Category Archives: Aar’mhuus

Ie kunt ok buut’n op ut turras van ut Ruterhuus sitt’n

De redactie van ut Deevers Archief toont graag zijn aanwinsten in de verzameling aan de trouwe bezoekers van ut Deevers Archief. De redactie was al heel lang zoek naar een exemplaar van de hier afgebeelde zeldzaam geworden ansichtkaart (een zo genoemd vijfluik), dat is uiteindelijk gelukt.
De eigenaar, zijnde de familie Dijkstra, van ut Ruterhuus (ut Aar’mhuus) an de Grönnegerweg bee Deever heeft deze kaart in maart 1969 uitgegeven, Dat is alweer bijna een halve eeuw geleden. De familie Dijkstra had voordat ze aan ut Ruterhuus begonnen een pièrdespul in Oll’ndeever.
Op de achterkant van de ansichtkaart staat vermeld: Hotel Restaurant Manege ’t Ruterhuus, Diever (Dr.), telefoon 05219-1680. Gelegenheid voor buiten zitten en paardenboxen beschikbaar.
Op de hier afgebeelde ansichtkaart is geen gelegenheid voor buiten zitten te zien, echter deze gelegenheid is wel te zien op een andere in het Deevers Archief afgebeelde kleuren-ansichtkaart (even naar beneden scrollen). Op de hier afgebeelde ansichtkaart is wel een afbeelding van enige paardenboxen te zien.
De familie Dijkstra maakte voor ut Ruterhuus veel reclame in de landelijke en regionale kranten, zie als voorbeeld de hier afgebeelde advertentie uit de Leeuwarder Courant van 26 februari 1969.

Abracadabra-1259Abracadabra-1260

 

Posted in Aar'mhuus, Ansichtkoate, Grönnegerweg, Neringdoende, Toeristenindustrie | Leave a comment

Un survettie mit een rère reclame onder un muffin

In het Landhotel Diever, dat gevestigd is in ut Aar’mhuus an de Grönnegerweg bee Deever, kan je bij een kopje koffie bijvoorbeeld een lekkere muffin met blauwe bessen eten. Een muffin mag niet worden verward met een cupcake. Zo’n lekkere muffin met blauwe bessen wordt geserveerd op een servetje op een schoteltje.
Op het rouwzwarte servetje onder die lekkere muffin maakt de handels-, winkeliers-, horeca-, neringdoenden- en middenstandsvereniging met de zeer merkwaardige naam ‘Diever Village of Shakespeare’ reclame voor zichzelf. Diever is helemaal niet het dorp van Shakespeare. Diever is helemaal het dorp van de echte Deevers’n. Zo’n servetje is weer een ernstig kenmerk van de in Deever heersende shakespearitis.
Dus Landhotel Diever an de Grönnegerweg bee Deever maakt niet reclame voor zichzelf, maar maakt reclame voor de handels-, winkeliers-, horeca-, neringdoenden- en middenstandsvereniging met de zeer merkwaardige naam ‘Diever Village of Shakespeare’.
De leden van de handels-, winkeliers-, horeca-, neringdoenden- en middenstandsvereniging met de zeer merkwaardige naam ‘Village of Shakespeare Diever’ denkt vette pegels te kunnen verdienen aan het uitbaten van de achternaam van die eeuwen geleden overleden oubollige toneelstukkenschrijver met zijn volkspubfilosofietjes uit Stratford aan de Avon in het Engelse graafschap Warwickshire.
De redactie van ut Deevers Archief heeft de twee bijgaand afgebeelde kleurenfoto’s gemaakt op 1 december 2023. Het had die ochtend wat gesneeuwd an de Grönnegerweg bee Deever.

Posted in Aar'mhuus, Grönnegerweg, Shakespearitis, Winter | Leave a comment

Albert van Gijssel en Aaltje Hagewoud mit kleinkiend

De redactie van ut Deevers Archief ontving bijgaand afgebeelde  zwart-wit foto van Carla Kragt, een dochter van Karel Kragt en Geertje van Gijssel. De redactie is haar bijzonder erkentelijk voor haar toestemming deze foto te mogen publiceren in ut Deevers Archief.
Geertje van Gijssel is opgegroeid in ’t Aar’mhuus an de Grönnegerweg bee Deever. Zij is een dochter van Albert van Gijssel en Aaltje Hagewoud.
Op de zwart-wit foto zijn te zien het echtpaar Albert van Gijssel en Aaltje Hagewoud en hun kleinkind Carla Kragt. De zwart-wit foto is in het najaar van 1952 gemaakt aan de zijkant van het gesticht Armenwerkhuis.
In ut Deevers Archief bevindt zich bijgaande ansichtkaart in kleur. Deze kaart is in januari 1972 uitgegeven door hotel-restaurant-manege ’t Ruterhuus an de Grönnegerweg bee Deever, telefoon 05219-1680. Op de achterkant van de kaart is ook nog vermeld: Gelegenheid voor buitenritten, paardenboxen beschikbaar.
De Nederlands Hervormde Kerk verkocht het gesticht Armenwerkhuis in 1967.
Bij de grondige verbouwing van het Armenwerkhuis in 1967-1968 zijn de siedbaanders in de hier zichtbare zijgevel vervangen door grote ramen en werden in de hier zichtbare zijgevel extra ‘stalramen’ en een zijdeur aangebracht. Zo te zien waren en zijn de ‘stalramen’ helaas niet van het model Deever. Let bij de ansichtkaart in kleuren ook op de televisieantenne, die is vastgemaakt aan de schoorsteen.
Het Armenwerkhuis werd of bleef na de grondige verbouwing een zo genoemd rijksmonument (voor zolang het duurt, want eeuwig is wel erg lang), ondanks al het gesleutel en gerommel aan de buitengevels. Zijn bij de verbouwing de originele bakstenen wel opnieuw gebruikt ? Hoe ruim worden de voorwaarden voor het verkrijgen of behouden van de status van een zo genoemd rijksmonument geïnterpreteerd ? Of is een zo genoemd rijksmonument niet meer dan een onbetrouwbaar conjunctuurgevoelig bordje aan de muur ?

Abracadabra-1234Abracadabra-1233

Posted in Aar'mhuus, Ansichtkoate, Boerdereeje, Grönnegerweg, Rieksmonement, Toeristenindustrie | Leave a comment

Un trouwjurk van siede van un Fraanse parachute

De redactie van ut Deevers Archief ontving op 10 april 2016 bijgaande reactie van Carla Kragt, een dochter van Karel Kragt en Geertje van Gijssel. Haar reactie ging vergezeld van de hier afgebeelde scan van de trouwfoto van haar ouders. De redactie is haar bijzonder erkentelijk voor haar bijdrage aan het beschrijven van de geschiedenis van Deever. Alle beetjes helpen. Haar moeder Geertje van Gijssel is opgegroeid in ’t Aar’mhuus an de Grönnigerweg bee Deever. Geertje van Gijssel is een dochter van Albert van Gijssel en Aaltje Hagewoud.

Ik ben een kleinkind van Albert van Gijssel en Aaltje Hagewoud.
Het bevreemde mij dat het Armenwerkhuis door de gereformeerde gemeente was opgezet, maar voor zover ik weet waren mijn grootouders hervormd.
Sommige mensen die het over het Armenwerkhuis hadden, dachten dat daar arme mensen woonden, maar mijn grootouders waren niet arm. De mensen die verzorgd werden, die waren arm. Jans en Geert waren de laatste twee mannen, die in het Armenwerkhuis werden verzorgd.
Ook kwamen in de zomer groepen jongens (padvinders ?) naar het Armenwerkhuis. Daar herinner ik mij nog een voorval van. Enige jongens hadden zout in de custard pudding gegooid en werden voor straf naar huis gestuurd. Ik zie nog voor mij hoe mijn oma in hele grote gietijzeren potten kookte voor de jongens. De groepen jongens aten in de half open schuur. De tafels waren planken op balen stro. De jongens sliepen ook in die schuur, op balen stro.
Geertje van Gijssel is mijn moeder. Zij was gehuwd met Karel Kragt. Mijn vader gaf vroeger dansles, ook in Diever. Ik weet niet of hij in Diever ook dansles gaf tijdens de oorlog, maar ik denk het wel.
Geertje was de oudste van de vier dochters van Albert van Gijssel en Aaltje Hagewoud.
Ik weet dat mijn oma de scepter zwaaide in het Armenwerkhuis, mede omdat mijn opa een beroerte – wat nu een TIA wordt genoemd – had gehad en als gevolg daarvan was verlamd in zijn aangezicht.
Over het einde van de oorlog in april 1945 vertelde mijn moeder ooit, dat de lijkkoets toen wel erg vaak door de Groningerweg (toen nog een zandweg) kwam. Achteraf had ze het idee dat met de lijkkoets verzetsmensen werden verplaatst of parachutisten.
Mijn moeder vertelde mij dat mijn opa en anderen aan het einde van de oorlog parachutes van de Franse parachutisten uit de bomen in het bos tegenover het Armenwerkhuis haalden. Ook haalden ze daar een Franse parachutist, die in een boom hing, naar beneden. Dat werd in het donker gedaan om geen risico te lopen.
Mijn ouders Karel Kragt en Geertje van Gijssel trouwden op 30 oktober 1945. Op hun trouwfoto -zie de bijgaande afbeelding- is het niet goed te zien, maar de trouwjurk van mijn moeder is gemaakt van stof afkomstig van een van de parachutes van de Franse parachutisten. De eerste tijd na de Tweede Wereldoorlog was alles schaars. Dus stof van een parachute, die van echte zijde was gemaakt, was zeer gewild bij de dames.
Mijn grootouders Albert van Gijssel en Aaltje Hagewoud zijn na hun tijd in het Armenwerkhuis verhuisd naar Ruinerwold. Daar zijn zij ook in een boerderij gaan wonen. Die boerderij kon je bezichtigen, die is nog steeds te bezichtigen. Na het overlijden van mijn grootvader is mijn grootmoeder daar nog een aantal jaren blijven wonen, waarna ze naar het bejaardenhuis in Dwingelo is gegaan, waar zij is overleden.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De boerenknecht Albert van Gijssel trouwde op 15 augustus 1924 op 29-jarige leeftijd in Zuidwolde met de 20-jarige Aaltje Hagewoud.

Albert van Gijssel is geboren op 16 januari 1895 in Ruinerwold. Hij is overleden op 10 januari 1967 in Ruinerwold. Hij is een zoon van Jan van Gijssel en Geertje Ridderman. Albert van Gijssel ligt begraven op de kaarkhof van Runerwold.
Aaltje Hagewoud is op 6 juni 1904 geboren in Hoogeveen. Zij is op 8 maart 1992 overleden in Dwingel. Zij is een dochter van Theunis Hagewoud en Hilligje Schipper. Aaltje Hagewoud ligt begraven op de kaarkhof van Runerwold. 
Karel Kragt is geboren op 27 juni 1916 in Vledderveen. Hij is overleden op 30 januari 1990.
Geertje van Gijssel is geboren op 30 december 1924. Zij is op 9 augustus 2008 overleden in Deever.
Karel Kragt gaf in de Tweede Wereldoorlog dansles in het café van Klaas Marcus Balsma.
Boven de voordeur van het Armenwerkhuis is te lezen: Armenwerkhuis der Gereformeerde Gemeente van Diever, opgerigt in het jaar 1861′. In die jaren werd naast de term ‘Nederlands Hervormde Gemeente’ ook nog de term ‘Christelijk Gereformeerde Gemeente’ of ‘Gereformeerde Gemeente’ gebruikt.
Jan Havermans maakte bestek en tekeningen voor het Armenwerkhuis aan de Groningerweg, ver buiten het dorp Deever. Het Armenwerkhuis werd in 1861 gebouwd in opdracht van de diaconie van de Nederlands Hervormde Kerk. Voor de bouw van het Armenwerkhuis schreef hij met 750 gulden te hoog in. Aannemer werd Harm Roelfs Kuiper uut Deever voor het inschrijfbedrag van 725 gulden.

Abracadabra-1232

Posted in Aar'mhuus, Boerdereeje, Grönnegerweg, Kaarke an de brink, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Un tiekening van ut Aar’mhuus an de Grönnegerweg

De kunstenaar Jaap Berk heeft bijgaand afgebeelde mooie pentekening van ut Aar’mhuus an de Grönnegerweg bee Deever gemaakt in december 2010. Dat is in het pad rechts naast de boom op de voorgrond te herkennen. Die pentekening is toch maar weer een mooi fragmentje uit het kunstverleden in de gemiente Deever.
De redactie van ut Deevers Archief is naarstig op zoek geweest naar gegevens van de hem tot nu toe onbekende kunstenaar Jaap Berk, maar heeft deze helaas nog niet kunnen vinden. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief heeft wel gegevens van de kunstenaar Jaap Berk ? De redactie verneemt deze graag, teneinde deze met geschwinde spoed en in gestrekts draf aan dit bericht te kunnen toevoegen. De redactie zou ook graag willen weten of de kunstenaar deze tekening ter plekke heeft gemaakt of dat hij als voorbeeld gebruikt heeft gemaakt van een foto.
En hangt deze tekening ergens in het in het Armenwerkhuis gevestigde Landhotel Diever ?

Posted in Aar'mhuus, Grönnegerweg, Kuunst | Leave a comment

Herinnerings an ’t Aar’mhuus an de Grönnegerweg

De redactie van ut Deevers Archief ontving op 23 april 2016 van de heer Guido Schoonheim bijgaand fraai en vlot geschreven bericht over zijn herinneringen aan de mensen in het Aar’mhuus an de Grönnegerweg bee Deever. De redactie is hem daar bijzonder erkentelijk voor. Wellicht kan hij in een tweede bijdrage meer van zijn herinneringen op papier zetten. De redactie is graag bereid ook die te publiceren in ut Deevers Archief.  

Binnenkort is Janny Goettsch-Veen in Noordwolde jarig. Ik hoop haar dan even op te zoeken; dat doe ik namelijk al 56 jaar !
Gôh, denkt u wellicht, wat interessant: een ons volkomen onbekende ‘vogel’ bericht ons even, dat een ons al even onbekende kennis van hem jarig is …
Maar het zóu kunnen zijn, dat u die namen Goettsch en Veen toch wel kent. Zij waren de eerste (en voor zover ik weet ook laatste) boeren in het voormalige Armenwerkhuis van de hervormde kerk te Diever. Piet Goettsch (afkomstig uit Zorgvlied) en Janny Veen (afkomstig uit Wapserveen) zijn met elkaar getrouwd op 29 april 1959 en zijn toen neergestreken aan de Groningerweg 3 in Diever.
In augustus stopte daar een ‘karretje dat op de zandweg reed’. Ik weet het zeker, want ik zat in dat karretje. Verder zaten daarin mijn vader en mijn moeder mijn twee zusjes; mijn broer was al te ‘oud’ om nog met de ouwelui mee op vakantie te willen.
Wij zochten een kampeerplekje, niet op een camping, maar bij een boer. Dat mochten toen alleen zogeheten kampeerpaspoorthouders: mensen, die bij de ANWB (in Ommen-Hardenberg) het kamperen hadden geleerd en zogezegd ‘gediplomeerd’ waren; dát waren mijn ouders. Papa is op verzoek van Piet Goettsch nog naar ’t gemeentehuis -schuin tegenover de kerk in Diever- geweest om één en ander te regelen.
We hebben drie weken bij Piet en Janny op het erf gestaan. Papa en mama en mijn zusjes maakten lange wandelingen. Tot aan Wateren toe, hoor !

Ik bleef liever bij boer Piet. Ik wilde leren melken. Dat kon ! Maar dan moest ik wel klompen aan, want koeien kunnen soms even op een voetje gaan staan en doet pijn. Ik was een stadsjongen en ik had geen klompen. Nou, ik ging melken op oude klompen van Piet, waar ik met mijn sandaaltjes aan precies in paste. Ik heb het melken geleerd. Ik weet nog dat mijn ‘leer-koe’ Nellie 4 was. Ze had maar drie spenen, want eentje was gesneuveld ‘an ’t stiekeldroad’. Zij was een oude tamme koe, ze was ook tam voor ‘vreemde’ stadse leerling-melkers. Ze was niet bepaald moeders mooiste, wel moeders lelijkste, maar dat interesseerde mij niet.
Het ‘boerenarbeider’ zijn beviel van weerskanten zo goed, dat ik werd uitgenodigd om het volgende jaar terug te komen. Dat heb ik gedaan. Dat heb ik tien of elf keer gedaan. En …. ik ken Piet en Janny nog altijd. We zien elkaar in elk geval op onze verjaardagen en verder zo nu en dan tussendoor. Ik was in mijn vakanties van de middelbare school áltijd in het Armenwerkhuis aan de Groningerweg 3 in Diever en later in Zorgvlied.
Piet en Janny waren niet alleen boer en boerin, maar waren óók de laatste ‘vader’ en ‘moeder’ van de laatste twee ‘armen’: Jans Grit en Geert ….. (zijn achternaam heb ik nooit gehoord). Over deze beide mannen wil ik graag iets vertellen.

