Wee wilt de toal van oense mow bliem’m proat’n

Ik was aangenaam verrast toen ik – al weer heel wat jaren geleden – bij een transactie met Roelof Boer, garagehouder aan het Moleneinde (Katteneinde) in Deever, de fraaie bundel ‘Wat was en was is’, geschreven door zijn vader Harm Boer, cadeau kreeg.
Deze bundel met nagelaten werk van schrijver en dichter Harm Boer is samengesteld door Meine Hoekstra in samenwerking met de kinderen van Harm Boer en werd in oktober 1999 uitgegeven door Reclamebureau Drokwark uut Dwingel.
De bundel ‘Wat was en wat is’ is verschenen na het overlijden van schrijver en dichter Harm Boer op 1 april 1995.
Ik publiceer hier – met toestemming van de familie Boer – het gedicht ‘Dialect’, waarin Harm Boer op prachtige zacht humoristische wijze beschrijft hoe hij het dialect van Lhee met name van zijn moeder (mow’s toal) leerde en hoe gehecht hij was aan het Dreins.
De tekst van het gedicht heb ik letterlijk overgenomen uit de bundel, aan de spelling van de woorden heb ik niet getornd en daarom heb ik geen ‘verbeteringen’ in de spelling aangebracht.
Ik stel de organisatoren van de activiteit ‘Verdieverderen um de stamtoafel’ ten stelligste voor in een mogelijk volgende bijeenkomst aandacht te besteden aan het Dreinse en zo mogelijk ook Deeverse gedicht.
Wellicht is in Deever of in een omliggend dorp een huiseigenaar te vinden die op een kale en saaie muur het fraaie gedicht Dialect wil laten schilderen. Wat te denken van het benutten van het grijze muurvlak links naast de ingang van het voormalige kantoorgebouw van de cultuurstimulerende Rabobank an de Peperstroate in Deever ? Zie de bijgevoegde kleurenfoto, die de redactie van ut Deevers Archief op 26 april 2018 heeft gemaakt. De voorbijganger kan dan na het lezen van het gedicht van Harm Boer niet meer even op het roodgeverfde Rabobankbankje gaan zitten en dan rustig zijn gedachten laten gaan over het nut van het behoud van ut Deeverse dialect. Hoe het was, hoe het is en hoe het zal zijn.

Dialect
’t Hung in de ruumte
waor ik lag
vanof de eerste dag.
Bij alles wat ik
heb edrunken
hebt lieve woordties
klunken
en elke luier
voel of nat
gung zachies praotend
van mien gat.
Toen ik kreup
kreup ik te wied
en toen ik leup
hetzelfde lied.
Uut angst dat ik verzeup
was het moeder
die mij reup
maor ieder woord
dat spreuken weur
had in zien spraok
dezelde kleur
herkenbaor veur het volk
en veur de streek
gienien die
daorvan week.
En daorum onder het proaten
onder het schrieven
hol ik vaaste:
Oens Dreins gepraot
dat lang nog
hier zal blieven.

Abracadabra-1497

This entry was posted in Aarfgood, Cultuur, Deevers, Dorpskracht. Bookmark the permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *