De Canadees’n hept Deever op 12 april 1945 bevreet

In de nogal onbekende en wellicht al vergeten brochure ‘Sporen uit het verleden. Getuigenissen en routes’, die de niet meer bestaande Stichting Toeristisch Bureau Gemeente Westenveld ter gelegenheid van het herdenken en vieren van 70 jaren bevrijding in 2015 heeft uitgegeven, is op de bladzijden 15 en 17 het volgende artikel opgenomen. Dit artikel is ongetwijfeld geschreven door de enige en echte en erkende Tweede-Wereldoorlog-geschiedkundige-expert van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever, zeg maar de heemkundige vurening uut Deever.

De bevrijding van Diever
Na het drama van Diever, de komst van het Duitse leger en de executie van tien gegijzelde burgers, raakten de bewoners in de ban van de angst. De dag na het drama, woensdag 11 april 1945, deed het gerucht de ronde dat de Duitsers weer terug zouden komen. Vele mannen gingen via de sluisdeuren (de Dieverbrug was op 7 april opgeblazen, omdat het Canadese leger in aantocht was) naar Dwingeloo om daar een veilig onderkomen te zoeken. De eerste verkenningseenheden van de Royal Canadian Dragoons kwamen tegen de middag met hun gevechtswagens (lichte tanks) aan in Dwingeloo. In de loop van de middag volgde de infanterie en daarmee was Dwingeloo bevrijd !
Het Canadese leger had de opdracht om langs de oostzijde van de Drentse Hoofdvaart op te trekken tot Hoogersmilde. Hier moest men de vaart oversteken en in de richting van Oosterwolde optrekken naar de Friese havenplaatsen. Daarom hadden de Franse parachutisten niet in Diever, maar nabij Appelscha moeten landen om het pad voor de hoofdmacht te effenen. De Duitsers verdedigden de Drentse Hoofdvaart niet, omdat de mogelijkheden om dit succesvol te doen ontbraken. De verdedigingslinie die met inzet van vele dwangarbeiders was aangelegd, was gericht op nadering van de geallieerden vanuit het westen. Na beraad binnen de Nederlandsche Binnenlandse Strijdkrachten (BS) Diever werd besloten de Canadese commandant in Dwingeloo te verzoeken enkele van zijn eenheden naar Diever te sturen om het dreigende gevaar van een Duitse strafexpeditie tegen te gaan. Gewezen werd op de moordpartij van de vorige dag en het gevaar dat bleef dreigen voor de burgerij van Diever. De Canadese commandant had begrip voor de benarde situatie, maar was niet bij machte hulp te bieden zonder te beschikken met een deugdelijke brug.
De genietroepen zouden nog minstens drie dagen op zich laten wachten. Indien er gevaar dreigde, dan moesten de burgers van Diever maar naar Dwingeloo komen, waar ze onder bescherming waren van het Canadese leger.
De heer R. Koers, opzichter bij Rijkswaterstaat, meldde zich ook bij de Canadese commandant. Hij stelde voor een noodbrug te bouwen. Hij had de vrijgekomen materialen van de afgebroken Wittelterbrug op een bokschuit gelegd en deze aan de stille kant van het kanaal verdekt afgemeerd, omdat men toen veronderstelde dat de geallieerden over de rijksweg zouden oprukken. De heer Koers wist de Canadese commandant te overtuigen dat hij de kans zag met dit materiaal een deugdelijke brug te bouwen over de remmingswerken van de vernielde Dieverbrug. Er werd een aantal vrijwilligers, vaklieden uit de omgeving, aangezocht om te helpen. De opdracht was dat de brug in de ochtend uiterlijk om 06.30 uur gereed moest zijn.
De hele nacht werd doorgewerkt met behulp van en onder bescherming van enkele Canadese militairen. Om de brug de gewenste sterkte te geven werden enkele zeven meter lange zware ijzeren balken, die in de buurt van Leggeloo lagen opgeslagen, opgehaald met behulp van enkele gevechtswagens. Nadat deze balken waren aangebracht, durfde de commandant het aan een gevechtswagen, 14 ton zwaar, over de brug te sturen. In de vroege ochtenduren, ongeveer om 06.15 uur, reed de gevechtswagen voorzichtig de noodbrug op. Kreunend en steunend hield de brug die last. Na enige aanpassingen ging de tweede gevechtswagen naar de overzijde. Na weer enkele aanpassingen de derde. Dit proces ging door totdat de brug uiteindelijk de voldoende stabiliteit had. Nu konden de colonnes gevechtswagens en andere voertuigen de vaart oversteken. In de vroege morgen van donderdag 12 april werd Diever, waar het die nacht gelukkig rustig was gebleven, bevrijd !
De Royal Canadian Dragoons maakten goed gebruik van de plotseling geboden mogelijkheid van een oversteek over de Drentse Hoofdvaart. Vanuit Diever zwermden ze uit om dezelfde dag de hele gemeente Diever te bevrijden. Die dag bereikten ze verder nog Elsloo, Noordwolde, Eesveen en het vliegveld Havelte. De hoofdmacht trok ook de noodbrug over om vervolgens via de rijksweg tot voor Hoogersmilde te komen. Daarna trokken ze weer volgens plan Friesland in om op 15 april de Waddenkust te bereiken. Onderweg bevrijdden ze grote delen van Friesland, Drente en Groningen.
De noodbrug in Dieverbrug kan worden beschouwd als de geboden mogelijkheid om Friesland sneller te bevrijden dan gepland. De Canadezen hebben hier dankbaar gebruik van gemaakt. Het versnelde tevens de opmars van de Canadese derde divisie.
Meppel was door de Duitsers tot een verdedigingsbolwerk omgebouwd. Zij werden gedwongen zich hieruit terug te trekken, omdat ze anders dreigden te worden afgesneden door het bij Diever doorgebroken Canadese leger.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie verwijst vooral naar het bericht De seum lange staarke iesern balk’n van Oere Chris, waarin de getuigenis van de ooggetuige en Leggeler aannemer Albert Schipper is opgetekend. En dat kon natuurlijk gelukkig enkel en alleen maar in het streekdialekt.  

This entry was posted in Tweede Wereldoorlog. Bookmark the permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *