Category Archives: Tweede Wereldoorlog

De N.S.B. vugaèderde bee Klaas Marcus Balsma

In de Duits gezinde spreekbuis Drentsch Dagblad, officieel orgaan voor de provincie Drenthe, jaargang 2, nummer 606, van 22 mei 1944 verscheen het volgende bericht.

Ons nationalisme uw redding.
Openbare vergadering
op vrijdag 26 mei, in zaal Balsma
te Diever.
Aanvang 8 uur.
Spreker Ph. van Kampen.
Ons socialisme uw toekomst.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De Nationaal Socialistische Beweging (N.S.B.) kondigde op 22 mei 1944 in het Duits gezinde Drentsch Dagblad aan dat de beweging een openbare vergadering in café Brinkzicht an de brink van Deever ging houden. Dat was het café van de beruchte N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma.
De Nationaal Socialistische Beweging (N.S.B.) was een Nederlandse politieke beweging, die van 1931 tot 1945 heeft bestaan. De N.S.B. was op nationaal-socialistische leest geschoeid en fungeerde in de Tweede Wereldoorlog als colloboratiepartij voor de Duitse bezetter/

De propaganda-teksten ‘Ons Nationalisme uw redding!’ en ‘Ons Socialisme uw toekomst!’ en ook ‘Steunt de N.S.B. in de strijd voor Volk en Vaderland!’ werden op allerlei affiches van de N.S.B. gebruikt.
De N.S.B.’er J.Ph. van Kampen was afkomstig uit IJmuiden.
Het is niet precies bekend wie in de gemiente Deever naar dit soort propaganda-bijeenkomsten kwamen. 

Abracadabra-1264

Posted in Café Balsma, Klaas Marcus Balsma, N.S.B., N.S.B.'er, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Bee de winkel van Flip Zaligman in de Heufdstroate

In het in 1999 verschenen fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ is opgenomen als afbeelding 76 een afbeelding van en ansichtkaart uit 1936 van de Heufdstroate in Deever met aan de rechterkant de manufacturenwinkel De Toekomst van het echtpaar Philippus (Flip) Zaligman en Heintje Wilda. In de begeleidende tekst bij de afgebeelde ansichtkaart is aandacht besteed aan de familie Zaligman. Een afbeelding van de betreffende bladzijde uit het fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ is in dit bericht opgenomen.

76 – Diever – Bij de manufacturenwinkel van Flip Zaligman – 1936
In het rechter pand was de grootste en mooiste manufacturenwinkel van het dorp gevestigd.
Het werd bewoond door de in Dwingeloo geboren Philippus (Flip) Zaligman, zijn vrouw Heintje Wilda en hun in Diever geboren kinderen Martha Hendrika (8-12-1920), Levie (Loekie) Salomon (21-12-1921) en Hendrika (Rikie) Henriëtta (26-10-1925).
Flip Zaligman was mit ’t pak bee’j ’t pad. In het begin bezocht hij zijn klanten op een transportfiets. Het pak was toen een grote koffer die onder meer was gevuld met rollen stof. Als hem werd gevraagd hoe de zaken gingen, dan kon het zijn dat hij antwoordde: Het gaat goed, maar het goed gaat niet…..
Het ging echter zo goed met het goed dat hij de transportfiets kon vervangen door een automobiel. Bij de winkel staat zijn voertuig met kenteken D-3386. Het nummerbewijs werd afgegeven op 11 maart 1924.
De winkel brandde op 20 februari 1940 af. De familie Zaligman vestigde zich op 26 april 1940 in Meppel op het Noordeinde 7.
De Duitse bezetter arresteerde in de nacht van vrijdag 2 op zaterdag 3 oktober 1942 ongeveer 14.000 joodse landgenoten. Zo kwam het dat in de grauwe morgen van zaterdag 3 oktober, op sabbat en bovendien op Grote Verzoendag, de joodse gemeenschap van Meppel op het station stond te wachten op een trein naar het kamp Westerbork. Daarbij bevonden zich Flip, Heintje, Loekie en Rikie Zaligman. Martha was ondergedoken en werd later verraden. Haar dochter Thea werd in Westerbork geboren. Vanuit Westerbork zijn ze gedeporteerd naar de Duitse vernietigingskampen.
Heintje en Rikie werden kort daarna in 1942 vergast in Auschwitz. Loekie kwam in 1943 om in Schöppenitz. Flip vond in 1944 de dood in Auschwitz. Martha, haar man en hun dochter Thea overleefden het concentratiekamp Theresienstadt. Martha overleed in 1970 in Zandvoort. Thea emigreerde naar Israël, waar ze met Marcel Gaby trouwde. Zij heeft nog regelmatig contact met Jans Tabak.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Philippus (Flip) Zaligman is op 21 september 1893 geboren in Dwingel. Hij was manufacturier.
Hij huwde op 10 mei 1894 in Coevorden met Heintje Wilda.
Zij verhuisden op 20 mei 1920 van Dwingel naar het adres Deever 189.
Martha Hendrika Zaligman is op 8 december 1920 in Deever geboren.
Levie (Loekie) Salomon Zaligman is op 21 december 1921 in Deever geboren.
Hendrika (Rika) Henriëtte is op 26 oktober in Deever geboren.
De familie Zaligman verhuisde op 7 juni 1936 naar het adres Eerste Hoofdstraat 34 in Meppel.
De familie Zaligman verhuisde op 28 april 1939 naar het adres Deever 189.
De familie Zaligman verhuisde op 26 april 1940 naar het adres Noordeinde 7 in Meppel.
De winkel van Philippus (Flip) Zaligman brandde op 20 februari 1940 af.
Het zou zeker van respect getuigen als in het trottoir voor de drogisterij op het adres Hoofdstraat 51 in Deever (zeg mor veur de olde boer’nlienbaank) vijf zo genoemde stolpersteine (straampelstien’n), waarbij op elke steen de naam van een lid van de familie Philippus (Flip) Zaligman is gegraveerd.
Een  mooie klus voor bestuursvoorzitter Homme Geertsma met de vele zijnen van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever uut Deever.
De redactie heeft de kleurenfoto van de prachtige erbij liggende bestrating van de Heufdstroate gelukkig nog op 26 april 2018 kunnen maken, vóór de uitbarsting van het herbestratingsgeweld met de titel ‘Deever op Drift’ in 2019 in het oude binnendorp Deever. 

abracadabra-491

Posted in Ansichtkoate, Deever, Diever, ie bint 't wel ..., Heufdstroate, Joodse inwoner, Olde auto, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Un oorlogsmonement bee ut Greinsstuwmièr

In de Olde Möppeler (Möppeler Kraante) verscheen op 1 november 2021 het volgende bericht over de onthulling van een oorlogsmonument ter herinnering aan de verzetsmannen vader Albert en zoon Arend Oosting en het in de Deeverse bos in de buurt van de Grenspoel ondergedoken joodse gezin Lezer. 

Herinneringen krijgen een definitieve plaats in Wateren
Wateren. Westerveld is officieel een monument rijker. Een jaar later dan gepland is bij Wateren een gedenkconsole onthuld. Het monument herinnert aan het onderduikavontuur van de families Lezer en Oosting en is een eerbetoon aan de nabestaanden.
In 2020, het 75ste bevrijdingsjaar na de Tweede Wereldoorlog heeft de Historische Vereniging Gemeente Diever in de gemeente Westerveld vijf gedenkconsoles geplaatst. Deze herinneren aan enkele belangrijke gebeurtenissen in de gemeente. Hieraan is vanwege corona nooit officieel aandacht besteed.
Drie consoles staan in Diever, Dieverbrug en Oude Willem en twee in Wateren. De, in het bijzijn van nazaten van de families Lezer en Oosting onthulde console in Wateren, herinnert dus aan de onderduikavonturen van de beide families. De Joodse familie Lezer verbleef daar in een dicht dennenbosje nabij de Grenspoel. Zij werden geholpen te overleven door de boswachtersfamilie Oosting. De gemeenten Ooststellingwerf en Westerveld, de Historische Vereniging Appelscha e.o. en de Historische Vereniging Gemeente Diever vonden het van groot belang om de gedenkconsole toch officieel te onthullen.
De nabestaanden Richard Lezer, Mike Lezer, Tiny Emmens-Oosting, Gerry Oosting en Audrey Pool-Oosting hebben dit dan ook gedaan. Wethouder Henk Doeven vertelde het verhaal van de belevenissen van de familie Lezer. Dat gezin zat met enkele andere gezinnen ondergedoken in schaftkeetjes van Staatsbosbeheer verborgen in het bos bij Us Blau Hiem. Een boswachter hoorde dat de gezinnen daar niet veilig waren en hij waarschuwde vader en zoon Oosting, die ook in dienst waren van Staatsbosbeheer. De andere gezinnen kregen andere onderduikadressen, alleen de familie Lezer bleef achter omdat het helpen onderduiken van joodse mensen extra veel gevaar opleverde.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie heeft de drie hier afgebeelde kleurenfoto’s bij de uitkijktoren in de buurt van grenspaal 62 gemaakt op zaterdag 17 december 2022.
De redactie verwijst voor enige berichten over het gezin Lezer naar het bericht An Oosting hei’w oens lee’m te daank’n en naar het bericht Dreins Archief lat vieftug foto’s uut WO II seen.
De redactie trekt uit het bericht de conclusie dat bij de rijkswerkkampen Diever A en Diever B in de Olde Willem ook een weervaststalen gedenkteken is geplaatst. De redactie zal te gelegener tijd van dit gedenkteken een kleurenfoto maken en toevoegen aan ut Deevers Archief. 

Afbeelding 1

Afbeelding 2

Afbeelding 3

Afbeelding 4

Posted in Oorlogsmonement, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Vuile N.S.B.-propaganda mit de kaamp an de Gowe

In de krant Algemeen Handelsblad van 11 januari 1944 verscheen het volgende snorkende vuile N.S.B.-gezinde en N.S.B.-gekleurde uitgekookte en voorgekookte superpropaganda-artikel over het werkkamp van de Nederlandsche Arbeidsdienst (N.A.D.) an de Gowe met de merkwaardige naam ‘de Hoardt’.

‘Ick dien’ is geen leuze maar werkelijkheid
Arbeidsdienst een school voor het leven. Voltooiing van de opvoeding van kind tot man. Vooroordeel over de opvoedingsmethoden en behandelingswijze berust volledig op roddelpraatjes. Lichting 1925 onder de schop.
Nachtmaaltijd met ‘Jong Groen’ in ‘De Hoardt’
Aan het einde van de vorige week is de nieuwe winterlichting van den Nederlandschen Arbeidsdienst onder de schop geroepen.
Ruim tienduizend jonge Nederlanders van achttien jaar zullen voor vijf-en-halve maand in verschillende kampen hun diensttijd als arbeidsman doorbrengen. Een harde, gezonde en tevens leerzame taak staat hun te wachten. Een scholing voor het leven neemt hiermede haar aanvang. Uw verslaggever was tegenwoordig bij de aankomst van een 150-tal nieuwe leerlingen in een kamp in Drente en legde zijn indrukken vast. 

(Van onzen specialen verslaggever)
‘Daar heb je d’r weer zoo één, mot je n’m vuil zien kijke.’ Dat was het eerste dat ik meemaakte op het station te Meppel en het tweede was, dat de man, waarover een stelletje jongelui met koffers zich op bovenstaande wijze onderhield, geheel niets kwaads in den zin had en er in het geheel niet kwaadaardig uitzag. De man, die keek, was een aspiranthopman van de Arbeidsdienst en de jongelieden, die het zeiden, waren arbeidsmannen in spe. Dat verklaart de korte scène. Want hoe ‘men’ er in het algemeen over denkt en wat ‘men’ er van zegt, hadden deze jongelieden goed in hun ooren geknoopt en daarom zaten hun tongen nogal wat los.
Maar hoe dan ook, ik was in Meppel en moest verder naar Geeuwenbrug. De jonge mannen bleven achter tot hun aantal zoo groot was geworden, dat zij een transporttrailer konden vullen, die voor het station gereed stond om hen daarheen te brengen, waar zij hun opvoeding van kind tot man voltooien. Zij bleven en ik hobbelde met een autobus verder Drente in naar Geeuwenbrug.
De bus was iets bijzonders, want de chauffeur kende iedereen, dien hij onderweg tegenkwam en de conductrice, die tegelijkertijd de post verzorgt, greep resoluut in wanneer een scholier zijn plaats niet vrij maakte voor een oudere dame of heer.
Geeuwenbrug, lezer, was een vlek met een café en een kruidenierswinkeltje, aan het kanaal, dat ook langs Dieverbrug loopt. Ik schrijf wás, want sinds ‘De Hoardt’ en daarmede ‘Jacob van Artevelde’ hebben gedaan is het vlek een belangrijke nederzetting geworden.
De ‘Hoardt’, die als eerenaam ‘Jacob van Artevelde’ draagt, is een kamp van de Nederlandsche Arbeidsdienst, en ik kwam er over het ‘kaderpaadje’, dat een beetje modderig en alléén voor kaderleden is. Het was misschien wel wat brutaal, omdat ik niet tot het kader behoor, maar de weg was nu eenmaal korter dan het harde pad, dat is aangelegd voor het jonge groen, dat zoo aanstonds per meubelwagen zou aankomen. De commandant strafte mij niet voor de overtreding, maar integendeel, hij verwelkomde mij hartelijk. Hij liet mij zijn kamp zien, waarover de burgers hadden verteld, dat de bewoners, wanneer zij iets hadden misdaan ‘over de barakken werden gejaagd’. Een uitvoerig gesprek met het kader over de opvoeding van de arbeidsmannen overtuigde mij van het onjuiste van de ‘jacht over de barakken’, dat niets anders was als een doodgewoon roddelpraatje. Ik wist het nu, maar de recruten, die kwamen waren bevooroordeeld. Zouden zij zich ook zo spoedig voor de waarheid laren winnen ?
Daar was de eerste lading. Mirakel, ze kwamen keurig in het gelid aanmarcheeren ! Even ordelijk als ze aankwamen, namen ze hun eerste uitrustingsstukken in ontvangst bij den fourier. Daarna ging het naar de eetbarak, tevens cantine, waar ze boterhammen met boter en leverworst kregen te nuttigen.
Nu ze zoo aan de tafels in de eenvoudige maar keurig ingerichte kantine zaten, kon ik de nieuwelingen van dichterbij bekijken. Ze waren verschillende gekleed, de één wat beter dan de andere; er waren groote en kleine, blonde en donkere, stevige jongens en bleekneuzen, die minder met biceps waren bedeeld, maar allen waren zij arbeidsrecruten. Deels keken zij met schuchtere oogen rond, anderen waren quasi-brutaal, maar op alle gezichten las men de afwachting van het groote gebeuren: den Arbeidsdienst. Spoedig voerden de meeste gesprekken, die als thema hadden: Waar kom je vandaan ? Ben jij vrijwillig ? Enkelen spraken in ’t geheel niet en dachten er wel over na hoe het hier zou worden.
Onderwijl dat het jonge groen naar zijn barakken ging en de kasten inruimde en wel met vragende oogen naar de ronde met stroo gevulde rolmopsen keek in de kribben, waarop zij moesten slapen, bezichtigden de leider van het kamp en ik het werkobject. Een heuvelachtig terrein, met hei bedekt, toonde zijn woeste gezicht. Maar één stuk viel uit de toon: hier had de vorige lichting een stuk vruchtbaren grond geschapen, dat de Nederlandsche voedselvoorziening ten goede zal komen. De winterrogge stond reeds boven den grond ! En hij, die na vijf en halve maand op dezelfde plek zal staan, kan zien hoe lichting 1925 zal hebben gewerkt !
De commandant, onderhopman Landman, tweede-luitenant-waarnemer van het voormalige Nederlandsche luchtwapen, is een rustige kerel, die met een rechtrvaardige strengheid zal optreden als het noodig is, maar aan wien alle arbeidsmannen een vaderlijke leider zullen hebben. Hij liet me nu alleen, omdat zijn drukke werkzaamheden als kampleider hem elders in beslag namen. Alléén bezocht ik nu de ploegkamers, waar de mannen met z’n zestienen zijn ondergebracht.
Een  opzichter, zoveel als sergeant-majoor in het leger, was, toen ik binnenkwam, juist bezig een tip op te lichten van den sluier, die arbeidsdienst heet. De jongens stonden om hem heen geschaard. Ze waren frisch gebaad en in het groene werkpak gestoken. Een toovenaar, die hier de landarbeiders, studenten of bankwerkers tusschen uit kon halen ! Ze luisterden met volle belangstelling naar de woorden van den opzichter en langzamerhand begonnen de gezichten zich te ontspannen. De achterdocht en het vooroordeel weken en maakten plaats voor meer openhartigheid en vertrouwen.
Zoo was het dus. Er was dus niets waar van den jongen, die zich ’s morgens niet had geschoren en twintig minuten lang zijn wangen tegen den vlaggestok moest schuren en van de ongehoorzamen, die op hun bloote voeten alléén met een hemd aan door de modder naar buiten werden ‘gejaagd’ en van de smeerpoetsen, die hun kamer niet genoeg schoon hadden gemaakt en voor straf met een tandenborstel den vloer moesten schrobben en van den langzame, die de maat van zijn kamer moest nemen met een half lucifershoutje ! Neen, het was allemaal half zoo erg en ze zagen nu ook wel in, dat het nog wel ging. Maar werken moest je hier wel. Ze waren toch gekomen om te spitten en nog eens te spitten en dan kreeg je als belooning een kwartje zakgeld.
Neen, kerels zo is het niet, zei de de opzichter. Dat spitten is heelemaal niet het doel van den arbeidsdienst, maar alleen maar een middel, dat naar het groote doel voert: de opvoeding tot een waardevol lid van de gemeenschap. Want in den dienst leer je elkaar kennen en elkander en het werk waardeeren. Hier wordt er niet naar gevraagd of je vader veel geld verdient of wel een gewone fabrieksarbeider is: hier speelt het geen rol of je een student bent of landarbeider. Hier is het alleen van belang of je een flinke eerlijke kerel bent, die pit in zijn lijf heeft en méé wil werken, of je kunt gehoorzamen en je eigen kleine ‘ik’ kunt onderdrukken en of je weet wat de begrippen moed, eer, trouw en kameraadschap beteekenen. Wanneer je al deze dingen in je hebt, dan wordt je een goede arbeidsman en dan zal je na vijf en een halve maand, rijker aan ervaring, met een vrijen, ruimen blik en met een gestaald lichaam weer in het gewone dagelijksche leven terugkeeren.
En dat kwartje zakgeld per dag, dat is geen belooning, noch een aansporing, maar alleen maar een kleinigheid, waarmede je enkele dingen kunt koopen en waarvoor je kunt uitgaan.
Om elf uur ’s avonds kwam de trailer voor de laatste maal uit Meppel en bracht dertig jongens, die het hondervijftigtal nieuwe arbeidsmannen compleet maakte. Even vlot als de vorigen haalden zij hun zaakjes bij den fourier en lieten zij zich één voor één in Adamscostuum bij den kampziekenverpleger onderzoeken. Bij dezen man werden de borstomvangen opgenomen en lengten gemeten. Ook wordt nog eens gevraagd, wat voor ziekten in de familie voorkomen. (Een grondige keuring is reeds bij de aanmeldingsbureauz geschied.) Een van de nieuwelingen onthulde, dat als eenige ziekte in zijn familie, zijn moeder wel eens last had van spit in den rug !
Ditmaal werd het laat in het kamp. Om halféén ’s nachts waren allen in de cantine vereenigd om den gemeenschappelijken avond- nu nachtmaaltijd te gebruiken. Ondanks het late uur heerschte er een opgewekte stemming en de eetlust liet ook niets te wenschen over. De stevige erwtensoep met worst deed den jongen magen goed ! Er heerschte een bijna feestelijke stemming en aan de vele schitterende oogen zag men, dat het toch wel prettig was zoo allen gezamenlijk bijeen te zitten.
Een uur later lag alles onder de wol op de stroozakken, die nog wat hard en onwennig aanvoelden.
Voor het laatst deed de afdeelingsleider de ronde door de ploegkamers, waar zijn pupillen voor het grootste gedeelte al sliepen. ‘Heeft er al iemand heimwee ?’, zoo vroeg ik, maar aan de gezichten van de jongens, die mij als in hun waardigheid aangetast aankeken, zag ik, dat ik mijn vraag niet had behoeven te stellen. ‘Welterusten’, zei de onderhopman. En het ‘welterusten onderhopman’ klonk als bijna militair…..
Even voor zeven wekte de onderhopman mij. Om zeven uur werd reveille geblazen en dat moest ik beslist meemaken, zeide de jonge kampleider, want dan zou je eens zien wat voor een gezicht het jonge groen trok.
Maar wie beschrijft onze verbazing, toen we een barak binnen stapten en het jonge groen al in zijn sportkleeding met het werkpak er over aan klaar stond ! De jongens waren om tien voor zeven al opgestaan om vooral  toch niet te laat te zijn !
Vijf minuten later stormden allen op het fluitsignaal naar buiten – hier gebeurt alles in looppas ! – voor de ochtendgymnastiek. In het donker hoorden we alleen maar het wegstervende gedreun van de arbeidsmannen in looppas.
Een nieuwe lichting arbeidsdienst is al een pasgeboren baby: ze is even onwennig als een nieuwe wereldburger en kijkt met verbazing naar al hetgeen wat er met haar gaat gebeuren. Zoo moet je haar eerst vertellen, dat je bij het wasschen je bovenlijf heelemaal bloot maakt en je niet met een sporthemd aan in een waschbarak mag komen. Maar ook het baby-zijn gaat snel voorbij…
Om half negen stond de geheele bezetting van het kamp in carré aangetreden op het excercitieterrein voor de eerste vlaggenparade. Het kaderlid van dienst, zooveel als officier van piket, meldde den kampleiding de aangetreden mannen. In de houding staande, nog wel niet zoo als het hoort, maar toch al iets soldatesk, beleefde de nieuwe lichting het hijschen van de nationale vlag.
‘Alvorens de dagelijksche arbeid een aanvang neemt is het noodig, dat wij ons een oogenblik bezinnen op onzen taak in den Nederlandschen Arbeidsdienst’, zoo begon de onderhopman zijn vlaggespreuk voor dezen dag. ‘Het hijschen van de ‘driekleur’ wijst op onze plichten jegens het vaderland; de uitgesproken leuze dient als geestelijk richtsnoer voor ons werk op dezen dag. Wij werken onder het rood, wit en blauw, doordrongen van het feit, dat deze vlag de groote schakel vormt tusschen alle Nederlanders. Maar ook tusschen de strijders voor onze volkse waarden: vrijheid en recht, zowel uit het verleden, als in het heden en in de toekomst !’
De mannen marcheerden af voor hun taak, die zij de eerste veertien dagen in het kamp moeten verrichten.
Ik nam afscheid van het kamp en zijn commandant en ging langs het kaderpaadje, dat door de regen nog modderiger was dan den dag te voren, naar de bushalte. In het kruidenierswinkeltje bij de halte, waar een Drentsche schoone mij gul enkele pakjes juspoeder zonder bon verkocht, omdat de boeren ‘die sjuu doch nit èt’n’, vertelde men mij, dat het jonge groen het wel zal rooien, want dat hadden alle voorgaande lichtingen gedaan.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie kan niks anders bedenken dan dat de naam ‘de Hoardt’ eigenlijk ‘de Hoar’, in het Nederlands ‘de Haar’, had moeten zijn. Het arbeidskamp van de Nederlandsche Arbeidsdienst (N.A.D.) lag vlak bij het gebied met de naam ‘de Haar’, in ut Deevers ‘de Hoar’.
De titel van ‘het boek van den arbeidsdienst’ was ‘Ick Dien’. Het boek beschreef het leven in een opleidingskamp van de Nederlandsche Arbeidsdienst. De schrijver van dit boek was J.L. de Bock. De redactie heeft het donkerbruine vermoeden dat hij ook de schrijver (de speciale verslaggever) van het hier weergegeven artikel in het Algemeen Handelsblad was. 

Posted in de Gowe, N.A.D.-kamp, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Mit de auto op vukaansie in Deever in de oorlog

De redactie van ut Deevers Archief is een groot liefhebber van oude ansichtkaarten uut de gemiente Deever die aan de achterkant of voorkant helemaal zijn beschreven. En zeker als zo een oude ansichtkaart is verstuurd in de Tweede Wereldoorlog. Bijgaand afgebeelde voorkant en achterkant van een zwart-wit ansichtkaart met als titel ‘Uitzichttoren in de bosschen bij Diever’ is voorzien van staccato tekst en op donderdagmorgen 20 augustus 1942 vanuit het postkantoor an de Deeverbrogge verstuurd naar mevrouw J. M. Ploegsma in het Christelijk Sanatorium in Zeist in de provincie Utrecht.

De tekst op de achterkant van de fraaie zwart-wit ansichtkaart luidt als volgt.
Donderdagmorgen.
Lieve Moeder.
Dank voor je brief van Dinsdag. Hoe bevalt ’t je op kamer 16 ? En wie was ’t bezoek Woensdag ? Ik denk Mevrouw den Houter. Lastig dat Meneer Keller nog niet is geweest. Heb je nog veel last bij ’t lopen ? Fijn dat Mien 2 x kwam.
Wij gaan hier Zaterdagmorgen weg en zijn Zondagavond thuis. We rijden door Friesland. Dinsdag om 3 uur ben ik bij je. Wij hadden 3 dagen prachtig weer, maar gisteren onweer. Jammer dat de koek bijna op is.
Dag Moeder. Tot ziens dus.
Veel liefs van je Toos en Pien.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Op de ansichtkaart is de uitkijktoren op het Kijkduin op Berkenheuvel te zien. De redactie heeft al eerder over deze houten uitkijktoren bericht. Zie het bericht Uitkijktoren op Kijkduin gezien vanuit het oosten.
De twee dochters Toos en Pien Ploegsma hadden zo te lezen de beschikking over een automobiel en flink wat benzine en konden het zich blijkbaar veroorloven in de Tweede Wereldoorlog gewoon op vakantie naar Drente en Friesland te gaan. Het leven ging in de Tweede Wereldoorlog voor sommige mensen gewoon zijn gang. En daar hoorde blijkbaar ook vakantiekoek bij. Maar de overlevingskoek raakte door de oorlogsjaren heen voor heel veel mensen helemaal op.

De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die tevens een verstokte liefhebber van afbeeldingen op papier is, kan de hier afgebeelde ansichtkaart van de uutkiektoor’n in de bosschen bee Deever ook ten zeerste bewonderen op bladzijde 32 van het in 2008 verschenen papieren boekwerkje ‘Diever, zoals het was in de voormalige gemeente, 1930-1980’, dat is samengesteld door vrijwilligers van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever, zeg maar de heemkunduge vurening uut Deever. Maar ja, dan moet je wel in het bezit zijn van dat papieren boekwerkje of dat papieren boekwerkje bij iemand in kunnen zien.

Posted in Ansichtkoate, Braandtoor’n, Landgoed Berkenheuvel, Tweede Wereldoorlog, Uutkiektoor’n, Verdwenen object | Leave a comment

Ur stön neet veule over de noodbrogge in ut dagbook

In de oorlogsdagboeken (war diarys) van de Royal Canadion Dragoons zijn de korte aantekeningen van de gebeurtenissen op 11 en 12 april 1945 te vinden. Zie afbeelding 1. Over de bouw van de noodbrug bij de vernielde Deeverbrogge en de daardoor versneld mogelijk gemaakte aangepaste opmars van het Canadese leger naar Leeuwarden vermeld het dagboek op 12 april 1945 slechts kort het volgende.
During the night of the 11/12 civilians had completed the bridge at Dieverbrug MR060733 which had halted the advance the previous evening. “C” and “D” Sqns were able to cross at first light and continue the Northward thrust on axis toward Leeuwarden vide marked map att as appx 6A. “B” Sqn was left to clean up an area 50 miles to the South vide marked map att as appx 6A, until 1500 hrs when it was called up in support of “D” Sqn who was being counter-attacked at a crossing they had secured over de Tjonger Canal. During the day R H Q moved on to Frederiksoord MR954730. “C” Sqn had the task of recce main axis Dwingelo MR0771 – Diever MR074 – Vledder MR9774 – Steenwijk MR9066 vide marked map att as appx 6A.

De vertaling van de eerste twee zinnen van het dagrapport van 12 april 1945 luidt als volgt.
Gedurende de nacht van 11 op 12 hebben burgers de brug te Dieverbrug MR060733 voltooid, die de opmars de vorige avond had gestopt. De squadrons “C” en “D” waren in staat bij het eerste daglicht over te steken en hun noordwaartse opmars op de as richting Leeuwarden voort te zetten <vide marked map att as appx 6A>.
Het is de redactie van ut Deevers Archief niet gelukt in de tweede zin het tekstdeel ‘vide marked map att as appx 6A’ te vertalen; militair jargon met afkortingen. Hee kön ur gien sükeloa van maèk’n.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Het oorspronkelijke plan van de Canadezen was via de oostkant van de Drentse Hoofdvaart naar het noorden op te rukken en pas op de Smilde de Drentse Hoofdvaart over te steken voor de opmars via Appelscha naar Leeuwarden. Dus het gedeelte in de eerste vertaalde zin ‘die de opmars de vorige avond had gestopt’ is niet juist. Commandant luitenant-kolonel Keith Dalhousie Landell besloot op 11 april, na overtuigd te zijn geraakt van de penibele situatie in Diever de ‘burgers’ op hun uitdrukkelijke aangeven de kans te geven in de nacht van 11 op 12 april een voor zijn militaire materieel voldoende sterke noodbrug te bouwen. Als de nachtelijke poging van de ‘burgers’ zou mislukken, dan zou hij toch geen tijd verliezen en bij het ochtendgloren op 12 april het oorspronkelijke plan verder uitvoeren. Als de nachtelijke poging wel succesvol zou zijn, dan kon hij het oorspronkelijke plan verbeteren en met de squadrons “C” en “D”  op doortocht naar Friesland het dorp Diever bevrijden. Twee vliegen in één klap. De noodbrug bleek voldoende sterk te zijn. De squadrons “C” en “D”  passeerden de noodbrug. Het Regiment Head Quarter (RHQ) bereikte overdag Frederiksoord. De squadrons “A” en “B” zijn niet door Diever getrokken.
Het is de redactie niet duidelijk waarom de commandant an de Deeverbrogge geen snel montabele en snel demontabele brug (Bailey-brug) liet slaan. Wilde hij zijn bruggen sparen en achter de hand houden voor een eventuele oversteek van de Drentse Hoofdvaart op de Smilde en andere hindernissen of waren de Royal Canadian Engineers (de Canadese genie) met hun bruggenmateriaal te ver achterop geraakt door de snelle opmars van het regiment ? Het mag duidelijk zijn dat commandant luitenant-kolonel Keith Dalhousie Landell over een gezond tactisch vermogen beschikte. Hij kon an de Deeverbrogge immers zonder risico op het burgerpaard wedden. De redactie heeft nog niet uit kunnen vinden door wie de afzonderlijke squadrons werden gecommandeerd.

Bij de Deeverbrogge is op 2 augustus 2020 voor de mannen, die in de nacht van 11 op 12 april 1945 een noodbrug naast de door de Duitsers opgeblazen Deeverbrogge bouwden, een gedenkteken onthuld. Maar dat gedenkteken kwam veel te laat voor de noodbrugbouwers timmerman/aannemer Albert Schipper uut Leggel (geboren op 7 augustus 1913, overleden op 25 mei 2008) en timmerman/aannemer Johannes Noorman uut Lhee (geboren op 16 februari 1922, overleden op 18 oktober 2003) en timmerman/aannemer Albert Noorman uut Dwingel (geboren op 11 januari 1908, overleden op 24 november 1997). 

Commandant luitenant-kolonel Keith Dalhousie Landell werd op 8 december 1945 benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau met de zwaarden. In de Canada Gazette verscheen op 22 december 1945 daarover de volgende toelichting (in het Engels):
Lieutenant-Colonel Landell was in command of 1 Canadian Armoured Car Regiment from January 1944 to the termination of hostilities in Northwest Europe and commanded the regiment in all of its battles. During the campaign in Holland the regiment was placed under command 2 Canadian Corps and was initially assigned the task of exploiting the breakthrough achieved by 2 Canadian Infantry Division after the crossing of the Twenthe Canal. As a result of Lieutenant-Colonel Landell’s brilliant leadership, sound tactical knowledge, drive and determination, the regiment under his command not only achieved an immediate breakthrough but under his personal leadership maintained the initiative and drive through to the North Sea at Wierum, splitting the enemy forces in Northern Holland, liberating hundreds of square miles of Dutch territory and setting free many thousands of Dutch citizens. In the many bitter local actions fought during this campaign, this officer repeatedly reconnoitred forward with the lead troops, commanded squadrons in their individual battles, and maintained the momentum of advance by continual drive and inspired example. A total of 3,500 prisoners of war was taken in this advance to the North Sea from the Twenthe Canal, an unknown but large number of enemy killed, and a great stock of enemy arms and equipment captured, the whole result out of all proportion to the size of the force employed against the enemy. Throughout all these actions Lieutenant-Colonel Landell maintained the highest standard of regimental discipline and morale by his splendid example, determination and personal brevet and cheerfulness.

Afbeelding 1

Afbeelding 2
Gedenkplaat bij de huidige Deeverbrogge voor de bouwers van de noodbrug in de nacht van 11 op 12 april 1945 naast de door de Duitsers opgeblazen Deeverbrogge. De redactie van ut Deevers Archief heeft deze kleurenfoto gemaakt op vrijdag 18 november 2022.

Posted in An de Deeverbrogge, Canadezen, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Halifax B-11 LW-231 VR-F völ nièr in de Olde Willem

Op maandag 22 november 1943 stortte de geallieerde Halifax bommenwerper met registratie B-11 LW-231 VR-F (F for Freddy) neer bij de Ringdennenweg in de Staatsbossen. Van het gebeurde is door de heer Jan Boesjes, het hoofd van de toenmalige luchtbeschermingsdienst in Deever, tevens secretaris van de gemiente Deever, zowel in het Nederlands als in het Duits gerapporteerd aan de betrokken autoriteiten. In dit bericht is de Nederlandse versie van zijn rapport weergegeven. De redactie van ut Deevers Archief heeft in verschillende berichten aandacht besteed aan deze gebeurtenis.

Rapport van de luchtbeschermingsdienst Diever

Op Maandag 22 November 1943 te ongeveer 20 uur ontving ik de telefonische mededeling van den kok-beheerder van het werkkamp Diever B, dat in de richting Smilde op gronden van het staatsbosbeheer in de gemeente Diever een vliegtuig was neergestort en in brand stond.
In gezelschap van den burgemeester dezer gemeente en den gemeentegeneesheer heb ik mij per auto naar de aangeduide plaats begeven. Wij troffen aan, ter linkerzijde van het rijwielpad dat van de zogenaamde Ringdennen naar Smilde voert ongeveer 2 km vanaf de grens der gemeente Smilde, een brandend vliegtuig. Behalve het achtereind van de romp en het staartstuk was het gehele vliegtuig een hevige vuurzee. Volgens een ooggetuige waren de bommen, welke het vliegtuig bij zich had, ontploft. Door deze explosie waren brokstukken van de machine her en der gevlogen.
In de staart van het vliegtuig zag ik een lijk liggen en in de romp ook nog één. Het is niet waarschijnlijk, dat er leden van de bemanning uit het vliegtuig gesprongen zijn, aangezien dit volgens een ooggetuige plotseling is neergestort.
Op de romp van het vliegtuig stonden de letters F en VR, de registratietekens waren LW 231, en verder waren aangebracht enige cirkels in de volgende kleuren, van binnen naar buiten gerekend, oranje, wit, blauw en geel.
Ik heb bij het vliegtuig een bewaker achtergelaten, welke, volgens toezegging van den hoofdwachtmeester der marechaussee Dolfing te Dwingeloo, door politie zou worden afgelost. In de loop van de nacht van 22 op 23 November 1943 is de bewaking door Duitse militairen overgenomen.
Naderhand is gebleken dat het toestel van het type ‘Halifax’ was, en een bemanning van 8 personen had, welke geheel om het leven is gekomen. Het toestel is waarschijnlijk in de lucht reeds uit elkaar gesprongen, want in de wijde omgeving lagen delen van het vliegtuig verspreid. Twee motoren met de propellers lagen 500 à 1000 m vanaf het toestel.
Hiervan wordt kennis gegeven aan de Rijksinspectie voor de bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen te Nijmegen (in duplo) en de Polizeioffizier te Assen.

Diever, 24 November 1943. Het hoofd van de luchtbeschermingsdienst te Diever, getekend J. Boesjes.
Gezien, 24 November 1943. De burgemeester van Diever, getekend J.C. Meiboom.

Bron: Gemeentearchief Diever, doos 23, map 1.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De bemanning bestond niet uit 8 personen, maar uit 7 personen.
Zie het bericht De bemanning van de Halifax B-11 LW-231 VR-F.
De bemanning van de Halifax B-11 LW-231 VR-F is begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.
De redactie zal te gelegener tijd ook de Duitse versie van het rapport van Jan Boesjes aan dit bericht toevoegen.

Afbeelding 1
Een Halifax van dit type stortte neer bij de Ringdennenweg in de Olde Willem.

Posted in Canadezen, de Olde Willem, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Jan Booiman en Jan Booiman op un boer’nkarre

Op bijgaand afgebeelde zwart-wit foto zijn vader Jan Booiman Sr. en zijn zoon Jan Booiman Jr. te zien op een boerenkar zonder luchtbanden. Jan Booiman Sr. ment het paard. De opgeschoten jongen Jan Booiman Jr. zit links naast zijn vader Jan Booiman Sr.. De redactie van ut Deevers. Archief weet niet wie het kleine kind op de karre is. De wegen over en langs de Heezeresch waren alleen maar zandwegen, beter uitgedrukt karresporen, onbegaanbaar in de regentijd. Aan de rechterkant van de hier afgebeelde foto is nog net een ander huisje te zien.
De hier afgebeelde foto is vlak voor de Tweede Wereldoorlog gemaakt. Een afdruk van het originele negatief van de hier afgebeelde foto was aanwezig in de verzameling van de familie Hilbrink in Wilhelminaoord.
Jan Booiman Sr. is geboren op 3 maart 1895 in Havelte. Hij is overleden op 7 april 1958 in Zwolle. Hij is begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever. Schuitenvaarder Jan Booiman Sr. trouwde op 3 december 1921 in Deever met machine-breister Gezina Jentina Mastenbroek. Zij is geboren op 21 maart 1896 in Meppel. Zij is overleden op 15 januari 1958 in een plaats in de Noordoostpolder. Zij is begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.
Jan Booiman Jr. is geboren op 4 april 1924 in ut keutereegie an de Heezeresch bee Deever. Hij is overleden op 29 juli 1943 op 19-jarige leeftijd in Warnemünde Rostock in Duitsland tijdens een bombardement van de geallieerden op de plaatselijke oorlogsindustrie van de Duitsers. De Duitse overlijdensakte vermeldt: durch Bombenangriff getötet. Zie de aan dit bericht bijgevoegde afbeelding van zijn overlijdensacte. Jan Booiman Jr. is begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.
Voordat de jonge Jan Booiman Jr. als dwangarbeider moest vertrekken naar de oorlogsindustrie in Warnemünde Rostock in Duitsland was hij werkzaam op de meubelfabriek De Toekomst an de Deeverbrogge. Zie het overlijdensbericht van directie en personeel van De Toekomst. Het bericht vermeldt dat Jan Booiman Jr. is overleden als gevolg van een ongeluk, want in oorlogstijd kon vanwege de Duitse censuur niet worden vermeld dat Jan Booiman Jr. tijdens een geallieerd bombardement op de Duitse oorlogsindustrie was omgekomen.
Jan Booiman Sr. en Gezina Jentina Mastenbroek hadden un keutereegie an de Heezeresch bee Deever. Jan Booiman Sr. was naast keuterboer ook landarbeider en petroleumventer. Zijn keuterijtje is te zien op de hier afgebeelde zwart-wit foto achter de drie mensen op de boerenkar. Zie voor de plaats van het keuterijtje ook de zwarte pijl in een bijgevoegd detail van een topografische kaart uit 1933/1934. Op de plaats van het keuterijtje heeft zwembad-Dieverzand-badmeester Hendrik Kamphuis later pension-restaurant De Zandkamp gebouwd. Ter plekke is nu (2022) het opgekalefaterde toeristisch-industriële complex met de naam Villa De Zevende Hemel gevestigd.
De hier opgenomen uitsnede van de hier afgebeelde foto is van 26 oktober 2014 tot en met 21 november 2014 gebruikt als kopplaètie van ut Deevers Archief.


Posted in Keutereegie, Kopplaètie, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Wat op 22 november 1944 en ur noa gebeude

De redactie van ut Deevers Archief onderhield -in de tijd dat hij lid van de redactie van het papieren blad Opraekelen van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever was- goede contacten met wijlen drs. Hendrik (Henk) Spreen uut Stienwiek. Hij stuurde de redactie in 2002-2003 per post een heel pak papier (dus niet digitaal) met kopieën van documenten over de gebeurtenissen rond 22 november 1944 in Deever en de nasleep daarvan. Bijgaand bericht, dat in het genoemde pak papier zat, heeft de redactie opgenomen in het oorlogsnummer Opraekelen 03/1 (maart 2003). Wijlen drs. Hendrik (Henk) Spreen baseerde bijgaand bericht op zorgvuldig onderzoek van dossiers in het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging van het Ministerie van Justitie in Den Haag. Zie de geraadpleegde bronnen. Deze dossiers worden thans bewaard in het Nationaal Archief in Den Haag.

Diever: 22 november 1944 en de gevolgen

Inleiding
Gedurende het jaar 1944 bleek dat de positie van Duitsland steeds zwakker ging worden. Sovjettroepen rukten op in Oost-Europa en in juni 1944 had de geslaagde invasie in Normandië plaatsgevonden. In korte tijd rukten de geallieerden op door Noord-Frankrijk en België. Brussel was al bevrijd op 3 september 1944 en toen er vanuit Londen voorbarig melding werd gemaakt van het feit, dat de invasielegers al in Breda waren, brak ‘Dolle Dinsdag’ uit. Niet alleen raakten daardoor vele N.S.B.’ers, maar vooral ook de Duitsers in paniek.
Hoewel het Zuiden van Nederland vrij vlot bevrijd was, kwam de geallieerde opmars tot stilstand aan de Rijn bij Arnhem. De Slag bij Arnhem, eind september 1944, werd verloren en dat zou voor Nederland boven de rivieren en ook voor Diever en de directe omgeving verstrekkende gevolgen hebben.
Met de opmars van de geallieerden door Frankrijk waren namelijk speciale Duitse terreureenheden, de latere Einsatzkommandos voor hen uit gevlucht. Via een grote omweg door België en Duitsland kwamen deze Einsatzkommandos met name in Noord- en Oost-Nederland terecht, waar ze vooral de opdracht hadden de door de Duitsers aan te leggen IJssellinie te bewaken tegen sabotage en spionnage. Een van deze Einsatskommandos streek neer in Heerenveen, twee andere, welke onder het commando stonden van dat in Heerenveen, vestigden zich in Steenwijk en Meppel. Dat betekende dat de commandant van Heerenveen, de Oostenrijkse SS-Hauptsturmführer Erich Karl Kronberger, tevens de hoogste leiding bezat over de vestigingen Steenwijk en Meppel.
Het was een vreemd allegaartje, dat bestond uit Oostenrijkers, Duitsers, Hongaren, Roemenen, Belgen en een paar Nederlanders. De groep, ongeveer 30 personen groot, was afkomstig uit La-Madeleine-les-Lille in Noord-Frankrijk en had daar tot september 1944 al danig huisgehouden tijdens het bestrijden van het Franse verzet. Via Mechelen, Düsseldorf, Velp, Almelo en Rotterdam kwamen Erich Karl Kronberger en zijn trawanten halt oktober 1944 in Heerenveen aan.
Voordien waren al enkele van deze heren, onder andere Erich Karl Kronberger zelf, actief geweest tijdens de Duitse veldtocht tegen Polen in 1939 en tegen de Sovjet-Unie in 1941. Hier hadden zij de opdracht meegekregen om alle joden, partizanen, geesteszieken, lijders aan besmettelijke ziekten, kortom iedereen, die de Duitse Lebensraum in de weg stond, te elimineren. Het resultaat van dit optreden was dat omstreeks 900.000 mensen door dergelijke eenheden in koele bloede werden vermoord.
Het optreden van deze groep(en) in Heerenveen, Steenwijk, Noordwolde, Meppel en Diever had alles te maken met het Führerbefehl van Adolf Hitler van 30 juli 1944. Het hield in dat de tot dan toe toegepaste Duitse berechting was komen te vervallen. Hanns Albin Rauter, Oostenrijker van geboorte en Höhere SS- und Polizeiführer in Nederland, was degene die, vermoedelijk na overleg in augustus 1944 met Ernst Kaltenbrunner, de chef van het Reichssicherheitshauptamt in Berlijn, daar een persoonlijke draai aan gaf. Het kwam erop neer, dat gearresteerde illegale werkers onmiddellijk, zonder enige vorm van proces, gefusilleerd moesten worden en dat hun woningen in brand gestoken moesten worden. Na 5 september 1944 (Dolle Dinsdag) werd deze maatregel verscherpt toegepast. Op 11 september 1944 gaf dr. Karl Georg Eberhard Schöngarth, Befehlshaber der Sicherheitspolizei (Sipo) en van de Sicherheitsdienst (SD) sinds 1 juni 1944, met Rauters toestemming het zogeheten ‘Niedermachungsbefehl’ of ‘Afmaakbevel’ uit. Om op de hoogte te komen van allerlei verzetsactiviteiten werd gebruik gemaakt van zogenaamde V-männer of vertrouwensmannen, die door middel van infiltratie in het verzet informatie moesten inwinnen, waar zich onderduikers, illegale werkers enzovoorts bevonden. Uiteraard moest deze informatie worden doorgespeeld aan de Duitsers. Dit systeem van werken zou met name ook in Diever en omgeving grote en tragische gevolgen hebben.

Arbeidsinzet
Reeds vóór de Tweede Wereldoorlog waren er al door de toenmalige regering Nederlandse arbeidskrachten naar Duitsland gestuurd om er te gaan werken. Dit lot had vooral de werklozen getroffen die bij weigering hun uitkering dreigden te verspelen. Achteraf gezien een dwaze maatregel, aangezien elke Nederlandse arbeidskracht in Duitsland de weg vrij maakte voor Duitse mannen om dienst te gaan nemen in het eigen Duitse leger of te gaan werken in de oorlogsindustrie. Meteen al na het begin van de Duitse bezetting probeerden de Duitsers Nederlandse arbeidskrachten in te schakelen voor hun eigen doelstellingen. Ging tot maart 1942 hun aandacht vooral uit naar werklozen, na maart 1942 trachtten ze ook de Nederlandse arbeidskrachten los te weken uit het Nederlandse bedrijfsleven. Aanvankelijk meldden zich velen vrijwillig om te gaan werken in Nederland of Duitsland, maar ook wel in België en Frankrijk. Vaak was hun bereidheid daartoe door armoede ingegeven. Later, toen de toeloop van vrijwilligers steeds minder werd, gingen de Duitsers over tot gedwongen tewerkstelling. De term arbeidsinzet slaat dus vooral op de groep welke in feite dwangarbeid moest verrichten. Dat begon in de zomer van 1942 toen jonge mannen van achttien jaar verplicht een half jaar lang moesten gaan werken voor de Nederlandse Arbeidsdienst (N.A.D.) Aangezien Adolf Hitler het niet passend vond voor Duitse vrouwen om de opengevallen plaatsen in de fabrieken in te nemen, werd het gebrek aan arbeidskrachten voor de Duitsers steeds nijpender. Vandaar dat er intensiever jacht werd gemaakt op arbeidskrachten om in de bezette de oorlogsproductie op peil te houden, vooral na de Duitse nederlagen bij Stalingrad en in Noord-Afrika. Vanwege de daarmee gepaard gaande verliezen moesten de Duitsers steeds meer Duitse arbeidskrachten inzetten in het leger en moest de oorlogsproductie opgevoerd worden.
Toen op 29 april 1943 de Duitsers bekend maakten dat Nederlandse ex-militairen zich moesten melden voor terugvoering in krijgsgevangenschap , reageerde de Nederlandse bevolking direct. Het antwoord op deze maatregel was de April-Meistaking, die overigens keihard door de Duitse bezetter werd neergeslagen. Zo voerde zij onder andere het politiestandrecht in, hetgeen betekende dat overtreders van verordeningen standrechtelijk, dat wil zeggen zonder enige vorm van berechting, ter plekke konden worden terechtgesteld. Op die manier vonden enkele honderden Nederlanders de door en werden vele honderden gearresteerd.

Onderduiken
Naarmate de oorlog vorderde probeerden steeds meer Nederlandse mannen zich aan gedwongen tewerkstelling in Duitsland te onttrekken. Dat gebeurde vooral door onder te duiken. In het begin was dat niet altijd even gemakkelijk wegens een tekort aan onderduikadressen. Bovendien was het risico voor zowel de onderduiker als voor degene die de mensen onderdak bood levensgroot aanwezig. Pas door een betere organisatie van de in het geheim opgerichte Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers en de oprichting van het Nationaal Steunfonds kwamen er vooral in het laatste oorlogsjaar meer onderduikadressen beschikbaar.
Eind 1944 was de arbeidsinzet geldend voor alle mannen tussen de zestien en de veertig jaar. Aangezien de arbeidsinzet voor de Duitsers een groot fiasco was, moesten zij steeds meer razzia’s houden om hun tekort aan arbeidskrachten aan te vullen.
Uiteraard was het voor de Nederlandse illegaliteit niet altijd even gemakkelijk om geschikte en veilige onderduikadressen te vinden. Veelal moest er ook de nodige inventiviteit aan de dag worden gelegd om de Nederlandse onderduikers en later ook de geallieerde vliegtuigbemanningen onvindbaar te maken. Zo werden er schuilplaatsen gerealiseerd in bijvoorbeeld kruipruimtes onder de vloeren, in kasten, op zolders en in in het diepste geheim aangelegde holen in de Nederlandse bossen. Eén van dergelijke holen in het bos was de naderhand zo genoemde Wigwam op het landgoed Berkenheuvel van mr. Albertus Christiaan van Daalen bij Diever. Aanvankelijk ging het hier voor de daarin ondergebrachte onderduikers goed, totdat zich op 24 oktober 1944 een situatie voordeed met een uiterst noodlottige afloop.

Arrestaties in Oosterwolde
Op 24 oktober 1944 om ongeveer 00.30 uur arresteerde de Grenz- en Schutspolizei bij de burgemeesterswoning villa Balhof op het Oosteinde in Oosterwolde (Fr.) twee leden van de Knokploeg uit Smilde, namelijk T.S.W. en Hendrik de Jong. Beide bevonden zich in spertijd op straat en bleken in het bezit te zijn van een stengun. De ernst van hun situatie beseffende smeten ze die wapens snel van zich af. De Duitsers zetten evenwel hun speurhonden in en binnen enkele tellen kwamen die met de wapens in de bek terug. Beiden werden daarop de villa, waarin destijds de Feldgendarmerie onder het commando van de S.S.-Sturmführer Diehle was gezeteld, binnengebracht, gefouilleerd en zeer ernstig mishandeld. Enige tijd later arriveerde een deel van de Sicherheitsdienst (S.D.) uit Heerenveen en weer werden de twee geslagen en mishandeld. T.S.W. noemde geen namen, waarna hij werd overgebracht naar de S.D. in Assen. Daar vroeg men hem of hij een zekere boer Hermannus Vos uit het Grolloërveld kende. Nadat hij dat eerst ontkende, sloeg hij bij confrontatie met Vos door. Meteen daarop werd hij meegenomen naar Heerenveen. Het vervelende nu was echter dat een onbekende K.P.’er uit Smilde een goede relatie onderhield met een dochter van de postkantoorhouder Lambertus Schoemaker in Diever. Deze laatste zat ook in het verzet en was door zijn contacten met Geert Koster, de leider van het verzet in Diever, op de hoogte van de aanwezigheid van het onderduikershol. Hij beging de onvoorzichtigheid om dit aan die K.P.’er uit Smilde te vertellen. Deze was al eerder bij het hol geweest met de bedoeling om de inmiddels vertrokken Amerikanen mee te nemen naar zijn verzetsgroep. Het kan daarbij de bedoeling zijn geweest deze Amerikanen te ‘gebruiken’ voor het geven van wapeninstructies aan de K.P.-leden. Geert Koster en de zijnen hadden hem echter onverrichterzake weggestuurd. Men vroeg zich daarbij overigens wel af hoe deze K.P.’er op de hoogte was van het bestaan van het hol. Daarvan wisten alleen enkele K.P.’ers in Diever, Meppel en Dwingeloo. Het is niet uitgesloten dat T.S.W. via deze onbekende K.P.’er wist van het bestaan van het hol en in zijn angst voor mishandelingen enzovoort de S.D. te Heerenveen vertelde dat Geert Koster uit Diever illegaal werkzaam was.
Hoewel T.S.W. wel daartoe werd gedreigd, werd hij niet geslagen. Voortkomende uit de nodige angst noemde hij eveneens de naam van Sierd Okke Roosjen. Hij meende zeker van zijn zaak te zijn, omdat de genoemde twee waren ondergedoken. Vervolgens sprak hij over een hol in het bos, waarin volgens hem Geert Koster, Sierd Okke Roosjen en twee Amerikanen verscholen waren. Later noemde hij ook de namen van de huisarts Sebastiaan van Nooten en wachtmeester Gerrit Temmingh, die tot over zijn oren in het verzet zat in Diever, evenals die van onderluitenant Auke Feenstra te Dwingeloo. Tijdens de verhoren, die duurden van 24 oktober tot 22 november 1944 werd hij volgens eigen zeggen niet noemenswaardig geslagen, maar raakte hij wel zodanig geestelijk kapot dat hij alles vertelde wat de S.D. van hem wilde weten [1]. Daarmee sloeg het noodlot toe.
Op 22 november 1944 om ongeveer 07.00 uur vervoegden zich vier S.D.’ers uit Heereveen aan het adres Hoofdstraat 26 te Diever. Daar werd, terwijl hij zich nog in zijn onderkleding bevond, Gerrit Temmingh gearresteerd door de commandant van de S.D. te Heerenveen, de S.S.-Hauptsturmführer Erich Karl Kronberger, de S.S.-Sturmscharführer en Kriminalsekretär P. Nauheim en twee Vlaamse S.D.-Wachmänner in Duitse dienst. Terwijl de mannen zich nog in de woning van Gerrit Temmingh woning bevonden, werd deze meteen een kort verhoor afgenomen en werd hem door Erich Karl Kronberger te verstaan gegeven dat hij alles moest vertellen wat hij van het hol in het bos en de ondergrondse beweging afwist. Wanneer hij dat deed, zo zei Erich Karl Kronberger, dan zou hij bij zijn vrouw thuis kunnen blijven, zo niet, dan werd hij gearresteerd en meegenomen naar Heerenveen. Toen Gerrit Temmingh alles ontkende werd hij -nog steeds in zijn onderkleding- mee naar buiten genomen en voor zijn woning geplaatst. Maar daar stond eveneens de N.S.B.-burgemeester Pier Obe Posthumus van Diever, die Erich Karl Kronberger na confrontatie met Gerrit Temmingh zei dat dat de man was die zij moesten hebben. Tevens werd hij geconfronteerd met een persoon die in een Opel zat. Gerrit Temmingh herkende hem als te zijn T.S.W., die in illegaal verband had gewerkt in de omgeving van Diever. Toen Erich Karl Kronberger vroeg of Gerrit Temmingh deze persoon kende, antwoordde deze ontkennend. T.S.W. op zijn beurt, wees daarop Gerrit Temmingh aan als degene die de S.D. moest hebben. Gerrit Temmingh werd daarop terug in zijn woning gebracht, waarbij Erich Karl Kronberger hem vier vragen stelde: ‘Waar is ome Joop ?’, ‘Waar zijn de wapens ?’, ‘Waar is het hol ?’ en ‘Waar zijn de Amerikanen ?’. Gerrit Temmingh verklaarde daarop van niets te weten. Nadat zijn vrouw hem de kleren had gebracht en hij zich stond aan te kleden, zag hij Erich Karl Kronberger in de richting van de keuken gaan en van de daar aanwezige schoorsteenmantel zijn nieuwe glacé-handschoenen wegnemen, die hij meteen aantrok. Bovendien pikte hij en passant ook nog zijn vulpen en vulpotlood in. Verder nam men Gerrit Temmingh zijn dienstpistool af, evenals zijn motor en zijn rijwiel. Aan de verdergaande huiszoeking nam ook P. Nauheim deel. Nadat Gerrit Temmingh zich had aangekleed werd hij mee naar buiten genomen naar een gereedstaande truck met oplegger. De eerste die hij in de trailer zag zitten was de ‘beul van Crackstate’, de Vlaming Emile Steylaerts. Even nadat Temmingh in de trailer had plaatsgenomen stopte er een personenwagen bij de trailer, waar de eveneens gearresteerde onder-luitenant Auke Feenstra uit Dwingeloo uit kwam. Vervolgens reed men naar het begin van de Doldersumseweg. Daar aangekomen moest Gerrit Temmingh uitstappen. Vrijwel op hetzelfde moment stopte er nog een auto en stapte de Dieverse huisarts Sebastiaan van Nooten uit. Ook hij bleek gearresteerd te zijn en ook hij moest in de trailer plaatsnemen. Na nogmaals met T.S.W. geconfronteerd te zijn, die nogmaals toegaf Gerrit Temmingh te kennen, vertrok deze in het ‘gezelschap’ van een aantal leden van de Sicherheitspolizei in de richting van het hol in het bos. Het hol dat hier bedoeld werd was een schuilplaats voor leden van de illegaliteit, waaruit een week tevoren twee Amerikanen, Harry Dolph en Jim Moulton, waren weggebracht naar Noord-Friesland. Gerrit Temmingh moest toen onder bewaking van Erich Karl Kronberger en de S.S.-Hauptscharfüher en Kriminalsekretär Hermann Rosendahl achter T.S.W., die ook bekend was met het hol, aan lopen.
De Doldersumseweg was helemaal afgezet door leden van de Feldgendarmerie, de Wehrmacht, de S.D. en de Sipo uit Heerenveen en Meppel tot aan de directe nabijheid van het hol. Er stonden zelfs twee mitrailleurs opgesteld. Toen het ‘gezelschap’ bij het hol kwam stond T.S.W. daar al onder bewaking van enkele leden van de Sipo. Vrijwel op datzelfde moment schoot Hermann Rosendahl met een stengun dwars door het raam, dat in het hol aanwezig was. Daarna liep hij naar de ingang van het hol, waar zich ook al de S.S.-Sturmscharfüher en Kriminalsecretär Gerhard Johannes Frank bevond. Deze stond alom bekend als ‘de man met de gouden tand’ of als ‘de man met de hond’. Het was deze Gerhard Johannes Frank die zijn ongemeen felle herdershond ophitste en hem vervolgens het hol injoeg [2].
Het gevolg was dat vier personen het hol uitkwamen: Hermannus Vos, Geert Gerhardus Koster, Hilbert Gunnink en Roelof Eggink. Toen de vier het hol uitkwamen stond Hermann Rosendahl daar, die deze vier stuk voor stuk zwaar mishandelde met de achterzijde van zijn Amerikaanse stengun, die hij had aangetroffen in Huize Lidwina te Zenderen en waarbij een belangrijk deel van het Twentse verzet werd uitgeschakeld. Ook de S.S.-Kriminalsekretär Walter Paarmann liet zich hierbij niet onbetuigd. Dit alles gebeurde in het bijzijn van de commandant Erich Karl Kronberger. Dat dit slaan zeer hard aankwam bleek wel uit het feit dat het bloed bij Hilbert Gunnink uit de mond liep. Tijdens dit alles deed Erich Karl Kronberger geen pogingen deze mishandelingen te stoppen.
In het hol werden ook de rijwielen van de vier aangetroffen. Gerrit Temmingh, Hilbert Gunnink, Hermannus Vos en Roelof Eggink werden toen verplicht elk een rijwiel op hun schouders te nemen en deze naar de plaats te zeulen waar de trailer stond. Geert Gerhardus Koster moest met zijn handen in de lucht naar de trailer lopen. De afstand was ongeveer twee kilometer. Bij de trailer aangekomen werden Hermannus Vos, Roelof Eggink, Hilbert Gunnink en Geert Gerhardus Koster in de trailer geplaatst bij Sebastiaan van Nooten en Auke Feenstra, die al die tijd daar gebleven waren, terwijl Gerrit Temmingh naast Hermann Rosendahl en de S.D.-Wachmann Eugen Polianski in de Opel moest plaatsnemen. Om ongeveer 12.00 uur arriveerde men in Crackstate te Heerenveen, alwaar ze allen in de cel werden gezet [3].
Toen Thijs en Jan, de broers van Roelof Eggink, hoorden van arrestaties in Diever realiseerden zij zich meteen dat hun broer Roelof, ’s morgens in alle vroegte met drie anderen naar het hol was gegaan. Daarop trachtte Thijs Eggink meteen de jongens in en bij het hol te waarschuwen. Niets vermoedend liep hij regelrecht in de fuik van een tachtigtal Duitsers, die zich in de bossen rondom het hol verspreid hadden. Ook hij werd meteen ingerekend. Nadat de gevangen genomen personen waren afgevoerd, bleven twee S.D.’ers in het hol achter, wachtend op wellicht nog meer bezoekers. Toen na een week niemand was komen opdagen, vernielden zij het hol met behulp van een handgranaat en vertrokken.
Een paar dagen later, 27 november 1944, kwam een aantal S.D.’ers uit Heerenveen weer naar Diever. Dit werd spoedig opgemerkt door Jan Eggink uit Wapse, de broer van Roelof en Thijs. Deze familie stond midden in het verzet en had onder andere de bewoners van het hol voorzien van de nodige proviand, kleding, enzovoort. Jan Eggink had bijvoorbeeld ook deelgenomen aan overvallen op distributiekantoren en was actief geweest bij wapendroppings. Toen Jan Eggink op pad ging andere onderduikers, die ook door hen verzorgd werden, te waarschuwen, werd hij gearresteerd, hoewel hij nog probeerde weg te komen, nadat op hem was geschoten. Toen Aaltje Timmerman, de vrouw van Jan Eggink, aan een van de S.D.’ers, de Belg Emile Steylaerts, de vraag stelde waarom haar man was gearresteerd, antwoordde deze dat zij daar niets mee te maken had en dat zij nog blij mocht zijn dat ze hem niet hadden doodgeschoten. Hierna begaven de S.D.’ers zich naar de boerderij van de al eerder gearresteerde Thijs Eggink. Daar werden verschillende goederen en ook vee uit de boerderij gehaald en in een auto geladen.
Enkele dagen later meldden zich wederom enkele leden van de S.D. en de Sipo zich bij dezelfde boerderij. Zonder iets te zeggen begonnen zij de aanwezige voorraad levensmiddelen, zoals tarwe, rogge enzovoort in hun auto te laden. Maar dat was nog lang niet alles. Alles met enige waarde werd meegenomen, zodat de gehele boerderij werd leeggeroofd. Daarna was de boerderij van Thijs Eggink aan de beurt. Niet alleen werden hier de spullen, zoals een complete babyuitzet en het vee van Thijs Eggink gestolen, maar ook die van de inwonende zuster van Aaltje Fledderus, de vrouw van Thijs Eggink. De auto was zo volgeladen dat zelfs de in beslag genomen kippen aan de buitenzijde van de auto waren gehangen. Bovendien werd Aaltje Eggink-Fledderus uit de woning gezet. De Duitsers hadden intussen Klaas Marcus Balsma, de boerenleider van de N.S.B., gehaald, aan wiens zorgen de boerderij werd toevertrouwd [4].
Diezelfde dag, 27 november 1944, vervoegde zich de Kriminalsecretär P. Nauheim, zich wederom bij de woning van de Dieverse huisarts Sebastiaan van Nooten. Hij eiste daarbij de auto op van de huisarts. Nadat een hem vergezellende monteur de auto rijklaar had gemaakt, reden de twee er mee weg.
Een paar keer hebben de dames Eggink en Constance van Nooten-Goedbloed, de echtgenote van Sebastiaan van Nooten, getracht inlichtingen te krijgen over hun gevangen genomen mannen. Maar zodra zij zich in Heerenveen bij huize Zevenwouden, de Dienststelle van de S.D., of bij de S.D.-gevangenis Crackstate vervoegden, werden zij vaak op een zeer onheuse manier bejegend of werden zij weggejaagd door de alom gevreesde en vaak opgehitste herdershond van de Kriminalsekretär Gerhard Johannes Frank [5].

De afloop
Uit de na de Tweede Wereldoorlog gedane verklaringen van Gerrit Temmingh blijkt dat niet alleen hij zelf, maar ook Geert Gerhardus Koster door de S.D.’ers Emile Steylaerts, H.J.L. de Wachtere en Hermann Rosendahl zwaar zijn mishandeld.
Op 5 januari 1945 werden Hilbert Gunnink, Geert Gerhardus Koster, Hermannus Vos, Roelof Eggink, Thijs Eggink, Jan Eggink, de inmiddels ook gearresteerde onderwijzer M.J. Koopmans uit Dwingeloo en een groot aantal andere gevangenen overgebracht naar het Polizeiliche Durchgangslager Amersfoort. Van daar zijn zij op transport gezet naar verschillende concentratiekampen in Duitsland. Geen van de hiervoor genoemde personen is daaruit teruggekeerd. Op 15 maart 1945 werden Auke Feenstra, Sebastiaan van Nooten, Gerrit Temmingh en de eveneens gearresteerde opperwachtmeester Jannes Willem Dolfing uit Dwingeloo met nog 23 andere gevangenen uit Heerenveen via het kamp Amersfoort overgebracht naar diverse concentratiekampen in Duitsland, waaronder het beruchte Neuengamme bij Hamburg. Van de hier genoemde gevangenen heeft alleen Gerrit Temmingh de verschrikkingen in de concentratiekampen overleefd. Hij keerde op 31 mei 1945 in Nederland terug. Vermoedelijk hebben zij allen de zogeheten Torsperre gekregen, dat wil zeggen dat zij als gevangenen een dergelijk kamp niet levend zouden mogen verlaten.

Nasleep
Veel van de hiervoor beschreven gebeurtenissen, die destijds in Diever hebben plaatsgevonen, zijn gebaseerd op deuitvoerige verklaringen, die Gerrit Temmingh, de weduwe Aaltje Eggink-Timmerman, de weduwe Aaltje Eggink-Fledderus, de weduwe Constance van Nooten-Goedbloed en T.S.W. na de Tweede Wereldoorlog aflegden. Zoals bij velen bekend zal zijn, hadden de gevangenen te lijden onder de onvoorstelbaar zware omstandigheden in Crackstate in Heerenveen. Velen zijn daar ongelooflijk zwaar mishandeld. Dat is ook Gerrit Temmingh overkomen. Volgens zijn eigen verklaringen hadden de beulen in Heerenveen er ‘wel slag van om datgene uit de gevangenen te slaan wat zij wilden weten’ [6]. Zo confronteerde Hermann Rosendahl hem al in de eerste week van zijn gevangenschap met vier verklaringen, die getekend waren door de vier personen die in het onderduikershol waren aangetroffen. Hij kreeg de indruk dat deze verklaringen niet vrijwillig waren afgelegd, aangezien enkele van deze verklaringen bloedsporen vertoonden. Door deze verklaringen en door hem ondergane mishandelingen gaf Gerrit Temmingh toe Amerikanen vervoerd te hebben.
Het hiervoor beschreven drama lijkt een op zich zelf staande gebeurtenis te zijn, is dat niet het geval. Ook de na de Tweede Wereldoorlog heeft een aantal gevangen genomen leden van de S.D. en de Sipo een verklaring afgelegd. Volgens de verklaringen van Erich Karl Kronberger, de commandant van Heereveen, de S.S.-Untersturmführer Robert Paul Thümmel, de commandant van het S.D.-commando in Meppel en van de S.S.-Oberscharführer en Kriminalsecretär Hugo Heinrich Geigolath in Meppel, zou Gerrit Temmingh de naam hebben genoemd van de Meppeler K.P.’er Peter van den Hurk, evenals het adres van de weduwe J.A. de Groot in Meppel. Dit was het adres van waaruit Peter van den Hurk en andere Meppeler K.P.’ers neergekomen geallieerde vliegtuigbemanningen doorsluisden naar het inmiddels bevrijde Zuiden. Gerrit Temmingh had overigens zelf twee Amerikanen in het hol in Diever achter op zijn motor uit Meppel gehaald.
Deze kennis aan Duitse kant had grote gevolgen voor de verzetsbeweging in Meppel. Het was de commandant van Heerenveen, Erich Karl Kronberger, die persoonlijk zijn collega in Meppel, Robert Paul Thümmel, op de hoogte stelde van de verklaringen welke Gerrit Temmingh had afgelegd [7]. Erich Karl Kronberger gaf als commandant van Robert Paul Thümmel hem opdracht over te gaan tot actie. Dat betekende dat op de avond van 18 december 1944 de S.D. van Meppel een inval deed in de woning van de weduwe J.A. de Groot aan de Weerdstraat in Meppel. Daarbij werden onder andere Peter van den Hurk, zijn verloofde M.A. de Jong en twee Amerikanen opgepakt [8].
De twee Amerikanen, Howard de Mally en Loel Bishop, werden overgebracht naar het Duitse vliegveld bij Havelte.
De gevangen genomen leden van de K.P. van Meppel, Peter van den Hurk en zijn verloofde M.A. de Jong, werden eerst meegenomen naar een villa in het Wilhelminapark in Meppel en daar op een verschrikkelijke manier mishandeld. Daarna werden zij opgesloten in het toenmalige politiebureau in de Hagenstraat in Meppel.
De Meppeler K.P. besloot zijn leden te bevrijden, vanwege de ernst van de situatie. Dat gebeurde in de avond van 24 december 1944. Deze leden werden op spectaculaire wijze bevrijd, maar het kostte wel het leven van de Meppeler K.P.’er Gerrit de Boer.

Geraadpleegde bronnen
[1]
Centraal Archief voor de Bijzondere Rechtspleging, ’s Gravenhage. Dossier E.K. Kronberger, Politieke Recherche Afdeling Drachten, Proces-Verbaal, d.d. 01-06-1946, no. 232 Alg. S.D., 40e getuige T. S.W.
[2]
G. J. Frank was onder andere commandant geweest in de Dossin-kazerne te Mechelen in België. Vanuit deze kazerne werden de Belgische Joden gedeporteerd naar de vernietigingskampen. In België heeft hij een beruchte reputatie achter gelaten.
[3]
Dossier E.K. Kronberger, Politieke Recherche Afdeling Drachten, Proces Verbaal, d.d. 01-06-1946, no. 232, Alg. S.D., 43e getuige G. Temmingh.
[4]
Dossier E. K. Kronberger, stuk 23, Terechtzitting Bijzondere Strafkamer van de Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, d.d. 07-02-1950, rol nummer 22, 3e getuige Aaltje Eggink-Timmerman.
[5]
Dossier E. K. Kronberger, stuk 23, Terechtzitting Bijzondere Strafkamer van de Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, d.d. 07-02-1950, rol nummer 22, 3e getuige Aaltje Eggink-Timmerman;
Idem, 4e getuige Aaltje Doggen-Fledderus (weduwe van Thijs Eggink);
Idem, 5e getuige Constance van Nooten-Goedbloed.
[6]
Dossier Erich Karl Kronberger, zie [3].
[7]
Dossier Erich Karl Kronberger, Politieke Recherche Afdeling Drachten, nr. 232, Proces-Verbaal van verhoor van voormalige S.D.-leden, d.d. 28-03-1946. Verklaringen van Erich Karl Kronberger en Hermann Rosendahl.
Dossier R.P. Thümmel, verklaring 2e verdachte, R.P. Thümmel en verklaring 3e verdachte Hugo Heinicht Geigolath.
[8]
Bureau Opsporing Oorlogsmisdadigers, Gemeentepolitie Assen. Proces-Verbaal, nr. 435, dossier nr. 80, 12e getuige P. van den Hurk.
Idem, dossier nr. 79, 3e getuige M.A. de Jong

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Drs. Hendrik (Henk) Spreen heeft in de tijd (2000-2002) dat hij het hiervoor opgenomen bericht schreef in overleg met en op aandringen van ambtenaren van het Ministerie van Justitie, de volledige naam van de K.P.’ er op de Smilde niet gebruikt en heeft volstaan met het gebruiken van zijn initialen T.S.W. De redactie heeft dat hier zo gelaten. Echter h
et is tegenwoordig na enig slim surfen op de golven van het wereld wijde web niet moeilijk meer achter de twee voornamen en de achternaam van T.S.W. te komen.
De historicus wijlen drs. Hendrik (Henk) Spreen is de schrijver van het boek ‘Steenwijk in 40-45. Een historisch document’.
De redactie heet wat betreft de paragraaf  ‘Nasleep’ onverkort en ongecensureerd de tekst van drs. Hendrik (Henk) Spreen overgenomen, dit in afwijking van de tekst in Opraekelen 03/1.

Afbeelding 1
De Oostenrijker Erich Karl Kronberger was S.S.-Hauptsturmführer bij de Sicherheitspolizei en de Sicherheitsdienst. Hij was oorspronkelijk goudsmid in Wenen. Hij werd in 1935 beroepssoldaat bij de S.S.-Standarte Deutschland. In 1939 nam hij deel aan de veldtocht tegen Polen en in 1941 tegen Rusland. Hij werd in 1943 overgeplaatst naar Denemarken en was daar het hoofd van een S.D.-eenheid. In mei 1944 ging hij naar Lille in Frankrijk, waar hij tot september 1944 bleef. Vanwege de opmars van de geallieerden trok hij met zijn eenheid via Mechelen en Duitsland naar Nederland, waar hij via Almelo, Velp en Rotterdam in Heerenveen terechtkwam. Tijdens zijn proces na de oorlog ‘beroemde’ hij zich erop dat hij veel ‘extra’s’ voor de gevangenen in Crackstate te Heerenveen had gedaan. Hij kreeg tot veertien jaar gevangenisstraf (foto uit de collectie van het Bundesarchif in Berlijn).

Afbeelding 2
De Duitser Hermann Rosendahl was S.S.-Hauptscharführer en Kriminalsekretär in Heerenveen. Hij was de centrale figuur bij de S.D. in de strijd tegen het verzet. Hij was reeds bij het begin van de oorlog met Frankrijk in Lille. Hij was een fel voorstander van het zogenaamde ‘verscherpte verhoor’, wat betekende dat er tijdens verhoren ongelimiteerd op los moest worden geslagen. Dat deed hij dus ook ! Hij werd na de Tweede Wereldoorlog uitgeleverd aan Frankrijk en aldaar veroordeeld tot levenslange dwangarbeid. (foto uit de collectie van het Bundesarchif in Berlijn)

Afbeelding 3
De Duitser Robert Paul Thümmel was S.S.-Untersturmführer. Hij was vanaf begin juni 1940 Befehlshaber van de Sicherheitspolizei en de S.D. in Parijs. Vervolgens was hij vanaf september 1941 Befehlshaber van de Nebenstelle van de Sicherheits Polizei en de S.D in Douai in Noord-Frankrijk en in België. Hij werd in september 1944 commandant van een S.D.-Kommando te Meppel. Hij gedroeg zich als een bruut en werd alom gevreesd. In Meppel executeerde hij vijf gevangenen. Na de Tweede Wereldoorlog werd hij veroordeeld tot 11 jaar gevangenistraf, doch kreeg in 1950 één jaar gratie. (foto uit de collectie van het Bundesarchif in Berlijn)

Afbeelding 4
De Duitser Walter Paarmann was S.S.-Kriminalsekretär bij de S.D. Hij verbleef enige jaren in Noord-Frankrijk. In september 1944 werd hij ingedeeld bij het Kommando Kronberger in Heerenveen. Hij was belast met ‘terroristische aangelegenheden’ en nam vaak deel aan razzia’s. Hij is na de Tweede Wereldoorlog uitgeleverd aan Frankrijk en is daar ter dood veroordeeld. Hij is gelijktijdig gefusilleerd met de gevreesde, in Steenwijk gestationeerde, Fritz Habener, die op 10 april 1945 in Diever een bloedbad aanrichtte. (foto uit de collectie van het Bundesarchif in Berlijn)

Afbeelding 5
De Belg Emile Steylaerts was S.D.-Wachmann. Hij was de zoon van een klompenfabrikant uit Herenthals. Hij verbleef van half oktober 1944 tot 15 april 1945 in Heerenveen. Hij deed onder meer dienst als tolk bij de verhoren. Hij was bij de gevangenen bekend als ‘de Beul’ of ‘de Bokser’ en werd alom gevreesd vanwege zijn brute optreden. Hij werd na de Tweede Wereldoorlog uitgeleverd aan België en aldaar berecht. (foto uit de collectie van het Bundesarchif in Berlijn)

Afbeelding 6
De Roemeen Eugen Polianski was S.D.-Wachmann. Hij was slager van beroep. Hij werd in 1943 verplicht tewerkgesteld in Berlijn. Hij deserteerde, werd gearresteerd en mocht vervolgens kiezen uit gevangenisstraf of dienst nemen in het Duitse leger. Hij koos voor het laatste. Hij kreeg een militaire opleiding en werd in oktober 1944 in Heerenveen geplaatst. Hij trad tijdens razzia’s hardhandig op, hij sloeg veelvuldig met de kolf van zijn geweer. (foto uit de collectie van het Bundesarchif in Berlijn)

Posted in 22 november 1944, Onderduikershol, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Hielke Siebrand Schrale wödde in Wapse vumooid

De redactie van ut Deevers Archief besteedt graag aandacht aan het gebeurde in de Tweede Wereldoorlog in de gemiente Deever. Zo besteedt de redactie ook aandacht aan omgekomen personen, die niet in de gemiente Deever zijn geboren, ten tijde van de Tweede Wereldoorlog niet in de gemiente Deever woonden, maar wel door toedoen van de Duitse bezetter zijn omgekomen in de gemiente Deever.  

In de webstee van de Oorlogsgravenstichting zijn enige gegevens over het oorlogsslachtoffer Hielke Siebrand Schrale te vinden.
Hij is geboren op 13 augustus 1904 in Otterlo in Gelderland. Hij was in de Tweede Wereldoorlog tandarts in Steenwijk, adres Stationsstraat 14.
Hielke Siebrand Schrale zat in Steenwijk in het verzet tegen de Duitse bezetter. Hij werd op 15 september 1944 gearresteerd door de Duitsers. De Duitsers vermoordden hem diezelfde dag in de gemiente Deever. Hij is op 18 september 1944 begraven op de Algemene Begraafplaats in Steenwijk.
Pas op 19 september 1944 deed wachtmeester der staatspolitie Gerrit Temmingh aangifte van het overlijden in de gemiente Deever van Hielke Siebrand Schrale. Gerrit Temmingh verklaart dat hij de vermoorde Hielke Siebrand Schrale op 15 september 1944 dood heeft gezien. Zie afbeelding 1.
Wijlen drs. Henk Spreen beschrijft in zijn boek ‘Steenwijk in 40-45’ op de bladzijden 245, 246, 247 en 248 het treurige einde van Hielke Siebrand Schrale.
Vlak over de gemeentegrens tussen Vledder en Deever, ter hoogte van het oude tolhuis bij Wapse lag links van de weg nog een klein heideveld. Daar stapten de ook later in Deever beruchte S.S. Hauptscharfüher Fritz Habener, de Sturmmann Verwee (een Vlaming) en Hielke Siebrand Schrale uit de auto. In het heideveld, zo’n twintig meter van de weg (zie de pijl in afbeelding 2), schoten Habener en Verwee omstreeks 17.00 uur elk een kogel door het hoofd van Schrale. Echter Schrale overleed niet direct, hij was buiten bewustzijn. Hij overleed pas na 19.00 uur aan de schotwonden in zijn hoofd.
De redactie verwijst voor een samenvatting van de tekst van drs. Henk Spreen in zijn boek ‘Steenwijk in 40-45’ naar de webstee Traces of War.

Afbeelding 1

Afbeelding 2

Posted in Oorlogsslachtoffers, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Wim Stuver vutelt over radioos in de oorlog

De redactie van ut Deevers Archief vindt bij het digitaliseren van zijn papieren archief (papier scannen en vervolgens selectief in de oud-papier-bak gooien) bestaande uit vooral veel dozen en veel mappen en veel ordners met veel foto’s, kranten- en tijdschriftenknipsels, reclamemateriaal, folders, en zo voort, en zo voort, en zo voort, uut de gemiente Deever zo nu en dan een document waarvan de redactie het de moeite waard dit te tonen aan de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief.
De redactie vond op de bladzijden 5 en 6 van de op 12 april 1995 -veertig jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog in Deever- door de gemeente Diever uitgegeven speciale Oorlogskrant het bericht ‘Radio in de periode 1940-1945’. Deze krant is niet betaald met belastinggeld, maar met een vette subsidie van de Stichting Cultuurfonds Diever.

Radio in de periode 1940-1945
Radio: Een belangrijk communicatie-middel

De radio heeft in deze periode een heel belangrijke rol gespeeld. Het was oorlog in Nederland en via het radio-toestel (televisie was er nog niet) konden de mensen afstemmen op de Hilversumse zenders om het nieuws te beluisteren. Nieuwsberichten zijn in tijden van oorlog heel belangrijk voor de mensen. De berichten die de huiskamer binnenkwamen via de radio waren na de Duitse inval noet zo betrouwbaar. Het Duitse leger viel op 10 mei 1940 Nederland binnen en de Duitse soldaten bezetten spoedig de radio-zenders in Hilversum. De Nederlandse omroepverenigingen kregen vanaf die tijd een verbod voor bepaalde uitzendingen (censuur). Het uitgezonden nieuws was door de Duitsers samengesteld en was vaak onwaar en onbetrouwbaar, dus Duitse propaganda. Zogenaamde Goebbels propaganda. Goebbels was onder het bewind van Hitler minister van propaganda.

Radio Oranje
Vlak na de Duitse inval week de Nederlandse regering, het Koninklijk Huis en een aantal bekende Nederlanders, waaronder dr. L. de Jong, schrijver A. den Doolaard en een zekere H.J. van de Broek, uit naar Engeland. In de BBC-studio’s (BBC = British Broadcasting Corporation) te Londen kregen ze een ruimte en begonnen radio-uitzendingen in de Nederlandse taal, bestemd voor het bezette Nederland. Vooral nieuwsuitzendingen en berichten in code, bestemd voor het actieve verzet. De zender kreeg als naam Radio Oranje en het doel was de verzetswil en het vertrouwen in de uiteindelijke bevrijding hoog te houden. Ook werd er later muziek en cabaret uitgezonden. De meeste Nederlanders stemden een paar keer per dag op vaste tijden af op Radio Oranje. Het gevolg was dat er praktisch niet meer naar Hilversum geluisterd werd. De Duitse bezetter kwam hier achter en het werd verboden naar de Engelse zender te luisteren. De Duitsers richtten stoorzenders op om de radiogolven vanuit Engeland onhoorbaar te maken. We bleven luisteren met zelfgebouwde raamantennes, die richting gevoelig waren en de storing uitfilterden.

Inleveren van het radio-toestel
Om het luisteren naar de Engelse zenders onmogelijk te maken, maakte de bezetter via raambiljetten door heel Nederland bekend, dat alle radio’s ingeleverd moesten worden (me/juni 1943). Veel mensen deden dit met tranen in hun ogen, omdat ze vaak voor dit kostbare bezit jarenlang hadden gespaard. Nu moest je gewoonweg de radio wegbrengen en zag je het waarschijnlijk nooit weer terug. Sommige mensen hadden nog een oud kapot toestel op de zolder staan. Dit toestel werd dan ingeleverd en hun eigen goede toestel werd verstopt in een kast of onder de vloer. Als de kust veilig was, dan werd het ondergedoken radio-toestel tevoorschijn gehaald en werd er toch naar Radio Oranje geluisterd. Pientere vaders en zoons bouwden vaak een simpele radio, die in een trommel, sigarendoos, schemerlamp of achter een schilderij opgeborgen werd. Soms werd de radio in een dikke bijbel gebouwd. Een mens in nood is zeer vindingrijk. Via vlugschriften werden werden berichten doorgeseind naar mensen die geen radio-toestel hadden.
Wat gebeurde er nu met die ingeleverde radio-toestellen ? Heel veel zijn, met wagonladingen vol, per trein en per volle boten naar Duitsland vervoerd. Sommige toestellen zijn gewoon op de zolder van het gemeentehuis blijven staan. Een mijnheer uit Heerenveen vertelde ons: ‘Mijn toestel stond nog mooi ingepakt en na de oorlog kon ik het zo weer meenemen.’ Gelukkig maar, want hij staat nu in het museum.

Herrijzend Nederland
In september 1944 werd Eindhoven al bevrijd. Bij Philips hadden ze tijdens de oorlog in het geheim, onder leiding van de verzetsman Gehrels, een radio-zender gebouwd met de bedoeling direct met uitzendingen vanuit bevrijd gebied te beginnen. Op 3 oktober 1944 begint men met de uitzendingen vanuit Eindhoven. De zender begint met de woorden: ‘Hier is herrijzend Nederland, de zender op vrije Nederlandse bodem, …..’ De omroeper is Van de Broek, voormalig Radio Oranje medewerker, gevlucht naar Engeland, en via België naar Eindhoven gekomen. De taak van Herrijzend Nederland is de mensen in het bevrijde zuiden van nieuws te voorzien en de mensen boven de grote rivieren, in het nog bezette Nederland, voor hen kwam de bevrijding pas in mei 1945, moed in te spreken en hopen op een spoedige bevrijding. Voor het westen van Nederland kwam toen nog die vreselijke ‘hongerwinter’. Herrijzend Nederland is gebleven tot januari 1946, daarna zijn de uitzendingen weer verzorgd vanuit Hilversum. In het museum vinden we op de schaal van kleine bakelieten radio-toestellen, gemaakt in die periode, xde naam Herrijzend Nederland. Deze toestellen zijn zeer geliefd bij de verzamelaars.

Expositie in Museum Radio-Wereld
Vanaf 1 mei tot 1 november is er een speciale expositie ter herinnering aan het feit, dat het vijftig jaar geleden is dat de bevrijding kwam, genaamd: ‘Radio en elektriciteit in de Tweede Wereldoorlog’. Tijdens de rondleidingen in deze periode, ook voor scholen die het museum bezoeken, wordt extra aandacht aan deze periode besteed.

W.H.G. Stuiver, conservator
S. Stuiver-Van der Heide, educatief medewerkster

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie heeft aan dit bericht een afbeelding van de voor- en achterkant van het reclame-strooibiljet van Museum Radio-Wereld uit 1997 toegevoegd.
Museum Radio-Wereld (voorheen Museum d’Olde Radio) is gevestigd geweest in de boerderij met adres Aachterstroate 9 in Deever.
Wim Stuiver en Sjoukje van der Heide kochten in 1965 deze boerderij en openden hun radio-museum in mei 1987. Daarvoor was de boerderij eigendom van Sime Smidt.

Posted in Museum, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Dörk Kist vumooidde Jan van der Helm

In de Hoogeveensche Courant van 4 februari 2022 verscheen van de amateurhistoricus Albert Metselaar het bijzonder goed geschreven en solide bericht ‘Dodelijke samenloop van omstandigheden’ over de op 7 en 8 februari 1945 gepleegde moord op de in Wittelte geboren Jan van der Helm en de jood Szaya Reiner. 

Moscou, 7 en 8 februari 1945
Dodelijke samenloop van omstandigheden
Nieuw-Moscou – Wie een steen in de vijver gooit, krijgt kringen die zich van klein naar groot uitspreiden. Ligt er iets wat ze kan keren, kun ja rimpels op onverwachte manier terugkrijgen of iets op gang brengen waar je ook niet op had gerekend. In de zomer van 1943 was met name de KP-Nieuwlande actief met de brandstichtingen in en rond de gemeente Hoogeveen.
Geruchtmakend was de brand bij Jan Kist, boerenleider van de Landstand, een organisatie waarvan iedere landbouwer en veehouder verplicht lid moest worden. Brand was gemakkelijk te stichten en de effecten onder de bevolking groot. De bezetter heeft gedurende deze Tweede Wereldoorlog ingespeeld op de angst en ervaren terreur, waardoor het leven van de N.S.B.’ers en andere pro-Duitse Nederlanders onzeker werd. De N.S.B.’ers werden bewapend, voor wie dat wilde, en ingedeeld bij een afdeling van de Landwacht. Dat was een vorm van hulppolitie. Ze werden ingezet bij straatcontroles en huiszoekingen, in ieder geval tegen de Nederlandse bevolking die vasthield aan een vrij Nederland. Eén van hen was Derk Kist, een gekwetste zoon van Jan Kist. Bang en kwaad tegelijk. Dát is geen excuus voor wat er gebeurde, maar wel een verklaring voor wat er kon gebeuren, toen Derk in een onverwachte situatie terechtkwam. Het ontsloeg Derk niet van zijn verantwoordelijkheid voor zijn daad ….
Jan van der Helm en Jo Moes hadden onderduikers in hun woning. We kennen het pand nog steeds. Zuideropgaande 154. Het was de joodse familie Reiner, later Rinat genoemd, met een pleegzoon, en er waren enige tijd twee zussen, de dames Hoepelmans. De zussen gingen door naar de buurman, meester Pennings. Op 7 februari 1945 was Jo boodschappen aan het doen. Derk Kist kwam aan de deur van de boerderij, samen met zijn directe leidinggevende Landwachter, Jan Scholing. De deur zat op slot. Er klonk wel wat gestommel op de deel. Ze liepen om het pand. Jan van der Helm werkte achter zijn boerderij op het land, met zijn paard en had zijn oudste zoontje bij zich. Een kleine jongen, die voor zijn leeftijd veel te veel te zien en te horen kreeg. Derk Kist en Jan Scholing liepen naar het land bij de Riegshoogtendijk. Ze zeiden dat ze het paardentuig in beslag zouden nemen. Jan van der Helm weigerde dat niet, wat zou hem dat opleveren, hij had onderduikers te beschermen. Toen kwam de vraag hoe het kon dat er toch mensen in huis werden gehoord, terwijl de deur op slot zat.
Jan van der Helm wist dat er huiszoeking zou komen. Hij zette het op een lopen, westwaarts, naar de familie aan de nabijgelegen Wijdewijk. Aan die wijk haalde een kogel hem in. Derk Kist had hem doodgeschoten. Onder leiding van de S.S.ér Karl Robbertsen zorgde een flinke groep Landwachters voor doorzoeking van de boerderij. De familie Reiner werd gevonden, evenals de pleegzoon. Het ging er hard aan toe bij de verhoren. Er werd een radio gevonden. Het ging er nog harder aan toe. Vader Szaya Reiner werd in elkaar geslagen naast de achterdeur van de boerderij, op het ‘straotie’ tussen de boerderij en het stookhok. Daar werd hij uiteindelijk doodgeschoten, toen de S.S. niet meer verwachtte dat er wat informatie uit hem zou komen. De moordenaar had bekend, tegenover Offeringa van de Marechaussee en de Politieke Opsporings Dienst van Hoogeveen/Hollandscheveld. We lezen in een Zeeuwse Courant (daar is hij veroordeeld in 1949):
‘In burger gekleed en strak, bijna verbeten kijkend, verscheen woensdagmorgen de 45-jarige Karl Wilhelm Frans Klünner, verdacht van handelingen, in strijd met de wetten en gebruiken van de oorlog en de menselijkheid, voor het Bijzonder Gerechtshof te Middelburg. (….) De gedragingen van Klünner in Hoogeveen waren onderzocht door de opperwachtmeester der Koninklijke Mareschaussee, Offeringa. Verdachte had tegenover hem erkend, dat, toen op een boerderij in Hollandscheveld, een Joodse familie was ontdekt, hij -tezamen met zijn confrater Karl Lamm- de man (zekere Szaya Reiner) tegen de muur had gezet en hem van dichtbij met een pistool had doodgeschoten.’
De naam van de eigenaar van de radio stond erop geschreven. Zo kwam er op 8 februari 1945 een inval bij meester Pennings. Man en vrouw gingen mee voor verhoor, de onderduiksters werden niet gevonden, en een vrouw uit de buurt werd gevraagd om op de kinderen te passen. Ze vond de dames Hoepelman, toen ze een slaapkamer binnen ging. De vrouwen kregen geen bescherming van de oppas, een kraamverzorgster. Nee, deze meldde het bij de S.S.’er Karl Robbertsen, en dat leidde tot hun arrestatie.
Oorlog overleefdde 
De familie Reiner, de pleegzoon en de dames Hoepelman hebben de oorlog overleefd in kamp Westerborg. Er gingen geen treinen meer naar de vernietigingskampen. Het late tijdstip in oorlogstijd was hun overlevingskans. Voor Jo Moes en de onderduikers hield de pijn van de oorlog eigenlijk nooit op, al wisten ze wel weer een draai te geven aan hun leven. Jo hertrouwde met Reinder van der Helm, de broer van haar eerste man. De daders werden veroordeeld. Bij de verhoren was uiteindelijk ook de S.S.’er Auke Pattist nog betrokken geweest. Hij ontsnapte en zat zijn levenstijd uit in Spanje, waar hij een talenbureau had.
Al vrij snel na de oorlog kreeg Jo Moes, de weduwe van Jan van der Helm, het eerste huldebetoon onder ogen, voor haar rol van vrouw in het verzet. In april 1946 zond het Joods Nationaal Fonds een briefje rond, waarin werd aangekondigd dat in het voormalige Palestina een boomplanting ‘te Uwer ere’ zou plaatsvinden. ‘Het verheugd ons u te kunnen mede delen dat uw Joodse kennissen gemeend hebben, ook uw naam aan een deel van het woud te moeten verbinden, in herinnering aan de gezamenlijk doorstane moeilijkheden tijdens de bezetting van Nederland.’ Lea Reiner-Goldsberg plantte een boom voor Johanna van der Helm, zo toonde een bijbehorend diploma. Ze plantte ook een boom voor Jan van der Helm.
In 1967 is Jo op uitnodiging van de beide zonen van de familie Reiner op bezoek geweest in Israël. Het werd een onvergetelijke reis. Tijdens deze reis plantte ze ook zelf een boom voor Jan.
Hoogste eer
Op 27 mei 1969 viel Jo de hoogste eer ten dele die de staat Israël voor hulp aan onderduikers kan betonen. Ze kreeg met nog tien andere Nederlanders de Yad Vashem onderscheiding. De onderscheiding bestaat uit een oorkonde en een speciaal voor dat doel geslagen medaille, waarop symbolisch tot uitdrukking wordt gebracht de woorden uit de Talmoed: ‘Wie een enkel leven redt, redt de gehele wereld’. De plaats van redding is nog steeds in Moscou, nu Nieuw-Moscou, aanwezig. Hopelijk tot in lengte van dagen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Het gebeurde vaak dat ‘fouten in de oorlog’ werden wegeknooid door het verzet, dus de dwingende raad kregen de streek waar ze hun wandaden pleegden, te verlaten. Jan Kist is geboren op 30 juli 1887 in Avereest. Hij is overleden op 2 januari 1954 in Kerkrade in Limburg. Derk Kist is geboren op 10 maart 1914 in Thorne in Engeland. Hij is in 1977 op 62-jarige leeftijd overleden in Westerhaar in Overijssel.
Johanna (Jo) Moes is geboren op 12 februari 1918 in Zuidwolde. Zij is overleden op 14 april 2008 in Deever. Zij hertrouwde op 11 mei 1949 in Hoogeveen met Reinder van der Helm, broer van Jan van der Helm. Reinder van der Helm is geboren op 5 augustus 1924 in Oll’ndeever. Hij is overleden op 29 augustus 2012 op 88-jarige leeftijd in Ruinen. De redactie weet niet of zij zijn begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever of elders of dat zij zijn gecremeerd.
Reinder van der Helm en Johanna (Jo) Moes hebben na de Tweede Wereldoorlog een boerderij gehad in Oll’ndeever. Na hun pensionering als boer en boerin hebben ze vele jaren an de Brinkstroate in Deever gewoond.


Posted in Alle Deeversen, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Die fatale seu’mde febewoari in Kaark’nveld

In het Nieuwblad van Friesland (Hepkema’s Courant) verscheen op 8 december 1948 een verslag van de behandeling door het bijzondere gerechtshof in Leeuwarden inzake het drama van Kerkenveld, waarbij de in Oll’ndeever geboren Jan van der Helm en de joodse onderduiker Szaya Reiner werden vermoord.

Bijzonder Gerechtshof Leeuwarden
Een landwachterstrijd in Drente
De behandeling van drie landwachterszaken uit Drente uit de gehele dag in beslag, waarvan de eerste, tegen Derk Kist, 33 jaar landbouwer te Hollandscheveld, voor onbepaalde tijd werd geschorst, daar een aantal getuigen niet was verschenen. Doch hetgeen kwam vast te staan, was al erg genoeg.
Het drama te Kerkenveld
Zo vertelden de heer en mevrouw Jonkman te Kerkenveld (Zuidwolde) van een dram, dat zich onder hun ogen had afgespeeld. Beiden waren op de Riegshoogtendijk, op weg naar hun zoon, toen zij een paar landwachters zagen. De vrouw besloot terug te gaan om de onderduikers thuis te waarschuwen. Doch zover kwam het niet. Nu wijlen de heer Jan van der Helm werd genoodzaakt het tuig van zijn paard, waarmee hij op ’t land werkzaamheden verrichtte, in te leveren. Hij wierp het de landwachters voor de voeten. Toen hij in de gaten kreeg, dat ze hem wilden arresteren, nam hij de vlucht, achtervolgd door verdachte met de karabijn in de aanslag, waaruit hij een viertal schoten loste, ten gevolge waarvan Jan van der Helm in de borst werd getroffen en onmiddellijk overleed. Een slagader was geraakt. Mevrouw Jonkman had nog gehoord: ‘Sta stil, of ik schiet.’
‘Daar ligt hij; hij is dood’, had verdachte zeer opgewonden uitgeroepen.
Naar het oordeel van de heer A. Bijl, los arbeider te Hollandscheveld, was het laatste schot op ongeveer 50 meter van het slachtoffer gelost.
Dokter Reynierse te Hollandscheveld, die toegang kreeg tot de woning van Jan van der Helm, om op verzoek van de politie de doodschouw te verrichten, ontdekte in het huis ook nog een persoon van Joodschen bloede, die was overleden. Ook lag er nog een pleegzoon van dit slachtoffer zwaar gewond op de vloer. De dokter adviseerde het jongmens naar een ziekenhuis te vervoeren.
Verdachte was vóór het misdrijf bij de woning van Jan van der Helm geweest om paardentuigen te vorderen.
De President verweet verdachte, dat hij de Duitsers had gewaarschuwd om op de boerderij te komen, terwijl hij wist, dat er onderduikers waren. De S.D. had gelast de Jood dood te schieten. Later hadden zij de boerderij geplunderd en de goederen onderling verdeeld. Kist had nog meer op zijn kerfstok. ……
De volgende zaak betrof die van Jan Scholing, 37 jaar, landarbeider te Hollandscheveld, de commandant van de plaatselijke landwacht. Deze was ook bij de bovengenoemde acties betrokken.
President: ‘U bent de oorzaak, dat de Jood ten huize van Jan van der Helm om het leven kwam. Al waart ge landwachter, toch had ge bij de burgemeester moeten verzwijgen, dat er een Jood in huis was.
Verdachte zou zich na de moord uit de landwacht hebben teruggetrokken.
De procureur-fiscaal vorderde 12 jaar. De oorzaak van het hele drama was het optreden van de verdachte. Bovendien heeft verdachte nog in burger dienst gedaan bij de begrafenis van Jan van der Helm om te kunnen optreden tegen terroristen.
De derde landwachter was Jacobus Oostindiën, 34 jaar, landarbeider te Hoogeveen, die beroepslandwachter was en werd bevorderd tot onderschaarleider en sectiecommandant. Deze was ook bij enkele van bovengenoemde misdrijven betrokken, ook bij de plundering van de woning van Jan van der Helm. …..
Bovendien had hij ten huize van Jan van der Helm de man van Joodschen bloede nog gevraagd of hij een Jood was. Na een tweede vraag erkende de man zulks. Daarna had men hem gedood.
De procureur-fiscaal vorderde 8 jaar.
Nadat er twee doden waren gevallen, nam hij deel aan de rooftocht, zo merkte de spreker op.
Uitspraak 21 december aanstaande.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Jan van der Helm is geboren op 15 augustus 1911 in Wittelte. Hij is vermoord op 7 februari 1945 in Hollandscheveld.
De redactie heeft in enige berichten aandacht besteed aan Jan van der Hem.
Zie bijvoorbeeld het bericht Wie was toch die Jan van der Helm ?.

Posted in Alle Deeversen, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Wie was toch die Jan van der Helm ?

De redactie van ut Deevers Archief vond bij het digitaliseren (scannen) van zijn papieren archief (al het papier moet zoveel mogelijk de prullebak in) bestaande uit vooral veel dozen en veel mappen en veel ordners met veel foto’s, kranten- en tijdschriftenknipsels, reclamemateriaal, folders, en zo voort, en zo voort, en zo voort, uut de gemiente Deever in één van de dossiers inzake Deeversen in de Tweede Wereldoorlog bijgaand berichtje over de in Oll’ndeever geboren verzetsman Jan van der Helm. Dit berichtje is op 30 april 1997 gepubliceerd in de Hoogeveensche Courant. De redactie wil dit berichtje uiteraard niet onthouden aan de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief.

Wie was Jan van der Helm ?
In Hoogeveen zijn ruim twintig straten vernoemd naar mensen die een belangrijke rol speelden tijdens de Tweede Wereldoorlog en in het Hoogeveense verzet. Deze straten kregen onlangs nieuwe naamborden. Op de nieuwe bordjes staan voor-en achternaam met daaronder ‘1940-1945′.
In ’t Torentje besteden we elke week aandacht aan een Hoogeveense verzetsstrijder naar wie een straat is vernoemd. Vandaag Jan van der Helm.
Jan van der Helm werd in 1911 geboren te Diever. In 1939 vestigde hij zich aan het Zuideropgaande in Hollandscheveld, waar hij trouwde met Johanna Moes.
Daar verleende hij onderdak aan het joodse echtpaar Szaya en Lea Reiner-Goldberg. Ook andere onderduikers vonden op zijn boerderij een gastvrij onderdak.
Op 7 februari 1945 (redactie: in het krantenbericht stond 3 februari 1945), terwijl hij op zijn land aan het werk was, werd hij neergeschoten door een landwachter. Hij stierf ter plaatse.
Onder leiding van de S.S.-officier Robertson werd daarna zijn woning doorzocht, waarbij het joodse echtpaar werd ontdekt.
Szaya Reiner werd na zwaar te zijn mishandeld door een S.S.’er bij de boerderij gedood. Zijn vrouw overleefde het kamp Westerbork.
De familie Van der Helm is na de oorlog door de Israëlische regering onderscheiden.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Jan van der Helm is op 15 augustus 1911 geboren in Wittelte. Hij is een broer van Albertje, Reinder en Margje van der Helm.
Hij staat op een schoolfoto uit 1922, zie het bericht Kiender van de legere skoele in Deever in 1922.
Zijn ouders waren Arend van der Helm (hij is geboren op 13 augustus 1880 in Oldendeever, hij is overleden op 22 februari 1949 in Möppel) en Lummigje Hofman (zij is geboren op 23 augustus 1886 in Dwingel, zij is overleden op 12 mei 1950 in Möppel).
Arend van der Helm en Lummigje Hofman trouwden op 20 maart 1909. Arend van der Helm was toen 28 jaar oud. Hij was een zoon van Jan van der Helm en Albertje Winters. Lummigje Hofman was wat jonger. Ze was 22 jaar oud toen ze trouwde. Zij was een dochter van Arend Hofman en Margje Kerssies.
Zij gingen na hun huwelijk wonen op een huurplaatsje in Wittelte.
Jan van der Helm trouwde op 5 mei 1939 met Johanna (Jo) Moes. Hij is overleden in de streek Nieuw Moscou ten zuiden van Hollandscheveld. De Jan van der Helmweg is te vinden in Hollandscheveld bij Hoogeveen. Zie ook de bijgaand afgebeelde kleurenfoto (afbeelding 2).
De familie Van der Helm kreeg in 1967 de Yad Vashem-onderscheiding.

Op 17 juli 2018 stuurde mevrouw Klazien van der Helm-Bouw de volgende -zeer door de redactie gewaardeerde- reactie naar ut Deevers Archief:
Ik wil even een correctie met betrekking tot de overlijdensdatum van Jan van der Helm doorgeven. Oom Jan, de oudste broer van mijn schoonvader Arend van der Helm, is niet op 3 februari 1945 overleden, maar op 7 februari 1945.

Afbeelding 1
Bericht in de Hoogeveensche Courant van 30 april 1997

Afbeelding 2
Kleurenfoto van het straatnaambord ‘Jan van der Helmweg – 1049-1945’ in Hollandscheveld.
Deze kleurenfoto is aanwezig in de verzameling van mevrouw Klazien van der Helm-Bouw.

Posted in Alle Deeversen, Oll'ndeever, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Is Frièrik Trompetter dood ekoo’m in de Oekraïne ?

In de Burgerlijke Stand van de gemiente Deever is op 3 juli 1952 de speciale akte van overlijden van Frederik (Frièrik) Trompetter ingeschreven.

Nr. 18
Heden, drie Juli negentienhonderd twee en vijftig is door mij, ambtenaar van de burgerlijke stand der gemeente Diever ingeschreven een vanwege de Minister van Justitie, door de commissie tot het doen van aangifte van overlijden van vermisten gedane schriftelijke aangifte van zeven en twintig maart negentienhonderd twee en vijftig, waaruit blijkt dat op twaalf Juli negentien honderd een en veertig in Oost-Europa is overleden: Trompetter, Frederik, geboren te Dwingeloo op tien Februari negentien honderd negentien, wonende te Diever, zoon van: Trompetter, Harm en: Hoogeveen, Woltertje.
Waarvan akte, Jan Boesjes (ambtenaar van de burgerlijke stand, secretaris van de gemiente Deever). 

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De commissie tot het doen van aangifte van vermisten heeft bestaan in de periode 1949-1962. In het Nationaal Archief in Den Haag is het archief van deze commissie aanwezig.
De redactie heeft het vermoeden dat Harm Trompetter, de vader van Frederik (Frièrik) Trompetter in de Tweede Wereldoorlog brugwachter an de Gowe was. Zie de huwelijksakte van zoon Jan Trompetter. Het brugwachtershuis staat aan de Deeverse kant van de vaart, vandaar dat de overlijdensakte van Frederik (Frièrik) Trompetter in de gemiente Deever is ingeschreven.
Is de jonge Frederik (Frièrik) Trompetter naar Oost-Europa (naar de Oekraïne ?) vertrokken om daar te werken als boerenknecht (melkknecht ?) bij een Oostlandboer, om daar uiteindelijk ook Oostlandboer te worden ?
Was Frederik (Frièrik) Trompetter een bekende van Fokke Dieuwko Lindeboom ?
Was Frederik (Frièrik) Trompetter een bekende van de beruchte Deeverse N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma ?
Is Frederik (Frièrik) Trompetter omgebracht door partizanen ?
De redactie verwijst de zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief bijzonder graag naar de studententhesis ‘Fout werk in het Oosten’ van 26 juni 2011.

Posted in Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Fokke Dieuwko Lindeboom komp umme in Oekraïne

In Volk en Vaderland: weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland verscheen op 16 juli 1943 het volgende berichtje over het overlijden van N.S.B.’er en Oostlandboer Fokke Dieuwko Lindeboom uut Woater’n. 

In den strijd voor Leider, Volk en Vaderland, tegen het Bolsjewisme, is gevallen de Oostlandboer
Fokke D. Lindeboom
Stbno. 52165,
Landwirtschaftsführer,
oud 45 jaar.
Zijn nagedachtenis leeft in onze rijen voort.
Namens de Groep Diever
K.M. Balsma,
Groepsleider.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie probeert zoveel als mogelijk is aandacht te besteden aan al het gebeurde in de gemiente Deever in de Tweede Wereldoorlog.
De redactie verwijst de zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief voor meer begrip over dit bericht bijzonder graag naar de studententhesis ‘Fout werk in het Oosten’ van 26 juni 2011.
De redactie wist van horen zeggen van zijn moeder dat de op Woater’n bij haar in de buurt wonende boer Fokke Lindeboom een N.S.B.’er was en dood was gekomen in Oost-Europa. Het bijgaande overlijdensbericht getuigt daarvan.
Het overlijdensregister van de gemiente Deever vermeldt in aktenummer 19 van nota bene 3 juli 1952 het volgende:
Overleden: Fokke Dieuwko Lindeboom; geboren op 14 mei 1898 te Smallingerland, overleden op 7 juni 1943 te Oost-Europa,  zoon van Sipke Lindeboom en Trijntje Pool. Gehuwd geweest met: Engeltje Jager (in leven; echtgenote). Zie ook de afbeelding van de overlijdensakte (afbeelding 3)
Tijdens de Tweede Wereldoorlog emigreerden Nederlandse boeren, waaronder een aantal boeren uit Drenthe, waaronder Fokke Dieuwko Lindeboom uut Woater’n, naar door de Duitsers bezette landen, zoals Estland, Letland, Litouwen en met name Oekraïne. Het waren voor een deel N.S.B.’ers en voor een deel boeren die zich hadden laten overhalen door de Nederlandse Heidemaatschappij. Is Fokke Dieuwko Lindeboom gerecruteerd door de N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma ?
Fokke Dieuwko Lindeboom is overleden op 8 juni 1943 in Sitkowski in Oekraïne en is in die plaats ook begraven. De redactie kon nergens in de Oekraïne de plaats Sitkowski vinden.
De redactie weet niet wat de oorzaak van zijn dood is geweest. De Oostlandboeren werden vaak het slachtoffer van de strijdende partijen. Hebben partizanen Fokke Dieuwko Lindeboom om het leven gebracht ? De redactie weet ook niet of zijn vrouw Engeltje Jager met hem naar Oekraïne is vertrokken en waar zij na het einde van de Tweede Wereldoorlog terecht is gekomen. Engeltje Annes Jager is op 25 februari 1987 in Drachten overleden, zij was toen 88 jaar oud.
Denk nu niet dat N.S.B.-groepsleider Klaas Marcus Balsma, uitbater van café Brinkzicht an de Brink in Deever, zelf dit gehele bericht heeft bedacht. Nee. hij maakte gebruik van een soort van door de N.S.B. voorgekauwd overlijdensbericht waarbij de zin ‘In den strijd voor Leider, Volk en Vaderland tegen het Bolsjewisme, is gevallen …..’ en de zin ‘Zijn nagedachtenis leeft in onze rijen voort.’ vaste teksten waren. Wat zou het N.S.B.-stamboeknummer van Klaas Marcus Balsma zijn geweest ?

Fokke Dieuwko Lindeboom had als N.S.B.-stamboeknummer 52165. Hij was een landbouwleider in Oekraïne, wellicht gaf hij leiding aan een groepje geëmigreerde boeren.

Op 26 november 2017 reageerde de in Londen wonende Theo Veenstra als volgt:
De website genealogieonline.nl geeft aan dat Fokke Lindeboom in de Oekraïne is vermoord.
Ik doe via het internet genealogisch onderzoek naar mijn voorouders. Een van mijn overgrootmoeders is Geertje Lindeboom (1849-1922), die was gehuwd met Jurjen Veenstra (1841-1916).
Interessant is te weten dat Fokke Lindeboom’s broer Eize Jan en zuster Janna met hun partners en kinderen in het begin van de twintigste eeuw naar de U.S.A. zijn geëmigreerd en dat Eize Jan Lindeboom’s zoon George Sam (oorspronkelijk Gjalt Sipke), dus een volle neef van Fokke Lindeboom, in de Tweede Wereldoorlog als vrijwilliger in het Amerikaanse leger in de Stille Oceaan tegen de Japanners heeft gevochten.

Op 30 december 2017 reageerde de heer J. Stitselaar als volgt:
Fokke Dieuwko Lindeboom is volgens het Standesamt Berlin op 7 juni 1943 te Shitomir (UKR) overleden.
Volgens opgave is de doodsoorzaak ‘von partizanen ermordet’. Bijgaand de Duitse overlijdensakte van Fokke Dieuwko Lindeboom (zie afbeelding 2). De plaatsnaam Shitomir is volgens de Duitse spelling.

Op 28 juli 2018 reageerde de in Denemarken wonende heer Michel Dalstra als volgt:
Het volgende wil ik toevoegen aan de reactie van Theo Veenstra.
Eize Jan Lindeboom emigreerde naar Californië in de jaren 1920/1930.
Op zijn land bij Los Angeles werd het latere thema park Knott’s Berry Farm gevestigd.
Zijn dochter Trijntje (Tine) kwam al vóór de oorlog terug naar Nederland en was actief in het verzet in Drachten en omstreken. Zij werd gevangen genomen en heeft tot het einde van de Tweede Wereldoorlog in gevangenschap doorgebracht.
Eize Jan’s zuster Janna emigreerde met haar echtgenoot Brand Dalstra pas rond 1950 naar Californië.

Afbeelding 1
In Volk en Vaderland: weekblad der Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland verscheen op 16 juli 1943 het volgende berichtje over het overlijden van N.S.B.’er en Oostlandboer Fokke Dieuwko Lindeboom uut Woater’n.

Afbeelding 2

Afbeelding 3

Posted in Klaas Marcus Balsma, N.S.B., N.S.B.'er, Overlijdensbericht, Tweede Wereldoorlog, Woater’n | Leave a comment

Wat deud betonarbeider Marinus Pankow in Deever ?

In de webstee www.alledrenten.nl is de hier afgebeelde akte van overlijden van het kindje Marina Dina Pankow te vinden. De redactie van ut Deevers Archief kwam deze akte bij toeval tegen. Het twee jaar oude kindje Marina Dina Pankow is op 13 maart 1944 overleden in de gemiente Deever. Van het overlijden van het kindje is aangifte gedaan door de beruchte N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma. Hij was de houder van café Brinkzicht in Deever. De redactie weet niet of het kindje Marina Dina Pankow is begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.
De ouders van het kindje waren Marinus Pankow en Hiltje van Schouwen. Beiden woonden in Zierikzee.
Marinus Pankow was betonarbeider. Wat deud betonarbeider Marinus Pankow in Deever ? Wat deed betonarbeider Marinus Pankow in Deever ? De redactie heeft het vermoeden dat Marinus Pankow werkzaam was bij een aannemer, die betonnen verdedigingswerken voor de Frieslandriegel bouwde langs de Drentse Hoofdvaart voor de Duitse bezetter. De grote vraag is natuurlijk welke aannemer dat is geweest ? Was Marinus Pankow an de Deeverbrogge ingezet bij het fabrieksmatig maken van betonnen verdedigingselementen ? Was hij ervaren in het vlechten van wapeningsijzer ? Zie bijvoorbeeld de verdedigingselementen langs de Drentse Hoofdvaart bij Wittelte op bijgaande afgebeelde kleurenfoto, die de redactie op 9 april 2013 heeft gemaakt.
Waar waren hij en zijn vrouw ingekwartierd ? Wanneer zijn zij vertrokken naar Zierikzee ? Was was zijn relatie met Klaas Marcus Balsma ?
Marinus Pankow is geboren op 28 oktober 1902 in Zierikzee. Hij trouwde op 10 juni 1925 in Zierikzee met Hiltje van Schouwen. Zij is geboren op 18 november 1902 in Steenbergen. Zij is overleden op 25 februari 1997 in Hilversum.
Marinus Pankow komt voor in de databank Oorlogsslachtoffers Zeeland. Hij is overleden op 7 januari 1945 in Zierikzee. Hij werd tijdens een geallieerde artilleriebeschieting getroffen door granaatvuur.

Posted in Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

De stroom op Zorgvliet was in de oorlog op rantsoen

De redactie van ut Deevers Archief vindt bij het digitaliseren van zijn papieren archief (document scannen en vervolgens selectief in de oud-papier-bak gooien) bestaande uit vooral veel dozen en veel mappen en veel ordners met veel foto’s, kranten- en tijdschriftenknipsels, reclamemateriaal, folders, en zo voort, en zo voort, en zo voort, uut de gemiente Deever zo nu en dan een document waarvan de redactie het de moeite waard dit te tonen in ut Deevers Archief. De redactie vond in een van de dozen met de papieren nalatenschap van zijn moeder een toewijzing van electriciteit vanwege de rantsoeneeringsregeling voor verlichting en huishoudelijk gebruik ingaande op 25 januari 1943 voor aansluiting nummer 123 op Zorgvliet.

Rantsoeneering van electriciteit
Met ingang van 1 juli 1941 is het rantsoen voor electriciteit, ingevolge de beschikking van den secretaris-generaal van het departement van handel, nijverheid en scheepvaart van 30 juni 1941, nummer 33487 Ng, in het algemeen vastgesteld op 75% (drie vierden) van het normale gebruik.
In de volgende tabel is opgenomen het voor u als normaal te beschouwen verbruik in elk der 6 perioden van een jaar.
Wanneer u een verhooging is toegekend op grond van gegevens, die u ons hebt verstrekt en voor doeleinden, waarvoor thans nog een extra-rantsoen mag worden toegekend, is deze opgenomen in de kolom onder ‘extra’.
U zult niet meer mogen gebruiken dan 75% van de hoeveelheid, vermeld onder ‘normaal’, ‘exrtra’ of ‘tezamen’.
Omdat de rantsoeneeringsregeling voor verlichting en huishoudelijk gebruik bepaalde hoeveelheden (minima) noemt, die in elk geval mogen worden afgenomen, is aan de tabel een kolom toegevoegd, waarin die minima zijn vermeld. Deze mogen per periode worden verhoogd met 150 kWh, indien u volledig electrisch kookt en u voor de bereiding der maaltijden geen extra rantsoen vaste brandstoffen ontvangt. Deze 150 kWh gelden voor een gezin van 3 personen.
Wanneer dus in eenige periode het voor u geldend minimum hooger is dan 75% (drie vierden) van den grondslag in diezelfde periode, dan moogt u dit hoogste afnemen. Voor aansluitingen uitsluitend ten behoeve van industriële doeleinden (krachtaansluitingen) zijn geen minima vastgesteld.
Dee boetebepaling luidt thans, dat bij overschrijding 50% tot 300% wordt geheven over het meerdere verbruik, afhankelijk van de grootte der overschrijding. Bovendien kan bij overschrijding van het rantsoen de stroomtoevoer worden afgesloten.
Bij eventuele correspondentie over deze toewijzing, welke zoo beknopt mogelijk moet zijn, dient u boven aan den brief duidelijk te vermelden: naam en volledig adres, transformatorgebied en aansluitingsnummer (zie meterkaart of kwitantie). Brieven, waarin deze gegevens ontbreken of welke onleesbaar zijn, worden zonder meer terzijde gelegd.
Om teleurstellingen te voorkomen zij er op gewezen dat voor ruimteverwarming door middel van electriciteit geen stroom kan worden toegewezen.
Provinciaal Electriciteitsbedrijf in Friesland, de directeur, Van Dijk.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Wat opvalt is dat de toewijzing van het rantsoen electriciteit is uitgeschreven op 20 februari 1943 en rücksichtlos met terugwerkende kracht is ingegaan op 25 januari 1943 ! Zo tegen het einde van februari 1943 zal de toewijzing in handen zijn gekomen van de weduwe R. Donker, bewoonster van één van de huisjes van het Sint Anthonij Gasthuis naast de rooms katholieke kerk op Zorgvliet. Toen was de eerste periode (januari/februari) 1943 al voorbij. Het is te hopen dat de weduwe R. Donker in die periode niet meer dan 44 kWh heeft verbruikt.
In 1943 bestond de periode januari/februari uit 59 dagen. Het rantsoen in die periode was voor haar 44 kWh, dat wil zeggen ongeveer 0,8 kWh per dag, ongeveer 800 Wh per dag. Een gloeilamp van 40 W zou dan ongeveer 20 uur per dag kunnen branden. Twee gloeilampen van 40 W zouden dan 10 uur per dag kunnen branden. Maar het tegelijkertijd laten branden van twee gloeilampen van 40 W gedurende 10 uur per dag zal in die oorlogsdagen niet zijn gebeurd. Stel dat in deze donkere winterperiode met korte dagen één lamp van 40 W ongeveer 12 uur per dag brandde, dan zou het verbruik 480 Wh zijn. Dan kon per dag 320 Wh of per week 2240 Wh worden gebruikt voor bijvoorbeeld een elektrisch strijkijzer of voor het luisteren naar de verboden radio.
De zomerperiode juli/augustus bestaat uit 62 dagen. Het rantsoen in die periode was voor haar 18 kWh, dat wil zeggen ongeveer 0,29 kWh per dag, ongeveer 290 Wh. Stel dat in deze zomerse periode met lange dagen één lamp van 40 W ongeveer 4 uur per dag brandde, dan zou het verbruik 160 Wh zijn. Dan kon per dag slechts 130 Wh of per week slechts 910 Wh worden verbruikt voor een elektrisch strijkijzer of voor het luisteren naar de verboden radio.
Wat opvalt aan het formulier is dat in plaats van het woord ‘maximum’ het woord ‘minimum’ is gebruikt.
Het Provinciaal Electriciteitsbedrijf Friesland leverde via de transformator in Elsloo de stroom aan de bewoners van Zorgvliet, Woater’n en de Olde Willem (an de aandere kaante van de Deeverse bos). De N.V. Laagspanningsnetten heeft de levering van stroom aan Zorgvliet, Wateren en Oude Willem (an de aandere kaante van de Deeverse bos) altijd onrendabel gevonden, vanwege de lange stroomkabel tussen Deever en de Olde Willem, Woater’n en Zorgvliet deur de Deeverse bos.

Afbeelding 1
Voorkant van het formulier
Afbeelding 2
Achterkant van het formulier

Posted in Tweede Wereldoorlog, Zorgvliet | Leave a comment

Ut passeneel van ut distributiekantoor an de brink

In het onvolprezen papieren blad Opraekelen, nr. 06/3 (september 2006) van de onvolprezen Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever publiceerde de redactie van ut Deevers Archief bijgaand bericht over het personeel van de distributiedienst, die vlak voor, in en enige jaren na de Tweede Wereldoorlog was gevestigd in het oude gemeentehuis aan de brink van Deever

De laatste distributiemaatregelen werden in 1952 opgeheven
Personeel van het distributiekantoor in Diever – 1945 of 1946 of 1947

De heer Lambertus (Bertus) Koning uit Delden was zo welwillend deze foto aan de Historische Vereniging Gemeente Diever te schenken, waarvoor wij hem bijzonder erkentelijk zijn. Zeker ook, omdat achter op de foto de naam van elke persoon op deze foto staat. De foto is afkomstig uit de verzameling van zijn zuster wijlen Aaltje Koning. Zij ging na de bevrijding werken bij de distributiedienst, die was gevestigd in het oude gemeentehuis aan de Brink in Diever.
Jan Dekker, het hoofd van de distributiedienst, overleed op 24 juli 1950.
Vanwege het flinke aantal personeelsleden is het aannemelijk dat de foto in 1945, 1946 of 1947 is gemaakt. Na die tijd werden steeds meer distributiemaatregelen opgeheven en moest het personeelsbestand geleidelijk aan krimpen.
De Nederlandse overheid wilde in 1939 met het invoeren van de distributiewet bereiken dat toen schaarse levensmiddelen, kleding, schoenen en andere onmisbare zaken zo goed mogelijk onder de bevolking werden verdeeld.
Een voorlichtingsbrochure uit 1939 vermeldt:
“Distributie wordt -en dat is zeer begrijpelijk- als een onaangenaam ingrijpen in onze levensgewoonten gevoeld. Moge men in steeds breederen kring beseffen, dat dit onaangename ingrijpen een voorwaarde is om de volkshuishouding in de juiste banen te houden en moge men tevens overtuigd zijn, dat dit in Nederland op doeltreffende wijze geschiedt.”
Veel goederen waren voor en in de Tweede Wereldoorlog, maar ook nog lange tijd daarna op de bon (de bonn’n bint nog hiel lange deur egoane) en dat laatste is nog maar bij weinigen bekend.
Het Dieverse verzet heeft in de oorlog het gemeentehuis overvallen. Het verzet had het voorzien op het bevolkingsregister én op de distributiebonnen in de kluis van de distributiedienst, waarmee vele onderduikers konden worden geholpen. De bonnen waren onmisbare betalingsmiddelen in de oorlog. Ze waren gehaat, maar ook gezocht.

Op bijgaand afgebeelde foto poseert het personeel van de distributiedienst in de gemiente Deever bij de oude brandweergarage achter het oude gemeentehuis aan de brink in Deever.
Op de voorgrond zitten van links naar rechts gezien:
Wicherdina Aaltina Kleene (geboren op 20 december 1918 in Wapse, overleden op 13 november 1953 in Wapse, getrouwd met Jan Boers);
Truus Ros (niet afkomstig uit de gemiente Deever, gegevens onbekend);
plaatsvervangend hoofd Jansje Blauw (geboren op 14 januari 1924 op Zorgvlied, overleden in 2000 in Almelo, getrouwd met Tjebbe de Groot);
Trientje Madhuizen (geboren op 29 september 1919 in Wapse, overleden op 9 juli 1988 in Deever, zij is begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever).
De daar achter staande rij van zes personen bestaat van links naar rechts gezien uit:
Aaltje Koning (geboren op 16 september 1924 in Deever, overleden op 15 december 1991 in Borne, ongetrouwd);
T. Pol (niet afkomstig uit de gemiente Deever, gegevens onbekend);
J. Snijder (niet afkomstig uit de gemiente Deever, gegevens onbekend);
R. Tenholt (niet afkomstig uit de gemiente Deever, gegevens onbekend);
Jan Post (geboren op 31 juli 1923 in Deever, overleden op 19 november 2000 in Meppel, getrouwd met Jannie Bakker);
L. van de Berg (gegevens onbekend, afkomstig uit Wapse ?).
De vier achterste mannen zijn van links naar rechts gezien:
H. Drent (niet afkomstig uit de gemiente Deever, gegevens onbekend);
Adrianus Betten (gegevens onbekend, afkomstig uit Zorgvlied ?);
hoofd Jan Dekker (geboren op 16 december 1915 op de Smilde, overleden op 24 juli 1950 in Deever, getrouwd met Jantina (Tine) Doorten). (kan dochter Greetje Dekker uut Deever dat bevestigen ?)
De vierde man (of was het de derde man ?) is door een omissie niet overgeschreven van de achterkant van de afgebeelde foto.

Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief kan gegevens doorgeven van de dames Truus Ros en J. van de Berg en de heren T. Pol, J. Snijder, R. Tenholt en H. Drent ?

Posted in Gemiente Deever, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

De parachute van twee Duutse pilot’n gung neet lös

In het archief van de gemiente Deever is aanwezig een tweetalige brief, opgesteld door gemeentesecretaris Jan Boesjes, de commandant van de luchtbeschermingsdienst te Deever en Pier Obe Posthumus, de N.S.B.-burgemeester van de gemiente Deever. De brief betreft het melden van het neerstorten van twee Duitse piloten binnen de grens van de gemiente Deever aan de Duitse bezetter.

Luchtbeschermingsdienst Diever
Op Dinsdag 15 augustus 1944 te ongeveer 13 uur zijn in deze gemeente twee Duitse piloten neergestort doordat het valscherm zich niet ontplooide.
In een weiland in Wittelte (Noord) stortte neer de piloot Karl Lampen, geboren 10 augustus 1920 te Gahlen, Rheinland, wonende Hafenstrasse 25 te Dorsten, Westfalen, wiens vliegtuig waarschijnlijk in de gemeente Dwingelo gevallen is.
Te Oude Willem, bij Hoeve aan den Weg, kwam neer de oberführer Horst Starzinski, geboren 9 november 1923 te Schloppe, wonende Horst Wesselstrasse 4 te Schloppe, wiens toestel in de gemeente Vledder neerstortte.
Beide vliegeniers moeten onmiddelijk dood geweest zijn. De lijken zijn op bevel van den Ortskommandant te Assen overgebracht naar het lijkenhuisje te Diever, en zullen blijkens ontvangen mededeling naar Zwolle worden vervoerd, teneinde aldaar te worden begraven.
Hiervan wordt kennis gegeven aan:
1. De rijksinspectie voor de bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen te ’s Gravenhage (in duplo);
2. De Polizeioffizier te Assen.
Diever, 16 augustus 1944.
De commandant van de luchtbeschermingsdienst te Diever, getekend Jan Boesjes.
Gezien, 16 augustus 1944.
De burgemeester van Diever, getekend Pier Obe Posthumus.

Luftschutzdienst Diever
Am Dienstag 15 August 1944 um ungefähr 13 Uhr sind in dieser Gemeinde zwei Deutsche Pilote abgestürzt, weil ihr Parachute sich nicht entfaltete.
In einer Wiese in Wittelte (Nord) stürzte der Pilot Karl Lampen ab, geboren den 10. August 1920 in Gahlen, Rheinland, wohnhaft in Dorsten Westfalen, Hafenstrasse 25, dessen Flugzeug warscheinlich in der Gemeinde Dwingelo heruntergekommen ist.
In Oude Willem bei dem Bauernhof ‘Hoeve aan den Weg’ stürzte ab der Oberführer Horst Starzinski, geboren den 9. November 1923 in Schloppe, wohnhaft Horst Wesselstrasse 4 in Schloppe, dessen Flugzeug in der Gemeinde Vledder herunterkam.
Beide Flieger sind zweifelsohne sofort tot gewesen. Die Leichen sind auf Befehl der Ortskommandanten in Assen nach der Leichenhalle in Diever transportiert worden und werden wie es sich aus der erhaltenen Mitteilung ergibt nach Zwolle weiterbefördert werden zur dortigen Beerdiging.
Obiges wird zur Kenntnis gebracht von
1. Der Reichinspection der zivilen Luftschutzes im Haag (in zwei exemplaren);
2. Dem Polizeioffizier beim Beauftragten des Reichskommissares für die Provinz Drenthe in Assen.
Diever, den 16. August 1944.
Der Kommandant des Luftschutzdienstes in Diever, Jan Boesjes.
Beglaubigt, den 16. August 1944.
Der Bürgermeister von Diever, Pier Obe Posthumus.

In het in 1995 uitgegeven boek ‘Steenwijk in 40-45, een historisch document’ verzameld en bewerkt door drs. H. Spreen staat op bladzijde 66 de volgende tekst over het neerstorten van piloot Horst Starzinski en zijn Messerschmidt.

Locatie nr. 17 – Doldersum/Boschoord
Dit toestel, dat door Amerikaanse boordkanonnen buiten gevecht was gesteld, kwam vanuit oostelijke richting branden neer op de heide. De plek lag ten noorden van de straatweg Doldersum-Wateren, niet ver van de jachthut aldaar. De heide vatte vlam, zodat een flinke brand het gevolg was. Personeel van de Maatschappij van Weldadigheid dat daar in het bos werkte, wist de brand te blussen. Bij de komst van Duitse militairen werden zij weggehouden van het vliegtuigwrak. Daardoor ontstond de indruk dat het een geheim vliegtuigtype betrof. Later werd duidelijk dat het ging om het toestel van een van de meest succesvolle vliegers van de Luftwaffe: Offizier Horst Starzinski, 21 jaar. De man werd dood aangetroffen bij Hoeve aan den Weg aan de weg Diever-Wateren. Hij was het slachtoffer geworden van zijn parachute, die niet was opengegaan. Zijn Messerschmidt Bf-109G droeg het kenteken nummer 166043 en behoorde ook tot het onderdeel, zoals genoemd in locatie nummer 15 (redactie: zesde Staffel (squadron) van het Jagdgeschwader 5 (Eismeer).

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
De piloot Karl Lampen stortte neer in een weiland op ’t Noord bij Wittelte.

Het vliegtuig van de piloot Karl Lampen stortte neer op het landgoed Oldengaerde in de gemiente Dwingel.
De piloot Horst Starzinski stortte neer bij de boerderij ‘Hoeve aan den Weg’ in de Olde Willem.
Het vliegtuig van de piloot Horst Starzinski stortte neer bij Boschoord in de gemiente Vledder.
Zie ook het bericht Messerschmitt stort in 1944 neer bij Boschoord.
Was het de ijverige wel op zijn post gebleven gemeentesecretaris Jan Boesjes die deze brief in het Duits vertaalde of was de vertaler van de brief N.S.B.-burgemeester, voormalig reiziger in smeerolie en landbouwmachines, Pier Obe Posthumus ?
Gemeentesecretaris Jan Boesjes heeft eigenhandig de Nederlandse en de Duitse versie van de brief ondertekend, maar voor de handtekening van N.S.B.-burgemeester Pier Obe Posthumus is zijn stempel gebruikt.
Meer gegevens over Horst Starzinski zijn te vinden in de webstee Findagrave.
Meer gegevens over Karl Lampen zijn te vinden in de webstee Findagrave.

 

Posted in de Olde Willem, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

N.A.D.’ers op un trappe in de kaamp an de Gowe

Op 1 januari 1942 voerde de Duitse bezetter voor mannen en vrouwen van 18 jaar de ongewapende arbeidsdienstplicht in. De mannen werden hiervoor naar een ver van hun woonplaats gelegen werkkamp van de Nederlandsche Arbeidsdienst (N.A.D.) gestuurd. Het werkkamp Diever van de Nederlandse Arbeidsdienst (N.A.D.) lag niet in Deever, maar in de buurt van de Gowe. Na de Tweede Wereldoorlog was daar het jongenskamp ‘de Eikenhorst’ gevestigd.
De op de afgebeelde foto aanwezige zwart geüniformeerde arbeidsmannen uit het werkkamp van de Nederlandsche Arbeidsdienst (N.A.D.) an de Gowe vervulden hun arbeidsdienstplicht (ongewapende dienstplicht) in de periode van 7 juli 1943 tot en met 15 december 1943.
Ten tijde van hun verblijf in het werkkamp an de Gowe zijn deze mannen op de foto gezet bij de trap naar het sport- en excercitieterrein in de kaamp. Deze foto was aanwezig in de verzameling van Cornelis van der …, een zoon van een boer uit een polder ten noorden van Schiedam. Hij staat op de hier afgebeelde foto.. De redactie van ut Deevers Archief is niet bekend met de namen van de andere mannen op de foto. De redactie weet derhalve ook niet wie wie is op deze foto.

Posted in de Gowe, N.A.D.-kamp, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Wat hef Jan Garriet Kloeze in ut vuset edoane ?

In de krant Trouw verschenen op 5 oktober 1945 in een speciale uitgave voor Drente de volgende twee advertenties over het overlijden van verzetsman Hermannus Vos in het concentratiekamp Wöbbelin.
De Duitsers omsingelden in de ochtend van die fatale 22 november 1944 het onderduikershol in de bossen op Berkenheuvel. De verzetsmannen Hermannus Vos, Hilbert Gunnink, Roelof Eggink en Gerhardus Koster, die op dat moment in het hol zaten, konden geen kant op en werden  gearresteerd.
Wat in de tweede advertentie opvalt is de naam van Jan Gerrit Kloeze in de zin: Evenals mijn andere vrienden Jan Gerrit Kloeze en Thijs Drupsteen is ook hij gevallen om het woord Gods en zijn getuigenis.
Jan Gerrit Kloeze wordt wel vermeld in de webstee van de Oorlogsgravenstichting. Voor zover bekend bij de redactie van ut Deevers Archief zat Jan Gerrit Kloeze niet in het Deeverse verzet.
Jan Gerrit Kloeze is op 11 juni 1916 geboren in de gemiente Deever. Hij is overleden op 24 november 1944 in Den Haag. Hij is begraven op de begraafplaats Oude Eik en Duinen in Den Haag. Jan Gerrit Kloeze is een zoon van smid Jan Kloeze en Lammigje van der Kuijlen. Smid Jan Kloeze was een broer van smid Albert Kloeze. Jan Gerrit Kloeze was een broer van Roelofje Kloeze, Albert Jan Kloeze en Hendrika Kloeze. Jan Gerrit Kloeze was getrouwd met Trijntje Ietje Pot. In Den Haag was hij ambtenaar op het departement van defensie.
De redactie heeft van Jan Gerrit Kloeze helaas geen andere gegevens kunnen vinden in openbare bronnen op het internet. Is Jan Gerrit Kloeze misschien te zien op een bewaard gebleven schoolfoto van de Griffemièrde Skoele ? Waar zat Jan Gerrit Kloeze in het verzet ? In Den Haag ? Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief kan hier uitsluitsel over geven ?

Posted in Alle Deeversen, Tweede Wereldoorlog, Verzet | Leave a comment

Jan Booiman is estör’m in Warnemünde

Op 21 augustus 1943 verscheen in het Drentsch dagblad de volgende advertentie over het overlijden van Jan Booiman in een werkkamp in Warnemünde in het Noorden van Duitsland.

Heden ontvingen wij de droeve tijding, dat door een noodlottig ongeval om het leven is gekomen, onze mede-arbeider Jan Booiman op den bloeiende leeftijd van ruim 19 jaar. Directie en personeel van de Meubelfabriek ‘de Toekomst’. Dieverbrug, Augustus 1943.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
In de Tweede Wereldoorlog kwamen drie mannelijke inwoners van de gemiente Deever om in werkkampen:
Jan Booiman (19 jaar) op 29 juli 1943 in Warnemünde in Duitsland;
Gerrit Kuiper (16 jaar) op 21 november 1942 in de Olde Willem;
Abraham Oostra (36 jaar) op 26 september 1944 in Osnabrück in Duitsland.
Hun naam staat gegraveerd op een plaat die zit vastgeschroefd aan het oorlogsmonument in de vorm van een zwerfsteen, die aan het begin van de Bosweg in Deever staat.
De advertentie leert ons ook dat Jan Booiman voor zijn gedwongen vertrek naar Duitsland als arbeider werkzaam was bij meubelfabriek ‘de Toekomst’ an de Deeverbrogge en dat deze meubelfabriek al in of vóór de Tweede Wereldoorlog an de Deeverbrogge was gevestigd.

Posted in An de Deeverbrogge, Bosweg, Meubelfabriek 'de Toekomst', Overlijdensbericht, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Op ut maarktturrein teeg’n de wal van de kaarkhof

De redactie van ut Deevers Archief heeft bijgaande kleurenfoto op 3 oktober 2012 gemaakt.
Op de foto is de bos rododendrons op ut maarktterrein teeg’n de wal van de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever te zien.
Op deze plaats vermoordde de Duitser Fritz Habener op 10 april 1945 de volgende tien personen:
– Nicolaas Houwer, geboren op 8 mei 1882 in Deever;
– Kornelis Kerssies, geboren op 15 maart 1885 in Wittelte;
– Harman Bennen, geboren op 4 augustus 1891 in Deever;
– Roelof Hunneman, geboren op 5 juni 1898 in Deever;
– Hendrik Akkerman, geboren op 15 februari 1904 in Zwolle;
– Klaas Daleman, geboren op 22 mei 1906 in Wittelte;
– Jan Houwer, geboren op 23 juli 1911 op Kalter’n;
– Koop Houwer, geboren op 16 mei 1915 in Deever;
– Antonius Maria Gerardus Janssens, geboren op 26 mei 1926 in Tilburg;
– Joseph Cornelis Maria Janssens, geboren op 10 oktober 1930 in Berkel;
Koop Westerhof werd ook neergeschoten, maar overleefde de moordpartij; geboren op 10 oktober 1916, overleden op 18 september 1995.

Posted in 10 april 1945, Kaarkhof Grönnegerweg, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Is ut huus van Oarn’d Mogg’n in de fik esteuk’n ?

In de Tweede Wereldoorlog stuurde de heer Jan Boesjes, secretaris van de gemiente Diever, op 25 augustus 1943 een brief, waarin verwerkt een telefonisch en een op schrift gesteld rapport van Auke Feentra (onderluitenant-groepscommandant van de Marechaussee van de Groep Diever te Dwingeloo) aan de SIPO (Sicherheits Polizei) in Assen, het Gewestelijk Politie Presidium in Leeuwarden, de commandant van de Marechaussee van het Gewest Groningen, de afdelings-commandant van de Marechaussee in Beilen en de Burgemeester van de gemeente Diever. De brief aan de SIPO werd per koerier verzonden.

Ten vervolge op en ter bevestiging van zijn telefonische melding van heden nacht, luidende: ”De Groepscommandant der Marechausse Groep Diever, te Dwingeloo, bericht, dat in den nacht van 24 op 25 augustus 1943 de boerderij van den  landbouwer A.M. te Dieverbrug No. 11, gemeente Diever, is afgebrand. De brand werd te omstreeks 0.30 uur ontdekt. A.M. is plaatselijk Bureauhouder en staat bekend als nationaal socialistisch gezind. Aan kwaadwilligheid wordt gedacht. Schade ongeveer f. 10.000,-. Distributiebescheiden en waardevolle papieren zijn behouden. Van den dader ontbreekt elk spoor.”; heb ik de eer U te berichten dat op 25 augustus 1943 te omstreeks 2.15 uur, de Groep vanuit De Wijk telefonisch bericht kreeg, dat in de richting Diever brand werd waargenomen.
Onverwijld heb ik mij met alle beschikbare personeel naar den plaats van den vermoedelijken brand begeven. Bij aankomst bleek ons dat de boerderij van A.M. brandde en dat het dak reeds geheel en de muren gedeeltelijk waren ingestort. Bedoelde boerderij stond te Dieverbrug No. 11 in de gemeente Diever.
Bij onzen aankomst was de gemeente brandweer van Diever reeds eenigen tijd met de blussching bezig en werd door de motorbrandspuit water gegeven. Alle meubelen en kleeding konden nagenoeg worden gered. A.M., die tevens plaatselijk Bureauhouder is, kon de distributiebescheiden en waardevolle papieren van zijn administratie in veiligheid brengen. Met de boerderij is een kleine hoeveelheid graan, twee geiten en een weinig ander goed verloren gegaan. Aanvankelijk werd aan kwaadwilligheid gedacht, doch na gedaan onderzoek zijn er verschillende aanwijzingen die sterk doen denken aan kortsluiting. De schade bedraagt ongeveer f. 10.000,-
Opgemerkt zij dat de Groep eerst ongeveer 2 uren na het ontdekken van den brand door den Luchtwachtpost uit De Wijk werd gewaarschuwd en dat kort na het telefoonbericht uit De Wijk een melding van de Luchtwachtpost te Diever binnen kwam. Terstond nadat ik mij ter zake op de hoogte had gesteld, zijn de voorgeschreven meldingen verricht en werd bovendien een gelijke melding, met verzoek om een onderzoek door een deskundige, gedaan aan de Rijksrecherchecentrale te ’s-Gravenhage, waarop inmiddels eveneens telefonisch werd bericht dat een deskundige was aangewezen en het gevraagde onderzoek ten spoedigste zou plaats hebben.
Voor afschrift conform, de secretaris van Diever, J. Boesjes (handtekening)

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Dat deze brief per koerier aan de Duitse SIPO (Sicherheits Polizei) werd gestuurd, moet ingegeven zijn door het in de brief vermelde vermoeden van kwaadwilligheid.
Landbouwer A.M. is de N.S.B.’er Arend Muggen. Hij was plaatselijk bureauhouder van de distributiedienst.
De zinnen ‘Aan kwaadwilligheid wordt gedacht.’ en ‘Van den dader ontbreekt elk spoor.’ doen tussen de regels door vermoeden dat de rapporteur dacht aan een doelgerichte brandstichting. Bijvoorbeeld door een lid van de plaatselijke of regionale ondergrondse (verzet) ? In Deever ging het nooit bewezen hardnekkige gerucht dat verzetsleider Johannes Post de brand in het rieten dak had aangestoken.   
Een afschrift van deze brief werd op 22 mei 1946 verzonden aan het Bureau Wederopbouw Boerderijen in Assen. De boerderij van de N.S.B.’er Arend Muggen is echter niet herbouwd.
De Luchtwachtpost te Diever bevond zich in de gemeentelijke toren aan de brink van Deever.
Aan het einde van de brief wordt echter verzocht om onderzoek door een deskundige van de Rijksrecherchecentrale. De opmerking dat verschillende aanwijzingen sterk doen denken aan kortsluiting, lijkt meer een wens, die de vader van een gedachte is.
De met riet gedekte boerderij brandde helemaal af. De met pannen gedekte varkensschuur naast de boerderij kon worden behouden. De na de oorlog beetje bij beetje in verval geraakte varkensschuur is in 2015 afgebroken.
De redactie heeft bijgaande kleurenfoto van de in verval geraakte varkensschuur gemaakt op 14 februari 2008.
De redactie verwijst ook naar het bericht Wat overbleef van de boerdereeje van Oar’nd Mogg’n.

Posted in N.S.B., N.S.B.'er, Tweede Wereldoorlog, Verdwenen object | Leave a comment

De buss’n van de D.A.B.O. hept un holtgasgenerator

In de Tweede Wereldoorlog verscheen in het Nieuwsblad van het Noorden van 28 mei 1941 het navolgende verslag van de algemene vergadering van aandeelhouders van de N.V. Drentse Autobus Onderneming (D.A.B.O.). De gemiente Deever was ook aandeelhouder van deze vervoersmaatschappij, daarom zal de toen nog in functie zijnde burgemeester Jan Cornelis Meiboom (die in de Deeverse volksmond altijd ome Kees werd genoemd) van deze gemeente ook wel aanwezig zijn geweest, hij mocht gratis met de bussen van de D.A.B.O. reizen. 

De Abracadabra-1460D.A.B.O. 
Jaarvergadering te Meppel
In de alhier gehouden algemeene vergadering van aandeelhouders der N.V. Drentsche Autobus Onderneming (D.A.B.O.), onder presidium van den heer G. Wijsman, burgemeester der gemeente Meppel, werd door den directeur, den heer L. Lamberts Jzn. het jaarverslag uitgebracht, waaraan wij ontleenen, dat na de overwonnen moeilijkheden door een buitengewone sneeuwperiode, tengevolge van de oorlogsdagen het bedrijf moest worden stilgelegd, waarna weder een beperkte dienstregeling kon worden ingevoerd.
Door de steeds kleiner wordende toewijzing van benzine en gasolie moesten gasgeneratoren worden aangeschaft.
Het passagiersvervoer nam toe van 365.000 personen in 1939 tot 399.577 in 1940, dus met rond 40.000.
Het aandeelenkapitaal, dat geplaatst is, steeg tot f. 55.000. Op de leeningen werd f. 5000 afgelost. Voor den bouw van het station Eursinge werd een hypotheek opgenomen van f. 11.500.
Het bruto-overschot van de bedrijfsrekening bedroeg f. 56.539,24. Na diverse afschrijvingen, waarvan o.m. f. 26.188,12 op het wagenpark, blijft er een nettowinst over van f. 23.285,11, waarvan f. 7.334,77 voor winstbelasting moet worden gereserveerd. In het pensioenfonds voor het personeel werd f. 2.000 gestort.
In 1940 kwam de consessie voor een dienst Steenwijk-Frederiksoord-Vledder-Diever in bezit, maar eerst na voldoende gasgeneratoren zal deze dienst in exploitatie genomen kunnen worden.
De dagelijksche diensten Hoogeveen-Ommen vice versa, die over Wijster en de marktdiensten zijn geheel stopgezet evenals de exploitatie van het toerwagenbedrijf. Wel worden nog geregeld arbeiders naar de werkverruimingskampen in Drenthe vervoerd.
Gedurende de oorlogsdagen was personeel en materiaal gerequireerd voor evacuatie der bevolking. Een chauffeur werd gewond. De chauffeur R. Lubbers sneuvelde.
De nieuwe bedrijfsgebouwen te Meppel werden 27 juli 1940 in gebruik genomen, het autobusstation te Eursinge werd in November jongst leden voor het publiek opengesteld.
Dank werd gebracht aan den heer D. Baron Mackaay, den voormaligen president-commissaris, die in September naar Zutphen vertrok, voor alles wat hij in het belang der Vennootschap heeft gedaan.
Besloten werd 5 procent dividend uit te keeren en het resterend bedrag van de winst toe te voegen aan de reserves, die daarmede stijgen tot f. 26.287.70.
Tot commissaris werd herbenoemd de heer E.B. van Veen, burgemeester der gemeente Nijeveen, terwijl in de vacature ontstaan door het vertrek van den heer mr. J. de Blieck, tot commissaris werd benoemd de heer J. ter Haar Jzn., wethouder der gemeente De Wijk.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De hier afgebeelde foto van een Opel Hainje autobus uit 1939 uitgerust met een houtgas-generator is gemaakt op 7 april 1941 bij het treinstation in Assen. Achter op de houtgasgenerator staat D.A.B.O.
Op de drukke lijn Möppel-Deeverbrogge-Deever-Dwingel-Deeverbrogge-Assen vice versa zal vanaf 1941 vanwege de schaarste aan benzine en gasolie zonder twijfel met autobussen met houtgasgenerator zijn gereden.
De redactie verwijst voor gegevens over de N.V. Drentse Autobus Onderneming (D.A.B.O.) gemakshalve naar de betreffende pagina in de webstee Wikipedia. Voor wat deze gegevens waard zijn.
De gemiente Deever ontving in het betreffende boekjaar een dividend van 5 procent van de waarde van haar aandeel in de naamloze vennootschap, die streekvervoer per autobus in voornamelijk het westelijk deel van Drente exploiteerde.

Abracadabra-1461

Posted in Openbaar vervoer, Topstuk, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Ansichtkoate van veer oorlogsmonement’n

Elk jaar op 4 mei worden ’s avonds de oorlogsslachtoffers uit en in de gemiente Deever herdacht bij het oorlogsmonument op ut maarktturrein an de Bosweg in Deever. Bijgaand afgebeelde ansichtkaart in kleuren toont vier oorlogsmonumenten in de gemiente Deever. Voor zover bekend bij de redactie van ut Deevers Archief is dit de enige ansichtkaart uit de gemiente Deever waarop een combinatie van vier oorlogsmonumenten is te zien. De redactie weet niet precies in welk jaar deze ansichtkaart is uitgegeven, maar heeft het vermoeden dat dit omstreeks 2010 is geweest.
Op de ansichtkaart zijn te zien het oorlogsmonument aan het begin van de Bosweg in Deever (links boven), het onderduikershol op Berkenheuvel (links midden), het oorlogsmonument aan de Hunterweg in de Olde Willem (links onder) en het oorlogsmonument bij Hoeve aan den Weg in de Olde Willem (rechts). De redactie heeft in heel wat berichten in ut Deevers Archief aandacht besteed aan deze oorlogsmonumenten.
De webstee Traces of War besteedt ook aandacht aan deze vier oorlogsmonumenten in de gemiente Deever, te weten het oorlogsmonument aan het begin van de Bosweg in Deever, het onderduikershol op Berkenheuvel, het oorlogsmonument aan de Hunterweg in de Olde Willem en het oorlogsmonument bij Hoeve aan den Weg in de Olde Willem.

Posted in Onderduikershol, Oorlogsmonement, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Ut stroatnaèmbröttie veur vaè en seune Koster

De doodlopende Kosterstraat is te vinden op de Westeresch van Deever.
Zie ook de bijgaande twee kleurenfoto’s, die de redactie van ut Deevers Archief op donderdag 4 november 2017 heeft gemaakt tijdens een halfjaarlijks koekeloerrondje door de gemiente Deever.
Eigenlijk is de Kosterstraat meer een soort van karig en goedkoop doorgaand Kosterpaadje, maar wel met van die vervelende gemeentelijke betuttelpaaltjes aan het begin van het paadje. Stel je toch eens voor dat vanaf de Brinkstraat auto’s de smalle Kosterstraat in zouden worden gereden of omgekeerd. Dat moet echt niet mogelijk zijn.
Het straatnaambordje aan de kant van de Dingspilstraat oogde op 4 november 2017 verloederd, versmeerd en verweerd. De tekst onder de naam van de straat was zelfs niet meer te lezen. Dit bordje staat in schril contrast met de keurig opgepoetste bordjes aan het begin van de oprijlaan met de naam Gemeentehuislaan.
De Kosterstraat is vernoemd naar de Deeverse verzetsstrijder Geert Gerhardus Koster (geboren op 24 mei 1925 in Deever, overleden op 24 maart 1945 te Paigerhorst). Verzetsstrijder Geert Gerhardus Koster is de zoon van de Deeverse verzetsleider Geert Koster (geboren op 5 januari 1900 in Nieuw Buinen,, overleden op 26 maart 1996 in Deever).
Vader Geert Koster onthulde het straatnaambord op 9 mei 1988; zie het bijgevoegde artikel, dat op 9 mei 1988 is gepubliceerd in de Olde Möppeler (Möppeler Kraante).
Erg opmerkelijk is dat de Dametjes En Heertjes Van Het Hardgrondige Gelijk In Het Gemeentehuis Aan De Brink In Deever in 1988 de straat alleen naar zoon Geert Gerhardus Koster hebben vernoemd en niet naar vader en zoon Koster, maar wel schaamteloos de oude vader Geert Koster het bord lieten onthullen.
Nog erger opmerkelijker is dat de Dametjes en Heertjes Van Het Ondoorgrondelijke Gelijk In Het Gouden Raadhuis Aan De Gemeentehuislaan de tekst onder de naam van de straat na het overlijden van vader Geert Koster niet direct respectvol heeft aangepast door ook vader Geert Koster te vernoemen.
Bijvoorbeeld, wat te denken van de volgende voor de hand liggende tekst:
Geert Koster, 1900-1996; Geert Gerhardus Koster, 1925-1945; Vader en zoon, verzetsstrijders.
De redactie van ut Deevers Archief heeft zijn burgerlijke vrijheid en verantwoordelijkheid genomen en bedacht voor de Dametjes En Heertjes Van Het Niet Bestrijdbare Straatnamengelijk In Het Diamanten Raadhuis Aan De Gemeentehuislaan in Deever alvast van het straatnaambordje gratis bijgaand voorlopig concept van het voorlopige overleg- en herkauwontwerp. Want het nederige conceptje moet vast nog wel in allerlei vergader- en overleg- en consultatiegroepjes worden gegooid. Want niets is zo moeilijk als het bedenken en ontwerpen van een straatnaambord.
Maar het zal de Dametje En Heertje Van Het Bovenmenselijke Straatnaambordengelijk In Het Comfortabele Raadhuis Aan De Gemeentehuislaan in Deever – toch wel enige ambtelijke goede wil en moeite gaan kosten om meer dan twintig jaren na het overlijden van verzetsleider vader Geert Koster aan de verantwoordelijke politieke bazen voor te stellen het onderschrift op het straatnaambord alsnog te wijzigen, opdat ook verzetsleider vader Geert Koster op gepaste wijze wordt geëerd. Een dorp dat zijn oorlogsverleden willens en wetens vergeet, heeft geen recht op een toekomst.
Maar het echte doorslaggevende en financiële aapje komt nu uit het mouwtje
Want de Dametje En Heertjes Van Het Grote Gelijk In De Behandeling Van Tweede Wereldoorlog Zaken en De Dametjes En Heertjes Van Het Roestvaststalen Straatnaambordengelijk In Het Aangename Raadhuis Aan De Gemeentehuislaan in Deever kunnen met een gerust hart de wijziging aan hun respectievelijke politieke baas voorstellen, want de redactie van ut Deevers Archief tornt niet aan de naam Kosterstraat, dus de Voorkant Van Het Gemeentelijke Gelijk hoeft niet het hoofd te bieden aan administratieve kosten ten gevolge van een straatnaamwijziging.
Wellicht zullen de verantwoordelijke politieke bazen van de gemeente Westenveld over de voorgestelde wijziging van het onderschrift van het straatnaambord langdurig en diepgaand willen overleggen met de voorzitter en de straatnaamdeskundologen van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever.
Duurzame eerlijke-handel straatnaamborden met hun bevestigingsmaterialen zijn tegenwoordig gemakkelijk bij diverse bedrijven via internet te bestellen (vandaag besteld, morgen in het Raadhuis aan de Gemeentehuislaan). De redactie raamt de maak- en verzendkosten voor dit bord met bevestigingsmateriaal op ongeveer 100 euro, dus voor het vervangen van het bord aan beide kanten van het paadje bedragen de materiaalkosten ongeveer 200 euro.
De gemeente Westenveld zou deze onvoorziene en zeer zeker ongewenste kosten kunnen betalen uit de begrotingspost zitbanken in de openbare ruimte, want op deze post kan winst worden gemaakt, omdat voor een nieuwe zitbank in de openbare ruimte tegenwoordig gemakkelijk een sponsor is te vinden.
En de om werk zeer verlegen zittende dorpskrachten van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever zijn vast wel bereid de twee aanwezige straatnaamborden te verwijderen en de twee nieuwe straatnaamborden aan de paal te schroeven en zijn vast wel bereid het aanwezige verkeersbord RVV L08 te reinigen van de carbidrookaanslag.
En de dochter, een kleinkind of een achterkleinkind van verzetsleider Geert Koster zou de twee vernieuwde straatnaambordjes wellicht willen onthullen.
Zo’n heronthullinkje is wel weer een sappig persmomentje voor de betreffende politieke baas van de gemeente Westenveld. Denk aan die herverkiezing; elk persmomentje en elk fotootje op het internet, in een krant of in een flodderblaadje is toch maar mooi weer meegenomen. Zo’n heronthullinkje betekent ook gerinkel in de kassa van de plaatselijke krantencorrespondent.


Posted in Alle Deeversen, Deever, Tweede Wereldoorlog, Verzet | Leave a comment

De vieftien Fraanse parachutist’n van stick 49

Stick 49 van het derde regiment van het derde bataljon van de Special Air Service (S.A.S.), die in de nacht van 7 op 8 april 1945 bij vergissing in de buurt van het gesticht Armenwerkhuis (ut Aar’mhuus) in de bos bee de Ossekoele an de Grönnegerweg bee Deever landde, bestond uit de volgende vijftien Franse luchtcommando’s.

1. Edgard Alphonse Thupët (Edgard Thomé),
Hij is geboren op 19 april 1920 in Bourg-la-Reine in het departement Hauts-de-Seine in Frankrijk.
Hij is overleden op 9 september 2020 op 100-jarige leeftijd in Parijs.
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog had hij de rang van luitenant (lieutenant).
Hij was de commandant van stick 49.
Van hem is een Franstalige pagina in Wikipedia te vinden.
Edgard Thomé heeft zijn herinneringen aan onder meer de luchtlanding bee Deever opgetekend in zijn boek ‘Spécial Air Service, 1940-1945: L’épopée d’un parachutiste en France occupée’. De Nederlandse vertaling van de betreffende Deeverse hoofdstukken is te lezen in het bericht Laan’n in de bos bee ut aar’mhuus: un bos te vrog.

2. Gilles Gaston Anspach
Hij is geboren op 5 maart 1920 in Nice in Frankrijk.
Hij is overleden op 22 maart 2002 op 82-jarige leeftijd in Fécamp in het departement Seine-Maritime in Frankrijk.
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog had hij de rang van sergeant-luitenant (sous-lieutenant).
Hij was de ondercommandant van stick 49.
Lees in het artikel De ontsnapping van Gilles Anspach hoe hij tijdens de Tweede Wereldoorlog vanuit Frankrijk in Engeland terecht kwam.

3. Gustave Arthur Puydupin
Hij is geboren op 19 februari 1915 in Marseille in Frankrijk.
Hij is overleden op 16 januari 2006 op 90-jarige leeftijd in de stad Antibes in het departement Alpes-Maritimes in Frankrijk.
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog had hij de rang van onder-luitenant (sous-lieutenant).

4. André Xavier Pantalacci
Hij is geboren op 19 augustus 1919 in Clermont Ferrand in het departement Puy-de-Dôme in Frankrijk.
Hij is overleden op … in … (nog uit te zoeken).
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog had hij de rang van sergeant (sergent).

5. Marcel le Nabour
Hij is geboren op 9 september 1924 in Perros-Guirec in het departement Côtes-d’Armor in de regio Bretagnein Frankrijk.
Hij is overleden op 26 oktober 1956 in Casablanca in Marokko.
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog had hij de rang van sergeant (sergent).

6. Maurice Domingo
Hij is geboren op 19 mei 1921 in Narbonne in Frankrijk
Hij is overleden op 12 november 2004 op 83-jarige leeftijd in Narbonne.
Hij is begraven in Narbonne.
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog had hij de rang van sergeant (sergent).
Lees ook een eerbetoon aan Maurice Domingo.
Lees ook het bericht Maurice Domingo hef sien oorlogsherinneringskruus.
Zijn herinneringen aan de luchtlanding bee Deever zijn te lezen in het bericht Ik heb bee disse aksie un sölver’n theelepeltie esteul’n. Volgens koerierster Geesje Schoemaker was de bikkelharde Maurice Domingo zelfs voor de duivel niet bang.

7. Philippe Lucien Louis Dubosc
Hij is geboren op 30 juli 1925 in Saint-Evroult Notre Dame du Bois in het departement Orne in Frankrijk.
Hij is overleden op 28 januari 1983 als gevolg van zijn oorlogswonden
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog had hij de rang van sergeant (sergent).

8. René Gaston Giguelay
Hij is geboren op 14 augustus 1924 in Oran in Algerije.
Op 27 november 2020 verscheen in de Franse kranten L’Union en L’Ardennais het bericht van zijn overlijden.
Hij is op 96-jarige leeftijd overleden in het dorp Signy-l’Abbaye in de Franse Ardennen.
De redactie moet de precieze datum van zijn overlijden nog uitzoeken.
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog had hij de rang van korporaal (caporal).
René Gaston Giguelay heeft zijn herinneringen aan de luchtlanding bee Deever opgetekend in het bericht Saut en Hollande : Mission Amherst.

9. René Pier Jean Mendiondo
Hij is geboren op 14 augustus 1922 in Etsaut in het departement Pyrénées-Atlantiques in Frankrijk.
Hij is overleden in mei 2019 op 96-jarige leeftijd in Etsaut.
De redactie moet de precieze datum van zijn overlijden nog uitzoeken.
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog had hij de rang van korporaal (caporal).

10. José Maria Uranga
Hij is geboren op 22 maart 1922 in San Sebastian in Spanje.
Hij is overleden op 3 maart 2008 op 85-jarige leeftijd in het dorpje Sare in het departement Pyrénées-Atlantique in Frankrijk.
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog had hij de rang van kwartiermeester (quartier-maître fourrier).

11. Jacques Bertrand
Hij is geboren op … in … (nog uit te zoeken).
Hij is overleden op … in … (nog uit te zoeken).

12. Lucien Klein
Hij is geboren op 13 december 1917 in het dorpje Vry in het departement Moselle in Frankrijk.
Hij is overleden op …….. in ….. (nog uit te zoeken).

13. André Pralon
Hij is geboren op 25 april 1914 in de stad Saint-Etienne in het departement Loire in Frankrijk.
Hij is overleden op 9 mei 1999 op 85-jarige leeftijd in het stadje Collioure in het departement Pyrénéés-Orientales in Frankrijk

14. André Coppi
Hij is geboren op … in … (nog uit te zoeken).
Hij is overleden op … in … (nog uit te zoeken).

15. Divo Jean Morandi
Hij is geboren op 30 augustus 1925 in Kalaa-Djerda in Tunesië.
Hij is overleden op 4 december 2020 op 95-jarige leeftijd in Nice in Frankrijk.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie is permanent op zoek naar de ontbrekende gegevens van de vijftien parachutisten van stick 49. Wie kan de redactie aan deze gegevens helpen ? De redactie heeft van bijna alle parachutisten van stick 49 de geboortedatum en de datum van overlijden kunnen achterhalen en heeft daardoor het sterke vermoeden dat geen van de parachutisten van stick 49 nog leeft. Edgard Alphonse Thupët (Edgard Thomé), de commandant van stick 49, is 100 jaar geworden.

Posted in Fraanse parachutist, Operatie Amherst, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Veer Fraanse para’s noa viètug joar wièr in Deever

In de Olde Möppeler (Möppeler Kraante) van 6 mei 1985 stond op bladzijde 6 bijgaand afgebeeld bericht over de herdenking van de gevallenen in de Tweede Wereldoorlog en de viering van veertig jaar bevrijding van de Duitse bezetter in de provincie Drente. De redactie heeft alleen het gedeelte wat betrekking heeft op de gemiente Deever overgetypt.

We zullen altijd dankbaar blijven
Franse para’s geëerd in Drenthe
Diever – De viering van de bevrijding en de herdenking van de gevallenen in de Tweede Wereldoorlog stonden in de provincie Drenthe voor een belangrijk deel in het teken van de Franse parachutisten, die zeer nadrukkelijk bij de bevrijding van Drenthe betrokken zijn geweest en wiens licht vele jaren onder de korenmaat heeft gestaan. Het is bekend dat de Canadese troepen een zeer groot deel van Drenthe hebben bevrijd, maar dat in de nacht van 7 op 8 april 1945, in het kader van de operatie Amherst, een groep van ongeveer 700 parachutisten boven dit gebied werden gedropt om de Canadezen bij hun opmars te ondersteunen, is veel minder bekend.
Ze maakten deel uit van het tweede en derde regiment van de Special Air Service en leverden strijd in de gemeenten Anloo, Assen, Avereest, Beilen, Borger, Diever, Dwingeloo, Gasselte, Gieten, Hoogeveen, Norg, Ooststellingwerf, Rolde, Ruinen, Smilde, Vries, Westerbork, Zuidlaren en Staphorst.
De para’s waren aanwezig bij de onthulling van het monument in Assen (zie voorpagina) en waaierden vervolgens uit over de hele provincie, waar ze door de diverse gemeentebesturen in het zonnetje werden gezet.

Diever
In Diever werd een groep, onder aanvoering van de heer Adgar Thomé, die destijds als jonge luitenant het commando had, ontvangen op het gemeentehuis. Dat gebeurde ’s zaterdagavond omstreeks half tien, nadat de Franse gasten eerst een stille tocht naar de begraafplaats – waar een krans en bloemen werden neergelegd op de graven van de oorlogsslachtoffers – en een speciale kerkdienst in de Nederlands Hervormde kerk hadden bijgewoond.
Tijdens deze bijeenkomst zei burgemeester H.G. Overweg buitengewoon verheugd te zijn hen te mogen ontvangen in het gemeentehuis ‘de zetel van het democratisch en in vrijheid gekozen bestuur van onze gemeente.’ Een speciaal woord van welkom had hij voor de heer Thomé, die samen met z’n echtgenote voor de tweede keer na de bevrijding in Diever op bezoek was. Ook verwelkomde hij enkele oud-inwoners van de gemeente, die daadwerkelijk steun aan de bevrijders hebben verleend. Het waren de dames Van der Werff, Klaasjes, Madhuizen en Van Gijssel.
‘Beste vrienden’, aldus de heer Overweg tegen de Franse gasten, ‘de meesten van u hebben veertig jaar lang niets van ons gehoord. Maar weest u ervan overtuigd dat wij u altijd dankbaar zullen blijven voor het feit dat u uw leven in de waagschaal stelde om ons te bevrijden van de ergste gesel, die ons ooit heeft getroffen. Ik hoop dat uw verblijf in ons land de gevoelens van vriendschap zal versterken.
Dominee Glazenburg wees ook nog eens op het feit dat de Franse para’s erg veel voor ons land en voor Drenthe in het bijzonder hebben gedaan. ‘We leven nu in een vrij en democratisch land en u heeft aan de totstandkoming daarvan een belangrijke steen bijgedragen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie vindt zo nu en dan wat ontbrekende gegevens over de vijftien Franse parachutisten, die in de nacht van 7 op 8 april 1945 onbedoeld bij het Armenwerkhuis an de Grönnegerweg bee Deever landen. Zie het bericht De vieftien Fraanse parachutist’n van stick 49. Van de uit 15 parachutisten bestaande stick 49 staan vier commando’s op de hier afgebeelde foto.
Aan de linkerkant is te zien René Gaston Giguelay. Rechts achter hem staat René Pier Jean Mendiondo. Naast René Gaston Giguelay staat Edgard Alphonse Thupët (Edgard Thomé), de commandant van stick 49. De redactie heeft de naam van de vierde parachutist met baret helaas nog niet kunnen achterhalen. Tussen Edgard Alphonse Thupët en de nog niet herkende parachutist staat de Deeverse verzetsheldin Geesje Jantina Schoemaker (getrouwd met Jan van der Werf). Rechts van de nog niet herkende parachutist staat Roelof Pot. De man met die merkwaardige ketting om zijn nek is burgemeester Gerrit Hermen Overweg van de gemiente Deever. De vrouw aan de rechterkant is Jantje Elizabeth Schoemaker (getrouwd met Arend Haasjes), zuster van Geesje Jantina Schoemaker. De dames Madhuizen en Van Gijssel staan helaas niet op de foto.
De zwart-wit foto is door dorpsfiguur en dorpsfotograaf Harm (Haarm) Hessels gemaakt op de zo nodig zo genoemde cultuurzolder van het gemeentehuis aan de brink van Deever.

Posted in Fraanse parachutist, Tweede Wereldoorlog, Verzet | Leave a comment

Un putretfoto van de N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma

Bijgaand afgebeelde zwart-wit portretfoto is met kenmerk DM26002 aanwezig in de beeldbank van het Drents Archief in Assen. Deze afbeelding mag vrij worden gebruikt en mag ook vrij van de webstee van het Drents Archief worden geplukt. De afbeelding is niet auteursrechtelijk beschermd.
Op bijgaande afbeelding is de in Deever en omstreken beruchte caféhouder en N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma te zien. De foto zal zijn gemaakt in de tweede helft van de Tweede Wereldoorlog, wellicht na de oprichting van de nazi-organisatie Weerwolven in 1944. Hij was sectiecommandant van de Nederlandse Landwacht en was zeer destructief actief in Deever en omgeving. Op zijn pet staat het symbool van de wolfsangel, het symbool van de nazi-organisatie Weerwolven. Het is niet bekend waar de foto is gemaakt.
De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief klikke op het onderwerp ‘Klaas Marcus Balsma’ voor meer gegevens over deze persoon.

Posted in Klaas Marcus Balsma, N.S.B.'er, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Die nazi-klinkers ligt nog steeds veur ut skultehuus

De webstee www.dieveropdreef.nl is al een tijdje definitief van het internet gehaald. De Hoge Dametjes en Heertjes Van Het Brinkenplan Diever op Dreef noemen dit ogenschijnlijk volksverlakkerig en eufemistisch uitgedrukt ‘Deze website is voor onbepaalde tijd offline’. De redactie van ut Deevers Archief zag deze ambtelijke schijnbeweging al lang aankomen en heeft voor de zekerheid alle digitale nieuwsbrieven met de naam ‘Brinkenplan Diever op Dreef’ van de nu welhaast met 0,000001 procent onzekerheid opgeheven webstee geplukt. Want je weet het maar nooit. Want je weet maar nooit of deze digitale nieuwsbrieven wel of niet onder de Archiefwet vallen.
Zo heeft de redactie ook de digitale nieuwsbrief van juni 2020 gelukkig kunnen redden. Zie de twee bijgaande afbeeldingen. Daarbij gaat het de redactie met name om het bedenkelijke bericht Cultureel erfgoed in de brink van Diever op bladzijde 1 van deze nieuwsbrief. Zie afbeelding 1.
De redactie wist tot het lezen van het bericht ‘Cultureel erfgoed in de brink van Diever’ absoluut totaal volstrekt niet dat in de bestrating vóór het skultehuus op de brink van Deever en in de Brinkstroate straatklinkers uit een nazi-Duitse-startbaan van vliegveld Steenwijk zijn gebruikt. Nota bene in de Tweede Wereldoorlog heeft de beruchte in dienst van nazi-Duitsland staande bloedgroep Norg het skultehuus als martelkamer gebruikt.
De redactie vraagt zich ten zeerste af wanneer de gemeente Westenveld deze paar duizend mentaal zwaar beladen geworden nazi-straatklinkers, figuurlijke straampelstien’n, definitief en voor altijd gaat wegslopen en wanneer de gemeente Westenveld ter hoogte van de winkel van de joodse familie Zaligman an de Heufdstroate in Deever voor elk in de concentratiekampen omgekomen lid van de familie Zaligman een straampelstien in het voetgangerspad gaat aanbrengen. Op 4 mei 2022 ?
Volgens de commercieel ingestelde erfgoedgoeroe van de gemeente Westenveld zijn de nazi-klinkers, in volslagen tegenstelling tot wat in het bericht ‘Cultureel erfgoed in de brink van Diever’ in de nieuwsbrief van juni 2020 van het ‘Brinkenplan Diever op Dreef’ ten stelligste wordt beweerd, volstrekt en totaal geen cultureel erfgoed.
Dus daar hoeft de gemeente Westenveld in zijn geheel niet zuinig op te zijn. Dus waar wacht de gemeente Westenveld op ? Kan het vervangen van die verdammte nazi-straatklinkers in de straat voor het skultehuus en in de Brinkstroate nog alsnog als een klein stukje meerwerk van het toch al peperdure project ‘Diever op Dreef” worden uitgevoerd ? Zo mogelijk vóór 4 mei 2022 ?

Afbeelding 1 – Bladzijde 1 van de nieuwsbrief.

Afbeelding 2 – Bladzijde 2 van de nieuwsbrief.

Posted in Brink, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Bemanning Halifax B11 LW231 VR-F herdacht

De redactie van ut Deevers Archief is in de eerste maanden van 2021 – ten tijde van de coronapandemie – druk bezig geweest met het digitaliseren (scannen) van vele oude jaargangen van ut Deeverse Blattie (Weekblad voor de gemeente Diever, Van Goor’s Blattie). De redactie kwam bij het scannen van jaargang 1999 van ut Deeverse Blattie op bladzijde 10 van ut blattie van 4 november 1999 het hier afgebeelde bericht over de onthulling van een gedenksteen voor de omgekomen bemanning van de Halifax B11 LW231 VR-F (F for Freddy), die op 22 november 1943 neerstortte in de Olde Willem. De redactie heeft al in enige berichten in ut Deevers Archief aandacht besteed aan deze tragische gebeurtenis, maar wil dit bericht de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief toch niet onthouden.

Onthulling gedenksteen in het Drents-Friese Wold door burgemeester A. Meijer
Op maandag 22 november aanstaande is het 56 jaar geleden dat in de bossen nabij Oude Willem een Halifax vliegtuig van de Royal Canadian Air Force neerstortte. De Historische Vereniging Gemeente Diever gaat na 56 jaar een gedenksteen plaatsen, op die plaats waar het vliegtuig is neergestort.
De onthulling zal op die dag om 15.00 uur geschieden door burgemeester A. Meijer van de gemeente Westerveld.
Hoewel de Duitsers meesters waren in het improviseren en iedere zet van de tegenstanders vroeg of laat met een tegenzet wisten te beantwoorden, was er één factor, waar tegenover ze machteloos stonden, namelijk het weer. Dit was ook het geval op 22 november 1943, toen de R.A.F. een grote strijdmacht in de lucht bracht. Er stegen om 16.33 uur 764 bommenwerpers op van Middleton Saint George in Engeland voor een raid op Berlijn en 12 bommenwerpers voor een aanval op Leverkusen.
Eén van de bommenwerpers die Berlijn evenwel nimmer zou bereiken was de Halifax B11 LW231 VR-F (F for Freddy) van het 419de Squadron van de Canadese luchtmacht. Al op de heenweg werd het vliegtuig onderschept door Duitse nachtjagers en stortte om 19.00 uur neer in een perceel van het Staatsbos in Oude Willem.
De captain, William Langenback Hunter (21 jaar), een bakkerszoon uit Vancouver, kwam met zijn gehele bemanning om. De gehele bemanning -zeven in totaal- van de Halifax is begraven op de algemene begraafplaats van Diever.
De Historische Vereniging Gemeente Diever heeft de gedenksteen gekregen van bouwonderneming Koop Tjuchem en verder werden de materialen beschikbaar gesteld door ‘Concordia’ in Dieverbrug en ‘NoHow’ in Dieverbrug. De werkzaamheden, zoals het afwerken van de gedenksteen, werden verricht door Bram Moesker en Jan Hessels, beiden lid van de Historische Vereniging Gemeente Diever.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Wegenbouwbedrijf Koop Tjuchem leverde in juni 2000 het betonnen fietspad Oude Willem-Wateren op aan de gemeente Westenveld. De vraag is natuurlijk waarom Wegenbouwbedrijf Koop Tjuchem al in september of oktober 1999 een grote zwerfsteen en een messing gedenkplaat met namen voor een gedenkteken in de buurt van het betonnen fietspad Oude Willem-Wateren cadeau gaf aan het bestuur van de Historische Vereniging Gemeente Diever ? Het was nog lang geen tijd voor Sinterklaas. Het was nog lang geen tijd voor pepernoten, spiegeltjes en kraaltjes.
Wat was daarbij het belang van wegenbouwbedrijf Koop Tjuchem ? Werkten bij Koop Tjuchem mensen die tijdens het wegen bouwen zo maar ergens op een grote zwerfsteen waren gestuit (gestuiterd, gestoten) en toen zo maar plotsklaps bedachten deze grote zwerfsteen cadeau te doen aan het zeer geachte bestuur van de Historische Vereniging Gemeente Diever voor een oorlogsmonument in de Olde Willem ?
Het is inmiddels meer dan 20 jaar geleden gebeurd. De redactie heeft het vermoeden dat enig onderzoek nu niets meer zal opleveren. De redactie laat het maar voor wat het is. In het Nederlands is dan het gezegde: blauw, blauw laten. In het Fries is dan het gezegde: blau, blau litte. In ut Deevers is dan het gezegde: blau, blau loat’n. In het noordoosten van Drenthe richting Musselkanaal is dan het gezegde: blaauw, blaauw loat’n.
Het is goed dat in het bericht de naam van wijlen Bram Moesker en de naam van wijlen Jan Hessels zijn te lezen. Het waren mannen die altijd bereid waren klusjes voor het bestuur van de Historische Vereniging Gemeente Diever op te knappen. De redactie brengt hen daarvoor postuum driewerf hulde: hulde, hulde, hulde.
De redactie heeft de drie kleurenfoto’s gemaakt op 22 november 2013, 70 jaar na 22 november 1943. De kleurenfoto van de gedenkplaat is niet duidelijk leesbaar. In ut Deevers Archief is een duidelijker foto van gedenkplaat 1.0 aanwezig en anders wel van gedenkplaat 2.0.

Posted in Canadezen, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Van Nooten lig bee sien femilie in Schoonoo’m

Sebastiaan van Nooten was in de Tweede Wereldoorlog de huisdokter in de gemiente Deever. Hij en zijn gezin woonden in de gemeentelijke dokterswoning an de Heufdstroate in Deever. Sebastiaan van Nooten zat in de Tweede Wereldoorlog in het verzet en was vanaf 5 september 1944 districtscommandant van de Ordedienst van de Binnenlandse Strijdkrachten.
De Duitse Sicherheitsdienst arresteerde hem op 22 november 1944 in zijn woning an de Heufdstroate in Deever.
Hij overleefde het Duitse concentratiekamp Neuengamme, maar overleed op 24 mei 1945 in het General British Hospital te Rothenburg ob der Tauber in Duitsland aan de gevolgen van een ziekte. Zijn naam staat vermeld op het oorlogsmonument op ut maarktturrein in Deever. Hij is begraven op de algemene begraafplaats in Schoonhoven, adres Wal 5.
De redactie van ut Deevers Archief heeft de kleurenfoto van de gemeenschappelijke grafsteen op het familiegraf van de familie van Nooten gemaakt op een zeer zonnige onbewolkte 28 oktober 2021. De naam van Sebastiaan van Nooten en de naam van zijn vrouw Constance Goedbloed staan links onder op de grafsteen. Sebastiaan van Nooten, geboren op 27 mei 1905, overleden op 24 mei 1945. Constance Goedbloed, geboren op 1 oktober 1907, overleden op 22 december 1997.
Sebastiaan van Nooten is een telg uit de bekende Schoonhovense drukkersfamilie Van Nooten. De redactie heeft er alle begrip en respect voor dat zijn echtgenote en de familie van Nooten geen behoefte hebben gehad Sebastiaan van Nooten te herbegraven bij de oorlogsgraven bij het oorlogsmonument op dezelfde algemene begraafplaats. En dat möt veural so blie’m. Want wat is de meerwaarde van een oorlogsgraf ? Want waar kun je beter rusten dan dicht bij je eigen familie en je eigen vrouw ?
De algemene begraafplaats in Schoonhoven ligt hoog en droog bij en boven de Lek, zie de bijgevoegde kleurenfoto, die de redactie eveneens heeft gemaakt op die stralend felblauwe hemeldag 28 oktober 2021. Sebastiaan van Nooten lig van lings of eseene vlak bee de ièste boom aachter de haarfstbroene börk’n hede.
De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief die meer wil lezen over dokter Sebastiaan van Nooten wordt verzocht via het zoekvenstertje aan de rechterkant van het scherm de betreffende berichten te zoeken met de woorden Sebastiaan en Nooten.

Posted in Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

De revue veur de graèves van swömbad Deeversaand

Het zwembad Dieverzand kwam in de Tweede Wereldoorlog door zelfwerkzaamheid van de bevolking tot stand. Dankzij het werk van veel vrijwilligers ontstond in 1942 een mooi natuurbad aan de Bosweg op Berkenheuvel. Op zaterdag 4 juli 1942 werd het bad officieel geopend. Op 19, 22 en 24 februari 1943 werd ter gelegenheid van een feestavond voor de vele vrijwilligers een toneeluitvoering van losse samenhang en vol afwisseling in de zaal van het café van Berend Slagter (Berend Pik) an de Kruusstroate in Deever gehouden. Van de medewerkers aan deze revue is gelukkig bijgaand afgebeeld zwart-wit foto bewaard gebleven. Deze medewerkers kwamen uit alle lagen van de Deeverse bevolking.

Medewerkers van de Revue Zwembad Dieverzand, gehouden op 19, 22 en 24 februari 1943

1. Cornelis Marinus Groenewoud
Hij speelde in de revue de rol van Hendrik Nijzingh (Henduk Niesing).
Hij is geboren op 10 april 1910 in Kortgene in de provincie Zeeland.
Hij zat in de Tweede Wereldoorlog in het verzet. Hij was ambtenaar bij de gemiente Deever, waar hij controleur van de werkverschaffing en de steunverlening was. Hij was in de kost bij Roelof Klasen (Roef Boelen), die an de Heufdstroate in Deever woonde. Hij dook op 24 april 1944 onder, omdat hij geen boeren wilde aanwijzen, die mee moesten helpen met de aanleg van het schijnvliegveld in de Olde Willem. In november 1944 arresteerden landwachters van de terreurgroep Sanner hem op zijn onderduikadres in Nijeveen. Hij werd overgebracht naar een cel achter het gemeentehuis in Deever, waar de terreurgroep Sanner hem zwaar mishandelde in het Schultehuis. Hij overleed op 21 februari 1945 in het concentratiekamp Hamburg-Neuengamme. Zijn naam staat vermeld op het oorlogsmonument op het marktterrein in Diever. Hij is begraven op het nationale ereveld Loenen.

2. Jan Post
Hij speelde in de revue de rol van Wolter Smit.
De redactie moet nog uitzoeken wanneer hij geboren is. Hij is overleden op 14 november 2000 in Steenwijk.
Hij is een zoon van Gerrit Post en Jentje Klunder.
In de oorlog was hij leerling-bakker op de Coeperasie an de Heufdstroate in Deever.

3. Geesje Schoemaker
Zij speelde in de revue de rol van Geest Van Het Zwembad.
Zij is geboren op 1 september 1920 in Deever. Zij is overleden op zondag 11 augustus 2013 op 92-jarige leeftijd in haar woonplaats Den Helder. Zij is begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.
Zij is één van de twee dochters van postkantoorhouder Lambert (Bart) Schoemaker en Hilligje van Es. De familie Schoemaker zat in de Tweede Wereldoorlog in het verzet. Geesje was koerierster.
De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief wordt onder meer verwezen naar haar artikel ‘Mijn deelname aan het Dieverse verzet’ in het papieren blad Opraekelen, nummer 02/1 van de heemkunduge vurening uut Deever. De Franse parachutisten gaven haar de bijnaam la Postière: de postjuffrouw.

4. Barteld Jan Punt
Hij speelde in de revue de rollen van Kees Meiboom en Kobus.
Hij is geboren op 20 januari 1922 in Deever. Hij is overleden op 7 februari 1972 in Deever.
Hij woonde in de Tweede Wereldoorlog bij zijn ouders an de Bosweg bee ut maarkturrein. Hij werkte in die periode als bosarbeider op Berkenheuvel. Hij heeft ondergedoken gezeten bij Hendrik Bakker, waar hij ook boerenknecht was. Hij sliep toen vaak in de bos.

5. Klaas de Graaf
Hij speelde in de revue de rol van Mensonides.
Hij is geboren op 8 februari 1923. Hij is overleden op 10 maart 1993 in Deever.
Hij is een zoon van Cornelis de Graaf, die eigenaar was van het transportbedrijf an de Kruusstroate in Deever.
Hij werkte in de Tweede Wereldoorlog bij zijn vader. Hij is in de oorlog een keer opgepakt en meegenomen naar Beilen, waarna hij lopend op de klompen naar huis moest.

6. Elisabeth (Liese) Strating
Zij speelde in de revue de rol van Eerste Kabouter.
Zij is geboren op 22 februari 1917. De redactie moet de datum van haar overlijden nog uitzoeken.
Zij is een dochter van meester Martinus Strating en Jacoba Timmerman. Ze was in de Tweede Wereldoorlog de handwerkonderwijzeres van de gereformeerde school. De familie Strating woonde in de oorlog tijdelijk tegenover de gereformeerde school, toen deze school en hun eigen woning tussen de gemeentelijke woning van de huisdokter en de gemeentelijke woning van de burgemeester door de Duitsers en hun Nederlandse handlangers waren bezet. Ze woonde laatstelijk in Warfum.

7. Arend Folkerts
Hij speelde in de revue de rol van Piet.
Hij is geboren op 19 maart 1925. De redactie moet de datum van zijn overlijden nog uitzoeken.
Hij woonde an de Aachterstroate in Deever. Hij heeft in de Tweede Wereldoorlog het vak van schilder geleerd bij Geert Koster an de Heufdstroate in Deever. Hij speelde in de revue naar eigen zeggen een klein stukkie, moar wel mooi. Hij woonde laatstelijk in Meppel.

8. Jan Cornelis (Cees) Meiboom
Hij speelde in de revue de rol van Deftige Heer.
Hij is geboren op 9 april 1910 in Oldemarkt. Hij is overleden op 11 februari 1982 in Bilthoven.
Jan Cornelis Meiboom (in de Deeverse volksmond werd hij altijd ome Kees genoemd) werd in 1939 benoemd tot burgemeester van de gemiente Deever. Hij moest op 14 april 1944 onderduiken. De lezer wordt voor meer gegevens verwezen naar het boek ‘Geschiedenis van Diever’. Hij keerde op 20 april 1945 terug naar Deever om enkele dagen daarna zijn functie als burgemeester weer op te nemen. Jan Cornelis Meiboom bleef burgemeester van de gemiente Deever tot zijn pensionering op 29 april 1975.

9. Zijntje (Sientie) Bel
Zij speelde in de revue de rol van Grietje.
Zij is geboren op 14 september 1922 in Deever. Zij is overleden op 8 februari 2014 in Deever.
Zij was in de Tweede Wereldoorlog nog niet getrouwd. Ze woonde en werkte thuis bij haar ouders in de Peperstraat in Diever.
Ze trouwde na de oorlog met Hendrik Jan (Henneman) Rolden.

10. Gerrit Post
Hij speelde in de revue de rol van Auteur Van De Revue.
Hij is geboren op 21 augustus 1894. Hij is overleden op 10 oktober 1949.
Hij was in de Tweede Wereldoorlog bedrijfsleider van de kruidenierswinkel en de bakkerij van de Coöperatieve Verbruiksvereniging ‘Samenwerking’ an de Heufdstroate in Deever.
Hij was één van de samenstellers van de revue.

11. Nel Meiboom-Veltman
Zij speelde in de revue de rol van Auteur Van De Revue.
Zij is geboren op 4 mei 1908. Zij is overleden op 3 oktober 1994.
Zij was de echtgenote van burgemeester Jan Cornelis Meiboom. Ze werd in de Deeverse volksmond altijd tante Nel genoemd.
Zij was één van de samenstellers van de revue. Ze was ook schrijfster van meisjesboeken. In 1945 verscheen haar verzenbundel Hunkering. In 1946 werd haar boek Heleen heeft vacantie uitgegeven. In 1951 volgde het boek Een mand vol letters. Later verscheen het boek Een nazaat van Marieke Meu ? En wellicht schreef ze nog andere boeken.

12. Jan Andreae
Hij speelde in de revue de rol van Auteur Van De Revue.
Hij is geboren op 3 februari 1904 in Deever. Hij is overleden op 24 december 1976 in Zuidwolde.
Hij was een zoon van petroleumventer Cornelis Andreae (of is het Andrea, Andree ?).
Hij was van 1 september 1931 tot 1 juli 1944 directeur van de Coöperatieve Zuivelfabriek en Korenmalerij in Deever. Het vertrok naar Zuidwolde.
Hij was één van de samenstellers van de revue.

13. Albertus (Bart) Andreae
Hij speelde in de revue de rol van Jan Andreae.
Hij is geboren op 18 maart 1908 in Deever. Hij is overleden op 27 maart 1981 in Deever.
Hij was een zoon van petroleumventer Cornelis Andreae (of is het Andrea, Andree ?). Hij werd in de Deeverse volksmond Bart Eulie genoemd.
Hij was van 1 februari 1940 tot 26 september 1947 hoofdonderwijzer van de openbare lagere school in Wittelte.

14. Jantje Rolden
Zij speelde in de revue de rol van Constance van Nooten.
Zij is geboren op 4 september 1919. De datum van haar overlijden moet nog worden uitgezocht.
Zij is een dochter van Lambert Rolden en Elizabeth Johanna Schoemaker. Op de foto draagt ze een hoedje van Constance van Nooten-Goedbloed. Ze was van 15 oktober 1939 tot 15 oktober 1943 onderwijzeres aan de openbare lagere school in Deever. Ze vertrok naar Vaassen. Ze woonde later in Apeldoorn.

15. Hiltje (Hillie) Hellinga
Zij deed in de revue de begeleiding op de piano.
Zij is geboren op 19 oktober 1918. Zij is overleden op 2 december 1991.
Zij kwam uit Oosterwolde. Zij was vanaf 14 september 1939 onderwijzeres aan de openbare lagere school in Wittelte. Ze was in de kost bij huisschilder en drogist Hendrik Mulder (die in de Deeverse volksmond Hendrik Moessie of Moessie Piep werd genoemd), die in de Heufdstroate in Deever tegenover de Coöperatie woonde. Ze begeleidde de gezongen taferelen van de revue op de piano. Wie weet waar zij is gebleven ?

16. Jantje Wesseling
Ze speelde in de revue de rol van Jantien.
Zij is geboren op 2 augustus 1911 in Deever. Zij is overleden op 26 december 2004 in Deever.
Zij is een dochter van boer Jan Hessels Wesseling en Jantje Mulder. Ze trouwde in de Tweede Wereldoorlog met boer Hendrik Mulder.

17. Jan Kiers
Hij speelde in de revue de rol van Haarm.
Hij is geboren op 25 juli 1910. Hij is overleden op 22 augustus 1997.
Hij is een zoon van Jan Kiers en Hendrikje Pook. Hij was getrouwd met Hendrikje Feijen.
In de Tweede Wereldoorlog was hij al boer op Kalter’n.

18. Luite (Lu) Wolter Broer
Hij speelde in de revue de rol van Heer Schoemaker.
Hij is geboren op 2 november 1918. De redactie moet de datum van zijn overlijden nog uitzoeken.
Hij is het enige kind van Willem Broer en wijkzuster Elje Broer-Doodhagen. Hij heeft in de Tweede Wereldoorlog op het distributiekantoor gewerkt. In de oorlog was hij ook hulpopzichter bij de Rijkswaterstaat. Hij heeft in de oorlog ook ondergedoken gezeten. Hij woonde an de Kloosterstroate in Deever.

19. Sebastiaan van Nooten
Hij speelde in de revue de rol van Deftige Mevrouw.
Hij is geboren op 7 mei 1905 in Schoonhoven..
Hij was huisdokter in Deever. Hij draagt op de foto een jurk van Lize Schoemaker. Hij zat in het verzet en was later in de Tweede Wereldoorlog districtscommandant van de Ordedienst van de Nederlandsche Binnenlandse Strijdkrachten. De Duitse Sicherheitsdienst arresteerde hem op 22 november 1944 in zijn woning an de Heufdstroate in Deever. De lezer wordt onder meer verwezen naar het artikel ‘Wat op 22-11-1944 in Diever gebeurde en de gevolgen ervan’ in het papieren blad Opraekelen 03/1 van de heemkunduge vurening uut Deever en naar het artikel ‘De verklaring van mevrouw Constance Van Nooten-Goedbloed’ in Opraekelen. Hij overleefde het Duitse concentratiekamp Neuengamme, maar overleed op 24 mei 1945 in het General British Hospital te Rothenburg in Duitsland aan de gevolgen van een ziekte. Zijn naam staat vermeld op het oorlogsmonument op het marktterrein in Deever. Hij is begraven op de gemeentelijke begraafplaats in Schoonhoven.

20. Lambert Kloosterman
Hij speelde in de revue de rol van Badmeester.
Hij is geboren op 19 september 1918 in Oll’ndeever. Hij is overleden op 31 maart 1997.
Hij is een zoon van Jan Kloosterman en Roelofje Jonker uit Oll’ndeever.
Hij was in de oorlogsjaren knecht bij verschillende boeren.

21. Jan Willem Bakker
Hij speelde in de revue de rol van Politieman Aaldert Folkerts.
Hij is geboren op 31 juli 1925 in Deever. Hij is overleden op 5 januari 2000 in Deever.
Hij is een zoon van Marinus Bakker en Geertje Bennen. Zijn vader was boer an de Heufdstroate in Deever. Hij werkte in de Tweede Wereldoorlog bij zijn vader.

22. Geert Gerhardus (Gradus) Koster
Hij speelde in de revue de rol van Geert Koster Sr.
Hij is geboren op 24 mei 1925 in Deever.
Hij is de zoon van Geert Koster en Jantina Boelens. Hij werkte in de oorlog als huisschilder in het bedrijf van zijn vader. Vader en zoon Koster zaten in de Tweede Wereldoorlog in het verzet. De Duitse Sicherheitsdienst arresteerde hem op 22 november 1944 in het onderduikershol op Berkenheuvel.
De lezer wordt onder meer verwezen naar het artikel ‘Wat op 22-11-1944 in Diever gebeurde en de gevolgen ervan’ in het  papieren blad Opraekelen 03/1 van de heemkunduge vurening uut Deever. Hij overleed op 24 maart 1945 in het concentratiekamp Wöbbelin in Duitsland. Zijn naam staat vermeld op het oorlogsmonument op het marktterrein in Deever. Zijn naam is vermeld in de webstee van de Oorlogsgravenstichting.

23. Albert Vos
Hij speelde in de revue de rol van Jan Boesjes.
Hij is geboren op 10 augustus 1915 in Deever. Hij is overleden op 26 januari 2005. Hij is begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.
Hij was een  zoon van bode Vossie van de Bosweg. Een flink deel van de Tweede Wereldoorlog heeft hij ondergedoken gezeten. Hij was na de Tweede Wereldoorlog korte tijd commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten (B.S.) in Deever. Hij was na de Tweede Wereldoorlog bij de marechaussee en heeft daardoor in diverse plaatsen in Nederland gewoond.

24. Annie Strik
Zij speelde in de revue de rol van Mevrouw H. Oost
Zij is geboren op 16 april 1915. De redactie moet de datum van haar overlijden nog uitzoeken.
Zij is een dochter van vrachtrijder Albert Strik.
Ze was getrouwd met Hendrik Jan Madhuizen uit Wapse.
Ze woonde laatstelijk in Deever.
Ze woonde in de Tweede Wereldoorlog thuis bij haar ouders an de Brinkstroate in Deever. Ze werkte zo nu en dan bij de familie Andreae aan het Moleneinde. Haar broers Adolf (Atie) en Berend moesten op een gegeven moment onderduiken en toen moest zij met haar vader mee pakjes rondbrengen.

25. Harm Mulder
Hij speelde in de revue de rol van Willem.
Hij is geboren op 9 januari 1922 in Deever. De redactie moet de datum en plaats van zijn overlijden nog uitzoeken.
Hij is een zoon van schoenmaker Jan Mulder (Jan Pikkie) en Jantje Willems.
Hij werkte in de Tweede Wereldoorlog op de zuivelfabriek van Deever, totdat hij in de loop van 1943 onderdook.
Hij emigreerde in 1950 naar Nieuw-Zeeland.

26. Johannes (Hans) Hatzmann
Hij deed in de revue de begeleiding op de accordeon.
Hij is geboren op 19 februari 1913. Hij is overleden op 19 januari 1968.
Hij vestigde zich in 1936 an de brink in Deever.
Hij dreef daar samen met zijn vrouw Trijn Jansen een manufacturenwinkel. In 1955 is het pand verkocht en is Hans Hatzmann met zijn gezin naar Steenwijk verhuisd. Hij begeleidde de gezongen taferelen van de revue op de accordeon.
De lezer wordt verwezen naar het uitgebreide artikel ‘Eén ding weet U, Hatzmann kleedt U’ in het papieren blad Opraekelen 02/3 van de heemkundige vurening uut Deever.

27. Jantje Dolsma
Zij speelde in de revue de rol van Marie.
Zij is geboren op 19 januari 1915. Zij is overleden op 16 december 2002.
Zij diende bij de gereformeerde dominee De Jager an de Kruusstroate in Deever tot hij vertrok naar Utrecht.
In de Tweede Wereldoorlog was ze werkzaam als winkelmeisje bij de Coöperatie an de Heufdstroate in Deever. Ze trouwde op 13 mei 1943. Zij en haar man gingen toen bij de koepelkerk op de Smilde wonen.

28. Andries Smit
Hij speelde in de revue de rol van Harm.
Hij is geboren op 23 februari 1926. Hij is overleden op 10 februari 1988.
Hij was nog maar een jongen van veertien jaar, toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak.
Hij werkte in zijn jonge jaren bij verschillende boeren in de omgeving van Deever.

29. Griet Krol Jdr.
Zij speelde in de revue de rol van Dunne Rat.
Zij is geboren op 27 februari 1917. Zij is overleden op 16 september 1981.
Zij was een dochter van Jacob Krol en Aaltje Odie.
In de Tweede Wereldoorlog heeft ze nog een tijd op het distributiekantoor in Deever gewerkt. Ze was na de oorlog ook zondagschooljuffrouw.

30. Mina Bosma
Zij speelde in de revue de rol van Jantje.
De redactie moet gegevens van haar nog uitzoeken.
Zij woonde bij de steenfabriek op de Smilde.
Ze werkte in de Tweede Wereldoorlog als dienstmeisje bij wijkzuster Elje Broer-Doodhagen an de Brinkstroate in Deever.

31. Albert (Appie) Krol
Hij speelde in de revue de rollen van Jan en Tweede Kabouter.
Hij is geboren op 1 mei 1925. Hij is overleden op 11 september 1993.
Hij was een zoon van bakker Gerard Krol an de Peperstroate in Deever.
De redactie heeft niet meer gegevens van hem kunnen vinden.

32. Grietje Fledderus
Zij speelde in de revue de rol van Mevrouw Schoemaker.
De redactie moet gegevens van haar nog uitzoeken.
Zij is later in de Tweede Wereldoorlog verhuisd naar de Smilde, waar haar vader brugwachter werd.
De redactie heeft niet meer gegevens van haar kunnen vinden.

33. Arend Schoenmaker
Hij speelde in de revue de rol van Dikke Rat.
Hij is geboren op 28 augustus 1923. De redactie moet de datum van zijn overlijden nog uitzoeken.
Hij werkte in de Tweede Wereldoorlog op de zuivelfabriek in Wapse, waar hij van alles deed.
De bezetter ontnam hem zijn Ausweis om hem naar Duitsland te kunnen sturen, maar hij dook de laatste anderhalf jaar van de Tweede Wereldoorlog onder.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie verzoekt de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief de gegevens van de vermelde personen aan te vullen met eigen gegevens, waaronder de in de tekst ontbrekende gegevens.

Posted in Alle Deeversen, Swömbad Deeverse Saand, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Rijks Evacuatie Kamp Diever B

Op 10 augustus 1944 verscheen in het Duits gezinde Drentsch Dagblad (officieel orgaan voor de provincie Drenthe) de volgende advertentie.

Gevraagd zoo spoedig mogelijk 2 nette Kampmeisjes en een Kampknecht. Aanmelding Rijks Evacuatie Kamp Diever B, Diever.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De rijkswerkkampen Diever A en Diever B an de Woaterseweg in de Olde Willem hebben in de Tweede Wereldoorlog een tijd lang dienst gedaan als opvangkamp voor mensen -voornamelijk vrouwen en kinderen- die uit ’s Gravenhage en Scheveningen werden geëvacueerd, vanwege de aanleg van kustverdedigingwerken van de Duitse bezetter.
Het is bij de redactie van ut 
Deevers Archief nog niet bekend wanneer deze rijkswerkkampen evacuatiekamp zijn geworden en hoe lang evacuees in de twee rijkswerkkampen hebben gezeten. De redactie zet het historisch onderzoek voort.

Posted in de Olde Willem, Tweede Wereldoorlog, Werkkampen Diever A en B | Leave a comment

Harry Dolph en Ernst Scheufele geeft mekaèr de haand

In het Nieuwsblad van het Noorden verscheen op 23 augustus 1989 het navolgende bericht over de Amerikaanse boordschutter Harry Arthur Dolph, die in de Tweede Wereldoorlog werd neergeschoten boven Zuidwest-Drenthe en enige tijd in het Onderduikershol op het landgoed Berkenheuvel bij Diever heeft gezeten.

Luchtgevecht boven Zuidwest-Drenthe in 1944
Oorlogsvijanden sluiten nu vrede
Van een onzer verslaggeefsters. Meppel.
‘Dit is een grote dag. Ik ben blij dat ik dit nog mag meemaken.’ Ernst Scheufele (66) uit het Westduitse Beinsheim kon zijn emoties gistermiddag in Meppel nauwelijks onderdrukken. En ook de 71-jarige Harry A. Dolph uit de Amerikaanse staat Texas was zichtbaar ontroerd. Het was voor beide heren dan ook een bijzondere dag. Voor het eerst na 45 jaar konden ‘de vijand’ en de ‘held’ elkaar als vrienden in de armen sluiten.
Op 15 augustus waren Scheufele en Dolph betrokken bij een luchtgevecht boven Zuidwest-Drenthe. Tijdens dat gevecht kwamen negentien Amerikanen en vier Duitsers om het leven. Maar luitenant Scheufele landde met zijn kist, een Messerschmidt 109, veilig op de luchthaven in Havelte. En Dolph, die als schutter aan boord was gegaan van de bommenwerper B24 True Love, kon zichzelf met zijn parachute in veiligheid brengen.
Verstopt
‘Ik verstopte me in de bossen bij Havelte’, herinnert Dolph zich. ‘Ik had namelijk vernomen dat de Duitsers de jacht hadden geopend op Amerikaanse parachutisten. Drie dagen later kwam ik in contact met Peter van den Hurk. Hij verklaarde dat hij van de Verzetsgroep Meppel was en dat hij me ergens zou laten onderduiken.’
Van den Hurk, die gisteren als gastheer van Scheufele en Dolph optrad, zegt dat het op dat moment het belangrijkste was Dolph zo snel mogelijk in veiligheid te brengen. ‘Ik bracht hem naar weduwe De Groot in Meppel, die wel vaker Amerikaanse piloten verborgen hield. Na twee weken werd Dolph overgeplaatst naar het onderduikershol in Diever. Daar heeft hij zich zeker acht maanden schuil gehouden. Uiteindelijk werd hij op 15 april 1945 in Dokkum door de Royal Canadian Dragoons bevrijd’, aldus Van den Hurk.
Ooggetuige
Het was de Groninger Jan Mulder, op 14-jarige leeftijd in Ruinen ooggetuige van het luchtgevecht, die na jarenlang speuren  een ontmoeting tussen Scheufele, Dolph en Van den Hurk wist te bewerkstelliggen. En gisteren was het dus zover. ‘We waren natuurlijk erg nerveus. Maar toen we elkaar eenmaal de hand hadden gedrukt, was het ijs gebroken’, zegt Van den Hurk. ‘In kleine kring hebben we de strijders die tijdens het gevecht waren gedood, herdacht.’
Dolph kijkt nog eens naar zijn voormalige vijand. ‘In 1944 waren we nog jong, en deden we wat ons werd opgedragen. Maar Scheufele is een beste man. Ik wil hem zeker nog eens ontmoeten.’

Het bijschrift van de foto luidt als volgt.
Oorlogsvliegers bijeen met links de Duitse jachtvlieger Ernst Scheufele en rechts de Amerikaan Harry Arthur Dolph. Tussen hen in staat links Jan Mulder en rechts Peter van den Hurk.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Als de Amerikaanse boordschutter Harry Arthur Dolph op 15 augustus 1944 is neergeschoten en de Duitse bezetter het onderduikershol op het landgoed Berkenheuvel op 22 november 1944 overviel en vernielde, dan kan de Amerikaanse boordschutter Harry Arthur Dolph geen acht maanden in het hol ondergedoken hebben gezeten, hooguit drie maanden.
Wellicht was het geheugen van de 71-jarige Amerikaanse boordschutter Harry Arthur Dolph in 1989 – 45 jaren na het gebeurde – wat wokkelig geworden en verdraaide hij acht maanden met acht weken of acht dagen of acht uren.
In de webstee www.backtonormandy.org zijn de namen van de bemanningsleden van de neergestorte Liberator bommenwerper B-24-24H-41-29449-D-True Love  te vinden. Harry Arthur Dolph heette toen nog Harry Arthur (Knobby) Clark. Hij was boordschutter aan de linker kant bij de staart (left waist gunner). Op de afgebeelde foto in bijgaande afbeelding wijst Harry Arthur Dolph zijn plaats in het vliegtuig aan.
Harry Arthur Dolph is geboren op 12 maart 1918 in Kalamazoo, Michigan, U.S.A. en is op 12 juni 1994 overleden in Marietta, Ohio, U.S.A. Harry Arthur Dolph schreef het boek ‘The Evader: An American Airman’s Eight Months with the Dutch Underground’. Zijn boek is op 1 oktober 1990 uitgegeven door Eakin Press.

 

Posted in Onderduikershol, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Burgemeester Meiboom maakt film van aanleg weg

In de krant ‘Drentsch dagblad: officieel orgaan voor de provincie Drenthe’ verscheen op 15 april 1944 het volgende belangstelling wekkende berichtje over het aanleggen van een weg naar ’t Moer.

Plaatselijk nieuws. Diever. Door de gezamenlijke aangelanden is een weg tot stand gebracht naar ’t Moer. Vanwege dit feit werd in het Schultehuis een bijeenkomst gehouden voor de werkers. Burgemeester Meiboom vertoonde een door hem zelf gemaakte film van dat werk. Ook het fietspad werd hierbij niet vergeten. De aanwezigen werden op koffie en koek getracteerd.

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
Het is bij de redactie niet bekend om welke weg het gaat. Gaat het om de zandweg van ’t Noord naar ’t Moer ? Zijn hierover in het archief van de voormalige gemeente Diever documenten te vinden ? Was het een project in het kader van werkverschaffing ?
Het artikel verscheen in de Tweede Wereldoorlog in een Duits gezinde courant. Het artikel verscheen kort voordat het Dieverse verzet tegen de Duitse bezetter Jan Cornelis Meiboom dwong onder te duiken. In april 1944 nam de 61-jarige N.S.B.’er Pier Obe Posthumus uit Haren (Groningen) te Diever de burgemeesterszetel in en op 15 januari 1945 kreeg hij zijn definitieve benoeming. Het is bij de redactie niet bekend of de door burgemeester Jan Cornelis Meiboom zelf gemaakte film bewaard is gebleven.

Abracadabra-1404

Posted in Jan Cornelis Meiboom, Tweede Wereldoorlog, ut Moer | Leave a comment

Waarkkaamp’m Diever A en Diever B in Montfort

De redactie van ut Deevers Archief publiceerde in nummer 01/01 (jaargang 8, nummer 1, maart 2001) van Opraekelen, het papieren blad van de heemkunduge vurening uut Deever het volgende korte berichtje over de verhuizing van de gebouwen van de rijkswerkkampen Diever A en Diever B van de Olde Willem naar Montfort in Limburg.

De Rijksgebouwendienst bracht eind 1946 de kampen Diever A en Diever B over naar de Bosweg (toevallig ook de Bosweg) in Montfort. Daar zijn ze in de loop der jaren gebruikt als werkkamp in het kader van de wederopbouw van de Roerstreek, als douaneschool en na 1951 als huisvesting voor Ambonezen. In 1966 zijn de kampen gesloopt.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Het bericht in het papieren blad Opraekelen van de heemkunduge vurening uut Deever behoeft enige aanpassingen.
De Rijksgebouwendienst bracht eind 1946 de rijkswerkkampen Diever A en Diever B over van de Bosweg (de Woaterse weg) in de Olde Willem naar de Bosweg (toevallig ook de Bosweg) in Montfort in Limburg.
Daar zijn ze in de loop der jaren gebruikt als werkkamp van de D.U.W. (Dienst Uitvoering Werken) in het kader van de wederopbouw van de Roerstreek, als vakantiekamp voor kinderen die in de oorlog lichamelijk getroffen waren, als douaneschool en na 1951 als huisvesting voor Ambonezen.
In de tijd van het gebruik van het D.U.W.-kamp was het kamp ook in gebruik als vakantiekamp; het adres van het kamp was Kamp Vierde Prinsenkind, Montfort, Limburg.
In 1966 zijn de twee rijkswerkkampen -na 30 jaar gebruikt te zijn- gesloopt.
Bijgaande afbeelding van twee ansichtkaarten tonen de gebouwen van de rijkswerkkampen Diever A en Diever B in Montfort. Beide ansichtkaarten zijn aanwezig in de verzameling van de Heemkundevereniging Roerstreek in Sint Odiliënberg.

Posted in Bosweg, de Olde Willem, Tweede Wereldoorlog, Werkkampen Diever A en B | Leave a comment

Stelling van korenmolen ‘de Vlijt’ bezwijkt

In het Duits-gezinde Drentsch dagblad (officieel orgaan voor de provincie Drenthe) verscheen in de Tweede Wereldoorlog op 24 december 1942 het volgende korte bericht over molen ‘de Vlijt’ in Oll’ndeever.

Diever. Toen de molenaar Jansen zijn molen, een z.g. kruien, op den wind wilde zetten, bezweek plotseling de stelling. Alles liep zonder ongelukken goed af. De molen echter heeft een vreemd aanzicht gekregen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Met ‘kruien’ wordt waarschijnlijk bedoeld een zogenaamde bovenkruier. Het is jammer dat bij het berichtje geen foto stond. In de Tweede Wereldoorlog zijn in de gemiente Deever heel weinig foto’s gemaakt.
Wel is de redactie in de gelukkige omstandigheid van de stellingloze korenmolen ‘de Vlijt’ in Oll’ndeever een afbeelding van een op 13 september 1948 verzonden zwart-wit ansichtkaart met witte rand te kunnen tonen. De molen heeft zonder stelling inderdaad een vreemd en kaal aanzicht.
Let vooral ook op ut pothokke bij de boerderij van molenaar Jan Albert (Ab) Jansen. Deze boerderij en ut pothokke zijn afgebroken (wanneer ?).

Het meisje op de boomstam is Tinie van Goor, een dochter van Roef van Goor uut de Kruusstroate in Deever.
Tinie van Goor zal wellicht met haar vader of moeder op bezoek zijn geweest bij tante Roelofje van Goor, die getrouwd was met Jacobus Kruid (Kobus Kruut) en een zuster van Roef van Goor was. De familie Kruid woonde dicht bij molen ‘de Vlijt’ in de boerderij op de hoek van de Veentjesweg en de Brinkstraat. De redactie acht het daarom aannemelijk dat Roef van Goor deze ansichtkaart verkocht in zijn boekhandel an de Kruusstroate in Deever.


Posted in Aarfgood, Ansichtkoate, Meule van Oll’ndeever, Oll'ndeever, Tweede Wereldoorlog, Verdwenen object | Leave a comment

Wie was toch ok awièr Geert Koster ?

De redactie van ut Deevers Archief vond bij het digitaliseren (scannen) van zijn papieren archief bestaande uit vooral veel dozen en veel mappen en veel ordners met veel foto’s, kranten- en tijdschriftenknipsels, reclamemateriaal, folders, en zo voort, en zo voort, en zo voort, uut de gemiente Deever in één van de dossiers inzake Deever in de Tweede Wereldoorlog bijgaande berichtjes over het overlijden van Geert Koster.

In het Weekblad voor de Gemeente Diever (Roef van Goor’s Blattie) verscheen op 4 april 1996 de rouwadvertentie (zie afbeelding 1) van de op 26 maart 1996 in zijn woning an de Vlasstroate in Deever overleden Geert Koster.

In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) verscheen op 27 maart 1996 het volgende bericht (zie afbeelding 2) over het overlijden van Geert Koster.

Oud-verzetsman Geert Koster overleden
Diever –
Op 96-jarige leeftijd is gisteren Geert Koster in Diever overleden. Geert Koster was een zeer bekend figuur in de Dieverse gemeenschap.
Koster (‘Ome Joop’) heeft in de Tweede Wereldoorlog veel verzetswerk verricht en was in 1943 zeer nauw betrokken bij de totstandkoming van het onderduikershol in de bossen nabij Diever.
Het bestaan van het hol raakte aan het eind van de oorlog steeds meer bekend. Toen een N.S.B.’er zich liet ontvallen van het hol op de hoogte te zijn, besloten de onderduikers naar elders te verdwijnen. Kort daarop werd de omgeving door de S.S. uitgekamd, maar het hol werd niet gevonden.
Toen na enige tijd de rust was weergekeerd, besloten de verzetsstrijders om opnieuw in het hol te gaan wonen. Op deze morgen pleegde de S.D. een overval. Het hol was verraden. Er werden acht mensen gevangen genomen. Onderduikers, maar ook hulpverleners, die voor voedsel, medische hulp en dergelijke zorgden.
Van deze mensen keerde er na de oorlog slechts één terug.
Onder de gevangenen bevond zich ook de zoon van Geert Koster, Graddus Koster. Later is in Diever nog een straat naar hem vernoemd, die door Geert Koster is onthuld.
Geert Koster is de stimulator geweest om het hol in 1994 te renoveren en wel in de oorspronkelijke opzet. Hij stond op het standpunt dat het hol voor het nageslacht moest blijven bestaan.
Zaterdag zal Geert Koster worden begraven op de begraafplaats in Diever.

In het Nieuwsblad van het Noorden verscheen op 27 maart 1996 het volgende bericht (zie afbeelding 3) over het overlijden van Geert Koster.  

Verzetsman Geert Koster overleden
Diever – In zijn woonplaats Diever is oud-verzetsman Geert Koster gisteren op 26-jarige leeftijd overleden.
Geert ‘Ome Joop’ Koster heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog veel verzetswerk verricht en was in 1943 nauw betrokken bij de aanleg van het onderduikershol in de bossen van Diever.
Het bestaan van het hol werd in de nadagen van de oorlog door een verrader doorgegeven aan de Duitse bezetter.
Acht mensen, zowel onderduikers als verzetsmensen, werden gevangen genomen. Onder hen ook Graddus Koster, de zoon van Geert Koster.
Later is in Diever een straat naar Graddus vernoemd.
Na de oorlog keerde slechts één persoon uit deze groep terug naar Diever.
Geert Koster was één van de stuwende krachten achter de renovatie van het onderduikershol in 1994. Hij vond dat dit monument voor het nageslacht bewaard moest blijven.
Geert Koster wordt zaterdag begraven op de begraafplaats in Diever.

In het blad Aanpakken verscheen op 27 maart 1996 het volgende bericht over het overlijden van Geert Koster.

Oud-verzetsman Koster in Diever overleden
Diever – Op 96-jarige leeftijd is gisteren (dinsdag) Geert Koster in Diever overleden. Koster was een zeer bekend figuur in de Dieverse gemeenschap.
Als ‘Ome Joop’ heeft hij in de laatste wereldoorlog veel verzetswerk verricht. In 1943 was Koster zeer nauw betrokken bij de totstandkoming van het onderduikershol in de bossen nabij Diever.
Bij het hol namen de Duitsers acht mensen gevangen. Van hen keerde er na de oorlog slechts één terug.
Onder de gevangenen bevond zich ook Graddus Koster, de zoon van Geert Koster. Later is in Diever nog een straat naar hem vernoemd, die door Geert Koster is onthuld.
Koster was de stimulator om het hol in 1994 geheel te renoveren.
Zaterdag wordt Koster begraven op de begraafplaats in Diever.

In de Provinciale Drentsche en Asser Courant verscheen op 28 maart 1996 het volgende bericht over het overlijden van Geert Koster.

Oud-verzetsman Geert Koster dinsdag in Diever overleden
Diever – Oud-verzetsman Geert Koster is dinsdag in zijn woonplaats Diever overleden. Koster was behalve een bekend lokaal oud-verzetsstrijder ook de oudste inwoner van Diever. Koster werd 96 jaar.
Hij kwam de afgelopen jaren veel in de belangstelling, omdat hij de motor is geweest achter de renovatie van het onderduikershol van Diever.
Een zoon van Geert Koster zat ook in het hol toen het aan het eind van de oorlog door de Duitsers werd leeggehaald.
In totaal werden hierbij acht mensen gevangen genomen en weggevoerd. Samen met zes andere onderduikers liet Gradus Koster het leven.
Slechts één verzetsstrijder keerde na de oorlog terug.
Vernoemd
Diever heeft later een straat in de gemeente naar Gradus Koster vernoemd.
Geert Koster heeft het naambordje destijds onthuld.
Onder de titel De Wigwam is het verhaal over het onderduikershol ook in boekvorm verschenen.
Geert Koster wordt zaterdag op de begraafplaats van Diever begraven.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie heeft het koffiedikbruine vermoeden dat alle vier de berichtjes door één en hetzelfde plaatselijke kranten-correspondentje zijn geproduceerd. En wel aan de lopende band. Hier en daar is een zinnetje veranderd, is een zinnetje weggelaten, is een zinnetje toegevoegd. Weer vier berichtjes klaar. En weer rinkelt de kassa !
Maar werd de zoon van Geert Koster nu Graddus of Gradus genoemd ?  Da’s wel een klein slordigheidje of verschrijvinkje van het plaatselijke kranten-correspondentje. De redactie denkt dat hij Gradus werd genoemd.
Volgens het in één van de berichtjes genoemde boekje ‘De Wigmam. Het onderduikershol in Diever’ gaat het om Geert Gerhardus Koster, geboren op 24 mei 1925, overleden op 24 maart 1945 te Paigerhorst (zie bladzijde 50).
De Kosterstraat is te vinden op de Westeresch van Deever. Eigenlijk is het meer een Kosterpaadje met van die betuttelende paaltjes aan het begin van het paadje. Meer kon er bij de Dametjes en Heertjes Van De Voorkant Van Het Grote Straatnamen Gelijk In De Gemeente Westenveld blijkbaar niet af.
Nog opmerkelijker is dat de tekst onder de padnaam na de dood van Geert Koster niet respectvol is aangepast.
Bijvoorbeeld, wat te denken van de meest voor de hand liggende tekst:
Geert Koster – 1900 – 1996. Geert Gerhardus Koster – 1925 – 1945. Deeverse verzetsmannen, strijders voor de vrijheid.
Maar dat kost de Dametjes en Heertjes Van De Voorkant Van Het Grote Straatnamen Gelijk In De Gemeente Westenveld wel enige goede wil en
moeite. En twee nieuw bordjes, aan weerskanten van het paadje staat een bordje. Of zijn de bestaande bordjes duurzaam weer te gebruiken ? Maar dat zullen de Dametjes en Heertjes Van De Voorkant Van Het Grote Straatnamen Gelijk In De Gemeente Westenveld wel te veel vinden. Of moet het volk zelf maar een sponsor voor de bordjes zoeken ?
Een kleinzoon of achterkleinzoon van Geert Koster zou de twee nieuwe bordjes kunnen onthullen. Zo’n onthullinkje is wel weer een sappig persmomentje voor de Wethouder Van De Voorkant Van Het Grote Gelijk In De Gemeente Westenveld, die Tweede-Wereldoorlog-zaken in zijn of haar zware portefeuille heeft. Denk aan die herverkiezing, elk persmomentje is toch maar weer een persmomentje. Zo’n onthullinkje betekent ook gerinkel in de kassa van het plaatselijke kranten-correspondentje.
In geen van de vier berichtjes is beschreven wat Geert Koster zo allemaal in zijn werkzame leven heeft gedaan.

Afbeelding 1
Bericht van overlijden van Geert Koster in ut Deeverse Blattie van 4 april 1996

Afbeelding 2
Bericht in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 27 maart 1996.

Afbeelding 3
Bericht in het Nieuwsblad van het Noorden van 27 maart 1996..

Afbeelding 4
Bericht in het blad Aanpakken van 27 maart 1996.

Afbeelding 5
Bericht in de Provinciale Drentsche en Asser Courant van 28 maart 1996.

Posted in Alle Deeversen, Deever, Onderduikershol, Overlijdensbericht, Tweede Wereldoorlog, Verzet | Leave a comment

Duustere doad’n van de duvel van Deever

In de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog verschenen in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) regelmatig verslagen van rechtzaken tegen Nederlanders die fout waren geweest in de Tweede Wereldoorlog. Deze rechtzaken dienden in Drente bij het Bijzonder Gerechtshof in Assen, veelal het Tribunaal van Assen genoemd. In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van dinsdag 8 april 1947 verscheen het navolgende verslag van de rechtzaak tegen de beruchte N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma uut Deever.

Bijzonder Gerechtshof Assen
Duistere daden van Diever’s duivel
Doodstraf geëischt tegen Klaas Balsma

“Het is slechts een bloemlezing van uw wandaden, die we vanmiddag zullen behandelen”, aldus verwelkomde de president den 54-jarigen caféhouder Klaas Marcus Balsma uit Diever. Balsma was een fel aanhanger van ‘Landbouw en Maatschappij’ [1] en werd in 1941 lid van de N.S.B. Bij de oprichting in 1944 werd hij lid van de Landwacht en wel als sectie-commandant van de Hulplandwacht.
Op aanvrage van ex-burgemeester Posthumus [2], werd te Diever in September 1944 een afdeeling Beroepslandwacht gestationneerd in het Schultehuis, de sadistische groep Sanner. Met Sanner onderhield Balsma nauwe betrekkingen. In October 1944 zag hij Sanner bezig met het uithooren van een persoon, die zich Dijkstra noemde. Verdachte stapte binnen en zei: “Zoo Groenewoud, ben je daar ook !” Hiermee was de ware identiteit van ‘Dijkstra’ bekend, het was de ambtenaar ter secretarie Groenewoud.
Verdachte: “Ik was verrast en liet me het ontvallen.”
Groenewoud werd weggevoerd en is nooit teruggekeerd [3].
President: “Dat heeft hij te danken aan die verrassing van U.”
Balsma als welkome gids
Begin 1944 kwam bij Balsma een ambtenaar bij den ‘Arbeits Kontroll Dienst’ te Meppel, H. Zijlstra genaamd. Zijlstra vertelde dat zijn werk was het arresteeren van onderduikers voor den ‘Arbeitseinsatz’ [4]. Wanneer hij niet genoeg arrestaties verrichte, zou hij, Zijlstra, worden ontslagen. Balsma zegde alle medewerking toe. Op een Zondagavond ontmoetten zij elkaar op de Dieverbrug en Balsma verstrekte Zijlstra een aantal adressen van onderduikers. Daarna ging Balsma mee om als gids te dienen. Verschillende adresssen werden afgewerkt. Geen resultaten werden geboekt ten huize van de weduwe Pot, de weduwe Timmerman, den heer Kerssies, den heer Vos en een zekeren Hessels. Bij de familie Boelens werd de zoon Pieter opgehaald [5], de heer Madhuizen te Wapse werd gearresteerd, toen zijn zoons niet thuis bleken tezijn [6], bij de familie Hessels te Oldendiever werden twee onderduikers gevonden. Eén à twee maanden later gaf Balsma aan Zijlstra het adres van Berend Strik en een lijst met namen. Berend Strik zou gedwongen worden om Zijlstra de andere adressen te wijzen.
President: “Dit lijstje is nu in mijn handen, verdachte. Jammer, dat jullie zoo slordig waren!”
Nog een derde keer hielp Balsma den A.K.D.-man Zijlstra [7] door een aantal adressen te wijzen.
Ook voor Sanner was Balsma dikwijls een welkome gids.
Razzia te Dwingeloo
Balsma ging met de Beroepslandwacht mee naar de gemeente Dwingeloo voor een razzia. Te Lheebroek werden de landbouwer Jan Kiers en zijn vier onderduikers gearresteerd en voorts nog drie andere onderduikers. De heer Kiers is nimmer teruggekeerd.
Bij een andere gelegenheid werd een huiszoeking gedaan bij de familie Zwanenburg aan de Beilervaart [8]. Er werd niets gevonden. Toen kwamen Balsma en zijn collega Hinten op het idee om in de beerput te kijken. Daarin vonden zij een doosje met bonkaarten en foto’s van Geallieerde piloten. De heer Zwanenburg en zijn dochter Wietske werden gevangen genomen. Zwanenburg werd naderhand gefusilleerd [9].
De ondergedoken landbouwer Jacob Hessels te Diever werd door Balsma ontdekt en gearresteerd.
Cornelis de Boer, die had verondersteld dat de Duitschers van de aardappels V-1 brandstof maakten, werd door den Landwachter Van der Veen uit Meppel en door Balsma ernstig mishandeld.
De gearresteerde ambtenaar ter secretarie Pook moest in het Schultehuis diepe kniebuigingen maken tot hij er bij neerviel. Daarna werden hem de teennagels met een karabijn afgeslagen. Toen men met deze mishandelingen wilde ophouden, zei Balsma: “Ga maar door, hij weet het wel.”
Tijdens de rechtzitting hoorde Balsma alles uiterlijk kalm aan. Hij wist zich niet anders te verdedigen dan door onbeteekende aanmerkingen te maken op getuige-verklaringen.
President: “Als U nu terugziet, hoe denkt U er dan over ?”
Balsma: “Het is niet goed geweest.”
President: “Als Duitschland gewonnen had, was U nu burgemeester.”
Advocaat-fiscaal: “Dan was U minstens Beauftragte [10] in Engeland.”
Doodstraf geëischt
In zijn requisitoir wees de advocaat-fiscaal er op, dat verdachte klaarblijkelijk zijn wandaden in koelen bloede en bij het volle verstand heeft bedreven. Diever werd in dezen man zwaar getroffen. Spreker vergeleek verdachte met den beruchten Jan Smit uit Beilen, die ter dood is veroordeeld. “Deze verdachte is nog veel erger,”, aldus spreker, “men zou hem de ‘Duivel van Diever’ kunnen noemen. Deze man mag mijns inziens niet in de maatschappij terugkomen en daar bij levenslang gratie steeds mogelijk is, eisch ik den doodstraf.”
De verdediger Mr. L.G. Brouwer uit Beilen, vond het zeer merkwaardig, dat er tot 1944 vrijwel geen klachten over Balsma zijn en dat hij zich juist na de eerste ontmoeting met Zijlstra ontpopte als een verschrikkelijke handlanger van den vijand. Spreker achtte het mogelijk, dat Balsma onder den invloed van Zijlstra is gekomen. Voorts lag hij aan de leiband van de Beroepslandwacht. Spreker achtte den doodstraf een veel te zware straf.
Uitspraak op 17 April aanstaande [11].

Opmerkingen bij het artikel in de Olde Möppeler (Meppeler Courant)
[1] In de grote crisis in de dertiger jaren van de vorige eeuw richtten ontevreden boeren Landbouw en Maatschappij op, een protestbeweging, die ook  in de gemeente Diever steun kreeg. Een aanzienlijk deel van het kader en de aanhang van deze beweging stapte later over naar de N.S.B.
[2] De N.S.B.’er Pier Obe Posthumus.
[3] Cornelis Marinus Groenewoud was ambtenaar bij de gemeente Diever. Hij dook op 24 april 1944 onder. In november 1944 arresteerden landwachters van de groep Sanner hem op zijn onderduikadres in Nijeveen. Hij overleed op 21 februari 1945 in het concentratiekamp Neuengamme.
[4] Arbeitseinsatz is het Duitse woord voor tewerkstelling van arbeiders.
[5] Zie het interview met Pieter Boelens in het hierna volgende artikel.
[6] Luitzen Madhuizen werd gearresteerd, omdat zijn zonen Gerard en Hendrik Jan waren ondergedoken, om te ontkomen aan de Arbeitseinsatz.
[7] A.K.D. is de afkorting van Arbeits Kontroll Dienst.
[8] De razzia van de landwachters Balsma en Hinten vond plaats in de nacht van 18 op 19 oktober 1944.
[9] Naderhand bleek nog dezelfde dag te zijn. Lammert Zwanenburg, geboren op 22 juni 1894, werd na ernstig te zijn mishandeld, in de avond van 19 oktober 1944 doodgeschoten in kamp Westerbork.
[10] Beauftragte is het Duitse woord voor gevolmachtigde.
[11] De beruchte N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma kreeg van het oorlogstribunaal in Assen niet de doodstraf, maar een gevangenisstraf. Hij heeft vastgezeten in de strafgevangenis in Veenhuizen. Hij moest werken in de keuken van de gevangenis. Hij kwam aan het einde van de vijftiger jaren van de vorige eeuw vrij.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die een verstokte liefhebber van artikelen op papier is, kan het hiervoor weergegeven artikel ook ten zeerste lezen op de bladzijden 8, 9, 10 en 11 van Opraekelen 05/1, het in maart 2005 uitgegeven papieren blad van de heemkunduge vurening uut Deever. Maar ja, dan moet je wel in het bezit zijn van dat papieren blad of dat papieren blad bij iemand in kunnen zien.

Afbeelding 1
Wolter Smit, de niet onbemiddelde bosbaas van Berkenheuvel, in dienst van Mr. Albertus Christiaan van Daalen, kocht in 1928 het oude boerencafé Brinkzicht an de brink in Deever, liet het afbreken en liet ter plekke het nieuwe café Brinkzicht bouwen voor zijn dochter Gesina (Siene), die getrouwd was met de in de Tweede Wereldoorlog in Deever en omstreken zo berucht geworden N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma. De foto voor deze ansichtkaart is in 1930 gemaakt, kort na de bouw van het nieuwe café Brinkzicht an de brink in Deever. Het zou best eens zo kunnen zijn dat één van de twee vrouwen, die bij het café in de schaduw van de kastanjeboom staan, Gezina (Siene) Smit is.

Afbeelding 2
De redactie van ut Deevers Archief heeft deze foto van de in 2019 en 2020 verprutste brink in Deever, met het in 1928 gebouwde café Brinkzicht op de achtergrond, gemaakt op vrijdag 28 november 2020.

Afbeelding 3
Artikel in de de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van dinsdag 8 april 1947.

Posted in Café Balsma, Café Brinkzicht, Klaas Marcus Balsma, N.S.B., Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Un neeje kok-beheerder in ut waarkkaamp Deever B

In december 1941 besloot de Duitse bezetter joodse Amsterdammers naar de Drentsche rijkswerkkampen in Diever, Geesbrug, Gijsselte, Kremboong, Mantinge, Orvelte, Stuifzand en Vledder te sturen.
Het eerste resultaat was dat 905 mannen op zaterdag 10 januari 1942 naar Drenthe vertrokken, waarna ook mannen uit andere delen van het land gedwongen werden te gaan.
In de nacht van 2 op 3 oktober 1942 werden de rijkswerkkampen Diever A en Diever B door de Duitse bezetter ontruimd. De joodse mannen kwamen in het kamp Westerbork terecht. Vandaar werden ze gedeporteerd naar de Duitse vernietigingskampen.

Op 2 oktober 1942 verscheen in het Nieuwsblad van Friesland: Hepkema’s courant het volgende bericht.
De heer A. Posthumus alhier is benoemd tot kok-beheerder van het werkverschaffingskamp B te Diever.

Op 7 oktober 1942 verscheen in het Drentsch dagblad (officieel orgaan voor de provincie Drenthe) het volgende bericht.
De chef kok kampbeheerder van de werkkampen A en B te Diever, de heer A. Polder, is in gelijke betrekking overgeplaatst naar Vledder.

De vraag rijst wie na het vertrek van de heer A. Polder de kok-beheerder van rijkswerkkamp Diever A is geworden.

De vraag rijst of deze benoemingen verband hebben gehouden met het gedwongen vertrek van de joodse mannen uit de rijkswerkkampen Diever A en Diever B in de nacht van 2 op 3 oktober 1942. Wellicht heeft de Heidemaatschappij al kort na de nacht van 2 op 3 oktober 1942 de rijkswerkkampen Diever A en Diever B weer als werkverschaffingskamp in gebruik genomen.

Op 26 oktober 1942 werd vanuit Oldemarkt in de gemeente Steenwijkerwold in Overijssel een aangetekende brief verzonden naar de heer A.A. Posthumus, kok-beheerder van rijkswerkkamp Diever B. De grote vragen zijn natuurlijk wie de afzender was van deze aangetekende brief en wat de inhoud van die brief was. De envelop van deze aangetekende brief is bewaard gebleven, zie de bijgaande afbeelding.

Posted in de Olde Willem, Tweede Wereldoorlog, Werkkampen Diever A en B | Leave a comment

De berakk’n in de Olde Willem goat hen Limburg

In de Heerenveensche koerier (onafhankelijk dagblad voor Midden-Zuid-Oost-Friesland en Noord-Overijssel) verscheen op 10 oktober 1946 het navolgende bericht over de afbraak van de rijkswerkkampen Diever A en Diever B an de Bosweg in de Olde Willem.

Diever raakt zijn barakken kwijt
Diever, 7 october. Binnenkort zullen de barakken van werkkamp Diever A ook worden afgebroken en evenals die van kamp B naar het zuiden des lands worden overgebracht. Daarmede wordt een belangrijke periode in de geschiedenis der gemeente Diever afgesloten.
Oorspronkelijk zijn deze kampen gebouwd voor werklozen uit de grote steden en uit Oost-Drente. Daarna zijn ze bewoond geweest door joden, O.T.-arbeiders, N.S.B.’ers en a-socialen. Ook hebben er nog evacué’s huisvesting gevonden.
Stellig zal het terrein de eerste tijd een ledige plaats geven, want om en bij de kampen was steeds veel beweging.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De betekenis van de afkorting O.T. is Organization Todt.
De betekenis van de beruchte afkorting N.S.B. is Nationaal-Socialistische Beweging.
De redactie wil zo veel als mogelijk is aandacht besteden aan de rijkswerkkampen Diever A en Diever B in de Olde Willem.
De zeer gewaardeerde trouwe bezoeker van ut Deevers Archief kan de reeds verschenen berichten over deze twee kampen in ut 
Deevers Archief vinden door in de rechter kolom of onder aan dit bericht de categorie ‘Werkkampen Diever A en B’ aan te klikken.
In de rijkswerkkampen Diever A en Diever B zijn ook kinderen van geïnterneerde N.S.B.’ers en S.S.’ers opgevangen geweest.

Posted in Bosweg, de Olde Willem, Tweede Wereldoorlog, Werkkampen Diever A en B | Leave a comment

Lochtfoto van ut schienvliegveld in de Olde Willem

De redactie van ut Deevers Archief is al vanaf 1 maart 1996 in het bezit van een afdruk van het negatief van een luchtfoto, waarop het schijnvliegveld in de Olde Willem uit de Tweede Wereldoorlog is te zien. Het negatief van deze luchtfoto bevindt zich onder nummer 3202 in doos 492 in het archief van de Topografische Dienst in Emmen. Verder heeft de luchtfoto als kenmerk 16/1920:23MAR45:F20″//K45:25,000′. De geallieerden hebben deze luchtfoto gemaakt op 23 maart 1945.
De geallieerden bombardeerden op 23 en 24 maart 1945 de Duitse Fliegerhorst Havelte. Blijkbaar hadden de geallieerden, mede dank zij deze luchtfoto, genoeg gegevens van de objecten op en de krakkemikkerige infrastructuur van het schijnvliegveld in de Olde Willem om vast te kunnen stellen dat het niet de moeite waard was dit gebied te bombarderen.
Het terrein van het schijnvliegveld in de Olde Willem is het intensief bewerkte terrein ten zuiden van de Tilgröppe in het rechterbovenkwadrant van de luchtfoto. De Woaterseweg loopt in een rechte lijn van rechtonder naar linksboven.

Afbeelding 1 – Luchtfoto van de Olde Willem gemaakt op 23 maart 1945 – © Topografische Dienst, Emmen

Posted in de Olde Willem, Logtfoto, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Koop Westerhof, de man mit un kogel in sien boek

De redactie van ut Deevers Archief is in de eerste maanden van 2021 – ten tijde van de coronapandemie – druk bezig geweest met het digitaliseren (scannen) van vele oude jaargangen van ut Deeverse Blattie (Weekblad voor de gemeente Diever, Van Goor’s Blattie). De redactie kwam bij het scannen van jaargang 1995 van ut Deeverse Blattie op bladzijde 2 van ut blattie van 21 september 1995 het hier afgebeelde bericht van overlijden van Koop Westerhof tegen. De redactie wil dit bericht van overlijden de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief uiteraard niet onthouden.
Koop Westerhof is geboren op 10 oktober 1916 aan ut Brinkie in Deever in het huis aan de linkerkant van deze afbeelding, hij is overleden op 18 september 1995.
Koop Westerhof is de enige overlevende van de moordpartij op 10 april 1945 op het marktterrein aan de Bosweg in Deever. De redactie verwijst voor de volledigheid naar de volgende berichten Un tragiese 10 april en un onvugetelokke 12 april en Op ut maarktturrein teeg’n de wal van de kaarkhof.
De redactie herinnert zich uit zijn jeugd in de zestiger jaren van de vorige eeuw dat we bij het tegenkomen van Koop Westerhof  – hij werkte als arbeider bij de gemiente Deever – altijd met eerbied en ontzag en ook wel een beetje met medelijden naar hem keken en dan vooral naar zijn buik keken. Onze ouders hadden ons verteld over het drama van 10 april 1945 op ut maarktterrein in Deever. En dat Koop Westerhof als enige die schietpartij had overleefd. En dat er nog steeds een Duitse kogel in zijn buik zat. Koop Westerhof, de man met een kogel in zijn buik. Koop Westerhof, de man mit un kogel in sien boek. De redactie weet niet of die kogel ooit uit zijn buik is gehaald, of dat hij met die kogel in zijn buik is overleden.

Posted in 10 april 1945, Overlijdensbericht, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

De bemanning van de Halifax B-II LW-231 VR-F

Op een gedenkplaat van ut Canadees’n monement an ut Hunterpad in de Olde Willem staan de namen van de op 22 november 1943 omgekomen zeven bemanningsleden van de neergestorte bommenwerper Halifax B-II LW-231 VR-F (F for Freddy) van squadron 419 van de Royal Canadian Air Force in de Olde Willem. De zeven bemanningsleden zijn begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever. Zie het bericht Lest we forget – Opdat we ut neet vurgeet.
Van de leden van de bemanning bij hun Halifax B-II LW-231 VR-F (F for Freddy) is gelukkig een foto bewaard gebleven. Deze foto is helaas niet zo scherp, maar beter zo’n foto, dan helemaal geen foto. Zie bijgaande afbeelding.
In de internet encyclopedie Wikipedia is aandacht besteed aan de Handley Page Halifax bommenwerper. In de daar opgenomen incomplete lijst van in Nederland neergestorte Halifax bommenwerpers moet nog aandacht worden besteed aan de Halifax B-II LW-231 VR-F (F for Freddy). Dat is toch echt wel een dingetje voor de tweedewereldoorloggeschiedenisdeskundoloog van de heemkunduge vurening uut Deever.

De bemanning van de Halifax bestond uit:
Pilot officer William Langenbeck Hunter
Hij was de piloot van de Halifax.
Hij is geboren op 4 mei 1922 in Morden in Manitoba in Canada.
Op het internet is een foto van William Langenbeck Hunter te vinden.
Flying officer Richard John Newman
Hij was de navigator van de Halifax.
Hij is geboren op 19 april 1922 in Toronto in Ontario in Canada.
Op het internet is een foto van Richard John Newman te vinden.
Sergeant George Alexander Howitson
Hij was de radiotelegrafist en luchtkanonnier van de Halifax.
Hij is geboren op 7 februari 1922 in Wilkie in Saskatchewan in Canada.
Op het internet is een foto van George Alexander Howitson te vinden.
Flight sergeant Malcolm Archie McKellar
Hij was de bommenrichter/bommenwerper van de Halifax.
Hij is geboren 19 april 1923 in Camper in Manitoba in Canada.
Op het internet is een foto van Malcolm Archie McKeller te vinden.
Flight sergeant warrant officer class II Joseph Alexander Lesage
Hij bediende het luchtkanon in de staart van de Halifax.
Hij is geboren op 3 november 1921 in Kingston in Ontario in Canada.
Op het internet is een foto van Joseph Alexander Lesage te vinden.
Sergeant George Alexander May
Hij bediende het luchtkanon boven in het midden van de Halifax.
Hij is geboren op 6 november 1924 in London in Ontario in Canada.
Op het internet is een foto van George Alexander May te vinden.
Sergeant Wilbert Blare Jones
Hij was de boordwerktuigkundige van de Halifax.
Hij is geboren in 1925 in Crayford in Kent in Engeland.
Op het inernet is de precieze geboortedatum van Wilbert Blare Jones nog niet te vinden.
Op het internet is nog geen foto van Wilbert Blare Jones te vinden.

Afbeelding 1
Drie van de zeven bemanningsleden op deze foto zijn in elk geval herkend. Aan de linkerkant staat flying officer Richard John Newman. Naast hem staat pilot officer William Langenbeck Hunter. Naast hem staat sergeant George Alexander Howitson. De redactie van ut Deevers Archief heeft na bestudering van de pasfoto’s het vermoeden dat de vier mannen aan de rechterkant van rechts naar links zijn: sergeant Wilbert Blare Jones, flight sergeant Joseph Alexander Lesage, flight sergeant Malcolm Archie McKeller en sergeant George Alexander May.

Posted in Canadezen, de Olde Willem, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Ut neeje Canadees’n monement in de Olde Willem

Reeds op 22 november 1999 bleek al direct bij de onthulling van het monument ter nagedachtenis van de omgekomen zeven bemanningsleden van een neergestorte Canadese bommenwerper van het type Halifax op 22 november 1943 in de bossen bij de Olde Willem, dat de gedenkplaat op de zwerkei veel te laag zat en dat de tekst op de gedenkplaat nauwelijks te lezen was. De aanwezigen bij de onthulling op 22 november 1999 moesten krom gaan staan of op de knieën gaan liggen en dan op twintig centimeter van de gedenkplaat met de leesbril op de punt van de neus de tekst proberen te oncijferen.
Pas na twintig jaren kwam het bestuur van de heemkundige vurening uut Deever plotseling achter dit vooral voor ouderen ergonomische probleempje. En zo kon het gebeuren dat vrijwilligers van de heemkundige vurening uut Deever omstreeks 22 november 2021 een vonkelnagelnieuw van roestig maar weervast staal gemaakt monument 2.0 bij monument 1.0 plaatsten, zie de afbeeldingen 1 tot en met 6. Zo te zien en in de praktijk door de redactie uitgeprobeerd is de lessenaar van monument 2.0 te laag, zie afbeelding 5. Toch niet op naar monument 3.0 ?
In de digitale Olde Möppeler (Meppeler Courant) is het bericht Historische Vereniging Gemeente Diever plaatst informatiepanelen te vinden.
De redactie citeert het volgende stukje tekst uit dit bericht: ‘Om financiële redenen hebben wij daar toen te kleine tekstplaatjes aangebracht.’ Dat is voor ut Canadees’n monement in de Olde Willem een dubieus en merkwaardig argument. Want wie rechts onder op de gedenkplaat op de zwerfsteen kijkt, die ziet toch duidelijk staan: Aangeboden door Koop Tjuchem b.v. Dus de heemkundige vurening uut Deever had geen financiële redenen te kiezen voor een te klein tekstplaatje. Niet de heemkundige vurening uut Deever, maar weldoener Koop Tjuchem b.v. heeft het tekstplaatje gesponsord. De redaksie wil dat gevallegie vedder moar blau blau loat’n.
De redactie citeert het volgende stukje tekst uit het bericht in de digitale Olde Möppeler (Meppeler Courant): ‘Het is geheel hufterproof’.’  Met ‘het’ wordt het paneel van weervast staal bedoeld, zie afbeelding 5. De redactie heeft sterk de indruk dat de zwerfsteen op zijn minst net zo bestand is tegen een aanval van vandalen als het paneel van roestig maar weervast staal.
In het kader van de door de Lage en Hoge Dametjes En Heertjes Van De Voorkant Van Het Ontzagwekkend Grote Circulaire Gelijk Van De Gemeente Westenveld omarmde politiek van het minimaal gebruiken van niet hernieuwbare grondstoffen en het maximaal hergebruiken van toegepaste materialen is monument 2.0 volledig en ten zeerste afgekeurd. Dat monument 2.0 is toch wel een klein blundertje van het bestuur van de heemkundige vurening uut Deever. Maar dat is gemakkelijk goed te maken.
De metselsdeskundologen onder de vrijwilligers van de heemkundige vurening uut Deever kunnen van plaatselijk verzamelde zwerfkeitjes een redelijk hoge mooi ogende sokkel onder de zwerfsteen van het monument maken. De gedenkplaatdeskundologen onder de vrijwilligers van de heemkundige vurening uut Deever kunnen gedenkplaat 1.0 van de zwerfsteen en gedenkplaat 2.0 van de lessenaar schroeven en vervolgens gedenkplaat 2.0 aan de zwerfsteen schroeven. Dan kan de vrijgekomen gedenkplaat van monument 1.0 en de vrijgekomen lessenaar van monument 2.0 elders uiterst nuttig circulair en duurzaam worden hergebruikt.
Maar het bestuur van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever zou natuurlijk ook voor het verwijderen van het door weldoener Koop Tjuchem b.v. gesponsorde monument 1.0 kunnen kiezen en dat verwijderen dan vooral stilzwijgend en zonder tamtam in de regionale pers te doen. Dan komt een einde aan de belachelijke en beschamende situatie aan de Hunterweg in de Olde Willem.

De tekst op de gedenkplaat van monument 1.0 en monument 2.0 luidt als volgt:
Op 22 november 1943 is op deze plaats een Halifax bommenwerper van de Royal Canadian Air Force neergestort. Het vliegtuig is om 19.00 uur aangeschoten door een Duitse jager. De Halifax B-11 LW-231 VR-F (F for Freddy) van het 419de squadron was die dag om 16.33 uur opgestegen van Middleton Saint George in Engeland. De vlucht bestond uit 776 bommenwerpers, waarvan 764 voor de aanval op Berlijn en 12 op Leverkusen.
De bemanning van de Halifax bestond uit:
Piloot : pilot officer William Langenbeck Hunter, geboren op 4 mei 1922 in Canada;
Waarnemer : luitenant Richard John Newman, geboren op 17 november 1922 in Canada;
Bombardier : sergeant Malcolm Archie Mc Kellar, geboren 19 april 1923 in Canada;
Draadloze telegrafist : sergeant George Alexander Howitson, geboren 7 februari 1922 in Canada;
Luchtkanonnier : warrant officer Joseph Alexander Lesage, geboren op 3 november 1921 in Canada;
Luchtkanonnier : sergeant George Alexander May, geboren 6 november 1924 in Canada;
Bemanningslid : sergeant Wilbert Blare Jones, 18 jaar, geboren te Crayford in Engeland.
De zeven omgekomen bemanningsleden liggen begraven op de algemene begraafplaats in Diever.
Bron: Historische Vereniging Gemeente Diever

Afbeelding 1
Het oude monument 1.0 ter nagedachtenis van de omgekomen zeven bemanningsleden van een neergestorte bommenwerper van het type Halifax van de geallieerden op 22 november 1943 in de bossen bij de Olde Willem.
Blijkbaar zijn na de onthulling van het monument op 22 november 1999 om de zwerfkei nog met behulp van zwerfkeitjes de vleugels van de Halifax-bommenwerper gesymboliseerd. Wie zat daar nou op te wachten ?
De redactie heeft de kleurenfoto gemaakt op donderdag 22 april 2021.


Afbeelding 2
De gedenkplaat op het oude monument 1.0 ter nagedachtenis van de omgekomen zeven bemanningsleden. De redactie heeft de kleurenfoto gemaakt op donderdag 22 april 2021.

Afbeelding 3
Het oude mounument 1.0 en het nieuwe monument 2.0 ter nagedachtenis van de omgekomen zeven bemanningsleden. De redactie heeft de kleurenfoto gemaakt op donderdag 22 april 2021.

Afbeelding 4
Het oude mounument 1.0 en het nieuwe monument 2.0 ter nagedachtenis van de omgekomen zeven bemanningsleden. De redactie heeft de kleurenfoto gemaakt op woensdag 11 mei 2022.

Afbeelding 5
Het nieuwe monument 2.0 van weervast staal ter nagedachtenis van de omgekomen zeven bemanningsleden. De redactie heeft de kleurenfoto gemaakt op donderdag 22 april 2021.

Afbeelding 6
De gedenkplaat op het nieuwe monument 2.0 van weervast staal ter nagedachtenis van de omgekomen zeven bemanningsleden. De redactie heeft de kleurenfoto gemaakt op donderdag 22 april 2021.

Posted in Canadezen, de Olde Willem, Oorlogsmonement, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Ut Canadees’n monement in de Olde Willem

In de gratis huis-aan-huis versie van het regionale nieuwsblad Aanpakken van 24 november 1999 verscheen het bericht ‘Verongelukte Halifax blijft in de herinnering’. Zie afbeelding 1. Het regionale nieuwsblad Aanpakken is helaas eind 2007 ter ziele gegaan.

Gedenksteen om zeven Canadezen te herdenken – Verongelukte Halifax blijft in de herinnering
Wateren. ‘Ik hoorde een enorme dreun. Het dak van ons huis bewoog. Het leek wel alsof er een luchtballon naar beneden  kwam. Het was een vuurzee.’ Op 22 november 1943 zag de toen 9-jarige Ginus van der Velde vlak bij zijn huis een brandend vliegtuig neerstorten. De familie Van der Velde woonde bij de bossen tussen Wateren en Diever aan de zogeheten Pispot. Het vliegtuig dat naar beneden kwam, bleek een door een Duitse nachtjager getroffen Halifax bommenwerper van de Canadese luchtmacht. De zeven bemanningsleden, zeven Canadese militairen in de leeftijd van 18 tot 22 jaar, kwamen allen om. Ter nagedachtenis werd maandagmiddag in het bos een gedenksteen onthuld.
De Drentse kei met daarop een koperen plaatje met de namen van zeven slachtoffers staat niet op de plaats waar de Halifax neerstortte. ‘Dat was zeker 1500 meter verderop’, weet de nu 65-jarige Van der Velde uit Smilde. Vlak na de fatale crash gingen zijn vader Jan Albert en zijn oom Johannes Meines (beiden zijn inmiddels overleden) naar de plaats des onheils. Het wemelde er echter van de Duitse militairen. ‘Je mocht er niet heen’, herinnert Ginus van der Velde zich.
Vlak voordat de Halifax de grond raakte, wierp de vliegtuigbemanning volgens Van der Velde twee bommen weg. Die sloegen kraters in de Dieverse bodem. Op de plaats waar het vliegtuig verongelukte, moeten nog veel tastbare herinneringen in de grond zitten. ‘Ze hebben de motoren en andere onderdelen nooit weggehaald’, zegt Van der Velde, die bij de onthulling van het sobere monument aan het Hunterpad aanwezig was.
Dat de gedeksteen er staat, is vooral te danken aan de inspanningen van de Historische Vereniging in Diever. Burgemeester Anne Meijer onthulde het monument. Hij stond stil bij de Tweede Wereldoorlog en de bijna uitzichtloze situatie waarin ons land destijds verkeerde. ‘We hebben toen hulp gekregen van anderen. Van Amerikanen, Canadezen, Polen en Russen. Hulp die noodgedwongen gepaard ging met veel geweld, met heel veel slachtoffers en met veel menselijk leed. Veel jonge mensen hebben hun leven gegeven voor onze vrijheid’, aldus Meijer.
Zo ook de zeven jonge Canadezen die op de fatale datum om 16.33 uur waren opgestegen van Middleton St. George. De kist (officieel de Halifax B11 W231 VR-F F for Freddy) was onderdeel van een grote strijdmacht die door de R.A.F. in de lucht werd gebracht. In Engeland was het helder weer, maar boven het Europese vasteland lagen de wolken dicht opeengepakt. Het wolkendek gaf de vliegers de mogelijkheid om ongezien naar Duitsland te vliegen. Berlijn en Leverkusen waren het doelwit van de bommenwerpers.
Er was die nacht weinig tegenstand van Duitse nachtjagers. Door de bewolking konden die vrijwel niet opstijgen. De bemanning van de F for Freddy trof boven Drents grondgebied één van de weinige Duitse vliegtuigen die wèl het luchtruim had gekozen. De afloop was fataal. Van de 762 bommenwerpers die ’s middags waren opgestegen, keerden er twee niet terug op de basis. Eén van die twee was de F for Freddy.
De zeven Canadese militairen kregen een laatste rustplaats op het kerkhof in Diever. ‘Het is goed om te gedenken, gedenken betekent niet vergeten’, hield burgemeester Meijer de aanwezigen voor. ‘Wie zijn geschiedenis niet kent, kan niet volledig van zijn democratische vrijheid genieten. Een vrijheid waar we niet zuinig genoeg op kunnen zijn.’

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Direct na de onthulling in de stromende regen trok het monument veel bekijks.
Zie de afgebeelde foto in afbeelding 1.
De redactie herkent aan de rechterkant de man met de hoed, dat is wijlen dorpsfiguur, top-amateur-geschiedkundige en alles-verzamelaar Jans Roelof Tabak uut de Aachterstroate in Deever.
De man met baret, die diep gebukt voor de zwerfsteen de tekst op het kleine metalen gedenkplaatje probeert te ontcijferen, is oud-luchtmachtmedewerker A. Zandstra. Als de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief andere personen op de afbeelding herkennen, dan verneemt de redactie dat graag. De redactie zou graag willen weten wie de schrijver van het bericht is en wie de foto voor het bericht heeft gemaakt.
De redactie verwijst voor de volledigheid ook naar het bericht Monument Crash Halifax B11. W231 in de webstee Tracesofwar.nl.
Het monument bevindt zich aan het Hunterpad in de Olde Willem, achter de natuurcamping van Staatsbosbeheer, achter de zendmast en dan een stukje over het Hunterpad. Het monument is bereikbaar met de auto.

Afbeelding 1
Het artikel ‘Verongelukte Halifax blijft in de herinnering’ is op 24 november 1999 gepubliceerd in het nieuwblad Aanpakken.

Afbeelding 2
Gedenkplaat op de zwerfsteen aan het Hunterpad in de Olde Willem.
De redactie van ut Deevers Archief heeft deze zwart-wit foto op 14 februari 2001 gemaakt.

Afbeelding 3
Zwerfsteen met gedenkplaat aan het Hunterpad in de Olde Willem.
De redactie van ut Deevers Archief heeft deze zwart-wit foto op 14 februari 2001 gemaakt.

Posted in Canadezen, de Olde Willem, Oorlogsmonement, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Un olde ansichtkoate van ut Onderdukershol

Het Onderduikershol van het verzet in de gemiente Deever uit de Tweede Wereldoorlog is te vinden aan de Wouwenaarsweg in de bossen van het landgoed Berkenheuvel. Marten Wouwenaar was de eerste boswachter van het landgoed Berkenheuvel. Mr. Albertus Christiaan van Daalen uit Bennekom, de eigenaar van landgoed Berkenheuvel, bedacht de naam Wouwenaarweg uit respect voor het werk van zijn eerste boswachter. Gemeente-architect Albert Wiglema is de ontwerper van de gedenksteen bij de ingang van het Onderduikershol. Het Onderduikershol is hier in de toestand na de eerste naoorlogse restauratie te zien.
De hier afgebeelde zwart-wit ansichtkaart met witte rand is in mei 1949 uitgegeven. De redactie van ut Deevers Archief weet nog niet bij welke neringdoende in Deever de ansichtkaart was te bekomen. De redactie weet niet zeker of dit de eerst uitgegeven ansichtkaart met een afbeelding van het Onderduikershol met gedenksteen is. Wie van de zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief kan hier uitsluitsel over geven ? De redactie van ut Deevers Archief is op zoek naar oude foto’s van het Onderduikershol uit de vijftiger en zestiger jaren van de vorige eeuw. Wie van de zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief kan de redactie helpen aan goede scherpe scans van die foto’s ?

Posted in Ansichtkoate, Landgoed Berkenheuvel, Onderduikershol, Oorlogsmonement, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Un lilluke woarskowing van de burgemeisters

In het Agrarisch Nieuwsblad (waarin opgenomen het orgaan Landbouw en Maatschappij) van vrijdag 24 januari 1941 verscheen een lelijke waarschuwing, in de vorm van een ingezonden mededeling, van de edelachtbare heren burgemeesters van de gemeenten in Zuidwest Drente, waarin de edelachtbare heren burgemeesters de bevolking met klem afraden zich in geen enkele vorm te verzetten tegen de Duitsers bezetter.

Waarschuwing
De Burgemeesters van Meppel, Diever, Dwingeloo, Havelte, Nijeveen, Ruinen, Ruinerwold, Vledder, De Wijk en Zuidwolde sporen hierbij de ingezeten hunner Gemeenten met klem aan om zich zorgvuldig te onthouden van elke gedraging, in welken vorm ook, welke gericht is tegen de Bezettende Overheid.
Het niet nakomen van deze aansporing kan zeer ernstige gevolgen met zich meebrengen.
De Burgemeesters voornoemd,
G. Wisman, J.C. Meyboom, W.A. Stork, E.J. Eggink, E.S. van Veen, A.W. van Holthe tot Echten, W.S. Gelinck, R.O. van Holthen tot Echtern, J. de Blieck, H. Boelems

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie kan slechts bedenkelijk gissen naar de reden van deze ingezonden mededeling. Probeerden de ‘goede’ en de ‘verkeerde’ burgemeesters van Zuidwest Drente met deze ingezonden mededeling vertrouwd over te komen bij de Duitse bezetter door de bevolking aan te sporen zich niet te verzetten tegen de Duitse bezetter ? Of probeerden de ‘goede’ burgemeesters het vertrouwen te winnen van de ‘verkeerde’ burgemeesters ? Of probeerden de ‘verkeerde’ burgemeesters de ‘goede’ burgemeesters naar de ‘verkeerde’ kant te trekken ? Hoe je het ook wendt of keert, het blijft een bedenkelijke lelijke waarschuwing.

Geert Wisman, burgemeester van Meppel, werd na de oorlog veroordeelt tot 5 jaar gevangenisstraf.
Jan Cornelis Meiboom, burgemeester van Deever, moest in april 1944 verdwijnen.
Wilhelm Arent Stork, burgemeester van Dwingel, werd eind 1941 gedwongen zijn functie neer te leggen. 
E.J. Eggink, burgemeester van Havelte, bleef gedurende de hele oorlog op zijn post.
Evert Sickens van Veen, burgemeester van Nijeveen, ging in september 1943 met ziekteverlof.
Jonkheer Anne Willem van Holthe tot Echten, burgemeester van Ruinen, moest in de loop van de oorlog onderduiken.
Mr. Dr. Willem Sebatiaan Gelinck , burgemeester van Ruinerwold, bleef gedurende de hele oorlog op zijn post. 
Jonkheer Rudolph Otto van Holthe tot Echten, burgemeester van Vledder, werd in november 1941 ontslagen als burgemeester.
Mr. Jan de Blieck, burgemeester van De Wijk, moest in april 1941 vertrekken, omdat zijn vrouw van joodse afkomst was.
N.S.B.-er Harm Boelems, burgemeester van Zuidwolde, werd in september 1942 burgemeester van Assen.

Posted in Gemiente Deever, Jan Cornelis Meiboom, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Sunig mit stien’n uut ’n nazi-Duutse startbène ?

In de nieuwsbrief ‘Brinkenplan Diever op Dreef’ van juni 2020, zijnde een officieel communicatiemiddel van de gemeente Westenveld, die nog te vinden is in de webstee van het zo genoemde Brinkenplan van de gemeente Westenveld, is aanwezig het schrikbarende artikeltje ‘Cultureel erfgoed in de brink van Diever’. Dit schrikbarende artikeltje is hier als afbeelding opgenomen; zie afbeelding 1. Het ‘Brinkenplan Diever op Dreef” is de naam die de gemeente Westenveld heeft gegeven aan het in 2019 en 2020 uitgevoerde uiterst noodzakelijk geachte peperdure heronderbestratingwerkje van de straten van ut olde Deever, dat vele miljoenen euro’s belastinggeld heeft gekost.

Cultureel erfgoed in de brink van Diever
In Diever liggen op een aantal plaatsen nog stenen die afkomstig zijn van het vliegveld dat tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers is aangelegd op het Holtingerveld in Darp.
Deze stenen (broodjes) lagen in de startbaan waarvan op het Holtingerveld twee waren aangelegd (kleine startbaan en grote startbaan).
Veel jonge mannen uit de omgeving waren door de Duitsers hier te werk gesteld om het vliegveld aan te leggen. Het vliegveld werd tijdens de oorlog veelvuldig door de geallieerden gebombardeerd, waardoor het vliegveld vaak onbruikbaar was.
Na de oorlog is het vliegveld ontmanteld en zijn de stenen gebruikt bij de aanleg van wegen. In Diever liggen deze stenen in de brink en de Brinkstraat. Dit straatwerk is dus een stukje cultureel erfgoed waar we zuinig op moeten zijn.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De Nederlandse vertaling van de Deeverse titel van dit bericht is: Zuinig zijn op stenen uit een nazi-Duitse startbaan  ?
De redactie wist absoluut, totaal, volstrekt, in zijn geheel niet, wös agin neet, tot het lezen van het schrikbarende bericht ‘Cultureel erfgoed in de brink van Diever’, dat in de straat op de brink van Deever vóór het Schultehuis straatklinkers (broodjes) liggen uit een nazi-Duitse startbaan van het nazi-Duitse militaire vliegveld van de nazi-Duitse Luftwaffe op de Havelterberg.
De redactie was veraldereerd na het lezen van dit schrikbarende bericht waarin wordt gemeld dat deze nazi-Duitse straatklinkers (broodjes) zijn gebombardeerd tot ‘dus een stukje cultureel erfgoed’, waar ‘we’ zuinig op moeten zijn. Welke lomperiken zonder historisch besef hebben dit bedacht ?
De grote vragen liggen voor de hand: wie heeft besloten dat deze nazi-Duitse straatklinkers ‘een stukje cultureel erfgoed’ zijn en van wie is dit ‘stukje cultureel erfgoed’ en wie zijn ‘we’ en waarom moeten ‘we’ zuinig zijn op die nazi-Duitse straatklinkers (broodjes) ?
Vast staat wel dat de straatklinkers (broodjes) uit de nazi-Duitse startbaan in de straat op de brink van Deever gelukkig geen cultureel erfgoed van de Nederlandse staat zijn en gelukkig ook geen cultureel erfgoed van de provincie Drente zijn.
De straatklinkers (broodjes) schijnen ook geen cultureel erfgoed van de gemeente Westenveld te zijn, althans deze staan niet in de schier onvindbare lijst van gemeentelijke monumenten van de gemeente Westenveld in het dorp Deever. De in de Public Policy Industry werkzame beleidsregisseur erfgoed, cultuurhistorie en monumenten van de gemeente Westenveld bevestigde dat op een vraag van de redactie van ut Deevers Archief. Maar bij de jarenlange overgedetailleerde en overgeorganiseerde voorbereiding van het hyperdure heronderbestratingswerkje ‘Brinkenplan Diever op Dreef” van die paar straten in het binnendorp van Deever kan het niet anders zo zijn geweest dan dat de beslissing de nazi-Duitse straatklinkers (broodjes) op de brink van Deever de status van ‘cultureel erfgoed’ te geven, zorgvuldig en breed binnen het ambtenarenapparaatje (the Public Policy Industry) van de gemeente Westenveld is herkauwd en overwogen en genomen.
Weet de politiek verantwoordelijke wethouder van cultuur van de gemeente Westenveld dat de nazi-Duitse straatklinkers afkomstig uit een nazi-Duitse startbaan van het nazi-Duitse militaire vliegveld van de nazi-Duitse Luftwaffe op de Havelterberg in de straat op de brink van Deever vóór het Schultehuis de status van ondergeschoven gemeentelijk ‘cultureel erfgoed’ hebben gekregen ? Of hebben deze straatklinkers de aparte status van gemeentelijk ‘nazi-cultureel erfgoed’ ?
De redactie van ut Deevers Archief verwijst voor de goede orde en voor de volledigheid ook naar het bericht Bint klinkers uut un nazi-Duutse startbène aarfgood ?

Afbeelding 1
Het hier afgebeelde bericht is gepubliceerd in het officiële gemeentelijke communicatiemiddel ‘Nieuwsbrief Brinkenplan Diever op Dreef” van juni 2020.
Afbeelding 2
De redactie van ut Deevers Archief heeft deze kleurenfoto gemaakt op vrijdag 28 november 2020.

In een stukje straat op de brink van Deever vóór het Schultehuis liggen straatklinkers (broodjes) die afkomstig zijn uit een nazi-Duitse startbaan van het nazi-Duitse militaire vliegveld van de nazi-Duitse Luftwaffe op de Havelterberg.
Afbeelding 3
De redactie van ut Deevers Archief heeft deze kleurenfoto gemaakt op vrijdag 28 november 2020.

In een stukje straat op de brink van Deever vóór het Schultehuis liggen straatklinkers (broodjes) die afkomstig zijn uit een nazi-Duitse startbaan van het nazi-Duitse militaire vliegveld van de nazi-Duitse Luftwaffe op de Havelterberg. Op de voorgrond is duidelijk de grens te zien tussen de door het ambtenarenapparaat (the Public Policy Industtry) van het Publieke Bedrijf Gemeente Westenveld zo gekoesterde nazi-Duitse straatklinkers (broodjes) en de duurzame en klimaatbestendige en hittestressbestendige en circulaire Deever-op-Dreef straatklinkers. Let vooral ook op de brede en diepe overstromingsbestendige afwateringskanalen aan weerskanten van de straat met de nazi-Duitse klinkers (broodjes). Of zijn het geen afwateringskanalen, maar wadi’s ?

Posted in Brink, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Bint klinkers uut un nazi-Duutse startbène aarfgood ?

In de nieuwsbrief ‘Brinkenplan Diever op Dreef’ van juni 2020, die te vinden is in de webstee van het zo genoemde Brinkenplan van de gemeente Westenveld, is aanwezig het artikeltje ‘Cultureel erfgoed in de brink van Diever’. Dit artikeltje is hier als afbeelding opgenomen. Het ‘Brinkenplan Diever op Dreef” is de naam die de gemeente Westenveld heeft gegeven aan de in 2019 en 2020 uitgevoerde miljoenen euro’s belastinggeld kostende herbestrating van de straten van ut olde Deever. De afbeeldingen in het artikeltje ‘Cultureel erfgoed in de brink van Diever’ zijn overgenomen uit het bericht Fliegerhorst Havelte van de provincie Drente.  

Cultureel erfgoed in de brink van Diever
In Diever liggen op een aantal plaatsen nog stenen die afkomstig zijn van het vliegveld dat tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers is aangelegd op het Holtingerveld in Darp.
Deze stenen (broodjes) lagen in de startbaan waarvan op het Holtingerveld twee waren aangelegd (kleine startbaan en grote startbaan).
Veel jonge mannen uit de omgeving waren door de Duitsers hier te werk gesteld om het vliegveld aan te leggen. Het vliegveld werd tijdens de oorlog veelvuldig door de geallieerden gebombardeerd, waardoor het vliegveld vaak onbruikbaar was.
Na de oorlog is het vliegveld ontmanteld en zijn de stenen gebruikt bij de aanleg van wegen. In Diever liggen deze stenen in de brink en de Brinkstraat. Dit straatwerk is dus een stukje cultureel erfgoed waar we zuinig op moeten zijn.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
In de Tweede Wereldoorlog was de Duitse Luftwaffe in dienst van nazi-Duitsland. De nazi-Duitsers werkten vanaf oktober 1942 aan de aanleg van een groot militair vliegveld bij Havelte voor gebruik in de luchtstrijd tegen de geallieerden. De redactie verwijst voor meer gegevens naar het bericht Fliegerhorst Havelte van de provincie Drente

Veel overblijfselen van dit vliegveld zijn nog steeds terug te vinden in het Havelter landschap. Ook voormalige taxibanen of rolbanen, het Duitse woord voor rolbaan is Rollbahn, zijn nog steeds terug te vinden. In de volksmond heet een van die taxibanen nog steeds de Rolbène. In de verharding van de Kolonieweg, een voormalige nazi-Duitse-rolbaan die na de Tweede Wereldoorlog is versmald, zijn de originele broodjes, een type straatklinker, nog aanwezig. Voorstelbaar is dat de straatklinkers, die vrij kwamen bij de versmalling van de Kolonieweg, in Deever zijn gebruikt voor de verharding van een stuk van de Brinkstroate en de stroate op de brink.

De redactie wist tot het lezen van het bericht ‘Cultureel erfgoed in de brink van Diever’ absoluut totaal volstrekt niet dat in de bestrating vóór het Schultehuis straatklinkers uit een nazi-Duitse-startbaan zijn gebruikt. Nota bene in de Tweede Wereldoorlog heeft de beruchte in dienst van nazi-Duitsland staande bloedgroep Norg het Schultehuis als martelkamer gebruikt.

De redactie ergert zich aan de laatste zin van het bericht ‘Cultureel erfgoed in de brink van Diever’, te weten de zin ‘Dit straatwerk is dus een stukje cultureel erfgoed waar we zuinig op moeten zijn’.
De redactie ergert zich bij het lezen van die zin aan het pleonasme ‘cultureel erfgoed waar we zuinig op moeten zijn.’
De redactie ergert zich bij het lezen van die zin nog het meest aan het gebruik van het autoritaire, domweg iedereen de mond willen snoerende woordje ‘dus’. 

De wet van 9 december 2015, houdende bundeling en aanpassing van regels op het terrein van cultureel erfgoed, in het dagelijks gebruik gewoon de Erfgoedwet genoemd, bevat het volgende artikel.
Artikel 3.16. Gemeentelijk erfgoed
1. De gemeenteraad kan een erfgoedverordening vaststellen.
2. De verordening ziet op het beheer en behoud van cultureel erfgoed gelegen binnen de desbetreffende gemeente, dat van bijzonder belang is voor die gemeente vanwege de cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis.
3. Het college van burgemeester en wethouders houdt een gemeentelijk erfgoedregister van aangewezen cultureel erfgoed bij.

Vast staat wel dat de straatklinkers uit de nazi-Duitse-startbaan in Deever geen cultureel erfgoed van de Nederlandse staat of de provincie Drente zijn. Dus cultureel erfgoed is dus alleen gemeentelijk cultureel erfgoed als dus het betreffende object dus in het gemeentelijk register van aangewezen cultureel erfgoed staat. Het is de redactie dus niet duidelijk wie in de gemeente Westenveld dus de grote wijze aanwijzer van cultureel erfgoed is. Is dat dus de burgemeester ? Is dat dus de wethouder van cultuur ? Is dat dus het college van burgemeester en wethouders ? Is dat dus de gemeenteraad ? Is dat dus de beleidsregisseur erfgoed en cultuurhistorie ? Is dat dus een heemkundige vereniging ? Is dat dus in het geval van de aanwezige straatklinkers uit een nazi-Duitse-startbaan in bestrating in Deever dus een op drift geraakt ambtenaartje die dus belast is met de uitvoering van het ‘Brinkenplan Diever op Dreef’ ? Is dat dus de redacteur van het artikeltje ‘Cultureel erfgoed in de brink van Diever’ ?

De redactie kan zich dus niet voorstellen dat enige vierkante meters hergebruikte straatklinkers uit een nazi-Duitse-startbaan in bestrating in Deever zijn gebombardeerd tot gemeentelijk cultureel erfgoed. Als dus de Kolonieweg of een klein stukje van de Kolonieweg met de oorspronkelijke straatklinkers uit de nazi-Duitse-rolbaan dus al geen gemeentelijk erfgoed is, dan zijn dus die enkele vierkante meters hergebruikte straatklinkers uit een nazi-Duitse-startbaan in Deever al helemaal geen gemeentelijk erfgoed. Die hebben dus voor Deever een negatieve cultuurhistorische betekenis, een negatieve historische waarde en een negatieve historische bijsmaak. Als die in Deever liggende straatklinkers uit een nazi-Duitse-startbaan onverhoopt dus wel in het gemeentelijk erfgoedregister zijn opgenomen, dan moeten die dus ‘mit groszer Geschwindigkeit und im geraden Trab’ uit het gemeentelijk erfgoedregister worden geschrapt. En die straatklinkers uit een nazi-Duitse-rolbaan moeten dus ‘mit groszer Geschwindigkeit und im geraden Trab’ worden gesloopt. Than it will be right, but with just another filthy memory !  

Posted in Brink, Brinkstroate, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Gedèènkplaete veur de bouwers van de noodbrogge

Bee de Deeverbrogge is op 2 augustus 2020 een gedenkteken voor de mannen, die een noodbrug in de nacht van 11 op 12 april 1945 bouwden, naast de door de Duitsers opgeblazen Deeverbrogge. Vrijwilligers van de heemkundige vurening uut Deever hebben dit gedenkteken geplaatst. Onder meer de Olde Möppeler (Meppeler Courant) besteedde in het bericht Historische Vereniging Gemeente Diever plaatst informatiepanelen aandacht aan deze toch wel zeer te waarderen actie.
Op de in de tijd van de coronapandemie gemaakte foto bij het bericht in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) is duidelijk waar te nemen dat de heren vrijwilligers van de heemkundige vurening uut Deever de coronaregel van anderhalve meter afstand houden tot elkaar zeer in acht nemen. Daarvoor hulde.
De redactie van ut Deevers Archief zag her en der in Nederland al wel steeds vaker objecten van weervast staal, zoals plantenbakken, tafelpoten, buitenhaarden, erfafscheidingen, tuinwanden, borderwanden, boomkorven, zandbakken en kunstobjecten. En nu blijkt de als lessenaar gebogen plaat, waarop het nieuwe informatiepaneel bee de Deeverbrogge is aangebracht, ook van weervast staal te zijn gemaakt. Weervast staal is een soort staal dat te herkennen is aan de bruine roestkleur. De zeer dichte roesthuid schermt het dieper liggende materiaal af van zuurstof, waardoor het roesten sterk wordt vertraagd. Weervast staal is een metaal dat bestaat uit koper, fosfor, silicium, nikkel, chroom en ijzer. Dit staal gaat bij blootstelling aan weersinvloeden vroeg of laat roesten. Die roestlaag zal de nu nog een beetje donkere plaat mettertijd een opvallend oranjebruine kleur geven.
De redactie van ut Deevers Archief weet nog niet van welk materiaal de nieuwe gedenkplaat op de lessenaar is gemaakt.

De tekst op de gedenkplaat bee de Deeverbrogge luidt als volgt.
In de nacht van 11 op 12 april 1945 werd door burgers van Dwingeloo en Diever hier een noodbrug gebouwd, ter vervanging van de opgeblazen Dieverbrug.
Dit gebeurde om de gevechtswagens van het Canadese leger de mogelijkheid te bieden de Drentsche Hoofdvaart over te steken om het getroffen Diever te bevrijden.
In de nacht van 7 op 8 april waren bij Diever Franse parachutisten geland met als doel de Duitse zaak achter het front te ontregelen en bruggen en kruispunten te bezetten om de opmars van de geallieerde legereenheden te bespoedigen. Op 10 april verschenen Duitse troepen in Diever, die wilden afrekenen met de para’s. Ze namen 11 willekeurige mensen in gijzeling en toen de aanval op de para’s volledig mislukte en waarbij de Duitsers verliezen leden, werden de 11 gegijzelden zonder pardon geëxecuteerd. Slechts één van hen wist te overleven door zich urenlang dood te houden.
Het gerucht ging dat de Duitsers weer terug zouden komen om hun werk af te maken. Een delegatie Dievernaren verzocht de Canadese commandant om naar Diever te trekken, maar deze zei dat dit onmogelijk was zonder een deugdelijke noodbrug. Het kon nog enige dagen duren voordat de genie arriveerde met materiaal om een brug te bouwen. Burgers van Dwingeloo en Diever besloten om de klus dan maar zelf te klaren en bouwden die nacht een noodbrug.
In de vroege ochtend van 12 april trokken de eerste gevechtswagens over deze noodbrug, waardoor het westen van Drenthe en grote delen van Friesland eerder konden worden bevrijd dan gepland.

Afbeelding 1 – De redactie heeft deze kleurenfoto gemaakt op 27 november 2020

Afbeelding 2 – De redactie heeft deze kleurenfoto gemaakt op 27 november 2020

Posted in An de Deeverbrogge, Canadezen, Oorlogsmonement, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Un neeje gedèènkplaete op un wièrvaaste sokkel

Bij het oorlogsmonument De Zwerfkei op ut maarkterrein an de Bosweg is op 2 augustus 2020 een extra gedenkteken geplaatst. Vrijwilligers van de heemkundige vereniging uut Deever hebben dit uitgevoerd. Onder meer de krant het Dagblad van het Noorden besteedde in het bericht Historische Vereniging Gemeente Diever plaatst informatiepanelen aandacht aan deze toch wel zeer te waarderen actie  Hierbij rechtvaardigden de ergonomische en audiovisuele deskundigen van de heemkundige vereniging uut Deever hun handeling an de Bosweg met de de volgende twee redenen; a). Op het zwerfkei van het in 1992 onthulde oorlogsmonument an de Bosweg in Deever waren om redenen van geldgebrek twee te kleine tekstplaatjes aangebracht; b). Over de slechte leesbaarheid van de tekst op de twee plaatjes waren in de loop der jaren veel klachten binnengekomen. De redactie van ut Deevers Archief kan nog wel een derde reden bedenken, te weten de voorovergebogen houding, die je lang moet aannemen, om de te kleine tekst helemaal te kunnen lezen.
Op de in de tijd van de coronapandemie gemaakte foto bij het bericht in het Nieuwsblad van het Noorden is duidelijk waar te nemen dat de heren vrijwilligers van de heemkundige vurening uut Deever de coronaregel van anderhalve meter afstand houden tot elkaar zeer in acht nemen. Daarvoor hulde.
De redactie van ut Deevers Archief zag her en der in Nederland al wel steeds vaker objecten van weervast staal, zoals plantenbakken, tafelpoten, buitenhaarden, erfafscheidingen, tuinwanden, borderwanden, boomkorven, zandbakken en kunstobjecten. En nu blijkt de als lessenaar gebogen plaat, waarop het nieuwe informatiepaneel is aangebracht, ook van weervast staal te zijn gemaakt. Weervast staal is een soort staal dat te herkennen is aan de bruine roestkleur. De zeer dichte roesthuid schermt het dieper liggende materiaal af van zuurstof, waardoor het roesten sterk vertraagt. Weervast staal is een metaal dat bestaat uit koper, fosfor, silicium, nikkel, chroom en ijzer. Dit staal gaat bij blootstelling aan weersinvloeden vroeg of laat roesten. Die roestlaag zal de nu nog een beetje donkere plaat mettertijd een opvallend oranjebruine kleur geven.
De redactie van ut Deevers Archief weet nog niet van welk materiaal de nieuwe gedenkplaat op de lessenaar is gemaakt.
Wijlen Bertus Koning uit Delden, zoon van de op de Hezenesch doogeschoten Jan Koning, schreef destijds als reactie:
Op bladzijde 23 van het blad Opraekelen 95/1 van de Historische Vereniging Gemeente Diever is geschreven dat het lichaam van Jan Koning naar het Schultehuis is gebracht. Dat is onjuist. Ook is in een andere Opraekelen geschreven dat Harm Kloosterman mijn vader van de Hezenesch heeft opgehaald. Dat is onjuist. De juiste versie is als volgt.
Bertus Vos heeft mijn vader met paard en wagen opgehaald. Ik weet nog dat dit bij ons in huis is besproken. Bertus Vos woonde destijds in de boerderij naast de Openbare Lagere School aan de Hoofdstraat. We wisten dat het ophalen nog niet zonder gevaar was, maar het is wel gebeurd. Mijn vader is thuis gebracht en heeft in de voorkamer opgebaard gelegen. Van huis uit is hij door de buren naar de Hervormde Kerk gebracht. 

Afbeelding 1 – De redactie heeft deze kleurenfoto gemaakt op vrijdag 27 november 2020

Afbeelding 2 – De redactie heeft deze kleurenfoto gemaakt op vrijdag 27 november 2020
Afbeelding 3 – De redactie heeft deze kleurenfoto gemaakt op vrijdag 27 november 2020.

Posted in 10 april 1945, Bosweg, Oorlogsmonement, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Jeudse mann’n uut Amsterdam in kaamp Deever A

In het kader van de systematische intimidatie, discriminatie, isolatie, deportatie en vernietiging van de Joden besloot de Duitse bezetter in december 1941 Amsterdamse joodse mannen naar de Drentse rijkswerkkampen in Diever, Geesbrug, Gijsselte, Kremboong, Mantinge, Orvelte, Stuifzand en Vledder te sturen. Het eerste resultaat was dat 905 van de 1402 geplaatste mannen op zaterdag 10 januari 1942 vanaf het Centraal Station in Amsterdam per trein vertrokken naar Drente. Op een met potlood beschreven velletje papier, dat bewaard is gebleven in het Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, is te lezen dat de mannen voor de rijkswerkkamp Diever A (zie afbeelding 2) en rijkswerkkamp Diever B om 9.45 uur vanaf het vijfde perron moesten vertrekken. Naar aanleiding van de ‘lage opkomst’ van 905 van de eerste groep van 1402 Amsterdamse joodse mannen, die aangewezen was voor tewerkstelling in de werkkampen van den Nederlandschen Rijksdienst voor de Werkverruiming op 10 januari 1942, voerde de Duitse bezetter direct de druk op.

Op 13 januari 1942 deed de Joodsche Raad voor Amsterdam in opdracht van de Duitse bezetter een oproep aan alle mannelijke Joden in Amsterdam die geen arbeid of vaste bezigheid hadden, tot het invullen van een formulier (zie afbeelding 1). Daarin kon men verklaren ‘geen arbeid, noch vaste bezigheid’ te hebben. Uiteraard was het de bedoeling van de Duitse bezetter meer Amsterdamse joodse mannen via rijkswerkkampen in onder meer Drente en vervolgens via concentratiekamp Westerbork te deporteren naar de vernietigingskampen in Duitsland en Polen.

Op 14 april 1942 schreef de Joodsche Raad voor Amsterdam in opdracht van de Duitse bezetter een nota (bron: collectie 182, Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies) over de werkverruiming met de navolgende tekst.
Een belangrijk percentage van hen, die voor keuring en tewerkstelling ten behoeve van de werkverruiming wordt opgeroepen, laat niets van zich horen. Hun wegblijven leidt ertoe, dat anderen worden opgeroepen. De Nederlandsche autoriteiten kunnen en mogen te dezen geen maatregelen nemen. De Duitsche autoriteiten mogen dat wel; zij hebben dan ook den Voorzitters (van de Joodsche Raad voor Amsterdam, redactie) medegedeeld, dat zij er ernstig over dachten, hen, die zonder gegronde redenen niet opkomen, te straffen. Teneinde zoveel als mogelijk is moeilijkheden te voorkomen, is daarom de volgende circulaire verzonden, aan welke is voorafgegaan een herhaalde oproep van het Gewestelijk Arbeidsbureau:
De autoriteiten hebben gelast, dat Joden, ongeacht het feit of zij werk hebben dan wel werkloos zijn, bij de Werkverruiming moeten worden geplaatst en wel in de Nederlandse kampen van den Nederlandschen Rijksdienst voor de Werkverruiming. Ook Gij zijt voor keuring ten behoeve van dezen arbeid opgeroepen, doch hebt aan dezen oproep geen gevolg gegeven. Wellicht leeft Gij in de veronderstelling, dat Ge niet naar de keuring behoeft te gaan, omdat Ge werk hebt. Daarom wijzen wij er U nadrukkelijk op, dat het thans niet meer gaat om keuring van werkloozen, doch om keuring en tewerkstelling van allen, ongeacht of zij al dan niet werkloos zijn. In uw eigen welbegrepen belang raden wij u dringend aan, aan den oproep, welke
het Gewestelijk Arbeidsbureau U heeft gezonden, gehoor te geven. Bij niet voldoen hieraan wacht U, naar wij weten, ernstige straf. Wij hebben verkregen, dat deze straf nog vermeden kan worden, indien Gij alsnog aan de oproeping gevolg geeft, en wel onmiddelijk.

De oproep van de Duitse bezetter van 13 januari 1942 enkel aan mannelijke Joden in Amsterdam, die geen arbeid of vaste bezigheid hadden, tot het invullen van een formulier (zie afbeelding 1) was een brutale repressieoproep, want van de personen op de lijst met namen van Amsterdamse joodse mannen, die op 10 januari 1942 naar rijkswerkkamp Diever A hadden moeten vertrekken, hadden de meesten wel degelijk eerbare arbeid: chauffeur, winkelbediende, koopman, musicus, reclameschilder, diamantbewerker, postsorteerder, boekbinder, gids, reiziger, kleermaker, marktkoopman, huidenzouter, sigarenmaker, agent, kleermaker, verplegende, huidenkoopman, glasbewerker, fotograaf, toneelspeler, slager, huisschilder, loopknecht, behanger, kantinehouder, boekhouder, venter, magazijnbediende, havenarbeider, diamantslijper, toneelspeler, darmenbewerker, schijvenschuurder, heilgymnast.

In het Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies is document 363A bewaard gebleven in doos 235 in archief 216. In dit document deelt de directeur Sociale Zaken (van … ?) mede de namen van 90 Amsterdamse joodse mannen, die met ingang van 10 januari 1942 waren geplaatst in het werkverruimingkamp Diever A aan de Waterseweg in de Olde Willem. Welke van deze 90 mannen daadwerkelijk niet op sabbad 10 januari 1942 naar rijkswerkkamp Diever A vertrokken, dat is niet bekend, maar zal aanzienlijk zijn geweest. Welke van de 90 mannen die niet op 10 januari 1942 naar rijkswerkkamp Diever A waren vertrokken, maar op een latere datum naar rijkswerkkamp Diever A vertrokken, dat is ook niet bekend.
De redactie van ut Deevers Archief neemt aan dat de in die lijst genoemde Saul Monnikendam niet in rijkswerkkamp Diever of rijkswerkkamp Diever B is geweest. De redactie neemt aan dat de in de lijst genoemde Jacob Knegje ook niet in rijkswerkkamp A of rijkswerkkamp B is geweest, hij overleed op 13 juli 1942 in Amsterdam.
De redactie heeft de namen van de mannen op deze lijst opgezocht in de webstee van het Joods Monument en de gegevens van deze mannen (sommigen met foto) in de volgende lijst weergegeven.

De Duitse bezetter en zijn Nederlandse handlangers ontruimden de rijkswerkkampen Diever A en Diever B in de nacht van vrijdag 2 oktober 1942. De toen nog aanwezige joodse mannen uit diverse delen van Nederland moesten in de nacht van vrijdag 2 op 3 oktober 1942 (op de joodse Grote Verzoendag) vanuit de Olde Willem zo’n vijfentwintig kilometer lopen naar concentratiekamp Westerbork.

Het merendeel van de mannen in de navolgende lijst van Amsterdamse Joden zullen in rijkswerkkamp Diever A zijn geweest en stierven vóór vrijdag 2 oktober 1942 in Auschwitz of Sobibor: Mozes Aandagt, Alexander Aldewereld, Levie Appelboom, Bernard Aussen, Mozes Bacharach, Izaäc Blitz, Juda Canes, Abraham Cohen, Andries Couvern, Jacob van Esso, Abraham Groothuis, Benjamin van Hes, Elias Korthoef, Benjamin de Levie, Aäron van Rooijen, David Salomon, Barend Waas, Isaäc Walvisch, Siegried Wolder, Joseph Zwaab.
Daarmee mag het duidelijk zijn dat de Duitse bezetter het rijkswerkkamp Diever A (en het naastliggende rijkswerkkamp Diever B) gebruikt heeft als doorstroomkamp (durchgangslager) van concentratiekamp Westerbork.
Slechts enige in de lijst genoemde mannen overleden na het einde van Tweede Wereldoorlog: Samuel Bierman (1951), Israel Cohen (1970), Isaac Gobets (1993).

Lijst van Amsterdamse Joden die op 10 januari 1942 moesten vertrekken naar werkkamp Diever A
Mozes Aandagt, woonachtig in de Sint Antoniesbreestraat 67 II in Amsterdam, geboren op 15 juni 1883 in Amsterdam, overleden op 7 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 59 jaar, beroep: niet bekend
Naftalie Achttienribben, woonachtig in de Oleanderstraat 21 huis in Amsterdam, geboren op 30 juli 1897 in Amsterdam, overleden op 28 februari 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 45 jaar, beroep: chauffeur.
Alexander Aldewereld, woonachtig in de Van Woustraat 101 II in Amsterdam, geboren op 16 augustus 1901 in Amsterdam, overleden op 30 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 41 jaar, beroep: winkelbediende.
Levie (Louis) Appelboom, woonachtig in de Nieuwe Achtergracht 113 III, geboren op 22 februari 1878 in Amsterdam, overleden op 21 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 64 jaar, beroep: koopman.
Willem David Augurkiesman, woonachtig in de Sarpathiestraat 96 I in Amsterdam, geboren op Sobibor, bereikte de leeftijd van 49 jaar, beroep: musicus.
Bernard Aussen, woonachtig in de Hofmeyrstraat 5 I in Amsterdam, geboren op 14 januari 1881 in Amsterdam, overleden op 10 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 60 jaar, beroep: reclameschilder.
Mozes Bacharach, woonachtig in de Blasiusstraat 116 I in Amsterdam, geboren op 2 december 1879 in Amsterdam, overleden op 10 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: diamantbewerker.
Barend Beek, woonachtig in de Boterdiepstraat 19 II in Amsterdam, geboren op 2 mei 1892 in Amsterdam, overleden op 11 december 1944 in Extern Kommand Burggraben, bereikte de leeftijd van 52 jaar, beroep: diamantbewerker.
J. Baan, woonachtig in de Ruijschstraat 91, geboren op 1 juli 1912 in Amsterdam.
Van deze persoon is niet vastgesteld of hij de oorlog heeft overleefd.
Samuel Bierman, woonachtig in de Latherusstraat 78 in Amsterdam, geboren op 2 februari 1881 in Amsterdam, overleden op 20 november 1951 in Amsterdam, bereikte de leeftijd van 70 jaar, beroep: loswerkman.
Isaäc Blitz, woonactig in de Spitskopstraat 12 huis in Amsterdam, geboren op 18 april 1887 in Amsterdam, overleden op 10 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 55 jaar, beroep: postsorteerder.
Nathan Bonewit, woonachtig in de Louis Bothastraat 17 huis in Amsterdam, geboren op 13 december 1900 in Amsterdam, overleden op 9 april 1943 in Sobibor, beroep: niet bekend.
Jacob Bueno de Mesquita, woonachtig in de Van Zesenstraat 7 huis in Amsterdam, geboren op 4 april 1886 in Amsterdam, overleden op 21 mei 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 57 jaar, beroep: boekbinder.
Hijman Buijs, woonachtig in de Schalk Burgerstraat 12 huis in Amsterdam, geboren op 4 april 1883 in Amsterdam, overleden op 5 maart 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 59 jaar, beroep: diamantbewerker.
Juda Canes, woonachtig in de Uiterwaardenstraat 75 II in Amsterdam, geboren op 17 januari 1880 in Amsterdam, overleden op 14 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: niet bekend.
David Cavalje, woonachtig in de Van Ostadestraat 328 II in Amsterdam, geboren op 15 december 1894, overleden op 7 mei 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 48 jaar, beroep: niet bekend.
Abraham Cohen, woonachtig in Amstel 128 I, geboren op 24 april 1881, overleden op 17 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 61 jaar, beroep: gids.
Israel Cohen, woonachtig in Govert Flinckstraat 84 IV in Amsterdam, geboren op 10 augustus 1907 in Amsterdam, overleden op 19 juli 1970 in Amsterdam, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: niet bekend.
Andries Couvern, woonachtig in de Nieuwe Prinsengracht 48 huis in Amsterdam, geboren op 7 maart 1887 in Amsterdam, overleden op 14 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 55 jaar, beroep: reiziger.
Emanuel Degen, woonachtig in de Danie Theronstraat 36 in Amsterdam, geboren op 15 maart 1913 in Amsterdam, overleden op 31 maart 1944 in Midden-Europa, bereikte de leeftijd van 31 jaar, beroep: kleermaker.
Samuël Degen, woonachtig in de President Brandstraat 28 III in Amsterdam, geboren op 9 juli 1880 in Amsterdam, overleden op 5 oktober 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: reiziger.
Levie Abraham Drukker, woonachtig in Nieuwe Kerkstraat 31 II in Amsterdam, geboren op 10 maart 1883 in Zaandam, overleden op 30 april 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 60 jaar, beroep: marktkoopman.
Jacob van Esso, woonachtig in de Minervalaan 19 huis in Amsterdam, geboren op 15 juli 1881 in Meppel (Drente), overleden op 28 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 61 jaar, beroep: huidenzouter.
Abraham Fraenkel, woonachtig in de Zwanenburgwal 112 III in Amsterdam, geboren op 2 juli 1880 in Amsterdam, overleden op 26 maart 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: sigarenmaker.
Levie Fraenkel, woonachtig in de Reitzstraat 31 I in Amsterdam, geboren op 30 juni 1879 in Leeuwarden (Friesland), overleden op 12 februari 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 63 jaar, beroep: koopman.
Marcus Eliazer Friezer, woonachtig in de Volkerakstraat 50 I in Amsterdam, geboren op 13 oktober 1904 in Amsterdam, overleden op 2 april 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 38 jaar, beroep: agent.
Salomon Gobes, woonachtig in de Plantage Badlaan 3 II in Amsterdam, geboren op 29 augustus 1893 in Amsterdam, overleden op 4 juni 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 49 jaar, beroep: marktkoopman.
Isaac Gobets, woonachtig in Nieuwe Prinsengracht 102 in Amsterdam, geboren op 14 mei 1907 in Amsterdam, overleden op 14 augustus 1993 in Amsterdam, bereikte de leeftijd van 86 jaar, beroep: niet bekend.
Jacob Gobets, woonachtig in de Veeteeltstraat 104 huis in Amsterdam, geboren op 8 maart 1896 in Amsterdam, overleden op 9 juli 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 47 jaar, beroep: coupeur en tailleur.
Samuel Mendel Goldstein, woonachtig in de Nieuwe Kerkstraat 14 I in Amsterdam, geboren op 27 oktober 1889 in Chrzanów (Polen), overleden op 11ereikte de leeftijd van 53 jaar, beroep: verplegende.
Abraham Groothuis, woonachtig in de Nieuwe Herengracht 51 I in Amsterdam, geboren op 16 juli 1881 in Amsterdam, overleden op 28 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 61 jaar, beroep: niet bekend.
David Halmans, woonachtig in de Govert Flinckstraat 227 II in Amsterdam, geboren op 17 september 1877 in Amsterdam, overleden op 21 mei 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 65 jaar, beroep: niet bekend.
Willem Harpman, woonachtig in de Ruijschstraat 47 I in Amsterdam, geboren op 19 juli 1905 in Amsterdam, overleden op 31 maart 1944 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 38 jaar, beroep: niet bekend.
Maurits Hartog, woonachtig in de Van Woustraat 118 III in Amsterdam, geboren op 1 februari 1897 in Eindhoven, overleden op 26 maart 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 46 jaar, beroep: huidenkoopman.
Abraham Benjamin de Hes, woonachtig in Lepelstraat 73 I in Amsterdam, geboren op 4 februari 1882 in Hoogeveen (Drente). Van deze persoon is niet vastgesteld of hij de oorlog heeft overleefd.
Benjamin van Hes, woonachtig in de Weesperstraat 30 I in Amsterdam, geboren op 19 juni 1899 in Amsterdam, overleden op 30 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 43 jaar, beroep: koopman.
Marcus Hoed, woonachtig in de Borssenburgstraat 31 I in Amsterdam, geboren op 9 juli 1894 in Amsterdam, overleden op 16 juli 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 49 jaar, beroep: glasbewerker.
Eliazer Jacobs, woonachtig in de 2e Boerhaavestraat 19 I in Amsterdam, geboren op 3 maart 1888 in Amsterdam, overleden op 5 oktober 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 54 jaar, beroep: fotograaf.
Jacob Jacobs, woonachtig in de Albert Cuijpstraat 134 III in Amsterdam, geboren op 9 februari 1879 in Amsterdam, overleden op 5 februari 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 63 jaar, beroep: niet bekend.
Philip Elias Jacobs, woonachtig in de Waverstraat 101 III in Amsterdam, geboren op 2 9 februari 1884 in Zutphen, overleden op 28 mei 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 59 jaar, beroep: reiziger.
Georg Jacobsohn, woonachtig in de Zandstraat 13 huis in Amsterdam, geboren op 23 februari 1880 in Berlijn, overleden op 26 februari 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 63 jaar, beroep: toneelspeler.
Samuel Kats, woonachtig in de Tilanusstraat 68 II in Amsterdam, geboren op 18 mei 1880 in Rheden (Gelderland), overleden op 2 april 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: slager.
Jacob Knegje, woonachtig in de Tugelaweg 115 huis in Amsterdam, geboren op 23 mei 1889 in Amsterdam, overleden op 13 juli 1942 in Amsterdam, bereikte de leeftijd van 53 jaar, beroep: niet bekend.
Elias Korthoef, woonachtig in de Blasiusstraat 127 I in Amsterdam, geboren op 13 december 1900 in Amsterdam, overleden op 30 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 41 jaar, beroep: koopman.
A. de Leeuw, woonachtig in de ’s Gravenzandestraat 18 in Amsterdam, geboren op 6 augustus 1894.
Van deze persoon is niet vastgesteld of hij de oorlog heeft overleefd.
S. Lelie, woonachtig in de Tweede Jan van der Heijdenstraat 22 II in Amsterdam, geboren op 2 september 1880.
Van deze persoon is niet vastgesteld of hij de oorlog heeft overleefd.
Benjamin de Levie, woonachtig in de Rapenburg 98 huis in Amsterdam, geboren op 20 augustus 1888 in Groningen, overleden op 24 september 1942 in Monowitz, bereikte de leeftijd van 54 jaar, beroep: huisschilder.
Marcus Lisser, woonachtig in de Schalk Burgerstraat 24 huis in Amsterdam, geboren op 23 april 1884 in Amsterdam, overleden op 23 april 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 59 jaar, beroep: sigarenmaker.
Jacob Haïm de Mesquita, woonachtig in de Zandstraat 13 I in Amsterdam, geboren op 24 januari 1877 in Amsterdam, overleden op 26 januari 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 66 jaar, beroep: koopman.
Emanuel Mok, woonachtig in de Valkenburgerstraat 206 II in Amsterdam, geboren op 16 juli 1882 in Amsterdam, overleden op 2 april 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 60 jaar, beroep: koopman.
Saul Monnikendam, woonachtig in de Gaaspstraat 56 I in Amsterdam, geboren op 18 mei 1901 in Amsterdam, overleden op 2 april 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 41 jaar, beroep: heilgymnast.
Joseph Naarden, woonachtig in de Nieuwe Kerkstraat 61 I in Amsterdam, geboren op 25 september 1883 in Amsterdam, overleden op 16 april 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 59 jaar, beroep: niet bekend.
Joseph Neuman, woonachtig in de Vechtstraat 14 II in Amsterdam, geboren op 4 september 1880 in Roermond (Limburg), overleden op 21 januari 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: niet bekend.
Aron Nunes Vaz, woonachtig in de Nieuwe Kerkstraat 19 III in Amsterdam, geboren op Sobibor, bereikte de leeftijd van 26 jaar, beroep: huisschilder.
Lion Pesaro, woonachtig in de Louis Bothastraat 29 I in Amsterdam, geboren op 18 juni 1879 in Amsterdam, overleden op 7 december 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 63 jaar, beroep: loopknecht.
David Polak, woonachtig in de Rapenburgerstraat 58 I in Amsterdam, geboren op 30 augustus 1898 in Amsterdam, overleden op 28 mei 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 44 jaar, beroep: koopman.
Levie Polak, woonachtig in de Lange Houtstraat 17 II in Amsterdam, geboren op 11 oktober 1880 in Amsterdam, overleden op 3 december 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: koopman.
Meijer van Praag, woonachtig in de Tweede Boerhaavestraat 3 II in Amsterdam, geboren op 9 februari 1882 in Amsterdam, overleden op 26 maart 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 61 jaar, beroep: niet bekend.
Emanuel Querido, woonachtig in de Van Woustraat 189 III in Amsterdam, geboren op 24 mei 1894 in Amsterdam, overleden op 11 juni 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 49 jaar, beroep: diamantbewerker.
Jozeph Reens, woonachtig in de Nieuwe Kerkstraat 115 III in Amsterdam, geboren op 15 januari 1909 in Amsterdam, overleden op 28 februari 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 34 jaar, beroep: behanger.
Joël de Roos, woonachtig in de Camperstraat 16 III in Amsterdam, geboren op 25 december 1879 in Amsterdam, overleden op 5 maart 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 63 jaar, beroep: niet bekend.
Juda Roos, woonachtig in de Tilanusstraat 83 II in Amsterdam, geboren op 20 maart 1893 in Amsterdam, overleden op 11 december 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 49 jaar, beroep: kantinehouder.
Aäron van Rooijen, woonachtig in de Kraaijpanstraat 44 huis in Amsterdam, geboren op 28 februari 1885 in Amsterdam, overleden op 30 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 57 jaar, beroep: koopman.
Aäron Salomons, woonachtig in de Zuider Amstelstraat 10 I in Amsterdam, geboren op 30 september 1882 in Amsterdam, overleden op 27 november 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 60 jaar, beroep: koopman.
David Salomon, woonachtig in de Borssenburgstraat 24 II in Amsterdam, geboren op 23 juli 1905 in Rogasen (Polen), overleden op 30 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 37 jaar, beroep: boekhouder.
Joseph Sacksioni, woonachtig in de Tugelaweg 82 in Amsterdam, geboren op 25 september 1882 in Amsterdam, overleden op 13 maart 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 60 jaar, beroep: niet bekend.
David Santen, woonachtig in de Spitskopstraat 4 II in Amsterdam, geboren op 7 mei 1878 in Amstedam, overleden op 26 februari 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 64 jaar, beroep: koopman.
Mozes Schuijer, woonachtig in de Nieuwe Uilenburgerstraat 117 III in Amsterdam, geboren op 21 april 1883 in Den Haag, overleden op 19 november 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 59 jaar, beroep: huisschilder.
Levie Sluijter, woonachtig in de Plantage Doklaan 32 huis in Amsterdam, geboren op 17 juli 1879 in Amsterdam, overleden op 21 mei 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 63 jaar, beroep: koopman.
Sander Speelman, woonachtig in de Zwanenburgwal 48 I in Amsterdam, geboren op 11 oktober 1876 in Rotterdam, overleden op 4 juni 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 66 jaar, beroep: reiziger.
Salomon Speelman, woonachtig op het Waterlooplein 84 II, geboren op 24 december 1881 in Amsterdam, overleden op 19 november 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 60 jaar, beroep: koopman.
Elkan van Sijs, woonachtig in de Vaalrivierstraat 20 huis in Amsterdam, geboren op 17 december 1896 in Amsterdam, overleden op 4 juni 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 46 jaar, beroep: venter.
Mozes Tailleur, woonachtig in de Borssenburgstraat 18 IV in Amsterdam, geboren op 5 september 1879 in Amsterdam, overleden op 13 november 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 63 jaar, beroep: magazijnbediende.
Jozes Tertaas, woonachtig in de Foeliestraat 40 II in Amsterdam, geboren op 27 februari 1880 in Amsterdam, overleden op 27 november 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: havenarbeider.
Aäron Troeder, woonachtig op het Afrikanerplein 32 II in Amsterdam, geboren op 13 oktober 1896 in Amsterdam, overleden op 28 februari 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 46 jaar, beroep: diamantslijper.
Bernard Troostwijk, woonachtig in de Iepenweg 26 I in Amsterdam, geboren op 6 april 1878 in Amsterdam, overleden op 27 november 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 64 jaar, beroep: koopman.
Mozes Veffer, woonachtig in de Tugelaweg 50 I in Amsterdam, geboren op 4 mei 1894 in Amstersam,. overleden op 4 juni 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 49 jaar, beroep: diamantwerker.
David Vierra, woonachtig in de Lepelstraat 61 I in Amsterdam, geboren op 17 juni 1885 in Amsterdam, overleden op 4 juni 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 57 jaar, beroep: venter.
… Vierra, woonachtig in Amsterdam, zijn gegevens moeten nog worden uitgezocht.
Van deze persoon is niet vastgesteld of hij de oorlog heeft overleefd.
Cosman Vos, woonachtig in het Sarpathipark 36 II in Amsterdam, geboren op 17 november 1891 in Amsterdam, overleden op 9 april 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 51 jaar, beroep: toneelspeler.
Barend Waas, woonachtig in de Zwanenburgerstraat 21 I in Amsterdam, geboren op 21 augustus 1900, overleden op 29 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 42 jaar, beroep: sigarenmaker.
Gabriël Walvis, woonachtig in de Weesperstraat 18 I in Amsterdam, geboren op 2 augustus 1877 in Amsterdam, overleden op 26 maart 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 65 jaar, beroep: niet bekend.
Isaäc Walvisch, woonachtig in de Amstellaan 27 II in Amsterdam, geboren op 21 september 1888 in Amsterdam, overleden op 14 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 53 jaar, beroep: koopman.
… de Vries, woonachtig in de Lutmastraat 11 II in Amsterdam, geboren op 3 januari 1877, gegevens ontbreken.
Van deze persoon is niet vastgesteld of hij de oorlog heeft overleefd.
Abraham Winnik, woonachtig in de Vaalrivierstraat 18 huis in Amsterdam, geboren op 4 november 1884 in Amsterdam, overleden op 2 april 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 58 jaar, beroep: darmenbewerker.
Joseph Winnik, woonachtig in de Sparrenweg 1 III in Amsterdam, geboren op 30 maart 1907 in Amsterdam, overleden op 30 april 1943 in Midden-Europa, bereikte de leeftijd van 36 jaar, beroep: venter.
Siegried Wolder, woonachtig in de Tweede Jan Steenstraat 73 I in Amsterdam, geboren op 24 november 1918 in Amsterdam, overleden op 30 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 23 jaar, beroep: niet bekend.
Jacob Zak, woonachtig in de Krugerstraat 17 II in Amsterdam, geboren op 5 juni 1877 in Amsterdam, overleden op 17 september 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 66 jaar, beroep: schijvenschuurder.
Izak Zilverberg, woonachtig in de Retiefstraat 15 II in Amsterdam, geboren op 9 augustus 1885 in Coevorden, overleden op 28 mei 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd vn 57 jaar, beroep: huisschilder.
Joseph Zwaab, woonachtig op de Nieuwe Keizersgracht 56 II in Amsterdam, geboren op 18 november 1879 in Amsterdam, overleden op 24 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: diamantbewerker.

Afbeelding 1
Mannelijke Joden in Amsterdam zonder arbeid of vaste bezigheid moesten een formulier invullen, dat leidde tot tewerkstelling in rijkswerkkampen in onder meer Drente. Dit formulier is aanwezig in het archief van het Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies in Amsterdam.

Afbeelding 2
Ingang van rijkswerkkamp Diever A op een door Roelof (Roef) van Goor uut Deever in 1935 uitgegeven ansichtkaart

Afbeelding 3
Gedenkteken bij de rijkswerkkampen Diever A en Diever in de Olde Willem

Posted in Ansichtkoate, Oorlogsmonement, Tweede Wereldoorlog, Werkkampen Diever A en B | Leave a comment

Wat overbleef van de boerdereeje van Oar’nd Mogg’n

In de geparametriseerde Duitsgezinde krant het ‘Drentsch dagblad: officieel orgaan voor de provincie Drenthe’ verscheen op 4 augustus 1942 het navolgende indoctrinatieberichtje.

Diever.
In café Balsma was een vergadering belegd om te komen tot een vrijwillige organisatie van den Nederlandsche Volksdienst en Winterhulp Nederland.
De leiding van dezen avond berustte bij het wijkhoofd den heer Muggen te Dieverbrug.
De spreker de heer Zuurveen gaf een uiteenzetting van den Nederlandsche Volksdienst en Winterhulp Nederland.
Het doel van deze vergadering is volkomen geslaagd, aangezien een voldoend aantal personen aanwezig was om een vrijwillige organisatie tot stand te brengen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De vergadering werd gehouden in het café Brinkzicht van de beruchte N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma an de brink van Deever. Tussen de regels door van het gecensureerde bericht is te lezen dat in Deever de belangstelling voor beide genoemde organisaties te verwaarlozen was.

De N.S.B.’er en commies van de distributie Arend Muggen schreef op zaterdag 11 mei 1940 de  volgende mededeling:
Van officiële zijde wordt vernomen, dat na afloop van de thans lopende distributieperiode, welke donderdag j.l. eindigde, de distributieregeling voor bonen en capucijners en grauwe erwten komt te vervallen. Met ingang van gisteren is de verkoop van deze artikelen aan het publiek vrij en behoeft bij aflevering door de winkelier geen bonnen van de rijksdistributiekaart te worden ingeleverd. Er wordt nadrukkelijk op gewezen dat bonen, capucijners en grauwe erwten dan weder vallen onder het hamsterverbod

Voor wat het waard is, vermeld de publiek toegankelijke webstee nl.wikipedia.org over de Nederlandsche Volksdienst het volgende.
De Nederlandsche Volksdienst werd in juli 1941 opgericht naar voorbeeld van de National Sozialistische Volkswohlfahrt in nazi-Duitsland. De oprichters van de Nederlandsche Volksdienst wilden al het sociale werk in Nederland bundelen in de Nederlandsche Volksdienst. De Nederlandsche Volksdienst werd opgericht op initiatief en met hulp van de Duitse bezetter. Het ging de bezetters om de nazificering van het maatschappelijk werk in Nederland. Door zich in te zetten voor de Nederlandsche Volksdienst steunde men in feite de vijand.

Voor wat het waard is vermeld de publiek toegankelijke webstee nl.wikipedia.org over de organisatie Winterhulp Nederland het volgende.
Winterhulp was de gemeenzame benaming van de Stichting Winterhulp Nederland, de nationaal-socialistische organisatie die tijdens de Tweede Wereldoorlog alle maatschappelijke hulpverlening, zoals verleend door de overheid, particuliere en kerkelijke organisaties in Nederland moest overnemen.

De publiek toegankelijke webstee www.alledrenten.nl bevat de volgende gegevens over het wijkhoofd an de Deeverbrogge:
Beilen, huwelijksakte, 1 mei 1931, aktenr. 18
Bruidegom: Arend Muggen, geboren te Diever; oud: 28 jaren; beroep: landbouwer, zoon van Albert Muggen, beroep: landbouwer, en Klaasje van Wester, beroep: zonder.
Bruid: Henderika Ovinge, geboren te Beilen; oud: 27 jaren; beroep: zonder, dochter van Hendrik Ovinge, beroep: landbouwer, en Jantje Lutken, beroep: zonder.
Diever, geboorteakte, 17 september 1902, aktenr. 47
Kind: Arend Muggen, geboren te Diever op 16-09-1902, zoon van Albert Muggen, beroep: landbouwer; oud: 29 jaren, en Klaasje van Wester, beroep: zonder.

Klaasje van Wester was een dochter van Hendrik van Wester en Geertje Huisman, die tuss’n de Oll’ndeeversebrogge en Wittelte bee ‘t Olde Voartie woonden. Klaasje van Wester was een zuster van boer en wethouder Roelof van Wester uut Oll’ndeever.
Een plaatselijk wijkhoofd was een vaste medewerker van de nationaal-socialistische liefdadigheidsorganisatie Stichting Winterhulp Nederland. Winterhulp had tot politieke doel hulpbehoevenden in de winter materieel te ondersteunen.

Op de foto, die de redactie van ut Deevers Archief heeft gemaakt op 8 februari 2008, is de situatie te zien, zoals deze al sinds jaar en dag is te zien op de plek waar de woning van de N.S.B.’er Arend Muggen tot in de Tweede Wereldoorlog stond. Het huis is in de Tweede Wereldoorlog afgebrand. De geruchten gingen dat een belangrijk lid van het Drentse verzet het huis in de brand heeft gestoken. Maar dat is niet meer na te gaan. In de volksmond was het commentaar: See hept hum in de braand esteuk’n.

De redactie heeft nog niet na kunnen gaan of in het boek met de titel ‘An de Brogge’, dat de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever heeft samengesteld ter gelegenheid van haar twintigjarig bestaan, enige aandacht is besteed aan ‘de Brogge in oorlogstied’.

Posted in An de Deeverbrogge, N.S.B., N.S.B.'er, Tweede Wereldoorlog, Verdwenen object | Leave a comment

Un paer aarmoodige rhododendrons op un diek

In het kader van de uitvoering van het miljoenen euro’s verslindende gemeentelijke werk Deever op drift moest in 2019-2020 ook de oorspronkelijke wal van de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever het ontgelden.
Dat is de wal waar de Duitser Fritz Habener op 10 april 1945 tien onschuldige mannen vermoordde. Op de plek van de moord stond bij de wal een prachtig bosje rhododentrons. Die rhododendrons zijn om zeep geholpen, vanwege de onverklaarbare aanleg van de paardenmarktterreinbrinkdijk langs de kaarkhof. Deze dijk is op afbeelding 1 te zien. Let bij het bekijken van afbeelding 1 ook op de zes volstrekt overbodige gemeentelijke betuttelpaaltjes van niet duurzaam niet circulair geperst plastic.
Op de paardenmarktterreinbrinkdijk an de Bosweg in Deever zijn als goedmakertje voor de om zeep geholpen rhododendrons een paar armzalige rhododendrons op de verkeerde plek op de dijk geplant. Deze zijn te zien in afbeelding 2.
De redactie van ut Deevers Archief heeft de twee hier afgebeelde kleurenfoto’s gemaakt op maandag 8 juni 2020.

Afbeelding 1: Langs de rand van de paardenmarktterreinbrink an de Bosweg in Deever is een dijk aangelegd. 
Afbeelding 2: Op de paardenmarktterreinbrinkdijk zijn een paar armzalige rhododendrons geplant.

Posted in Maarktturrein, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Un tragiese 10 april en un onvugetelokke 12 april

In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van vrijdag 12 april 1946 verscheen het volgende bericht over de spannende en tragische laatste paar dagen van de Tweede Wereldoorlog in ut dorp Deever. 

Een tragische 10 april – Herinneringen aan de bevrijding van Diever
Nu het een jaar geleden is, dat Noord-Nederland van plaats tot plaats zoo langzamerhand geheel bevrijd werd, gaat ook voor ons dorp de dag voorbij, waarop we ons al weer een jaar vrij weten.
De spanning groeide hier de laatste dagen vóór de bevrijding nog aanmerkelijk, toen we op Zaterdag 7 april 1945 vernamen, dat de Canadeezen zelfs Meppel dicht naderden. Op dienzelfden dag lieten laagvliegende vliegtuigen ’s avonds een groep parachutisten neer in de boscchen van het landgoed ‘Berkenheuvel’. Deze kregen contact met ons dorp en begaven zich Maandagmiddag daarop om 1 uur over den esch naar hier, waar zij in het café van den N.S.B.’er-landwachter K.M. Balsma den N.S.B.-burgemeester P.O. Posthumus inrekenden. De beruchte Balsma zelf wist daarbij jammer genoeg te ontkomen.
Dit staaltje baarde vanzelfsprekend groot opzien. Allengs vormde zich na dit gebeuren een groote optocht van de parachutisten met hun gevangene voorop, gevolgd door een geestdriftige en juichende menigte inwoners. We zouden toen hier bijna den indruk krijgen, dat Diever al bevrijd was, alhoewel dit in werkelijkheid nog geenszins het geval was, want de parachutisten begaven zich weer naar hun verblijfplaats in het bosch.
Er volgde een zeer tragische 10e April op, die in ons aller hart een diepe wonde sloeg. Toen toch werden in den avond om goed 8 uur 10 mannen, waaronder 7 dorpelingen, 2 geëvacueerde Brabantse jongens van 14 en 18 jaar en 1 woonwagenbewoner, door de meedoogenlooze niets ontziende Duitschers gefusilleerd, terwijl ze ’s middags een zich op den Heezenesch bevindenden dorpsgenoot neerschoten. We dienen niet te vergeten hier te vermelden, dat één dorpeling, namelijk Koop Westerhof, die zich onder de te fusilleeren personen bevond en den kogelregen tot twee maal toe heeft moeten doorstaan, als door een wonder slechts licht gewond is geraakt. Hij heeft zich, dit onmiddelijk beseffende, temidden van zijn inmiddels overleden kameraden, gedurende 1 á 2 uur schijndood gehouden en heeft zich toen verwijderd. Al enkele dagen daarna was hij weer geheel dezelfde.
De begrafenis van de 11 gesneuvelde vaderlanders heeft plaats gehad op 14 april daar aan volgend op de algemeene begraafplaats alhier. Hun stoffelijke resten rusten naast elkaar in één droeve rij.
Dat er van een innig medeleven onder de bevolking van Diever en omstreken sprake was, blijkt uit de lange begrafenisstoet, een dicht opeengepakte schare, die zich van den ingang van het kerkhof tot aan de Nederlands Hervormde Kerk via den betonweg uitstrekte. Wij zullen deze mannen, die hun leven voor onze vrijheid moesten laten, blijven gedenken.
De Moffen, die deze gruweldaad pleegden, waren in den loop van den middag van Steenwijk gekomen en geraakten al vrij spoedig in vuurgevecht met de parachutisten, die langs den beboschten eschrand naderbij waren komen sluipen. Tegen den avond begonnen de Moffen zelfs te schieten met een snelvuurkanon in de richting van het bosch, waarin de parachutisten zich intusschen hadden teruggetrokken. Door deze beschieting geraakten een aan den rand van het bosch staande arbeiderswoning en een bij een boerderij staande schuur in brand. Aan blusschen of redden viel niet te denken, zoodat beide gebouwen geheel uitbrandden. Bij de gevechtshandelingen op dezen dag werden eenige Duitschers gedood, doch gelukkig geen enkele parachutist.
Op 11 April reeds in den namiddag kwam de verblijdende tijding in Diever, dat Canadeesche tanks en gevechtswagens al bij de Dieverbrug waren, die men echter niet kon passeren, omdat deze was opgeblazen. Tegen den avond verspreidde zich het gerucht, dat in den nacht van 11 op 12 April de vijand hier nogmaals een aantal menschen zou komen afmaken. Dit is gelukkig niet het geval geworden. Naar men beweert, moet in den nacht nog wel een transport Moffen in deze richting zijn gekomen, namelijk tot aan de grens Vledder-Diever. Een ware uittocht van het grootste gedeelte van de mannelijke inwoners, viel in verband hiermede te bespeuren naar de gemeente Dwingeloo, het bevrijde gebied, om daar den nacht door te brengen. Anderen trokken naar verafgelegen woningen om zich daar voor één nacht schuil te houden.
Zoo werd het dan de onvergetelijke Donderdag 12 April 1945, dat de eerste zo zeer verbeide Canadeesche tanks en gevechtswagens in de vroegte over een met vereende krachten in den nacht gemaakte noodbrug over de Drentsche Hoofdvaart rolden, om ons dorp te bevrijden van den loodzwaren, niet meer te dragen last, namelijk de tyrannieke bezetting der gehate Duitschers, waaronder het, gelijk het geheele vaderland, gebukt moest gaan gedurende 5 bange jaren.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie heeft op dit moment geen aantekeningen bij dit bericht.

Posted in 10 april 1945, 12 april 1945, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Gedèènktiek’n veur de bouwers van de noodbrogge

In de krant Ons Noorden : Dagblad voor de Noorderlijke Provinciën verscheen op 21 mei 1945 een artikel over de bouw van de noodbrug over de Drentse Hoofdvaart an de Deeverbrogge in de nacht van 11 op 12 april 1945. 

Drentse burgers bouwden een noodbrug en bevorderden Frieslands bevrijding
In de dagen rond 10 april, zo lezen we in de ‘De Vrije Pers’, toen het noorden des lands in angstige spanning op de bevrijdende Canadese legers wachten, ging er in de huizen van de gelukkigen, die nog op de een of andere elektrische stroom konden bemachtigen, geen uur voorbij of de radio werd ingeschakeld. De hoop op een spoedige verlossing van de onderdrukkers nam toe in de harten van de Drenten en Groningers, naarmate de tankspitsen ten oosten van de Drentse Hoofdvaart vorderen. Doch de Friezen werd het bang te moede, want wie beter dan zij wisten welk een barrière hen nog van de oprukkende geallieerden scheidde.
Op een goede dag meldde Herrijzend Nederland evenwel plotseling dat de Canadese spitsen tot in Diever doorgedrongen waren. Diever, over het kanaal dus ! En zie, dit bruggenhoofd is het geweest van waaruit Frieslands victorie begon. Dit bruggenhoofd danken zij aan een Drentse opzichter van de Rijkswarerstaat, die met een aantal burgers onder het bereik der Duitse kanonnen een noodbrug over het kanaal sloeg, waarover het materiaal naar het westen stroomde.
Canadezen en Polen rukten in Drente op: Coevorden werd bevrijd, de spoorbaan Hoogeveen – Meppel gepasseerd, in de loop van woensdag den 11de april werd Dwingeloo bereikt en even later stonden Canadezen aan de Drentse Hoofdvaart. Waarschijnlijk heeft het niet in de bedoeling gelegen om de operaties onmiddelijk aan de westzijde ervan voort te zetten, doch er zijn factoren geweest (onder andere een noodkreet van de bevolking van Diever, waar de terugtrekkende Duitsers een vreselijke terreur uitoefenden, die den commandant de wenselijkheid van een noodbrug bij Dieverbrug deden inzien.
Mer een opzichter van de Rijkswaterstaat te Dwingeloo werd overleg gepleegd en deze bood aan, met een aantal vrijwilligers een brug over het kanaal te slaan. Ondanks het feit, dat zowel Wittelte, de Haarsluis (ten zuiden van Geeuwenbrug) en Diever nog in Duitse handen was en het geenszins denkbeeldig was, dat deze tegen het vallen van de avond het vuur zouden openen, meldden zich tal van vrijwilligers aan. Uit deze groep werden zestien bekwame vaklui gekozen, die ’s avonds om negen uur met de bouw begonnen, terwijl de Canadezen de wegen naar Dieverbrug onder controle hielden.
De opdracht van den Canadesen commandant luidde: maak  mij een brug geschikt voor maximaal 9-tons wagens en zorg, dat die morgenvroeg half zeven klaar is. De hele nacht zwoegden en ploeterden de vrijwilligers, daarbij gebruik makend van een bok met marteriaal afkomstig van de op last van de Duitsers afgebroken Wittelterbrug, welk materiaal men speciaal met het oog op de bouw van een noodbrug in de buurt had weten vast te houden. De mannen smaakten tenslotte het genoegen debrug tien minuten voor de vastgestelde tijd gereed te hebben en onmiddellijk starten de geallieerde colonnes naar het westen.
Het schijnt dat de Canadese bevelvoerder na deze voorspoedige vorming van het ‘bruggenhoofd Dieverbrug’ het krijgsplan gewijzigd heeft en meteen Friesland en de Kop van Overijssel heeft ‘meegenomen’. Dezelfde morgen omstreeks elf uur stonden de eerste Canadese verkenners voor Steenwijk en nog de zelfde dag werd Wolvega bereikt.
Is het teveel gezegd, dat de Friezen, die er op enkele plaatsen na (Pingjum onder andere) bijna zonder kleerscheuren zijn afgekomen, dit mede te danken hebben aan de mannen van de Rijkswaterstaat en hun Drentse vrijwilligers ?

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie heeft in verschillende berichten aandacht besteed aan het ontbreken van een gedenkplaat of een plaquette voor de Deeverse en Dwingeler bouwers van de noodbrogge over de Drentse Hoofdvaart an de Deeverbrogge in de nacht van 11 op 12 april 1945. De noodbrug is gebouwd geweest naast de Deeverbrogge, die de Duitse bezetter tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog heeft opgeblazen. Op de hier afgebeelde helaas niet zo scherpe foto is de opgeblazen Deeverbrogge te zien; deze foto is vlak na het einde van de Tweede Wereldoorlog gemaakt door de an de Deeverbrogge wonende Wopke Veenstra.
Zie bijvoorbeeld het bericht Bouwers van de noodbrogge kriegt un gedenkplaete
en het bericht De seu’m lange staarke ieser’n balk’n van Oere Chris of het bericht Un ienvoldig gedèènktiek’n bee de Deeverbrogge.
De bedoeling van het bestuur van de Historische Vereniging Gemeente Diever was deze gedenkplaat, eigenlijk meer een vandalenbestendig informatiebord, met enig ceremonieel te plaatsen op 12 april 2010, vijfenzeventig jaar na de bevrijding van de gemiente Deever, te plaatsen, maar vanwege de corona-pandemie bleek dat helaas op die datum niet tot de mogelijkheden te behoren.
In de webstee van de Olde Möppeler (Meppeler Courant) verscheen op 3 augustus 1920 het bericht Historische Vereniging Gemeente Diever plaatst informatiepanelen
waarin ook verslag wordt gedaan van het plaatsen van een bord met gegevens over de bouw van de noodbrogge ter plaatse van de vernielde Deeverbrogge.
Het is er dus na 75 jaren en bijna 4 maanden na 12 april 1945 dan toch nog van gekomen. Niet op initiatief van de Hoge Heertjes En Dametjes Van Het Dagelijks Bestuur Van De Gemeente Westenveld En Hun Ambtelijke Medewerkers In Hun Luxe Onderkomen Aan de Gemeentehuislaan In Deever, maar wel op het zeer te waarderen intiatief van de Historische Vereniging Gemeente Diever.
De redactie zal te gelegener tijd bij een volgende fotoexpeditie door de gemiente Deever, dus zeker niet met geschwinde spoed en ook niet in gestrekte draf enige foto’s van dit gegevensbord maken, en toevoegen aan dit bericht.

Posted in An de Deeverbrogge, Canadezen, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

De ièste 90 joodse mann’n in warkkaamp Diever A

In het kader van de systematische intimidatie, discriminatie, isolatie, deportatie en vernietiging van de joden besloot de Duitse bezetter in december 1941 joodse Amsterdammers naar de Drentse rijkswerkkampen in Diever, Geesbrug, Gijsselte, Kremboong, Mantinge, Orvelte, Stuifzand en Vledder te sturen.
Het eerste resultaat was dat 905 van de 1402 geplaatste mannen op zaterdag 10 januari 1942 vanaf het Centraal Station in Amsterdam per trein vertrokken naar Drenthe.
Op een met potlood beschreven velletje papier, dat bewaard is gebleven en aanwezig is in collectie 216 van het Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (N.I.O.D.), is te lezen dat de mannen voor de rijkswerkkampen Diever A en Diever B om 9.45 uur vanaf het vijfde perron moesten vertrekken.
Een copie van de lijst met de eerste negentig in Diever A geplaatste joodse mannen uit Amsterdam is compleet met hun adres en geboortedatum bewaard gebleven en aanwezig in collectie 216 van het Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD).
Op deze lijst komen de volgende personen voor:
M. Aandagt;
N. Achttienribben;
A. Aldewereld;
L. Appelboom;
W.D. Augurkiesman;
B. Ausson;
M. Bacharach;
B. Barend;
J. Baan;
S. Bierman;
I. Blitz;
N. Bonewit;
J. Bueno de Mesquita;
H. Buijs;
J. Canes;
D. Cavaljo;
A. Cohen;
I. Cohen;
A. Couvern;
E. Degen;
S. Degen;
L.A. Drukker;
J. van Esse;
A. Fraenkel;
L. Frenkel;
M.E. Friezer;
S. Gobes;
I. Gobets;
J. Gobets;
S.M. Goldstein;
A. Groothuis;
D. Halmans;
W. Harpman;
M. Hartog;
A.B. de Hes;
B. van Hes;
M. Hoed;
E. Jacobs;
J. Jacobs;
Ph. E. Jacobs;
G. Jacobsohn;
A. Kats;
J. Knegje;
E. Korthoef;
A. de Leeuw;
S. Lelie, Tweede Jan van der Heijdenstraat 22 II, Amsterdam, geboren op 2 september 1880;
B. de Levie;
M. Lisser;
J.H. de Mesquita;
E. Mok;
S. Monnikendam;
J. Naarden;
J. Neuman;
A. Nunes Vas;
L. Pesaro;
D. Polak;
L. Polak;
M. van Praag;
E. Querido;
J. Reens;
J. de Roos;
J. Roos, Tilanusstraat 83 II, Amsterdam, geboren op 20 maart 1893;
A. van Rooijen;
A. Salamons;
D. Salomon;
J. Sacksioni;
D. Santen;
N. Schuijer;
L. Sluijter;
S. Spoelman;
E. van Sijs;
M. Tailleur;
J. Tertans;
A. Troeder;
B. Troostwijk;
M. Veffer;
D. Vierra;
M. Vierra;
C. Vos;
H. de Vries;
B. Waas;
G. Walvis;
I. Walvisch;
A. Winnik;
J. Winnik;
S. Wolder;
J. Zak;
I. Zilverberg;
J. Zwaab.
Voor rijkswerkkamp Diever A fungeerde als zogenaamde contactcommissie de heren J. Roos (registratienummer 174043, geboren op 20 maart 1893, laatste adres Tilanusstraat 83 II in Amsterdam) en S. Lelie (registratienummer 66086, geboren op 2 september 1880, laatste adres Tweede Jan van der Heijdenstraat 22 II in Amsterdam).

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie wil zo veel als mogelijk is aandacht besteden aan de geschiedenis van de rijkswerkkampen Diever A en Diever B an de Woaterseweg in de Olde Willem, in het bijzonder aan de geschiedenis van de twee kampen in de Tweede Wereldoorlog toen de Duitse bezetter deze kampen gebruikte als isolatie- en doorvoerkamp van Joodse landgenoten.
De zeer gewaardeerde trouwe bezoeker van ut Deevers Archief kan de reeds verschenen berichten over deze twee kampen in ut Deevers Archief vinden door in de rechter kolom of onder aan dit bericht de categorie ‘Werkkampen Diever A en B’ aan te klikken.

Posted in de Olde Willem, Tweede Wereldoorlog, Werkkampen Diever A en B | Leave a comment

Maurice Domingo hef sien oorlogsherinneringskruus

De staat der Nederlanden kende op 2 januari 1951, wel een beetje erg rijkelijk laat, het Oorlogsherinneringskruis met de gesp ‘Krijg te land 1940 – 1945’ toe aan de Franse parachutist Maurice Domingo uit Narbonne. Bij de onderscheiding zat geen fraai gekalligrafeerd en door de koningin der Nederlanden ondertekend diploma, maar een tamelijk nogal in vette ambtelijke taal geschreven papperasje, niet ondertekend door de koningin der Nederlanden, die was even niet op kantoor, die was op wintersportvakantie in Sankt Anton, ook niet ondertekend door de minister van oorlog en ook niet ondertekend door de tijdelijke minister van buitenlandse zaken, maar uiteindelijk onder aan de hiërarchische ladder ondertekend door de secretaris-generaal van het ministerie van oorlog.

De tekst van het papperasje luidt als volgt.
Wij Juliana, bij de gratie Gods, koningin der Nederlanden, prinses van Oranje, enz., enz., enz. 
Op de gemeenschappelijke voordracht van onze minister van oorlog en van buitenlandse zaken van 20 december 1950, DG Litt, Z 310; en van 27 december 1950, directie kabinet en protocol  /DE, no. 127018; hebben goedgevonden en verstaan: Toe te kennen het oorlogsherinneringskruis met de gesp ‘Krijg te land 1940 – 1945’ aan Maurice Domingo, van het voormalig 3e ‘Regiment de Chasseurs Parachutistes’ der S.A.S. troops van het Franse leger; wegens: ‘Heeft zich door moedig optreden tegenover de vijand onderscheiden, door na in de nacht van 7 op 8 april 1945 per valscherm in Drenthe achter de vijandelijke linies te zijn geland, op onverschrokken wijze deel te nemen aan de daaropvolgende gevechten. Door dit optreden mede te werken aan de bevrijding van Nederland en daardoor de belangen van de Nederlandse staat te dienen.’ Onze ministers van oorlog en van buitenlandse zaken zijn, ieder voor zoveel hem betreft, belast met de uitvoering van dit Besluit, waarvan afschrift zal worden gezonden aan de kanselier der Nederlandse orden. Sankt Anton, 2 januari 1951. Juliana. De minister van oorlog, H.L. s’ Jacob. De minister van buitenlandse zaken a.i., W. Drees. Overeenkomstig het oorspronkelijke, de secretaris-generaal van het ministerie van oorlog, Rietveld. Voor eensluidend uittreksel, de secretaris-generaal van het ministerie van oorlog.

De redactie van ut Deevers Archief heeft in enige berichten aandacht besteed aan de Franse parachutist Maurice Domingo. De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief kan deze berichten vinden door in het rechter deel van het scherm de categorie ‘Franse parachutist’ aan te klikken of via het zoekvenster te zoeken naar ‘Maurice Domingo’.
Het Oorlogsherinneringskruis diende als beloning voor a). militairen, in dienst van het koninkrijk der Nederlanden; b). Nederlanders of Nederlandse onderdanen, dienende aan boord van Nederlandse koopvaardij- of vissersschepen onder Nederlands dan wel geallieerd beheer; c). Nederlanders of Nederlandse onderdanen, deel uitmakende van vliegtuigbemanningen der Nederlandse burgerluchtvaart onder Nederlands dan wel geallieerd beheer.
De Franse luchtcommando Maurice Domingo voldeed niet aan deze drie voorwaarden, maar kreeg desalniettemin het Oorlogsherinneringskruis met de gesp ‘Krijg te land 1940 – 1945’ toegekend. Want ut was ur iene mit hoar op de koes’n.

Posted in Fraanse parachutist, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

N.S.B.-burgemeester Pier Obe Posthumus voor het hof

In de Heerenveensche Courier van 8 januari 1949 verscheen het volgende artikel over de berechting van de N.S.B.’er Pier Obe Posthumus, die in het laatste deel van de Tweede Wereldoorlog burgemeester van de gemiente Deever was.

Bijzonder Gerechtshof Assen
De ex-burgemeester van Diever, Pier Obe (Obe) Posthumus voor het Hof.
De geestelijke vader van de beruchte bloedploeg.
De N.S.B. burgemeester van Diever was geen burgervader voor zijn ingezetenen. De nu 61-jarige Posthumus (vroeger reiziger in smeerolie en landbouwmachines), was in bezettingstijd blokleider en waarnemend groepsleider van de N.S.B.
Hij nam deel aan een burgemeesterscursus in Groningen; toen volgde de benoeming tot wethouder en loco-burgemeester van Haren en 2 april 1944 kwam zijn benoeming tot burgemeester van Diever af.
Verdachte haalde de landwacht in zijn gemeente, omdat de politie niet betrouwbaar was.
Dit was het begin van de beruchte bloedploeg, onder leiding van Sanner. Verdachte was kostganger van caféhouder Balsma te Diever en kon bijzonder goed met zijn kostbaas opschieten. Zo werden de te nemen maatregelen samen besproken.
De gevolgen waren niet best voor de burgerij. Zo werd door verdachte met medewerking van Balsma gearresteerd Brulsma (Bruursema), Druhla (Dinkla) en ds. M. Geertsema, van wie laatsgenoemde in Duitsland is omgekomen. Een dag tevoren was Zwanenburg gearresteerd.
Mensen die wegbleven van de O.T.-werken moesten het vooral ontgelden.
Uit de getuigenverklaringen blijkt, dat verdachte zich weinig bemoeide met gemeentezaken, maar veel aandacht besteedde aan de O.T.
Aan de leider van de distributiedienst werd opdracht gegeven om de stamkaarten van onderduikers in te houden.
Met medewerking van de beruchte Sanner en de commandant van de S.D. te Heerenveen Krombergen werden verschillende huiszoekingen verricht, rijwielen en potten en pannen gevorderd. Alles in het belang van de O.T.
Tot de arrestanten behoorden o.a. ook dr. van Nooten te Dwingelo en H. Poot te Diever.
De smid J. Kloeze te Wittelte werd een revolver op de borst gehouden, toen hij aanvankelijk weigerde om de woning van het hoofd der school te Wittelte, André, mee leeg te halen, nadat de landwacht hem gelast had deze open te breken.
Gevallen van ‘vordering’ zijn er vele. Een schandelijke feit voor verdachte was, dat hij in de hongerwinter de mensen uit het Westen, die in Diever kwamen om wat te halen, op straat aanhield en hen van de goederen beroofde, het meenam naar zijn kosthuis en daar het gestolene opmaakte.
Wachtmeester 1e klasse van de rijkspolitie Themming (Temmingh) is ook eens door de burgemeester gearresteerd toen hij weigerde zijn medewerking te verlenen om op één middag 30 fietsen te vorderen.
De president bepaalde het requisitoir en pleidooi op 20 januari a.s.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
In de tekst staat Brulsma, dit moet zijn Bruursema.
In de tekst staat Druhla, dit moet zijn Dinkla, huisdokter in Dwingel.
ds. M. Geertsema was dominee van de gereformeerde geloofsgemeente in Dwingel.
O.T. is de afkorting van Organization Todt, een Duitse bouwmaatschappij tijdens het bestaan van nazi-Duitsland.
Over de bloedploeg van Norg onder leiding van Geert Sanner zijn in de webstee wo2forum.nl meer gegevens te vinden in het artikel ‘Villa Nijenhuis, het Scholtenhuis van Norg’ van Dick Heuvelman.

Posted in Deever, N.S.B.'er, Pier Obe Posthumus, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Geesje Jantina Schoemaker is uut de tied ekoo’m

Geesje Jantina Schoemaker is geboren op 1 september 1920 in Deever. Zij trouwde op 30 januari 1947 met Jan van der Werf. Zie de bijgevoegde advertentie uit de Provinciale Drentse en Asser Courant van 28 januari 1947.
Zij is overleden op zondag 11 augustus 2013 op 92-jarige leeftijd in haar woonplaats Den Helder. Zie de bijgevoegde advertentie van haar overleden. Zij is op donderdag 15 augustus 2013 vanuit het oude kerkgebouw aan de brink van Deever bij haar echtgenoot Jan van der Werf op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever begraven. Zie de bijgevoegde afbeelding van de foto van de grafsteen, die de redactie van ut Deevers Archief heeft gemaakt op vrijdag 28 november 2020.
Geesje Jantina Schoemaker was in de Tweede Wereldoorlog vooral actief als koerierster van het Deeverse verzet. Zie de diverse berichten waarin ze wordt genoemd in ut Deevers Archief.
Geesje Jantina Schoemaker liet zichzelf Gees noemen. Haar roepnaam was Gees. In ut Deevers: Geese.

Posted in Alle Deeversen, Gees Schoemaker, Overlijdensbericht, Tweede Wereldoorlog, Verzet | Leave a comment

De bouwers van de noodbrogge en de Canadezen

De Amerikaanse Begraafplaats in Margraten in Limburg, in het Engels: Netherlands American Cemetery and Memorial, is een Amerikaanse militaire begraafplaats en een monument ter nagedachtenis van de overleden Amerikaanse soldaten ten tijde van de strijd in Zuid-Limburg, het Ardennenoffensief en in het Roergebied, gedurende de Tweede Wereldoorlog.
De begraafplaats ligt tussen de plaatsen Margraten en Cadier en Keer aan de provinciale weg N278 in Zuid-Limburg.
In een soort van museumkapel zijn drie grote landkaarten te zien, deze zijn in steen uitgebeiteld, met beschrijvingen van de verrichtingen van het 1e Amerikaanse leger in de regio gedurende de Tweede Wereldoorlog.
Op één van de kaarten is met een grote rode pijl naar het noorden van Nederland de opmars van the Canadian First Army, het Canadese Eerste Leger aangegeven. Zie de bijgevoegde kleurenfoto.
De naam Canadian First Army is samen met de andere geallieerde legers ook onder de kaarten vermeld. Zie de bijgevoegde kleurenfoto. Eenheden van het Canadese Eerste Leger speelde een belangrijke rol bij de bevrijding van Noord-Nederland van de Duitse bezetter aan het einde van de Tweede Wereldoorlog.
De bouw van een noodbrug over de Drentse Hoofdvaart ter plaatse van de opgeblazen Deeverbrogge in de nacht van 11 op 12 april 1945 maakte de bevrijding van Deever mogelijk en versnelde en vergemakkelijkte de opmars van de Canadezen naar Friesland, Drenthe en Groningen.
Het mag toch wel een beetje onverschillig worden genoemd dat an de Deeverbrogge in de buurt van de Deeverbrogge nog steeds geen teken van waardering voor de bouwers van de noodbrug en voor het Canadese Eerste Leger is te vinden. Dit teken had mooi alsnog na zeventig jaren op 12 april 2015 onthuld geweest kunnen zijn geworden. Bijvoorbeeld door een nazaat van aannemer Albert Schipper uut Leggel. Daar is het helaas niet van gekomen.
De redactie van ut Deevers Archief heeft beide kleurenfoto’s op 16 augustus 2015 op de Amerikaanse Begraafplaats in Margraten gemaakt. De redactie van ut Deevers Archief heeft de eerste versie van dit bericht op 20 augustus 2015 in ut Deevers Archief gepubliceerd.

Abracadabra-439 Abracadabra-440

Posted in An de Deeverbrogge, Boek An de Brogge, Canadezen, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

N.A.D.’ers rooit ièpels op de Noorderesch

Het kamp Diever van de Nederlandse Arbeids Dienst (N.A.D.) lag in de buurt van de Gowe, na de oorlog was daar het jongenskamp ‘de Eikenhorst’ gevestigd.
Op 1 januari 1942 voerde de Duitse bezetter voor mannen en vrouwen van 18 jaar de ongewapende arbeidsdienstplicht in. Mannen werden hiervoor naar een ver van hun woonplaats gelegen kamp van de Nederlandse Arbeids Dienst gestuurd.
De arbeidsmannen van het N.A.D.-kamp an de Gowe werkten bij de ontginning van woeste gronden, maar deden ook boerenwerk.
Op deze foto, die in het najaar van 1942 is gemaakt, is te zien hoe een groepje N.A.D.-arbeidsmannen bezig is met het rooien van aardappelen op de Noorderesch van Deever.
De redactie zou graag willen weten welke boer eigenaar was van deze aardappelakker.
Of dit groepje N.A.D.-arbeidsmannen bewaakt werd door een landwachter uut de gemiente Deever valt helaas niet uit de foto af te leiden.
Wel is bekend dat een zoon van een N.S.B.’er van ’t Noave in Wapse elke dag in sien grüne pakkie mit ’t jachtgeweer op de nekke hen de kaamp an de Gowe gung.

Reactie van Wiert van der Veen van 19 juni 2017
Mijn moeder Jantje Haanstra is geboren in 1923, op Leggel of op Bottervene, Zij was een dochter van Harm Haanstra en Hendrikje Hogenkamp.
Ze heeft mij wel verteld dat ze in een bepaalde periode in de de Tweede Wereldoorlog aardappelen moest schillen voor de bezetters in een kamp. Het komt mij nu voor dat dit het N.A.D. kamp geweest moet zijn geweest.
Frappant is wel dat ik enige jaren geleden werkzaam ben geweest in de beveiliging van dat kamp, toen was het een asielzoekerscentrum.
Als iemand kan bevestigen of vrouwen daar inderdaad in de Tweede Wereldoorlog zijn ingezet voor het schillen van aardappelen, dan is weer een stukje in onze familiegeschiedenis gereed !

Posted in de Gowe, Deever, N.A.D.-kamp, Noorderesch, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

De jeud’n muss’n ’s naachts hen Westerbörk loop’m

In het in 1999 verschenen fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ zijn als afbeeldingen 67 en 68 een afbeelding van twee zwart-wit ansichtkaarten van rijkswerkkamp Diever A an de Woaterseweg in de Olde Willem opgenomen. De foto’s voor deze ansichtkaarten zijn in 1935 gemaakt. Toen waren de rijkswerkkampen Diever A en Diever B in het kader van de werkverschaffing nog werkkampen voor werkloze mannen uit andere delen van het land. In de tekst bij de afgebeelde ansichtkaarten is aandacht besteed aan de tijd dat hier joodse mannen werden geïsoleerd van hun familie en werden verzameld voor verplaatsing naar het grote doorvoerkamp Westerbork. Een afbeelding van de betreffende bladzijde uit het fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ is in dit bericht opgenomen

67 en 68 – Oude Willem – Rijkswerkkampen Diever A en B – 1935
Het Ministerie van Sociale Zaken huisvestte in de rijkswerkkampen Diever en Diever B in de dertiger jaren van de vorige eeuw werklozen die onder meer heidevelden moesten omspitten. De kampen stonden bij Hoeve aan den Weg in de Olde Willem. Beiden boden plaats aan zesennegentig personen.
In december 1941 besloot de Duitse bezetter Joodse Amsterdammers naar de Drentsche werkkampen in Diever, Geesbrug, Gijsselte, Kremboong, Mantinge, Orvelte, Stuifzand en Vledder te sturen. Het eerste resultaat was dat 905 mannen op zaterdag 10 januari 1942 naar Drenthe vertrokken, waarna ook mannen uit andere delen van het land gedwongen werden te gaan.
Hier volgen een paar aangrijpende citaten uit brieven die manufacturier Jozef Leefsma uit Gorredijk vanuit rijkswerkkamp Diever A aan een vriend schreef:
De lui die hier zijn, lijken wel wolven. Die zijn uitgehongerd. Het lijken wel rovers. Ze zeggen dat wij, als we er veertien dagen zijn, ook zo worden, maar dat weet ik nog niet. Daar ben ik zelf bij. In het kamp mag niets, ofschoon de kampchef een beste kerel is. Maar dat is nu eenmaal voorschrift……….
Ik kon jullie niet bedanken deze week. Ik was wat vol. Daar heb ik tegenwoordig meer last van. Zo gauw ik aan thuis denk of iemand mij er over spreekt, huil ik als een kind en ik kan er niets aan doen……….
In de nacht van zwarte vrijdag 2 oktober 1942 werden de rijkswerkkampen Diever A en Diever B door de Duitse bezetter ontruimd. De Joodse bewoners kwamen in het kamp Westerbork terecht. Vandaar werden ze gedeporteerd naar Duitse concentratiekampen.
Jozef Leefsma heeft het niet overleefd. Welke andere Joodse Nederlanders zaten in de rijkswerkkampen Diever A en Diever B ? …….. Wie van hen overleefden de hel van de vernietigingskampen ? ……….
Niets in de wijde omgeving herinnert aan het feit dat deze kampen als isolatie- en verzamelkamp van joodse landgenoten zijn gebruikt….. Van de rijkswerkkampen Diever A en Diever B, lopend naar Westerbork, en dan per trein naar Auschwitz, Birkenau, Bergen-Belsen, Dachau, Majdanek, Mauthausen, Neuengamme, Schöppenitz, Sobibor, Sosnowiec, Theresienstadt, Treblinka ………………

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie heeft in een aantal berichten in ut Deevers Archief aandacht besteed aan de geschiedenis van de rijkswerkkampen Diever A en Diever B.

Inmiddels staat gelukkig – hopelijk mede een klein beetje dank zij de tekst in het fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’- an de Woaterseweg in de Olde Willem wél een gedenkteken bij de plaats van de voormalige rijkswerkkampen Diever A en Diever B.
De twee ansichtkaarten zijn in 1935 uitgegeven door en waren te koop bij Roelof (Roef) van Goor, Copieer Inrichting, an de Heufdstroate in Deever. De twee ansichtkaarten waren ongetwijfeld ook te koop in de kantine van rijkswerkkamp Diever A


Posted in Ansichtkoate, de Olde Willem, Diever, ie bint 't wel ..., Joodse inwoner, Tweede Wereldoorlog, Werkkampen Diever A en B | Leave a comment

De familie Zaligman uut de Heufdstroate in Deever

Op woensdag 29 januari 2020 verscheen in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) het hier bijgevoegde artikel ‘Elfde gebod: wees niet onverschillig’, zie afbeelding 2. In het artikel is onder meer beschreven dat 800 vrijwilligers in het Herinneringscentrum Kamp Westerbork tot en met 27 januari 2020, de dag dat het vijfenzeventig jaar geleden was dat het Rode Leger het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau bevrijdde van de Nazi’s, de namen van de 102.000 uit Nederland weggevoerde Joodse landgenoten, Sinti en Roma voorlazen. Waaronder die van 235 Meppeler Joodse stadsgenoten.
De namen van deze 235 mensen zijn genoemd in het bericht in de Olde Möppeler. De namen van deze 235 mensen staan op het Joods Monument in het Slotplantsoen in Möppel. Aan de onderzijde van dit monument staat een tekst uit de Bijbel (Jesaja 56:5): Ik geef hun een eeuwige naam, die niet uitgeroeid zal worden.
Vier van deze 235 Meppeler Joodse stadsgenoten waren tot 26 april 1940 Deeverse Joodse dorpsgenoten. Het gaat om leden van de familie Zaligman:
– Philippus (Flip) Zaligman, geboren op 21 september 1893 in Dwingel, overleden op 28 februari 1944 in Auschwitz;|
– Heintje (Hennie) Wilda, geboren op 10 mei 1894 in Coevorden, overleden op 8 oktober 1942 in Auschwitz;
– Levie (Loeki) Salomon Zaligman, geboren op 21 december 1921 in Deever, overleden op 28 februari 1943 in Schöppenitz;
– Hendrika (Rikie) Henriëtte Zaligman, geboren op 26 oktober 1925 in Deever, overleden op 8 oktober 1942 in Auschwitz.
Martha Hendrika Zaligman, geboren op 8 december 1920 in Deever, en haar man en haar dochter overleefden het concentratiekamp Theresienstadt.
De redactie van ut Deevers Archief toont in afbeelding 1 uit afbeelding 2 het gedeelte van de lijst met omgekomen Meppeler Joodse stadsgenoten, waarin voorkomen de namen van Philippus (Flip) Zaligman, Heintje (Hennie) Wilda, Levie (Loeki) Salomon Zaligman en Hendrika (Rikie) Henriëtte Zaligman.
De redactie van ut Deevers Archief verwijst tevens naar onder meer de berichten Bee de winkel van Flip Zaligman in de Heufdstroate en Ut gezin Zaligman vurhuusde in 1936 hen Móppel.

Afbeelding 1

Afbeelding 2

Posted in Joodse inwoner, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Grindbiggels op ut oorlogsmonement an de Bosweg

Vanwege de coronapandemie is in de avond van 4 mei 2020 in Deever geen dodenherdenking gehouden.
Daarom kon de Deeverse padvinderij dit jaar geen bijdrage leveren aan de plechtigheden in de vorm van het helpen bij de kranslegging, het begeleiden van de tocht van zwijgende mensen van het oorlogsmonument an de Bosweg in Deever naar de oorlogsgraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever en het leveren van een erewacht bij de graven van de oorlogsslachtoffers.
Als blijk van respect voor het feit dat het dit jaar 75 jaar geleden is dat de geallieerde strijdkrachten Nederland bevrijdden van de Duitse bezetter hebben de jonge Deeverse padvinders grote witte grindbiggels beschilderd met de Nederlandse vlag en teksten, zoals 75 jaar vrijheid. De kleurrijk beschilderde grindbiggels zijn neergelegd op de sokkel van het oorlogsmonument an de Bosweg in Deever. Geen kransen, geen toespraken, geen publiek, geen stille tocht, maar beschilderde grindbiggels. Zo kan het ook. Daarom driewerf hulde voor de jonge Deeverse padvinders: hulde, hulde, hulde.
De redactie van ut Deevers Archief heeft de twee hier afgebeelde foto’s gemaakt op maandag 8 juni 2020.
De redactie heeft afbeelding 2 gebruikt voor het uitsnijden van een kopafbeelding voor de webstee van ut Deevers Archief. Dit ter ere van de Deeverse padvinders. Deze kopafbeelding, zie afbeelding 3, is op 19 juni 2020 gepubliceerd.

Afbeelding 1

Afbeelding 2

Afbeelding 3 : Kopafbeelding van ut Deevers Archief

Posted in Bosweg, Kopplaètie, Oorlogsmonement, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

N.A.D.’ers op de foto bee de Hoarsluus an de Gowe

Deze zwart geüniformeerde arbeidsmannen uit het werkkamp van de Nederlandsche Arbeidsdienst (N.A.D.) an de Gowe vervulden hun arbeidsdienstplicht (ongewapende dienstplicht) in de periode van 7 juli 1943 tot en met 15 december 1943.
Ten tijde van hun verblijf in het werkkamp an de Gowe is de groep mannen an de raand van ut Hoarschut an de Gowe op de foto gezet. De redactie van ut Deevers Archief is niet bekend met de namen van de mannen op de foto.

Posted in de Gowe, N.A.D.-kamp, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Kinderkamp voor opvang van kinderen van N.S.B.’ers

Na de Tweede Wereldoorlog werden N.S.B.’ers en S.S.’ers geïnterneerd (gevangen gezet) in kampen. Kinderen waarvan beide ouders waren opgepakt, moesten worden opgevangen. Het Militair Gezag, dat na de bevrijding het dagelijkse bestuur op zich nam, stelde daarom commissarissen aan, die zich met de opvang van deze kinderen bezighielden.
Het Kinderkamp Diever viel onder de afdeling Jeugdzorg van het Militair Gezag te Assen. Het Kinderkamp Diever was van 1945 tot 1948 gevestigd in de Rijkswerkkampen Diever A en Diever B an de Woaterseweg in de Olde Willem. Op het terrein waar zich de twee kampen bevonden is nu Camping Hoeve aan den Weg, Bosweg 12, de Olde Willem gevestigd.
Gerhard V. was een van die kinderen waarvan beide ouders fanatieke N.S.B.’er waren.
De moeder van Gerhard V. was geïnterneerd (zat gevangen) in het kamp dat was gevestigd in de strokartonfabriek ‘Ons Belang’ aan de rand van Stadskanaal op de grens van Groningen en Drenthe.
Het is de redactie van ut Deevers Archief bekend waar de vader was geïnterneerd (hij zat op meerdere plaatsen gevangen), maar moet deze gegevens nog opzoeken uit de vele aantekeningen die de redactie heeft gemaakt tijdens een aantal interviews met Gerhard V.
Gerhard V was ondergebracht in Rijkswerkkamp Diever B. Hij mocht na een verblijf van een aantal maanden worden opgehaald door familie.
Van hem zijn twee brieven aan zijn moeder bewaard gebleven, zie de bijgaande afbeeldingen. De brieven mochten blijkbaar maar één bladzijde lang zijn. De tekst van de eerste brief is blijkbaar door de negenjarige Gerard V. zelf geschreven, terwijl de tweede brief – gelet op het handschrift – door iemand anders is geschreven (een oppasser ?).

De tekst van de eerste brief, die geschreven is op 18-**-1945 luidt als volgt:
Lieve Moeder,
Hoe gaat het daar in Stadskanaal. Wij hebben het hier goed Mama. Wij gaan eten en als we gegeten hebben gaan we wandelen in de bossen en heide een hut van stenen. En we zijn op de witte bergen. Probeer eens schrijven naar Oom Jan te komen en met Ernst gaat het goed. En Zondags vlees en pudig en witebrood en chocolade. En is het damspel klaar en ik lig met z’n 8ten op 1 kamer. En we gaan ook naar de zweevmolen geweest. Ik heb ook een vose hol gezien en een strik gezet maar has kregen. We moeten om 7 uur er uit en 8 uur naar bed.

De tekst van de tweede brief, datum van schrijven niet bekend, luidt als volgt:
Het is hier fijn. We hebben goed te eten. Het is hier allemaal bos en hei er zijn veel hazen en konijnen. Er zijn veel jarig. We hebben een bisquitje gehad ! We moeten rusten van 1-2.30. We worden ’s nachts gewekt. Het is hier mooi groen. Ze halen hier ook veel turf. We ….. niet ….. We worden ’s morgens lekker met koud water en zeep gewassen. We maken ringen van vliegtuigglas ook hangertjes maken we. Als er iemand jarig is moet hij op de stoel staan en wij zingen. Verder weet ik niets meer. Dag Moeder. Een zoen van Gerhard aan Vader en Moeder. Daag Gerhard.

Posted in de Olde Willem, N.S.B.'er, Tweede Wereldoorlog, Werkkampen Diever A en B | Leave a comment

Gezin van Philippus Zaligman

In de webstee van het Digitaal Monument Joodse Gemeenschap (joodsmonument.nl) in Nederland wordt aandacht besteed aan in Diever geboren Joden en ook aan het gezin van Philippus Zaligman.
De informatie is afkomstig uit het artikel ‘De familie Zaligman. Het gezicht van een joodse familie uit Meppel’ van Th. Rinsema, gepubliceerd in Waardeel, Drents Historisch Tijdschrift, jaargang 22 (2002), nr. 3, bladzijden 16-19.
Philippus (in Deever werd hij Flip genoemd) Zaligman had een textielwinkel an de Heufdstroate in Deever.

Posted in Joodse inwoner, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Saut en Hollande: Mission Amherst

De Franse parachutist René Gaston Giguelay nam van 5-18 augustus 1944 deel aan S.A.S.-operatie Derry (regiment 3, compagnie 1, stick 4) in Normandië, hij nam van 27 augustus 1944 tot 22 september 1944 deel aan S.A.S.-operatie Abel (regiment 3, stick 3) in Doubs in Franche-Compté aan de Zwitsers grens en hij nam van 4 april 1945 tot 20 april 1945 deel aan S.A.S.-operatie Amherst (regiment 3, compagnie 2, stick 8) in Drenthe.
René Gaston Giguelay heeft zijn herinneringen vastgelegd in het boek ‘Van Oran tot aan de Ardennen, via Bretagne, het Midden-Oosten, Schotland, de Doubs en Nederland’ met als ondertitel ‘Het relaas van een S.A.S.-parachutist van het vrije Frankrijk (1941-1945)’. Zie de bijgaande afbeelding van de voorkant van dit boek.

Herinneringen van René Gaston Giguelay
Landing in Nederland: Missie Amherst

Het was slechts een uitstel van vertrek, want op 5 april waren wij, de zevenhonderd parachutisten van het derde en vierde regiment van de S.A.S. (redactie: Special Air Service), bij elkaar op de afgelegen basis van Mushroom om op verzoek van koningin Wilhelmina van Nederland een militaire operatie uit te voeren in het Noorden van haar land, in de provincie Drenthe. Deze militaire operatie had als doel het vergemakkelijken van het offensief van het eerste Canadese leger, dat slechts een gemiddelde opmars van twee kilometer per dag maakte. Dit kwam, omdat zij meerdere kanalen moest oversteken. Daarnaast had zij moeilijkheden om in dit platte land onder vijandelijk vuur bruggen te bouwen.

De vijftig sticks (redactie: groepen) bestonden elk uit dertien tot vijftien man. Zij hadden zich op 6 april in de namiddag verzameld voor de briefing, waar de Britse generaal Calvert, commandant van de S.A.S.-brigades, ons de tactiek van de militaire operatie precies uitlegde: zorgen voor wanorde in de vijandelijke achterhoede en de bruggen en de sluizen beschermen. Vervolgens gingen wij in een cirkel om de jeep van generaal Montgomery staan, die zijn toespraak beëindigde met: “Succes”.

Wij waren gewaarschuwd dat Hitler het bevel had gegeven om iedere S.A.S.’er, die gevangen werd genomen in de door het Duitse leger bezette gebieden, te fusilleren. Daar het grote Canadese leger zojuist Zutphen en Almelo had bereikt, moesten wij aan beide kanten van de verkeersweg en het kanaal tussen Meppel, Assen en Groningen opereren: het derde S.A.S.-regiment aan de westkant en het vierde S.A.S.-regiment aan de oostkant, dus zo’n vijftig tot negentig kilometer achter de vijandelijke linies.

Luitenant Thomé was de commandant van onze stick, die verder bestond uit de tweede luitenanten Anspach en Puy-Dupin, sergeant Klein, Dubosc, Domingo, Mendiondo, Pralon, Pantalacci, Uranga, Le Nabour, Morandi, Bertrand, Coppi en ik zelf.

Op 7 april tegen de avondschemering steeg ons vliegtuig van het type Sterling op, koerste eerst in zuidelijke richting en vloog vervolgens over het departement Pas-de-Calais, België en Nederland. Tegen tien uur ’s avonds sprongen wij uit het vliegtuig. De nacht was aardedonker, het waaide en de landing duurde erg lang. In tegenstelling tot gewoonlijk werden wij op een hoogte van vijfhonderd meter gedropt. Eindelijk kwam de grond naderbij, deze was donker met een lichte strook: het was een bos met een open plek. Ik viel door de takken van een boom naar beneden, waarbij enkele takken knakten. Mijn parachute bedekte de kruin van de boom, ik bleef hangen, mijn voeten bungelden vijftig centimeter boven de grond. Ik ontkoppelde de gesp van mijn tuig en maakte dan de zachtste landing van de tien sprongen die ik heb gemaakt.

Ik moest eerst de parachute uit de boom halen, vervolgens moest ik in die duisternis mijn kameraden terugvinden. Gelukkig had luitenant Thomé met dit soort omstandigheden rekening gehouden: we waren allemaal voorzien van een kompas en een rond lichtje op onze helmen, met het gegeven dat het vliegtuig ons in noordelijke richting zou droppen. De parachutist die in de achtste positie landde, bleef waar hij was geland, terwijl de eerste in noordelijke richting ging om vervolgens onderweg de zes anderen mee te nemen. Tegelijkertijd bewoog de vijftiende parachutist zich in zuidelijke richting, onderweg de zes mannen die voor hem waren gesprongen, meenemend. Zo slaagden wij erin om ons binnen twintig minuten te verzamelen zonder lawaai te maken.

In onze parachutes gewikkeld namen wij een rustpauze. Deze werd echter af en toe onderbroken door ontploffingen en schoten van automatische wapens. Zouden de andere sticks (redactie: groepen) al in gevecht zijn geraakt ? Nee, later kwamen we te weten, dat onze vliegtuigen ook poppen hadden gedropt, die bij het landen gevechtsgeluiden maakten, die de vijand moesten doen geloven dat het om een grote militaire operatie ging.

In de ochtend (redactie: zondag 8 april) gingen we met z’n drieën, samen met Anspach, op zoek naar de containers die de dispatcher (lid van de bemanning van de Sterling) had gedropt, nadat wij waren gesprongen. Plotseling bemerkten wij een grote man gekleed in een zwart uniform met een zwarte pet op. Een S.S.’er? Wij gingen om hem heen staan en richtten onze wapens op hem. Wij ondervroegen hem eerst in het Frans en vervolgens in het Engels. Hij maakte ons duidelijk dat hij een Nederlander was en dat hij boswachter was (redactie: wie was die boswachter?). Hij maakte ons eveneens duidelijk dat er in de omgeving geen vijandelijke soldaten waren gelegerd en dat het ‘bos’ in werkelijkheid een woud van vijf bij vijf kilometer was, dat voor een groot deel bestond uit jonge dennebomen. We vonden de containers dankzij het kompas. We namen er één mee, die bevatte voedsel; de tweede container zou in de loop van de dag door andere kameraden worden opgehaald.

Wij installeerden ons op een heuvel, waar we een eventuele vijand al van ver zouden kunnen zien aankomen.

Via onze radio-ontvanger vernamen we van de zender van Londen, die ons onder meer instructies over onze militaire operatie moest geven onder het pseudoniem ‘Jeanette 45’, dat twee luchtmachtdivisies, een Amerikaanse en een Britse divisie en een Franse brigade (dat was dus ongeveer 5000 mannen) een grote aanval waren begonnen in het gehele noorden van Nederland. Wij waren hierover erg verbaasd ! Vervolgens begrepen wij dat het ging om een psychologisch bericht, dat tot doel had de vijand te doen laten geloven dat onze operatie veel groter was dan in werkelijkheid (zevenhonderd parachutisten).

De volgende dag (redactie: dit moet maandag 9 april zijn geweest) kwam een manke Nederlander met een emmer vol met gekookte aardappelen bij ons. Hij vertelde aan de commandant van onze stick in het Engels dat hij bij het verzet hoorde. Georges vertelde ons dat wij twee kilometer ten noorden van Diever waren, laten we zeggen een twintig kilometer van onze bestemming vandaan.

Vervolgens kwam een dapper meisje langs: Gees, de postbeambte. Zij bood aan ons naar het dorp te brengen, waar geen Duitsers waren gestationeerd. Zij wees ons op het belang dat er zou zijn om de burgemeester (Posthumus) en enkele andere collaborateurs van de nazi’s uit te schakelen.

Begeleid door Puy-Dupin en Anspach, begaven wij ons met tien S.A.S.’ers naar Diever, naar de woning van de burgemeester en van twee andere collaborateurs. Deze drie personen namen wij mee naar onze basis. Thomé besloot om hen gevangen te nemen en bij het vallen van de nacht bonden wij hun armen en voeten vast met de koorden van een parachute.

Die middag van de volgende dag, 10 april (redactie: dit moet maandag 9 april zijn geweest), vormden Thomé en Anspach twee groepen van vijf S.A.S.’ers en vertrokken naar de verkeersweg van Meppel naar Assen, ten einde daar twee hinderlagen op te kunnen stellen. De eerste slachtoffers van de groep van Thomé zijn de bestuurder van een motor met zijspan en zijn medepassagier. Klein raakte op een afstand van honderd meter van de verkeersweg met één karabijnschot het hoofd van de bestuurder. De motor slingerde en viel in een sloot. Door de val kwam de medepassagier om het leven.

In het zijspan ontdekten wij documenten van de Gestapo, die we hebben geborgen om ze naar het opperbevel te sturen.

De groep van Anspach verraste drie burgers te voet, gevolgd door een grote zwarte auto met een vaantje, die stapvoets reed. De burgers werden uitgenodigd hun armen omhoog doen. Zij zagen ons uniform aan voor het uniform van Duitse parachutisten en riepen daarom “Reichs Polizei, Reichs Polizei”. Deze leden van de Gestapo werden direct neergeschoten. De zwarte auto reed in op de S.A.S.’ers, die vervolgens de chauffeur en de twee passagiers neerschoten en het voertuig vernietigden met een ‘gamon bom’. Slechts één soldaat werd gespaard door Dubosc, die hem meenam naar de basis en hem drie op de vijand buit gemaakte zakken liet dragen.

Op onze basis zag ik zo deze gevangene van ongeveer veertig jaar oud binnenkomen (voor ons een oudje), hij was klein en verpletterd door die zware lading en uitgeput door de gedwongen mars van een kilometer. Dubosc gaf de gevangene het bevel om de zakken neer te zetten en verklaarde opgewonden tegen mij: “Van die persoon wil ik af”. Ik keurde het af en onmiddellijk gooide de soldaat zich op zijn knieën voor mijn voeten en smeekte: “Ik ben nooit in Frankrijk geweest!… Ik heb drie kinderen van zo oud, zo oud en zo oud” en hij wees met zijn hand drie verschillende hoogtes aan. Geëmotioneerd richtte ik mij tot Dubosc: “Philippe, je gaat deze ellendige toch niet fusilleren, nadat je hem gevangen hebt genomen?” Dubosc was verbaasd door deze tegenstand. Zijn vastberadenheid verminderde. Ik kon hem overhalen te wachten op de commandant, die de beslissing moest nemen.

Tien angstige minuten wachtten voor de soldaat. Thomé was edelmoedig en was het met mij eens. Wij waren toen belast met vier gevangenen. Ik begreep echter de houding van Dubosc, omdat de Gestapo familieleden van hem had vermoord en gemarteld in Normandië.

De volgende dag, 11 april (redactie: dit moet maandag 9 april zijn geweest), kwam verzetsman Georges (redactie: Van der Hengel) ons waarschuwen dat twee boten met materieel door het kanaal naar het noorden voeren. Deze boten waren ongeveer in de buurt van onze basis in het bos. Onmiddellijk ging onze groep van zeven parachutisten, onder bevel van Thomé, in snel tempo op weg naar het kanaal. Onderweg namen wij een afgezonderd geraakte jonge soldaat met een verbonden arm gevangen. Plotseling zagen wij voor ons op driehonderd meter afstand aan de andere kant van het kanaal een dozijn gewapende mannen opduiken. Vrienden of vijanden? Ik haalde de oranje sjaal te voorschijn, ons herkenningsteken, en zwaaide ermee.

Het antwoord was gunstig: dezelfde sjaal. Het was de stick van kapitein Sicaud (die tijdens de landing gewond was geraakt), die nu onder leiding van Drablier stond.

De boten bevonden zich vijfhonderd meter verderop. Toen gaf Anspach mij en Uranga de opdracht om terug te keren naar het kamp om versterking te halen. Wij legden de vijftienhonderd meter af om het bevel over te brengen naar Puy-Dupin, vervolgens keerden we met de versterking van zes S.A.S.’ers terug naar het kanaal, maar we kwamen aan op het moment dat het gevecht net voorbij was. De beide boten waren onmiddellijk uitgeschakeld geweest door de schoten van de groep van Thomé op de bemanning en vervolgens door de groep van Drablier tot zinken gebracht met ‘gamon bommen’.

Tijdens het gevecht kwamen acht vijandelijke soldaten om, twee anderen werden gevangen genomen. Klein wilde zich meester maken van het teken van een S.S.-sergeant, die zich verzette en schreeuwde: “Schwein” (varken). Een dodelijk woord, zou men kunnen zeggen. Klein, afkomstig uit Lotharingen, begreep de belediging en doodde de S.S.’er met twee schoten uit zijn Colt pistool. Thomé uitte zijn ongenoegen, maar matigde zijn reactie tegenover zijn onderofficier, rekening houdend met het feit dat Hitler het bevel had gegeven gevangen S.A.S.’ers te fusilleren.

Wij kwamen terug in ons kamp met twee nieuwe gevangenen. Hun aantal was nu zes. Een zware taak voor een stick van vijftien S.A.S.’ers, die vijftig kilometer verwijderd was van de geallieerde troepen.

De volgende dag, 12 april (redactie: dit moet dinsdag 10 april zijn geweest), gingen Thomé en Anspach op verkenning uit. Aan het begin van de middag hoorde wij geluiden van tanks uit de richting van Diever. Puy-Dupin dacht dat de Canadezen waren aangekomen, en nam tien kameraden mee in de richting van het dorp. Maar halverwege kwamen zij onder vuur te liggen. Drie lichte Duitse mitrailleurs hielden hen met verspreide schoten aan de grond genageld.

Die schoten begrepen hebbende, kwam Thomé het kamp ingesneld en vroeg mij: “Waar zijn de anderen ?”

Direct na mijn antwoord, en mijn aanbod hem te vergezellen afwijzend, vertrok hij snel in de richting van Diever en voegde zich bij de nog steeds onbeweeglijk liggende groep. Op zijn bevel kropen de tien S.A.S.’ers door een greppel die uitkwam in een sloot. Een groot aantal vijandelijke infanteristen kwam in hun richting. Thomé begon snel achter elkaar te gooien met granaten en met ‘gamon-bommen’. De S.A.S.’ers hadden nauwelijks tijd om te zien dat de lichamen van vijandelijke soldaten vielen, ze zijn allemaal in de sloot gesprongen, ze zakten tot hun middel in het modderige water en zijn er pas aan de rand van ‘ons bos’ weer uitgekropen. Zo zijn ze teruggekeerd naar ons kamp. We waren tevreden dat ze het er zonder verliezen hadden afgebracht, dankzij de tussenkomst en de bekwaamheid van de commandant (redactie: eerste luitenant Edgard Thomé) van de stick.

Tijdens deze verwikkelingen was het geluk nog een keer aan mijn kant. Ik lag op de heuvel voor een grote boom om de komst van de vijand en de terugkeer van de kameraden waar te nemen, toen ik de waarschuwende raad van Coppi hoorde. Ik deed mijn hoofd omlaag en op hetzelfde moment sloeg een kogel in de stam van de boom in, precies op de plek waar mijn hoofd zich had bevonden. “Merci Coppi”, zei ik tegen hem, terwijl ik mijn ogen ten hemel richtte.

De luitenant (redactie: eerste luitenant Edgard Thomé) besloot direct te vertrekken, toen de stick weer bij elkaar was, want hij voorzag een krachtige reactie van onze vijanden, die in groten getale in Diever waren aangekomen. Wij lieten onze parachutes en de lege containers achter, we namen onze uitrusting mee en voerden de zes gevangenen onder strenge bewaking af om vluchtpogingen of te onpas komend lawaai te voorkomen.

Wij hadden nauwelijks honderd meter gelopen, toen ons kamp werd geraakt door een granaat. We waren op tijd vertrokken. Wij liepen meer dan een uur in noordelijke richting, waarna we bijna aan de andere kant van het bos waren.

Rond middernacht (redactie: de avond van dinsdag 10 april) werden wij gewekt door geroep, geschiet en geschreeuw uit de richting van Diever, dat toen op zes kilometer afstand lag. Een uur later kwam Gees bij ons. Het was haar gelukt om uit het dorp te ontsnappen en wist ons blindelings te bereiken. Buiten adem geraakt en in een uitbarsting van tranen vertelde zij ons dat S.S.’ers twaalf burgers hadden doodgeschoten (redactie: Jan Koning op de Hezeresch en elf mannen op het marktterrein aan de Bosweg; pas de volgende ochtend zou blijken dat Koop Westerhof de moordpartij op het marktterrein had overleefd). Wij waren ontdaan door deze ontketening van haat en geweld tegen niet-strijders.

De volgende ochtend, 13 april (redactie: dit moet zijn woensdag 11 april) rustten wij uit. In de middag nam ik deel aan een beperkte verkenningspatrouille in noordelijke richting, toen op vijfhonderd meter afstand van ons vier jachtbommenwerpers een vijandelijk konvooi met granaten aanvielen. We waren op een open plek, toen één van de vliegtuigen, na het voltooien van zijn missie, op kleine hoogte over ons heen vloog. De piloot moet ons zeker hebben opgemerkt, want hij maakte rechtsomkeerd. Ik zwaaide onmiddellijk met mijn oranje sjaal. De piloot liet de vleugels van zijn vliegtuig bewegen als teken van herkenning en vloog verder.

De volgende ochtend, 14 april (redactie: dit moet zijn donderdag 12 april) vernamen wij dat de geallieerde troepen op enkele kilometers ten oosten van Diever waren gearriveerd. Wij verlieten hierop het bos, staken de verkeersweg en het kanaal over en na een mars in klassieke formatie (achter elkaar in een rij) kwamen we de eerste tank met een witte ster tegen. Onder het tonen van de oranje sjaal riepen we: “Franse S.A.S.”. De commandant van de tank antwoordde: “Frans-Canadees, Chaudière-regiment”. Vreugde, gelukwensen en omhelzingen volgden.

Wij kwamen aan in Dwingeloo, waar de bevolking ons enthousiast verwelkomde onder het zingen van het Nederlandse volkslied en met de uitroep ”Oranje… Oranje…”. Jonge meiden omhelsden ons en gaven ons souvenirs (foto’s van dorpsgezichten en plaatjes met het beeld van koningin Wilhelmina). De hele dag was het feest! Voor ons lag er echter een schaduw over het feest: de twaalf burgers, die de vorige avond (redactie: de avond van 10 april) waren gefusilleerd…

Onze gevangenen werden overgedragen aan een Engels sprekende Canadese kapitein, die hen met een zekere ruwheid ‘onder zijn hoede’ nam. Nadat Thomé zijn verbazing had uitgesproken, legde de kapitein hem uit, dat de vorige dag twintig vijandelijke soldaten zich met de handen omhoog overgaven, toen anderen, ongetwijfeld S.S.’ers, die verborgen waren achter struikgewas, op zijn sectie hadden geschoten. Daarbij stierven zes van zijn mannen, die vertrouwen hadden in de wens van de vijand de strijd te staken.

Wij werden ’s avonds (redactie: de avond van 12 april) in vrachtwagens overgebracht naar Coevorden, een stad in de buurt van de Duitse grens. Onze vriend Layral (redactie: hij maakte deel uit van stick 12 onder commando van eerste luitenant Duno) leidde ons de volgende twee dagen rond over het Duitse platteland in een kleine bus, die was buitgemaakt na een gevecht in Appelscha (redactie: op 10 april viel een Duitse autobus in handen van de Franse parachutisten). Het was voor ons een mooi vervoermiddel voor een kennismaking met het land van de vijand, met name met haar burgers en hun woonomgeving.

Thomé nam een klein deel van zijn mannen mee terug naar Diever om het verwoeste kamp te bekijken, om enkele parachutes op te halen en om Georges en Gees, onze ‘inlichtingen-agenten’, weer te ontmoeten.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Het verhaal van René Gaston Giguelay is vertaald door mevrouw Karin Broekema, die een dochter is van Coen Broekema, die een zoon is van dorpsdokter Ludolf Dirk Broekema. De redactie is bezig met een herziening van deze vertaling.
De eerste vertaling van het verhaal is opgenomen in Opraekelen 04/1 (maart 2004), het papieren blad van de heemkundige vereniging uut Deever.
De redactie verwijst voor de samenstelling van de stick van commandant Edgard Tüpet-Thomé naar het bericht Operatie Amherst: De parachutisten van stick 8.

De manke Nederlander, die door de Franse parachutisten Georges werd genoemd, moet Van der Hengel zijn geweest, die vlak bij het kamp van de parachutisten in het zomerhuis met de naam ‘de Ossekoele’ an de Grönnegerweg woonde.
Stick 10 van commandant Pierre Sicaud bestond uit de volgende vijftien commando’s: kapiteit Piere Sicaud, Jean-Louis Albert, Charles Baudry, Pierre Beylier, Victor Boyer, Coulier (voornaam ombekend), Raymond Denis, Roger Dilenseger, Pierre Drablier, Faigt (voornaam onbekend), adjudant Piere Laboube, Octave Merlin, Néblot (voornaam onbekend), Jacques Ourinowski en Schepers (voornaam onbekend)
Enige foto’s van René Gaston Giguelay zijn te vinden in een webstee op het internet.
Een andere foto van René Gaston Giguelay is te vinden in de webstee https://www.chemin-de-memoire-parachutistes.org

Posted in Fraanse parachutist, Operatie Amherst, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Een foto van de broers Anton en Jozeph Janssens

De Duitse bezetter gijzelde op 10 april 1945 de uit Noord-Brabant geëvacueerde en bij de familie Harm Kuiper op Kalteren ondergebrachte broers Antonius Maria Gerardus Janssens en Jozeph Cornelis Maria Janssens, samen met Nicolaas Houwer, Kornelis Kerssies, Harman Bennen, Roelof Hunneman, Hendrik Akkerman, Klaas Daleman, Jan Houwer, Koop Houwer en Koop Westerhof.
De Duitse gijzelaars dwongen de Nederlandse gegijzelden op het marktterrein in Deever tegen de wal van de kaarhof te gaan staan; op deze plek stond in 2019 nog respectvol een rhododendronbosje. Na enige uren arriveerde een auto uit Steenwijk. De Duitse officier die uit de auto stapte was de woedende en schreeuwende S.D.-commandant Fritz Habener, Hij greep plotseling een mitrailleur en vermoordde de gegijzelde mannen die tegen de wal van de kaarkhof stonden. Koop Westerhof overleefde als door een wonder deze wrede moordaanslag.
Antonius Maria Gerardus Janssens is geboren op 26 mei 1926 in Tilburg en is op 10 april 1945 op achttienjarige leeftijd overleden in Deever. Jozeph Cornelis Maria Janssens is geboren op 10 oktober 1930 in Berkel en is op 10 april 1945 op veertienjarige leeftijd overleden in Deever.
Mevrouw Loes Ravensteijn-Janssens, dochter van de jongste broer van de broers Anton en Jozeph, stelde op 10 mei 2020 bijgaande afbeelding van haar twee ooms beschikbaar voor opname in ut Deevers Archief. De redactie is haar daarvoor bijzonder erkentelijk en toont deze afbeelding hier met alle respect. Mevrouw Loes Ravensteijn-Janssens en haar man komen regelmatig naar de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever om het oorlogsgraf van hun oom Anton en oom Jozeph te verzorgen. De redactie heeft daar bijzonder veel waardering voor.
Op de foto is de jongen aan de linkerkant Anton Janssens en is de jongen aan de rechterkant Jozeph Janssens.

Afbeelding 1 – Foto van de broers Anton Janssens (links) en Jozeph Janssens (rechts)
Afbeelding 2 – Akte van overlijden van Anton Janssens

Afbeelding 3 – Akte van overlijden van Jozeph Janssens

Posted in 10 april 1945, Overlijdensbericht, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Dreins Archief lat vieftug foto’s uut WO II seen

In de digitale versie van het Nieuwsblad van het Noorden verscheen op 13 februari 2020 het korte bericht Drents Archief in Assen toont 50 (tot nu toe onbekende) foto’s uit de Tweede Wereldoorlog.

Deze vijftig foto’s zijn op het internet te vinden in Drente – De Tweede Wereldoorlog in vijftig foto’s.
In de serie foto’s is aanwezig een foto van de Joodse familie Lezer uit Amsterdam, die 22 maanden lang, vanaf februari 1943 tot aan de bevrijding in april 1945 zat ondergedoken in een paar schaftketen in de bossen bij de Grenspoel en de Tweede Wereldoorlog overleefden.

De redactie van ut Deevers Archief toont in dit bericht een afbeelding van deze foto, waarop Klara Lezer-van Kleef en haar kinderen Mia Artha en Philip Jozef zijn te zien. De maker van deze foto is zonder twijfel Jozef Lezer geweest. De scan voor deze afbeelding is gemaakt van de foto uit de verzameling van Mia Artha Lezer in de negentiger jaren van de vorige eeuw.

Op de afbeelding is te zien aan de linkerkant Klara Lezer-van Kleef, in het midden haar zoon Philip Jozef Lezer en aan de rechterkant met klompen aan dochter Mia Artha Lezer. Klompen zijn vooral lekker warm in de winter. Deze foto is gemaakt bee de liende waar de was aan werd opgehangen. Voor deze onderduikers ging het dagelijkse huishoudelijke werk ook gewoon door. Was maandag wasdag ? Haalden ze water uit de Grenspoel ?

Jozef Lezer is geboren op 15 december 1896 in Assen en is overleden op 18 april 1946. Hij is een zoon van Philippus Jozeph Lezer en Mietje Abraham Engers.
Klara van Kleef is geboren op 18 januari 1906 in Amsterdam en is overleden op 28 september 1984 in Amstelveen. Zij is een dochter van Nathan van Kleef en Rebecca Frankvoorder.
Mia Artha Lezer is geboren op 29 maart 1926. Zij is een dochter van Jozef Lezer en Klara van Kleef.
Philip Jozef Lezer‏‎ is geboren op 17 januari 1935 in Amsterdam en is overleden op 8 mei 1997 in Leiderdorp. Hij is een zoon van Jozef Lezer en Klara van Kleef‏.

Posted in Topstuk, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

An Oosting hei’w oens lee’m te daank’n

De redactie van ut Deevers Archief besteed in veel berichten aandacht aan de Tweede Wereldoorlog. In het papieren blad Zoolstede van de Historische Vereniging Appelsga verscheen in nummer 1 van het jaar 2005 het artikel ‘Aan Oosting hebben we ons leven te danken’. Het artikel is geschreven door Johan Oosterloo. Hij beschrijft op basis van een interview met Mia Lezer hoe het Joodse gezin Lezer 22 maanden lang tot aan de bevijding zat ondergedoken in twee schaftketen in het bos bij de Grenspoel. De redactie heeft toestemming van het bestuur van de Historische Vereniging Appelsga dit artikel op te nemen in ut Deevers Archief. De redactie is het bestuur van de Historische Vereniging Appelsga bijzonder erkentelijk voor deze toestemming.

Historische Vereniging Appelsga – Zoolstede 2005/1 – Bladzijde 4

Aan Oosting hebben we ons leven te danken

Mia Lezer zat 22 maanden met haar ouders en broertje ondergedoken in het bos bij de Grenspoel.

Johan Oosterloo

In oktober 2003 bezocht ik Mia Lezer.
In onze eerste Zoolstede (2000-0) publiceerde ik reeds het verhaal van Arend Oosting over de familie Lezer en ik prees mij gelukkig het enige nog in leven zijnde lid van dit gezin in Amsterdam te ontmoeten.
Het meest werd ik getroffen door haar openheid en vooral door haar verhaal over de angsten, de moeilijkheden en de zorgen die ze hadden en de dankbaarheid naar Oosting toe.
Mia deed twee doctoraalstudies: Algemene Taalwetenschap (1953) en Nederlandse Taal en Letterkunde, met geschiedenis als verplicht bijvak (1958).
Haar vader Jozef Lezer was voor de oorlog handelsagent/importeur van een Duitse fabriek, de Radium Gummiwerke. Hij trok (eerst met de trein, later per auto) met koffers vol rubberproducten door het hele land (badmatten, hospitaallinnen, enz.).
Na mei 1940 dreven de Duitsers geen handel meer met de Joodse Nederlanders en de heer Lezer zat dus thuis.
De grootvader van Mia was oorspronkelijk onderwijzer in Drenthe. Hij kwam in 1902 naar Amsterdam. Hij zette daar een textielfirma op en kreeg toen de agentuur van de Radium Gummiwerke.
In de jaren twintig zei hij de vader van Mia: Hier kunnen wel twee gezinnen van leven en hij trok vader Jozef in zijn zaak, maar dan moest hij wel gaan trouwen. Zo kon het zijn dat Jozef (toen 29 jaar) Klara van Kleef ten huwelijk vroeg. Moeder was 20 toen Mia geboren werd.
De zaak bleef de naam de Firma Ph. J. Lezer houden. Vader was op 2 juli 1925 compagnon geworden. Dat was de trouwdag van vader en moeder.
Nadat de agentuur verdwenen was, was vader gewoon thuis. Hij ontmoette toen Louis Meyer, directeur en oprichter van de Koninklijke Fabriek van Meyers Suikerwerken. De fabriek bestond niet meer, maar de naam was gepatenteerd.
Vader Jozef Lezer nam de naam en het patent over en het recht op suikertoewijzing. Hij huurde het onderstuk van een huis aan de Nieuwe Prinsengracht. ’t Was maar een klein bedrijfje.
Vader Jozef vond het werk heel leuk. Hij kocht een machine, een plastomaat, om zuurtjes te maken. Louis Meyer was de uitvinder van de lolly, maar vader had het patent.
Met Pasen moesten vrome joden kosjer eten. De fa. Meyer maakte kosjere zaken onder rabbinaal toezicht o.a. citroenballetjes en kokosballetjes (een soort kussentjes). Daaroe moest de kokende suikermassa op een koeienhuid gestort worden. De koeienhuis was voordien met kosjere olie ingesmeerd.
Al spoedig na de Duitse inval in mei stelde de nieuwe overheid een toezichthouder (een Verwalter) aan voor ieder joods bedrijf. Het geld werd dan rechtstreeks naar de onder Duitse leiding staande bank Lippmann Rosenthal gesluisd.

Historische Vereniging Appelsga – Zoolstede 2005/1 – Bladzijde 5

Ondertussen was de jodenvervolging begonnen. Als er ’s nachts een vrachtauto door de straat reed was je blij dat hij doorreed volgens Mia. Elke morgen miste er op school weer een aantal leerlingen.
Op een gegeven ogenblik moest Mia zich melden bij de Duitsers. Ze was er al twee keer aan ontsnapt. Oom Arthur was al vermoord in Mauthausen. Hij was zeer geliefd binnen de familie.
Iedere dag zat je in angst. Ze wilde niet naar Duitsland. Je wist niet wat er zou gebeuren.
Het jaar 1943 was een moeilijke tijd voor Mia om onder te duiken. Immers de studenten moesten de loayaliteitsverklaring ondertekenen. Het was ook het jaar waarin de in 1940 uit dienst ontslagen Nederlandse milititairen zich weer moesten melden. De meeste studenten tekenden niet, de soldaten meldden zich niet en doken onder. En het was nu eenmaal zo dat de Nederlanders gauwer een Hollandse jongen dan een joods meisje namen, in verband met de risico’s.
Ze dook onder in Amsterdam in het huis aan de Prins Hendrikkade hoek Martelaarsgracht waar nu café ‘de Karpershoek’ is.
Er kwam een razzia. Moeder en broertje Philip doken onder aan de Westerdoksdijk in Amsterdam bij een dochter van de mensen waar Mia zat. Vader had in Kampen bij een neef een onderkomen gevonden.
Broer Philip was erg lastig. Moeder kon hem niet de baas.
Ze konden naar het Noorden en de familie Lezer kreeg een duikadres bij de familie Dien en Jan de Bruin in Veenwouden. eerst waren Philip en Mia er samen, later kwamen de ouders ook.
Ze werden daar uitgezogen. Mevrouw nam alle vier bonkaarten, waar de L.O. voor zorgde en pa Lezer moest veel bijbetalen. Ze kregen nauwelijks eten. Bovendien was Dien zwarthandelaarster.
De L.O.-organisatie Friesland had het in de gaten en wilde hen daar vandaan hebben.
En de kans kwam. De L.O. zei dat ze met zijn vieren langs de weg moesten gaan lopen.
Een dag tevoren waren ze ook even aan het wandelen. Er raakte toen een meisje te water, dat niet kon zwemmen. Vader Jozef redde haar. Hij kon goed zwemmen.
De volgende dag moesten ze, zoals gezegd, ook gaan lopen, maar deze keer de andere kant op. Er kwam een auto langszij. (In de L.O. Friesland was ook Ds. Miedema actief, die later bij hen ondergedoken was).
De koffer met kleren werd apart verstuurd. Die is echter gestolen op het station in Gorredijk, de familie bezat dus alleen nog de kleding die ze droegen.
Een auto bracht hen bij ‘Us Blau Hiem’, bij boswachter Assies. Ze kregen een plaats in het bos bij het ven achter ‘Us Blau Hiem’ in een soort schaftkeet. Dit was in juni/juli 1943.
Vader Jozef heeft een artikel over het begin van zijn onderduikerstijd. Het begon met:

Historische Vereniging Appelsga – Zoolstede 2005/1 – Bladzijde 6

“Dit is Uw huis, zei de boswachter (assies J.O.) en hij wees op een stel planken.”
In de buurt van het ven zaten ook Bram Gans (bijnaam Jodocus), de twee broers F.H. en J.C. van der Linde van Sprankhuizen, allen uit Assen, een joodse kleermaker uit Amsterdam. (Mia heeft van hem later een overlijdensadvertentie gezien.)
In een andere hut in een ander vak zat Rein Koole.
Vaak gingen ze naar de keuken van Assies om te fourageren.
Op een dag moest er een put gegraven worden. Bram, Hans, Frits en Mia haalden twee ladders van 1½ meter elk. Er op lag een zak aardappelen. Ze kwamen een hele groep mensen tegen, die door de vader van de jeugdherberg rond geleid werden. Hij scheen hun met een zaklantaarn recht in het gezicht. Het was eigenlijk te link. Ze hadden het advies gekregen dart ze net moesten doen alsof ze een vrijend paartje waren als ze mensen tegen kwamen, maar hoe moest je dat doen met twee ladders op de schouder ?
Sommige jongens brachten hun verzorgers in gevaar. Ze hielden zich niet gedeisd.
In een ander vak in het bos zaten twee oude mensen (Leo en Tiny) in een hol onder de grond. Er was sprake van dat men hen wilde dood schieten.
Op15 december 1943 heeft Oosting de familie Lezer verhuisd naar de plaats in de buurt van de Grenspoel.
Er zou verraad in het spel kunnen zijn, omdat een boer die tegenover de jeugdherberg woonde wist dat er joden bij het ven verscholen zaten. Die boer had tegen Oosting gezegd: “Ik wil me er niet mee bemoeien, maar jij hebt mensen in het bos, hè ?”
Op de nieuwe locatie werden twee schaftketen tegen elkaar gezet. De deur zat in het hoogste gedeelte. De deuren werden tegenover elkaar gezet op een meter afstand van elkaar. Die ene meter werd voorzien van een dak en een autoruit. Daaronder stond de tafel met aan weerszijden een vaste bank. Samen was het 2 bij 5 meter. De autoruit moest altijd goed verduisterd worden. Aan elke kant van de tafel stond een tweepersoons bed.
Op 15 december, toen ze verhuisden, de verjaardag van haar vader, was de grond hard bevroren. Ze konden “haast niet in de grond komen” met de schep. “Het vroor dat het kraakte”, aldus Mia. De keten moesten ongeveer een halve meter in de grond staan.
De buitendeur bestond uit twee halve deuren.
Arend Oosting bracht meestal het eten, maar ook zijn beide broers deden dat wel.
Van haar zeventiende tot haar negentiende heeft Mia nooit een meisje gezien. Ook haar broertje ontmoette nooit een kind. Philip was geboren in 1935 en dus 8 jaar. Hij moest altijd heel stil zijn. Het geluid droeg namelijk heel ver. Bij stormachtig weer vroeg hij soms of hij één keer heel hard mocht schreeuwen. Wel klom hij vaak in de bomen of zette strikken.
Ze hadden altijd een poes.
Het was heel erg vochtig in de keet. Ze hadden veel last van vlooien. Kwam dat door de poes ? Vooral vader had er erg veel  last van. Hij werd vaak gebeten. Moeder en Mia haalden iedere dag de dekens naar buiten in de hoop dat ze de vlooien weg kon den krijgen.
Mia vraagt zich nu af of de vlooien, die vooral in het stro zaten, omdat ze twee jaar lang op hetzelfde (vochtige) stro sliepen.
Ze liepen op klompen.
Eerst werd er op carbid gekookt en met een carbidlamp hadden ze verlichting.
Maar het carbid werd schaars. Soms hadden ze een kaars, maar meestal niet en dan duurden de nachten in de winter lang. Om vier werd het donker en om acht à negen uur was het weer licht. Je kon dan niets doen en je zocht de warmte onder de dekens.
Spoedig hadden ze een potkacheltje om op te koken. Daar weckte moeder Lezer ook op, bijvoorbeeld een deel van een varken of cantarellen. Onder andere toen Oosting een paar dagen vast zat in het Scholtenshuis in Groningen hebbenze die voorraden aangesproken.
Er mocht bij helder weer niet gestookt worden, want dan ging de rook recht omhoog en was zichtbaar vanaf de brandtoren.
Het koken duurde lang. Er kon maar één gerecht tegelijk op het kacheltje.
Het kon in de winter de keet niet verwarmen. Daarbij komt nog dat de winter van 1944 erg streng was. Vaak kropen ze dan maar onder de dekens in het altijd vochtig aanvoelende bed.
Vader Jozef hakte meestal nieuw hout. Dit werd gedroogd op de kachel. ’s Nachts was die uit. Soms waren dan de stukken hout ’s morgens vastgevroren aan de kachel.
Ze zaten altijd binnen. Mia is in die tijd drie keer naar tandarts Rodermond geweest in Assen. Dat was eigenlijk wel gevaarlijk.
Vader is één keer op jacht geweest. De poes liep achter hem aan en sprong onverhoeds op de loop van zijn geweer.
Je zat altijd in angst. Als het waaide kon er hout gehakt worden. Dan overstemde de wind wel het andere geluid. Je moest altijd zachtjes spreken. Je was altijd op je qui-vive.
Maar ze hadden het er voor over. Vader zei altijd volgens Mia: “Wij hebben geen huisnummer hier, dus de Duitsers weten niet waar we zijn.

Historische Vereniging Appelsga – Zoolstede 2005/1 – Bladzijde 7

Later kwamen ds. Miedema uit Drachtster Compagnie en Leffert Klok, de postkantoorhouder uit Hoogersmilde ook in een hut vlak bij hen.
Het was voor Oosting soms ook moeilijk voldoende eten te brengen. Daarom hebben ze op advies van Oosting een schaap weggehaald uit het land van een boer. (’t Was toch een ‘rotboer’, volgens Oosting) en hebben dat geslacht. Ds. Miedema zou het dood schieten. Hij schoot drie keer., maar het schaap bleef staan. Het schaap was echter rond de paal voor de hut gaan lopen. Het had zichzelf met de riem opgehangen. Daarom viel het niet.
Helaas bleek het schaap niet van de boer, maar van één van de arbeiders te zijn. Die mocht zijn enige schaap er bij in het land laten lopen. Men kon op dat moment niets zeggen, maar Lezer heeft het na de oorlog vergoed.
In augustus 1944 werd er een razzia gehouden. Ook het bos werd uitgekamd. De dag voor de razzia hoorde Mia twee mannen die het blijkbaar mee organiseerden zeggen: “Deze bossen lijken wel ondoordringbaar.”
De Duitsers zijn niet in het vak gekomen waar de onderduikers zaten, anders hadden ze hen gevonden. Ze zijn gestopt bij de Drents-Friese grens. Als ze honderd meter verder gegaan waren hadden ze de keten ontdekt.
De familie Lezer heeft niets gemerkt van de razzia. De beide kinderen waren rustig aan het schie-

Historische Vereniging Appelsga – Zoolstede 2005/1 – Bladzijde 8

ten met een luchtbuks met pluimpjes en vader was zich in de hut aan het wassen.
In april 1945 landden er Franse parachutisten. Oosting maakte contact met hen. Vader Jozef had hem een briefje mee gegeven waarin stond: “I know somebody who can speak French, German and English.” Dit kon hij aan de para’s geven. Hij kwam op een gegeven moment terug met een Franstalige Canadese officier. Deze had tegen zijn mensen gezegd: “Als ik binnen een uur niet met hem terug ben, schiet je deze mensen (de familie Oosting) allemaal neer.
Allen waren echter te vertrouwen en de groep Fransen kwam naar de hut.
De parachutisten hadden ook twee landwachters opgepakt, die met een paard en wagen wilden wegvluchten. De landwachters hadden een pan met gekookte eieren bij zich. Het pannetje is nog op een foto te zien. Eén was al dood.
De overgebleven landwachter had een leren jasje aan. Voor ze hem neerschoten moest hij het uittrekken.
De familie Lezer heeft de eieren opgegeten.
Tijdens deze ‘bevrijding’ was moeder net bezig snert te koken. De parachutisten lagen om de hut in het bos. Mia ging rond met ‘du thé’ en ‘de la soupe’ (de snert). Het was erg opwindend. Later hebben ze nooit weer iets van de Fransen gemerkt.
Mia besluit haar verhaal: “Ja, aan Oosting hebben we ons leven te danken.”
Tenslotte: Vader is in 1946 overleden, moeder in 1984 en Philip in 1997, alle drie aan een hartaanval.

Posted in Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

De parechutist’n koomt de ièste Deeves’n teeg’n

De redactie kreeg in de jaren 2000-2008 bij zijn bezoeken aan wijlen Anne Mulder – een echte Deeverse uut de Aachterstroate – die eerst an de Kloosterstroate in Deever, daarna in Gasselte, later in Assen woonde en overleden is in Voorburg bij zijn dochter – steeds van hem verhalen, schrijfsels, artikelen, krantenknipsels, documenten en foto’s over Deever ter hand gesteld met de bedoeling deze voor hem al dan niet in geredigeerde vorm te publiceren en zo mogelijk van zijn foto’s te voorzien.
Het is de redactie bij het leven van Anne Mulder helaas niet gelukt al zijn Deeverse berichten, artikeltjes, documenten en foto’s in het papieren blad Opraekelen van de heemkundige vereniging uut Deever te publiceren, dan maar posthuum – en met alle respect – en beetje bij beetje opnemen in de webstee van ut Deevers Archief.
De redactie heeft het direct navolgende artikeltje van Anne Mulder ook gepubliceerd in nummer 2002/1 van het papieren blad Opraekelen van de heemkundige vereniging uut Deever.

De Franse parachutisten ontmoeten de eerste Dieversen
Op zondagmorgen 8 april 1945 maakten mijn broer Egbert, onze vriend Hendrik Jan Kiers en ondergetekende een wandeling door het bos bij de Hezeresch. Het was die ochtend prachtig weer. Op een gegeven moment stond er plotseling een parachutist in complete oorlogsuitrusting voor ons. We bleven als aan de grond genageld staan. De man hield een grote zware revolver op ons gericht.
Hij gaf een goedkeurend knikje, nadat mijn broer Egbert hem zijn persoonsbewijs had getoond. Vervolgens gaf hij ons een teken dat wij maar met hem mee moesten lopen. We liepen in de richting van de Haarweg. Naar ons bleek gingen we naar ‘het bosje van Jan Wesseling’.
Ik vroeg hem onder het lopen: “Are you an Englishman ?” (“Bent u een Engelsman ?”, redactie), waarop hij kort antwoordde: “I am a French patriot” (“Ik ben een Franse patriot”, redactie). En prompt voegde hij er aan toe: “We are friends” (“Wij zijn vrienden”, redactie). Ik dacht toen nog: “Dat is gauw.”
We belandden bij een groep parachutisten. De commandant (luitenant Edgard Thomé, redactie) was omringd door parachutisten met machinegeweren. Hij vroeg mij op een kaart aan te geven waar we ons bevonden. Dat deed ik, waarop hij direct zei dat zoiets niet het geval kon zijn. Ik werd toen giftig en vroeg hem of hij soms ook in Diever was geboren. Dat bleek te helpen.
Hij dacht in de buurt van het sanatorium in Appelscha te zijn. Daaruit trokken wij de conclusie dat ze de avond ervoor acht kilometer te vroeg waren gedropt. Op zijn kaart gaf ik aan dat de Dieverbrug, de Oldendieversebrug en de Wittelterbrug waren opgeblazen. Verder legde ik hem uit dat in de boerderij van Harman Bennen aan de Hoofdstraat in Diever en in de boerderij van Hendrik Haanstra te Wateren 26 een tentwagen met Duitsers was neergestreken.

Een andere min of meer overeenkomende versie van het verhaal van Anne Mulder is weergegeven in het artikel ‘Bevrijding van Diever’ op bladzijde 5 van het nummer 1995/1 van het papieren blad Opraekelen van de heemkundige vereniging uut Deever. Deze luidt als volgt.  

Anne Mulder, zijn broer Egbert en hun vriend Hendrik Jan Kiers liepen tijdens een ochtendwandeling in de armen van de Franse para’s. Een militair die plotseling met een getrokken, grote, zwarte revolver voor hun stond, verzocht hen, in het Engels, op vriendelijke toon met hem mee te komen. Op de vraag van Mulder “Are you an Englishman?” werd zeer verheugd gereageerd met “Yes, I’m a French patriot! We are friends!”.
Deze ontmoeting vond plaats nabij de Haarweg ter hoogte van de Hezenes. De para’s lagen in een ring in “het bosje van Jan Wesseling”, met de mitrailleurs naar buiten gericht. Het bleek al snel dat men wilde weten waar men zich precies bevond. Toen Mulder op de kaart Diever aanwees, waren de Fransen stomverbaasd en wilden het eigenlijk niet geloven. Zij wezen een plaats aan nabij het sanatorium in Appelscha, waar zij zich moesten melden. Na verloop van tijd wist Mulder hen te overtuigen dat ze inderdaad in Diever waren.
Ook wist hij de commandant uit te leggen dat de bruggen over de Drentse Hoofdvaart waren vernield en dat er Duitsers met huifkarren waren ondergebracht bij Harman Bennen aan de Hoofdstraat in Diever en bij Hendrik Haanstra in Wateren.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Stick 19 van de Franse parachutisten, onder commando van luitenant Edgard Thomé, had in de nacht van zaterdag 7 op zondag 8 april 1945 moeten landen in het Willemsveld bij Appelsga, één kilometer oostelijk van de jeugdherberg Us Blau Hiem, nu Boscamping Appelscha, maar kwam met een afwijking van zes kilometer naar het zuid-zuid-westen op de Hezeresch bij Diever neer.
Anne Mulder, zijn broer Egbert Mulder en Hendrik Jan Kiers kwamen de Franse parachutisten daar op zondagmorgen 8 april 1945 bij toeval tegen. Anne Mulder is geboren op …..  in Deever en is overleden op … in Voorburg. Egbert Mulder is geboren op 14 januari 1913 in Deever en is overleden op 8 december 1984 in Deever. Hendrik Jan Kiers is geboren op 3 december 1898 in Deever en is overleden op 22 september 1979 in Deever.
De trouwe bezoeker van ut Deevers Archief wordt tevens verwezen naar de vele berichten betreffende de Franse parachutisten in ut Deevers Archief, zij het dat de twee hier weergegeven korte artikelen de ervaringen van Anne Mulder zelf weergeven.

Deze onbekende Franse parachutist werd tijdens de operatie ‘Amherst’ ergens in Drenthe op de foto gezet (foto uit de verzameling van J. Kroesinga).

Posted in Fraanse parachutist, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Laan’n in de bos bee ut aar’mhuus: un bos te vrog

Het is 2020: een belangrijk kroonjaar voor het vieren en herdenken van 75 jaar vrijheid in de gemiente Deever. In dit jaar zal ut Deevers Archief in vele berichten het einde van de Tweede Wereldoorlog herdenken en vieren.
De redactie van ut Deevers Archief blijft om niet voor zijn trouwe bezoeker aansprekende berichten over de Tweede Wereldoorlog in de gemiente Deever maken. De redactie heeft geen sappige vette subsidie van de Hoge Heren Van De Provincie Drenthe nodig voor het ontplooien van initiatieven en activiteiten die bijdragen aan het vastleggen van ut vrogger in de gemiente Deever.
De afgelopen periode heeft de redactie zonder sappige vette subsidie heel veel tijd besteed aan de vertaling van de verhalen die enige van de Fraanse parrechutist’n van stick 49 op papier hebben gezet, bijvoorbeeld in dit bericht is het lange verhaal van commandant luitenant Edgard Tüpet-Thomé weergegeven.
De redactie heeft hoofdstuk 35 ‘L’intermède hollandais’, hoofdstuk 36 ‘Embuscades’ en hoofdstuk 37 ‘Le dernier combat’ van het boek ‘Spécial Air Service, 1940-1945: L’épopée d’un parachutiste en France occupée’, geschreven door luitenant Edgard Tüpet-Thomé, speciaal voor de trouwe bezoekers van ut Deevers Archief vanuit het Frans in het Nederlands vertaald.
Het boek heeft het formaat van een paperback en telt 346 bladzijden. Het boek is in 1980 in het Frans op de markt gebracht door uitgever B. Grasset. Het internationale standaard boeknummer is ISBN 9782246252610. Zie de in dit bericht afgebeelde voorkant van het boek.
De francofielen onder de liefhebbers van ut vrogger in de gemiente Deever, die op een toevallige wijze in het bezit zijn van het genoemde boek, of die het boek gaan aanschaffen, worden vriendelijk verzocht de Nederlandse vertaling van het Franse verhaal te controleren en de redactie van ut Deevers Archief te attenderen op mogelijke vertaalfouten of verbeteringen.
De hoofdstukken 36, 37 en 38 staan op de bladzijden 315 tot en met 335 van het genoemde boek. Bij een memorabel bezoek van de redactie van ut Deevers Archief, zo rond het begin van 2008, aan mevrouw Geesje van der Werf – Schoemaker, die toen nog in Den Helder woonde, mocht de redactie van haar de voorkant, de achterkant en de bladzijden 315 tot en met 335 van het boek in een plaatselijke zelfbedieningswinkel kopiëren.
Mevrouw Geesje van der Werf – Schoemaker had het boek cadeau gekregen van haar einde-van-de-oorlog-kameraad commandant luitenant Edgard Tüpet-Thomé, die het boek deed vergezellen van enige woorden van respect voor Gees, la postière de Diever. Zie de bijgevoegde afbeelding en zie verderop in het bericht de Franse tekst en de Nederlandse vertaling.
Luitenant Edgard Tüpet-Thomé was commandant van stick 49, een uit twee kleinere sticks samengestelde groep commando’s van vijftien Franse parachutisten van de Special Air Service, die tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog geheel tegen de geallieerde plannen in in de bos bee Deever landden. In plaats van bij Appelsga te landen, landde stick 49 in de bos bee ut aar’mhuus an de Grönnegerweg bee Deever, dat was een bos te ver.
Het bericht moet nog worden verluchtigd met enige afbeeldingen.
De redactie moet zijn aantekeningen aan het einde van het bericht nog verder uitwerken.
Als een lezer van dit bericht opmerkingen, enzovoort heeft bij dit bericht, aarzel dan niet een reactie naar de redactie te sturen.

35 – Het Nederlandse intermezzo
Het begon allemaal slecht… door een valfout: we zijn altijd gewend geweest om tussen de honderd en de honderdvijftig meter te springen. Die nacht worden we vanaf rond de drieduizend meter hoogte gedropt…
Mijn knie, die gewond is geraakt in de Jura, maakt me soms bijna gehandicapt. Om anderen niet te hinderen en voor hen in het vliegtuig te hinken, wisselde ik met Klein: hij springt als eerste en ik, voor die ene keer, als
laatste. Ik moet gewoon de menigte volgen en ik vind mezelf in de lucht zonder na te denken of mezelf vragen te stellen. De tijd die nodig is voor een afdaling van vierhonderd voet lijkt bijna ten einde en ik ben me aan het voorbereiden om de grond onmiddellijk te raken.
Maar ik ga nog steeds tussen mistige lakens naar beneden, in evenwicht gehouden door mijn beenzak, die eindeloos heen en weer beweegt aan het einde van zijn koord.
Er
was ergens iets mis in deze eindeloze afdaling… Ik hoor het geluid van de branding. Deze idioten moeten ons boven de zee hebben laten vallen. Als zelfs de piloten van de R.A.F. nonchalant beginnen te navigeren, wie is dan nog te vertrouwen, grote God !
Omdat het in dit geval sterk wordt aanbevolen om te doen, maak ik mijn tuig los en houd ik het op armlengte; wanneer je het water aanraakt, laat je het los, dan drijft de parachute weg en zwem je na het opblazen van je Mae West. Als u het tuig niet hebt losgemaakt, dan bedekt de parachute u en sleept de parachute u naar de bodem.
Ik hoor het gebrul van de golven steeds beter. Ik daal nog steeds, geslagen door een vuile koude wind. Hoeveel meters onder mij beweegt de zee ? Mijn verlamde handen weigeren nog langer vast te houden. A
h ! en dan … naar de hel ! Ik laat alles vallen ! En ik zit dom op mijn achterwerk temidden van varens: een goede minuut later had mijn parachute de enige belangrijke boom op twintig kilometer in de omtrek bedekt. Ik dacht dat ik weer daalde, terwijl ik idioot zwaaide, als een makaak aan het einde van een liaan. De branding, het geluid van de golven … Het was alleen het suizen van de harde wind in de aanplant van jonge dennen.
En in elk geval heeft deze nogal verontrustende fout, de tijd die nodig is voor een hergroepering op het land, verdrievoudigd. De dag is al gevaarlijk licht geworden, terwijl we elkaar nog steeds zoeken, terwijl we al lang veilig en gecamoufleerd hadden moeten zijn en op de uitkijk hadden moeten staan, ver van het springgebied. Alsof we bij toeval twintig kilometer van de geplande plaats waren geland.

Ik heb mijn troepen teruggevonden. Onzichtbare Duitse tanks rammelen over een nabijgelegen weg. Gelukkig vielen we in een vrij jong bos, waarvan de dennen nauwelijk hoger zijn dan een man en die golven zover het oog reikt.
Gilles Anspach had een beetje een ruwe landing. Hij is licht euforisch en zich nog niet erg bewust van de aardse werkelijkheid. – “Hoor je dat, Thomé ?”
“Ja, natuurlijk !”

“Dat zijn tanks !”
“Zonder enige twijfel… en zeker geen Canadese.”
“Wat gaan we doen ?”
“Niets… We halen
de parachutes op en verbergen ons in het bos.”
“En daarna ?”
“Daarna… slapen we.”
“En daarna ?”
“Daarna, zullen we zien.”
“En de brug over het kanaal, wanneer vallen we die aan ?”
“L
uister lastige man, ik vind je leuk, maar je praat te veel. Haal je mannen op en ga op weg. We gaan de hele dag slapen, als de Moffen het ons toestaan. Ik weet niet waar we zijn, maar in elk geval niet waar we zouden moeten zijn. Ik moet ons eerst lokaliseren en het terrein herkennen. Daarna zullen we de situatie in ogenschouw nemen. De brug over het kanaal is niet voor morgen. Hoor je de tanks die voorbijrijden ? Dat zijn geen Engelse tanks. Ik verwacht de Canadezen niet eerder dan over vier of vijf dagen… en ik ben zonder twijfel optimistisch. Herinner jij je Clerval ? Slechts één zo’n stommiteit is genoeg voor de rest van je leven. Ik heb mezelf beloofd jullie allemaal terug te brengen… en heel. Tijdens deze operatie zal niemand Fort Alamo spelen. We gaan eerst slapen. Daarna zullen we ons beraden, afhankelijk van de omstandigheden.”
“Vooruit, mijn konijnen, de gebruikelijke orders. Drie wachtposten, die elk uur worden afgelost. En een granaat in de helm binnen handbereik. Doe je laarzen uit en.. naar bed. En droom lekker, als jullie het kunnen. Luitenant Puydupin blijft ter plekke. Luitenant Anspach vergezelt me bij de verkenning. Gilles, kom je ?”
“We vertrekken om te gaan ontdekken.”

“Zeg, Thomé, we lopen al meer dan een uur… en we zijn nog steeds in het bos.”
“Des te beter, het bewijst alleen maar dat we geluk hebben. Het is waarschijnlijk het enige bosgebied in heel Noord-Nederland. Het verschijnt niet op de kaarten als een bos, maar als een omgeving met boomkwekerijen. Eerst moeten we eruit. Als we één of twee torens, een weg of een watertoren in zicht krijgen, dan weten we misschien waar we zijn. In elk geval ben ik bereid mijn volgende soldij te verwedden, dat onze verdomde brug niet naast de deur staat. Alsjeblieft, we komen bij een bosrand, kijk, daar is een weg.”
“Ja, en op de weg rijden vrachtwagens… en het zijn geen Canadese. Er
is ook een kanaal en, in het noordwesten, een dorp. Neem jouw kaart. Geef me jouw kompas om te verifiëren dat het overeenkomt met het mijne. Ok. Of ze wijken beide af, of ze werken normaal. In elk geval geven ze beiden hetzelfde resultaat. Doe jouw beoordeling, we zullen onze resultaten vergelijken.”
De resultaten zijn gelijk:
het kanaal loopt van Assen naar Meppel en ‘onze’ brug ligt twintig kilometer hier vandaan. Het dorp is Diever en de weg is die van Appelsga.
Wel nu, het is niet triest: ons doel bevindt zich op vier uur lopen in een gebied zo vlak als een biljart en dit gebied is waarschijnlijk vergeven van de Duitsers. We zullen ’s nachts gemakkelijk de brug kunnen bereiken. Hem in te nemen en hem te ontdoen van springstoffen zal niet onoverkomelijk zijn. Maar daarna ? Daarna moeten we hem bezet houden. Met dertig mannen en drie machinegeweren, zullen we het ongeveer… een uur volhouden ! Om het spel speelbaar te maken, moeten we de zekerheid hebben dat de komst van de Canadese tanks met een speling van een kwartier samenvalt met onze helpende hand.
“Zie je een elegante oplossing, mijn kleine oude man ?”
“Wat een stom spel ! En jij, heb jij een idee ?”
“A
ls ik echt cynisch was, dan zou ik denken dat ze het expres hebben gedaan: ons vanaf een ongewone hoogte laten springen, op goed geluk. De oorlog kan eindigen zonder ons en we zullen pissig zijn als de vredestijd terugkeert: als we zwijgend zouden verdwijnen, zou dat voor veel dingen beter zijn en misschien ook wel voor veel mensen. Ik ben het met je eens dat dit een waanhypothese is, maar geef toe dat het grappig zou zijn.”
“Dat denk je toch niet serieus, Thomé… Zo ben je niet. Niet jij !”
“Natuurlijk niet, gek ! Maar aangezien ik niet verantwoordelijk ben voor de foute landing, noch voor de navigatiefout, ga ik me niet uitsloven om ze koste wat kost te corrigeren door een verplaatsing vol risico’s. Integendeel, ik ben verantwoordelijk voor het leven van onze jongens. En ik weet hoe ik daar mee moet omgaan. We gaan uiterlijk morgen de Moffen het leven moeilijk maken. Wat betreft de brug, ik wil er voorlopig niets van weten. We zullen wachten om er zeker van te zijn dat de Canadezen oprukken. Als we zien dat de Duitsers zich voorbereiden op een terugtocht, dan zal ik beslissen of ik we ons al dan niet daar me bezig gaan houden. Ik wil er alles aan doen om de Canadezen te helpen, maar ik wil geen man meer verliezen.”
“De jongens gaan zeuren !…”
“En daarna ?… Ik heb liever dat ze levend dan stervend zeuren.”
“Ze zullen gaan geloven dat je niets durft te doen !”
“En daarna ?… Laat ze geloven wat ze willen, het kan me niets schelen. Maak je geen zorgen, ze zullen hun rantsoen gevechten krijgen, maar ik zal beslissen wanneer en hoe. De situatie is niet in overeenstemming met de missieverklaring. Er is een misrekening. Ergo, ik draai de factoren om, ik houd ik mij eerst bezig met de Moffen en daarna met de brug… als de omstandigheden het toelaten. Je weet goed, jammer genoeg zonder twijfel, dat ik nergens meer bang voor ben … behalve om een van onze jongens voor niets te zien sterven.”
“M
aak je geen zorgen, de geallieerden zullen niets te klagen hebben over onze prestaties en we zullen ze waarschijnlijk een hoop strijders besparen… Maar ik wil geen dode en geen gewonde meer onder onze mannen hebben.”

Dit begin van april in Nederland is nogal onverwacht: wolkenloos en een lucht en een zon van de volle zomer.
Ons dwergbos ziet eruit als een betoverend domein. Het is een kleine stille en geheime wereld waarvan we ons nauwelijks kunnen voorstellen dat het inderdaad in het hart van de oorlog ligt. Voor ons is het de perfecte kalmte, zoals het lijkt in het centrum van alle cyclonen. De Duitsers zijn overal om ons heen, maar lijken ontwetend te zijn van onze aanwezigheid. Voor zolang het duurt. Dit is geen tijd en geen plaats om te sterven !
We zijn volledig uitgerust na een dutje van achtenveertig uur. Als we te lang inactief blijven, dan zullen vroeg of laat vijandelijke verkenners uiteindelijk over ons struikelen. Dan zal het nodig zijn om in de verdediging te vechten en te vluchten als opgejaagde hazen… Ik wil me liever niet voorstellen wat de uitkomst zal zijn. Sinds mannen vechten, heeft ervaring hen een onbetwistbaar principe doen ontdekken: de beste manier om je te verdedigen, dat is nog steeds aanvallen. Dat is hoe vanaf het begin der tijden de aanvaller, die aanvankelijk geen schijn van kans leken te hebben tegen een mammoet, een wollige neushoorn, een sabeltandkat of een holenbeer, toch veelvuldig overleefden door deze te doden. Aantrekkelijk of niet, het principe is ook op ons van toepassing. We zullen hem moeten volgen en het initiatief nemen de vijandelijkheden te starten.
Aantrekkelijk of niet, het moet een keer gebeuren: leg de Duitsers het idee op dat we met velen zijn, zeker van onszelf, onkwetsbaar en zonder medelijden. Het is de enige manier om al hun verlangens weg te nemen rond te snuffelen in ons jachtgebied. Toch… is het zo goed, op het warme mos te liggen en het boek Het eiland der Pinguïns te herlezen… Het boek met ezelsoren slingerde rond op een tafel in de mess en ik heb het bij het instappen in het voorbijgaan gegrepen.
“Er is bezoek, mijn luitenant !”
Het is
een kreupele Hollander, bruin als een zuiderling en met een wakkere blik. Hij woont op drie kilometer van ons kamp aan de rand van het bos en noemt zichzelf een verbindingman voor het plaatselijke verzet.
Bij wijze van verzoenend spijsoffer brengt hij ons een emmer, die tot aan de rand is gevuld met gekookte aardappelen… nog dampend ! Dat is wel verleidelijk na twee dagen van droge rantsoenen…
“Verboden om het op dit moment aan te raken !”
“Oh !”…
“Er is geen Oh !” E
en als het een valstrik is ?… Hoe zou je te instrueren zijn na het slikken van een dosis slaappillen of een dosis rattenvergif !”
Na het biechten van de man in het Engels, weet ik vrij zeker dat hij geen verhalen vertelt en dat ik hem kan vertrouwen.
Tijdens het babbelen schilde ik een aardappel en gaf deze aan het puntje van mijn dolk aan hem. Hij nam zonder aarzeling een hap. Ik word door deze verdomde oorlog overdreven voorzichtig. Door mijn streven te veel te combineren om alle valstrikken te vermijden, verlies ik zowel mijn instinct als mijn spontaniteit. Ik moet er voor zorgen dat deze neiging wordt gecorrigeerd, anders komt er een dag dat ik met niemand meer kan samenleven. Altijd op je hoede zijn vermijdt waarschijnlijk misrekeningen. maar op de lange termijn lopen we het risico niet meer dan een wild beest te zijn...

Het verzet zou graag willen dat we Diever, dat op drie kilometer in westelijke richting ligt, bezetten. Mijn gast verzekert mij dat in het dorp geen Duitsers zijn, maar alleen een groep colloborateurs onder leiding van de burgemeester, mijnheer Posthumus. Ze staan op het punt hun biezen te pakken… gewapend, en dát is het knelpunt, en de bevolking zou willen dat we dat zouden verhinderen.
Terwijl ik uitleg dat onze missie niets van doen heeft met dat soort zaken, komt een knap meisje, een beetje opgewonden, op haar beurt bij ons kamp: het is de postbeambte van Diever, nog een verbindingsofficier van het verzet. Ook zij verzoekt onze hulp en zij biedt aan ons te gidsen.
De zaak interesseert me niet. Maar iets anders is de argumenten van een mooie vrouw te weerstaan ! De mannen draaien om haar heen als jonge ……. honden en ik zie goed aan hun houding dat ze in de war zijn geraakt door mijn ontoegeeflijkheid. Anspach en Puydupin hebben zich opgeworpen als gedienstige ridders van de jongedame en ik denk dat als ze het nog wat dramatischer voorstelt, dat ze zich dan aan haar voeten zullen werpen, de twee handen op hun hart. Alleen de jongens van mijn eigen stick, met Klein aan het hoofd, blijven onverschillig onder het gesprek.
Bah !… Trouwens, ik kan hen er toch niet van weerhouden… en Gilles heeft genoeg ervaring en gezond verstand om hem te kunnen vertrouwen: dat ze dus gaan, als ze daar zin in hebben, een verkenning in het dorp uitvoeren…, maar slechts een verkenning. Iedereen die de benen wil strekken kan gaan, behalve mijn stick en ik, we zullen in het kamp blijven.
Het lijkt wel een militaire wandeltocht: drie uren na hun vertrek, keert mijn deftige landingsploeg terug, beladen met vers voedsel, mijnheer Posthumus en enkele idiote Duitsers voor zich uit drijvend.
Gees, de postbeambte, kijkt me triomfantelijk aan: de slechte vaderlanders zijn begonnen voor hun misdaden te boeten, en daar is ze niet weinig trots op. De arme Posthumus voortgeduwd door zijn drie bewakers, een touw om zijn nek, zijn handen vastgebonden met koorden van een parachute, stortte in aan de voet van een boom.
De ‘bevrijders’ van Diever vieren hun overwinning nogal bedeesd… Ze doen me denken aan mijn hond Tell ! Dat was een prachtige Duitse brak (redactie: jachthond), een staande hond, die volmaakt was afgericht door mijn vader. Gehoorzaam, bescheiden, erg waardig, hij deed zijn werk zonder ooit een fout te maken, hij had het hart van een goede grote hond. Hij wist zelfs deuren te openen. Dora, mijn Duitse herder, bezat die talenten niet, maar zij gebruikte hem als een Jan Klaassen: zij troonde hem mee naar het erf, Tell opende de deuren van de konijnehokken… en Dora slachtte de konijnen af. Daarna kwam die arme grote hond het huis binnen, schurend langs de muren, helemaal niet trots.
Ten slotte ! Zelfs al is dit niet roemrijk, toch wil ik hier niet neerbuigend over zijn. Ik doe mij schaamteloos te goed aan de levensmiddelen, die zijn geplunderd uit de kelder van Posthumus.
In het sterk onwaarschijnlijke geval dat de Duitsers ons bestaan tot nu toe niet kenden, zullen zij geen excuses meer hebben om het nu te blijven doen. De avond valt, dit zal waarschijnlijk onze laatste rustige nacht zijn.
Morgen zullen we de zaken serieus moeten nemen, anders zijn zij het die zich met ons zullen bezig houden !

36 – Hinderlagen
De weg naar Appelsga was de enige belangrijke weg waar de Duitsers ons met zwaar materieel konden aanvallen. Het is daarom noodzakelijk ze eerst af te schrikken zich daar te wagen. We gaan in een hinderlaag liggen en wachten op het wild.
Op honderd meter van ons staat een uitgebrande vrachtwagen, die door een Engelse jager met een machinegeweer in brand is geschoten. De weg loopt van west naar oost en vanaf onze aankomst rijdt het verkeer van west naar oost. Het is zes uur in de ochtend, de dag ervoor is al lang geleden. Het is tegen onze gewoonte in om op klaarlichte dag te vechten, maar een nachtelijke hinderlaag zou mijn doeleinden minder goed dienen: ik wil dat de Duitsers denken dat we met velen zijn en dat we zo zeker van onszelf zijn, dat we ons zelfs een aanval op klaarlichte dag op een drukke weg kunnen veroorloven. Het is de enige manier om hen ervan te weerhouden onze sector uit te kammen. Ons eerste slachtoffer is een zijspan met zijn berijder en zijn inzittende. Klein verbrijzelde, op iets minder dan honder meter afstand, met een kogel uit zijn karabijn de schedel van de bestuurder. De machine zigzagde stuurloos de sloot in. Mijn domoren, door woede bezeten, doorzeven tegen beter weten in, de reeds dode passagier. “Stop met schieten, idioten… Denken jullie dat jullie in het circus zijn ?”
In feite
wil ik vooral dat ze hun munitie sparen, maar deze zinloze schietpartij moet degenen die dit van ver hebben gehoord, doen geloven in de manoeuvres van een hele compagnie en dat is uiteindelijk helemaal in overeenstemming met mijn wensen.
De zijspan
bevat de archieven van de Gestapo uit Groningen en verschillende dossiers zijn gemerkt met ‘sehr geheim’. Ze mogen niet zonder belang zijn, maar dat kan me pas later wat schelen, ik laat ze met de machine naar onze schuilplaats in het bos rijden.
Terwijl ik mijn bevelen geef, wordt honderd meter aan mijn rechterkant opnieuw geschoten: Gilles Anspach en zijn stick moeten nieuwe klanten hebben gemaakt ! Ik voeg me zonder te wachten bij hen.
Een half dozijn lijken liggen midden op de weg… Burgers !… Gilles is helemaal gek geworden !
“Maak je geen zorgen, Thomé, het waren echt Moffen. Ze kwamen op de fiets, ik heb de eerste laten stoppen, ik pakte zijn papieren, hij was een man van de Gestapo ! Toen de anderen begrepen dat ik dat had begrepen, wilden ze wegrennen … en hebben we ze neergeschoten.” We verzamelen de wapens, de papieren, de vreemde voorraad in de bagage en ik besluit plotseling het beste deel uit de rotzooi te halen die me wordt aangeboden.
“Leg de lijken
en de twee dode soldaten op een rij langs de weg, alsof ze met opzet zijn geëxecuteerd !”
Kapotte koffers, lijken, bloed, de verwrongen fietsen, de uitgebrande vrachtwagen … Het geheel vormde
een nogal walgelijk schouwspel: een in scène gezette grote poppenkast.
“Laten we weer het bos ingaan, nu !”

Er gaat een uur voorbij. Geïnstalleerd aan de rand van het kamp, ​​observeer ik met verrekijker het weggedeelte dat we tot een massagraf hebben gemaakt. Twee Duitse motorrijders naderen.
“Verboden te schieten !”
De twee koeriers stappen af, aanschouwen even het tafereel en vertrekken dan zonder te treuzelen.
Nog tien minuten verstrijken…
Het is deze keer een commando-auto, met vijf officieren aan boord. Ze stoppen, stappen uit, lopen naar de lijken en ook zij maken rechtsomkeert.
“En nu, Thomé ?”
“Nu ?…
We gaan wachten”
Ik wilde dat de Duitse officieren op hun gemak konden vaststellen dat het alle schijn had van een moord met voorbedachten rade. Anderen van ons zouden
zichzelf het schieten wel hebben toegestaan, als ze geloven dat ze onoverwinnelijk zijn. Omgekeerd zullen die anderen denken dat wij ons, om zo te durven handelen, op onze beurt zeer machtig moeten voelen.
“Je denkt dat het zal werken ? ”
“Ik geloof dat er kansen zijn…”
Het lijkt te hebben gewerkt: tot de aankomst van de eerste Canadezen, drie dagen later, bleef de weg zo leeg als de pet van een politieman.

Georges, ‘onze’ verbindingsofficier, komt ons waarschuwen dat twee belangrijke boten in het kanaal zijn gesignaleerd: een sleepboot, naar het schijnt geladen met munitie, en een zelfvarend schip met onbekende vrachtbrieven. Als we niet de mogelijkheid hebben de Canadezen de brug aan te bieden, die we voor hen moesten innemen, dan denk ik dat twee schepen die dwars in het kanaal zijn gezonken, hen een beter bruikbare kruising zullen geven. Het is de gebruikelijke hinderlaagroutine: de Duitsers duikelen overboord als bowlingkegels. Ze vallen al dood naar beneden of verdrinken in het kanaal. Sommigen hebben meer geluk, zij springen op de oever en rennen met opgeheven armen naar ons toe. Zij zullen onze gevangenen zijn en zij zullen onze zakken dragen. Meer geluk ?… Niet allemaal: ik heb voor me staan, met opgeheven armen en handen in de nek, een Wehrmacht-adjudant en een S.S.-sergeant. De S.S.’er draagt ​​een vrij zeldzame badge op zijn tuniek, die van de elite-strijders van het Russische front. Klein, in zijn vrije tijd verzamelaar, strekt zijn linkerhand om het te grijpen. De andere gaat arrogant achteruit met een plotselinge beweging, hij laat de armen zakken en behandelt mijn verbaasde onder-officier als een varken. Jammer genoeg voor de Duitser heeft Klein reflexen … als bliksems: hij droeg zijn geweer niet, maar de S.S.’er kronkelt jameerend over de grond. Hij krijgt een kaliber dertig kogel in het midden van zijn maag, de arme idioot heeft daarvoor uren nodig om te sterven.
“M
aak het nu af, Lucien, want u bent begonnen.”
En Lucien schiet een kogel door zijn hoofd.
“U denkt dat het zo goed is ?” vraagt ​​de gevangen adjudant kalm.
“N
ee… het is niet goed, maar ondanks de schijn is het een ongeluk, niet een moord. Sinds Bretagne hebben we geen S.S.-gevangenen meer gemaakt. U weet waarschijnlijk ook dat uw meneer Hitler in een dagorder heeft bevolen de Franse parachutisten als sluipschutters te beschouwen en ze neer te schieten ? Uw collega heeft zijn kans gehad. Hij heeft het dom verpest. Laten we gaan.”
We hebben de boten dwars in het kanaal tot zinken gebracht. Het is zo al een geïmproviseerde brug. Als de knutselaars van de Canadese genie een beetje weten hoe ze het moeten doen, kunnen ze er een acceptabele doorgang van maken.
We dwingen onze gevangenen in de richting van het bos. De adjundant loopt zeer waardig met mij mee. Ik deel met hem een ​​plak chocolade, een grote schok voor mijn jongens. Als ze wisten hoeveel ik walgde van de slachting van de afgelopen twee dagen, dan zouden ze nog vele andere redenen hebben om geschokt te zijn.

Ik heb een dropping van materieel gevraagd. De dropping zal morgen gebeuren. We moeten gewoon wachten… Het gebeurt voortijdig, buiten de geplande vierhoek, en niemand is aanwezig om het te ontvangen. De risico’s hoeven niet toe te nemen: we vertrekken alleen, Gilles en ik, op zoek naar containers.
De middag is al vergevorderd en we lopen al uren rond zonder iets te hebben ontdekt, behalve een Nederlandse politieagent die, zo vertelt hij ons, ons kamp zoekt. De ongelukkige is mooi ontsnapt: Hij ziet er met zijn zwarte uniform als vreselijke S.S.’er uit. Toen ik hem zag, ging ik in dekking liggen en wachtte ik tot hij binnen mijn bereik zou zijn. Als hij te maken had gehad met een maniak die direct de trekker overhaalt, dan was hij misschien tien keer neergeschoten. Hij vertelt ons dat de Duitsers op volle sterkte Diever hebben bezet met tanks, artillerie en S.S.-infanterie.
“Laten we snel teruggaan naar het kamp, Gilles !”
In de richting van Diever worden de enkele schoten afgewisselend met lange salvo’s. W
e vinden geen meer mensen in het kamp, dan vier benauwde wachters, Gees en onze groep gevangenen.
“Waar zijn de anderen ?”
“Die zijn vertrokken naar Diever, mijn luitenant… met luitenant Puydupin.”
“Wat ?”
“Ja… We hoorden salvo’s schoten uit het dorp komen. Luitenant Puydupin
zei dat het de Canadezen waren en hij nam iedereen mee om hen te ontmoeten.”
“Zelfs mijn stick ?”
“Ja !”
De idioten !… Nog
verdomder was om de staccato te herkennen, toch heel bijzonder, Duitse machinegeweren ! En Puydupin ! Ah, die !… Vervanger van Robin Hood en tweederangs vrijbuiter, met zijn uiterlijk van een jonge eerste minister op zijn retour, die gelooft dat hij verplicht is altijd vertegenwoordiger te zijn. Het ontbreekt hem niet aan persoonlijke fysieke moed, maar aan de kant van het gezonde verstand heeft hij zorgwekkende hiaten. Een verwarrende persoonlijkheid, zijn stemming kan in hetzelde halve uur van uitzinnige opgetogenheid veranderen in zwartgallige verslagenheid. In zijn perioden van optimisme heeft hij een uniek talent om een ​​jong publiek te verleiden en zijn mannen volgen hem in vertrouwen, te onschuldig om de fout in zijn misleidende argumenten te ontdekken. Moedig en onbewust, Puydupin gaat er armzalig en tevreden roekeloos voor en leidt zijn mannen, te vaak naar mijn smaak, regelrecht de problemen in.
Gilles Anspach grijpt mijn arm.
“Waar ga je heen, Thomé ?”
“Ik ga kijken of ik ze uit de stront kan halen !”

37 – Het laatste gevecht
Mijn twintig idioten liggen met hun neus tegen de grond op vijfhonderd meter van het bos. Achthonderd meter verderop aan de rand van het dorp houden drie Duitse machinegeweren ze aan de grond genageld. Wat een kalveren ! Hoe hebben ze in zo’n situatie terecht kunnen komen ?
Ze hebben een kans weg te komen: de wei, waar ze liggen, heeft een soort greppel, veertig centimeter lager dan de grond waarover de Duitsers aan het schieten zijn. Misschien kunnen ze wegkomen, mits niemand van hen het hoofd opheft.
Onder bescherming van de verrassende rand vanwege het niveauverschil tussen de twee velden, kruip ik vooruit naar de man aan de staart. Het is Pantalacci. Voor één keer stottert hij nauwelijks.
“Breng ze aan het verstand dat iedereen achterwaarts naar mij moet terugkruipen… En
vooral dat ze als teken aan de grond blijven plakken !”
Ik tel mijn verloren kudde.
“Is iedereen aanwezig ?
“Iedereen… behalve Puydupin.”
Jammer ! L
uister nu aandachtig: u draait zich ter plaatse om en blijft aan de grond geplakt. Probeer niet te begrijpen wat er aan de hand is en kruip achter me aan… Doe net als ik en hef vooral niet je hoofd op. Wees ook absoluut stil !”
Voordat ik mijn jongens bereikte, kon ik zien dat een afwateringssloot de weide doorsnijdt. Evenwijdig aan de rand van het bos mondt het uit in een grote sloot, die zelf naar een dekmantel loopt: als ik bij de grote sloot kan komen, kunnen we terug naar het kamp zonder gezien te worden. Het Duitse geschiet komt dichterbij. Ze moeten heel snel op ons afkomen om ons te ontdekken.
“Kruip sneller… Sneller… Doe, zoals ik… En stil zijn !

Oef !… Ik glipte uiteindelijk in de grote sloot. Hij is overwoekerd met bramen en bijna ondoordringbaar. Ik ben zoals gewoonlijk blootshoofds en de doornen raken verstrikt in mijn haren.
“Geef me een helm.”
André le Nabour, met de neus op mijn laarzen, reikt me zijn helm aan. Nu beschermd,
kan ik lopen als een mol in zijn tunnel, terwijl ik met mijn dolk de grootste bramen doorsnij. Ik ga door en de rest volgt… Beschut op de bodem van de sloot zijn we helemaal onzichtbaar. De Duitsers stoppen met schieten, we zijn bijna bij de grote sloot. Voordat ik me er in laat zakken, zou ik me graag even niet meer als een blinde willen gedragen. Ik moet een idee hebben van wat de Moffen aan het voorbereiden zijn.
Ik geef zijn helm terug aan André, ik bedek mij met mijn camouflagenet, ik richt mij heel langzaam op, centimeter voor centimeter, en zonder duidelijke beweging steek ik mijn hoofd door de bramen.
Gelukkig gehoorzamen mijn jongens me tot op de letter en dat als ik zeg ‘stilte’, het betekent dat je nauwelijks nog moet ademen: op vijf meter voor mij speurt een S.S.-kapitein met een verrekijker het bos af ! Infanteristen en scherpschutters
komen vijftig meter achter hem op ons af. Ze zijn met meer dan veertig mannen.
Ik zou bezweet moeten zijn van angst. In feite ben ik onverschillig.
Ik ben ervan overtuigd dat de enigszins serieuze verantwoordelijkheden altijd verbonden zijn met de passende gratie.
Ik herinner me dat, op het moment dat ik normaal gesproken in paniek had moeten raken, ik werd gehypnotiseerd door de verrekijker van de Duitser: die zorgde ervoor dat ik wilde … en zou hem van hem afnemen. Ik heb hem nog steeds.
Een merkwaardige geheugenkronkel, tegelijkertijd kwam een gedicht van Paul Valery in mij op: Palm: Kalm… kalm… Blijf kalm… Ken het gewicht van een palm… Die zijn overvloed draagt. Natuurlijk was ik terug in het verleden, omdat het gedicht werd gebruikt om berichten te coderen, toen ik geheim agent was, maar ik zou logischerwijs andere beelden in mijn gedachten moeten hebben.
Ik liet me langzaam in mijn sloot zakken, als een schildpad in zijn schild… Alles gaat zich nu op de kleine oppervlakte afspelen.
“André ?”
“Ja ?”
“Geef door… Laat iedereen zich wapenen met een Gammon… De Moffen zijn heel dichtbij, recht vooruit.
Als ik uit de sloot spring, zullen jullie allemaal tevoorschijn komen, terwijl je schreeuwt en met je Gammons zwaait. Daarna schieten jullie op alles wat beweegt met alles wat je hebt.
“OK !”
Bj het verlaten van het bos pakte ik in het wilde weg een zwaar Thomson machinegeweer. Ik sta op het punt de S.S.-kapitein met een kogelregen te slopen. Maar mijn beschermengel moet me op mijn schouder hebben geslagen. Ik laat het wapen rusten en ik werp een granaat.
Een… twee… drie… vier… De granaat onploft juist bij het raken van
zijn doel en we springen allemaal uit de sloot en uiten onze oorlogskreet.

De met schalmen van fietskettingen gevulde Gammon-bommen maaiden de infanteristen neer, net zoals een mortiervuur.
“Mijn luitenant ! Ga liggen !”
En Lucien schiet, boven mijn hoofd, een sergeant neer, die me tot op tien meter was genaderd.
De Duitsers hebben niets begrepen van wat hen overkwam. Ze dachten een bange prooi na te jagen en zie daar de prooi die van hen de veren steelt. Het is erop of eronder. Mjn mannen schieten ze in de rug met korte, onverbiddelijke salvo’s.
Als we hier uiteindelijk uit geraken, dan schaf ik mij een pak aan. Hoe meer we nu naar het tapijt sturen, hoe minder we later op rug zullen hebben.
Tac…
Mijn slagpen slaat in de leegte, het machinepistool dat ik eerder leende was niet geladen. Als ik het tegen de S.S.-kapitein had gebruikt, zoals het eerst mijn bedoeling was, zou ik er niet in geslaagd zijn mijn aanwezigheid te tonen…
En God alleen weet wat toen had kunnen gebeuren !
We achtervolgen de Duitsers al blaffend als een roedel honden. Ze vluchten steeds sneller, steeds meer geschrokken. Nog steeds vallen sommige pechvogels onder onze schoten van steeds grotere afstand.
“Staakt het vuren ! Rechtsomkeert… en
allemaal de sloot in ! Loop langs me heen. Is iedereen er ? OK ! Go ! En een beetje snel !”
Tot onze middel in het modderige water gedoken, bereiken we ons kamp. Ik denk dat een bad me nog nooit zo aangenaam heeft geleken.

Onderweg kruisen we Puydupin. die ons tegemoet komt… Het maakt nu niet meer uit en, zoals de Engelsen zeggen: The less said about it, the better. Hoe minder erover wordt gezegd, hoe beter.
“Nou dan, mijn luitenant… Gelukkig dat…”
“Het gaat, het gaat, u
mag uw complimenten houden. U bent helemaal niets waard, juist goed genoeg om de mis te dienen. U hebt gezien hoe uw Canadezen werden ondermijnd. In Feldgrau. Met een mooie S.S.-speld op hun helmen. En hun gemeenschappelijke automatische wapens, die heten MG42, mijne heren… En die spugen helemaal niet, maar dan ook helemaal niet, zoals Engelse bren guns. We gaan, schiet op. We kunnen geen seconde langer wachten. Laad uw zakken, pak de reservemunitie en op pad !”
“Waar gaan we heen ?”, vraagt Gilles.
“Naar de duivel !… En zo snel mogelijk. A
ls de Duitsers een beetje verstand hebben, dan zullen ze hier over een uur met geweld zijn, met tanks en het hele zootje, om ons te laten boeten voor het pak slaag dat we ze hebben gegeven.”
“E
n maken we de gevangenen dood ?”
Nee maar ?… Het zijn gevangenen… en ze dragen onze zakken.”
“En
wat als ze schreeuwen om onze positie aan hun vrienden door te geven ? En wat als een van hen ontsnapt en vertelt waar we zijn?”
“Wacht, laten we het oplossen… Gunther, kom hier.”
De Duitse adjudant, die ik onder mijn hoede heb genomen,
nadert, nog steeds heel ontspannen.
“Ja, meneer.”
“We gaan zo snel mogelijk de andere rand van het bos bereiken. Als we hier blijven hangen, loopt iedereen het risico hier te blijven.”
“Ja, meneer.”
“De gevangenen zullen onze zakken dragen. Het kan zijn dat
uw collega’s ons zoeken. En wat ons betreft, mijn parachutisten en ik, zullen zij daarmee hun tijd en waarschijnlijk ook wat mannen verspillen.”
“Ja, meneer.”
“M
aar de gevangenen zouden in de verleiding kunnen komen te schreeuwen om onze positie aan te geven. Zeg hen niets te doen, anders zullen we ze doden.”
Pralon… wilt u hen laten zien hoe dat zal gebeuren ?”
Pralon zet zijn Sten, die speciaal is uitgerust met een geluiddemper, op scherp. Hij vuurt een kort salvo af, niet luidruchtiger dan het geritsel van vleugels in de bladeren boven de hoofden van de gevangenen.
“Ziet u wel ?”
“Ja, meneer.”
“Op pad !”
We komen zomaar het bos binnenstormen als een kudde wilde everzwijnen.

Gedurende vijftig minuten bewogen we ons snel voort zonder te vertragen. Gees springt als een geit, maar de enorme Posthumus, met de handen geketend, snakt naar adem, zodat we hem liever zouden willen doden.
“Kom op, Jules, geen theater ! Als je moet worden gedood, zullen de anderen zich daarmee belasten, daar zijn wij niet voor. Het enige
wat je met ons zult doen, dat is rennen. Ren, dikzak, dit is je beste kans.” Als per ongeluk voor jou, jouw kleine nazi-vrienden ons in de gaten krijgen… inderdaad, ja … zal je met de voeten vooruit vertrekken… vóór ons. Posthumus ! Dat is nogal een programma.”
Tien minuten om op adem te komen en opnieuw rennen we tussen de dennen. Behalve Gunther, die ik mijn zak laat dragen, kunnen de gevangenen ons niet helpen met de trein. Toch geven we ze precies hetzelfde als wat wij eten. Erg overschat, dat herenras ! Mijn weerzinwekkende jongens nemen hun bagage terug.
“We
hebben geen geluk, mijn luitenant, we kwamen slechteriken tegen.”
Honderd minuten op de vlucht, ruim acht kilometer afgelegd. Ik denk dat we nu kunnen kamperen en slapen.
“W
elterusten engeltjes… Zie je wat we winnen door stomme dingen te doen ? We hadden zo stil kunnen uitrusten in onze kleine optrekje, dat niets van iemand vroeg.
We worden uit onze eerste slaap gehaald door kanonsalvo’s die polyfonisch vergezeld gaan van schoten van zware machinegeweren.
Sinds ons vertrek heb ik me naar het noordoosten gehaast, zonder van de richting af te wijken: de flitsen van de explosies komen uit de diametraal tegenovergestelde richting.
“De Canadezen, mijn luitenant !”
“Alweer ! Beslist, dat wordt een obsessie… Probeer daarom in hun nek te springen, zoals eerder in Diever. De Canadezen… mijn reet: dat zijn de Duitsers die ons aanvallen. D
e kans is groot dat, als we terug zullen keren naar ons kamp, ​​jullie je kanten parachutes daar zult vinden. Als je de bedoeling had daar burgeroverhemden van te maken, dan heb je pech. Dus zeg, Gunther, ze zijn niet snel, jouw kleine maatjes. Het heeft hen meer dan drie uur gekost om onze schuilplaats te ontdekken… En ik vraag me zeker af waar ze hun munitie aan verspillen.”
Gunther glimlacht.
“U bent heel anders dan de Duitse officieren, weet u.”
Dat mag ik hopen…

De Canadezen zijn eindelijk aangekomen. Ze hadden een week nodig, langer dan in de planning van de operatie was voorzien ! Ons basiskamp is geëgaliseerd, onze individuele mangaten zijn verdwenen, de begraven parachutes bevinden zich, zoals verwacht, in een rommelige staat. We zien weer Georges, onze Nederlandse verbindingsofficier: zijn huis werd met de grond gelijk gemaakt door de tanks en de zelfrijdende kanonnen, die door de Duitsers waren meegebracht om ons te vernietigen…
Gees neemt ons mee naar haar familie, in het postkantoor van Diever. We worden als helden onthaald… Maar de helden zijn moe. A
lles wat ze nu vragen is een warm bad en schone lakens…
Dan is het vertrek naar Nijmegen, waar de twee regimenten elkaar vinden. Veel van onze vrienden zijn dood: Valayer, verbrandt door een vlammenwerper met zijn hele stick in de boerderij waar ze waren verschanst; de Sablé is 
verdronken in een kanaal tijdens het afwerpen van de parachutisten… Het waren jonge nog niet ervaren officieren, die zich na de Franse campagne bij ons hadden gevoegd om de gaten te vullen die de campagne ons had nagelaten. Taylor, een van mijn laatste familieleden, werd ook vermoord en zoveel jongens werden gevangen genomen en vervolgens vermoord door de S.S….
Aan de andere kant vind ik een Engelse kameraad die ik sinds september vorig jaar dood waande: John zat in de eerste luchtlandingsdivisie en gedurende die paar weken dat ik daar was geplaatst, waren we onafscheidelijk geworden. We hadden dezelfde smaak voor het gevecht met platte handen, de knokpartijen in het café, de mix van whisky-cider en hetzelfde ongeduld van elke pompeuze gezagsdrager.
“Thomé… oh ! Thomé…”
Wij zijn met zijn twintigen en zepen onszelf in in het geroezemoes van de gemeenschappelijke douches in de kazerne in Nijmegen. De jongen die mij begroet lijkt op de levende doden die we later in de films over Mauthausen te zien zullen krijgen. Zijn gezicht doet me aan niemand denken, maar om niets toe te voegen aan de angst die ik daar ontdek, doe ik alsof ik hem herken. Dan komen mijn herinneringen boven: John !… Hij is onherkenbaar. De atleet met wie ik Peterborough op stelten zetten, de onberispelijke luitenant van de Irish Guards, die me in het gevecht zijn arm over mijn schouder legde, is niets meer dan een arm skeletachtig lichaam bedekt met doorligwonden. Hij staat scheef op een verkort been met verzwakte pezen. Alleen zijn glimlach hielp me hem te herinneren.
Hij kreeg een salvo kogels in zijn been tijdens de catastrofale operatie van Arnhem. Hij werd
naar het ziekenhuis gebracht, waar hij ontsnapte, nadat hij zelf was verbonden en zeven maanden lang leefde hij alleen als een beest, op de vlucht voor de Nederlanders die hij wantrouwt, de nazi’s vermijdend, die hij haat en minacht. De optrekkende Canadezen vinden hem in het bos waar hij zich verstopt hield… En zie daar ! Hij vertelt me ​​rustig zijn verhaal, zonder naar effecten te zoeken, alsof het een normaale tegenslag is.
“Je verblijft in deze kazerne ?”
“Ja,
maar ik heb geen papieren meer, de tantes van de Inlichtingendienst willen mijn verhaal niet geloven en ik sleep mij elke vijf dagen van het ene bureau naar het andere, wachtend op een vliegtuig.”
“Wees niet ongerust, mijn konijntje, we gaan een rode baret voor jou vinden. Je zult Dupont heten en je zult met ons terugkomen.”

Een paar dagen ontspanning in Nijmegen, daarna de vlucht naar Engeland en weer terug naar Randelsham Hall.
In het nieuw gekleed keren de twee regimenten met verlof naar Frankrijk terug. We moeten elkaar weer ontmoeten op 8 mei 1945 in Fort Neuf in Vincennes, om terug te keren naar Londen, waar een nieuwe missie voor ons wordt voorbereid.
Op 8 mei geeft Duitsland zich over.
Het is duidelijk dat bijna niemand op het weerzien in Vincennes is ! Jammer… De geplande missie was een soort petjeaf missie: als dank voor de verleende diensten zouden de twee Franse regimenten in Noorwegen moeten landen om daar de nazi-overgave te verkrijgen. Dat had grappig kunnen zijn. De Engelse kameraden die daarheen zouden worden gestuurd in onze plaats spraken er dertig jaar later nog over.
In juni zijn we terug op onze Engelse uitvalsbasis. W
e bereiden ons voor om naar Ceylon te vertrekken: het lijkt erop dat we van wezenlijk belang zijn om de Japanners te overwinnen ! Maar het is Hiroshima, de Japanse capitulatie en de nacht van het jubelende gejuich in een Londen zonder verduistering, waar de sirenes eindeloos het wanordelijke geloei hervatten die, tot voor kort, het all clear aankondigden: einde van de waarschuwing…
De voorlopig laatste wereldoorlog is voorbij.
Terugkeer naar Frankrijk, kazerneleven. Ik word aangesteld als kapitein.
Sommige kameraden blijven in het leger. Persoonlijk zie ik echt niet wat ik daar zou kunnen doen: Ik heb voldaan aan het contract, dat ik mijzelf meer dan vijf jaar geleden had opgelegd, ik heb mijn best gedaan opdat de Duitsers mijn provincie verlaten.
Vaarwel aan de wapens !
Spijt ? Nee… Alleen een beetje nostalgie naar een tijdperk waarin we enorm veel geluk hadden ver weg te leven van de huichelaars, de bedriegers en de ‘bekwamen’ tussen de mensen van goede wil.
En, hoewel zonder spijt, de bitterheid die het najagen an een droom achterlaat in het hart dat het heeft uitgekozen, schreef Paul Valery…
Met het risico meer dan zeker door te gaan voor een romantische achterlijke of voor een mentale achterlijke, ondanks alle modieuze snobisme, ik zal altijd de centurion verkiezen boven de Romein die zich in orgies wentelt, en boven alle filosofieën de stoere drie geboden van de Kelten: “Eert de goden, doe niets verachtelijks, oefent uw moed.”

Edgard Tüpet-Thomé schreef in zijn boek voor mevrouw Geesje van der Werf – Schoemaker de volgende opdracht:
Pour Gees, mon ‘camerade de guerre’, dont le dévouement. la gentillesse et le courage nous ont été d’un grand reconfort, quand nous nous battions en enfants perdus dans son pays.
Elle nous a donné une haute idée de ce que pouvait été la qualité d’une jeune fille hollandaise.
C’est pourqoui se lui dedio ces quelques souvenirs acec toute le respet et toute l’affection fraternelle qui elle a suscitée parmi ses freres d’arme francais.
Hommage reconnaissant et amical de l’auteur.
Edgard Thomé

De Nederlands vertaling van de opdracht van Edgard Tüpet-Thomé luidt als volgt.
Voor Gees, mijn ‘oorlogskameraad’, wiens toewijding, vriendelijkheid en moed voor ons een grote troost zijn geweest, toen we als verdwaalde kinderen in haar land vochten.
Ze gaf ons een hoge dunk van wat de kwaliteit van een jong Nederlands meisje zou kunnen zijn.
Het is om deze reden dat deze paar herinneringen aan haar zijn opgedragen met alle respect en alle broederlijke genegenheid die ze onder haar broers in het Franse leger heeft opgewekt.
Dankbaar en vriendelijk eerbetoon van de auteur.
Edgard Thomé

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Hoofdstuk 35 – Het Nederlandse intermezzo
De schrijver gaat in dit hoofdstuk 35 enigszins in op de arrestatie van de N.S.B.-burgemeester Pier Obe Posthumus op 9 april 1945 in café Brinkzicht aan de Brink van Deever op klaarlichte dag door enige parachutisten van de stick van Gilles Anspach, waarbij Geesje (Gees) Schoemaker, dochter van de postkantoorhouder Lambert Schoemaker van Deever, optrad als gids. Bij deze actie lukte het niet de N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma te pakken te krijgen.
In dit hoofdstuk 35 is sprake van een Mae West. Een Mae West is een reddingsvest, dat is vernoemd naar een beroemde actrice vanwege haar volle borsten.

Gees (Geesje) Schoemaker was in de Tweede Wereldoorlog koerierster voor het verzet. Gees (Geesje) Schoemaker is op zondag 11 augustus 2013 op 92-jarige leeftijd in haar woonplaats Den Helder overleden. Zij is op donderdag 15 augustus 2013 vanuit de kerk op de Brink op de kaarkhof an de Grönnegerweg in Deever begraven.
Uit het relaas van luitenant Edgard Tüpet-Thomé blijkt dat hij helemaal niet van plan is geweest Deever te bezetten, dit in tegenstelling tot de bewering van een zekere mevrouw Ter Laan in het artikel ‘Bevrijding van Diever’ in Opraekelen 95/1 (het blad van de heemkundige vereniging van Diever). Op het artikel ‘Bevrijding in Diever’ in Opraekelen 95/1 valt wel meer af te dingen.
In de laatste zin van hoofdstuk 35 wordt met ‘uit de kelder van Posthumus’ bedoelt ‘uit de kelder van de beruchte N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma’. De N.S.B.-burgemeester Pier Obe Posthumus van de gemiente Deever was in café Brinkzicht aan de brink van Deever in de kost bij de N.S.B.-caféhouder Klaas Marcus Balsma.
De redactie moet zijn aantekeningen bij het verhaal van luitenant Edgard Tüpet-Thomé nog verder uitwerken.

Afbeelding 1 – Luitenant Edgard Tüpet-Thomé

Afbeelding 2 – Voorkant van het boek van Edgard Tüpet-Thomé

Afbeelding 3 – Opdracht van Edgard Tüpet-Thome aan Geesje Schoemaker

Afbeelding 4 – Geesje Schoemaker en Edgard Tüpet-Thomé in Den Helder in juni 1981

Posted in Fraanse parachutist, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Bouwers van de noodbrogge kriegt un gedenkplaete

De redactie van ut Deevers Archief besteedde op 5 augustus 2013, alweer in een tamelijk ver en grijs verleden, in zijn eerste versie van het bericht Plaquette voor de Royal Canadian Dragoons aandacht aan het veel te lang ontbreken van een gedenkteken voor de mannen die in de nacht van 11 op 12 april 1945 an de Deeverbrogge een noodbrogge over de Voat bouwden, de noodbrogge waarover in de vroege morgen van 12 april 1945 met succes zwaar materieel van het Eerste Canadese Leger, de Royal Canadian Dragoons, kon passeren, waarna in de gemiente Deever een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog en de Canadezen via de de Kop van Overijssel snel konden oprukken naar en in Friesland.

De redactie citeert het volgende stukje tekst uit zijn eigen hiervoor genoemde bericht:
Het moet in samenwerking tussen de gemeente Westenveld, de heemkundige vereniging van Deever en die van Dwingel, de oorlogsdeskundige van de heemkundige vereniging uut Deever en de plaatstelijke Dorpskrachten, die bezig zijn met de samenstelling van een boek over de geschiedenis van de Deeverbrogge, toch voor een paar centen mogelijk zijn om bij, op, aan, onder of boven de Deeverbrogge een eenvoudige teken (bij voorkeur geen teken aan een zwerfkei) aan te brengen ter herinnering aan de succesvolle bouw van de tijdelijke noodbrug, de daarover oprukkende Canadeze bevrijders en de daardoor versnelde bevrijding van Deever, de kop van Overijssel en Friesland met alle goede gevolgen vandien.

De redactie was bijzonder verbaasd in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van vrijdag 14 februari 2020 het bericht ‘Historie wordt in beeld gebracht’ te lezen. In dit bericht wordt verslag gedaan van het tijdverdrijf van het stelletje steeds hoogbejaarder, eigenwijzer, eenkenniger en geraniumfähiger wordende vrijwilligers van de induttende heemkundige vereniging uut Deever in het kader van het herdenken van het feit dat het op 12 april 2020 het vijfenzeventig jaar zal zijn geleden dat in de gemiente Deever een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog.

De redactie citeert uit het hier afgebeelde bericht ‘Historie wordt in beeld gebracht’ het volgende stukje tekst:
Op initiatief van de Historische Vereniging wordt er dit jaar ook een gedenkplaat geplaatst bij de Dieverbrug. In de nacht van 11 op 12 april 1945 werd door burgers van Dwingelo en Diever hier een noodbrug gebouwd, ter vervanging van de opgeblazen Dieverbrug. Dit gebeurde om de gevechtswagens van het Canadeze leger de mogelijkheid te bieden de Drentse Hoofdvaart over te steken om het getroffen Diever te bevrijden. ‘We willen de inspanningen die burgers uit Dwingelo en Diever hebben geleverd om een noodbrug te bouwen blijven herinneren.’, zo vult redactielid Henk ter Walle aan.

De redactie denkt dat hij in zijn hiervoor genoemde bericht uit 2017 het eerste stille voorzetje en het eerste stille aanzetje voor het plaatsen van een gedenkplaat an de Deeverbrogge heeft gegeven. Geen herrie, geen bombarie, geen poeha-publiciteit. De redactie is bijzonder verrast dat het stelletje steeds hoogbejaarder, eigenwijzer, eenkenniger en geraniumfähiger wordende vrijwilligers van de induttende heemkundige vereniging uut Deever nu, maar wel met veel herrie, veel bombarie en veel poeha-publiciteit, opvolging geeft aan het voorzetje en aanzetje van de redactie en eindelijk uitvoering gaan geven aan het plaatsen van de door de redactie bedoelde gedenkplaat bee, op, an, onder, boo’m, veur of aachter de Deeverbrogge. En dan doaluk mit ut hiele stellegie mit de snötkoker veuran bee de gedèènkplaete bee de brogge stoan veur de foto in de kraante. Dat kan ook weer een mooi sappig persmomentje opleveren voor de politiek gesneefde ex-wethouder en nog steeds voorzitter van de induttende heemkundige vereniging uut Deever.

De redactie van ut Deevers Archief wil de wakkere bezoeker van ut Deevers Archief graag aanraden vooral ook het bericht De zeven lange sterke ijzeren balken van Oere Chris te lezen. In dat bericht beschrijft wijlen Albert Schipper uut Leggel in zijn eigen streektaal op bijzonder nuchtere wijze de bouw van de noodbrogge an de Deeverbrogge. Geen herrie, geen bombarie, geen poeha-publiciteit en bij leven geen erkenning.

Posted in An de Deeverbrogge, Canadezen, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Plaquette voor de Royal Canadian Dragoons

In de voorgevel van het Stadskantoor van Leeuwarden is een plaquette ingemetseld. De tekst op de plaquette herinnert aan 15 april 1945, de dag waarop de Royal Canadian Dragoons (het eerste Canadeze leger) Leeuwarden bevrijdde van de Duitse bezetter.
De tekst op de plaquette luidt:
Het jaartal 1883. Het wapen van de Royal Canadian Dragoons. Het jaartal 1983.
De Engelse tekst: This plaque commemorates the liberation of Leeuwarden on 15 april 1945 by the Royal Canadian Dragoons. It was placed here during the centennial of the Regiment.
De versnelde bevrijding van Friesland was mogelijk geworden, omdat mannen uit de omgeving van de Deeverbrogge in de nacht van 11 op 12 april 1945 met vereende krachten en met succes voor de tanks van het oprukkende Canadeze leger een sterke noodbrug bouwden ter plaatse van de door de Duitsers opgeblazen Deeverbrogge over de Drentse Hoofdvaart.
Van wijlen de schrijver Reinder Smit uut Dwingel is het volgende korte citaat:
Het schijnt, dat de Canadeze bevelvoerder na deze voorspoedige vorming van het bruggehoofd Dieverbrug het krijgsplan gewijzigd heeft en meteen Friesland en de Kop van Overijssel heeft meegenomen. Dezelfde morgen omstreeks elf uur stonden de Canadeze verkenners voor Steenwijk en nog dezelfde dag werd Wolvega bereikt. Is het teveel gezegd dat de Friezen, die er op enkele plaatsen na (onder andere Pingjum) bijna zonder kleerscheuren zijn afgekomen, dit mede te danken hebben aan de man(nen) van Rijkswaterstaat en hun Drentse medewerkers.
Het moet in samenwerking tussen de gemeente Westenveld, de heemkundige vereniging van Deever en die van Dwingel, de oorlogsdeskundige van de heemkundige vereniging uut Deever en de plaatstelijke Dorpskrachten, die bezig zijn met de samenstelling van een boek over de geschiedenis van de Deeverbrogge, toch voor een paar centen mogelijk zijn om bij, op, aan, onder of boven de Deeverbrogge een eenvoudige teken (bij voorkeur geen teken aan een zwerfkei) aan te brengen ter herinnering aan de succesvolle bouw van de tijdelijke noodbrug, de daarover oprukkende Canadeze bevrijders en de daardoor versnelde bevrijding van Deever, de kop van Overijssel en Friesland met alle goede gevolgen vandien. Op verschillende plekken in Friesland zijn wel platen te vinden, die respectvol herinneren aan de Canadeze bevrijders. Zo ook de plaquette in de voorgevel van het Stadskantoor van Leeuwarden, zoals te zien op bijgaande foto.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De eerste versie van dit bericht is gepubliceerd op 5 augustus 2013.

Posted in An de Deeverbrogge, Canadezen, Dorpskracht, Gemiente Deever, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment