Category Archives: Café-Logement

In ut café-losement an de Deeverbrogge

Dominee Cornelis van Schaick (geboren 25 oktober 1808 in Amsterdam, overleden op 28 januari 1874 in Amsterdam) was vanaf 1838 tot in 1851 gemeentepredikant in Dwingelo. Zijn boek ‘Tafereelen uit het Drentsch Dorpsleeven, volume 1″ verscheen in augustus 1848 bij uitgever A.C. Kruseman in Haarlem. In hoofdstuk 6 van dat boek staat een beschrijving van het café-logement an de Deeverbrogge. De redactie van ut Deevers Archief heeft nog niet gevonden wie in 1848 de eigenaar was van dit café-logement en de andere twee herbergen an de Deevebrogge. 

In het voorberigt schrijft dominee Cornelis van Schaick het volgende:
Van dat ik hier kwam en een en ander leerde kennen, tot op dit uur toe trok ’t Drentsch boerenleven mijne attentie. Er ligt iets… ja ‘k weet niet hoe ik het noemen moet, zo iets dichterlijks in. Er is veel nog, dat doet denken aan den aartsvaderlijken tijd. ‘k Nam daarom al dadelijk het voornemen op om mij er meer bekend meê te maken, en al die zeden en al die gebruiken, in één woord, dat hele Drenthe, zo als ’t bij mij en in de buurt is, te bestuderen. Opsporen en aanteekenen, dat spreekt vanzelve, was nodig, want wie kan alles onthouden ?… en sedert teekende ik alles aan wat mijn te voren kwam. Van ’t een en ander dat ik zoo opdeed, deel ik hier in den vorm eener vertelling wat meê. (’t Ligt in de rede, al mijn helden en heldinnen zijn boeren en boerinnen.) En dat deed ik daarom, omdat, sedert ik begon op te zamelen en aan te tekenen, de tijdgeest al vrij wat revolutie in een ander aangebragt heeft, en de oude eenvoud druipstaartend plaats maakt voor prachtliefde en pronkziekte en zo voort.

Aan Dieverbrug
Als ge den straatweg van Meppel naar Assen, of omgekeerd, passeert, of met de oudmodische “snik” (trekschuit) de Smildeger vaart met al haar schutten en bruggen bereist, komt ge zoo wat halverwege beide steden aan een brug, de Dieverbrug genoemd, die de gemeenschap tusschen Diever en Dwingelo levendig moet houden.

Aan de eene zijde, die van ’t laatstgenoemde dorp, vindt ge één, aan den anderen kant twee huizen. Allen hebben dit met elkander gemeen, dat zij herbergen zijn, ofschoon de eene slechts den meer deftigen naam van logement draagt. ’t Is een flink huis met onderscheidene vertrekken, die allen een ruim, sommigen een allerliefst uitzigt hebben. Dat het iets meer is dan dat van buurman daarnaast, en van buurman daarover aan de andere zijde van de vaart, loopt terstond in ’t oog en wordt duidelijker nog, als ge daar boven in den gevel dat groote koninklijke wapen ziet, dat herinnert dat hier de koninklijke paardenposterij voor deze reisroute is, of wilt ge een eenvoudiger woord ? Dat de postkar hier van versche paarden voorzien wordt; ofschoon ’t distributiekantoor daarnaast is, ten huize van den brug- en sluiswachter. Kijk maar naar ’t kleine bordje aan zijn ijzeren beugel, daar boven ’t eene vensterraam. De vergulde posthoorn is er aan weêrskanten wel wat afgeregend, maar dat doet er niet toe, de brieven komen teregt, en dat is genoeg. Wij weten allen wel waar men ze kwijt kan raken, en die ’t niet weet mag ’t vrij vragen.

Maar ter zake. Zijt gij wel eens in dat logement geweest ? Jammer, dat die kamer aan den straatweg niet wat breeder is. Maar ’t zij zoo ! Men kan alles niet krijgen zoo als men wel wil. Dat gebrek wordt ruim vergoed door zindelijkheid en netheid, een paar deugden, die men van ganscher harte bij onze landbewoners meer algemeen zou zien. Hoe glanzend wit zijn die muren ! ’t Is of die schilderijen van Genoveva in hare platte mahonijhouten lijsten, en die schuin voorover hangende spiegel in dito lijst, steunende op een paar vergulde knopjes, er te meer door vooruit komen. Behalve eenige Brusselsche stoelen, drie kleine gladgewreven tafeltjes bij de ramen en een grootere schuiftafel met mahonijhouten rand in ’t midden van ’t vertrek, waarop een luidklinkende koperen tafelschel de wacht houdt, vindt ge hier niets buitengewoons. Maar wacht eens, ziet ge daar achter de deur dat hoekbuffet, en daar ter zijde boven de kamerdeur dat vrouwenportret ? Inderdaad, juist op zijn plaats, ’t Is of de oude ziel met haar strakke blikken alles van ter zijde gadeslaat, en acht geeft of alle dingen wel met orde geschieden.

Wat ik liever zoo’n ouderwetsche vrouw daar boven de deur zie hangen, dan zoo’n afschuwelijk portret van een aartsdronkaard met een blaauwe slaapmuts op ’t hoofd, grijnzend lagchende tegen een glas vol jenever, dat hij aan de lippen wil brengen, ’t Is een ongelukkige keuze, zoo als wij haar elders in een naburige stad aantroffen. Een schouwspel, dat mij altijd hinderde, ’t Was mij altijd als ik er naar keek, of de jeneverlucht, die van den ongelukkige uitging, mij tegemoet kwam. Lieve God verlos ons van den duivel der dronkenschap, dien Beëlzebub en overste der duivelen !

Nu is die kamer leeg, de diligences zijn voorbij en de “snikken” (schuiten) varen niet, anders zoudt ge omstreeks dien tijd die tafel daar vlak over de deur in ’t midden met een zindelijk servet gedekt zien, en er ’t een en ander op vinden, wat den reizenden man wellekom is, terwijl aan ’t benedeneinde tusschen ’t servet en den pijpenbak met pijpen, grootkoppen en kleine, een paar kalkoentjes en een paar halve fleschjes met rooden wijn en kelken staan. Ge hebt niets meer te doen, dan er de zilveren kurk af te nemen en in te schenken. Opdat ge niet lang zoudt te wachten hebben is alles ingerigt, om zoo maar dadelijk toe te tasten en aan den slag te gaan. – Hier moeten we echter nu niet wezen.

Omdat de “blienden” (luiken) niet gesloten waren en de maan zoo helder door ’t venster scheen, konden we door de openstaande deur in ’t voorbijgaan eens een kijkje nemen. Wij willen den gang door naar de algemeene gelagkamer gaan, waar ’t gedruisch en gejoel u van verre reeds tegemoet komt. Verbeeldt u een groote vierkante keuken, ter regterzijde van de deur een kabinet, links een mooije Friesche hangklok, helder als een brand en glimmende als een spiegel, daaronder een paar reis- en prijskaarten of tarieven voor diligencevracht, een paar gelakte blaadjes, aan zijden lintjes opgehangen, en ’t portret van een man des Heeren, die zijne dagen, die vele waren, met heel zijn hart aan God en menschen heeft toegewijd. Vrede zij zijn assche en eere zijn nagedachtenis ! Voorts een spiegel en een klein buffet. Hier staat de tafel tevens, waar ’t huisgezin zich anders rondom verzamelt, en de achtingswaardige huismoeder hare plaats heeft. Zij hebbe er die nog lang !

Hoe vriendelijk schijnt de maan door de kleine openingen ter zijde van ’t gordijn over die tafel henen, alsof zij wil zeggen: ’t oog des Heeren is op u gevestigd. ’t Vuur in dat blank geschuurde haardje op de even zindelijke plaat, nevens ’t raam, verspreidt een koesterende, op dit oogenblik om den tabaksrook wat al te groote, warmte door ’t vertrek. Aan de andere zijde van ’t vuur, onder ’t raam naast die kleine deur, ziet ge weêr een kleine beschilderde tafel. Voor een paar uren was zij zindelijk en wel; nu drijft er jenever en brandewijn, om strijd en door elkander vermengd, af.

De knecht bij ’t buffet, of eigenlijk die kast in den muur met glazen en flesschen voorzien, heeft handen vol werks en roept de hulp van zijn kameraad in. De bedsteê naast die drankkast is gesloten; en wie weet wanneer zij van avond open komt.
Aan de andere zijde van den muur ziet ge nog een deur, den ingang naar de bewaar- en bergplaats van eigen proviand en consumptie van anderen, en boven dezelve eenige tonnetjes en tabaksvaatjes op een plank. Naast die deur een geschilderd tafeltje, bedekt met glazen en glaasjes. De groote “spiende” (kast) met dubbele deuren, de bewaarplaats van breekbare waar en wat op de koffij- en theetafel hoort, is gelukkig ! goed gesloten…

Nu volgt nog een tafeltje gelijk wij er meer beschreven, dat wij haast het huisaltaar zouden noemen. Hoe stil en rustig ligt daar die groote Statenbijbel met gladgeschuurde koperen hoeken en sloten, dat nieuwe testament van ’t Britsch bijbelgenootschap en een paar andere stichtelijke werkjes ! Hoe geheel in strijd met het luiddruftig gewoel en geschreeuw, dat gelach en gepraat der aanwezige “scheuvelloopers” (schaatsenrijders) ! Dat trapje daar bezijden gaan wij voorbij; ’t leidt naar de slaapkamer van ’t hoofd dss gezins. Eén artikel nog, ’t is die groote menigte spek en worst en gerookt vleesch daar, voor den schoorsteen aan den zolder. En nu meen ik dat mijn schets voltooid is. Alle stoelen zijn bezet. Bij den haard is geen plaats, en overal, behalve op dat kleine tafeltje met zijn bijbel, vindt ge glaasjes met of zonder drank, heele en gebroken pijpen en glazen met flesschen wijn en een enkele wijnflesch. De eigenlijke huisgenooten treft ge hier op dit oogenblik niet aan. Een paar vertrouwde knechts en meiden nemen voor dezen avond de zaken waar.

Posted in An de Deeverbrogge, Café-Logement | Leave a comment

Veiling van eene boerenplaats van Pieter de Vroome

In het Nieuwsblad van het Noorden verscheen op 4 november 1906 de volgende advertentie over de veiling van een boerenplaats -vroeger gediend hebbende als logement- van Pieter de Vroome an de Deeverbrogge.

Notaris Stuart te Dwingelo zal op zaterdag 10 november aanstaande des voormiddags elf uur, in het logement Seinen te Diever, voor Pieter de Vroome, publiek bij inzate veilen:
Eene boerenplaats bestaande uit:
Eene flinke Behuizinge, vroeger gediend hebbende tot Logement en thans nog van zeer ruime Stallingen voorzien, staande aan den Rijksstraatweg in de nabijheid van Dieverbrug, tegenover de opslagplaats en ten gevolge daarvan gunstig gelegen voor de uitoefening van een Bier- en Koffiehuis, benevens daarbij staande Arbeiderswoning, uitmuntend Wei- en Hooiland, Bouwland, Veld- en Zandgronden, samen ter grootte van 12 hectaren, 21 aren en 16 centiaren.

Aantekeningen van het redactie van ut Deevers Archief
In de advertentie wordt Dwingelo gelukkig nog geschreven, zoals het moet worden geschreven. De meeste van de zelfstandige naamwoorden in de advertentie worden nog -op zijn Duits- met hoofdletters geschreven.
De boerenplaats, het voormalige logement an de Deeverbrogge bee de löswal an de Voat, was in het bezit van de ongehuwde Pieter de Vroome. Hij werd op 28 juni 1846 an de Deeverbrogge geboren als zoon van Roelof de Vroome en Ebeldina Pieter ten Wolde. Hij overleed op 30 november 1910 an de Deeverbrogge. Sjoert Benthem moet het voormalige logement hebben gekocht.

Posted in An de Deeverbrogge, Café-Logement | Leave a comment

De tremhaltechef is overeplaèst hen de Smilde

Op 3 maart 1933 verscheen in het Nieuwsblad van Friesland het volgende bericht over de overplaatsing van Jan Benthem van de tramstation Dieverbrug naar de tramstation Hijkersmilde.

Hijkersmilde, 2 maart.
De heer J. Benthem, haltechef bij de Nederlandsche Tramweg Maatschappij te Dieverbrug, is met ingang van 1 maart jongstleden. overgeplaatst naar het station alhier.

Aantekeningen van ut Deevers Archief
Jan Benthem is de jongste zoon van marktschipper, schipper, schuitenvoerder, tolgaarder, logementhouder en caféhouder Sjoert Benthem en Grietje Merk. Hij is geboren op 12 mei 1894 an de Deeverbrogge. Jan Benthem trouwde op 3 augustus 1923 in Avereest met Hillechina Helena de Roode. Toen hij trouwde was hij chef van het tramstation van de Nederlandsche Tramweg Maatschappij an de Deeverbrogge.
Vanwege de sluiting van de tramlijn van de Nederlandsche Tramweg Maatschappij tussen Meppel en Hijkersmilde in 1933 en derhalve vanwege de sluiting van de tramhalte an de Deeverbrogge werd Jan Benthem overgeplaatst naar het tramstation Hijkersmilde. Tramstation Hijkersmilde bleef toen vooralsnog wel bestaan als station in de tramlijn Assen-Hijkersmilde-Oosterwolde.

Posted in An de Deeverbrogge, Café-Logement, Stoomtram | Leave a comment

Hevige brand in logement ‘de Dieverbrug’ – 1864

In de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant van 14 december 1864 verscheen het navolgende bericht over de brand in het logement ‘de Dieverbrug’ in de nacht van 11 op 12 december 1864 an de Deeverbrogge.

Meppel, 12 december. Naar wij vernemen, heeft heden nacht een hevige brand gewoed aan de Dieverbrug, ten gevolge waarvan het bekende logement ‘de Dieverbrug’ met bijna alles wat zich daarin bevond, de prooi der vlammen is geworden.
De vlammen namen in korten tijd zoo zeer toe, dat te drie ure reeds alles verbrand was; terwijl te één uur, toen de postkar er passeerde, nog niets was bespeurd.
Alles was, naar men ons mededeelt, tegen brandschade verzekerd.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Wie denkt dat het oude cafe-logement Dieverbrug an de Deeverbrogge in de nacht van 30 op 31 maart 1932 voor het eerst door brand werd verwoest heeft het mis. Het pand dat in 1932 afbrandde was het pand dat in 1865 werd gebouwd als opvolger van het in de nacht van 11 op 12 december 1864 verbrandde logement ‘de Dieverbrug’.
In 1864 was het café-logement Dieverbrug nog de pleisterplaats van de dilligence, de postkar en de snikke.
De redactie vermoedt dat 
in het onvolprezen boekwerkje ‘An de Brogge’, dat de heemkunduge vurening uut Deever heeft uitgegeven ter feestelijke opleuking van haar 20-jarige bestaan, geen aandacht is besteed aan grote branden an de Deeverbrogge.

Posted in An de Deeverbrogge, Café-Logement, Dorpskracht | Leave a comment

Stoomtram van de N.T.M. an de Deeverbrogge

Bijgaande afbeelding van een zwart-wit foto met begeleidende tekst is opgenomen in het in 1999 uitgegeven fotoboekje ‘Diever, ie bint ‘t wel …’. Het betreft -voorzover bekend bij de redactie van ut Deevers Archief- de enige bewaard gebleven foto van de stoomtram van de Nederlandsche Tramweg Maatschappij bij de halte an de Deeverbrogge in de lijn Meppel – Hijkersmilde langs de Drentse Hoofdvaart.

57 – Dieverbrug – Stoomtram bij café-logement Johan Blok – 1930
De maker van deze unieke foto is de zeventienjarige student Laurent Jacobus Biezeveld, de zoon van de directeur van de Noord-Nederlandse Tram Maatschappij. Voor deze afbeelding is een nieuwe afdruk van het originele gave
negatief op glasplaat gebruikt.
Dieverbrug was altijd een belangrijke halte in de tramlijn langs de Drentsche Hoofdvaart. Locomotief 6502 staat voor het café-logement van Johan Blok. In het café bevonden zich de wachtkamer en het  agentschap van de Noord-Nederlandse Tram Maatschappij.
Uit de pijp van de met kolen gestookte stoomlocomotief komt rook, de veiligheidklep op de regulateur blaast stoom af en ook uit de demper van de vacuümrem ontsnapt stoom. De personeelswagen is aan de locomotief gekoppeld.
De drie mannen bij de locomotief zijn van links naar rechts van Benthem, de stationchef van de Hijkersmilde, controleur van Blanken en tramconducteur Koopmans. In het machinehuis zit machinist Jan Postuma.
In een heel aardig reisverslag uit 1926 is het volgende te lezen:
Ik was in Dieverbrug. U zult vrees ik het wijze voorhoofd rimpelen en trachten de geest te scherpen om zich te herinneren waar een plaats met zo’n naam dan wel in ons land mag liggen. Het ligt afgelegen, tenzij u een plaatsje, dat een uur stoomtramhobbelen buiten het Drentsche stadje Meppel ligt, tot de gemakkelijk te bereiken plaatsen rekent. Een paar maal per dag brengt het trammetje een enkele reiziger, wat postzaken en een pakje. Door het kanaal varen de schepen af en aan. Dat is zo de communicatie met de buitenwereld, waaronder in de eerste plaats zijn te verstaan Meppel en het nog verderaf liggende Assen…………
In 1930 was alles al aan het veranderen. De stoomtram kreeg steeds meer concurrentie van de vrachtwagen. Op 15 februari 1933 reed de laatste tram, waarna de rails werd verwijderd.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
In ut Deevers wordt het Nederlandse woord tram niet op zijn Hooghaarlemmerdijks als trèm, maar gewoon als tram uitgesproken, vandaar dat in de titel van dit bericht het woord stoomtram gewoon als stoomtram is geschreven.
Voor de hier getoonde zwart-wit foto heeft de beheerder van het foto-archief van de Nederlandse Vereniging van Belangstellenden in het Spoor- en Tramwegwezen speciaal voor opname in het fotoboekje ‘Diever, ie bint ‘t wel …’ een nieuwe afdruk van het originele negatief op glasplaat laten maken. De redactie is de beheerder daarvoor bijzonder erkentelijk.
In de tekst staat abusievelijk vermeld dat N.T.M. de afkorting is voor Noord-Nederlandse Tram Maatschappij, dit moet zijn Nederlandsche Tramweg Maatschappij.
Het bedrijf Hohenzollern in Düsseldorf-Grafenberg leverde de hier afgebeelde locomotief in 1881 als rangeerlocomotief aan de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen (S.S.) met kenteken SS 401. In 1890 werd het kenteken van deze locomotief gewijzigd in SS 602. Bij de samenvoeging van het materieelpark van de Hollandse Spoorwegmaatschappij (H.S.M.) en de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen (S.S.) in 1921 kreeg de hier afgebeelde locomotief het kenteken NS 6502. De Nederlandse Spoorwegen hebben de NS 6502 in 1930 uit dienst genomen. De N.T.M. was 
in dat jaar de huurder geworden van deze locomotief.
De zeventienjarige Laurent Jacobus Biezeveld is de maker van deze scherpe foto. Hij is geboren op 9 oktober 1913 in Nijehaske. Hij is overleden op 20 juli 1969 in Haren in de provincie Groningen. De foto is derhalve gemaakt tussen oktober 1931 en oktober 1932. En niet in het jaar van 1930, zoals abusievelijk staat vermeld in de tekst bij de foto in het boekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ .
Dan staat locomotief NS 6502 bij het café-logement van Johan Blok. Het oude café-logement brandde in de nacht van 30 op 31 maart 1932 af. Derhalve heeft Laurent Jacobus Biezeveld de foto gemaakt tussen 9 oktober 1931 en 30 maart 1932. Echter gelet op de bladeren aan de bomen, zal hij de foto uiterlijk een aantal weken na 9 oktober 1931 hebben gemaakt.
Locomotief NS 6502 oogde als een primitieve locomotief met een open stoomleiding van de regulateur naar de cilinders en een veiligheidsklep op de regulateur. De NS 6502 woog maar 18 ton en was niet zo’n sterke locomotief. Dat was bij de N.T.M. soms wel te merken. De NS 6502 kon een zware goederentrein best op gang brengen, maar als deze dan lang aan één stuk moest doorrijden, dan kon hij geen stoom houden. Toch voldeed de NS 6502 wel bij de N.T.M., met name in de personendienst.
Op bijgaande afbeelding staat de van Meppel komende locomotief NS 6502 met goederenwagons bij de halte an de Deeverbrogge. De halte an de Deeverbrogge was een belangrijke halte voor Deever en voor Dwingel, die beiden op een afstand van ruim twee kilometer van de halte waren gelegen.
Na het opheffen van de tramlijn in 1933 werd de halte an de Deeverbrogge een belangrijke overstapplaats, toen de Drentse Autobus Onderneming (D.A.B.O.) de personendienst overnam. De bussen uit Meppel en Assen ontmoetten elkaar hier, waarna de één doorreed naar Deever en de andere naar Dwingel. Bij terugkomst ontmoetten ze elkaar weer en vervolgde de bus uit Meppel zijn reis naar Assen en vervolgde de bus uit Assen zijn reis naar Meppel.
De redactie van ut Deevers Archief heeft de kleurenfoto van de huidige situatie ter plekke van de situatie op de zwart-wit foto gemaakt op 31 juli 2018.

Posted in An de Deeverbrogge, Café-Logement, Stoomtram, Topstuk, Vervoer | Leave a comment