Jan en Geert waren totaal verschillende mannetjes, ze waren maar klein van stuk. Ze deelden in het Armenwerkhuis samen één grote kamer. De inrichting van die kamer is gauw omschreven: daar was zogezegd ‘niks’ aanwezig. Nou ja…., in de kamer waren twee bedsteden. Die hadden nog de ouderwetse afmetingen, dat wil zeggen deze waren klein, want mensen waren vroeger kleiner. Jans en Geert pasten er perfect in. Ze hadden wel een divanbed aangeboden gekregen, maar dat vonden ze maar een neimoeds ding, dus die wilden ze niet. Zo konden ze ook ‘iets voor op de vloer’ krijgen. Ook dat vonden ze onnuttig en neimoeds. Een gewone kale plankenvloer was goed genoeg, toch ?

Zo ook het warme eten, waar Janny dagelijks voor zorgde. Daar had ze een makkie aan, want het favoriete menu van beide heren was gebakken aardappeltjes en uitgebakken spek. Nee, géén groente, want dat was ook neimoeds spul, althans als ze die dag een goed humeur hadden. Als ze een dag een minder goed humeur hadden, dan was groente knienevoer en dus niet bedoeld voor menselijke consumptie ! ’s Zondags kregen ze een waar feestmaal, want dan kregen ze ook soep en pudding.

Jans en Geert waren verschillend. Jans was altijd vrolijk, maar Geert kon zo nu en dan mopperen. Geert was namelijk de ‘opzichter’ op het boerenbedrijf. Hij had zichzelf daarvoor ‘aangesteld’, maar daar was iedereen het mee eens. Ik hoorde Geert een keer duidelijk een vloek mompelen, toen ik een volle kuip met waai ondersteboven had gereden met paard en wagen. Ik dacht toen even: je bent zeker vergeten dat dit een christelijk Armenwerkhuis is. Ik ben later dominee geworden. Ik heb Geert deze vloek nooit als ‘zonde’ aangerekend, maar slecht als ‘gebrek aan een beter woord’.

Jans hoefde op de boerderij niets te doen, want Jans kón bijna niks. Jans was niet helemaal honderd procent. Jans kon alleen aardappelen schillen. Dat deed hij zo nu en dan. Soms schilde hij de hele ochtend aardappelen ! Dat spaarde Janny dan natuurlijk veel tijd uit, tijd die zij nodig had voor het doen van de huishouding.

Jans had een speciale ‘hobby’: klokjes. Jawel, in het ‘huis’ van Jans en Geert hingen maar liefst twéé klokjes. Er hing een echt koekoeksklokje, dat ook echt koekoekte. Piet gaf zo nu en dan een ruk aan het opwind-kettinkje, daar dacht Jans zelf nooit aan.  En er hing een ombeschrijfbaar ‘geval’, dat niet liep. Buitenshuis droeg Jans altijd een polshorloge en soms tot wel vier ‘onderarmhorloges’. Let wel: Jans kon niet klokkijken. Hij en Geert konden trouwens ook niet lezen en schrijven. Als al eens iets ‘ondertekend’ moest worden -beide heren genoten AOW-, dan wees Piet even aan waar ze precies een kruisje moesten zetten. Ik heb het over de zestiger jaren van de vorige eeuw, hoor !

Eén dag in ’t jaar was echt helemaal de dag van Jans: de dag van de dorpskermis. Daar móest Jans altijd naar toe, want daar kon hij ‘voordelig’ klokjes kopen van de plaatselijke jeugd, die wel eens geluk had bij het uit zo’n schuifautomaat halen van een botterhorloge. De inkoopprijs van die botterhorloges zal vermoedelijk wel drie of vier kwartjes hebben bedragen, want de eigenaren zijn natuurlijk niet gek: de automaten zijn zó afgesteld, dat je ten minste drie of meer kwartjes moest besteden voor één botterhorloge. Maar de verkoopprijs van die ‘prullen’ (sorry kermisexploitanten) aan Jans kon wel f. 2,50 bedragen….
De dag na de kermis had Piet daardoor enig ‘maatschappelijk werk’ te doen. Dan ging hij bij de klokjesverkopers langs, om hen aan het verstand te peuteren, dat ze eigenlijk ‘crimineel’ bezig waren geweest die ‘prullen’ voor te veel geld te verkopen aan die straatarme Jans. ‘Foei, niet meer doen !’ Piet gaf het horloge terug aan de verkopers en inde het door Jans bestede geld.

Bij dit punt van Jans’s klokjes heb ik trouwens nog een leuk en echt gebeurd verhaaltje. Toen ik Jans eens op zo’n rijke-klokjes-dag vroeg, hoe laat het nou was, stroopte hij zijn linker mouw tot op de elleboog op en keek met geleerde blik op al zijn vier horloges. En toen zei hij: ‘Wil je mij dat morgen nog eens vragen, want kijk, deze klokjes zijn nog erg nieuw; ze lopen nog niet allemaal gelijk, daar ga ik vanavond mee aan de gang; dan kan ik je morgen wel vertellen hoe laat het is, snap je wel ? Ik snapte het wel. Jans was dan wel niet helemaal honderd procent, maar niet dom.

Het is wellicht aardig om te weten, hoe anno 1959 de ‘technische toestand’ op de boerderij was.  Nou, er was toen nog géén aansluiting op enige nutsvoorziening’ Het water kwam uit de pomp op het ‘nekkie’ tussen de woning en de stal. Koel helder water, van zo’n goede kwaliteit, dat het ongekookt kon worden gebruikt.
Gas was er alleen in flessen. Die je in het dorp kon kopen. Janny’s strijkijzer werkte op flessengas. In de woonkamer kon een gaslamp branden. Heerlijk koud, maar geen sfeervol licht, zal ik maar zeggen. In alle andere vertrekken was het behelpen met een olielampje, ja ook op de stal, ook op de deel, overal. Dus ook in de ‘woning’ van Jans en Geert.
Elektriciteit was er gewoon niet. Janny had een stofzuiger, die werkte op kracht, die werd ontleend aan de wielen, dus aan menselijke duwkracht.
Een wasmachine hadden ze ook niet. Janny verstond nog het ‘oude ambacht’ van wassen op de plank. Centrifuge ? Nee, waslijnen !
Melkmachine ? Nee, maar dat was met zeven koeien ook niet echt nodig.
Telefoon ? Nee, die was toen aan de Groningerweg totaal onbekend.
Ik heb alle voorzieningen zien komen. Nou ja, behalve een ordentelijke gasleiding. De gemeente Diever vond de aanleg daarvan waarschijnlijk te duur.
Voor de waterleiding moest een ‘tank’ op de koezolder komen te staan, om ten minste enige druk op het tapwater te krijgen, dan kon gewoon water uit de kraan komen. Die druk kon niet vanuit het centrum van Diever worden gerealiseerd.

Aan de telefoon-aansluiting kleeft weer een leuk verhaaltje. Dat ding deed het altijd prima, totdat Janny aan Piet had gevraagd om de voortuin eens om te spitten. Dat heeft Piet gedaan, maar met paard en ploeg. Daarna deed de telefoon raar. Het geluid viel soms zo maar weg en kwam gelukkig vaak ook weer terug, totdat het op een keer helemaal weg bleef. Toen heeft Piet alle verbindingen binnenshuis gecontroleerd. Daar was niks mee. Dan moest het probleem dus buiten zitten. De P.T.T. werd gebeld. Een man kwam de leiding vakkundig repareren. Hij zei tegen Piet, toen hij even binnen koffie kwam drinken:  ‘Wilt u dat nooit weer doen.’ Piet zei: ‘Wat wil ik nooit meer doen ?’ De man zei: ‘De tuin omspitten met paard en ploeg. Kijk, nu weet ik dat u een ploeg van 30 cm werkbreedte heeft, want de buitenkabel is om de 30 cm beschadigd. Ik heb de kabel vervangen door een nieuwe, maar de P.T.T. is natuurlijk niet gek. Ik denk niet dat u ooit nog een nieuwe buitenkabel van ons krijgt. Dus als u ooit weer eens de tuin gaat omploegen, dan zou dat wel eens definitief het einde van uw telefoonverbinding kunnen betekenen. Piet heeft nooit weer de tuin omgeploegd.

Ik heb aan Diever meer herinneringen. Zo zie ik dokter Broekema nog rijden op zijn motor met aanhangwagen. Zijn grijze kuif wapperde in de wind. Motorhelmen waren toen nog niet verplicht. Zijn colbertje wapperde ook in de wind, ik geloof dat de man een leren jas niet nodig vond. Jawel, dokter Broekema hield spreekuur op de verschillende campings in de omgeving. Ik heb me laten vertellen, dat hij dat later deed met een camper-spreekkamer.

Het zomerhuis ‘de Ossekoele’ schuin tegenover het Armenwerkhuis was -als ik me niet vergis- van professor Van Giffen. Ik heb hem daar nooit gezien, maar ik heb wel zijn dochter en haar man daar vaak in de zomer gezien, nadat de ‘vaste bewoners’, een echtpaar, naar de Veentjesweg waren verhuisd. Ik zou ook het plekje in het bos nog terug kunnen vinden, waar de professor begraven wilde worden, wat niet mocht. Dat is toch gek, hè !

Naast Piet Goettsch en Janny Veen woonde de familie Bijker. Ik herinner mijn van één van de twee zonen, dat hij zingend over het erf reed op een stokoude Solex: ‘Hij doet het weer, hij doet het weer, hij heeft vandaag weer zin !’.

Tegenover de familie Bijker woonde de familie Gerrits (Garries). Daarvan hoorde ik een keer, dat pa Gerrits niet in orde was en dat dokter Broekema was ‘ontboden’. Toen ik tegen Piet zei, dat de dokter nog steeds niet was geweest, zei Piet: ‘Ach ja, de dokter kent zijn pappenheimers hoor. Als ik de dokter bel, dan komt hij al ’s morgens. Bij Gerrits weet de dokter dat het ook best wat later in de middag kan. Gerrits is vast niet zo heel erg ziek.’

Ach ja, ik heb veel herinneringen aan Diever. Zo zaten twee zonen van dokter Broekema een keer ‘vast’ in de Groningerweg. Let wel, in pa’s Amerikaanse slee, want die had de dokter óók, maar die gebruikte hij niet voor zijn praktijk, want met zo’n ding kom je onherroepelijk een keer vast te zitten in een zandweg. Toen hebben we letterlijk ‘het paard achter de wagen’ gespannen, want zo was het Amerikaanse ding wel uit de penarie te trekken. Het waren een beetje stoute jongens, geloof ik, die twee jongens van Broekema. Mochten ze van hun pa wel met zijn auto spelen ?
De Groningerweg was toen nog een onverharde weg, het was een zandweg, met daarnaast een schelpenpattie voor de fietsers. Als ik nú nog wel eens naar het vroegere Armenwerkhuis rij, dan rij ik tot aan het vroegere Armenwerkhuis over een klinkerweg, daarna is de Groningerweg nog steeds een zandweg.

Anno 1960 was de boerderij een ‘gemengd bedrijf’. Dus ik ben zogezegd van alle markten thuis geraakt. Ik kon dus melken. Ik kon ook bij varkens waken, als die moesten bevallen. Een moedervarken is soms zo dom om op haar pasgeborenen te gaan staan. Dus was het raadzaam, dat enig ‘toezicht’ werd gehouden tijdens de bevalling. Nou, in huize Goettsch is onder mijn ‘toezicht’ een twaalfling geboren. En ja, uit een halfwilde moeder, want met die keurige roze varkens kon Piet niet overweg, dus hij had een halfwild zwijn, waar je voor moest oppassen, want madame had een indrukwekkende bek vol tanden, die ze ook wel eens wilde gebruiken. Ze hield blijkbaar wel van bijten in kuiten van mensen. Piet had ook een geheel zwart ‘hangbuikzwijn’, dat nooit enige kip of zelfs vlieg kwaad zou doen.

Die bevalling van het halfwilde zwijn, zal ik me waarschijnlijk de rest van mijn leven blijven herinneren. Piet heeft namelijk de volgende morgen één van de twaalfling afgemaakt. ‘Die is debiel’, zei hij. En een debiele big heeft te midden van zijn broertjes en zusjes geen kans van leven. De broertjes en zusjes laten zo’n big domweg verhongeren. Het is prachtig te zien hoe biggen direct na de geboorte een rangorde instellen: ‘Denk erom broertje of zusje, dit is mijn ‘knopje’ op moeders buik, daar mag jij niet aankomen, want dan krijg je een knauw van mij.’ Het is ook prachtig te zien hoe alle jonkies na het drinken mama ‘bedanken’, ze lopen naar mama’s kop en geven haar een ‘kopje’, zoals katten ook wel doen. Mama knort dan even ‘lief’ naar ze. Ja, ik ben onder de indruk gekomen van het gedrag van varkens. Varkens zijn eigenlijk ‘hoger staande’ dieren dan bijvoorbeeld koeien en paarden. Een koe of paard piest en schijt waar het haar of hem uitkomt. Een big leert die zaken te doen op veilige afstand van z’n ‘etensbordje’, want als hij dit naast of in zijn ‘etendbordje’ doet, dan krijgt hij van mama een geweldige opsodemieter naar het uiterste hoekje van hun hok, ja dat begrijpt een big snel.

We hebben enkele jaren achtereen aan de weg slachtkippen verkocht. Op de boerderij liepen zo’n 35 kippen rond. Die werden op deze manier ‘ververst’, als ze waren uitgelegd, dan gingen ze als ‘slachtkippen’ van de hand. Piet maakte ze af en ik slachtte ze. Ik weet dus precies hoe een kip in elkaar zit. Menig kampeerder op Ellert en Brammert heeft bij het Armenwerkhuis een kippetje ‘opgedaan’, dat kan ik jullie verzekeren. Eentje vond het niet nodig dat het kippetje was geslacht, dat kon hij zelf onderweg wel doen. Ja, dat zagen we dan later, dan hingen langs de Groningerweg plukjes kippenveren an ’t stiekeldroad. Die had de wandelende slachter dan laten waaien.

Een aparte vermelding verdient de hond Frieda. Ze was een Schotse colly, dus niet bepaald eentje van het type ‘waakhond’, zou je zeggen. Nou, dat was Frieda dan ook niet. Als iemand langs het Armenwerkhuis fietste, dan blafte ze. Als iemand het erf op liep, dan gaf ze geen kik, dan dacht ze kennelijk: ‘Die hoort hier zeker thuis’. Frieda besteedde haar dagen voornamelijk aan …. slapen. Dat deed ze bij voorkeur voor de deur van het woongedeelte naar het werkgedeelte van de boerderij. Als je daar door wilde, dan moest je even over Frieda heen stappen. Toen Piet en Janny kinderen kregen, bleken de pootjes van de kinderen te kort, dus die stapten gewoon op Frieda. En Frieda ? Die vond het allemaal best.
Piet vertelde mij ooit, dat Schotse collies eigenlijk nogal zenuwachtige honden waren. ‘Oh,’, zei ik, ‘behalve Frieda dan’. ‘Nou,’, zei Piet zei, ‘vergis je niet in Frieda, hoor. Ze heeft toen ze jong was, letterlijk het foefje van ‘de postbode en de hond’ uitgehaald. Ze vloog de postbode echt naar zijn keel. Nou toen heb ik haar een pak op haar donder gegeven en gezegd dat ze dat nooit weer mocht doen. Dat heeft ze inderdaad nooit weer gedaan. Ik schaam me nog altijd wel een beetje, dat ik haar toen zo heb gestraft, dat was niet echt nodig geweest.

Piet en Janny zijn verhuisd naar zijn ouderlijk huis in Zorgvlied, toen Jans en Geert in Diever waren overleden -ik heb dat niet meer meegemaakt- én de ouders van Piet waren overleden. Daar heeft Piet nog een aantal jaren geboerd, samen met zijn jongste broer, die in een ‘burgerhuisje’ woonde. Daar ben ik toen nog enkele zomers boerenarbeider geweest. Daar heb ik kennis gemaakt met het fenomeen ‘trekker’, zo’n lekker blaffende Porsche. En met hun span paarden Ria en de Fries, want de broer van Piet was paardenman in hart en nieren.

Ria heb ik eens van Wateren naar Zorgvlied ‘thuis gebracht’, want ze was even niet nodig naast de Fries. Ik had Ria aan een hele lange teugel beet en ik zat op opa’s oude Solex. Ria wilde heel graag naar huis én ging heel hard lopen. Het is een wonder dat ik nog leef. Een paard dat de stal ruikt en een oude Solex is geen ideale combinatie. Gelukkig hebben we het overleefd. Aan het einde van de rit was Ria blij dat ze bij de stal was en ik was blij dat ik weer op beide benen stond. Ik heb sinds die gebeurtenis nooit weer op een Solex gereden. Het ‘motorreke’ van de Solex ligt bovenop het wiel, waardoor het zwaartepunt te hoog ligt en daardoor een waardeloze wegligging heeft. En dan die hefboom naast het stuur, waarmee je de aandrijfrol van de motor op de band kon brengen of kon ontkoppelen. En dan het remmetje, dat was een terugtraprem, zoals op een gewone fiets. Een Solex is met deze ‘comfortabele uitrusting’ echt een levensgevaarlijk ding, hoor ! Ik wilde echt van m’n leven nóóit meer op een Solex rijden.

Ter zake nu weer. Ik heb jullie ‘betrapt’ op een missertje op jullie site. De auto voor het gemeentehuis is niet de auto van de dierenarts. Het is namelijk geen Volvo, zoals jullie beweren. Als ik goed gekeken heb, dan is het een oud model Austin, dan kan het niet de auto van de veearts zijn. Voortaan ietsje beter kijken dus, maar het zij jullie vergeven.

Voor jullie mij een ‘vervelend mannetje’ vinden, stop ik met dit geschrijf. Als jullie ooit met mij willen ‘doorpraten’ over dingen die Diever betreffen, dan hoef je me maar te bellen, dan spoed ik mij naar het nieuwe gemeentehuis.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Het gesticht Armen-Werkhuis van de Nederlands Hervormde gemeente an de Grönnegerweg bee Deever werd in het jaar 1861 opgericht. Voor de gang van zaken in het gesticht Armen-Werkhuis onderhield de kerkeraad een reglement dat om de zoveel tijd werd aangepast aan nieuwe inzichten.
De laatste ‘verpleegde’ was de in Deever welbekende dorpsfiguur Jans (Jansie) Grit (geboren op 8 maart 1897 in Wapse, overleden op 26 november 1969 in De Wijk). Hij kwam, nadat de Nederlands Hervormde gemeente het gesticht Armen-Werkhuis in 1967 had verkocht, en na nog enige tijd op ut Kastiel in Deever te zijn ondergebracht, terecht in het bejaardenhuis Dickninge in De Wijk. Is hij in de Wijk gestorven ? Jans (Jansie) Grit (hij droeg altijd een pet) is op bijgaande foto van het Aar’mhuus uit de collectie van Monumentenzorg in het Drents Archief in Assen net aan de rechterkant te zien. Deze foto is op 24 april 1959 gemaakt. De redactie heeft de bijgevoegde kleurenfoto gemaakt op 22 april 2021.
De redactie schaamt zich wel een beetje dat hij de achternaam van Geert … niet weet. Maar wie het wel weet, die wordt bij deze uitgenodigd die te melden aan de redactie.
Piet Goettsch was wel de laatste boer in het Aar’mhuus, maar zeker niet de eerste. De redactie verwijst bijvoorbeeld naar het bericht Albert van Gijssel en Aaltje Hagewoud met kleinkind.

De redactie ontving op 23 maart 2024 de volgende zeer gewaardeerde reactie van Arno Goettsch
Dat is een prachtig verhaal van Guido Schoonheim !
Ik lees in het naschrift dat de achternaam van Geert niet bekend is. Volgens mij was het Geert Lubbers (of zoiets. zo klonk het). Ik weet dat, omdat ik hier ben geboren als eerste zoon van Piet Goettsch en Jannie Veen.
Jans Grit kan ik me beter herinneren dan Geert.
Ik weet nog wel dat Geert was overleden. Toen ik een tijdje later bij Jans in huis aan tafel zat, vroeg ik hem (zo was ik opgevoed): “Is Geert nou in de hemel ?” Jans keek op en antwoordde: “Nee, die is al lange opevreet’n deur de rott’n en de moes’n.” Het is al lang geleden, maar het maakte wel indruk, want ik weet het nog !

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief.
Het betreft inderdaad Geert Lubbers. Hij is geboren op 25 oktober 1882. Hij is overleden op 15 juni 1963. Hij is begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.


Posted in Aar'mhuus, Alle Deeversen, Boer'nlee'm, Boerdereeje, Dorpsfiguur, Grönnegerweg | Leave a comment

Nog un waarkstuk van kettingsaèger Henri Koeling

De redactie van ut Deevers Archief heeft op donderdag 13 november 2014 een kleurenfoto (zie afbeelding 1) van een houten kunstwerk in het voorbijgaan gemaakt bij de woning van kettingzaagvirtuoos Henri Koeling (die zichzelf woodcarver noemt) in de Peperstroate in Deever. De foto toont een houten kunstwerk, wellicht is het een zitbankje geflankeerd door twee vogelsculpturen. Het kunstwerk oogt pas gemaakt, fris en fruitig. Kettingzaagvirtuoos Harrie Koeling is ongetwijfeld de maker van dit werkstuk. Maar wanneer heeft kettingzaagvirtuoos Henri Koeling dit kunstwerk gemaakt ? Bij gebrek aan opslagruimte heeft kettingzaagvirtuoos Harry Koeling het werkstuk voor zijn huis uitgestald. Stond het daar om verkocht te worden aan een voorbijganger ?
De redactie zag het werkstuk weer bee ut Aar’mhuus an de Grönnegerweg bee Deever. De redactie heeft op donderdag 22 april 2021 twee hier getoonde kleurenfoto’s (zie afbeeldingen 2 en 3) van het al wat verweerde houten kunstwerk in het voorbijgaan gemaakt.
En wat moet het kunstwerk voorstellen ? Zijn het de fabeldieren de vos en de raaf ? Maar de vogel lijkt meer op een fazant.

Afbeelding 1
De redactie heeft deze kleurenfoto gemaakt op 13 november 2014 in de Peperstroate in Deever.

Afbeelding 2
De redactie heeft deze kleurenfoto gemaakt op donderdag 22 april 2019 bee ut Aar’mhuus.


Afbeelding 3
De redactie heeft deze kleurenfoto gemaakt op donderdag 22 april 2019 bee ut Aar’mhuus.


Afbeelding 4
Deze foto is gemaakt in november 2010 (bron: www.google.com/maps).

Posted in Aar'mhuus, Kuunst | Leave a comment

Ut Ruterhuus an de Grönnegersaandweg bee Deever

In februari 1973 was ut Ruterhuus van de familie Dijkstra nog gevestigd in het voormalige Aar’mhuus an de Grönnegersaandweg bee Deever. De familie Dijkstra had eerder un pièrdespul in Oll’ndeever, in de oudste boerderij in de gemiente Deever. De redactie verwijst ook naar het bericht Ie kunt ok buut’n op ut turras van ut Ruterhuus sitt’n.
Uit de tijd van ut Ruterhuus zijn in de beeldbank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed van het Ministerie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zwart-wit foto’s aanwezig, waaronder de drie hier afgebeelde foto’s. Deze drie foto’s zijn in februari 1973 gemaakt door de fotograaf A.J. (Ton) van der Wal.
Op afbeelding 1 is de voorgevel van het voormalige Aar’mhuus an de Grönnegersaandweg bee Deever te zien. De  Grönnegersaandweg was gelukkig toen nog niet verhard. Maar de Hoge En Lage Heertjes Van Het Bestuur Van De Gemiente Deever toonden zich in al hun goedertierenheid genegen in de toekomst deze weg te verharden. Naast de saandweg ligt het fietspad dat gelukkig in 1973 nog verhard was met schelpen uit de Waddenzee.
Op de afbeeldingen 2 en 3 is het interieur van de eetzaal/restaurant van ut Ruterhuus te zien.

Afbeelding 1 – Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort / Documentnummer 150270.
Afbeelding 2 – Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort / Documentnummer 150279.

Afbeelding 3 – Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort / Documentnummer 150278.

Posted in Aar'mhuus, Grönnegerweg, Ruterhuus | Leave a comment

Bee de schièrboas

De redactie van ut Deevers Archief heeft van Lammert Joustra toestemming de door hem geschreven artikeltjes voor het blad Opraekelen van de heemkundige vereniging uut Deever op te nemen in ut Deevers Archief.
Bijgaande vijf korte artikeltjes -voorzien van een korte inleiding van de redactie- zijn gepubliceerd op bladzijden 11, 12 en 13 van Opraekelen 04/2 (juni 2004).

De redactie heeft Lammert Joustra uit Zuidwolde (Drenthe) bereid gevonden herinneringen en voorvallen (annekkedotes) uit de tijd dat hij in Deever kapper was op papier te zetten. De eerste aflevering van deze serie is gepubliceerd op bladzijden 19 tot en met 21 van Opraekelen 03/4 (zie het bericht Bee’j de scheerboas). Voor meer informatie over Lammert Joustra wordt de lezer verwezen naar de inleiding bij de eerste aflevering.
Deze aflevering gaat over de dorpsfiguur Jans (Jansie) Grit. Jans Grit werd op 8 maart 1897 geboren en overleed op 26 november 1969. Hij was de laatste verpleegde van ut Aar’mhuus an de Grönnegerweg. Hij kwam, nadat de Nederlands Hervormde kerk ut Aar’mhuus in 1967 had verkocht, en na nog enige tijd op ut Kastiel in Deever te zijn gehuisvest, helaas terecht in het bejaardenhuis Dickninge in De Wiek. Zijn lichaam is begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deeverde.

Goeie mörn saem’m
Op de 2002-kalender van de Historische Vereniging Gemeente Diever staat Jans Grit afgebeeld. Hij woonde in het Armenhuis aan de Groningerweg in Deever. Jans was vaste klant bij ons, hij liet zich één keer per week scheren.
Wij scheerden Jans gratis, omdat hij weinig geld had. Maar… hij moest wel aan één voorwaarde voldoen. Zo gauw hij de zaak binnenstapte, moest hij zeggen: ‘Goeie mörn saem’m.’
Op een zaterdagmorgen vergat hij deze zin te zeggen bij het binnenstappen. We zeiden tegen Jans, toen hij aan de beurt was: ‘Jans, als we jou nu gaan scheren, dan moet je helaas wel betalen.’ Jans keek ons heel verwonderd aan. ‘Wat is dit nou toch’, moet hij gedacht hebben. Tijdens zijn consternatie zei een klant: ‘Hé, Jans, dan ga je toch even naar buiten en kom je weer binnen en dan zeg je: Goeie mörn saem’m.’ Jans vond dat de beste raad, hij ging naar buiten en kwam weer binnen met: ‘Goeie mörn saem’m.’ We hebben Jans die zaterdagmorgen net zo geschoren als op andere zaterdagen.

Betalen met een erfenis
Jans Grit was zeer gecharmeerd van horloges en klokken, dat was algemeen bekend. In de kapsalon hadden we boven op de kaptafel een klokje staan. Alleen Jans Grit mocht dit klokje opwinden.
Na ettelijke jaren van gratis scheren deden we Jans Grit een voorstel. Geert zei: ‘Jans, ik scheer je nu al zoveel jaren voor niks, kunnen we het niet zo regelen dat ik alle horloges krijg als jij er straks niet meer bent.’ Na veel nadenken -ja het duurde wel enkele weken- besloot Jans te voldoen aan die wens. ‘Now vuruit dan moar, dan doe’k dat wel.’ Er werd een stukje papier gepakt, waarop Jans eigenhandig schreef: ‘Als ik overleden ben, krijgt Geert alle horloges.’ Altijd is dat briefje bewaard in het klokje op de kaptafel. Na jaren is Jans van het Armenhuis verhuisd naar het bejaardenhuis Dickninge in de Wijk en is daar ook overleden. Maar de schenking van Jans is wel uitgevoerd. Hij was de enige klant die via een erfenis betaalde. Meer erfenissen hebben we niet gehad.

Jans en zijn horloges
Jans liep elke zondag op zijn gele klompen van het Armenhuis aan de Groningerweg naar Dwingelo, daar woonde horlogemaker Kempema. Al die uurwerken daar maakten veel indruk op de Jans. Daarom ruilde hij vaak een horloge of een klokje. Een kleine bijbetaling en hij had weer een ander uurwerk en Jans was weer de koning te rijk. Hij had twee polshorloges en twee zakhorloges. Een horloge had zelfs op de achterzijde een afbeelding van een paard. Dat horloge was zeer waardevol voor Jans.

Het luilekkerland van Jans
Jans wist zeker dat luilekkerland bestond. Wij ontkenden dat vaak, maar Jans hield vol dat het er wel was. Dat was niet uit z’n hoofd te praten. Hij wist niet precies waar het lag, ja in de buurt van Amerika. Hij wist wel dat als je daar naar binnen wilde je je dan door een berg rijstebrij met bruine suiker moest eten, maar die berg was zo groot, je kon je er gewoon niet doorheen vreten en daarom kwam je er volgens Jans nooit: ‘Ie muut oe deur ‘n baarg mit riesenbreej hen vreet’n en dat lokt oe neet, joh.’

Jans op de foto
Jans had een keer een foto bij zich waarop hij stond afgebeeld bij een dressoir, het was duidelijk te zien, de foto was genomen in een normale huiskamer. We vermoedden dat die foto was gemaakt bij horlogemaker Kempema in Dwingelo. Onze eerste vraag was: ‘Ja, hoe kom je toch aan die foto ?’ Volgens Jans was dat wel duidelijk, die had Frits, de zoon van Kempema meegenomen. Onze vraag was toen: ‘Waar woont die man dan toch ?’ ‘Now, die woont in Enschede.’ ‘Zeg Jans, ben je daar dan geweest ?’ ‘Nee’ zei Jans, ‘ik bin doar nooit ewest.’ Ik vroeg hem toen: ‘Is die foto dan misschien in Dwingelo gemaakt ?’ ‘Nee’, zei Jans ontkennend, maar toch wel iets venijniger vervolgde hij met: ‘Ie snapt ‘r ok niks van man, die Frits hef die foto mit eneum’m. Lammert, ie begriept ‘r ok niks van.’ Ik vroeg toen: ‘Hoe kan dat dan ?’ Hij antwoordde: ‘A joh, dat Fritsie kent mee’j wel van slag.’

Posted in Aar'mhuus, Neringdoende, Opraekelen | Leave a comment

Het reglement van het Armenwerkhuis

Het gesticht Armen-Werkhuis van de Nederlands Hervormde Kerk aan de Groningerweg werd in het jaar 1861 opgericht. Voor de gang van zaken in het gesticht Armen-Werkhuis onderhield de kerkeraad een reglement dat om de zoveel tijd werd aangepast aan nieuwe inzichten. De laatste ‘verpleegde’ was de in Diever welbekende Jans (Jansie) Grit (geboren 8 maart 1897, overleden 26 november 1969). Hij kwam, nadat de Nederlands Hervormde Kerk het gesticht Armen-Werkhuis in 1967 had verkocht, en na nog enige tijd op het Kasteel in Diever te zijn ondergebracht, terecht in het bejaardenhuis Dickninge in De Wijk.

Het navolgende is ook als bladvulling opgenomen in nummer 01/4 van Opraekelen, het papieren blad van de lokale heemkundige vereniging. Het hierna volgende reglement is de versie van 25 mei 1932. Het is niet bekend of het daarna nog is aangepast. Het origineel van het reglement bevindt zich in het Drents Archief in Assen. 

Algemene artikelen
Artikel 1:
Het doel van ons Armen-Werkhuis is de opname van behoeftigen onzer Kerkelijke Gemeente, die wanneer zij daartoe in staat zijn de nodige werkzaamheden verrichten.
Artikel 2:
De Kerkeraad der Nederlands Hervormde Gemeente te Diever vormt het bestuur.
Artikel 3:
Bij de vergaderingen neemt de Predikant de betrekking van President en van Secretaris waar.
Artikel 4:
Op de diakenen rust de verplichting om alles aan te wenden wat ten waren nutte der verpleegden kan strekken.
Artikel 5:
Zij zullen eens in de maand en wel bij voorkeur op den Maandag voor vollen maan hunne gewone vergaderingen houden en wel zoveel mogelijk in het Armen-Werkhuis. Buitengewone vergaderingen zullen gehouden worden wanneer de omstandigheden het eischen.
Artikel 6:
Bij de gewone en buitengewone vergaderingen zullen alle noodelooze onkosten ten bezware der Diaconie Kas worden vermeden.
Artikel 7:
De diakenen benevens de ouderlingen zijn verplicht met den Predikant de vergaderingen zoo mogelijk bij te wonen.
Artikel 8:
Het doel van de vergaderingen is om toe te zien op het gedrag der verpleegden, om dwalenden te vermanen, verkeerd gezinden ernstig te waarschuwen en hen, die goed oppassen een maandelijkse gift te schenken. Voorts toe te zien op de orde in het huis en op de netheid van de meubelen en van de kleederen der verpleegden, terwijl aan de diakenen het recht wordt toegekend om te allen tijde inzage te eischen in kasten en kisten.
Artikel 9:
Op de maandelijksche vergaderingen zullen de rekeningen der winkeliers worden nagezien en vergeleken met de Rekening en verantwoording van armvader en armmoeder.
Artikel 10:
Indien daartoe aanleiding bestaat zal voor of na de vergadering de boerderij worden bezichtigd.

De Armvader en de Armmoeder
Artikel 1:
Er wordt voor onbepaalden tijd een vader en een moeder benoemd op een door de Kerkeraad vast te stellen traktement, terwijl ze tevens vrije woning hebben en kostelooze geneeskundige behandeling. Ook brand en licht zijn vrij. Zij zullen kunnen bedanken of door de diakenen kunnen worden bedankt worden na daarvan voor 1 Januari kennis te hebben gegeven.
Artikel 2:
Zij aanvaarden hunne betrekking gewoonlijk 1 Mei. Zij moeten lidmaten der Nederlands Hervormde Gemeente zijn. Bij voorkeur zonder kinderen of zonder kinderen ten hunnen laste. De vader en de moeder moeten zooveel in hun vermogen is de christelijke opvoeding der jeugd bevorderen en trachten door woord en voorbeeld een christelijke zin bij allen aan te kweeken.
Artikel 3:
Zij zijn verplicht den Kerkeraad op eene behoorlijke wijze bij hunne vergaderingen ten dienste te staan zonder het recht te hebben daarbij tegenwoordig te zijn.
Artikel 4:
De vader is gehouden nauwkeurig boek te houden van hetgeen er wekelijks in het Armen-Werkhuis gebruikt wordt, bepaaldelijk ook wat de veldvruchten, boter en eieren en verder de opbrengst der boerderij betreft.
Artikel 5:
Zij zullen zooveel mogelijk zorgen, dat zoowel des zomers als des winters de bedeelden steeds doelmatig worden bezig gehouden met veldarbeid, huis- of handwerk, terwijl de moeder er voor heeft te zorgen dat de meisjes het breien en naaien leeren.
Artikel 6:
De vader heeft het recht om wegens vergrijp tegen huisorde of wegens luiheid, onzindelijkheid of onwil, na gepleegd overleg met den boekhouder-diaken, de volgende straffen toe te passen.
I huisarrest voor eenigen tijd.
II opsluiting in de prevoost op water en brood voor ten hoogste drie dagen.
De vader zal in een daartoe aan te leggen strafregister den naam van den gestrafte, de overtreding en de toegepaste straf opteekenen.
Artikel 7:
Willen vader en moeder zich gelijktijdig uit huis begeven, dan moeten zij den boekhouder-diaken hiervan vooraf in kennis stellen en zijne toestemming vragen.
Artikel 8:
De vader en de moeder zullen dezelfde spijs gebruiken als de verpleegden. Ofschoon vader en moeder in eigen vertrek eten zal de vader verplicht zijn voor en na den morgen-, middag- en avondmaaltijd te bidden en te danken. Voorts rust de verplichting op hem om elken morgen-, middag- en avondmaaltijd een gedeelte uit de Heilige Schrift en bij afwisseling een Psalm of Evangelisch gezang voor te lezen of voor te laten lezen, opdat de dag beginne met God en met hem geëindigd worde.
Artikel 9:
De vader en de moeder zullen geen aanverwanten mogen ontvangen op kosten van het huis.

De verpleegden
Artikel 1:
Ieder, die onderstand uit de Diaconiekas begeert, kan verplicht worden zich in het huis te begeven. Bij onwilligheid daartoe kunnen de diakenen zich van diens onderhoud ontslagen achten.
Artikel 2:
De verpleegden zijn verplicht zich stipt aan de orders en regels van het huis te houden, zich toe te leggen op orde en ijver in hun werk, op zindelijkheid van het lichaam en van de kleeding, waaronder ook begrepen is dat niemand des morgens aan het ontbijt of des middags aan de tafel mag verschijnen zonder zich vooraf behoorlijk te hebben gewaschen of gereinigd, terwijl verder de wekelijksche verschooning geregeld behoort te geschieden. De kleederen moeten worden hersteld of aan de moeder ter hand gesteld.
Artikel 3:
Zij zullen aan den kerkeraad een gepaste eerbied betoonen en jegens vader en moeder de noodige bescheidenheid en onderdanigheid in acht nemen en bewijzen.
Artikel 4:
De vader of de moeder zal verplicht zijn elken zondag ter kerke te komen met de verpleegden, die niet door ziekte of zwakheid verhinderd zijn, de schoolkinderen bij den onderwijzer of ter catechisatie bij den Predikant te zenden.
Artikel 5:
Het zal den verpleegden vrij staan hunne bloed- en aanverwanten en vrienden op gepasten tijd, mits zonder kosten voor het gesticht, bij zich te ontvangen. Zij moeten ’s avonds om negen uur het gesticht verlaten hebben.
Artikel 6:
Des winters wordt het huis om negen uur, des zomers om tien uur gesloten, terwijl vader en moeder voor het naar bed gaan hebben nagezien of alles in orde is.

Slotbepalingen
Artikel 1:
Er zal op bepaalde tijden en viermaal daags worden gespijzigd.
Artikel 2:
Aan den vader is opgedragen het besturen en regelen van de boerderij en het landwerk in overleg met de Diakenen. Verder heeft hij volgens order van den boekhouder-diaken het vee te verzorgen naar zijn beste weten en het te verkoopen vee aan de markt te brengen en verder te handelen volgens opdracht van den boekhouder-diaken en voorts zijn vader en moeder in alles onderdanigheid verschuldigd.
Artikel 3:
Alles wat in dit Reglement niet is opgenomen, maar wat bij voorkomenden gelegenheid nadere regeling behoeft zal door den boekhouder-diaken met vader en moeder nader geregeld worden.

Aldus gelezen en goedgekeurd op de kerkeraadsvergadering van 27 januari 1921.
Getekend door Jans Noorman, R.H. Wesseling, F. de Jonge en J.B. van Dalfsen.

Aldus gelezen en goedgekeurd op de kerkeraadsvergadering van 25 mei 1932.
Getekend door E. Winters, W. Mulder Azn, Joh. de Jong, E. Was, voorzitter, enzovoort

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
R.H. Wesseling was Roelof Hessels Wesseling (geboren op 11 juli 1868 in Deever, overleden op 27 januari 1928 in Deever). Hij had een boerderij aan het kleine Brinkie in Deever.
J.B. van Dalfsen was de predikant Jochem Berend Martinus van Dalfsen. Hij werd op 11 juli 1978 geboren in Aalsmeer en is op 6 mei 1957 overleden in Zutphen. Hij was van 1905 tot 1931 dominee van de hervormde gelooofsgemeente van Deever.

Posted in Aar'mhuus, Brink, Deever, Kaarke an de brink, Opraekelen, ut Kastiel | Leave a comment

Van Giffen vön un stien’n messie bee ’t Aar’mhuis

In het Nieuwsblad van Friesland: Hepkema’s Courant van 11 september 1931 verscheen het volgende korte bericht over de vondst van een stenen mes bij het Aar’mhuus an de Grönnegerwg bee’j Deever.

Opgravingen 
Diever, 10 september
De bekende oudheidkundige dr. Van Giffen, die in deze omgeving reeds verschillende opgravingen heeft gedaan, is ook nu weer bezig eenige plaatsen te onderzoeken. Bij graafwerk in de buurt van het armhuis kwam een steenen mes te voorschijn. Nog meerdere opgravingen zullen volgen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De oudheidkundige professor doctor Albert Egges van Giffen wist vanuit zijn jeugd in Deever dat bij de grafheuvel in de buurt van het Aar’mhuus an de Grönnegerweg bee Deever oudheden in de bodem waren te vinden.
Het is niet waarschijnlijk dat de voorname oudheidkundige professor doctor Albert Egges van Giffen in het vooroorlogse erg standengevoelige Deever zelf met een schop in het zand spitte, waarschijnlijker is dat dagloners uut Deever de spitterties waren.
Het fraaie stenen mesje bevindt zich gelukkig wel in de verzameling van het Drents Museum in Assen en heeft inventarisnummer 1931/IX 2 (de tweede vondst in de maand september in het jaar 1931; hoe eenvoudig kan nummeren zijn). Het mesje is 4,5 cm lang en 2,5 cm breed.
Het mesje is opgeborgen in het Noordelijk Archeologisch Depot (N.A.D.) in Nuis in de provincie Groningen.
De heer Jelle Schokker -beheerder van het Noordelijk Archeologisch Depot- was zo vriendelijk en welwillend bijgaande afbeelding van het stenen mesje voor het tonen in ut Deevers Archief ter beschikking te stellen. De redactie is hem daarvoor bijzonder erkentelijk.
De redactie zou graag meer afbeeldingen van oudheidkundige objecten uut de gemiente Deever, aanwezig in het Noordelijk Archeologische Depot, in ut Deevers Archief willen tonen.

abracadabra-294

Abracadabra-1287

Posted in Aar'mhuus, Albert Egges van Giffen, Deever, Grönnegerweg, Oudheidkunde | Leave a comment

Ik heb bee disse aksie un sölver’n theelepeltie esteul’n

De redactie van ut Deevers Archief publiceerde in 2002, in nummer 02/1 van Opraekelen, het papieren blad van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever, het volgende artikel ‘Maurice Domingo was één van de parachutisten’ voor de Deeversen met belangstelling voor het verleden van de gemiente Deever.
In de nacht van 7 op 8 april 1945 om elf uur ’s avonds werd de eenheid waar Maurice Domingo deel van uitmaakte boven Drente gedropt. Ze moesten landen bij Appelscha, maar kwamen neer in de bossen bij het gesticht Armenwerkhuis, in de buurt van de Ossekoele an de Grönnegerweg bee Deever.
De geharde Franse parachutist is zich wel bewust geweest van de bijdrage van Geesje (die zichzelf Gees noemde) Schoemaker, de dochter van postkantoorhouder Lambert Schoemaker, aan de acties van de Franse parachutisten in en bee Deever.
Geesje van der Werf-Schoemaker is zondag 11 augustus 2013 op 92-jarige leeftijd in haar woonplaats Den Helder overleden. See is op donderdag 15 augustus 2013 vanuut de kaarke an de brink begreu’m op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever. Geesje Schoemaker was in de Tweede Wereldoorlog vooral actief als koerierster van het verzet.

Maurice Domingo was één van de parachutisten
In maart 1999 kwam op het postkantoor van Deever een pakje aan met als adres: Madame La Postière de Diever. Postière en 1945. Hollande. Het pakje bleek bestemd te zijn voor de in Den Helder wonende mevrouw Geesje van der Werf-Schoemaker, dochter van Lambert Schoemaker, die in de Tweede Wereldoorlog de postkantoorhouder van Deever was. Zij zat toen in het verzet in Diever. Het pakje bevatte een document, waarin Maurice Domingo herinneringen ophaalt aan de Tweede Wereldoorlog. Bij de geallieerde operatie ‘Amherst’ zat hij in de eenheid onder leiding van luitenant Edgard Thomé die bij Deever landde. Onderstaand artikel is een samenvatting van het door mevrouw Karin Broekema uit het Frans vertaalde document ‘Iedere ontvluchte van Frankrijk heeft zijn verhaal’.

Maurice Domingo werd geboren op 19 mei 1921 in Narbonne in Frankrijk. Hij was een zoon van Spaanse ouders, maar had de Franse nationaliteit. Hij vervulde zijn dienstplicht in het Franse leger. Maurice was pas vijftien jaar oud, als hij in 1936 ten tijde van de Spaanse burgeroorlog meehielp met het vervoer van voedsel en wapens naar de strijders tegen de fascist Franco. Een keer werd een vrachtwagen aangevallen door aanhangers van Franco. Hij en de chauffeur werden gedwongen om de geladen vrachtwagen achter te laten. In 1942 sloot hij zich in Narbonne aan bij de eerste vormen van verzet. Hij bracht dienstweigeraars van Narbonne via Perpignan naar de Spaanse grens, vanwaar ze verder trokken naar Engeland om te gaan vechten tegen de Duitsers. Op één van die tochten werd hij in 1943 gearresteerd. Maurice zat vier en een halve maande gevangen in Barcelona in Spanje. Ook werd hij door de Gestapo in Narbonne gearresteerd en in een treinwagon op transport gezet naar Duitsland, maar hij wist onderweg te ontsnappen.

De Engelse consul vroeg hem naar Engeland te komen om vandaar naar Afrika te vertrekken. Maurice vertrok via Spanje naar Engeland en nam dienst in het derde regiment van de Special Air Service (S.A.S.). In Engeland maakte hij zijn eerste oefensprong als parachutist uit een heteluchtballon. Op 1 januari 1944 liet Maurice Domingo in Londen op verzoek van een legeraalmoezenier zijn eerste testament opmaken. Het luidde: “Ik schenk mijn leven aan Frankrijk.”

In 1944 werd Maurice voor het eerst gedropt. Dat gebeurde boven Bretagne in Frankrijk. Hij kwam alleen neer in het dorpje Andivisiau. Hij voegde zich daar bij de verzetstrijders. Hij gaf deze raad en leerde hen hoe met Engelse wapens om te gaan. Maurice heeft daar ook een brug en een spoorweg opgeblazen. Toen de geallieerden in Bretagne arriveerden voegde hij zich weer bij het derde regiment van de SAS.

De volgende opdracht waaraan Maurice deelnam, was een dropping, zijn tweede, boven de Franse Jura. De parachutisten moesten eerst verzetstrijders in het fort Homon bevrijden. Vervolgens moesten zij het leger van generaal de Lattre helpen. Dit leger was in de Provence aan land gekomen. De officieren van generaal de Lattre hadden behoefte aan informatie over de plaats waar de zware pantservoertuigen van de vijand zich bevonden. De parachutisten staken enkele nachten achter elkaar de linies over om uit te zoeken waar deze wapens waren. Dat gebeurde tussen bombardementen door die om de drie minuten een paar minuten stopten. In Clerval in de Jura hebben de parachutisten een lange nacht zwaar gevochten met de Duitsers. Maurice Domingo was gedurende dat hele verschrikkelijke en bloedige gevecht aanwezig. Er vielen doden en gewonden en alles stond in brand, maar de parachutisten kwamen als overwinnaars uit de strijd. Zij hadden de route vrijgemaakt voor het leger van generaal de Lattre, dat in de ochtend arriveerde.

In de nacht van zeven op acht april 1945 om elf uur ’s avonds werd de eenheid waar Maurice deel van uitmaakte boven Drenthe gedropt. Ze moesten landen bij Appelscha, maar kwamen neer in de bossen bij Diever. Volgens Maurice hebben ze in Diever en omgeving vier opdrachten uitgevoerd, namelijk de burgemeester van Diever kidnappen, de belangrijkste route blokkeren, een vliegveld aanvallen en een uitkijktoren bezetten en in het kanaal schuiten aanvallen, die het front van explosieven voorzagen.
Het eerste wat de luchtcommando’s in Diever deden was de burgemeester gevangen nemen. Maurice schrijft hierover: “De burgemeester van Diever werd door mij gevangen genomen. Hij was net een kop koffie aan het drinken. Ik heb bij deze actie een zilveren theelepel gestolen. Deze lepel heb ik nog steeds in mijn bezit. Wij hebben de burgemeester aan de autoriteiten overgebracht.”

Maurice Domingo moest schuiten van de Duitsers in de Drentsche Hoofdvaart saboteren. Dat gebeurde bij slecht weer. Maurice schrijft: “We hebben de hele nacht in de regen gewacht op die rotschuiten !” Die schuiten zaten vol met explosieven. Door een explosie op een van de schuiten raakte Maurice gewond. Hij werd naar de eerste divisie van het Canadese leger gebracht. Hij verbleef daarna enige tijd in Schotland om te herstellen.

Terugdenkend aan zijn dropping in Drenthe schrijft Maurice: “Het slagen van onze opdracht in Drenthe is te danken aan de postbeambte van Diever, die ons naar verschillende locaties in Diever heeft gebracht.”

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De Franse Union Nationale de Parachutistes besteedde op 6 juni 2006 in haar blad aandacht aan Maurice Domingo:
Parachuté dans la nuit du 7/4/45 dans la région de Diever (Frisseland) a participé à toutes les attaques de la section et a notamment contribué par son sang froid à l’immobilisation puis à l’attaque et à la destruction d’un remorqueur chargé d’explosifs. Pour cette action la croix de guerre commémorative avec boucle “Krijg te land 1940-1945” lui sera décernée par la Reine Juliana le 2 janvier 1951. Maurice Domingo rejoindra la France le 23 avril 1945 et sera démobilisé le 10 septembre de la même année. Il est nommé sergent chef de réserve le 1° janvier 1946.

Met de postbeambte wordt Geesje Schoemaker bedoeld.
Mau
rice Domingo werd op 2 januari 1951 door koningin Juliana onderscheiden met het Oorlogsherinneringskruis met de gesp Krijg te land 1940-1945.

Posted in Aar'mhuus, Café Balsma, Deever, Fraanse parachutist, Geese Schoemaker, N.S.B.'er, Opraekelen, Pier Obe Posthumus, Tweede Wereldoorlog, Verzet | Leave a comment