Was de Heezebaarg een Germaanse offerplaats ?

In de krant Limburger Koerier verscheen op 2 augustus 1924 het navolgende artikel over de oorsprong van de ‘Hees’.

De Hees in Limburg en elders
Een lezer van de Limburgse Koerier maakt ons aangaande onze rubriek over historie en streekbeschrijving van Limburg, erop attent, dat er zoveel buurten en plekken in ons gewest liggen, waarin de naam Hees betrokken is. Tegelijk stelt hij de vraag, waarvan die naam zoo’n algemeen geografische beteekenis heeft gekregen.
Wij menen dezen geachten lezer er op te moeten wijzen dat, voorzoover wij kunnen nagaan, de benaming Hees niet zóó algemeen in onze provincie voorkomt. Wij kennen een ‘de Hees’ in de buurt van Sevenum, dat wil zeggen een ‘Voorste Hees’ en een ‘Achterste Hees’, een ‘de Hees’ voorbij ’t dorp Neeritter, maar op Belgisch-Kempensch grondgebied en een ‘Heesberg’, ook in de omgeving van Sevenum. Nu is ’t mogelijk, dat er hier of daar nog perceelen akkergrond liggen, die gezamenlijk ‘de Hees’ heeten.
We zullen er onze meening over zeggen.
Het is niet onmogelijk, dat Hees en Heesberg (oudtijds toch Hesenberg, die ook in de buurt van Nijmegen voorkomt) hun naam ontleenen aan de Hessen, een van de eerste volkeren onzer streken. Maar aangezien in Groningen een dorp Nuis gelegen is, waarbij voorheen een groot bos lag, dat ook een Hessenberg had, zouden we hier ook kunnen denken aan ‘Essenberg’, omdat er een zoo groote massa esch-boomen in dit oerwoud en op die heuvels gevonden werden.
Ook te verdedigen is ‘t, dat de Heselpoort en de Heselstraat te Nijmegen, die in de oude historie Heselerpoort enzovoort heetten, dus poort en straat van Hees, kunnen doen denken aan de afgod ‘Hees’, welke de Franschen en Duitschers in den tijd der heidenen met groot ontzag en diepen eerbied vereerden. Zelf brachten deze volkeren in die tijd offers op ’t Heesaltaar, dat gelegen was in hunne geheiligde afgoden-wand, toen deze ongelukkige en onchristelijke menschen hunne goden nog niet in kerken, maar in de bosschen aanbaden.
Althans in de oudste boeken (uit de eerste eeuw na Christus) vindt men Lucan lib 1.:
Et quibus immitis placatur sanguine diro Theutates, horrensque feris altaribus Haesus.
En ook in de boeken van Lactantius staat geschreven:
Galli Haesum atque Theutatem humano cruore placabant.
Zeker, er zijn onder de benamingen met ‘Hees’ zeer oude plaatsen. Denken we maar eens aan deze buurtnaam in Utrecht, die reeds in de 8e eeuw wordt vermeld, terwijl ook de dorpen, gehuchten en buurten: Hees bij Eersel, Hees bij Didam, Hees bij Raalte, Hees bij Nijmegen, zeer oud zijn.
Heeselt in Gelderland van Hesola komt reeds in oorkonden van ’t jaar 850 voor.
Verder doen aan een der voornoemde afleidingen nog denken de plaatsen: Heesakker, Heesbeen (id.); Heesboom; Heesch, Heesche Boven, Heesche weg, Heeseind, Heeze, Heezebosch, Heezerhut, alle in Noord Brabant en Heeskamp, Heezeberg, Heesenberg in Gelderland, Hesselte, Hesselingen, Hessen, Hessum, Hessevoort in Overijssel, evenals nog de buurten Hezelaar in Noord-Brabant.
Ten slotte geven wij nog de meening van de geleerde Förstemann, die ons leert, dat ‘hees’ is ontstaan uit hais, van ’t ma, lat ‘heisa’ met de beteekenis van boschwoud en moerassig bos, wat dus in nauw verband staat met de eerstgenoemde gegeven.
Wij vertrouwen den vriendelijken lezer van de Limburger Koerier, den Heer Gr., hiermede voldoende te hebben ingelicht. Nog meer uitleg zou te veel plaatsruimte innemen.

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
In het boek ‘Pharsalia’ van de Romeinse schrijver Marcus Annaeus Lucanus (geboren op 3 november 39 AD – overleden op 30 april 65 AD) komt de volgende zin voor: ‘Et quibus immitis placatur sanguine diro Theutates, horrensque feris altaribus Haesus.’ Wat ongeveer zoveel betekent als: ‘En die meedogenloos mensenbloed offeren aan Toetatis, waar het afschuwelijke altaar van Hees staat.
In het eerste deel van het boek ‘Opera omnio’ van de Romeinse schrijver Lucius Caecilius Firmianus Lactantius (geboren in ongeveer het jaar 250 – overleden in ongeveer het jaar 320) komt de volgende zin voor: ‘Galli Haesum atque Theutatem humano cruore placabant’. Wat ongeveer zoveel betekent als: ‘Galliërs offeren menselijk bloed aan Hees en Toetatis.’
Zou het zo kunnen zijn geweest dat de Heezebaarg bij de Heezenesch in Deever een offerplaats van een Germaanse stam is geweest ? En dat deze offerplaats met inbegrip van een afgoden-wand hopelijk ergens onder een verstoven zandduin bewaard is gebleven ? Dan zou het best eens zo kunnen zijn dat de weledelgestrenge heer professor doctor in de oudheidkunde Albert Egges van Giffen onder zijn door hem zo geliefde zomerhuisje ‘de Keet’ op de Heezebaarg een schat aan mooie oudheden had kunnen vinden.
Maar niets hoeft de oudheidkundig onderlegde spitterties van de heemkundige vereniging uut Deever en het zo genoemde Oermuseum in het Schultehuus an de Brink van Deever en mogelijk andere spitkrachten uut Deever in de weg te staan om in groten getale de schop in de hand te nemen en systematisch wat zandduinen bij de Heezebaarg volgens de Van-Giffen-Methode af te graven en hopelijk zo die mooie schat aan oudheden te vinden. En niet vergeten in het zandduin onder het nieuwe vakantiehuis (de vervanger van ‘de Keet’) op de Heezebaarg gangen te graven.
De zwart-wit ansichtkaart van de Heezeweg bij de Heezebaarg is gemaakt in het begin van de zestiger jaren van de vorige eeuw.
Abracadabra-842

Abracadabra-1289

 

This entry was posted in Albert Egges van Giffen, Ansichtkoate, Heezerbaarg, Heezeresch, Oudheidkunde. Bookmark the permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *