Category Archives: Geert Dekker

Ome Kees hef Deever lilluk opeknapt mit un dreeloek

In het christelijke weekblad De Spiegel verscheen op 6 juni 1956 het volgende door Koen Kappenburg geschreven artikel over het omstreden drieluik van kunstenares Dieuwke Aalbers-Kollewijn in het kerkgebouw van de hervormde gemeente an de brink van Deever. Een afbeelding van het drieluik is niet te vinden in het fotoalbum van de hervormde kerkgemeente van Deever/Dwingel.

Over het drieluik in de Nederlands Hervormde Kerk
De kunstenares Dieuwke Aalbers-Kollewijn maakte in opdracht van een kunstminnaar een schilderstuk, dat aan de kerk van Voorburg werd geschonken. De kerkvoogdij accepteerde het ‘drieluik’ niet. Het kreeg zolang een andere plaats, totdat de kerkvoogdij van Diever er wèl belangstelling voor toonde. Nu hangt het kunstwerk in de oude Drentse kerk en onwillekeurig vraagt men zich af:

Waarom accepteerde Diever het door Voorburg verstoten drieluik ?
Op opzienbarende wijze heeft de Hervormde Gemeente van Voorburg rond Kerstfeest 1957 een drieluik, geschilderd door de kunstenares Dieuwke Aalbers-Kollewijn verstoten. De kerkvoogdij heeft het werk (3 x 5 m) zelfs eigenhandig op straat gezet, omdat het een storend element tijdens de eredienst zou vormen.
Op minder opzienbarende wijze is datzelfde drieluik, vervaardigd in opdracht van een anonieme schenker, enkele maanden geleden in het Drentse dorp Diever terechtgekomen en opgehangen in de oude Hervormde Dingspilkerk, die de afgelopen jaren is gerestaureerd, maar sinds Pinksteren weer is geopend.
Vond de president-kerkvoogd van Voorburg, mr. H.L. ‘s Jacobs de oud-minister van oorlog, het schilderij een “afschuwelijk en onchristelijk onding”. Zijn Dieverse ambtsbroeder R. Fransen (Roelof Fransen, redactie), landbouwer van beroep, schreef zijn mede-kerkvoogden in het Drentse brinkdorp een briefje, waarin hij zei er “verrukt” over te zijn. Twee broeders in het ambt, twee mannen met geheel verschillende achtergronden, hielden er een geheel verschillende mening op na. Gevolg: Voorburg stootte een kunstwerk af, Diever accepteerde het. Waarom ?

Diever kreeg naam
Burgemeester J.C. Meyboom van Diever is een man, die in zijn pittoreske dorp al heel wat stof heeft doen opwaaien. “Een actief man, waaraan we veel te danken hebben”, zegt een deel van de circa 3500 zielen tellende bevolking. “Een doordrijver, die altijd wat nieuws aanhaalt”, zegt een ander deel. Maar hoe het ook zij, Diever, bezijden de rijksweg Meppel-Assen, dat eeuwenlang in een zoete rust sluimerde, heeft dankzij burgemeester Meyboom naam gekregen. Het heeft en indrukwekkende ontwikkeling doorgemaakt. Het kreeg een fraai gemeentehuis (“veel te duur”, menen de boeren uit de omtrek), het werd bekend door zijn openluchtspelen (Shakespeare), die jaarlijks duizenden belangstellenden trekken, het heeft thans een bijzonder fraaie Hervormde Kerk (anno 1400) met een sober, maar rustgevend interieur en een paar opmerkelijke kunstwerken.
“Ik zie deze kerk als Godshuis én als toeristisch trefpunt”, vertelde ons burgemeester Meyboom, terwijl hij ons de gerestaureerde kerk liet zien. “De toerist, die behoefte heeft aan rust en inkeer zal hier (als tenminste de kerkvoogden akkoord gaan met het plan om de deur van het kerkgebouw alle dagen open te zetten) terecht kunnen” is de mening van Dievers eerste burger. “Ik heb onze Rooms Katholieke broeders er altijd om benijd, dat ze in hun kerk terecht kunnen, wanneer ze daar behoefte aan hebben en niet, zoals bij ons protestanten, uitsluitend als de dominee er is.” Met deze uitspraak van burgemeester Meyboom is veel verklaard waarom het omstreden drieluik thans toch een plaats in een kerk heeft gekregen.

Wat stelt het drieluik voor ?
De geschiedenis begon in de zomer van 1956 toen de Voorburgse kunstenares Dieuwke Aalbers-Kollewijn van een anonieme schenker opdracht kreeg om voor de Hervormde Kerk in Voorburg een schilderstuk te maken. Kort tevoren, tijdens een reis naar Italië, had ze haar man al profetisch verteld, “Ik voel dat we binnenkort een grote opdracht krijgen.” Twee jaar lang werkte Dieuwke, die haar man, de schilder B.J. Aalbers, op de kunstacademie leerde kennen, aan het grote werk.
Op drie panelen (vandaar dat het de naam drieluik kreeg) vertelde ze in beelden en kleuren wat ze te vertellen had. Op het middenpaneel schilderde ze God de Vader, van boven gezien, Zijn handen uitgespreid over “de wereld en die daarin wonen”. Op het linker paneel werd in de loop van de twee jaren dat Dieuwke aan haar grote opdracht werkte, Christus zichtbaar, opgebouwd
uit mensen van alle rassen, “Christus is het hoofd, gij zijt de leden”. Hij laat de duivel, “de verstandige, die alles wil verklaren”, achter zich. Hij legt Zijn hand beschermend op allen, die zich opgesloten voelen in hokjes: de zieken, de armen, de gevangenen, de eenzamen. Op het rechterpaneel kreeg men de Heilige Geest (als duif) te zien. Uit de Vader, de Zoon en de Heilige Geest straalt het licht neder op de wereld, waaruit de gelovigen hand in hand opgaan. Uit Gods handen bruist de genade als een bergstroom neer.
In het drieluik verwerkte de kunstenares voorts vele symbolen en bijbelse voorstellingen. Langzamerhand ontstond een bont geheel dat de ene mens tot diep in zijn binnenste treft, waarop hij niet uitgekeken raakt, en de andere mens opstandig maakt, waardoor deze het werk gaat verafschuwen.

Uit de kerk ermee
In Voorburg, waar de kunstenares overleg pleegde met predikant en kerkeraad, maar waar een verkeerde procedure werd gevolgd, waardoor de kerkvoogdij niet officieel op de hoogte werd gesteld van de schenking, werd het schilderstuk in de kerk voltooid. Toen het klaar was, kreeg het echtpaar Aalbers van de kerkvoogdij evenwel de aanzegging, dat het werk moest verdwijnen. Nu berg je een paneel (het geheel bestaat uit zes platen) van vijf meter breedte en drie meter hoogte niet zo maar in  een kast weg. Het drieluik bleef dus nog enige tijd in het kerkgebouw staan, totdat de heer Aalbers in februari 1958 ontdekte, dat het werk uit het kerkgebouw was verdwenen. De president-kerkvoogd had het eigenhandig buiten de kerk gezet. De kerkvoogdij was van mening, dat het grote schilderstuk een storend element was tijdens de eredienst. Daarom verhuisde het drieluik (het werd in drie panelen geschilderd om de beide zijvlakken wat naar voren te kunnen draaien, opdat het wat vriendelijker zou aandoen, en het heeft dus, aldus de kunstenares, niets gemeen met een drieluik, zoals men dat wel in Rooms Katholieke kerken ziet) van Voorburg naar Leidschendam, waar het werd opgehangen in de kerkzaal van ‘Hulp en heil’, een inrichting voor geesteszieken. De patiënten daar bleken het werk best te kunnen waarderen.

In Diever enthousiast
Eind 1958 brak voor het drieluik een nieuwe periode aan, waarover burgemeester Meyboom ons meer kon vertellen. Hij kwam in die periode opnieuw in contact met het echtpaar Aalbers, dat vroeger al eens een wandkleed voor het gemeentehuis van Diever heeft gemaakt. Het gesprek kwam op het omstreden drieluik. De burgemeester kreeg te horen, dat het als het ware nog steeds te geef was.
Nu was burgemeester Meyboom voorzitter van de restauratiecommissie van de Hervormde Kerk van Diever. Met die restauratie is men in 1955 begonnen, toen de kerk bijna op instorten stond. Sindsdien is de kerk drastisch verbouwd en verfraaid, waarbij deskundigen zochten naar de oude vormen van het godshuis (dat uit rond 1400 dateert, daarvóór stonden op dezelfde plaats evenwel andere kerken, zo is uit een bodemkundig onderzoek gebleken).
Burgemeester Meyboom, die kwam praten over kunstwerken in de kerk had uiteraard wel oren naar het grote drieluik, vooral toen de anonieme opdrachtgever bereid bleek het ook wel aan Diever, dat hij wel kende vanwege de openluchtspelen, te willen schenken. Kort na het bezoek aan Voorburg reisde de burgemeester met de plaatselijke predikant, Ds. C. Smit (geboren 1922, in Diever sinds 1951) en de president-kerkvoogd R. Fransen naar Leidschendam. Het drietal bestudeerde het schilderstuk nog eens en kwam onder de bekoring ervan door de uitleg van de kunstenares en reisde enthousiast terug naar Drenthe om de anderen er warm voor te maken. Ze namen foto’s mee. Opdat de kerkeraad zich ook een mening kon vormen.

“Ik vind er niks aan”
“Het zat meteen goed”, aldus de burgemeester. Ds. Smit vertelde ons voorts, dat zijn kerkeraad ook met het plan ingenomen was (bovendien: men kreeg het immers gratis!). Kerkvoogd Fransen wist zijn enthousiasme over te brengen op zijn mede-kerkvoogden, zodat besloten werd het drieluik te accepteren. Men trok lering uit de les van Voorburg: het drieluik kwam niet op een in het oog vallende plaats te hangen, maar in een zijbeuk. Men moet er speciaal naar toe wandelen om het te kunnen zien. Door deze manoeuvre wist men eventuele georganiseerde tegenstand te omzeilen. Wie het stuk niet wil zien, behoeft het niet te zien. Al is burgemeester Meyboom er van overtuigd dat Hervormd Diever, als het aan het kunstwerk gewend is geraakt door af en toe eens op een bank in een der wandnissen te gaan zitten om naar het kunstwerk te kijken, het stellig zal accepteren.
Dominee Smit vertelde ons ervan overtuigd te zijn, dat de bevolking het werk beslist wel zal waarderen. Het merendeel van de bevolking is eerst door het openluchtspel met de kunst in aanraking gekomen. Men is er nog niet al te kritisch ingesteld, men is er nog open en onbevangen, al zal het nog wel geruimde tijd duren voordat de lof voor Dieuwke’s drieluik in Diever algemeen is.
De opvatting van een caféhoudster, toen ze ons koffie inschonk: “Ik snap er niets van en ik vind er niets aan”, is waarschijnlijk nog de opvatting van velen. Maar de Drent is een bedachtzaam en voorzichtig mens. Hij loopt niet gauw ergens warm voor, maar keert zich ook niet gauw ergens zonder meer van af. “’t Moet nog wat wennen”, vertelde ons een rechtgeaarde Drent, die met een onbegrijpende blik naar het (wel wat erg hoog opgehangen) schilderstuk tuurde. Daarna pakte hij een bezem en begon de kerkvloer aan te vegen, want de officiële opening stond als het ware voor de deur. Zo is men in Diever. Anders dan in Voorburg.

Afbeelding 1
Het door Voorburg afgewezen drieluik van Dieuwke Aalbers-Kollewijn is ongeveer vijf meter breed en ruim drie meter hoog. De beide zijpanelen zijn iets naar voren gedraaid. Op het linkerpaneel ziet men Christus. Naast hem het hoofd van de intelligentie zonder liefde: de duivel. De mensen, jong en oud, blank en bruin, vormen de ledematen van het lichaam van Christus. Het middenpaneel omvat tal van symbolische en bijbelse voorstellingen. Op het middenpaneel buigt God de Vader Zijn handen zegenend uit over de wereld (“Mijn genade is u genoeg”). Uit de handen Gods bruist een strooom van genade neder. Op het rechterpaneel ziet men de Heilige Geest afgebeeld als duif. Langs de hemelweg gaan velen, hand in hand, op naar het Licht.

Afbeelding 2
Aan de brink in Diever staat de fraai gerestaureerde hervormde kerk. Een bodemonderzoek heeft aangetoond dat op dezelfde plaats reeds kort na de eerste verkondiging van het Evangelie in Drente een kerkje werd gebouwd. Dat kerkje, zo is gebleken, is door vele andere gevolgd. De huidige toren dateert van 1100, de kerk zelf van omstreeks 1400. Het is nadien in 1621 door een grote brand zwaar beschadigd. De kerk werd evenwel hersteld, totdat in 1955 een nieuwe restauratie dringend noodzakelijk was. Men heeft de kerk toen zijn oude vorm teruggeven. Het houten plafond bijvoorbeeld werd vervangen door gotische gewelven. In de kerk van Diever is in een zijbreuk een kinderhoek ingericht. Jongens en meisjes kunnen daar het liturgische gedeelte van de kerkdienst volgen. Als de preek begint mogen ze een boek pakken en wat gaan zitten lezen of tekenen. De kinderhoek wordt ook gebruikt als zondagschool.

Afbeelding 3
“Ik vindt dat onze kerk maar wat mooi geworden is door de restauratie. Het schilderij stond me direct al aan. Ik was meteen enthousiast. Maar dat kwam ook door de verklaring die mevrouw Aalbers ons er bij gaf. Er komen straks op een oude kist boekjes met een verklaring van het schilderij te liggen. Nee, tegenstand hebben we hier niet ondervonden. Waarom ook. Het hangt niet te veel in het gezicht. Wie ‘t niet wil zien, ziet het niet. Wat me het meeste heeft getroffen ? De Christusfiguur, het lichaam opgebouwd uit mensen. Toen de burgemeester ons het schilderij in Leidschendam had laten zien en we naar huis terug gingen, waren we het er over eens dat het drieluik uitstekend in onze gerestaureerde kerk zou passen”. Aldus president kerkvoogd Fransen.

Afbeelding 4
Burgemeester Meyboom is van mening dat de kerk van Diever zowel Godshuis is als trefpunt voor toeristen, die behoefte hebben aan sfeer en inkeer. Daarom heeft hij er naar gestreefd, dat er over de Avondmaaltafel, die midden in het koor recht tegenover de gemeente staat opgesteld, een loper ligt met de symbolen van de periode van het kerkelijk jaar. Zo kwam er een loper voor de Adventstijd, voor Kerstfeest, voor de Lijdenstijd, voor Pinksteren en voor de “gewone” zondagen. Ook deze lopers werden vervaardigd door het echtpaar Aalbers-Kollewijn. “In het drieluik, dat ik zelf wel geslaagd vind, (misschien is er schilderkunstig wel wat op aan te merken, maar een preek beoordeel je ook niet op zijn literaire waarde en dit werk is een preek), heeft vooral de boog van de armen me getroffen.”

Afbeelding 5
Op dit gedeelte van het rechterluik ziet men de verlosten langs de hemelweg opgaan. Hun pad is omgeven door de bloemen en sterren. Een vrouwenfiguur houdt hen, die langs een ander pad willen gaan, tegen en wijst hen op hun zondig verleden.

Afbeelding 6
Ook van de heer Aalbers bevindt zich in de kerk van Diever een kunstwerk. Hij ontwierp namelijk een tapijt, dat een plaatsje kreeg in de trouwkapel. Het tapijt heeft een warm groene kleur en ligt op donkerrode tegels. De stoelen van bruid en bruidegom zijn op het tapijt geplaatst ter weerzijden van een daarin verwerkte vis, het oudste Christelijke symbool. Het tafeltje, waarop een door de heer Aalbers in zwijnsleer gebonden bijbel staat, is nagemaakt van een 18e eeuws model. Het is een geschenk van het Anjerfonds. Op tafel ligt een loper met huwelijkssymbolen.

Afbeelding 7
Het tapijt voor de huwelijkskapel werd naar het onderwerp van de heer Aalbers met de hand geknoopt door vrouwelijke gemeenteleden. Ze hebben er slechts zeven weken over gedaan. De dames werkten in ploegen, acht uur per dag.

Afbeelding 8

Vlak voor de restauratie heeft de kunstenares haar grote drieluik in Dievers kerk gevernist. Zij heeft twee jaar aan het schilderstuk gewerkt. In het midden ziet men Maria met het Kindeke Jezus. Het kind draagt de appel door Eva geplukt (rechts) en geeft de druiventros door.

Afbeelding 9
Evenals vroeger heeft de 84-jarige Geert Dekker (meer dan 45 jaar klokkeluider, nu op non-actief, omdat de geluidinstallatie elektrisch werkt) nu ook in de gerestaureerde kerk zijn eigen stoel. Hij voelt zich een beetje eigenaar van de kerk en is erg trots op zijn koninklijke onderscheiding, die hij vanwege zijn 40-jarig klokkeluidersjubileum heeft gekregen. “Wat ik van het schilderij denk ?” Geert kijkt nog eens even naar het grote werk en zegt dan resoluut: “Het is wel mooi, maar je moet er verstand van hebben. Maar er zullen vast wel veel kijkers komen”. Waarschijnlijk hoopt Geert van die kijkers een kleinigheid te ontvangen …

Afbeelding 10
In Diever bezochten we ook de bekende Friese schrijver Abe Brouwer (De Gouden Zweep, Marijke, de Nijboer van Lyclema-State), die hier stratenmaker is. “Voor mijn gevoel is het schilderij niet geworden wat het had moeten zijn. Het maakt de indruk van een gamma van kleuren. Ik kan er ook niet uitkomen. Het had zo moeten worden dat het direct aansprak. Bovendien vind ik dat een werk als dit niet in de kerk thuis hoort. Men komt er binnen met een open hart en een open geest. Een schilderij, dat een uitleg behoeft, werkt dan alleen maar storend. In een kerk moet alles waar zijn. Ik heb de indruk, dat men de kerk hier te kaal vond. Dat er versiering nodig was. Nee, mij ligt dit drieluik beslist niet.”

Afbeelding 11
Diever vindt het maar wat interessant om een zo veelbesproken schilderij is het kerkgebouw te hebben. Leden van de vrouwenverenigingen, die de kerk voor de officiële opening schoon maakten, luisterden geïnteresseerd naar de uitleg van Dieuwke Aalbers-Kollewijn. (redactie: maar wie herkent de dames en de heer op deze foto ?

Afbeelding 12
De redactie van ut Deevers Archief heeft bijgaand afgebeelde kleurenfoto van het drieluik gemaakt op 28 juli 2016.

Posted in Abe Brouwer, Alle Deeversen, Geert Dekker, Kaarke an de brink | Leave a comment

De eeuwugheid begön as de klokke stille eset wödde

De redactie van ut Deevers Archief vond in een van de dozen met de (papieren) nalatenschap van zijn moeder het blad Avondzon, vijfde jaargang, nummer 4, april 1977, van de Stichting Welzijn Ouderen. In dit nummer van de Avondzon staat op de bladzijden 11, 12 en 13 het volgende artikel van een zekere schrijver M. Wie was toch die M ? De redactie wil dit artikel over de oprichting en de acceptatie van de begrafenisvereniging in de gemiente Deever zeer zeker niet onthouden aan de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief.

Oude gewoonten en noaberschop
Het was in het voorjaar van 1948 dat hier in Diever een begrafenisvereniging werd opgericht. Wel bestond er voordien een lijkwagendienst, waarvan ieder gezin in de gemeente tegen een kontributie van 50 cent per jaar, later f. 1,– lid was. Bij een sterfgeval had men dan recht op gebruik van de lijkwagen en een voorloper.
De ouderen in onze gemeente hebben allen gekend de bekende dorpsfiguur Geert Dekker, die vele jaren rijder op deze wagen is geweest, later werd opgevolgd door Geert de Leeuw en naar ik meen is deze Geert Dekker toen nog lange tijd klokluider geweest.
Toen deze plannen voor oprichting van een begrafenisvereniging bekend werden, kwamen ook de tegenstanders hiervan, of anders gezegd, de voorstanders van de noaberschop en buurplichten in actie.
Verschillende buurtschappen werden bij elkaar geroepen. Het voor en tegen werd dan besproken, en heel vaak kwam men dan tot de konklusie, dan men de noodzaak van een dergelijke vereniging niet inzag, het altijd heel goed samen hadden kunnen doen, enzovoort. Heel begrijpelijk, de eensgezindheid en saamhorigheid van de buurtschappen om niet alleen bij blijde, maar ook in droevige omstandigheden het samen te dragen, hierin zat ook veel moois, en laten we eerlijk zijn, het breken met eeuwenoude tradities is moeilijk.
Maar toen de begrafenisvereniging enige jaren had gewerkt, kwamen toch velen tot de konklusie dat de vereniging echt wel in een behoefte voorzag. De verzorging van een overledene gebeurde door deskundige mensen.
De begrafenissen werden door de uitvaartgeleider keurig verzorgd, het personeel was stemmig gekleed. Het gevolg hiervan was dan ook, dat verschillenden zich melden als lid der vereniging en het voor de buurtschappen steeds moeilijker werd, zodat thans nagenoeg iedereen aangesloten is.
Na dit praatje vooraf, thans nog iets over oude gewoonten en noaberschop. Kwam iemand te overlijden, dan werd eerst de naaste buurman gewaarschuwd. Ieder huis had vroeger zijn buren op wie het in vreugde en tegenspoed kon rekenen. De twee naaste buren hadden de meeste rechten en ook de meeste plichten.
Wanneer de naaste buurman in kennis was gesteld van een sterfgeval, ging deze direct mee naar de nabestaanden en vertrok dan weer om de overige noabers te halen. Wanneer de buren binnen kwamen, werd vaak dezelfde vraag bij het binnen treden gesteld: ‘Goen avond, dat is hier ook een schielijke veraandering, meinsen !’ Of: ‘Zo, hef de Heere hier zien wil edaon ?’
Als alle buren aanwezig waren, gingen alle familieleden de kamer uit en hielpen verder helemaal niet.
Dit niet helpen kwam voort uit het begrip, dat men als familie te nauw met de dode was verbonden geweest. Op sommige plaatsen zei men dan ook, dat de reden hiervan was, dat men zijn eigen familie niet naar het graf mag helpen.
De buren sloten de gordijnen of men zette de vensterluiken voor de ramen en zette de klok stil: de eeuwigheid was ingegaan. Men bedekte de spiegel met een doek, liefst een zwarte of draaide hem om.
Het wassen van doden had in oudere tijden tot doel de stoffen of machten die aan het leven der overblijvenden of aan de dode zelf vijandig geacht werden, onschadelijk te maken .
Tegenwoordig is het wassen nog uitsluitende een hygiënische behandeling en gebeurt ook niet meer met heet water, zoals in de vorige eeuw. Men gebruikte toen heet water, om de zekerheid te krijgen, dat de overledene niet schijndood zou zijn, iets waarvoor men in de negentiende eeuw een panische angst had.
Was de dode gewassen, dan kwam de scheerbaas, als de overlevende een man was, die tegen een extra hoge beloning de dode scheerde en zijn haar bijwerkte. De meeste scheerbazen hadden een hekel aan dit werk, en alleen de goede beloning en de borrel hielpen menige scheerbazen over hun afkeer heen.
Het verzorgen van doden is praktisch altijd een taak geweest van buren en vrienden. In de middeleeuwen werden de doden, zonder kist, liggend op een draagbaar en bedekt door een kleed, ten grave gedragen.
In de zeventiende eeuw werd het gebruik van houten kisten meer algemener voor begraving van een overledene, zeker ook als gevolg van het feit, dat de welvaart toenam. Ook het bekend maken van een sterfgeval was een taak van de buren. Het groeve neugen werd onderling uit besteed. Wie het voor het laagste bedrag wilde doen, werd er mee belast en werd dan ook door de buren betaald. Deze groeve-neuger moest dan de buren en familie, zo nodig ook in verder gelegen plaatsen, persoonlijk nodigen en alleen aan veraf wonenden werd een briefkaart gestuurd. Ook op de dag van de begrafenis werd alles door de buren verzorgd. De koffiemaaltijd, het dragen van de overledene, het klokluiden, enzovoort.
Begrijpelijk is, dat de gebruiken en gewoonten bij de verzorging van overlevenden plaatselijk soms heel erg verschillend waren.  En toch is door het verdwijnen van deze oude gewoonten en noaberschop, de eensgezindheid en saamhorigheid van de buurtschappen heel vaak niet minder geworden.
Wij zijn ervan overtuigd dat de verzorging van overledenen thans beter, plechtiger en keuriger gebeurt.
M.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie betreurt het dat hij dit artikel niet heeft kunnen toetsen aan de grote groeve-kennis van wijlen Jans Roelof Tabak.
De redactie heeft in verschillende berichten aandacht besteed aan dorpsfiguur Geert Dekker.
Geert de Leeuw woonde aan de Kastanjelaan in Oll’ndeever. De redactie herinnert zich dat Geert de Leeuw oud ijzer opkocht en dat hij in kerstbomen handelde. Was hij ook keuterboer ? Geert de Leeuw is geboren op 12 april 1888. Hij is overleden op 9 september 1979. Hij is begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.
De redactie zou bijzonder graag de naam van schrijver M willen weten.

Afbeelding 1
In de Provinciale Drentsche en Asser Courant van 23 januari 1948 verscheen een bericht over de oprichting van een begrafenisvereniging in de gemiente Deever.

Posted in Dorpsfiguur, Geert Dekker, Traditie | Leave a comment

Bee Geert Dekker in de Heufdstroate in Deever

Aan de Deeverse dorpsfiguur Geert Dekker is in verschillende berichten in ut Deevers Archief aandacht besteed. De zeer gewaarde bezoeker van ut Deevers Archief klikke voor het lezen van deze berichten op het onderwerp Geert Dekker in het colofon aan de rechterkant van het scherm .De redactie van ut Deevers Archief geeft in dit bericht enige herinneringen van mevrouw Jantje Andreae-Oost aan Geert Dekker weer en toont in dit bericht enkele foto’s, die een beeld geven van zijn woning an de Heufdstroate in Deever in de vijftiger jaren van de vorige eeuw.

Bij het zien van de foto van Geert Dekker zittend in de woonkamer van zijn boerderijtje an de Heufdstroate in Deever kwamen bij mevrouw Jantje Andreae-Oost herinneringen naar boven:
Vrogger haad’n veule huus’n un liem’m vloere. De buutenste raand van de vloere was bee oons thuus swart emeuk’n. Doar stön’n de stool’n op. Wat veur swart spul see doar veur gebruukt’n , dat wee’k neet mièr. Bee de raèmen stön ok un stool. In ’t midden stön dan de toafel. Soater’s kreeg de kaèmer un grote beurte. Dan wödd’n ur rillegies van saand veur de stool’n laangs estrooid en ok um de toafel. Allerhaande feguur’n  meuk’n wee dan van saand. Mien mow deu dat wè, mien zuster Griet wè en ikke ok wè. Doar mög ie dan neet op trap’m. Dan waaide d’r wat.

Mevrouw Jantje Andreae-Oost ziet veel overeenkomsten tussen de woonkamer van Geert Dekker en de woonkamer van hun huis op ut Kastiel:
Ie stapt’n so van de kaèmer de deele op. Doar haaj de scheurstienmaantel. Doar stun de kookkachel veur, moar doar stön ok nog un aandere kachel veur, woar see mit stookten in de kolde tied. Die kachel wödde ’s meitieds schone emeuk’n en gunk dan vaèke de dele op, dan hai’j mièr ruumte in huus.

Over de tijd dat hout nog als brandstof werd gebruikt vertelt mevrouw Jantje Andreae-Oost:
Mien vaè stookte holt en ok wel un bool takkeboss’n. Die takk’n sneujden see sölf. Die bönn’n see an boss’n op. De takkeboss’n laag’n op un bulte bee oens aachter ut huus. Die vleug’n ur so deur, die waar’n seins so vertrökk’n, dat was ien en al vuur en vlam.

Het feit dat Geert Dekker destijds ook de lijkwagenrijder was, heeft wel indruk op mevrouw Jantje Andreae-Oost gemaakt:
Geert Dekker saat altied ok op de liekwaègn. Ik kan mee nog good urinner’n dat as de liekwaèg’n ur an kwaamp, dat Geert Dekker doar dan mit de kop hen boo’m op de waèg’n saat. Sien peerd haar een groot klied over. En Geert was ok hielemoale in ut kostuum. Hee haar dan gleuf ik soon wiede maantel umme. Joawè, dat kan ’k mee nog wel good urinner’n. As un vrou begreu’m wödde, dan haar ut pièrd un witte plume op en as ut un man was, dan wödde ut pièrd vesierd mit een swatte plume.

Mevrouw Jantje Andreae-Oost heeft over Geert Dekker een uitgesproken mening:
Geert dat was mee seins ok wat. Hee was altied mit sien suster Hillegie. Hee was seins oarig good bee de tied. Die Geert Dekker, wat was dat seins ok een ekstraante (redactie: flink, bijdehand, ook een beetje brutaal, vrijpostig, ondeugend) boas. Soo van hier bin ik. Oh, oh, dan stapte hee hen de kaarke en as hee dan uut de kaarke kwaamp, dan stapte hee as ik weet niet hoe en dan keek hee moar rond net as of hum hiel Deever toe kwaamp.

De redactie nodigt met name de zeer gewaardeerde oudere bezoekers van ut Deevers Archief graag uit te reageren op de foto’s van en het verhaal over Geert Dekker. Er moeten nog steeds veel Deeversen zijn die Geert Dekker hebben gekend.

De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die nog een verstokte liefhebber van mooie foto’s op papier is, die kan afbeelding 2 en afbeelding 3 in dit bericht ook ten zeerste bewonderen op bladzijde 78 van het in 2008 uitgegeven papieren boekwerkje Diever, zoals het was in de voormalige gemeente, 1930-1980, dat is samengesteld door vrijwilligers van de heemkunduge vurening uut Deever. Maar ja, dan moet je wel in het bezit van dat papieren boekwerkje zijn of dat papieren boekwerkje bij iemand in kunnen zien. Wellicht is op één of andere webstee een tweedehands exemplaar te koop.

De redactie van ut Deevers Archief heeft bijgaande kleurenfoto (afbeelding 7) gemaakt op vrijdag 19 november 2021.

Afbeelding 1
De woonkamer van het huis van Geert Dekker an de Heufdstroate in Deever had een vloer van leem. De kachel bij de betegelde schouw was de kookkachel. De ronde kachel was de stookkachel. Op de tafel in het midden van de kamer ligt een tafelzeil. Onder de tafel staat de kolenkit. Voor het raam aan de straatkant staat een ouderwetse lidcactus. De afgebeelde foto is aanwezig in het archief van de gemiente Deever.

Afbeelding 2
Deze foto van de negenenzeventigjarige op 30 april 1955 geridderde Geert Dekker is gemaakt in zijn woning an de Heufdstroate in Deever. De foto was aanwezig in de verzameling van wijlen Jans Roelof Tabak, maar is in 2020 na zijn overlijden bij het ontruimen van zijn woonhuis an de Aachterstroate in Deever helaas en tot grote spijt van de redactie van ut Deevers Archief verloren gegaan.

Afbeelding 3
Geert Dekker staat bij zijn boerderijtje mit bliend’n veur de raèm’m en mit un siedbaandertie an de Heufdstroate in Deever. De afgebeelde foto is aanwezig in het archief van de gemiente Deever.

Afbeelding 4
Geert Dekker staat op de hier afgebeelde foto bee de winkel van de Coperasie in de Heufdstroate in Deever. De redactie heeft geen idee wanneer deze foto is gemaakt.  De afgebeelde foto is aanwezig in het archief van de gemiente Deever.

Afbeelding 5
Het geschiedkundig waardevolle boerderijtje van Geert Dekker an de Heufdstroate in Deever is op de hier afgebeelde foto in de laatste jaren van zijn bestaan te zien. Dit boerderijtje -voorwaar Deevers aarfgood- had gemakkelijk kunnen worden behouden en gerestaureerd.

Afbeelding 6
Het boerderijtje met de bijbehorende grond werd door Geert Dekker bij testament vermaakt aan de plaatselijke afdeling van het Groene Kruis en de kerkvoogdij van de Nederlands Hervormde Kerk. Zij verkochten het huisje aan een aannemer uit Beilen, die het Deeverse erfgoedpand helaas sloopte. De weduwe Geertje Vos-Hessels, in die jaren de eigenaresse van een manufacturenwinkel in de Heufdstroate van Deever (ze verkocht ook mooie grote rode boerenzakdoeken), liet op de vrijgekomen grond de hier zichtbare woning bouwen. Coen Broekema heeft deze foto gemaakt op 27 juli 2002. De woning werd toen bewoond door mevrouw Geertje Noord-Moes.

Afbeelding 7

Posted in Dorpsfiguur, Geert Dekker | Leave a comment

Anne Mulder over Geert Dekker en Abel Wijkstra

De redactie van ut Deevers Archief kreeg in de jaren 2000-2008 bij zijn bezoeken aan wijlen Anne Mulder – een Deeverse uut de Aachterstroate – die eerst an de Kloosterstroate in Deever woonde, daarna in Gasselte woonde, na zijn pensionering in Assen woonde, en is overleden bij zijn dochter in Voorburg – steeds van hem verhalen, schrijfsels, artikelen, krantenknipsels en documenten over Deever ter hand gesteld met de bedoeling deze voor hem al dan niet in geredigeerde vorm te publiceren.
Het is de redactie bij het leven van Anne Mulder helaas niet gelukt al zijn Deeverse documenten in het papieren blad Opraekelen van de heemkunduge vurening uut Deever te publiceren, dan maar postuum – en met alle respect – en beetje bij beetje opnemen in ut Deevers Archief.
Het navolgende artikel is de Nederlandse vertaling van het in ut Deevers geschreven artikel van Anne Mulder, dat wèl in het papieren blad Opraekelen is gepubliceerd, om precies te zijn in Opraekelen nr. 00/2 (juni 2000).
Dit in ut Deevers geschreven artikel ‘Geert Dekker en Abel Wijkstra’ is in geredigeerde vorm ook als bericht opgenomen in ut Deevers Archief.

Anne Mulder over Geert Dekker en Abel Wijkstra
Aan de Hoofdstraat in Deever woonden jarenlang Geert Dekker met zijn zuster Hilligje en hun oom Abel Wijkstra. Abel Wijkstra werd in de Deeverse volksmond altijd Abel Allen of de Smorre (= ondeugend persoon) genoemd. Hilligje was haast altijd ziek, maar zij is wel behoorlijk oud geworden, 87 jaar.

Het was een huisje waar je altijd terecht kon. Enige dorpsbewoners, waaronder de gemeentelijke veldwachter Johannes Ekkelboom, kwamen daar geregeld om de dorpsnieuwtjes uit te wisselen. Het was daar altijd erg gezellig. Als kind ging ik wel eens met mijn vader mee. Ik kreeg dan van Geert lekkere appels.

Geert was in dienst van de lijkwagenvereniging. Hij is zesentwintig jaren koetsier van de lijkwagen geweest. Hij had daar een prachtig paard voor. Het paard was glimmend zwart en mak en heel geschikt en stijlvol voor de lijkwagen. Geert en Abel pasten goed op het paard. Als er niet veel sterfgevallen waren, dan placht Abel te zeggen: ‘Een slechte tijd. Er gaat geen mens dood.’

Gemeente-ambtenaar Jan Boesjes, die in de kost was bij buurman Jannes Mos, de wagenmaker, was eens een paar dagen ziek. Hij kreeg later bezoek van Abel. En die zei: ‘Wij hadden gedacht dat wij jou wel in de lijkwagen hadden gekregen.’ Hij was altijd uit op klandizie.

De voorzitter van de lijkwagenvereniging was de dominee van de hervormde kerk. Reikhalzend keken de leden van de kerkeraad elk jaar uit naar de jaarvergadering, want dan konden zij zich weer verlustigen aan de smeuïge verhalen van Geert.

Niet te overtreffen
Geert verkocht groente- en bloemzaden voor een firma. De bonensoort met de naam ‘non plus ultra’ (niet te overtreffen) prees hij altijd aan met de naam ‘plus nultra’. ‘Nou ja, die moeilijke woorden ook.’ Maar het zaad werd wel besteld.

Een wonderlijke kronkel
Geert was orgelpomper, klokkeluider en koster in de hervormde kerk. Dat heeft hij meer dan veertig jaren gedaan. Hij had ook een wonderlijke kronkel in zijn  hoofd. Als weer eens een nieuwe dominee kwam, dan vertelde de vertrekkende predikant aan zijn opvolger het volgende: ‘Als je geen blijvende onenigheid met orgelpomper Geert Dekker wilt hebben, dan moet je tegen kerstmis naar hem toe gaan en hem vragen of hij ook op tweede kerstdag tijdens het kerstfeest van de zondagschool wil orgelpompen. Geert zegt dan: ‘Ja’’. De nieuwe dominee  knoopte dat goed in zijn oren en volgde de raad op.

Ere-medaille in brons
Geert Dekker werd in 1955 op koninginnedag voor zijn verdiensten koninklijk onderscheiden met de eremedaille in brons, verbonden aan Orde van Nassau.

Roggepachten
Geert haalde ook de roggepachten op.

Geert en de landlopers
Geert was door de gemeente belast met het verschaffen van onderdak aan landlopers. Dat onderdak was een ruimte aan de noordkant van de kerk. Een laadloper kreeg dan van Geert koffie en een half brood. De gemeente betaalde daar de kosten van.

Geert en Abel en het boerwerken
Geert en Abel gingen ook wel zo genoemd uit boerwerken. Als je een stuk grond voor de verbouw van zeg maar aardappels had, dan kwamen Geert en Abel met hun paard om de grond te bewerken. Maar als je graag wilde, dat zij op een bepaalde dag kwamen, dan moest je tegen hun zeggen dat het op die dag niet schikte. Dan zeiden Geert en Abel prompt dat het hun juist op die dag wel schikte. Zij waren altijd tegen de draad in. ‘Nou ja,’, zei men dan grif, ‘dat moet dan maar. Wij hangen van jullie af.’
Geert verzorgde ook een paar tuintjes van particulieren.

Geert in het ziekenhuis
Toen Geert in het ziekenhuis belandde, kreeg hij zoveel fruit dat hij dat niet allemaal alleen kon opeten. Hij heeft toen geprobeerd het fruit wat over was bij opbod te verkopen aan de andere patiënten. Dat zal wel niet zijn gelukt. Het was een zuinigerd ! Hij is is op 6 maart 1963 overleden op 87-jarige leeftijd.

Abel en het broodmeel
Roelof (Roef) Wesseling ging met meel naar de bakker om daar broden van te laten bakken. Toen kwam hij Abel tegen. Die zei: ‘Ik kan je een reis besparen. Ik moet toch die kant op. Geef mij dat meel maar mee.’ En tegen de bakker zei Abel: ‘Dit is het broodmeel van Roelof Wesseling. Je moet er voor zorgen dat alle broden propvol met krenten zitten, want ze krijgen zondag grote visite.’ Roelof Wesseling schrok zich dood toen hij de broden ophaalde. Thuis gekomen schrok zijn vrouw Annigje ook, maar die zei: ‘Ja jongen, dan moet je zoiets ook niet meegeven aan Abel. Je weet hoe hij is.’

Abel heeft het weer
Bij hun boerderijtje waren stratenmakers bezig met de straat. Er was ook een leerling bij. Abel merkte dat die jongen ban voor hem was. Daar was munt uit te slaan en hij stelde zich in verbinding met postbode Roelof Vos (bode Vossie), die daar vlakbij woonde.  Abel zei tegen bode Vossie: ‘Als je vanmiddag van de bestelling thuis komt, dan moet je komen en mij het touw aan mijn been binden, de baanderdeur open doen en dan moet je mij naar buiten leiden en dan ga ik al rollend en brullend naar de jongen toe. Als de stratenmakers dan vragen: ‘Wat is er aan de hand’, dan schreeuw je: ‘Hij heeft het weer ! Hij heeft het weer !’ Aldus gebeurde. Die jonge is spoorslags vertrokken en zij hebben hem daar nooit weer gezien.

Abel en de meisjes
Abel had het altijd te doen met de vrouwen. Als hij ergens was, dan zegde hij als er meisjes in de buurt waren het volgende versje op:
Wie slaap’rig is, wie gaap’rig is, wat doet die bij de bruid.
Kan er nog geen klein zoentje af, dan is de vriendschap uit.
Dan vroeg hij aan de meisjes: ‘Mag ik er nu ook één ?’ Maar die waren daar niet van gediend. Abel werd daarom ook vaak Abeltje Smok (un smok = een kus) genoemd.

Abel op de sokken
In een kamer van de tegenwoordige boerderij van Hendrik Krol aan de Hoofdstraat gaf een mevrouw Heida naailes aan een paar jongedames. Abel liep daar geregeld langs naar hun land op Kalteren. De jongedames maakten altijd grimassen tegen Abel als hij voorbij kwam. Totdat hij een keer naar het huis liep, het raam open schoof en alle kleren die bij het raam lagen onder de arm nam en deed alsof hij daarmee naar Kalteren ging. Nu was Diever in last ! Hoe kregen zij dat naaigoed terug ? Uit nood deden zij de deur open en toen kwam Abel met het naaigoed naar binnen. Hij ging met dat goed achter de vluchtende meisjes aan tot buiten de boerderij. Op het laatst gaf hij hen hun goed terug en ging naar Kalteren. ‘Ik zat achter hen aan op de sokken, zei Abel later.

Abel als adviseur van Shell
Bij buurman Lambert Rolden moest een Shell benzinepomp worden geplaatst. Een beambte had daar de leiding bij. Abel was er ook bij met zijn ongevraagde aanwijzingen. Die beambte was daar natuurlijk niet van gediend en zei op een gegeven moment: ‘Ouwe man, ik heb eerbied voor je ouderdom, maar niet voor je verrotte praatjes.’ En Abel droop af. Abel is 93 jaar geworden. Abel was een mooi figuur, wellicht een van de mooiste figuren die Deever ooit heeft gekend.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Abel Wijkstra werd Oude Abel, Abel Allen, Allen Abel, de Smorre of Abeltje Smok genoemd.
Abel Wijkstra is geboren op 26 maart 1837 in Deever, als zoon van Alle Abels Wijkstra en Jacobje Jans Kremer. Hij is overleden op 18 september 1930 op 93-jarige leeftijd in Deever. Abel Wijkstra is begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.
In het in het Deevers geschreven artikel Anne Mulder over Geert Dekker en Aèbel Wiekstra is een afbeelding van een fraaie zwart-wit foto van Abel Wijkstra bij het boerderijtje van Geert Dekker an de Heufdstroate opgenomen.
De redactie heeft het vermoeden dat die foto van Abel Wijkstra is gemaakt omstreeks 1925.

Afbeelding 1
Deze fraaie zwart-wit foto is gemaakt bij het niet meer bestaande boerderijtje van Geert Dekker an de Heufdstroate. De foto laat zien dat Abel Wijkstra even niet bezig is met touw draaien, maar een pijpje aan het roken is. Het instrument in de rechterhand van Abel Wijkstra is een soort spintol waarmee het garen wordt getwijnd. Het getwijnde garen wordt op de haspel gewonden. De redactie heeft het vermoeden dat deze foto van Abel Wijkstra is gemaakt omstreeks 1925.

Posted in Alle Deeversen, Deevers, Dorpsfiguur, Geert Dekker, Verdwenen object | Leave a comment

Anne Mulder over Geert Dekker en Aèbel Wiekstra

De redactie van ut Deevers Archief kreeg in de jaren 2000-2008 bij zijn bezoeken aan wijlen Anne Mulder – een Deeverse uut de Aachterstroate – die eerst an de Kloosterstroate in Deever, daarna in Gasselte en later in Assen woonde – steeds van hem verhalen, schrijfsels, artikelen, krantenknipsels en documenten over Deever ter hand gesteld met de bedoeling deze voor hem al dan niet in geredigeerde vorm te publiceren.
Het is de redactie bij het leven van Anne Mulder helaas niet gelukt al zijn Deeverse documenten in het papieren blad Opraekelen van de heemkunduge vurening uut Deever te publiceren, dan maar posthuum – en met alle respect – en beetje bij beetje opnemen in ut Deevers Archief. Bijgaande artikel van Anne Mulder is wèl in het papieren blad Opraekelen gepubliceerd, om precies te zijn in Opraekelen nr. 00/2 (juni 2000).
Anne Mulder haalt in zijn artikel wat eigen herinneringen op aan Geert Dekker en Abel Wijkstra, twee bekende dorpsfiguren in Deever. Anne Mulder was bereid zijn verhaal in ut Deevers te schrijven. De redactie is hem daar postuum zeer erkentelijk voor. Wel heeft de redactie de tekst van het artikel waar nodig wat aangepast. De redactie verneemt van zijn zeer gewaardeerde bezoekers graag aanvullingen op dit verhaal.

An de Heufdstroate in Deever woond’n joar’nlang Geert Dekker mit sien zuster Hillegie en heur ome Abel Wijkstra. Abel Wijkstra wödde in de Deeverse volksmond altied Aèbel Allen of de Smorre (= ondeugend persoon) enuumd. Hillegie was hoast altied seek, mor see is wè oar’g old ewödd’n, 87 jaor.

Ut was doar un hüsie van holan (= een huis waar je altijd terecht kon). Un paèr dörpsbewoners, so ok de gemiente-veldwaachter Johannes Ekkelboom, kwaam’m doar geregeld um de dörpsneegies uut te wissel’n. Altied aarg gezellig. As kiend gung ik wel ies mit mien vaè mit. Ik krege dan van Geert lekkere appels.

Geert was in deenst van de liekwaèg’nvurening. Hee is zess’ntwintig joar koetsier van de liekwaèg’n ewest. Hee haar doar un prachtig peerd veur. Ut was glimm’nd zwat, mak en hiel geschikt en stijlvol veur de liekwaèg’n. Geert en Aèbel past’n d’r good op. As ur neet veule staarfgevall’n waar’n, dan placht Aèbel te segg’n: ‘Un slechte tied. D’r geet gien meinse dood.’

Gemiente-ambtenoar Jan Boesjes, die in de kost was bee buurman Jannes Mos, de waègenmaèker, was ies un paèr daèg’n seek. Hee kreeg laèter besuuk van Aèbel. En die see: ‘Wee haad’n edaacht da’w oe wè in de koetse (= lijkwagen) kreeg’n haad’n.’ Hee was dus altied uut op klandizie.

De veurzitter van de liekwaèg’nvurening was de domeneer van de hervormde kaarke. Riekhals’nd keek’n de leed’n van de kaarkeroad elk joar uut noar de joarvurgaèdering, want dan könn’n see heur wièr vurlustugg’n an de smeuïge verhaèl’n van Geert.

Niet te overtreffen
Geert vurkochte greunte- en bloemsoad’n veur un firma. De bonesoort mit de naème ‘non plus ultra’ (niet te overtreffen) prees hee altied an mit de naème ‘plus nultra’. ‘Noo ja die meulukke woord’n ok.’ Mor ut soad wödde wè besteld.

Un wondelukke kronkel
Geert was orgelpomper, klokkelüder en koster in de hervormde kaarke. Dat hef hee meer dan vièrtig joar edoane. Hee haar ok un wondelukke kronkel in sien heufd.
As ur wièr ies un neeje domeneer kwaamp, dan vurtelde de vertrekkende predikant an sien opvolger ut voll’nde: ‘Als je geen blijvende onenigheid met orgelpomper Geert Dekker wilt hebben, dan moet je tegen kerstmis naar hem toe gaan en hem vragen of hij ook op tweede kerstdag tijdens het kerstfeest van de zondagschool wil orgelpompen. Geert zegt dan: ‘Ja’.’ De neeje domeneer knöpte dat good in sien oren en voldeed doaran.

Ere-medallie in brons
Geert Dekker wödde in 1955 op Keuninginnedag veur sien vurdienst’n keuninkluk underscheid’n mit de eremedallie in brons, verbun’n an de Orde van Nassau.

Roggepacht’n
Geert heul ook de roggepacht’n op.

Geert en de laandlopers
Geert was deur de gemiente belast mit ut verschaff’n van onderdak an laandlopers. Dat onderdak was un ruumte an de noordkaante van de kaarke. Un laandloper kreeg dan van Geert koffie en un halve stoete. De gemiente beteul doar de kost’n van.

Geert en Aebel en ut boerwaark’n
Geert en Aèbel gung’n ok wè sogenaèmd uut boerwaark’n. Ai’j un stuk grond veur de vurbouw van seg mor ièpels haar’n, dan kwaam’n Geert en Aèbel mit heur pièrd um de grond te bewaark’n. Mor ai’j graèg woll’n, dat see op un bepoalde dag kwaa’m, dan mus ie tegen heur segg’n dat ut op die dag neet schikte. Dan seed’n Geert en Aèbel prompt dat ut heur juust op die dag wel schikte. See waar’n altied teeg’n de droad in. ‘Now ja’, see men dan grif, ‘dat möt dan mor. Wee hangt van oe of.’
Geert vurzörgde ok un paèr tuunties van parteculieren.

Geert in ut seek’nhuus
Toen Geert in ut seek’nhuus belaandde kreeg hee soveule fruit dat hee dat neet allemoale allent kun opeet’n. Hee hef toen probeerd ut fruit wat over was bee opbod te vurkoop’m an de aandere pesjent’n. Dat zal wel neet elokt weed’n. Ut was un sünigerd ! Hee is op 6 maert 1963 overlee’n op 87-joarige leeftied.

Aèbel en ut stoetemèèl
Roelof (Roef) Wesseling gung mit mèèl hen de bakker um d’r stoet’n van te loat’n bakk’n. Toen kwaamp hee Aèbel teeg’n. Die see: ‘Ik kan oe un reize beschoon’n (= besparen). Ik moe toch die kaante uut. Geef mee dat mèèl mor mit.’ En teeg’n de bakker see Aèbel: ‘Dit is ut stoetemèèl van Roef Wesseling. Ie meut ur veur sörg’n dat alle stoet’n stiefvol krent’n zit, want see kriegt sundag grote vesite.’ Roef Wesseling skruk hum dood toen hee de stoet’n opheul. Thuus ekoo’m skruk sien vrouw Annegie ok, moar see see: Ja jong, dan moei zöks neet an Aèbel mitgee’m. Ie weet hoe hee is.

Aèbel hef’t weer
Bee heur boerdereegie waar’n stroatemaèkers an de gaank mit de stroate. D’r was ok un lièrling bee. Aèbel maarkte dat die jonge bange veur hum was. Doar was munt uut te sloan en hee stelde hum in verbiending mit postbode Roef Vos (bode Vossie), die doar vlakbee woonde.  Aèbel see bode Vossie: ‘Ai’j ’t noamedag van de bestelling thuus koompt, dan moei koo’m en mee un touw an ’t bien bien’n, de baanderdeure lös doon en dan moei mee hen buut’n leid’n en dan goa ik al rül’nd en brull’nd op die jonge of. As de stroatemaèkers dan vroagt: ‘Wat is ur an de haand’, dan skrow ie: ‘Hee hef’t weer ! Hee hef’t weer !’
Aldus gebeurde. Die jonge is spoorslags vertrökk’n en see hept hum doar nooit wièr esiene.

Aèbel en de maegies
Aebel haar ut altied te doon mit de vrouw’n. As hee aarg’ns was, dan see hee as ur maègies in de buute waar’n ut voll’nde vassie op:
Wie slaap’rig is, wie gaap’rig is, wat doet die bij de bruid.
Kan er nog geen klein zoentje af, dan is de vriendschap uit.
Dan vreug hee an de maègies: Mag ik ur now ok iene ? Mor die waar’n doar neet van edeend. Aèbel wödde doarumme ok vaèke Aèbeltie Smok (un smok = een kus) enuumd.

Aebel op de hoozevöttels
In un kaèmer van de teeg’nwoordige boerdereeje van Hendrik Krol an de Heufdstroate gaaf iene mevrouw Heida neeiles an un paèr jongedames. Aebel leup doar geregeld langes hen heur laand op Kalter’n. De jongedames meuk’n altied grimass’n teeg”n Aèbel as hee veurbee kwaamp …… Totdat hee un keer hen ut huus leup, ‘t raèm oop’mscheuf en alle klièr’n die bee ‘t raèm laag’n under de naarm naamp en deu asof hee ur mit hen Kalter’n gung. Now was Deever in last ! Hoe kreeg’n see dat neeigood terogge ? Van nood deed’n see de deure lös en doar kwaamp Aèbel mit ut neeigood binn’n. Hee gung mit dat good aachter de vluchtende maègies an tot buut’n de boerdereeje. In ut lèest gaaf hee heur good of en gung hen Kalter’n. ‘Ik sate aachter heur an op de hoozevöttels (= sokken)’, see Aèbel laèter.

Aèbel as adviseur van Shell
Bee buurman Lambert Rolden mus un Shell besienepompe eplaest wödd’n. Un beambte haar doar de leiding bee. Aèbel was d’r ok bee mit sien ongevroagde anwiezings. Die beambte was doar netuurluk neet van edeend en see op un gegee’m moment: ‘Ouwe man, ik heb eerbied voor je ouderdom, maar niet voor je verrotte praatjes.’ En Aèbel dreup of. Aèbel is 93 joar ewödd’n.
Aèbel was un mooi feguur, ammit ien van de mooiste feguren die Deever ooit hef ekend.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Abel Wijkstra werd Olde Aébel, Aèbel Allen, Allen Aèbel, de Smorre of Aèbeltie Smok genoemd.
Abel Wijkstra is geboren op 26 maart 1837 in Deever, als zoon van Alle Abels Wijkstra en Jacobje Jans Kremer. Hij is overleden op 18 september 1930 op 93-jarige leeftijd in Deever. Abel Wijkstra is begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.

In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 9 augustus 1929 verscheen het volgende korte bericht (zie afbeelding 2) over Abel Wijkstra: De ruim 91-jarige A. Wijkstra alhier, beter bekend onder den naam Olde Aébel, zagen we gisteren nog bezig op het land te ‘rogge wellen’. Abel werkte er nog geducht op los en menige jonge landbouwer zou hem dit karweitje niet kunnen verbeteren.
Rogge wellen is van de gemaaide rogge met de welhaak garven maken en deze in de lengterichting van het korenveld leggen.

De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die nog steeds een verstokte liefhebber van mooie afbeeldingen van foto’s op papier is, kan de hier afgebeelde foto ook ten zeerste bewonderen op bladzijde 36 van Opraekelen nr. 00/2 (juni 2000). Maar ja, dan moet je wel in het bezit zijn van dat papieren boekwerkje of dat papieren boekwerkje bij iemand in kunnen zien.

De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die nog steeds een verstokte liefhebber van afbeeldingen van foto’s op papier is, kan de hier afgebeelde foto ook ten zeerste bewonderen als afbeelding 26 van het in 1981 uitgegeven papieren boekwerkje Diever in oude ansichten, dat is samengesteld door de gepensioneerde schoolmeester Albertus Andree (Andrea ?, Andreae ?) (die in de Deeverse volksmond altijd Bart Eulie werd genoemd) uut Deever. Maar ja, dan moet je wel in het bezit zijn van dat papieren boekwerkje of dat papieren boekwerkje bij iemand in kunnen zien.

Bij afbeelding 26 in het boekwerkje ‘Diever in oude ansichten’ staat de volgende tekst (citaat): De ouderen onder u zullen zich zeker deze man herinneren. Het is Abel Wijkstra, die jarenlang heeft gewoond in het huis van de klokkeluider, op de plaats waar nu het nieuwe huis van Geertje Vos staat. Hij woonde daar samen met zijn oomzegger en oomzegster Geert en Hillegie. Onze karakteristieke figuur werd Aèbel Allen genoemd (of omgekeerd Allen Aèbel). Hij stond bekend als een gezellige prater, maar de kinderen (en vooral de meisjes) waren vaak bang voor hem, omdat hij probeerde hen een kusje te geven. Als zijn oomzegger Geert de lijkwagen reed, dan zat Aèbel vaak naast hem op de bok of liep naast de koets.

Afbeelding 1
De foto is gemaakt bij het niet meer bestaande boerderijtje van Geert Dekker an de Heufdstroate. De foto laat zien dat Abel Wijkstra bezig is met touw draaien. Het instrument in de rechterhand van Abel Wijkstra is een soort spintol waarmee het garen wordt getwijnd. Het getwijnde garen wordt op de haspel gewonden. De redactie heeft het vermoeden dat deze foto van Abel Wijkstra is gemaakt omstreeks 1925.

Afbeelding 2
Berichtje in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 9 augustus 1929

Posted in Alle Deeversen, Deevers, Dorpsfiguur, Geert Dekker, Verdwenen object | Leave a comment

Veur wie de klokke in de toor’n lut

In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 2 januari 1957 schreef de plaatselijke Deeverse correspondent Anne Mulder een kort bericht over het eervolle ontslag van dorpsfiguur Geert Dekker als luider van de klokken in de gemeentelijk toren aan de brink van Deever.

Eervol ontslag als klokkenist.
Diever. – Aan de heer Geert Dekker, klokkenist van het torenuurwerk, is ingaande 1 januari 1957 eervol ontslag verleend uit deze gemeentelijke functie. Het uurwerk is namelijk enige tijd geleden uit de thans in restauratie zijnde toren verwijderd en zal daarin niet weer worden geplaatst. Het wordt vervangen door een moderne elektrische uurwerkinstallatie, die vanuit het nieuwe gemeentehuis automatisch zal worden bediend.
De heer Dekker heeft de functie van klokkenist onafgebroken vervuld sedert 16 maart 1925, dus gedurende bijna 32 jaar. Het is aan zijn toewijding te danken, dat het oeroude uurwerk zo lang en zo goed intact is gebleven.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Dorpsfiguur Geert Dekker stelde op 5 mei 1957, in het bijzijn van het ambtelijke topje van de gemiente Deever en een vertegenwoordiger van klokkegieterij en uurwerkfabriek N.V. Rombouts uit Asten in Noord-Brabant, de elektrische uurwerkinstallatie in werking.
Het precieze tijdstip was 8.00 uur in de morgen, bepaald geen handig tijdstip voor het aanwezige ambtenarencorps om de inwerkingstelling te vieren met een sigaar en een hapje en drankje.
Achter Geert Dekker staan van links naar rechts gezien: burgemeester Jan Cornelis Meiboom (die in de Deeverse volksmond altijd ome Kees werd genoemd), gemeentesecretaris Jan Boesjes, … Knol, een vertegenwoordiger van N.V. Rombouts, Anne Mulder en gemeentearchitect ….. Bakker. De redactie moet nog op zoek naar enige aanvullende gegevens van de vermelde personen. Wie kan de redactie aan aanvullende gegevens helpen ?
De redactie citeert het volgende uit het bericht Geert Dekker huust nog op un lie’m vloere:
‘Nu is de hele zaak electrisch in Diever, al zorgt Dekker er nog wel eens voor, dat de klok precies gelijk loopt. Hij is ook de man, die de electrische luiderij in bedrijf mocht stellen: een feit, dat vereeuwigd is op een marmeren plaat in de hal van het gemeentehuis.’
Die plaat was niet van marmer, maar was van roestvast staal. Zie de bijgevoegde afbeelding van deze gedenkplaat.
De grote vraag is natuurlijk waar deze gedenkplaat is gebleven ?
Wie is in het ‘bezit’ van deze gedenkplaat ?


Posted in Alle Deeversen, Dorpsfiguur, Geert Dekker, Gemiente Deever | Leave a comment

De lüder van de klokk’n in de toor’n an de brink

De redactie van ut Deevers Archief kreeg in de jaren 2000-2005 bij zijn bezoeken aan wijlen Anne Mulder, een Deeverse uut de Aachterstroate, die eerst an de Kloosterstroate in Deever, daarna in Gasselte en later in Assen woonde, steeds van hem verhalen, schrijfsels, artikelen, krantenknipsels en documenten over Deever ter hand gesteld met de bedoeling deze voor hem al dan niet in geredigeerde vorm te publiceren.
Het is de redactie bij het leven van Anne Mulder helaas niet gelukt al zijn Deeverse documenten in het blad Opraekelen van de heemkundige vereniging uut Deever te publiceren, dan maar postuum en beetje bij beetje opnemen in ut Deevers Archief.

Tussen de documenten zat ook het rijmsel, dat wijlen Anne Mulder voor dorpsfiguur Geert Dekker schreef ter gelegenheid van diens veertigjarige luiderschap van de klokken in de gemeentelijke toren an de brink van Deever.

Geachte gemeente
Veertig lange, lange jaren
Werd het orgel en de klok
Van de kerk in ’t dorpje Diever
Regelmatig als een klok
Trouw bediend door steeds dezelfde
Alom bekende dorpsfiguur
Geert Dekker en wij weten
Hoe trouw en hoe secuur
Hij deze functies naast veel anderen
Als nevenfuncties heeft verricht
En hoe hem dit werk bezielde
Als man van eer en deugd en plicht.

Geachte jubilaris
Ik weet, U bent een man van eerzucht
Niet één, die graag gehuldigd wordt
Maar toch, als Diever dit thans naliet
Schoot het schromelijk tekort
Aan z’n verplichting tegen iemand
Als U, die hier bij groot en klein
De klokkenluider van ’t dorp Diever
Was en is en nog zal zijn
Wat hebt ge in al die veertig jaren
Niet aan Uw oog voorbij zien gaan
Bij hoeveel verenigingen en burgers
Hebt ge al niet in dienst gestaan ?
U bent, in dubbele zin gesproken
Naast de kerk hier opgegroeid
Zelfs met begrafenis en ’t kerkhof
Was u jarenlang gemoeid
Nooit, in al die veertig jaren
Was u daarbij eens absent
Hetgeen getuigd, hoe kerngezond U
En uit welk hout U gesneden bent
Diever, zonder een Geert Dekker
Zou bepaald ondenkbaar zijn
In deze dorpsgemeenschap vast verankert
Is U, bij oud en jong, bij groot en klein
Naast U, zie ik voor mijn oog verschijnen
Eén, die thans met u jubileert
Een vrouwspersoon achter ’t gordijntje
Van ’t olde huus, Uw zuster Geert
Zij was die U steeds verzorgde
Meeleefde met haar werk en geest
Als een figuur achter de schermen
Zij is deelachtig aan dit feest
Ik hoop van harte, trouwe dienaar
Dat u nog lang het klokketouw
Als voorheen moogt bedienen
Zowel bij vreugde, als bij rouw
En dat ook de orgeltonen
Nog zullen galmen jarenlang
Met behulp van Uwe krachten
Bij des Heerens lofgezang.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie verwijst voor berichten over Geert Dekker naar het bericht Geert Dekker, Aebel Wiekstroa en Hillechien Dekker en naar het bericht Er staat een kerk op instorten. In het laatst genoemde bericht is ook een foto van Geert Dekker opgenomen.
Oook stond er in het christelijke weekblad de Spiegel van 6 juni 1956 een foto van Geert Dekker.

Posted in Alle Deeversen, Deever, Dorpsfiguur, Geert Dekker, Toor'n an de brink | Leave a comment

Geert Dekker, Aèbel Wiekstroa en Hillegie Dekker

Arend Mulder schreef  op bladzijde 92 van zijn boekje ‘De historie en pre-historie van Diever in woord en beeld’ (uitgegeven in januari 1975) het volgende over ‘De woning van Geert Dekker’.

Onbegrijpelijk, dat geen enkele daartoe bevoegde instantie heeft belet, dat dit knusse boederijtje na overlijden van de eigenaar en bewoner Geert Dekker, met de grond gelijk is gemaakt. Nam het niet ook en klein een aparte plaats in, betreffende zijn bewoners als folkloristen van Diever ?
Alleen al door het feit dat het steeds bewoond is geweest door twee opeenvolgende oude dorpsfiguren, te weten Abel Wijkstra (in de volksmond Aebel Allen of ‘de Smorre’ genoemd). en z’n oomzegger Geert Dekker, zonder welke figuren Diever bijna niet denkbaar was, is dit haast niet te geloven. Samen met Hillegien (zuster van Geert) die immer wat ziekelijk was en niet veel verder dan in en om huis kwam, woonde het drietal daar eenvoudig en tevreden.
Geert Dekker had verschillende bijbaantjes. Hij was namelijk 40 jaar lang klokkeluider, koster en orgelpomper der Nederlands Hervormde Kerk. Bij deze feestelijke herdenking werd hij koninklijk onderscheiden. Landlopers, zwervers en dergelijke lieden warden door hem onderdak verschaft in een hok onder de toren en van eten en drinken bediend, in opdracht van de burgemeester.
Vanaf de oprichting van de lijkwagenvereniging in 1912 tot 1938, dus 26 jaar lang, reed hij de lijkwagen. Zelf reed hij naar Assen en Groningen om de overledenen van het betreffende ziekenhuis te halen. Op deze reizen, in alle weer en wind gemaakt, vergezelde hem dikwijls zijn oom Abel (zelf al ruim 80 jaar). Toen deze in 1930 op 93-jarige leeftijd in Diever overleed en enkele jaren later ook zijn zuster Hillegien, bleef Geert alleen achter.
Veel ook zag men hem werken in de tuintjes van diverse burgers en niet minder in zijn eigen tuin ‘op ’t Bultien’.
Hij bezat als koster de sleutel der kerk en heeft menig toerist, zowel voor als na de restauratie der kerk, het gebouw laten zien. Elke zondagmorgen luidde hij om 9 uur de klok en bij de aanvang van de dienst. Nooit verzuimde hij een dienst, wat wel een bewijs was van zijn sterk gestel. Maar de sterkste boom moet eens vallen. Zo ook Geert Dekker. Op 6 maart 1953 overleed hij  naar een kortstondig ziekbed in een verpleegtehuis te Oosterwolde op de leeftijd van 87 jaar.
Hij schonk bij testament zijn huisje en grond aan de afdeling van het Groene Kruis en de Kerkvoogdij der Nederlands Hervormde Gemeente te Diever. Deze verkochten het aan een aannemer uit Beilen, die jammer genoeg vergunning kreeg om het slopen. ……. Geert Dekker …….. Tallozen heeft hij uitgeluid, Weinigen hebben hem uitgeleid.

Lammert Huizing schreef In de Meppeler Courant van 14 november 2011 in zijn wekelijkse artikelenreeks ‘Eertieds in dizze streek’ een artikel met de titel ‘Deever, niet denkbaor zunder Geert Dekker. Het is geschreven in een soort van net niet echt Hoogeveens dialect. Dit artikel is ook te vinden in de webstee van de heemkundige vereniging van Diever. Dit artikel is een bewerking van het hiervoor weergegeven artikel van Arend Mulder.

Oldere inwoners van Diever hebt nog weet van twei dorpsfiguren, zunder wie Diever niet denkbaor was. Dat waren Aobel Wiekstra, die Aebel Allen (zien va was Alle Wiekstrao) weur enuumd of ‘de smorre’ en zien oomzegger Geert Dekker. Zij woonden in een boerderijgien op ’t Bultien. Het is al meer as veertig jaor eleden dat Geert Dekker in een verpleeghuus in Oosterwolde uut de tied kwaamp.
Aobel Wiekstra mit zien onofscheidelijke pette, ‘knooide’ wat in de grond in de hof rond zien huus. De beide kerels weuren verzorgd deur Hillechien, een zuster van Geert. Hillechien was niet stark, vake ziek en kwaamp niet veule wieder as in en rond heur huus.
Geert was klokkenluder, koster en orgelpomper in de staotige Pancratiuskarke op de Brink. Doe hij dit veertig jaor edaone had, kreeg hij een keuninklieke medallie.
Een hok under de toren was het underdak veur laandlopers, zwarvers, dronken volk en kleine krimmenelen. As ’t er iene op esleuten was veur ien of meer nachten, dan mus Geert in opdracht van de borgemeister de arrestant in ’t hokke veurzien van eten en drinken.
Geert was ok de man van de liekwagen. Doe in 1912 de liekwagenverieneging weur op ericht, weur hij mitiene an esteld as vaste voorman. Daorveur weur een boerenwagen gebruukt, waorop de kiste weur eplaotst op een legge uutgedorst roggenstro. Aoverledenen haalde Geert niet allennig uut het starfhuus in dorp en naoste umgeving, maor ok uut Assen en Grunning, as daor iene uut het darp was aoverleden. Dizze reizen, vake dagreizen, weuren bij tienden emaakt in weer en wiend.
Oom Abel, die de 80 al passeerd was, gunk vake mit hum mit. Oom Aobel aoverleed in 1930, 93 jaor old. E paar jaor later kwaamp ok Hillechien uut de tied en bleef Geert allent achter.
Tot 1938 bleef hij de voorman op de liekwagen, wat hij doe 26 jaor lang edaon had. Tot wied in de viefteger jaoren had hij as koster de sleutel van de Hervormde karke. Zowel veur as nao de resteraosie hef hij honderden toeristen rond eleid in de olde karke, die ok wel de kattedraal van Drenthe enuumd wordt. Elke zundagmorgen um negen ure en an het begun van de dienst bengelde hij de klokke. Het is bekend dat hij nooit een dienst verzuumd hef, wat een bewies is veur zien starke gestel.
Nao een kort ziekbedde aoverleed Geert Dekker in 1963 op 87-jaorige leeftied.’Tallozen hef hij uut elod – weinigen hebt hun uut eleid’, schreef in 1975 de plaatselijke kroniekschriever Aorend Mulder.
Het boerderijgie mit grond was deur Geert Dekker bij testament vermaakt an de ofdieling van het Grune Kruus en an de karkvoogdij van de hervormde gemiente. Zij verkochten het huussie an een annemer uut Beilen, die vergunning kreeg um het te slopen. Een ofbraok die achterof deur hiel wat meinsen weur betreurd.

De redactie van ut Deevers Archief heeft de tekst van het artikel van Lammert Huizing voor de echte liefhebbers van het Deevers vertaald in het Deevers.

Oldere inwoners van Deever hept nog weet van twei dörpsfiguur’n, sunder wie Deever neet denkboar was. Dat waar’n Aèbel Wiekstroa, die Aèbel Allen (sien vä was Alle Wiekstroa) of de Smorre wödde enuumd, en sien oomzegger Geert Dekker.
See woon’n in un boerdereegie op ut Bultie. Ut is al mièr as vièrtug joar elee’n dat Geert Dekker in un vurpleeghuus in Oosterwolde uut de tied kwaamp. Aebel Wiekstroa mit zien onofscheidelijke pette, ‘knooide’ wat in de grond in de hof rond zien huus. De beide keerels wödd’n vuzorgd deur Hillegie, un zuster van Geert. Hillegie was neet staark, vaèke seek en kwaamp neet veule wieder as in en rond heur huus.
Geert was klokkelüder, koster en orgelpomper in de stoatige Pancratiuskaarke an de brink. Doe hee dit vièrtig jaor edoane haar, kreeg hee een keuninklukke medallie.
Un hok under de toor’n was ut underdak veur laandlopers, zwaarvers, dronk’n volk en kleine krimmeneel’n. As ur iene op esleut’n was veur iene of meer naacht’n, dan mus Geert in opdracht van de börgemeister de arrestant in ut hokke veurseen van eet’n en drink’n.
Geert was ok de man van de liekwaèg’n. Doe in 1912 de liekwaègenvurening wödde op ericht, wödde hee mitien an esteld as vaaste veurman. Daarveur wödde ’n boer’nwaeg’n ebruukt, woarop de kiste wödde eset op een legge uutedöste roggestro. Overlee’n haèlde Geert neet allennig uut ut staarfhuus in ut dörp en noaste umgeving, mor ok uut Assen en Grönning, as doar iene uut ut dörp was overlee’n. Disse reizen, vaèke dagreiz’n, wödd’n bee tied’n emaek in weer en wiend.
Ome Aèbel, die de 80 al pesseerd was, gunk vaèke mit hum mit. Ome Aèbel overleed in 1930, 93 joar old. Een paèr joar laèter kwaamp ok Hillechien uut de tied en bleef Geert allennig aachter.
Tot 1938 bleef hee de veurman op de liekwaeg’n, wat hee doe 26 joar laank edoane haar. Tot wied in de viefteger joar’n haar hee as koster de sleutel van de hervormde kaarke. Sowel veur as noa de resteroasie hef hee honderd’n toerist’n rond eleid in de olde kaarke, die ok wel de kattedraal van Drente enuumd wöd. Elke sundagmörn um neeg’n ure en an ut begun van de dienst bengelde hee de klokke. Ut  is bekend dat hee nooit un dienst versuumd hef, wat een bewies is veur sien staarke gestel.
Noa een köt seekbedde overleed Geert Dekker in 1963 op 87-joarige leeftied. ‘Tallozen hef hee uut elut – weinigen hept hum uut eleid’, schreef in 1975 de plaeselukke kroniekschriever Aorend Mulder.
Ut boerdereegie mit grond was deur Geert Dekker bee testement vermaèkt an de ofdieling van ut Gruune Kruus en an de kaarkvoogdij van de hervormde gemiente. See veukocht’n ut hüsie an un annemer uut Beilen, die vurgunning kreeg um ut te sloop’m. Un ofbroak die aachterof deur hiel wat meins’n wödde betreurd.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Het mag ook voor de minder oplettende bezoeker van ut Deevers Archief duidelijk zijn dat de genoemde Lammert Huizing zich in zijn artikel in de Meppeler Courant (wekelijkse artikelenreeks Eertieds in dizze streek) volledig heeft bediend van de tekst van Arend Mulder en het hier en daar wat heeft aangedikt en omgevormd en opgeleukt.
Voor meer gegevens over de journalist Lammert Huizing wordt verwezen naar de webstee van Wikipedia.
Abel Wijkstra werd geboren op 26 maart 1837 in Deever. Hij was een zoon van Alles Abels Wijkstra, landbouwer en Jacobje Jans Kremer. Abel Wijkstra werd ook wel Olde Abel, Abel Allen, Allen Abel, de Smorre of Abeltje Smok genoemnd. Abel Wijkstra overleed op 18 september 1930 op 93-jarige leeftijd in Diever.
Geert Dekker werd geboren op 26 februari 1876 in Dwingel. Hij was een zoon van Jan Dekker, arbeider en Marchje Wijkstra. Marchje Wijkstra was een zuster van Abel Wijkstra. Geert Dekker overleed op 6 maart 1963 in het Diaconessenhuis in Möppel. Zie het bijgevoegde overlijdensbericht.
Hilligje Dekker werd geboren in Dwingel op 7 april 1869, Zij was een dochter van Jan Dekker, arbeider en Marchje Wijkstra.
Blijkbaar was Lammert Huizing niet op de hoogte van de woonplaats van Arend Mulder, want de ‘plaatselijke kroniekschrijver’ Arend Mulder woonde in 1975 in Norg.
Geert Dekker stierf in 1963 en liet het huisje na aan de plaatselijke afdeling van het Groene Kruis en de kerkvoogdij van de Nederlands Hervormde Gemeente te Deever. Deze verkochten het aan een aannemer uit Beilen, die jammer genoeg vergunning kreeg om het slopen. Juist in die jaren probeerden burgemeester Jan Cornelis Meiboom (die in de Deeverse volksmond altijd ome Kees werd genoemd) en de zijnen rücksichtslos en meedogenloos al het karakteristieke mooie oude te slopen wat in het oude centrum van Deever te slopen viel, denk aan bebouwing bij de kleine Brink, een groot deel van de Peperstraat en panden aan de Hoofdstraat, het niet herbouwen van verbrande panden. En dat is ze aardig gelukt, daarmee verdween de ziel uit ut olde Deever.
De instantie die hem in eerste instantie tegen had kunnen houden was natuurlijk de gemeenteraad van de gemiente Deever (wie zaten toen in de gemeenteraad ?), maar wellicht kon of wilde die geen weerstand bieden aan de ambitieuze burgervader. Bij burgemeester Jan Cornelis Meiboom (die in de Deeverse volksmond altijd ome Kees werd genoemd) stonden woorden en termen, zoals cultuurhistorisch erfgoed, pand voor een streekmusuem, woonboerderijtjes, waardevol voor de toeristenindustrie, beschermd dorpsgezicht, koesteren en restaureren niet in zijn neo-liberale woordenboek.

Posted in Aarfgood, Alle Deeversen, Deevers, Geert Dekker, Overlijdensbericht, Verdwenen object | Leave a comment

Weinigen hebben Geert Dekker uitgeleid

De kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever is de laatste rustplaats van de Deeverse dorpsfiguur Geert Dekker. Hee was keuterboertie, mor ok liekwaeg’nmenner, koster, orgelpomper en klokkelüder. Dorpsfiguur Geert Dekker is geboren op 26 februari 1876 in Dwingel. Hij is een zoon van arbeider Jan Dekker en Marchje Wijkstra. Na een kort ziekbed overleed dorpsfiguur Geert Dekker op 5 maart 1963 op 87-jarige leeftijd in het ziekenhuis in Meppel. Dorpsfiguur Geert Dekker is niet getrouwd geweest.

Zijn stoffelijke resten en zijn zerk zijn anno 2019 gelukkig nog wel aanwezig op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever. Zie de bijgevoegde kleurenfoto, die de redactie van ut Deevers Archief op woensdag 12 december 2019 van zijn zerk heeft gemaakt. De redactie heeft dit graf op zijn lijst van Deevers aarfgood gezet. De zerk van dorpsfiguur Geert Dekker moet toekomstbestendig, klimaatbestendig, grafsteenblunderbestendig, sloopbestendig en duurzaam bewaard blijven voor de komende generaties.

De zerk van Geert Dekker behoeft wel enig onderhoud, bijvoorbeeld flink schrobben met heet sodawater. De zerkenecoloog van de gemeente Westenveld zou echter na diepgaande bestudering van de begroeiing van de zerk van Geert Dekker tot de conclusie kunnen komen dat bijvoorbeeld een witte ronde vlek op de zerk het beschermde, uiterst zeldzame en met uitsterven bedreigde Deeverse zerkenkorstmosje is en vervolgens het schoonmaken door middel van bijvoorbeeld het flink schrobben met sodawater per gemeentelijk decreet verbiedt.

Arend Mulder schreef in 1975 in zijn boekje ‘De historie en pre-historie van Diever in woord en beeld’ op bladzijde 93 over dorpsfiguur Geert Dekker: Tallozen heeft hij uitgeluid, weinigen hebben hem uitgeleid.

Weinigen hebben hem uitgeleid. De redactie zou wel graag willen weten: wie was de menner van de liekwaeg’n waarop de kist met het lichaam van liekwaeg’nmenner Geert Dekker naar de kaarkhof is gebracht ? Nog minder dan weinigen zullen na zijn dood op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever zijn geweest om zijn graf te bezoeken. Anno 2019 zal niemand, behalve misschien wellicht alleen de kaarkhofstrüners en kaarkhofkenners wijlen Jans Tabak en de redactie van ut Deevers Archief, zijn graf hebben bezocht.

De Minder Hoge Heertjes Van Het Grote Kaarkhof Uitbaten Van De Gemeente Westenveld, die zijn belast met de positieve financiële uitbating van de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever, hebben bij graven waarvoor weer de exorbitant hoge huurpenningen voor de grafgrond moeten worden afgedragen, bedacht dat bij het passeren van het uiterlijke tijdstip van afdracht van deze exorbitant hoge huurpenningen, de betreffende zerk direct, maar dan ook direct, en met geschwinde spoed en in gestrekte draf, moet worden gesloopt.

Een dergelijk overijverig, fanatiek, gründlich en pünktlich sloopgedrag kent zijn gelijke niet in de keiharde wereld van het met een positief financieel resultaat uitbaten van kerkhoven. En levert bij het minste of geringste foutje of haperingetje of kortsluitinkje in de vertaling van de resultaten van de Grote Gemeentelijke Geautomatiseerde Grafpenningen Vergaarsysteem naar een Betrouwbare Actuele Slooplijst fatale oerdomme fouten op, bijvoorbeeld in de vorm van het onlangs onterecht slopen van zerken op de kaarkhof bee Deever. En getroffen nabestaanden konden daardoor witheet, roodwoedend en gewelddadig worden.

Maar het leverde in 2019 natuurlijk voor het Van Dale Groot Woordenboek Van De Nederlandse Taal wel een van de prachtigste nieuwe woorden op: grafstenenblunder. En wie van de Minder Hoge Heertjes Van Het Grote Kaarkhof Uitbaten Van De Gemeente Westenveld was toch die grafstenenblunderaar ? De Deeverse vertaling van het woord grafstenenblunderaar zou ongeveer bij benadering zaark’nknooier zijn.

De stoffelijke resten in een graf, waarvan de zerk is gesloopt, worden vooralsnog niet geruimd. Vooralsnog niet, maar wanneer dan wel ? Rechthebbenden en nabestaanden en anderen kunnen dus voorlopig nog wel naar de plaats van het graf gaan (wel de plek goed onthouden, even een fotootje maken), mogen van de uitbater van de kaarkhof misschien nog wel een bloemetje of een plantje of een frutseldingetje op het graf zetten, maar kunnen niet meer naar de zerk van hun dierbare kijken.

Dat lijkt de stok te zijn waarmee de rechthebbenden en nabestaanden en anderen worden geslagen voor het niet meer willen, niet meer kunnen, of helaas niet op tijd afdragen van de exorbitant hoge huurpenningen voor de grafgrond aan de Minder Hoge Heertjes Van Het Grote Kaarkhof Uitbaten Van De Gemeente Westenveld. Dat lijkt het nieuwe, verhollandiseerde, zakelijke, keiharde, kille, no nonsence, lik-op-stuk beleid te zijn van de Minder Hoge Heertjes Van Het Grote Kaarkhof Uitbaten Van De Gemeente Westenveld.

Zit het slopen van een zerk bij de exorbitant hoge huurpenningen voor de grafgrond inbegrepen ?
Of wordt voor het slopen van een zerk een aparte rekening naar de ex-rechthebbenden gestuurd ?
Worden de kosten voor het herstellen van de materiële en vooral de immateriële schade na een grafsteenblunder verrekend in nieuwe exorbitanter hoge penningen voor het huren van grafgrond ?
Zijn de rechthebbenden van een te slopen zerk eigenaar van hun eigen zelf betaalde zerk of is de gemeente Westenveld plotsklaps eigenaar van die te slopen zerk geworden ?

De redactie schat in dat de exorbitant hoge huurpenningen voor de grond waarin Geert Dekker is begraven, al lang niet meer zijn afgedragen. Er zijn geen rechthebbenden. Er zijn geen nabestaanden. Er zijn geen belangstellenden. Er zijn geen bezoekers. En dan faalt het nieuwe, verhollandiseerde, zakelijke, keiharde, kille, no nonsence, lik-op-stuk beleid van de Minder Hoge Heertjes Van Het Grote Kaarkhof Uitbaten Van De Gemeente Westenveld. Want niemand kan met de uitvoering van dat beleid worden getroffen. Dus is het gevaar voor accute sloop van de zerk van Geert Dekker betrekkelijk klein te noemen.

Posted in Aarfgood, Dorpsfiguur, Geert Dekker, Kaarkhof an de Grönnegerweg | Leave a comment

Geert Dekker huust nog op un lie’m vloere

In de krant Friese Koerier (onafhankelijk dagblad voor Friesland en aangrenzende gebieden) verscheen op 1 mei 1959 het volgende artikel over dorpsfiguur Geert Dekker die an de brink van Deever woonde. Dorpsfiguur Geert Dekker was keuterboertie, liekwaeg’nmenner, koster, orgelpomper, klokkenist, klokkelüder en tuunman. 

Geert Dekker – 83 jaar – in Diever huist nog op lemen vloer
“Ga maor naar de olde kloklúder”, zeiden ze tegen mij in Diever; “Geert hebt wel een sleutel van de karke.” En zo belandde ik in de woonkamer van de heer Geert Dekker, 83 jaar oud, die heel opgewekt tegen mij zei: “Ga der maar efkes bij sitten.”
Sommige mensen laten de tijd stil staan, zij worden nooit helemaal oud. Geert Dekker is zo’n mens, op z’n 83ste nog een rimpelloos blozend gezicht en twee heel pientere oogjes. Ook om hem heeft de tijd stil gestaan: Dekker zit met de zwarte klompen aan zijn voeten in de leunstoel, een cadeau van de begrafenisvereniging, toen Dekker 25 jaar koetsier op de lijkwagen was geweest. De vloer van zijn kamer is nog van leem, netjes bestrooid met droog wit zand. Er zijn diepe paden in uitgelopen, zo om de tafel, voor de kachel, van de deur naar de leunstoel en naar wat kasten. Daarom staan de tafel, de stoelen langs de bedsteewand, de kast en de kachel, ook een 30 centimeter hoger dan de rest; het is net, alsof deze meubelstukken op terpjes zijn gezet.
Het is een echte oude Drentse kamer, waarin Geert Dekker woont. Helemaal alleen; twee jaar geleden is zijn zuster overleden, 93 jaar oud. Dekker is geboren in Dwingelo, maar verloor zijn vader en moeder, toen hij zes jaar oud was. Met zijn zuster werd hij toen opgenomen in het gezin van zijn grootmoeder, die met een oom in Diever woonde. Heel lang heeft dit gezelschap samen gewoond; tot eerst de oom stierf en later de grootmoeder. Allen op hoge leeftijd.
Dekker bleef met zijn zuster achter: “Och, en daaromme heb ik ook nooit een wief e’nomen: dat zou niet aardig voor mijn zuster zijn geweest. Mijn oom zei altijd: Vrouwen hebben wide rokken en daarom dikkels ruzie. Er hoort maar één vrouw in een hús. Daar hew ik mij an holden.”
“Van alles hew ik deen, mal en mooi. Allerlei baantjes: 40 jaar orgelpomper, 33 jaar klokkenist, langer as 40 jaar klokkelúder, ik was bijkans altijd in de karke. Vroeger hadden wij ook nog wat vee en ik ben jarenlang túnman weest bij de burgemeester. Daar had ik niet voor leerd, maar het ging toch naar de man z’n zin. En kijk hier eens….”
Trots haalt Dekker zijn lakens jasje te voorschijn, zeker al 50 jaar oud. In het knoopsgat hangt de bronzen medaille van de Orde van Nassau: “Hew ik kregen, toen ik 40 jaar kloklúder was.”
Nu is de hele zaak electrisch in Diever al zorgt Dekker er nog wel eens voor, dat de klok precies gelijk loopt. Hij is ook de man, die de electrische luiderij in bedrijf mocht stellen: een feit, dat vereeuwigd is op een marmeren plaat in de hal van het gemeentehuis. Een man als Dekker heeft veel vrienden en weinig vijanden.
Trots kijkt Dekker zijn kamer rond. “Old spul, hè. Ik hew aan de gemeentearchitect gevraagd, of na mijn dood dit hier ook zo kon blijven, helemaal in de olde trant. Ze hadden er wel oren na. Maar nu komt ergens anders in het dorp een oudheidkamer en daar kan mijn kastje en mijn secretaire dan ook wel heen. Komt er een papierke aan te hangen: in eerbiedige nagedachtenis van die en die.”
Ja, het is oud spul daar in huis. Misschien niet eens van veel waarde – een Jouster klok, een echt Drents kabinet met een gezellige dikke buik, een klein kastje, wat roze Saksisch porcelein – veel is er niet. Want ook in Drente was het meestal wat kaal in de woning van de kleine man, vroeger.
Maar de nagedachtenis aan Dekker – dat hij nog lange jaren in leven mag blijven – zal ook zonder een papierke in de Oudheidkamer wel in ere blijven in Diever. Want “olde Dekker, de kloklúder”, wie hem gekend heeft, vergeet hem niet weer.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Geert Dekker is in Deever grootgebracht door zijn grootmoeder Jacobje Jans Kremer, die getrouwd was met Alle Abels Wijkstra. Bij zijn grootmoeder woonde ook de ongetrouwde oom Abel Wijkstra in.
Alle Abels Wijkstra overleed op 10 maart 1870 in Deever.
Jacobje Jans Kremer is geboren op 10 maart 1805 in Deever en is overleden op 24 juni 1896 in Deever.
Jan Dekker is geboren op 13 juni 1841 in Lhee. Jan Dekker is overleden op 26 juni 1882 in Lhee.
Margje Wijkstra is geboren op 5 mei 1840 in Deever als dochter van dienstknecht Alle Abels Wijkstra en Jacobje Jans Kremer. Margje Wijkstra is overleden op 19 november 1880 in Dwingel.
Geert Dekker is geboren op 26 februari 1876 in Dwingel. Hij is een zoon van arbeider Jan Dekker en Margje Wijkstra.
Hilligje Dekker is geboren op 7 april 1869 in Dwingel. Zij is een dochter van arbeider Jan Dekker en Margje Wijkstra. Zij is overleden op 31 augustus 1955 in Deever. Het graf van Hilligje Dekker bevindt zich naast het graf van Geert Dekker.
Abel Wijkstra is geboren op 26 maart 1837 in Deever als zoon van dienstknecht Alle Abels Wijkstra en Jacobje Jans Kremer. Abel Wijkstra werd in de Deeverse volksmond altijd Aebeltie All’n of Aebeltie Smok genoemd. Abel Wijkstra is overleden op 18 september 1930 op 93-jarige leeftijd in Deever. Abel Wijkstra is niet getrouwd geweest.
Na een kort ziekbed overleed dorpsfiguur Geert Dekker op 5 maart 1963 op 87-jarige leeftijd in het ziekenhuis in Meppel. Dorpsfiguur Geert Dekker is, zoals hij zelf in het artikel aangeeft, niet getrouwd geweest.

Posted in Alle Deeversen, Dorpsfiguur, Geert Dekker | Leave a comment