Monsters neem’m veur de melkfubriek van Deever

De redactie van ut Deevers Archief bezocht in het voorjaar van 2019, alweer enige jaren geleden, de toen 88-jarige Roelof Jannes Smit eindelijk in levende lijve in zijn aanleunwoning van het bejaardenhuis in De Weiert an de Heufdstroate in Deever. Heel veel Deeverse en Deeverbrogse en Bolderhookse onderwerpen waren al aan de orde geweest, totdat Roelof Jannes Smit op een gegeven moment vroeg: ‘Mor wat kooi’j hier doon ?’
De redactie vertelde hem dat hij was gekomen voor zijn toestemming zijn verhalen die hij over vrogger in Deever en Deeverbrogge op papier had gezet, toen hij nog in Nieuwe Pekela woonde, op te nemen in ut Deevers Archief. Waaronder zijn verhaal over ervaringen als monsternemer voor de melkfabriek in Diever. Dat mocht, die toestemming gaf hij. De redactie is hem daar postuum bijzonder erkentelijk voor.
Het is wel bijzonder dat Roelof Smit op twaalfjarige leeftijd monsternemer van de melkfabriek in Deever werd. 
Niet iedereen werd geschikt geacht als monsternemer, want eerlijkheid, betrouwbaarheid en niet beïnvloedbaarheid moesten bij een monsternemer voorop staan. Wellicht heeft het een beetje geholpen dat zijn vader Wolter Smit de vrachtwagenrijder van de melkfabriek was.

Monsters nemen voor de Zuivelfabriek van Diever
Ik werd monsternemer van de zuivelfabriek van Diever, toen ik goed twaalf jaar oud was. Dit hield in dat ik bij verschillende boeren in Diever monsters van de melk van hun koeien moest nemen. Ik kreeg één gulden voor elke dag dat ik monsters nam.
Het nemen van melkmonsters moest ‘s morgens en ’s avonds worden gedaan. Mijn eerste opdracht was het nemen van monsters op de boerderij van Albert Jonkers in de Holthe aan de Dieverbrug. Dit deed ik onder leiding van Jan Moes, die controleur was op de zuivelfabriek.
Ik kreeg voor het monsternemen mee: een unster, een driepoot waar het unster aan moest hangen, een grote emmer met een inhoud van twaalf liter, een kistje met monsterflesjes, un sliefie, een potlood en een monsterboekje. Deze uitrusting moest mee achter op de fiets.
De melk van een koe werd overgegooid in mijn emmer. Daaruit nam ik na goed roeren met ut sliefie een monstertje, dat ik in een flesje schonk, waarna ik het flesje afsloot met een kurkje van rubber. Elke koe had een naam en een stamboeknummer. Op de buitenkant van elk flesje zat een klein ruw geslepen rechthoekje, waarop ik het stamboeknummer van de betreffende koe noteerde.
Ik moest de emmer, met daarin de geleverde melk, met behulp van het unster wegen. Het unster was zo afgesteld dat deze op nul stond als de emmer leeg aan het unster hing. Ik moest, zoals gezegd, de controle ’s avonds herhalen. Het ochtendmonster en het avondmonster van een koe deed ik in hetzelfde flesje. Ik noteerde in het monsterboekje achter de naam en het stamboeknummer het gewicht van de geleverde ochtend- en avondmelk. Eén kilo melk werd gelijk gesteld aan één liter melk. Ik bracht ’s avonds de driepoot, de emmer en het unster naar de volgende boer. De flesjes met de monsters en het monsterboekje leverde ik af bij de fabriek.
Als monsternemer moest je oppassen dat bij het legen van de emmer in de melkbus, deze niet overstroomde. Je kon gewoon niet zien of de bus vol was, omdat de melk via een zeef met zeefdoek in de bus stroomde.
Veel kleine boeren vervoerden hun melk op de fiets, waarbij aan beide kanten van de bagagedrager een bus met melk kwam te hangen. Ik moest dan de melk gelijkmatig over de twee bussen verdelen voor het evenwicht tijdens het vervoer. Ook gingen veel boeren met paard en wagen naar het land. Ik kan me niet herinneren dat er toen boeren waren, die met de tractor naar hun weiland gingen. Er werd toen ook nog niet machinaal gemolken.
De afstanden naar de weide waren soms niet gering. Zo herinner ik mij dat Klaas Fledderus van ut Kastiel zijn koeien in een land achter de steenfabriek op de Smilde had lopen. Kobus Kruid uit Oll’ndeever had weide op wat wij Canada noemden, dat was in de buurt van het Onderduikershol. Sommige boeren hadden hun koeien in de Oude Willem lopen.

Afbeelding 1
Roelof Jannes Smit is de maker van deze tekening van zijn kistje voor de twaalf monsterflesjes en ut sliefie.

Enkele bijzondere gebeurtenissen
Er was een boer die bij elke controle zei: Skrief bee oense koo’n moar un liter mièr op, want wee hept gisteroam’d aarg lèète emölk’n. Ik deed dat natuurlijk niet ! Ook waren er boeren, die bijvoorbeeld zeiden: Wee melkt vanoam’d um vief ure. Als ik dan om vijf uur kwam, dan moesten ze nog van alles doen, zodat het bijna zes uur werd, voordat ze begonnen te melken. Dan was de melkopbrengst per koe toch iets hoger !
Op een morgen in de zomer moest ik monsters nemen bij Koendert Krol, die had zijn koeien lopen in de Sproakeling’n (Sprakelingen). Ik fietste op een heel smal paadje. De driepoot, de emmer en het kistje had ik achter op mijn fiets vastgemaakt. Ut sliefie zat in het kistje met monsterflesjes, maar de steel met het omgebogen uiteinde stak uit het kistje via een inkeping in het deksel, omdat deze iets langer was dan het kistje. Zie afbeelding 2. Op dat paadje kwam ik Michiel Koning van Kalteren tegen. Hij kwam terug van ‘t melken. Hij had de melkbus aan de fiets. Hij bleef met zijn kiele achter de haak van mijn sliefie hangen. Zijn kiele en mijn sliefie waren beiden stuk.

Monsters nemen in de Tweede Wereldoorlog
In de winter van 1944-1945 moest ik op een morgen naar Klaas Hofstee (Klaas van Sieger) in Oll’ndeever. Die was altijd vroeg met het melken. Ik was net na spertijd in het donker van huis gegaan. Bij de melkfabriek werd ‘halt’ geroepen. Ik was toen dertien jaar. Daar stond een gewapende Duitse militair. Ik moest hem uitleggen wat ik wilde gaan doen. Ik moest ook het kistje van de fiets halen. Hij controleerde de inhoud van het kistje en bekeek het monsterboekje. Ik toonde hem mijn Bescheinigung (redactie: Duits woord voor officiële schriftelijke verklaring), dat was het papier, waaruit moest blijken dat hij mijn fiets niet mocht afpakken. Een Bescheinigung werd verstrekt aan mensen die werkzaam waren in de voedselvoorziening. In het laatste jaar van de oorlog respecteerden de Duitsers deze vrijstelling niet meer zo nauwkeurig. Zo kon het gebeuren dat je toch de fiets kwijtraakte. Ik mocht echter doorrijden. Het was erg koud en ik was blij dat ik bij Klaas van Sieger in de warme stal kwam.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Roelof Jannes Smit is geboren op 8 mei 1931 an de Deeverbrogge. Hij is overleden op 17 mei 2021 in Deever. Hij is samen met zijn vrouw begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever. Zie het overlijdensbericht.

Afbeelding 2
De hier afgebeelde foto van de Coöperatieve Zuivelfabriek en Korenmalerij met de woning van de directeur aan het Moleneinde in Deever is op 16 mei 1933 gemaakt. Het Moleneinde was toen een klinkerweg. De redactie weet niet wie de maker van de foto is. De foto was aanwezig in de verzameling van de familie Johannes Nijboer uit Oll’ndeever. Op de hier afgebeelde foto is op de steiger van de melkontvangst van de fabriek het personeel van de fabriek te zien. De altijd in een witte overall geklede botermaker Johannes Nijboer zal ook wel op de foto zijn te zien. Wat de hier afgebeelde foto zo belangwekkend maakt, dat is de zichtbaarheid van het eerste en oudste deel van de fabriek. Dat is het gedeelte met het zadeldak en met het ronde raam in de top van de zijgevel. De zuivelfabriek werd in de Deeverse volksmond meestal ‘de botterfubriek’ of gewoon ‘de fubriek’ genoemd.
Afbeelding 3
De redactie van ut Deevers Archief heeft bijgaand afgebeelde kleurenfoto gemaakt op 1 december 2023.

This entry was posted in Boer'nwaark, Süvelfubriek Deever. Bookmark the permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *