De keuneginne vun ut good en hef ut begreep’m

In de Nederlandsche Staatscourant verscheen op 27 juni 1906 Het Besluit betreffende de ongegrondverklaring van de bezwaren, ingebracht tegen de oprichting door het Departement van Oorlog van vier dubbele schietbanen nabij en in de zandweg van Diever naar Doldersum in de gemeente Diever, ten behoeve van de soldaten van de landweer in het legerkamp op de Oeren tussen Kalter’n en Wapse. 

IVde Afdeling, nummer 426, ’s Gravenhage, 13 juni 1906
Onderwerp: Schietbanen te Diever.

Aan de Koningin.
De ondergeteekende heeft de eer Uwer Majesteit hiernevens weder aan te bieden het van wege HoogstDezelve aan hem toegezonden Advies van den Raad van State, Afdeeling voor de Geschillen van Bestuur, en de verdere stukken, betreffende de ingebrachte bezwaren tegen de door het Departement van Oorlog voorgenomen oprichting van een viertal dubbele schietbanen, nabij den weg van Diever naar Doldersum in de Gemeente Diever.
Met betrekking tot deze aangelegenheid heeft hij de eer het navolgende mede te deelen.
Op 22 maart 1906 werd door eene Commissie uit Gedeputeerde Staten der provincie Drenthe zitting gehouden, ten einde belanghebbenden in de gelegenheid te stellen hunne bezwaren tegen de vorenbedoelde oprichting kenbaar te maken.
Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt door:
1°. den Burgemeester van Diever, namens het College van Burgemeester en Wethouders;
2°. den Heer Willem Huender, notaris te Steenwijk, zoo voor zich zelven, als voor de Heeren Jan Tromp Meesters en Jan Hendrik Tromp Meesters en Hendrik Kamp, allen te Steenwijk; en
3°. den heer mr. A.C. van Daalen, eigenaar van het landgoed Berkenheuvel, te Diever.
De ingebrachte bezwaren zijn gegrond op vrees voor gevaar op den weg van Diever naar Doldersum -die door de banen wordt doorsneden-, op de schaapsdriften van Diever en Wapse en op den weg van Wapse naar Wateren, alle openbare wegen, zoomede op de wegen en boschrijke terreinen achter de kogelvangers, op welke terreinen steeds veel gewerkt wordt.
Eerstgenoemde reclamant verklaart het door hem ingebrachte bezwaar niet overwegend en meent dat daarin kan worden voorzien, wanneer, tijdens van de schietbanen gebruik wordt gemaakt, wachtposten worden uitgezet, die het van genoemde openbare wegen gebruik makend publiek waarschuwen, waarop met vuren moet worden opgehouden om de passage niet te verhinderen.
De Commissie van Gedeputeerde Staten vereenigt zich, blijkens haar advies, met die meening en is van oordeel, dat in de verschillende bezwaren kan worden voorzien op de wijze, als door den burgemeester van Diever aangegeven, terwijl overigens in het uit te lokken Koninklijk Besluit nog de voorwaarde zou kunnen worden gesteld, dat, indien in de practijk mocht blijken, dat – ondanks vorenbedoelde voorzorgsmaatregelen toch uit een oogpunt van veiligheid op de wegen, van het wegenverkeer en van de exploitatie van gronden – nadere voorziening noodig is, de schietbanen moeten worden ingericht voor het gebruik in onveilig terrein en deze alsdan zullen moeten worden veranderd in schietbanen met schietpoorten.
De genoemde Afdeeling van den Raad van State is evenwel van gevoelen, dat de ingebrachte bezwaren grond opleveren om de inrichting van bovenbedoelde schietbanen niet toe te laten en bood daartoe het volgend ontwerp van Besluit aan:

Wij Wilhelmina, bij de gratie gods, koningin der Nederlanden, prinses van Oranje-Nassau, enz, enz, enz.
Gezien de stukken betreffende de door het Departement van Oorlog voorgenomen inrichting van een viertal dubbele schietbanen nabij den weg van Diever naar Doldersum in de gemeente Diever:
Den Raad van State, Afdeeling voor de Geschillen van Bestuur, gehoord, advies van 23 Mei 1906, n° 90;
Op de voordracht van Onzen Minister van Oorlog van….
Overwegende: dat in de zitting der Commissie uit Gedeputeerde Staten in Drenthe, gehouden ter voldoening aan artikel 26 van de Hinderwet, tegen bovenvermelde oprichting bezwaren ingebracht op grond van vrees voor gevaar op den weg van Diever naar Doldersum -die door de banen wordt doorsneden-, op de schaapsdriften van Diever en Wapse en op den weg van Wapse naar Wateren, alle openbare wegen, zoomede op de wegen en boschrijke terreinen achter de kogelvangers, op welke terreinen steeds veel gewerkt wordt;
Overwegende: dat voorzegde schietbanen de vrees voor gevaar op bovenbedoelde openbare wegen, zoomede op genoemde boschrijke terreinen alleszins wettigen;|
dat, daargelaten dat het in het algemeen belang niet wel aangaat openbare wegen door schietbanen te snijden, gelet op de plaatselijke gesteldheid, in casu geene voorzorgsmaatregelen kunnen worden genomen, waardoor op voldoende wijze aan de vrees voor gevaar zou worden tegemoet gekomen;
Gezien de Hinderwet;
Hebben goedgevonden en verstaan:
te verklaren, dat de ingebrachte bezwaren grond opleveren om niet toe te laten de door het Departement Van Oorlog voorgenomen oprichting van een viertal dubbele schietbanen nabij den weg van Diever naar Doldersum in de gemeente Diever.
Onze Minister van Oorlog is belast met de uitvoering van dit Besluit, waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State, Afdeling voor de Geschillen van Bestuur.
, den

De Minister van Oorlog
Met de door den Raad van State, Afdeeling voor de Geschillen van Bestuur, voorgedragen beschikking kan de ondergeteekende zich niet vereenigen.
Het komt den ondergeteekende voor, dat de omschreven voorzorgsmaatregelen, in acht te nemen tijdens het houden van schietoefeningen op de onderwerpelijke banen, inderdaad zeer voldoende zijn te achten met het oog op de veiligheid van de bedoelde wegen en van de in exploitatie zijnde nabij liggende terreinen.
Waar bovendien het voornemen bestaat, om zoo noodig overleg te plegen met het plaatselijk bestuur en de betrokken grondeigenaren en het in de bedoeling ligt, de schietbanen alléén in dit jaar en dan nog tot op afstanden van hoogstens 200 M. te bezigen, daar wordt gemeend, dat aan alle billijkerwijze te stellen eischen is voldaan.
Mochten al het verkeer of de werkzaamheden door die schietoefeningen worden belemmerd, dan is dit -naar de mening van ondergeteekende- toch slechts in zulk een geringe mate het geval, dat het niet als motief kan gelden, om de voorgenomen oprichting niet toe te laten en daarmede de oefeningen van een gedeelte der landweer te schaden.
Ten slotte zij opgemerkt, dat van den onder 3° genoemde reclamant de toezegging is verkregen, dat hij in dit jaar tijdens de schietoefeningen niet zal laten werken achter de kogelvangers en het uitzetten van wachtposten op zijn terrein zal toelaten.
Het moge Uwer Majesteit behagen het hiernevens aangeboden nieuw ontwerp van Besluit, dat in overeenstemming met vorenstaande beschouwingen is opgesteld te bekrachtigen.
De Minister van Oorlog,
H.P. Staal

(Staatsblad n°. 130)
Besluit van den 16den Juni 1960, houdende ongegrondverklaring van de bezwaren, ingebracht tegen de oprichting, door het Departement van Oorlog, van een viertal dubbele schietbanen nabij den weg van Diever naar Doldersum in de gemeente Diever.
Wij Wilhelmina, bij de gratie gods, koningin der Nederlanden, prinses van Oranje-Nassau, enz, enz, enz.
Gezien de stukken betreffende de door het Departement van Oorlog voorgenomen inrichting van een viertal dubbele schietbanen nabij den weg van Diever naar Doldersum in de gemeente Diever:
Den Raad van State, Afdeeling voor de Geschillen van Bestuur, gehoord, advies van 23 Mei 1906, n° 90;
Op de voordracht van Onzen Minister van Oorlog van 13 Juni 1906, IVde Afdeling, n° 426;
Overwegende: dat in de zitting der Commissie uit Gedeputeerde Staten in Drenthe, gehouden ter voldoening aan artikel 26 van de Hinderwet, tegen bovenvermelde oprichting bezwaren zijn ingebracht op grond van vrees voor gevaar op den weg van Diever naar Doldersum -die door de banen wordt gesneden-, op de schaapsdriften van Diever en Wapse en op den weg van Wapse naar Wateren, alle openbare wegen, zoomede op de wegen en boschrijke terreinen achter de kogelvangers, op welke terreinen steeds veel gewerkt wordt;
Overwegende, dat de onderwerpelijke banen alléén in dit jaar en dan nog slechts tot op afstanden van hoogstens 200 M. zullen worden gebruikt;
Overwegende, dat in de veiligheid op de weg van Diever naar Doldersum, op de schaapsdriften van Diever en Wapse en op den weg van Wapse naar Wateren zal worden voorzien door, gedurende den tijd, dat van de schietbanen gebruik wordt gemaakt, wachtposten uit te zetten, die het publiek op die wegen waarschuwen, waarop met vuren moet worden opgehouden, ten einde de passage niet te hinderen; voorts, dat dergelijke wachtposten mede zullen worden uitgezet in de boschrijke terreinen achter de kogelvangers;
Gezien de Hinderwet;
Hebben goedgevonden en verstaan:
te verklaren, dat de ingebrachte bezwaren geen grond opleveren, om niet toe te laten de door het Departement van Oorlog voorgenomen oprichting van een viertal dubbele schietbanen nabij den weg van Diever naar Doldersum in de gemeente Diever.
Onze Minister van Oorlog is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad en, tegelijk met het rapport van genoemden Minister, in de Nederlandsche Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State, Afdeeling voor de Geschillen van Bestuur.
Het Loo, den 16den Juni 1906. Wilhelmina.
De Minister van Oorlog, H.P. Staal.
Uitgegeven den zeven en twintigsten Juni 1906. De Minister van Justitie, E.E. van Raalte

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De Afdeeling voor de Geschillen van Bestuur van de Raad van State merkte volkomen terecht op dat het vanwege het publieke  belang niet aangaat dat het Ministerie van Oorlog openbare wegen doorsnijdt met schietbanen. Het Ministerie van Oorlog deed dat met het lomp en botweg doorsnijden van de openbare zandweg tussen Deever en Doldersum wel vier keer met de dubbele schietbanen op de Nul bee Wapse. Dus de vier schietbanen lagen niet nabij de weg tussen Deever en Doldersum maar ín de weg tussen Deever en Doldersum. Dus het Ministerie van Oorlog zat faliekant fout met het trekken van willekeurig vier schietbaanlijnen op een militaire stafkaart.
Kaarl, die vier lainen staèn vast, dèèr gaèn wij niet meer aèn sleutelan. Dèèr in Dievar in Drantha wonan toch alleen maar achterlakke domma boertjas en de burgemaister van Dievar is een Os. Laèt ze de klaère maèr kraige. Zie ik je vanaèvond in da sociëtait ?

Nu was het voor een Haagse club, die het vaderland mede met inzet van een krakkemikkerige landweer moest verdedigen, natuurlijk volstrekt totaal onbestaanbaar een domme asociale antipublieke fout in de planning van de oprichting van militaire inrichtingen toe te geven. En daarvoor grepen ze de gratis wachtposten-tip van burgemeester Hendrik Gerard van Os van de gemiente Deever maar wat gretig aan om niets meer te hoeven veranderen aan de foute ligging van de vier dubbele schietbanen door in Het Besluit het uitzetten van wachtposten op te nemen. Daarmee impliciet toegevend dat de ingebrachte bezwaren gegrond waren. Ergo, de ongegrondverklaring van de bezwaren was in feite een gegrondverklaring van de bezwaren.
Wilhelmina, koningin der Nederlanden en prinses van Oranje-Nassau, ondertekenende Het Besluit, want ze vond Het Besluit goed en ze had Het Besluit verstaan. Ze ondertekende Het Besluit op 16 juni 1906 op paleis Het Loo bij Apeldoorn. Wellicht na een knappen van een uiltje en onder het drinken van een kopje thee en het oppeuzelen van een maria koekje (un maèlkoekie).

De wachtposten op de Doldersummersaandweg bij de schietbanen en achter de kogelvangers zullen daar tijdens schietoefeningen voor Jan met de korte achternaam hebben gestaan, want de terecht argwanende boertjes uut Deever en Doldersum meden de Doldersummersaandweg tijdens schietoefeningen natuurlijk als ware het gebied besmet met de builenpest. Die gingen wel een eindje om. En mr. A.C. was ook argwanend, want hij liet zijn arbeiders niet werken in de bos achter de kogelvangers tijdens de schietoefeningen.
Op de topografische kaart uit 2009 staan de schietbanen ingetekend, die zijn veel langer dan 200 m. De veldopname voor deze kaart zal in éen of twee jaar daarvoor zijn gemaakt, zeg in 1907 en 1908. De redactie denkt dat de toezegging in Het Besluit de schietbanen alléén in 1906 en dan nog slechts tot op afstanden van ten hoogste 200 meter van de kogelvangers te zullen gebruiken wellicht niet gestand is gedaan.

This entry was posted in de Kaamp op de Oeren. Bookmark the permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *