevat. Geweldig was de ledigheid van Thomé. Hij gedroeg zich als een god, die naar de mens op aarde keek.

Toen wij bij het aanbreken van de dag terugkwamen, nadat wij enkele schoten met de Duitsers hadden gewisseld, of misschien wel met het Nederlandse verzet, troffen wij hem slapend in zijn slaapzak aan. Wij dachten dat onze tegenslag te wijten was aan zijn afwezigheid. Thomé leek ons onvervangbaar. In het legerkamp ontstond al snel het verhaal, dat Thomé zich vrijwillig had teruggetrokken uit de strijd. Hijzelf sprak van tijd tot tijd met zekerheid tot ons over de acties die moesten worden uitgevoerd en hoe hij dacht het bos het beste te kunnen verlaten met zijn manschappen. Geïrriteerd door zijn gedrag dachten wij vaak dat het hem aan moed ontbrak en dat hij niet met ons durfde mee te komen. Wij wisten echter allen goed dat dit niet de waarheid was.

De volgende dag vernamen wij, dat de burgemeester van Diever, collaborateur en officier van het Nederlandse Quisling leger (redactie: Quisling was in de Tweede Wereldoorlog leider van de fascistische Noorse nationaal socialistische partij en werd na de oorlog gefusilleerd wegens hoogverraad; met het Quisling leger wordt hier de N.S.B. bedoeld) probeerde te vluchten, voordat de geallieerden zouden arriveren. Onze vriend ‘de man met het houten been’ vertelde ons, dat we dat moesten proberen te voorkomen. Puy du Pin was al geruime tijd gespecialiseerd in parachutistenmissies. Hij wilde, dat wij het kwaad bestreden. Zijn rugzak was gevuld met chocolade, die hij uit wilde delen aan kleine kinderen, en voor de Nederlanders tabak, waarvan zij onthouden waren tijdens de Duitse bezetting. Hij maakte ons enthousiast met de gedachte, dat wij in de toekomst zonder twijfel bekend zouden zijn als de Franse parachutisten die de collaborerende burgemeester gevangen hadden genomen. Dit stukje geschiedenis zal door iedere generatie worden doorverteld. Het was Thomé, die voor deze dag vol met energie zat: “Laten de Nederlanders hun vuile was in eigen kring wassen. Dit is een karwei waarvan wij niet opkijken.”

Onze stick loopt in de richting van de plaats Diever. Paden langs de akkers brachten ons tot de eerste huizen in Diever. Wij kwamen op een kruispunt van twee routes aan. Wij waren schietklaar, aangezien wij bang waren verrast te worden door de Duitsers. Uit de vensters staken hoofden, maar niemand durfde naar buiten te komen, waarschijnlijk omdat wij hen te veel angst aanjoegen. Zonder slag of stoot kwamen wij aan bij het huis van de burgemeester. Gilles Anspach ging in gezelschap van Puy du Pin het huis binnen. Onze vriend met het houten been had een grote man met bril omschreven: dat was bugemeester Posthumus. Wij duwden een mitrailleur in zijn ribben. Hij liet zich zonder verzet fouilleren. Hij had twee revolvers bij zich en zijn portefeuille zat vol met papieren met het hakenkruis erop. Een vrouw, mevrouw Posthumus, rende door het huis. Ze had haar haren in de war en schreeuwde als een wilde. Onze Nederlandse collega vertelde ons, dat zij nog slechter was dan haar echtgenoot, maar wij hadden niet de moed om haar mee te nemen naar ons kamp. Het huis werd snel doorzocht. Wij vonden de lijsten met namen van Nederlandse collaborateurs uit de regio en een vlag van de N.S.B. De vlag werd naar buiten gedragen door een van onze mannen. De straten, die nog uitgestorven waren toen wij kwamen, waren nu vol met mensen. Vrouwen lieten hun vuist zien en scholden onze gevangenen uit. Puy du Pin gaf chocolade aan kleine kinderen. De meisjes lachten naar onze parachutisten. Gees van het postkantoor schreeuwde Gilles Anspach toe dat hij ook mevrouw Posthumus gevangen moest nemen. Vrouwen zijn harder tegen elkaar.

Gilles Anspach maakte van zijn mannen weer een eenheid. Gilles Anspach was opnieuw bang verrast te worden door de komst van de Duitsers en het was voor hem een opluchting, dat hij het kruispunt aan het einde van Diever kon oversteken, omringd door een uitgelaten menigte. Bij aankomst in het bos trokken zij de schoenen van Posthumus uit en bonden hem vast aan een boom. Hij was in gezelschap van drie Duitsers en twee Nederlanders, die door de vijand gestuurd waren om de positie van de parachutisten te localiseren. Zij moesten een brief in het Duits opstellen waarin werd vermeld, dat als in Diever represailles zouden plaatsvinden, zij de gevangenen zouden executeren. Dit werd bij het gemeentehuis opgehangen.

De volgende dag kwamen de parachutisten bij elkaar om te besluiten hoe verder te gaan in de strijd. Thomé vertelde dat er nog acht dagen te gaan waren, voordat de Canadezen zouden arriveren. Om deze reden moest niet te snel worden aangevallen, de Duitsers zouden daardoor immers de tijd krijgen om terug te slaan. De parachutisten zouden in het bos het juiste moment afwachten. Thomé is sinds zijn eerste missies behoorlijk veranderd. Tijdens zijn eerste missies hield hij niet op de vijand te zoeken tot hij hem had gevonden. Tijdens die gevechten was hij altijd voor zijn mannen, waarvan meer dan de helft is gestorven in Lotharingen, en nu was hij degene die voorzichtigheid in acht nam.

De volgende dag ging Gilles Anspach met acht mannen op patrouille. Thomé had hen gezegd niet het avontuur op te zoeken. Hij vergat echter dat het in een vijandelijk land niet nodig is de vijand te zoeken. De vijand komt je tegemoet. Op die dag vonden wij bij toeval een bospad. Klein, één van onze onderofficieren, riep: “Duitsers”. Op enige afstand naderden enkele Duitsers op de fiets. De patrouille sprong in een sloot om niet gezien te worden. Door een verrekijker zagen zij groene uniformen. Er was geen twijfel mogelijk. Wij zagen Duitsers op de fiets in kleine groepjes van vijf of zes personen. Als wij ze zouden aanvallen, dan zouden zij niet de mogelijkheid hebben om zich te verdedigen. Een van de mannen begreep dat dit een gemakkelijk doelwit was. Deze vroeg dan ook aan de luitenant: “Zullen wij ze gevangen nemen?” De mannen kregen het bevel om de wapens te controleren, en zij gleden door het gras in de richting van de weg.

Toen de boeren die op de akkers werkten ons zagen, gingen zij weg zonder iets te zeggen. Er naderde een Duitser op de fiets die alleen was. Zijn fiets was beladen met zakken en koffers. Gilles Anspach gaf hem het bevel te stoppen. Hij richtte zijn pistool op zijn borst en gaf hem een teken dat elk verzet nutteloos zou zijn. De fietser brabbelde enkele woorden in het Duits, en zijn wangen trilden van angst. Het was een typische Duitser: dik en met een bril. Uit zijn papieren bleek dat hij een onderofficier was. Zij doorzochten direct zijn bagage, waaruit direct een geur van saucijzen en worst kwam, die hij waarschijnlijk had gevorderd bij een boerderij uit de omgeving.

Er kwam meer fietsers aan. Een man bleef achter bij de gevangene. Er kwamen acht fietsers aan en de patrouille was acht man sterk. Ze overwogen nog even zich terug te trekken, maar het was al te laat. Vanuit de sloot zagen zij de fietsers naderen. Toen ze bij ons in de buurt waren stonden wij op. Ze waren nog geen drie meter van ons af. Lucien Klein sommeerde hen om de handen omhoog te houden. In eerste instantie zagen de fietsers ons aan voor Duitsers, en ze vertelden ons dat ze tot de Duitse Wehrmacht behoorden. Wij sommeerden hen opnieuw de handen omhoog te doen. In plaats van te gehoorzamen sprongen twee mannen in het kanaal langs de weg. Anderen richtten hun pistool op ons. Gilles Anspach riep: “Vuur”, en op hetzelfde moment gaf hij een geweerschot. Van onze eerste geweerschoten vielen vier mannen op de grond tussen de omgevallen fietsen. Wij hebben hen vanaf een kleine afstand verslagen, zonder dat wij de tijd hadden om het geweer op schouderhoogte te brengen. De Duitsers is het niet gelukt om ook maar één schot naar ons te lossen. Een van de mannen van Gilles Anspach leegde zijn pistool op degenen die zich in het water bevonden, en hield niet op totdat het hele water rood van het bloed was geworden. Een gewapende Duitser was in de sloot gesprongen. Wij hebben hem gedood zonder dat hij zich op een of andere wijze kon verzetten.

Terwijl Gilles Anspach het bevel gaf om de lijken in het kanaal te gooien, liep hij naar de eerste fietser. Hij was niet bewapend. Anspach gaf hem het bevel om hem te volgen. Door het geschiet was hij versuft geraakt. Aanvankelijk weigerde hij om te volgen. Anspach richtte zijn pistool op hem en de fietser liet zich op de grond vallen en schreeuwde. Het moest snel gaan, want zij konden verrast worden door andere Duitsers. Anspach gaf zijn mannen het bevel om er een eind aan te maken. Zij kwamen met hun gevangenen in het kamp aan. Toen wij ons avontuur aan Thomé vertelden, zei hij, dat wij niet zo trots moesten zijn op onze daden, want wij waren immers soldaten en geen slagers. Misschien heeft hij niet geheel ongelijk gehad, want wij hadden ons wild niet de kans gegeven om zich te verdedigen.

Deel 2: De grote dag – Een nieuw verhaal van luitenant Gilles Anspach

Wachtend op de Canadezen
Op onze legerbasis in het bos wachtten wij op de grote dag. Thomé rustte uit en wij hadden niet veel bijzonders te doen. Er was luchtalarm. Er waren schermutselingen, waarop vervolgens niets gebeurde. Er waren kleine verspreide geheime gevechten, zoals aanslagen. Parachutisten van een andere eenheid lieten ons tijdens hun patrouille weten wat in de omgeving gebeurde en wat zes andere sticks van onze compagnie was overkomen.
“Tijdens de landing”, zeiden zij tegen ons, “is onze commandant in een denneboom terechtgekomen. De naalden van de boom hebben zijn ogen getroffen. Hij is twee dagen helemaal blind geweest, maar nu komt langzaam zijn gezichtvermogen terug.” De brug van Appelscha was ons doel. Thomé had ons beloofd die twee dagen voor de komst van de Canadezen te bezetten, maar was al onbeschadigd in handen gevallen van onze collega parachutisten. Een van hen was Duno, een Breton, die trots op zijn afkomst was. (redactie: Eerste luitenant Maurice Duno, commandant van de twaalfde stick). Hij had met zijn tien mannen (redactie: veertien mannen), midden op de dag de Duitsers verrast. Zij hadden de brug ontdaan van mijnen. Duno en zijn mannen waren nu belast met het bewaken van de brug. Andere parachutisten hadden zich bij hen gevoegd en Appelscha werd nu bewaakt door veertig Fransen. Onder hen bevond zich de commandant (redactie: kapitein Pierre Sicaud, commandant van de tweede compagnie en commandant van de tiende stick). Eén oog in het verband, het andere onder het bloed. Hij zag nauwelijks iets. Hij coördineerde de verdediging: het plaatsen van antitank wapens, die door de R.A.F. waren gedropt. Aan de andere kant kregen wij slecht nieuws te horen: een van onze sticks was aangevallen. Hiervan vreesden wij het ergste.

Verdachte boten
De Nederlanders hadden ons gewaarschuwd dat een groot binnenschip met een sleepboot, bezet door de vijand, in aantocht was. Wij verlieten opnieuw het bos. Ditmaal werd de groep door Thomé geleid. Op de weg kwamen wij drie Duitsers tegen (redactie: op de weg langs de Drentsche Hoofdvaart). Op het moment dat zij ons zagen, maakten zij zich in allerijl uit de voeten. Uit angst dat schoten de aandacht van de vijand zou trekken, verbood Thomé ons te schieten. Vier van onze mannen gingen achter de vluchtende Duitsers aan. Tien minuten later kwamen zij met twee Duitsers terug. De derde Duitser was zwemmend het water (redactie: de Drentsche Hoofdvaart) overgestoken. Onze gevangenen hadden zich zonder slag of stoot overgegeven. Halverwege het kanaal maakten wij nog onze geweren schietklaar. De stick van mij en de stick van de officier hadden de leiding over de patrouille uit Appelscha. Onze sticks moesten achterblijven om Thomé te dekken. De groep die belast was om het binnenschip in te nemen begaf zich in de richting van het kanaal. Verstopt in onze schuilplaatsen hielden wij onze adem in, opdat wij geen geluid zouden maken. Dan werd plotseling de rust van het platteland wreed verstoord door het geknetter van een motor.

Een interessante vondst
De orders die wij in Engeland hadden gekregen waren formeel: het onderscheppen van iedere motorrijder, aangezien deze personen beschikten over belangrijke informatie. Een motor met twee Duitsers erop kwam in onze richting. De bestuurder werd door een van onze mannen vanaf een afstand van zestig meter neergeschoten. De bestuurder viel achterover en kwam tegen de bijrijder aan. Thomé gaf direct het bevel om het vuren te stoppen. De mannen van onze eenheden kwamen de weg op. Op de weg lagen de bebloede lichamen van de twee Duitsers. Deze lichamen werden in het kanaal gegooid. Vervolgens ontdekten wij dat deze twee Duitsers archieven van de Gestapo te Groningen bij zich hadden.

Rustig naderde een binnenschip
Onze mannen gingen voorzichtig richting het water. Thomé en zijn voorhoede verstopten zich achter de ruïne van een stenen muurtje, enkele meters van de waterkant af (reactie: bij het Haarschut). Bij het naderen van het binnenschip bestookten zij de boot met granaten. Tegelijkertijd begonnen de overige eenheden te schieten. De ramen van de boot sprongen uiteen. De boot kwam tegen de waterkant aan. Thomé liet de boot exploderen. De explosie was enorm krachtig en hierdoor viel de boot in twee stukken uiteen. De bemanningsleden, waaronder een officier werden gevangen genomen.

Een belediging die duur komt te staan
Klein, een parachutist uit de Elzas, nam de gevangenen mee naar de overige parachutisten, toen hij ontdekte, dat de gevangenen een speld in de vorm van een hakenkruis op de borst hadden. Klein nam hen deze speld af voor zijn verzameling van oorlogssouvenirs, wat een van de Nazi’s niet beviel. Deze schold Klein uit voor ‘varkenskop’. Zo’n opmerking van een Mof kon Klein niet over zich heen laten gaan, en hij schoot de persoon in kwestie door het hoofd. Klein vond dit echter niet genoeg en nam zich voor om de tweede gevangene hetzelfde lot te laten ondergaan. Terwijl Klein zijn pistool op de tweede gevangene richtte, kwam Thomé tussen beiden. Thomé zei: “Wij zullen deze man geen haar krenken, zolang ik leef.” Dit terwijl wij wisten, dat parachutisten, die in de handen van de Duitsers waren gevallen, koelbloedig werden geëxecuteerd. Tijdens onze strijd in Nederland leek het wel of een wind van barmhartigheid door onze bataljons waaide.

Zoals in de tijd van maarschalk Jourdan
Puy du Pin en ik lieten een deel van onze mannen achter en wij voegden ons bij Thomé om de tweede boot in te nemen. De bemanning van deze boot had de tijd gehad om te vluchten. Thomé gooide een explosief naar de boot. De wrakken van de boot achterlatend, gingen wij terug naar onze legerbasis. Wij hadden de gevonden papieren van de motor bij ons. Een aantal parachutisten verliet de legerbasis en keerde terug naar de brug van Appelscha. Ik begeleidde hen voor een deel. Onder hen bevonden zich twee vertrouwelingen van mij: Domingo (redactie: Maurice Domingo), een bokser uit Narbonne, kampioen van de eerste Engelse Airborne divisie en Pralon (redactie: André Pralon), een soldaat, die in Bir-Hakem had gevochten.

Duivelse schoten … de Canadezen?
Na enkele uren gelopen te hebben, hoorden wij zeer dichtbij geweerschoten. Het was niet het geluid van Duitse wapens, het leek eerder het geluid van Engelse wapens. Op een gegeven moment kwam het geluid uit vijf of zes verschillende richtingen. “De Canadezen zijn er!”, riepen de parachutisten uit, “Laten we naar het dorp gaan om te kijken wat er gebeurt.” Vriend of vijand, iemand met een geweer in de aanslag is altijd gevaarlijk. Hierdoor leek het mij beter terug te keren naar de basis. Opeens vlogen de kogels ons om de oren. Wij merkten twee politieagenten op, die op handen en voeten liepen. Wij herkenden één van hen. Hij vertelde ons, dat onze parachutisten op hen schoten. Dit verbaasde ons niet aangezien de Nederlandse politie-agenten een pet droegen, die op de pet van een Duitse onderofficier leek. Hun kleding leek op de kleding van sommige specialisten van de Wehrmacht. Wij gaven hen het advies om hun kepie en hun vest uit te doen. Wij namen hen mee naar onze basis.

Toen ik op de basis aankwam, stonden de parachutisten in een cirkel klaar voor de strijd. Thomé stond in het midden. Ik vroeg wat er aan de hand was. Thomé vertelde, dat zij bij het horen van de geweerschoten dachten dat het de Canadezen waren. Zij wilden voor de Canadezen in Diever zijn. Hierop verlieten zij het bos. Echter het waren geen Canadezen, maar Moffen (redactie: scheldnaam voor Duitsers). Die waren speciaal voor ons gekomen. De Moffen hadden nieuwe wapens, waarvan het geluid leek op dat van de wapens van de Engelsen. Zij schoten op ons. Niemand is geraakt, omdat de Moffen te vroeg begonnen te schieten. Hierdoor konden wij allen in een sloot springen. Voor ons bevond zich een heuvel. Wij klommen hierop om de vijand te localiseren. De moffen hadden hetzelfde idee. Op de top van de heuvel kwam Thomé oog in oog met een aantal Duitsers te staan. Twee van hen keken door een verrekijker in de richting van het bos om te kijken wat er gebeurde. Thomé gooide twee granaten in hun richting. Vervolgens werden zij onder vuur genomen. De Moffen begonnen eveneens te schieten. Hierop gingen Thomé en zijn mannen terug naar het bos. Gees kwam om te vertellen, dat het dorp groen zag van de Duitsers. De Duitsers hadden in Diever tien burgers gedood, omdat de inwoners van Diever ons geholpen hadden. Dit heeft zich eveneens in Bretagne afgespeeld.

Kritieke situatie
Onze basis aan de rand van het bos werd door de vijand bestookt met brandbommen in de hoop dat het ons zoveel angst aan zou jagen, dat wij onze positie zouden verlaten. Tijdens deze beschietingen lag Gees naast ons plat op de grond. Onze camouflage was perfect. Alleen door op onze lichamen te staan, zou je ons ontdekt hebben. Wij moesten echter op de vlucht slaan. Zie dit echter niet als een afgang. Immers, jezelf zo snel mogelijk in veiligheid brengen, was vaak de enige manier om te overleven en om verder te strijden.

Richting de brug van Appelscha
Wij voegden ons bij de parachutisten op de brug van Appelscha, wat eigenlijk onze missie was. In een gat in het zand verstopten wij de papieren van de Groningse Gestapo. Aan Thomé werd gevraagd of de gevangenen moesten worden gedood. Dit leek voor velen de beste oplossing. Als de gevangenen vrijgelaten zouden worden, dan zou dat immers betekenen dat de vijand alles over ons, het aantal manschappen, onze wapens en dergelijke te weten zou komen. Hen meenemen was volgens mij geen goed idee. Daarbij kwam, dat de Duitsers in Diever als repressaille tien burgers hadden gedood. Thomé vond het executeren van onze gevangenen geen goed idee. Thomé gaf het bevel hun de schoenen terug te geven en het bevel dat zij met ons mee moesten komen. Als zij zouden vluchten, dan zouden ze worden neergeschoten. Onze gevangenen droegen onze bagage. Na tien minuten hoorden wij een serie explosies. De Duitsers schoten in de richting van onze vorige positie. De nacht viel. Volgens Thomé werd het tijd om ergens te bivakkeren. Wij sliepen in een grote cirkel. In het midden sliepen de gevangenen. Gees lag naast Thomé. Zij kon zich geen betere beschermer wensen.

De volgende dag gingen wij op weg naar Appelscha en al snel zagen wij de Canadese tanks verschijnen. Wij zouden opnieuw ten strijde gaan in Noorwegen. Door de capitulatie van het Duitse Rijk was dit echter niet meer nodig. Dit was onze laatste operatie. Die heeft enorme verliezen opgeleverd bij de twee bataljons Franse parachutisten. Deze bataljons maakten de weg vrij voor het Canadese leger. Die strijd is bij het publiek vrijwel onbekend, en valt ongetwijfeld in het niet bij de strijd van de helden van Arnhem. Alleen ik en mijn kameraden zullen onze wapenbroeders, die in het Noorden van Nederland zijn gestorven en waarmee wij het avontuur hebben gedeeld, blijven herinneren.

Het tweede van de twee verhalen van luitenant parachutist Gilles Anspach verscheen in bovenstaand nummer van het Belgische tijdschrift ‘Coeurs Belges’ (afbeelding ter beschikking gesteld door de Koninklijke Bibliotheek van België, Brussel)

Elke compagnie van de Franse parachutisten had een ‘radiomannetje’, die was uitgerust met een krachtige zend- en ontvangstinstallatie. Elke stick beschikte over een ontvanger. (collectie ‘Amicales des anciens parachutistes S.A.S. et des anciens commandos de la France libre’)

Het eerste van de twee verhalen van luitenant parachutist Gilles Anspach verscheen in bovenstaand nummer van het Belgische tijdschrift ‘Coeurs Belges’ (afbeelding van de Koninklijke Bibliotheek van België, Brussel)

Posted in Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

De Zwalk langs de Sjakie-tegels in Deever

Op 21 juli 2008 verscheen in de Olde Möppeler (de Meppeler Courant) het poeha-bla-bla-poeha-bericht met de snorkende titel ‘Kop Shakespeare in trottoirs Diever’ betreffende het verwezenlijken van een Shakespearetegelwandelroute langs de Deeverse neringdoenden in het centrum van Deever.
Op 2 maart 2009 verscheen in de Olde Möppeler (de Meppeler Courant) het bericht ‘Walk of Shakespeare in Diever’ betreffende het verwezenlijken van een Shakespearetegelwandelroute langs de Deeverse neringdoenden in het centrum van Deever.

Op 16 maart 2009 verscheen in de Olde Möppeler (de Meppeler Courant) het bericht ‘Walk of Shakespeare verrijst in Diever’ betreffende het verwezenlijken van een Shakespearetegelwandelroute langs de Deeverse neringdoenden in het centrum van Deever.

Kop Shakespeare in trottoirs Diever
Diever – Beeltenissen van de door Shakespeare geschreven stukken worden aangebracht in de trottoirs van Diever. Het is een idee van de plaatselijke straatmaker Frans Kamphuis. Het gaat om 36 afbeeldingen, die maart volgend jaar worden aangeboden aan de gemeenschap.
Frans Kamphuis treedt in de voetsporen van voormalig straakmaker/schrijver Abe Brouwer. In de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw heeft Brouwer diverse figuren en uitbeeldingen in de straat van Diever aangebracht. Zo het straatwerk rond de kerk; het parkeerterrein bij de Havo-Mavo en voor het oude postkantoor van Diever. Woendagmorgen wordt met de werkzaamheden begonnen. Er moeten mallen worden gemaakt, waarin beton kan worden gestort. Het worden stenen van 50 bij 50 centimeter en een dikte van 8 cm. Het is de bedoeling dat zo een wandelroute door Diever ontstaat.

‘Walk of Shakespeare’ in Diever
Diever – Diever krijgt een ‘Walk of Shakespeare’. In het centrum van het Zuidwest-Drentse dorp worden trottoirtegels gelegd met daarop de titels van de door William Shakespeare geschreven stukken. De ‘Walk of Shakespeare’ is een idee van de historische vereniging Diever.
In het voorjaar van 2008 is het idee van de historische vereniging al met Frans Kamphuis besproken. Dat gebeurde naar aanleiding van Duusternis en Loakeblad in het kader van culturele gemeente Westerveld.
Wandelroute
De trottoirtegels die in het centrum van Diever gelegd worden, vormen een wandelroute. Volgens Jack Nieborg, regisseur van de toneelvereniging Diever, zijn de tegels ook een bijzondere verfraaiing van het dorp. De Shakespeare-tegels worden zo in de trottoirs aangebracht, zoals Abe Brouwer, schrijver en stratenmaker van de voormalige gemeente Diever, het in de jaren vijftig van de vorige eeuw heeft uitgevoerd.
Financiën
‘In eerste instantie is het initiatief  besproken met de wethouder en met ambtenaar Bas Spliet. Beide waren zeer enthousiast en is door de wethouder aangekaart bij Annet Klinkhamer, die op dat moment druk doende was met de voorbereiding en uitvoering van activiteiten in het kader van de culturele gemeente Westerveld’, aldus Nieborg.
‘In eerste instantie kregen we mondeling een positieve toezegging over de financiën, maar een maand geleden kregen we bericht via het projectbureau, dat er geen geld beschikbaar was voor het door ons ingediende project. Gelukkig is de Stichting Cultuurfonds Westerveld ons financieel tegemoet gekomen en kan het leggen van de Shakespeare-tegels toch doorgaan.
Onthulling
De werkzaamheden van het vervaardigen van de tegels is door een groepje vrijwilligers uitgevoerd. De teksten op de stenen zijn aangebracht door een bedrijf in Groningen. De onthulling van de eerste steen in het Shakespeare-dorp Diever zal plaatsvinden bij de opening van het nieuwe gemeentehuis van Westerveld. Dat zal zijn op donderdag 16 april.

Bijzondere tegels vormen wandelroute door Drents brinkdorp
‘Walk of Shakespeare’ verrijst in Diever
Diever – Met het plaatsen van de eerste steen is vanmorgen in de Peperstraat in Diever een begin gemaakt van de ‘Walk of Shakespeare’. De komende weken worden door het hele dorp nog tientallen monumentale, opvallende terragekleurde betontegels gelegd. In elke tegel staat de titel van een tragedie, komedie of koningsdrama van William Shakespeare gegraveerd. Ook staat er een beeltenis op van de Engelse toneelschrijver.
Shakespeare schreef bijna veertig tragedies, koningsdrama’s en komedies. Een tegel met daarop de tekst ‘Shakespearedorp Diever’ krijgt een plek voor het nieuwe gemeentehuis in Diever. De Shakespearetegels vormen uiteindelijk een wandelroute van een paar kilometer door het brinkdorp. De Shakespeareroute is vanzelfsprekend een verwijzing naar de Shakespearevoorstellingen die sinds 1946 jaarlijks worden gegeven in het openluchttheater van Diever.
De ‘Walk of Shakespeare’ is half april officieel geopend.

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
In 2008 en 2009 nam in het dorp Deever de Shakespearitis waarlijk epidemische vormen aan. Het absolute kopstuk van de Historische Shakespearesupportersvereniging Gemeente Diever bedacht – daartoe wellicht geïnspireerd door de Walk of Fame op de Hollywood Boulevard en Vine Street in Hollywood bij Los Angeles – deze keer als nieuw veteranentijdverdrijf het maken van zesendertig Sjakie-tegels, dat wil zeggen rode tegels van beton met daarop aangebracht de naam van een toneelstuk van William Shakespeare (die in de Deeverse volksmond altijd Sjakie-uut-Spier of kortweg Sjakie wordt genoemd) en de kop van William Shakespeare (die in de Deeverse volksmond altijd Sjakie-uut-Spier of kortweg Sjakie wordt genoemd) en vervolgens het aanbrengen van deze Sjakie-tegels in looppaden van het dorp Deever en dan liefst elk exemplaar zo veel als mogelijk was recht voor de ingang van de zaak van een Deeverse neringdoende. Want het niet-onbelangrijke nevendoel van al die Sjakie-tegels is de Sjakie-tegelroutezwalker, die voor de ingang van de winkel van een neringdoende stil staat om naar de tekst op een Sjakie-tegel te koekeloeren, de winkel in te lokken.
De redactie heeft het altijd uiterst merkwaardig gevonden dat op die Sjakie-tegels de naam van een toneelstuk van Sjakie en de kop van Sjakie is aangebracht. Niet de toneelstukken van Sjakie en niet de kop van Sjakie, maar wel de gedreven en getalenteerde amateurtoneelspelers, vrogger waad’n dat de Deeversen, hebben ut Deeverse eup’mlochtspel groot en populair gemaakt. De naam van toneelspelers, zoals Jantina Figeland, Theo Rutgers, Abe Brouwer,
Albertus Andreae, Pieter Boelens, Marinus Mulder en vele goede anderen, had op een Sjakie-tegel moeten staan. Daarmee kan de glorie van ut eup’mlochtspel voor eeuwig sterk worden benadrukt. Nou ja, eeuwig is wel heel erg lang.
Met Deeverse cultuur of aarfgoed van Oense Abe had en heeft het peperdure Sjakie-gezwalk niets te maken. De Sjakie
-tegels zullen nooit Deevers aarfgood worden. De figuur’n van Oense Abe bint dat wè.
Het zou best eens zo kunnen zijn dat toeristen en dagjesmensen en Sjakie-fanaten bij de plaatselijke V.V.V., gevestigd aan de Shakespearealley (voorheen Bosweg) in Deever, een beschrijving van de route langs de Sjakie-tegels kunnen bekomen. Dat zou wel zo moeten zijn. Of kan de Zwalk langs de Sjakie-
tegels in Deever met behulp van een handig epje op de slimme telefoon worden gemaakt ?
De redactie heeft het altijd uiterst merkwaardig gevonden dat de wethouder van cultuur van de gemeente Westenveld en de regisseur van de toneelvereniging Diever zo enthousiast hun plasje pleegden over het miraculeuze a-culturele idee en dat uiteindelijk de Stichting Cultuurfonds Westenveld opdraaide voor de kosten voor de bestrijding van die plotselinge aanval van Shakespearitis van het absolute kopstuk van de heemkundige vereniging uut Deever. Noch de gemeente Westenveld, noch de bulkend rijke toneelvereniging Diever, noch de bepaald niet onbemiddelde club van Deeverse neringdoenden heeft financieel bijgedragen aan het maken, het plaatsen en het onderhouden (?) van deze bepaald niet toekomstbestendige, niet toekomstvaste, niet duurzame, niet
kleurvaste, niet scheurvaste en niet slijtvaste Sjakie-tegels.
De redactie is van mening dat op de verrijzenis van de zesendertig Sjakie-tegels in de Deeverse looppaden bij uitstek de titel van een toneelstuk van Sjakie-uut-Spier van toepassing is: Veel drukte om niets (Much ado about nothing).
De redactie is zo maar willekeurige langs een paar van die Sjakie-tegels gezwalkt voor het maken van enige kleurenkiekjes.
De redactie heeft op woensdag 6 november 2019 kleurenfoto 1 en kleurenfoto 2 gemaakt. Op de twee kleurenfoto’s is de kapotte Sjakie-tegel bij een neringdoende in aardappelen-groenten-en-vruchten an de Kruusstroate van Deever te zien. De redactie zag dat de naam van het toneelstuk van Sjakie op de tegel was vervaagd. De kop van Sjakie was ook niet meer aanwezig. De redactie weet niet of deze kapotte Sjakie-tegel in de Kruusstroate het herbestratingsgeweld van het peperdure project Deever op Drift heeft overleefd of dat deze is gesneuveld en is gestort op de betonpuinberg van bijvoorbeeld een koninklijk onderscheiden puinbreker. De redactie trekt de conclusie dat deze tien jaar oude Sjakie-tegel niet toekomstbestendig, niet toekomstvast, niet duurzaam, niet kleurvast, niet scheurvast en niet slijtvast is en dus niet voldoet aan de strenge eisen die het project Deever op Drift stelt aan objecten in de openbare ruimte. De neringdoende in de Kruusstroate en de veteranenhobbytegelzettersclub hebben tien jaar geleden wel een beetje zitten slapen, want de Sjakie-tegel had toch wel voor de ingang van zijn winkel moeten zijn geworden geplaatst.
De redactie heeft op donderdag 22 november 2019 kleurenfoto 3 en kleurenfoto 4 gemaakt. Op de twee kleurenfoto’s is de Sjakie-tegel pal voor de ingang van een neringdoende in kleren-en-zo an de Heufdstroate in Deever te zien. De redactie kon op de Sjakie-tegel wel de enigszins vervaagde naam van het toneelstuk van Sjakie lezen, zijnde Richard III. De kop van Sjakie was niet meer op de Sjakie-tegel te zien. Binnen enige jaren zal de naam van het toneelstuk in zijn geheel zijn verdwenen. En wat heb je aan een Zwalk langs steeds meer verkleurende Sjakie-tegels waarop niets is te lezen ?
De redactie heeft op donderdag 22 november 2019 kleurenfoto 5 en kleurenfoto 6 gemaakt. Op de twee kleurenfoto’s is de Sjakie-tegel pal voor de ingang van een neringdoende in drogisterij-en-zo-artikelen an de Heufdstroate van Deever te zien. De redactie kon op de Sjakie-tegel de vervaagde naam van het toneelstuk van Sjakie
gelukkig niet meer ontcijferen. De kop van Sjakie was gelukkig ook niet meer op de Sjakie-tegel te zien. De Sjakie-tegel op kleurenfoto 5 kan gelukkig als verloren worden beschouwd en moet met geschwinde spoed en in gestrekte draf uit de Zwalk-langs-de-Sjakie-tegels-route worden geschrapt.
De redactie stelt voor dat de gemeente Westenveld op deze plaats op 4 mei 2020, 75-jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog, tijdens de Dodenherdenking, geen struikelsteen, maar een dikke vlakke plaat van roestvast metaal plaatst, met daarin gegraveerd een tekst ter nagedachtenis aan de in de Duitse vernietigingskampen omgekomen joodse familie Zaligman, die hier tot aan het begin van de Tweede Wereldoorlog heeft gewoond en een manufacturenwinkel had. Dat zou nog eens van historisch besef en respect getuigen. Lees de betreffende berichten elders in het Deevers Archief. Lees bijvoorbeeld het bericht Bij de manufacturenwinkel van Flip Zaligman – 1936.



Kleurenfoto 1 en kleurenfoto 2

Kleurenfoto 3 en kleurenfoto 4

Kleurenfoto 5 en kleurenfoto 6

Posted in Joodse inwoner, Shakespearitis, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Daar wij zelf bijna niets meer hebben

In de naoorlogse Provinciale Drentsche en Asser Courant verscheen op 22 november 1945 het volgende korte -in erg slecht Nederlands geschreven- bericht.

Wil degeen van Diever of Omgeving die Kleeren of Huishoudgoed van ons of mij in zijn of haar bezit heeft, het aan onderstaand adres opzenden ? En of goederen. Aan mij het adres opgeven ? Daar wij zelf bijna niets meer hebben. ….., Dennenweg 1, Assen.

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
Het is inderdaad in de gemiente Deever voorgekomen dat uit huizen van N.S.B.’ers, die vlak na de Tweede Wereldoorlog waren vastgezet, allerlei goederen wederrechtelijk werden meegenomen (gejat, gestolen, achterovergedrukt), uit wraak, of met het argument dat die goederen toch maar van die N.S.B.’ers waren, of dat die N.S.B.’ers die goederen toch niet meer nodig hadden.
De vraag is natuurlijk of de persoon die deze oproep heeft geplaatst, zijnde
de echtgenote van een vastgezette Deeverse landwachter, aangifte van diefstal van huisraad bij het op dat moment bevoegde gezag heeft gedaan ?
De redactie zou wel willen weten of deze oproep in de Provinciale Drentsche en Asser Courant inderdaad heeft geleid tot enige teruggave van huisraad.
De redactie heeft de niet ter zake doende naam van de uit Beilen afkomstige echtgenote van de Deeverse landwachter, die na spertijd mit un jaachtgeweer op de nekke zijn rondes door nachtelijk Deever kon maken, onleesbaar gemaakt.

Posted in N.S.B.'er, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

We zitten hier zoo heerlijk en zoo goed

De redactie van het Deevers Archief is verzamelaar van (scans van) poststukken uit de Tweede Wereldoorlog, die betrekking hebben op de gemiente Deever. De redactie kwam onlangs in het bezit van bijgaande zwart-wit ansichtkaart.
Deze ansichtkaart van het Schultehuis aan de brink van Deever is op 22 september 1941 verstuurd aan de familie Van Veelen, Parcifalstraat 6 in Loosduinen, in de buurt van de Laan van Meerdervoort.
Op de achterkant van deze ansichtkaart staat de volgende tekst.

Beste Vrienden,
Wij zitten sedert verleden donderdag in Diever en we hebben prachtig weer.
Wat een boffers zijn we hè.
We zitten hier zoo heerlijk en zoo goed.
Morgen dinsdag ga ik naar huis en de meisjes nog een paar dagen naar Wijster bij Beilen.
Gegroet, J.H. Krijthe-Blaauw

In september 1941, in het tweede jaar van de Tweede Wereldoorlog, konden en wilden mensen blijkbaar nog ‘gewoon’ een paar dagen op vakantie naar Deever gaan. Toen konden en wilden mensen nog vinden ‘zoo heerlijk en zoo goed’ te zitten in Deever. Toen liepen in Deever nog geen Duitse soldaten op straat. Toen konden mensen nog een ansichtkaart van het Schultehuis aan de brink van Deever naar vrienden sturen, uiteraard niet wetende wat voor verschrikkelijke zaken zich later in de Tweede Wereldoorlog in dit Schultehuis zouden gaan afspelen.

Posted in Ansichtkoate, Skultehuus, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

De veroordeling van N.S.B.’er Pier Obe Posthumus

In de Heerenveensche Koerier (Onafhankelijk dagblad voor Midden Zuid-Oost-Friesland en Noord-Overijssel) verscheen op 27 januari 1949 het volgende korte berichtje over de eis van de Drentse Kamer van het Bijzondere Gerechtshof in Assen op 20 januari 1949 in de zaak tegen de N.S.B.’er Pier Obe Posthumus, ex-burgemeester van de gemiente Deever.

Bijzonder Gerechtshof Assen
20 januari
Voor het Bijzondere Gerechtshof, Drentse Kamer werd opnieuw behandeld de zaak tegen de ex-N.S.B.-burgemeestervan Diever Pier Obe Posthumus te Haren. De procureur-fiscaal zei in zijn requisitoir dat de mentaliteit van verdachte in vergelijking met andere burgemeesters zeer slecht was geweest. De feiten zijn enrstig; verdachte is een bijloper geweest.
Eis: 10 jaar gevangenisstraf met ontzetting uit de kiesrechten en het recht om openbare ambten te bekleden.
Uitspraak op 26 januari.

In het Nieuwsblad van het Noorden verscheen op 27 januari 1949 het volgende korte berichtje over de uitspraak van de Drentse Kamer van het Bijzondere Gerechtshof in Assen op 26 januari 1949 in de zaak tegen de N.S.B.’er Pier Obe Posthumus, ex-burgemeester van de gemiente Deever.

Bijzonder Gerechtshof Assen
De ex-burgemeester van Diever, de 61-jarige P.O. Posthumus uit Haren (Gr.) werd veroordeeld tot 8 jaar met aftrek en ontzegging uit het recht ambten te bekleden. Eis: 10 jaar met aftrek, ontzegging uit het kiesrecht en uit het recht ambten te bekleden.

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
De redactie weet niet precies hoe lang de N.S.B.’er Pier Obe Posthumus in de gevangenis heeft gezeten (geïnterneerd) vóór de gerechtelijke uitspraak op 26 januari 1949, maar stel dat dit ongeveer 4 jaar is geweest, en hij heeft zijn hele straf uitgezeten, dan zal de N.S.B.’er Pier Obe Posthumus ongeveer in januari 1953 zijn vrijgelaten.
De N.S.B.’er Pier Obe Posthumus overleed op 13 augustus 1956 op 69-jarige leeftijd in Haren in de provincie Groningen.
De redactie verwijst voor de volledigheid naar diverse berichten over de N.S.B.’er Pier Obe Posthumus in ut Deevers Archief.
Klik voor het openen van deze berichten onder aan dit bericht of in de rechter kolom op de categorie Pier Obe Posthumus. 


Posted in N.S.B.'er, Pier Obe Posthumus, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Esdoorn op 12-04-1985 eplaant veur de Canadezen

In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 29 maart 1985 verscheen het volgende korte, maar daarom niet minder belangwekkende berichtje.

Maple leaf in Diever
Diever. Bij wijze van hommage aan ‘onze Canadese bevrijders’, zoals burgemeester H.G. Overweg het noemde, zal op 12 april om vijf uur een boom worden geplant tegenover het politiebureau van Deever. Op die dag is het 40 jaar geleden dat Diever werd bevrijd door de Canadese troepen.
Er zal een esdoorn worden geplant. Zoals bekend is de maple leaf, het blad van deze boom, het Canadeze symbool.

In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 15 maart 1985 verscheen het volgende korte, maar daarom niet minder belangwekkende berichtje, nota bene met een foto.

Canadezen-boom
Ter herinnering aan de bevrijding van Diever is nabij het politiebureau een esdoorn geplant. Dit gebeurde uit erkentelijkheid voor de inzet van de Canadezen die veertig jaar geleden de gemeente Diever bevrijdden van de Duitse overheersing.
Na een korte toespraak van burgemeester H.G. Overweg werd de boom door de vier fractievoorzitters, te weten mevrouw A. Seinen-Brunsting (VVD), W. Dooren (PvdA), IJ. van der Veen (CDA) en J. Lok (Gemeentebelangen) in de grond gezet.
Dat het juist een esdoorn is, heeft te maken met het blad. Dit blad, de maple leaf, is het nationale symbool van Canada.

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
De Canadese vlag met het esdoornblad (maple leaf flag) werd nota ben pas in 1964 aangenomen en in 1965 in gebruik genomen. Voor die tijd was het een officieus symbool voor de Canadezen.
In de symbolen van de Royal Canadion Dragoons, die Noord-Nederland bevrijdden in april 1945, komt ook geen esdoornblad (maple leaf) voor.
Dorpsfiguur en dorpsfotograaf Harm Hessels is de maker van de hier afgebeelde zwart-wit foto, die geplaatst is bij het artikel in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 15 maart 1985.
De redactie heeft de eerste kleurenfoto gemaakt op 21 januari 2016 zo rond 15.00 uur. Het had die dag een beetje gesneeuwd. Op de kleurenfoto is te zien dat de zonnepanelen op het dak achter de alweer flinke ‘maple’ bedekt zijn met een laagje sneeuw.
De redactie heeft de tweede kleurenfoto gemaakt op vrijdag 29 november 2019.
De ‘maple’ staat in het veldje op de hoek van de Vlasstroate en de Kloosterstraote in Deever. Bij de ‘maple’ is – zoals gebruikelijk in de gemiente Deever – een niet al te grote zwerfsteen neergezet, waaraan een bordje is vastgezet met vier bolle plaatstaalschroeven.
De tekst op het bordje luidt als volgt:
Op 12 april 1985 werd deze esdoorn geplant door de fractievoorzitters uit de gemeenteraad. Als herinnering aan de bevrijding van Diever 40 jaar eerder. Het planten van een esdoorn en het schroeven van een mini-plaquette aan een zwerfsteen als dankbetoon aan de Canadese bevrijders, veertig jaar na de bevrijding, is wel erg rijkelijk laat. Het is wel te beschouwen als een nalatigheid en een gebrek aan geschiedkundig inzicht van De Hoge Heren Van De Voorkant Van Het Grote Gelijk In De Gemiente Deever. 
Bovendien had het dankbetoon an de Deeverbrogge moeten worden geplaatst. An de Deeverbrogge begon immers de bevrijding van de gemiente Deever.
Het is een tamelijk armoedig bordje en de hoofdbeleidsmedewerker van de Voorkant Van Het Grote Gelijk In De Gemiente Deever, 
die verantwoordelijk is voor het bedenken van juiste teksten voor gemeentelijke gedenktekens, kwam met een erg armoedige niet-eenduidige krakkemikkerige tekst; bovendien moet het woord ‘als’ met een hoofdletter worden geschreven en ontbreekt in de tweede zin de punt. Zo worden de Canadese bevrijders van het Eerste Canadese Leger niet eens genoemd op het bordje, dit in tegenstelling tot de twee krantenberichten.
Hoe anders herdenkt de gemeente Leeuwarden diezelfde bevrijders met een mooie plaquette, die is ingemetseld in de voorgevel van het gemeentehuis in Ljouwert.
Bij de ‘maple’ staat nu een bankje. De vraag ligt voor de hand: wie is de sponsor van dit bankje ?
Want de Hoge Heren Van De Voorkant Van Het Gelijk In De Gemeente Westenveld willen het aankopen, het plaatsen, het beheren en het onderhouden van dit soort straatmeubilair in de gemiente Deever zo veel mogelijk, liefst volledig, met particulier geld en particuliere arbeid betalen.
En wie sponsort het onderhouden van de ‘maple’ of wie heeft het onderhouden van de ‘maple’ geadopteerd ? Want die was op 21 januari 2016 en op 29 november 2019 zo te zien wel aan een snoeibeurt toe ! Of is het niet nodig een esdoorn te snoeien ?


Posted in Canadees’n, Gemiente Deever, Haarm Hessels, Sunnepaneel’n, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Vugèdering van de N.S.B. in café Balsma uutestelt

Op 6 maart 1943 verscheen in het Agrarisch Nieuwsblad de volgende korte advertentie over het uitstellen van een vergadering van de afdeling Diever van de Nationaal Socialistische Beweging (N.S.B.) in het café van de beruchte N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma an de brink in Deever. De redactie heeft in de openbare bronnen niet kunnen vinden of en wanneer de aangekondigde vergadering wel is gehouden. En wat zou de agenda van deze vergadering zijn geweest ?

Nationaal Socialistische Beweging – Diever
De aangekondigde Openbare Vergadering op 7 maart in café Balsma wordt tot nader datum uitgesteld.

Posted in Brink, Café Balsma, Deever, N.S.B.'er, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

N.S.B.-propaganda-bijeenkomst in café Balsma

In de Duits-gezinde krant ‘Drentsch dagblad, officieel orgaan voor de provincie Drenthe’, jaargang 2, nummer 519, van 5 februari 1944 verscheen het volgende propaganda-bericht van de N.S.B.

Europa één. Volksvergadering op dinsdag 8 februari in café Balsma, te Diever. Spreker J.G. Jans. Onderwerp: Wat wil ons volk. Wat willen wij: Socialisme. Aanvang 7.30 uur. Entree 25 cents. Een hecht verbond van vrije volken.

In de Duits-gezinde krant Drentsch dagblad, officieel orgaan voor de provincie Drenthe, Jaargang 2, nummer 519, van 10 februari 1944 verscheen het volgende korte bericht over de op 8 februari 1944 gehouden propaganda-bijeenkomst van de N.S.B.

Plaatselijk nieuws. Diever.
In café Balsma vond een volksvergadering plaats met als spreker J.G. Jans met het onderwerp ‘Wat willen wij: socialisme’. Een talrijk publiek was opgekomen. Tijdens de rede heerschte er een aandachtig gehoor. Vóór het uitspreken van de rede hield de heer Jans eerst een vergadering met de werkerskern. Verschillende vragen van de aanwezigen werden op vlotte wijze door den spreker beantwoord.

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
Op 8 februari 1944 organiseerde de N.S.B. een propaganda-bijeenkomst in het café van de N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma aan de brink in Deever. De spreker was J.G. Jans, de gewestelijke propagandaleider van de N.S.B. in de provincies Groningen en Drenthe.
De Nationaal Socialistische Beweging in Nederland (N.S.B.) werd officieel opgericht in 1932 door Anton Mussert. Om zich te onderscheiden van de gewone politieke partijen noemde de N.S.B. zich een ‘beweging’.
De N.S.B. was niet-democratisch en was pro-Duits. Onder invloed van de ontwikkelingen in Hitler-Duitsland radicaliseerde de N.S.B. en werden ook anti-Joodse standpunten ingenomen.
De N.S.B. zag de Europese eenwording als een ‘Een hecht verbond van vrije volken’, maar dan wel onder het nationaal-socialisme.
De grote vraag is wie in de  gemiente Deever lid waren van de in het weergegeven bericht zo genoemde ‘werkerskern’ ?

Abracadabra-1266
Abracadabra-1265

Posted in Café Balsma, Deever, Klaas Marcus Balsma, N.S.B., N.S.B.'er, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Lucas Muggen wordt beheerder van enige vermogens

In de Provinciale Drentsche en Asser Courant verscheen in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog op 10 september 1945 het navolgende bericht over de benoeming van Lucas Muggen, de kassier van de Boerenleenbank in Deever, tot beheerder van het vermogen van de Wapsenaren J. Oostra Sr., J. Oostra Jr., B. Bos, H. Bos en H. Beugeling.

Oproeping. Ondergeteekende, Lucas Muggen, Wapse 49, Diever, maakt bekend dat hij door den Militairen Commissaris van de provincie Drenthe met ingang van 4 augustus 1945 is benoemd tot beheerder over de vermogens van:
1. J. Oostra Sr., landbouwer;
2. J. Oostra Jr., zonder beroep;
3. B. Bos, landbouwer;
4. H. Bos, zonder beroep;
5. H. Beugeling, landbouwer,
allen wonende te Wapse, gemeente Diever.
Hij roept allen op, die zaken of bescheiden van één of meer der bovengenoemden personen onder zich hebben, voor 15 september 1945 hiervan aangifte bij hem te doen.
Nalatigheid wordt gestraft overeenkomstig het bepaalde in artikel 153 van het Besluit Herstel Rechtsverkeer.
De beheerder: L. Muggen.

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
De redactie leefde in de veronderstelling dat Lucas Muggen vlak na de Tweede Wereldoorlog al was verhuist naar de kassierswoning in het gebouw van de Boerenleenbank aan de Hoofdstraat in Deever, maar dat was blijkbaar nog niet het geval. Hij woonde toen nog op ’t Noave in de boerderij van zijn ouders met adres Wapse 48.
Al tijdens de Duitse bezetting van Nederland bereidde de Nederlandse regering in ballingschap maatregelen voor ten behoeve van oorlogsgetroffenen. Het uitgangspunt was dat alle getroffenen alles wat hen tijdens de Tweede Wereldoorlog was ontstolen moesten terugontvangen. In 1942 werd door de Nederlandse regering in Londen de Commissie Herstel Rechtsverkeer ingesteld om een aantal wetten, die het vermogensbeheer na de oorlog zouden regelen, moesten voorbereiden. Achtereenvolgens kwamen in 1944 het Besluit Herstel Rechtsverkeer en het Besluit Vijandelijk Vermogen tot stand. Bepaald werd dat van overheidswege beheerders en bewindvoerders over vermogens zouden worden benoemd. Met de uitvoering van beide besluiten werd voorlopig het Militair Commissariaat voor het Rechtsherstel belast, dat onderdeel vormde van het Militair Gezag; in augustus 1945 werd deze taak overgenomen door de Raad voor het Rechtsherstel. De Raad had als doelstelling ‘het door de Duitsers tijdens de bezetting 1940-1945 gepleegde onrecht van het zich toe-eigenen en liquideren van vermogensbestanddelen van personen en instellingen zoveel mogelijk ongedaan maken’. De Raad bestond uit zes afdelingen, waaronder de afdeling Beheer. Deze afdeling had een aantal omvangrijke taken. Zij voerde onder meer het beheer over de vermogens van vijanden en landverraders, zoals N.S.B.’ers.

Posted in Boer’nlienbaank, Gemiente Deever, Tweede Wereldoorlog, Wapse | Leave a comment

Inleveren van radio’s in de Tweede Wereldoorlog

In het historisch archief van de gemiente Deever bevindt zich een document, waarin burgemeester Jan Cornelis Meiboom, uitvoering geeft aan een beschikking van 13 mei 1943 van Hanns Albin Rauter, de Höhere Schutzstaffel en Polizeiführer (zie de betreffende pagina in wikipedia.org) van het door de Duitsers bezette Nederland. De tekst van het document luidt als volgt.

De burgemeester van Diever maakt bekend, dat ingevolge beschikking van den Höheren S.S. und Polizeiführer d.d. 13 mei 1943, alle zich in het bezette Nederlandse gebied bevindende radioontvangtoestellen met toebehoren en eventuele reserveonderdelen met ingang van 13 dezer zijn verbeurd verklaard en moeten worden ingeleverd.
De inlevering moet voor deze gemeente geschieden gedurende de week van 7 t/m 12 juni 1943 in het Schultehuis te Diever en wel als volgt:
Maandag 7 juni:
8-10 uur: Oldendiever
10-11 uur: Kalteren
11-12 uur: Diever: Groningerweg, Bosweg, Noordes, Berkenheuvel
13-14 uur: Dieverbrug, huisnummers 1 t/m 30
14-15 uur: Dieverbrug, huisnummers 31 t/m 65
15-16 uur: Geeuwenbrug
16-18 uur: Wittelte en Het Moer
Dinsdag 8 juni:
8-10 uur: Diever: Brink, Brinkstraat
10-12 uur: Diever: Moleneinde, Kruisstraat
13-14 uur: Diever: Hoofdstraat, huisnummers 1 t/m 20
14-15 uur: Diever: Hoofdstraat, huisnummers 21 t/m 40
15-16 uur: Diever: Hoofdstraat, huisnummers 41 t/m 61
16-17 uur: Diever: Peperstraat, Achterstraat
17-18 uur: Diever: Burgemeester van Oslaan
Woensdag 9 juni:
8-9 uur: Wapse: Huisnummers 1 t/m 30
9-10 uur: Wapse: Huisnummers 31 t/m 60
10-11 uur: Wapse: huisnummers 61 t/m 90
11-12 uur; Wapse: Huisnummer 91 t/m 120
13-14 uur: Wapse: Huisnummer 121 t/m 149 en Doldersum
14-15.30 uur: Wapse: Oude Willem en Wateren
15.30-17 uur: Zorgvlied en alle overige hiervoor niet genoemden.
Degene, op wie de inleveringsplicht rust, dient aan de in te leveren voorwerpen een kartonnen kaartje, groot 10 x 15 cm, stevig te bevestigen.
Voorts moet bij de inlevering een formulier worden overlegd. Dit formulier is tegen betaling van 5 cent op het postkantoor verkrijgbaar. Op elk formulier moeten de naam van het model (type), het nummer van het toestel, alsmede naam, beroep en adres van degene, die het toestel inlevert, worden ingevuld.
Radio-handelaren moeten van de in hun bezit zijnde radioontvangtoestellen en onderdelen (ook golfmeters en dergelijke) een inventarisatielijst opmaken en deze lijst binnen drie weken bij mij, in triplo indienen.
Voor vrijstelling van inlevering verwijs ik naar hetgeen daaromtrent in de bladen is vermeld.

Diever, 31 mei 1943.
De burgemeester voornoemd, J.C. Meyboom.

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
Bij de redactie is niet bekend of de originele beschikking van de Duitse bezetter nog aanwezig is in het historisch archief van de gemiente Deever.
Wel is een andere uitwerking van de beschikking te vinden in de webstee geheugenvannederland.nl, waarin veel meer is terug te vinden van de originele beschikking.
Ook is niet bekend of een lijst met de namen van de inleveraars van een radioontvangtoestel bewaard is gebleven in het historisch archief van de gemiente Deever.
Moest een N.S.B.’er ook zijn radiotoestel inleveren ?
Ook is niet bekend wat de overheid met de in beslag genomen radioontvangtoestellen heeft gedaan.
Wie durfde na 31 mei 1943 nog een nieuw toestel bij een radiohandelaar te kopen en welke radiohandelaar was na 31 mei 1943 nog bereid een radio te verkopen ?
Meer over het inleveren van radiotoestellen in de Tweede Wereldoorlog is te vinden in de webstee van Oud-Ommen en is beschreven in het boek ‘Het radiotoestel in de Tweede Wereldoorlog’ van Gidi Verheijen.

Voor de volledigheid zij vermeld dat het document van burgemeester Jan Cornelis Meiboom ook als bladvulling is opgenomen in januari 2010 in nummer 10/1 van Opraekelen, het papieren blad van de heemkundige vereniging uut Deever.

Posted in Opraekelen, Skultehuus, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Lijkwagendienst vergadert in café Balsma

In de Duitsgezinde krant Drentsch dagblad, officieel orgaan voor de provincie Drenthe, jaargang 1, nummer 289 van 10 mei 1943 verscheen de volgende hier afgebeelde advertentie.

Vergadering ‘Lijkwagendienst’ Diever. 13 mei te 3 uur. Café Balsma. Het Bestuur,

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
Op 13 mei 1943 hield de ‘Lijkwagendienst Diever’ haar jaarvergadering om 3 uur ’s middags in café Balsma.
Het bestuur van de lijkwagendienst had blijkbaar geen behoefte het gebruik van het café van de beruchte N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma aan de brink in Deever te boycotten en te vergaderen in een ander café in Deever.
De Lijkwagendienst was de opvolger van één van de oude noaberplichten en was de voorloper van de begrafenisvereniging.
In het Deevers Archief is een exemplaar van het huishoudelijk reglement van de Lijkwagendienst aanwezig.

Abracadabra-1263

Posted in Brink, Café Balsma, Deever, Lijkwagendienst, N.S.B.'er, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

SAS Semi Brigade (French) raid at Diever

In de webstee backtonormandy.org is een bericht over de acties van de Franse parachutisten op 8 en 9 april in en bij Diever te vinden. Voor de volledigheid en voor het geven van commentaar op dit bericht is hier de Engelse tekst en de Nederlandse vertaling van deze tekst opgenomen. Mochten in deze vertaling fouten zitten, dan verneemt de redactie van het Deevers Archief dit graag.

In the night of the 7th of April to the 8th of April a group of French paratroopers (SAS, Special Air Services) lands in the Drenth village Diepen, with the order to sabotage the Germans and give help to the men of resistance. As well thanks to the arrest of two fierce NSB’ers, the following day, a liberation atmosphere is there in the village, which has the result that in the morning of the 10th of April a few NSBers are getting whipped. Of course the Germans didn’t let them get away with this and a few soldiers arrived early in the afternoon from Steenwijk into the village. Split in two, one half of the group of soldiers takes 11 citizens hostage and try to locate the other soldiers. That evening 11 hostages are executed by a firing squad in front of a wall. One of them, Koop Westerhof, survives the shootings by playing dead. Three other citizens are chased by the Germans, only one survives, by breaking away.

In de nacht van 7 op 8 april landt een groep Franse parachutisten (SAS, Special Air Services) in het Drentse dorp Diever, met de opdracht de Duitsers te saboteren en hulp te bieden aan de mannen van het verzet. Ook dankzij de arrestatie van twee felle N.S.B.’ers, heerst de volgende dag een sfeer van bevrijding in het dorp, wat tot gevolg heeft dat in de ochtend van 10 april enige N.S.B.’ers in elkaar worden geslagen. Natuurlijk lieten de Duitsers dit niet over hen kant gaan en enkele soldaten uit Steenwijk kwamen vroeg in de middag aan in het dorp. Opgesplitst in twee groepen, nam de ene helft van de soldaten 11 burgers in gijzeling en probeerde de andere helft de parachutisten te lokaliseren. Die avond worden de 11 gegijzelden geëxecuteerd door een vuurpeloton voor een muur. Eén van hen, Koop Westerhof, overleeft de schietpartij door zich dood te houden. Drie andere burgers worden door de Duitsers achtervolgd, slechts één overleeft door los te breken.

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
De redactie is van mening dat het Engelse bericht veel feitelijke onjuistheden bevat en zal in een volgende versie van dit bericht daar op terugkomen. Om te beginnen alvast de volgende opmerkingen.
Met in de nacht van 7 op 8 april is bedoeld in de nacht van 7 op 8 april 1945.
De Franse parachutisten landden niet in het dorp Deever, maar in de buurt van het gesticht Armenwerkhuis an de Grönnegerweg bee’j Deever.
De 11 gegijzelde mannen werden niet door een vuurpeloton voor een muur geëxecuteerd, maar werden vermoord door de S.S.’er Fritz Habener.

Posted in Fraanse parachutist, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Diever herdenkt twee zwarte dagen op 22-11-1945

In De Heerenveensche Koerier – Onafhankelijk Dagblad voor Midden-Zuid-Oost Friesland en Noord-Overijssel verscheen op 28 november 1945 het navolgende bericht over de herdenking van twee zwarte dagen in de Tweede Wereldoorlog in de gemeente Diever. 

Diever herdenkt een zwarte dag
Op 22 november 1943 stortte in het Dieverveld een Canadeesch vliegtuig neer, waarbij alle zeven leden der bemanning de dood vonden. Bij zwaar buiïg weer was het toestel hoog in de lucht in brand geraakt en zonder dat iemand der bemanning de kans had er uit te komen viel het toestel ter aarde.
Precies een jaar later, namelijk op 22 november 1944 werden zeven inwoners van deze gemeente als politieke gevangenen gearresteerd, van wie slechts één terugkeerde.
Ter herdenking van deze gebeurtenissen werd op donderdag j.j. een rouwdag gehouden. Van de huizen hing de vlag halfstok. In de ochtend van de dag vond een bijeenkomst plaats van illegale werkers en hun familie bij het hol in de bosschen van Berkenheuvel, waar de S.D. een jaar geleden zijn slag sloeg. Het woord werd hier gevoerd door dominee Van der Hoeven te Diever en dominee Van Nooten te Meppel. Om 12 uur werd in de Gereformeerde Kerk een rouwdienst gehouden. In het bijzonder bestemd voor de verwanten van de families Eggink, Gunnink, Koster en Vos. In deze dienst spraken dominee Van der Hoeven te Diever en dominee Van Arkel te Naaldwijk.
Des middags vond een indrukwekkende plechtigheid plaats op het kerkhof bij de graven van de Canadeesche vliegers. Om de graven werd een eerewacht opgesteld van twee secties gezagtroepen. Daarvoor stelde zich een groep doedelzakspelers, die met hun muziek de plechtigheid zeer verhoogden. Verder stond een groep Iersche Canadeezen opgesteld. Tegenwoordig waren tallooze hoge militaire autoriteiten. Het woord werd gevoerd door den burgemeester en een Canadeesch veldprediker, waarna een kranslegging plaats vond.
In de Nederlandsch Hervormde Kerk werd daarop een kerkdienst gehouden waar als spreker optraden dominee Bakker te Diever, dominee Van der Hoeven te Diever en dominee Van Nooten te Meppel.
Vermelden wij nog de namen van alle de gevallenen. Het zijn dokter Van Nooten, arts alhier. T.G. Drupsteen, 1e ambtenaar ter secretarie, C.M. Groenewoud, controleur der steunverleening, de gebroeders Th. J. en R. Eggink, allen landbouwers te Wapse, G.G. Koster, schilder te Diever, H. Vos, manufacturier te Diever, terwijl nog worden vermist H. Gunnink, smidsknecht te Diever en J. Bosscher, plaatsvervangend leider van de distributiedienst alhier. Zij gaven hun leven voor onze vrijheid.

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
Op de zwart-wit foto zijn in het zwart geklede mensen te zien, die onderweg zijn naar de kerkdienst die op 22 november 1945 in de middag werd gehouden in de Nederlandsch Hervormde Kerk op de Brink van Deever.
Achter de in het zwart geklede mensen is het boerderijtje van Hendrik Gruppen te zien.

Abracadabra-415

Abracadabra-411

Posted in Canadees’n, Tweede Wereldoorlog, Verdwenen object, Verzet | Leave a comment

Knipselmappen KB I 314 en KB I 315 van het N.I.O.D.

In de knipselcollectie van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (N.I.O.D.) in Amsterdam is een map met knipsels betreffende de beruchte Deeverse N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma te vinden. Het betreft knipselmap KB I 315.
Het N.I.O.D. bewaart ook een map met knipsels, die betrekking hebben op Jolle Balsma, een zoon van Klaas Marcus Balsma. Het betreft knipselmap KB I 314.
De KB-collectie is ontstaan na de Tweede Wereldoorlog en is opgebouwd voor het onderzoek van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie.

Posted in Klaas Marcus Balsma, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Hoofd Politieke Opsporingsdienst neemt ontslag

In de Provinciale Drentsche en Asser Courant van 19 september 1945 stond het volgende bericht over de ontslagaanvraag van Jozef Lezer, die direct na de bevrijding in april 1945 hoofd van de Politieke Opsporingsdienst in de gemeente Diever was.

Diever. Het hoofd van den P.O.D. alhier, de heer J. Lezer, heeft als zoodanig ontslag aangevraagd. Als zijn opvolger is aangewezen de heer A. Vos alhier.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Direct na de bevrijding van de gemiente Deever op 12 april 1945 werd de in de Woaterse bos ondergedoken gezeten hebbende Jozef Lezer hoofd van de Politieke Opsporingsdienst (P.O.D.)
De Politieke Opsporingsdienst was de Nederlandse organisatie die van februari 1945 tot 1 maart 1946 verantwoordelijk was voor de opsporing en aanhouding van personen die tijdens de Duitse bezetting (1940-1945) ‘fout’ waren geweest.
Albert Vos (geboren op 10 augustus 1915 in Deever, overleden op 26 januari 2005) (zoon van bode Vossie) woonde aan de Bosweg in Deever.


Posted in Alle Deeversen, Bosweg, Gemiente Deever, P.O.D., Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Ik heb bee disse aksie un sölver’n theelepeltie esteul’n

De redactie van ut Deevers Archief publiceerde in 2002, in nummer 02/1 van Opraekelen, het papieren blad van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever, het volgende artikel ‘Maurice Domingo was één van de parachutisten’ voor de Deeversen met belangstelling voor het verleden van de gemiente Deever.
In de nacht van 7 op 8 april 1945 om elf uur ’s avonds werd de eenheid waar Maurice Domingo deel van uitmaakte boven Drente gedropt. Ze moesten landen bij Appelscha, maar kwamen neer in de bossen bij het gesticht Armenwerkhuis, in de buurt van de Ossekoele an de Grönnegerweg bee Deever.
De geharde Franse parachutist is zich wel bewust geweest van de bijdrage van Geesje (die zichzelf Gees noemde) Schoemaker, de dochter van postkantoorhouder Lambert Schoemaker, aan de acties van de Franse parachutisten in en bee Deever.
Geesje van der Werf-Schoemaker is zondag 11 augustus 2013 op 92-jarige leeftijd in haar woonplaats Den Helder overleden. See is op donderdag 15 augustus 2013 vanuut de kaarke an de brink begreu’m op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever. Geesje Schoemaker was in de Tweede Wereldoorlog vooral actief als koerierster van het verzet.

Maurice Domingo was één van de parachutisten
In maart 1999 kwam op het postkantoor van Deever een pakje aan met als adres: Madame La Postière de Diever. Postière en 1945. Hollande. Het pakje bleek bestemd te zijn voor de in Den Helder wonende mevrouw Geesje van der Werf-Schoemaker, dochter van Lambert Schoemaker, die in de Tweede Wereldoorlog de postkantoorhouder van Deever was. Zij zat toen in het verzet in Diever. Het pakje bevatte een document, waarin Maurice Domingo herinneringen ophaalt aan de Tweede Wereldoorlog. Bij de geallieerde operatie ‘Amherst’ zat hij in de eenheid onder leiding van luitenant Edgard Thomé die bij Deever landde. Onderstaand artikel is een samenvatting van het door mevrouw Karin Broekema uit het Frans vertaalde document ‘Iedere ontvluchte van Frankrijk heeft zijn verhaal’.

Maurice Domingo werd geboren op 19 mei 1921 in Narbonne in Frankrijk. Hij was een zoon van Spaanse ouders, maar had de Franse nationaliteit. Hij vervulde zijn dienstplicht in het Franse leger. Maurice was pas vijftien jaar oud, als hij in 1936 ten tijde van de Spaanse burgeroorlog meehielp met het vervoer van voedsel en wapens naar de strijders tegen de fascist Franco. Een keer werd een vrachtwagen aangevallen door aanhangers van Franco. Hij en de chauffeur werden gedwongen om de geladen vrachtwagen achter te laten. In 1942 sloot hij zich in Narbonne aan bij de eerste vormen van verzet. Hij bracht dienstweigeraars van Narbonne via Perpignan naar de Spaanse grens, vanwaar ze verder trokken naar Engeland om te gaan vechten tegen de Duitsers. Op één van die tochten werd hij in 1943 gearresteerd. Maurice zat vier en een halve maande gevangen in Barcelona in Spanje. Ook werd hij door de Gestapo in Narbonne gearresteerd en in een treinwagon op transport gezet naar Duitsland, maar hij wist onderweg te ontsnappen.

De Engelse consul vroeg hem naar Engeland te komen om vandaar naar Afrika te vertrekken. Maurice vertrok via Spanje naar Engeland en nam dienst in het derde regiment van de Special Air Service (S.A.S.). In Engeland maakte hij zijn eerste oefensprong als parachutist uit een heteluchtballon. Op 1 januari 1944 liet Maurice Domingo in Londen op verzoek van een legeraalmoezenier zijn eerste testament opmaken. Het luidde: “Ik schenk mijn leven aan Frankrijk.”

In 1944 werd Maurice voor het eerst gedropt. Dat gebeurde boven Bretagne in Frankrijk. Hij kwam alleen neer in het dorpje Andivisiau. Hij voegde zich daar bij de verzetstrijders. Hij gaf deze raad en leerde hen hoe met Engelse wapens om te gaan. Maurice heeft daar ook een brug en een spoorweg opgeblazen. Toen de geallieerden in Bretagne arriveerden voegde hij zich weer bij het derde regiment van de SAS.

De volgende opdracht waaraan Maurice deelnam, was een dropping, zijn tweede, boven de Franse Jura. De parachutisten moesten eerst verzetstrijders in het fort Homon bevrijden. Vervolgens moesten zij het leger van generaal de Lattre helpen. Dit leger was in de Provence aan land gekomen. De officieren van generaal de Lattre hadden behoefte aan informatie over de plaats waar de zware pantservoertuigen van de vijand zich bevonden. De parachutisten staken enkele nachten achter elkaar de linies over om uit te zoeken waar deze wapens waren. Dat gebeurde tussen bombardementen door die om de drie minuten een paar minuten stopten. In Clerval in de Jura hebben de parachutisten een lange nacht zwaar gevochten met de Duitsers. Maurice Domingo was gedurende dat hele verschrikkelijke en bloedige gevecht aanwezig. Er vielen doden en gewonden en alles stond in brand, maar de parachutisten kwamen als overwinnaars uit de strijd. Zij hadden de route vrijgemaakt voor het leger van generaal de Lattre, dat in de ochtend arriveerde.

In de nacht van zeven op acht april 1945 om elf uur ’s avonds werd de eenheid waar Maurice deel van uitmaakte boven Drenthe gedropt. Ze moesten landen bij Appelscha, maar kwamen neer in de bossen bij Diever. Volgens Maurice hebben ze in Diever en omgeving vier opdrachten uitgevoerd, namelijk de burgemeester van Diever kidnappen, de belangrijkste route blokkeren, een vliegveld aanvallen en een uitkijktoren bezetten en in het kanaal schuiten aanvallen, die het front van explosieven voorzagen.
Het eerste wat de luchtcommando’s in Diever deden was de burgemeester gevangen nemen. Maurice schrijft hierover: “De burgemeester van Diever werd door mij gevangen genomen. Hij was net een kop koffie aan het drinken. Ik heb bij deze actie een zilveren theelepel gestolen. Deze lepel heb ik nog steeds in mijn bezit. Wij hebben de burgemeester aan de autoriteiten overgebracht.”

Maurice Domingo moest schuiten van de Duitsers in de Drentsche Hoofdvaart saboteren. Dat gebeurde bij slecht weer. Maurice schrijft: “We hebben de hele nacht in de regen gewacht op die rotschuiten !” Die schuiten zaten vol met explosieven. Door een explosie op een van de schuiten raakte Maurice gewond. Hij werd naar de eerste divisie van het Canadese leger gebracht. Hij verbleef daarna enige tijd in Schotland om te herstellen.

Terugdenkend aan zijn dropping in Drenthe schrijft Maurice: “Het slagen van onze opdracht in Drenthe is te danken aan de postbeambte van Diever, die ons naar verschillende locaties in Diever heeft gebracht.”

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De Franse Union Nationale de Parachutistes besteedde op 6 juni 2006 in haar blad aandacht aan Maurice Domingo:
Parachuté dans la nuit du 7/4/45 dans la région de Diever (Frisseland) a participé à toutes les attaques de la section et a notamment contribué par son sang froid à l’immobilisation puis à l’attaque et à la destruction d’un remorqueur chargé d’explosifs. Pour cette action la croix de guerre commémorative avec boucle “Krijg te land 1940-1945” lui sera décernée par la Reine Juliana le 2 janvier 1951. Maurice Domingo rejoindra la France le 23 avril 1945 et sera démobilisé le 10 septembre de la même année. Il est nommé sergent chef de réserve le 1° janvier 1946.

Met de postbeambte wordt Geesje Schoemaker bedoeld.
Mau
rice Domingo werd op 2 januari 1951 door koningin Juliana onderscheiden met het Oorlogsherinneringskruis met de gesp Krijg te land 1940-1945.

Posted in Aar'mhuus, Café Balsma, Deever, Fraanse parachutist, Geese Schoemaker, N.S.B.'er, Opraekelen, Pier Obe Posthumus, Tweede Wereldoorlog, Verzet | Leave a comment

De laatste verzetsdaad

In de landelijke krant Trouw verscheen op maandag 6 mei 2009 het artikel De laatste verzetsdaad van Joost van Velzen over het tweede deel van de documentaire ‘Nooit meer laf’ van Geertjan Lassche.
De documentaire gaat over Gerrit Gunnink, een oud-verzetsman met spijt die met zijn knokploeg betrokken was bij -naar eigen zeggen- onterechte liquidaties, waaronder de liquidatie van een N.S.B.’er in de bossen bee’j Deever.

Posted in Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Lest we forget – Opdat wee ut neet vurgeet

Op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever bevinden zich zeven oorlogsgraven van het Gemenebest. Hier liggen begraven de zeven bemanningsleden van een geallieerde bommenwerper- zes Canadezen en een Engelsman- die zijn gesneuveld op 22 november 1943, toen hun Halifax bommenwerper werd neergeschoten in de Olde Willem.
In een serie ansichtkaarten met als onderwerp ‘World War II Heroes – Lest we forget’ is van deze zeven oorlogsgraven bijgaand afgebeelde ansichtkaart uitgegeven, Het is jammer dat de tekst op de grafstenen niet leesbaar is.
De redactie van ut Deevers Archief verwijst gemakshalve naar de betreffende gegevens in de webstee Tracesofwar.com.
De Engelse term ‘lest we forget’ in de linker bovenhoek van de ansichtkaart betekent in ut Deevers ‘opdat wee ut neet vurgeet’, in het Nederlands ‘opdat wij niet vergeten’. Dat is een mooi thema voor de jaarlijkse dodenherdenking op 4 mei.
Het is bij de redactie van ut Deevers Archief niet bekend wanneer en door wie de foto voor deze ansichtkaart is gemaakt. Wie van de zeer geachte bezoekers van ut Deevers Archief het weet, die mag het natuurlijk zeggen.

Abracadabra-1281

Posted in Ansichtkoate, Canadees’n, de Olde Willem, Kaarkhof an de Grönnegerweg, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Jan Koning uit Leggelo benoemd tot magazijnmeester

In het Nieuwsblad van het Noorden verscheen op 31 maart 1927 het navolgende bericht over de jaarlijksche algemeene vergadering van ‘Het Groene Kruis’.

Diever, 30 maart.
Ten huize van T. Wesseling had gisteravond de jaarlijksche algemeene vergadering plaats van ‘Het Groene Kruis’. Uit het verslag van den penningmeester den heer J. Schoemaker bleek, dat de inkomsten (met inbegrip van opgenomen gelden ten bedrage van f. 2938) hebben bedragen over het afgeloopen boekjaar f. 4866,10 en de uitgaven f. 4885,40, alzoo een nadeelig saldo van f. 19,30. (’t Vorig jaar was er een batig saldo van f. 1306,43).
Uit het verslag van den secretaris, ds. Dijkstra, vermelden we het volgende:
Er werden over 1926 55 toestellen uitgeleend, waarvan 42 teruggebracht.
Het ledental bedraagt thans 456.
Benoemd werd tot magazijnmeester uit 10 sollicitanten J. Koning te Leggelo.
Een nieuwe woning hiervoor werd gebouwd en zal 1 mei 1927 worden betrokken.
In plaats van wijlen de heer P. Barelds werd tot bestuurslid gekozen den heer H.l. Barelds te Wittelte.
Op het verzoek van de afdeling Diever en omstreken van het Centraal Genootschap voor Kinderherstellings- en Vacantiekolonies om subsidie wordt besloten f. 5 te verstrekken.
De contributie werd bepaald gelijk aan het voorgaande jaar.
Het verzoek van het hoofd der openbare lagere school te Diever om in de scholen een verbandtrommel te plaatsen zal nader onder de oogen worden gezien.

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
1.
Ten huize van de heer T. Wesseling was in het boerencafé van Teunis Wesseling (aan de Hoofdstraat. Deever had in de twintiger jaren van de vorige eeuw veel meer café’s dan nu, vanwege de druk bezochte markten.
De boerderij met daarin het café van Teunis Wesseling stond op de plek waar nu de enige levensmiddelenzelfbedieningswinkel van Deever staat, namelijk op de hoek van de Hoofdstraat en de Tusschendarp. De boerderij waarin het café was gevestigd werd in 1936 verkocht aan Lambert Rolden, waarna het café ophield te bestaan.
Op bijgaand afgebeelde ansichtkaart uit de zestiger jaren van de vorige eeuw is aan de linkerkant het bedrijf van Hendrik Jan Rolden te zien.

2.
J. Koning uit Leggelo was Jan Koning, die aan het einde van de Tweede Wereldoorlog op de Heezenesch werd doodgeschoten door de Duitsers, toen hij op 10 april 1945 hen wilde ontvluchten bij het kerkhof. Jan Koning werd geboren op 19 mei 1901 en overleed op 10 april 1945. Hij was getrouwd met Hilligje Wanningen (geboren 29 mei 1892, overleden op 21 augustus 1987.
Het oorlogsmonument op het marktterrein aan de Bosweg in Deever is een zwerfkei (alweer een zwerfkei), waarop twee gedenkplaatjes zijn aangebracht. Op de gedenkplaatjes staan de namen van alle inwoners van Deever die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen, waaronder die van verzetsman Jan Koning.
3.
Met ‘een nieuwe woning’ zal het nog steeds bestaande pand aan het Moleneinde, nu Moleneinde 1, in Deever worden bedoeld.
4.
Wijlen P. Barelds uit Wittelte was Pieter Barelds (geboren op 17 maart 1873, overleden op 5 mei 1926). Hij werd in het bestuur van het Groene Kruis opgevolgd door zijn zoon Hendrik Lefferts Barelds (geboren op 6 oktober 1900, overleden op 10 augustus 1954).

 

Posted in Ansichtkoate, Café Wesseling, Deever, Grüne Kruus, Meul’nende, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

S.S.-Jongenskamp in het voormalige N.A.D.-kamp

In de krant De Heerenveensche Koerier (onafhankelijk dagblad voor Midden-Zuid-Oost Friesland en Noord-Overijssel) verscheen op 5 februari 1947 het navolgende bericht.

S.S.-Jongenskamp te Diever
Diever. 3 februari.
Het kamp van de voormalige N.A.D. te Geeuwenbrug, dat de laatste maanden buiten gebruik was, heeft thans een nieuwe bestemming gekregen. Het kamp is overgegaan in beheer bij het departement van onderwijs. Er zullen thans jongens van 16 tot 21 jaar in ondergebracht worden, die behoord hebben tot de S.S. en dergelijke. In de afgelopen week is de eerste groep reeds gearriveerd,

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
Het kamp Diever van de Nederlandse Arbeidsdienst (N.A.D.) lag in de buurt van de Geeuwenbrug, in de vijftiger jaren van de vorige werd daar het jongensinternaat ‘de Eikenhorst’ gevestigd.
Het was bij de redactie van het Deevers Archief tot nu toe niet bekend dat het voormalige kamp van de N.A.D, na de Tweede Wereldoorlog ook gebruikt is voor het onderbrengen van jongens die in de Tweede Wereldoorlog lid waren geweest van de S.S. en dergelijke.
De Germaansche S.S. was de verzamelnaam van verschillende paramilitaire groepen, die van 1939 tot 1945 ontstonden in door Duitsland bezette gebieden. De Germaansche S.S. was gebaseerd op het model van de Schutzstaffel (S.S.) en had als doel de nationaalsocialistische rassendoctrine en het antisemitisme op te leggen. Dit deed zij voornamelijk door lokale politietaken op zich te nemen en eenheden van de Gestapo, de Sicherheitsdienst (S.D.) en andere afdelingen van de Reichssicherheitshauptamt te versterken.
De Nederlandse organisatie werd opgericht onder de naam Nederlandsche S.S., maar later omgedoopt tot Germaansche S.S. Ze was betrokken bij razzia’s tegen joden voor deportatie naar vernietigingskampen. Na de oorlog werden de meeste leden van de Germaansche S.S. in Nederland gebrandmerkt als landverraders en werd een deel veroordeeld wegens oorlogsmisdaden.

Abracadabra-1278

Posted in de Gowe, Jongenskamp de Eikenhorst, N.A.D.-kamp, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Tien jaar straf geëist tegen Pier Obe Posthumus

In het Nieuwsblad van het Noorden van 21 januari 1949 verscheen het navolgende bericht over de strafzaak bij het Bijzonder Gerechtshof tegen de N.S.B.’er Pier Obe Posthumus, ex-burgemeester van de gemiente Deever.

Tien jaar voor ex-burgemeester van Diever
Gisteren heeft de advocaat-fiscaal bij het Bijzonder Gerechtshof te Assen, een gevangenisstraf van 10 jaar met aftrek geëist tegen de ex-burgemeester van Diever, de 62-jarige Pier Obe Posthumus uit Haren (Gr.).
In april 1944 werd hij burgemeester van Diever, waar hij -en dat werd hem ernstig aangerekend- zich heeft bezig gehouden met de opsporing, de arrestaties en het verhoor van verschillende personen, in samenwerking met de later zo berucht geworden ‘Bloedploeg’, welke hij naar Diever liet komen.
In de korte tijd van zijn burgemeestersperiode (waarin hij een grote slaafsheid voor der Duitsers aan de dag legde) heeft hij zich niet bepaald gelukkig getoond bij dat edele ambt, naar de A.F. (advocaat-fiscaal) in zijn requisitoir opmerkte. Met de landwacht en de Duitsers verrichtte hij zoveel mogelijk daden, die wijzen op een egoístische en kleinzielige mentaliteit.
De advocaat-fiscaal achtte de gepleegde feiten wel ernstig, maar in ’t algemeen getuigen zij van de houding van een bijloper, hij is zeker geen voorman geweest. Als bijkomende straf eiste hij ontzetting uit de kiesrechten en uit het recht ambten te bekleden.
Mr. S. Boersma bepleitte de uiterste clementie, daarbij de leggende op het feit, dat de verdachte onder invloed van Balsma heeft gestaan en op diens leeftijd en ziekte.
Posthumus betuigde aan het slot zijn spijt over de houding. ‘Innerlijk ben ik van de dwalingen mijns weegs genezen.’

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
Pier Obe Posthumus (geboren op 22 maart 1887 in Groningen, overleden op 13 augustus 1956 te Groningen) werd in april 1944 waarnemend burgemeester van de gemiente Deever, nadat burgemeester Jan Cornelis Meiboom (die in de volksmond altijd ome Kees werd genoemd) op dringend advies van het Deeverse verzet moest ondergedoken. De Duitsers ontsloegen Jan Cornelis Meiboom (die in de volksmond altijd ome Kees werd genoemd) op 8 mei 1944 als burgemeester van de gemiente Deever.

 

Posted in N.S.B.'er, Pier Obe Posthumus, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Oproeping van de beheerder van cafébedrijf Balsma

In de Provinciale en Asser Courant van 15 augustus 1945 verscheen het volgende bericht.
Ondergetekende Lambertus Schoemaker, Hoofdstraat 21, Diever, maakt bekend, dat hij door den Militairen Commissaris van het District Meppel is benoemd tot beheerder over het Cafébedrijf van K.M. Balsma te Diever en diens verdere privé-vermogen, met ingang van 21 juli 1945.
Hij roept allen op, die zaken of bescheiden van K.M. Balsma onder zich hebben vóór 26 augustus 1945 hiervan aangifte bij ondergetekende te doen. Nalatigheid wordt gestraft overeenkomstig het bepaalde in artikel 153 van het Besluit Herstel Rechtsverkeer.
De beheerder L. Schoemaker.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Met K.M. Balsma wordt de beruchte N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma bedoeld.
Met het cafébedrijf wordt bedoeld café Brinkzicht an de Brink in Deever.
L. Schoemaker is postkantoorhouder Lambertus Schoemaker van het postkantoor an de Heufdstroate in Deever. 

Posted in Klaas Marcus Balsma, N.S.B.'er, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Diever – Plaatselijk distributie-kantoor leeggehaald

In de verzetskrant De Waarheid verscheen op 24 december 1943 tussen korte berichten over liquidaties van Nederlandse S.S.’ers, S.D.’ers, N.S.K.K.-mannen en andere foute Nederlanders in diverse dorpen en steden het navolgende korte bericht van slechts drie woorden.

DIEVER – Plaatselijk distributie-kantoor leeggehaald.

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
Het plaatselijke verzet overviel in de nacht van 9 op 10 november 1943 het gemeentehuis aan de Brink in Deever. Uit het gemeentehuis, waar ook het ‘distributie-kantoor’ was gevestigd, werden onder meer distributie-bonkaarten en een deel van het persoonsregister weggehaald.

Posted in Brink, Deever, Gemientehuus, Tweede Wereldoorlog, Verzet | Leave a comment

N.S.B.’ers na de bevrijding gevangen in café Balsma

In de gemiente Deever hielden de leden van de Binnenlandse Strijdkrachten (B.S.) zich in de eerste dagen na de Tweede Wereldoorlog met name bezig met het opsporen en vastzetten van N.S.B.’ers en pro-Duitse Nederlanders uit de omgeving van Deever.
Ze werden vastgezet in café Brinkzicht an de Brink in Deever, dit café was eigendom van de beruchte N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma, die zelf eerst ook in zijn eigen café werd vastgezet, nadat hij in Appelscha was opgepakt.
Voor het luchten van deze mensen was een omheind stuk grond buiten het café beschikbaar.
Na verhoor en na opmaak van een eerste proces verbaal door de leiding van de Binnenlandse Strijdkrachten (B.S.) mochten sommigen naar huis, anderen kwamen terecht in kamp Westerbork.
Het is een goede zaak dat betrokkenen over het gebeurde in de Tweede Wereldoorlog willen getuigen.
In de webstee easy.dans.knaw.nl van Data Archiving and Networked Services zijn getuigen-verhalen van N.S.B.’ers die hebben vastgezeten in kamp Westerbork te vinden. Zo ook interview 16 waarin een in de Tweede Wereldoorlog pro-Duits gezinde vrouw uut Oldendeever vertelt over haar ervaringen in en na de Tweede Wereldoorlog.

Posted in Café Balsma, Café Brinkzicht, Klaas Marcus Balsma, N.A.D.-kamp, N.S.B., Oll'ndeever, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Franse veteraan beschrijft zijn avonturen in Drente

In het Nieuwsblad van het Noorden verscheen op 3 januari 2000 het volgende bericht over de memoires van de Franse parachutist Maurice Domingo.

Franse Veteraan beschrijft zijn avonturen in Drenthe
Diever. Vlak voor de bevrijding in 1945 werd N.S.B.-burgemeester Posthumus van Diever gearresteerd en naderhand uitgeleverd aan de geallieerden. Een deel van de Dieverder bevolking denkt nog altijd dat Posthumus door eigen ingezetenen werd gegrepen en vastgezet, anderen houden tot op de dag van vandaag vol dat de burgemeester door Franse parachutisten in de kraag werd gevat. Dit volksmysterie, voor zover de officiële kronieken al ruimte lieten voor raadsels op dit terrein, kan nu definitief als opgelost worden beschouwd.
Tot ieders verrassing arriveerde onlangs bij het postagentschap in de Golf-supermarkt van Diever een dik pak papier, dat de avontuurlijke memoires bleek te bevatten van de gewezen Franse parachutist Maurice Domingo. De 76-jarige luchtveteraan beschrijft hoe hij samen met 17 andere Franse para’s op 6 april 1945 boven Drente werd gedropt. Eén van de opdrachten van de eenheid was, burgemeester Posthumus van Diever te arresteren. En aldus geschiedde.
De nietsvermoedende burgemeester werd overrompeld toen hij net aan de koffie zat. De para’s ontmoetten geen enkele weerstand, toen ze de hevig ontstelde Posthumus mee naar buiten namen en hem achter de Ossenkoel aan een boom vastsnoerden. Hierbij verzuimden zij niet, de N.S.B.’er een flink pak slaag te geven. Maurice Domingo vertelt, hoe hij tijdens de overval het zilveren koffielepeltje van de burgemeester achterover drukte. Dit heeft hij tot op de dag van vandaag in zijn bezit.
De weg die de memoires aflegden, is curieus te noemen. Als adres wist de geestelijk vader niets anders te verzinnen dan ‘La Postière Diever, Hollande’. En ziedaar: het kwam in de bus ! Maurice Domingo vertrouwde blijkbaar op de oude banden, die hij met het Dieverse postwezen heeft. Tijdens hun missie in Drente werden de Franse parachutisten namelijk geholpen door een plaatselijke postbeambte, die er voor zorgde dat ze adequaat konden verplaatsen.
De memoires bleken geheel in het Frans te zijn geschreven en daarom zijn ze eerst maar eens vertaald. De para’s werden in afwachting en ter voorbereiding van de geallieerde opmars achter de Duitse linies gedropt. Eén van hun opdrachten was ook, de met explosieven geladen schepen die lagen afgemeerd in de Drentse Hoofdvaart, te saboteren. Toen daarbij één der schuiten in de lucht vloog, raakte Maurice Domingo gewond. Dat betekende meteen het einde van zijn optreden in Drenthe. Hij werd overgebracht naar de oprukkende 1e Canadese Divisie en verbleef daarna voor zijn herstel een poos in Schotland.
Uit de memoires, die 60 losse pagina’s beslaan, wordt duidelijk dat de gewezen parachutist kan terugzien op een turbulent verlopen jongelingstijd, waarin hij zich ontpopte als een echte mannetjesputter. Hij werd 19 mei 1921 geboren in Narbonne. In 1938 werd hij bokskampioen van het departement Languedoc. In 1940 werd hij fabrieksarbeider. Hij hield niet van de Duitsers en viel in handen van de Gestapo, die hem doorzond naar Spanje. Domingo wist echter te ontsnappen en kwam na allerlei wederwaardigheden terecht bij de Franse para’s, die buiten hun bezette vaderland opereerden. De missie in Drente was de derde waaraan hij meedeed.
Maurice Domingo, die later een aantal keren terug is geweest in Drente, vertelt dat in de dagen vlak voor de bevrijding rond Diever een aantal Duitse soldaten is gesneuveld. De Historische Vereniging van Diever, die de memoires nu in beheer heeft, wil graag weten hoe hun naam luidde en waar ze zijn begraven.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie heeft dit enigszins rammelende bericht in ut Deevers Archief opgenomen voor wat het waard is.
De redactie verwijst naar het bericht Ik heb bij deze actie een zilveren theelepel gestolen, het bericht Operatie Amherst: de parachutisten van stick 49, het bericht Geesje van der Werf-Schoemaker is overleden en het bericht Gees de postbeambte kijkt me triomfantelijk aan.
La Postière Diever Hollande was Geesje Schoemaker, de dochter van de postkantoorhouder van het postkantoor an de Heufdstroate in Deever.

Posted in Fraanse parachutist, Geese Schoemaker, N.S.B.'er, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Deeverse oorlogsgrafstenen staan bijna in Duitsland

In het ontzagwekkende Museum Collectie Brands – ga vooral daar eens kijken- in Nieuw-Dordrecht, in het zuidoosten van Drenthe, op nog geen vijf kilometer van de Duutse greinse, zijn de grafsteen van het oorlogsgraf van vader Nicolaas Houwer en de grafsteen van het oorlogsgraf van zoon Klaas Houwer gelukkig wel bewaard gebleven. Zie de twee bijgevoegde kleurenfoto’s.
De twee grafstenen, die èch wè tot ut Deeverse aarfgood beheurt, ook al staan ze in Nieuw-Dordrecht, zijn bewaard gebleven dank zij de onstuitbare verzamelwoede van topverzamelaar Jan Brands. Hij verzamelde weliswaar voorwerpen, maar het ging hem daarbij vooral om het verhaal bij de voorwerpen. Bij deze twee Deeverse oorlogsgrafstenen is wis en zeker een verhaal te vertellen. Zie onder meer de berichten Frits Habener is de moordenaar van 10 april 1945 en Plotseling en wreed stond de dood voor de broers.
Deze twee kleurenfoto’s zijn op 5 februari 2019 gemaakt door Henk Meijer, fotograaf van het Museum Collectie Brands. De redactie van het Deevers Archief is hem bijzonder erkentelijk voor zijn moeite deze foto’s te willen maken en voor zijn toestemming deze foto’s in het Deevers Archief te mogen tonen.
De twee oorlogsgrafstenen stonden op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee’j Deever bij de graven van de andere oorlogsslachtoffers,  maar zijn bij of na de overdracht van de grafrechten van de familie van beide mannen aan de Oorlogsgravenstichting op 1 januari 1964 (en niet op 13 april 1965, twintig jaar na de begrafenis van beide mannen ?) zeer erg helaas door die stichting vervangen door die kille, steriele en anoniemachtige standaardgrafsteen van die stichting.
De Hoge Heren Van De Voorkant Van Het Gelijk van de gemiente Deever, onder aanvoering van burgemeester Jan Cornelis Meiboom (die in de volksmond altijd ome Kees werd genoemd) hebben in 1964 blijkbaar geen enkele moeite gedaan deze oorlogsgrafstenen voor de gemiente Deever te behouden.
De grote vraag is natuurlijk hoe kwam de niet te stoppen superverzamelaar Jan Brands achter het feit dat de Oorlogsgravenstichting op 1 januari 1964 of daarna de twee voor haar overbodig geworden Deeverse oorlogsgrafstenen kwijt moest ?
De medewerkers van Museum Collectie Brands hebben wel moeite gedaan de letters, cijfers en tekens op de oorlogsgrafstenen die meer dan zestig jaren in weer en wind hebben gestaan, weer goed leesbaar te maken. Daarvoor driewerf hulde: hulde, hulde, hulde. Daarvoor dank aan de conservator mevrouw Hilde van den Berg.
Nu kunnen we lezen dat op de oorlogsgrafsteen van vader Nicolaas Houwer staat:
Onschuldig werd hij uit het leven weggerukt door de wreede vijand 2 dagen voor de bevrijding.
Nu kunnen we lezen dat op de oorlogsgrafsteen van zoon Koop Houwer staat:
Zijn jong leven eindigde 2 dagen voor de bevrijding door vijands wreede moordenaars hand.
De redactie verwijst voor de volledigheid naar de met dit bericht verband houdende berichten Het oorloggraf van Nicolaas en Klaas Houwer en Nicolaas en Klaas Houwer zijn niet geruimd.

Bij de navolgende afbeelding van een zwart-wit ansichtkaart uit 1965 is het volgende te berichten.
In de Tweede Wereldoorlog woonden in dit huis aan het begin van de Bosweg (nu Bosweg 4) in Deever het echtpaar Nicolaas Houwer en Willempje Been en hun kinderen Koop, Albert, Margje en Christina (Stina). Ze hadden wat land op de Noordesch waarop een en ander werd verbouwd en ze hielden een paar varkens. Nicolaas Houwer werkte bij de Concordia an de Deeverbrogge.
Op 10 april 1945 waren Willempje Houwer-Been, Margje Houwer en Christina (Stina) Houwer getuige van wat op die dag op en om het marktterrein gebeurde. Op de afbeelding is het huis te zien, nadat Gerard Krol dit huis had laten ombouwen tot pension.

Posted in Aarfgood, Alle Deeversen, Ansichtkoate, Kaarkhof an de Grönnegerweg, Oorlogsgraf, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Nicolaas en Klaas Houwer zijn niet geruimd

De redactie van het Deevers Archief publiceerde in het Deevers Archief het bericht De oorlogsgraven van Koop en Nicolaas Houwer. Naar aanleiding van de in dat bericht gestelde vragen ontving de redactie op 30 januari 2019 de navolgende reactie van de dienstdoende ambtenaar van de gemeente Westenveld, gevestigd in het Raadhuis aan de Gemeentehuislaan in Deever.  De redactie is de dienstdoende ambtenaar van de gemeente Westenveld zeer bijzonder erkentelijk voor zijn snelle reactie. Desalniettemin nochthans evenwel zijn niet alle gestelde vragen beantwoord en roepen de onduidelijkheden in de reactie ook weer enige vragen op.

Op de openbare begraafplaats in Diever zijn meerdere graven van oorlogsslachtoffers die tijdens de tweede wereldoorlog zijn omgekomen.
Oorlogsgraven zijn te onderscheiden in:
– militaire rijksgraven: dit zijn graven van Nederlandse en geallieerde militairen.
– civiele rijksgraven: dit zijn graven van Nederlandse burgers (meestal verzetsstrijders);
– stichtingsgraven: dit zijn graven die eigendom zijn van de oorlogsgravenstichting;
– particuliere graven: dit zijn graven van Nederlandse burgers (meestal represaille slachtoffers) die eigendom zijn nabestaanden/rechthebbenden.
Op de openbare begraafplaats in Diever bevinden zich:
– 7 militaire graven in vak E, rij 5, nummers 26 tot en met 32;
– 5 stichtingsgraven in vak I, rij 3, nummers 7, 9, 11, 13 en 14;
– 6 particuliere graven in vak I, rij 3, nummers. 2, 3, 5, 12, 15 en 17;
– geen civiele rijksgraven.
Na de oorlog waren op de openbare begraafplaats in Diever alleen militaire rijksgraven en particuliere graven.
Het onderhoud aan de particuliere graven neemt in de loop van de jaren vaak af, omdat nabestaanden overlijden of vanwege minder belangstelling of aandacht. Nabestaanden/rechthebbenden van een oorlogsslachtoffer kunnen de rechten van een particulier graf overdragen aan de oorlogsgravenstichting. Van oorlogsgraven op de begraafplaats in Diever zijn de rechten van 6 particuliere graven door de jaren heen overgedragen aan de oorlogsgravenstichting. Deze graven zijn daarmee stichtingsgraven geworden.
De grafrechten van de door u genoemde oorlogsslachtoffers, de heren vader Nicolaas Houwer en zoon Klaas Houwer, zijn op 1 januari 1964 overgedragen aan de oorlogsgravenstichting en is vanaf die datum verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van beide oorlogsgraven. Uit archiefstukken blijkt dat beide genoemde oorlogsslachtoffers op 10 april 1945 zijn begraven in de aangegeven graven en van ruimen of van herbegraven van hun stoffelijke resten is geen sprake. Vader Nicolaas en zoon Klaas Houwer liggen begraven in hun oorspronkelijke graf.
De oorlogsgravenstichting kan monumenten op stichtingsgraven vervangen en meestal wordt dit gedaan als de kwaliteit van het oorspronkelijke monument matig tot slecht is. De oorlogsgravenstichting vervangt monumenten door een standaard (landelijk) herdenkingsmonument. Het mag duidelijk zijn dat beide monumenten pas zijn vervangen, nadat de grafrechten op 1 januari 1964 zijn overgedragen aan de oorlogsgravenstichting. Voor het vervangen van grafstenen op de begraafplaats in Diever is geen vergunning, mits wordt voldaan  aan de voorwaarden, zoals gesteld in de gemeentelijke verordening voor het beheer van begraafplaatsen.
Op uw vraag hoe de oorspronkelijke monumenten in het bezit zijn gekomen bij Museum Collectie Brands in Nieuw Dordrecht moet ik het antwoord schuldig blijven. Maar kan het zijn dat de oorlogsgravenstichting de grafstenen heeft geschonken aan Jan Brands ? Dit zou u kunnen navragen bij de oorlogsgravenstichting of bij het Museum Collectie Brands).
De laatste jaren kiest de oorlogsgravenstichting steeds meer voor het overbrengen van de stoffelijke resten van oorlogsslachtoffers naar het ereveld in Loenen. De oorlogsgravenstichting kiest hiervoor, opdat oorlogsslachtoffers niet worden vergeten en omdat het onderhoud aan de graven op het ereveld in Loenen gegarandeerd is. De verwachting is dat de komende decennia veel meer oorlogsslachtoffers worden overgebracht naar het ereveld in Loenen.
Zoals u (vast) heeft opgemerkt, is hiervoor aangegeven, dat op de begraafplaats in Diever 5 stichtingsgraven zijn en dat 6 particuliere graven zijn overgedragen aan de oorlogsgravenstichting. Vanaf de begraafplaats in Diever zijn op 1 mei 2013 de stoffelijke resten van oorlogsslachtoffer de heer Jan Booiman (vak I, rij 5, nummer 13) overgebracht naar het ereveld in Loenen. De heer Jan Booiman is op 4 april 1924 geboren in Diever en is op 29 juli 1943 gefusilleerd in Rostock (Duitsland). De oorlogsgravenstichting heeft dit besluit in overleg met de voormalige rechthebbenden genomen.
Het onderhoud aan de 6 particuliere graven wordt jaarlijks uitgevoerd door vrijwilligers uit Diever, waardoor nu nog het onderhoud is gegarandeerd en waardoor de nabestaanden/rechthebbenden nu nog geen behoefte hebben deze graven over te dragen aan de oorlogsgravenstichting.

Posted in Aarfgood, Grönnegerweg, Kaarkhof an de Grönnegerweg, Oorlogsgraf, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Het oorlogsgraf van Nicolaas en Koop Houwer

De redactie van het Deevers Archief vindt bij het digitaliseren van zijn papieren archief (papperrassjus scannen en vervolgens die papperrassjus in de oud-papier-bak gooien) bestaande uit vooral veel dozen en veel mappen en veel ordners met veel foto’s, kranten- en tijdschriftenknipsels, reclamemateriaal, folders uut de gemiente Deever, en zo voort, en zo voort, en zo voort, maar ook volledige jaargangen van tijdschriften, zo nu en dan een door hem belangwekkend geacht bericht. De redactie wil zo één bericht natuurlijk niet onthouden aan de bezoeker van het Deevers Archief.
In het tijdschrift Waardeel, nummer 1, jaargang 2001, van de Drentsche Historische Vereniging is het artikel ‘Gestolde herinneringen. De oorlogsverzameling van Jan Brands’ te vinden. De redactie weet niet wie de auteur van dit artikel is.

Waar het de redactie bij het genoemde artikel met name om gaat is de foto met bijschrift op de eerste bladzijde van het artikel, in dit geval bladzijde 33, zie het bijgaand afgebeelde citaatje uit het hiervoor genoemde tijdschrift.
De foto toont de grafsteen van de Deeverse oorlogsslachtoffer vader Nicolaas Houwer en de grafsteen van de Deeverse oorlogsslachtoffer zoon Koop Houwer. Die stonden in 2001 niet meer op de kaarkhof an de Grönnegerweg in Deever. Die stonden in 2001 wel tegen een muur van de boerderij van superverzamelaar Jans Brands in Nieuw-Dordrecht.
De twee grafstenen staan nu in het Museum Collectie Brands in Nieuw-Dordrecht. Zie de hier afgebeelde kleurenfoto van de twee grafstenen.
Vooral het bijschrift bij de foto in het tijdschrift Waardeel is belangwekkend en zorgwekkend. Deze luidt als volgt:
Twee grafstenen. Vader en zoon Houwer werden twee dagen voor de bevrijding door de Duitsers in Zuidwest-Drenthe vermoord. Toen hun graven na jaren werden geruimd, plaatste Jans Brands de grafstenen achter zijn huis.
Nu staan op de kaarkhof an de Grönnegerweg in Deever tussen de graven van andere oorlogsslachtoffers twee witte grafstenen. Zie de bijgevoegde twee kleurenfoto’s. Toen hun graven na jaren werden geruimd ?? De volgende vragen liggen voor de hand.
Waar lagen vader Nicolaas Houwer en zoon Klaas Houwer oorspronkelijk begraven ?
Zijn de twee grafstenen na het ruimen van de stoffelijke resten van vader Nicolaas Houwer en zoon Koop Houwer aan familieleden overgedragen ?
Waarom werden de stoffelijke resten van vader Nicolaas Houwer en zoon Koop Houwer geruimd ?
Wanneer werden de stoffelijke resten van vader Nicolaas Houwer en zoon Koop Houwer geruimd ?
Waar zijn de stoffelijke resten van de twee oorlogsslachtoffers gebleven ?
Zijn de stoffelijke resten van de twee oorlogsslachtoffers herbegraven bij de twee witte grafstenen ?
Of zit de bezoeker van de kaarkhof naar twee witte grafstenen op twee lege graven te kijken ?
En als vader en zoon Houwer bij de witte grafstenen zijn herbegraven, waarom konden dan de twee oorspronkelijke grafstenen niet worden hergebruikt ?
Zijn de twee witte grafstenen voor rekening van de Nederlandse staat (de Nederlandse belastingbetaler) geplaatst ?
Zijn voor deze twee graven casu quo grafstenen grafrechten verschuldigd ?
Kortom het is tijd deze vragen te stellen aan de ambtenaar van de gemeente Westenveld die is belast met de exploitatie van de begraafplaatsen in de gemeente Westenveld, in het bijzonder de kaarkhof an de Grönnegerweg in Deever, kantoor houdende in het Raadhuis aan de Gemeentehuislaan in Deever.

Posted in Aarfgood, Grönnegerweg, Kaarkhof an de Grönnegerweg, Oorlogsgraf, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Dorpskrachten onderhouden Onderduikershol

De leerlingen van groep 7 van de paar nog overgebleven basisscholen binnen de grenzen van de gemiente Deever legden in 2013 (net zoals in andere jaren) een krans bij het Onderduikershol op Berkenheuvel.
Vanwege deze aanstaande kranslegging en vanwege het begin van het nieuwe toeristenseizoen hebben enige Deeverse dorpskrachten de uit palen en planken bestaande afrastering langs het toegangspad naar het Onderduikershol en bij het Onderduikershol op 10 april 2013 helemaal vernieuwd.
Da’s mooi waark.
De redactie van het Deevers Archief heeft deze kleurenfoto op 11 april 2013 gemaakt.
Het toegangshekje dat moet voorkomen dat -niet meer in het gebied aanwezige- runderen het pad kunnen betreden, wan nog niet aanwezig, maar is inmiddels wellicht wel geplaatst.

Posted in Dorpskracht, Landgoed Berkenheuvel, Onderduikershol, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Gevraagd net en eenvoudig kosthuis te Den Haag

In nota bene Volk en Vaderland, het weekblad van de Nationaal Socialistische Beweging (N.S.B.), verscheen in de Tweede Wereldoorlog op 11 december 1942 de volgende kleine advertentie:
Gevraagd net, eenvoudig kosthuis te Den Haag, J. Bos, Wapse 48, Diever (Dr.).
Het zou best eens zo kunnen kan zijn dat het ging om mevrouw Jantje Bos, geboren te Wapse op 14 januari 1912, dochter van boer Barteld Bos en Jentje de Vries.
Wapse 48 zal het adres van de boerderij van Barteld Bos (geboren op 23 juli 1885, overleden op 31 december 1971) en Jentje de Vries (geboren op 1 juli 1887, overleden op 15 mei 1965) op ’t Noave zijn geweest.
Of mevrouw Jantje Bos ook daadwerkelijk een kosthuis in Den Haag heeft gevonden, dat is bij de redactie niet bekend.
Maar waarom wilde mevrouw Jantje Bos vanuit het rustige Wapse naar het drukke Den Haag verhuizen ?
Had ze een werkkring in Den Haag gevonden ?
Als ze wel naar Den Haag is vertrokken, is ze dan na de Tweede Wereldoorlog teruggekeerd naar Wapse of naar elders in Drenthe of is ze in het Westen getrouwd met een N.S.B.’er en daar blijven wonen ?

Posted in Tweede Wereldoorlog, Wapse | Leave a comment

De Nederlandsche Volksdienst en de Winterdienst

In het Drentsch dagblad, het officiële door de Duitse bezetter gecontroleerde orgaan voor de provincie Drenthe van 4 augustus 1942 (eerste jaargang, nummer 56), verscheen het navolgende bericht van een bijeenkomst in café Balsma an de Brink in Deever.

Diever. In café Balsma was een vergadering belegd om te komen tot een vrijwillige organisatie van den Nederlandschen Volksdienst en Winterhulp Nederland. De leiding van deze avond berustte bij het wijkhoofd den heer Muggen te Dieverbrug. De spreker de heer Zuurveen gaf een uiteenzetting van den N.V.D. en de W.H.N.
Het doel van deze vergadering is volkomen geslaagd aangezien een voldoend aantal personen aanwezig was om een vrijwillige organisatie tot stand te brengen.

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
De Nederlandsche Volksdienst (N.V.D.) werd in juli 1941 op initiatief en met hulp van de Duitse bezetter opgericht naar het voorbeeld van de National Sozialistische Volkswohlfahrt in Duitsland. De oprichters wilden al het sociale werk in Nederland bundelen in de Nederlandsche Volksdienst (N.V.D.). Het ging de bezetter om de nazificering van het maatschappelijk werk in Nederland. Door zich in te zetten voor de Nederlandsche Volksdienst (N.V.D.), steunde men in feite de vijand. De Nederlandsche Volksdienst (N.V.D.) was per gemeente georganiseerd. Uit de zuinig geformuleerde laatste alinea van het bericht mag blijken dat de Nederlandsche Volksdienst (N.V.D.) niet zo’n succes zou worden in de gemeente Deever.
De Stichting Winterhulp Nederland (W.H.N.) was de nationaalsocialistische organisatie die tijdens de Tweede Wereldoorlog alle maatschappelijke hulpverlening, zoals verleend door de overheid, particuliere en kerkelijke organisaties in Nederland moest overnemen.
Tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog werd de woning van het wijkhoofd Muggen an de Deeverbrogge in brand gestoken.

Abracadabra-1245

Posted in Café Balsma, Café Brinkzicht, Klaas Marcus Balsma, N.S.B., N.S.B.'er, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

In de oorlog voetballen op het Mastenveldje

Op 24 juli 1940 verscheen het volgende bericht in het Nieuwsblad van Friesland over een voetbalwedstrijd op het Mastenveldje aan de Bosweg

Voetbal. Wedstrijd te Diever. Diever. Op het Mastenveldje werd een voetbalmatch gespeeld tusschen jongens uit ons dorp en de in de werkkampen A en B te Dieverveld gehuisveste stadswerkloozen, welke door de stedelingen met 6-1 werd gewonnen.

Aantekeningen van de redactie van het Dievers Archief
Blijkbaar zijn de Rijkswerkkampen Diever A en Diever B in de Olde Willem ook na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in gebruik gebleven voor het huisvesten van werklozen uit de grote steden in het Westen van Nederland.
In het begin van 1941 werden de twee werkkampen als isoleerkamp en doorgangskamp voor joodse Nederlanders in gebruik genomen.
Op het weiland met de naam Mastenveldje (bestond deze veldnaam als in 1832 ?) naast het veentje met de naam Mastenveldje werd in die tijd en daarvoor ook al gevoetbald.

Posted in Ansichtkoate, Bosweg, de Olde Willem, Tweede Wereldoorlog, Voetbal, Werkkampen Diever A en B | Leave a comment

Plotseling en wreed stond de dood voor de broers

Ter godvruchtige nagedachtenis van de broers Antonius Maria Gerardus Janssens en Jozeph Cornelis Maria Janssens werd bijgaand doodsprentje gemaakt. Een doodsprentje is een klein prentje dat binnen de Rooms Katholieke Kerk wordt uitgegeven als herinnering aan een overlijden. Een doodsprentje wordt tijdens de uitvaart aan de aanwezigen uitgedeeld. Het hier afgebeelde doodsprentje -aanwezig in de verzameling van het Deevers Archief- zal derhalve op 14 april 1945 in de Kerk op de Brink van Deever zijn uitgedeeld tijdens de uitvaartdienst van de tien mannen die op 10 april 1945 op het Marktterrein in Deever werden vermoord.  

De Duitsers gijzelden op 10 april 1945 de uit Noord-Brabant geëvacueerde broers Antonius Maria Gerardus Janssens en Jozeph Cornelis Maria Janssens, samen met Nicolaas Houwer, Kornelis Kerssies, Harman Bennen, Roelof Hunneman, Hendrik Akkerman, Klaas Daleman, Jan Houwer, Koop Houwer en Koop Westerhof.
De Duitse gijzelaars dwongen de gegijzelden op het Marktterrein in Deever tegen de wal van de kaarhof te gaan staan. Zie de afgebeelde foto, die op 15 februari 2001 is gemaakt. Op deze plek staat heden ten dage een rododendronbosje.
Na enige uren arriveerde een auto uit Steenwijk. De Duitse officier die uit de auto stapte was de woedende en schreeuwende S.D.-commandant Fritz Habener, Hij greep plotseling een mitrailleur en vermoordde de mannen die tegen de wal van de kaarkhof stonden. Koop Westerhof overleefde als door een wonder deze wrede moordaanslag.

De tekst van het doodsprentje luidt als volgt:
Jezus, Maria, Joseph.
Ter godvruchtige nagedachtenis van Antonius Maria Gerardus Janssens, geboren 26 mei 1926 te Tilburg en van Jozef Cornelis Maria Janssens, geboren 10 october 1930 te Berkel, gevallen voor het vuurpeloton 10 april 1945.
Plotseling en wreed stond de dood voor deze beide jonge menschen, die nog aan ’t begin, aan de lente stonden van hun leven.
Maar toch roept onze Moeder de Heilige Kerk, ook bij deze wreede sterfgevallen ons toe om niet te blijven treuren, maar om te denken aan de opstanding en ’t eeuwig leven, dat deze jongens tegemoet gaan.
Beste ouders, broers en zusjes weent niet over ons. Eens zullen we allen weer in blijdschap vereenigd zijn.
Mijn Jezus, barmhartigheid !

Een doodsprentje werd vaak van een passende bijbeltekst voorzien. En niet te vergeten voorzien van een aanwijzing voor een aflaat. Een aflaat is de vermindering van tijdelijke straffen die de overledene in het vagevuur moet ondergaan. Deze straffen kunnen worden verminderd door het uitspreken van gebedjes voor de overledene, zoals bijvoorbeeld op dit doodsprentje het gebed ‘Mijn Jezus, barmhartigheid’. Dit leverde voor de gestorvenen per gebed 100 dagen aflaat op.
De term ‘Cum approbatione ecclesia’ betekent in het Nederlands ‘Met goedkeuring van de kerk’.
Het prentje van de religieuze scène is getekend door Augustin Müller-Warth (1864-1943). Het is bij de redactie niet bekend of ook een kleuren-versie van dit doodsprentje is uitgegeven.

Abracadabra-1255Abracadabra-1256Abracadabra-1258Abracadabra-1257

Posted in 10 april 1945, Bidplètie, Deever, Oorlogsgraf, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Hoe ut poasvuur in Deever ebaut wödde

..

Posted in Tweede Wereldoorlog | Leave a comment