Ut keutereegie van Gaarke Bakker’s jong’n in Deever

De auteur van het bijgaande bericht is de heer Lammert Joustra uit Zuidwolde. Hij gaf de redactie toestemming zijn bericht op te nemen in ut Deevers Archief. De redactie is hem daarvoor bijzonder erkentelijk.
Het bericht is eerder opgenomen in het papieren blad Opraekelen nr. 06/2 (jaargang 13, nr. 2, juni 2006) van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever, zeg maar de heemkunduge vurening uut Deever.

Het boerenbedrijfje van de Bakker’s jong’n in Deever
In de eerste vijftien jaren na de oorlog kwam in de gemeente Diever aan het keuterboeren als gevolg van (inter)nationale ontwikkelingen totaal een einde.
Mijn opa heette Harm Mulder, maar iedereen noemde hem Haarm Bakker (redactie: alle Mulders in Diever hadden een bijnaam) [1]. Hij woonde met zijn broers Hendrik en Jacob in de Hoofdstraat van Diever. Ze werden de Bakker’s jongen genoemd. Zij hadden een boerderijtje in de Hoofdstraat met weinig eigen grond, daarom huurden ze akkerland en weiland om toch die paar koeien te kunnen houden om wat te verdienen. Ze huurden elk jaar weiland in de Oude Willem van de familie Gijs Jansen. De huurperiode was vanaf mei tot half november. Ze waren niet de enige huurders van weiland in de Oude Willem, ook andere keuterboertjes in Diever huurden daar weiland. Dat waren onder meer Albert Keizer, Jan Baaiman, Teunis Mulder (redactie: Teunis Kuper, alle Mulders in Diever hadden een bijnaam), Hendrik Jan Kiers, Roelof van Nijen en nog een aantal.
Als de koeien daar weer in het weiland liepen, dan fietsten mijn opa Harm en zijn broer Hendrik elke morgen en elke avond op en neer naar de Oude Willem. Ze hadden een transportfiets met voor op de fiets een vergrootte bagagedrager en aan de achterzijde van de fiets konden ze twee melkbussen aan de bagagedrager hangen. De gehele constructie was een verzwaarde fiets, soms vervoerden ze één melkbus, die hadden ze dan gewoon op de stang tussen het stuur en het zadel staan. Meestal was die stang omwikkeld met een jute zak. Mijn opa Harm en zijn broer Hendrik fietsten nooit naast elkaar, maar altijd achter elkaar aan naar het land in de Oude Willem en weer terug naar Diever.
Ze gingen elke dag op pad naar de Oude Willem, ondanks lichamelijke klachten. Mijn opa Harm had het op een dag zo in zijn rug, dat zijn wens was om nu maar vrij te nemen, want het op en van de fiets stappen was nu een probleem voor hem, maar toch moesten die koeien gemolken worden. De volgende oplossing werd besproken en vervolgens uitgevoerd. Jaap en Hendrik hielden de fiets schuin om mijn opa gemakkelijk op te kunnen laten stappen, zetten vervolgens mijn opa recht op de fiets en gaven hem een flinke drukker (redactie: duw, zet), zodat hij een beetje snelheid kreeg, waarna hij zelf door kon fietsen. Maar de weg terug naar Diever moest ook nog worden afgelegd. Bij het weiland van Gijs Jansen in de Oude Willem werd dezelfde opstapprocedure herhaald, waarna opa Harm met zijn transportfiets met de volle melkbussen naar Diever fietste. Hendrik fietste anders altijd achteraan, maar nu fietste hij als eerste vooruit het dorp in om zijn broer Jaap te roepen met de mededeling: ‘Hee komp ’r an.’ Jaap en Hendrik gingen vervolgens klaar staan om mijn opa Harm tijdens de rit op te vangen, waarna hij van de fiets werd geholpen.
De Bakker’s jong’n -Harm, Hendrik en Jaap Mulder- leverden hun melk aan de fabriek in Diever [2]. De zuivelfabriek stond aan het Moleneinde, waar nu garage Boer is gevestigd. De opbrengst van de geleverde melk werd één keer per veertien dagen contant uitbetaald [3]. In het begin werd de enveloppe met het geld, het zo genoemde melkgeld, aan de melkbus bevestigd, gewoon tussen de bus en het lid (redactie: het deksel van de melkbus). In die tijd dacht niemand er aan om dat geld te stelen, ondanks de armoede die er toch wel was. Later bezorgde Pieter Boelens het melkgeld bij de Bakker’s jongen, die ging met een tas met geld de boeren bij langs om het melkgeld uit te betalen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Lammert Joustra is de kleinzoon van Harm Mulder.

[1] Zie het bericht Het spinmoal en de snikke.
[2] In 1949/1950 kregen de gebroeders Mulder, Hoofdstaat 44 (nu Hoofdstraat 60) in Diever het melkbusnummer 45 toegewezen.
[3] Zie het artikel ‘Monsters nemen voor de Zuivelfabriek van Diever’ in Opraekelen 06/1, het papieren blad van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever, zeg maar de heemkunduge vurening uut Deever.
De hier afgebeelde ansichtkaart uit 1934 is uitgegeven door de weduwe Johannes Vos an de Heufdstroate in Deever. Op de afbeelding is een deel van de Heufdstroate in Deever te zien.
Aan de linkerkant de smederij van de gebroeders Kloeze te zien. Naast de smederij staat Albertus (Battus) Kloeze. Naast de smederij staat achter de leilinden de woning met de klompenmakerij van Jouk van Goor. Roelof (Roef) van Goor begon in dit pand zijn drukkerij. Achter de klompenmakerij is de woning met de winkel van manufacturier Philippus (Flip) Zaligman te zien.
Aan de rechterkant is rechts op de voorgrond de woning en de winkel van de weduwe Johannes Vos te zien. Daarnaast staat de woning en het boerderijtje van de gebroeders Mulder (Garke Bakker’s jongen). Daarnaast staat de woning en het schildersbedrijf van Geert Koster. Aan het einde van de Heufdstroate is achter de leilinden de voorgevel van de boerderij van de familie Hessels te zien.

This entry was posted in Alle Deeversen, Ansigtkoate, Boer'nlee'm, Dorpsfiguur, Heufdstroate, Keutereegie. Bookmark the permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *