In het blaadje ‘Avondzon’ van de sectie Diever van de Stichting Welzijn Ouderen verscheen in april 1977 in nummer 4 van jaargang 5 het artikeltje ‘Diever’s mooiste’.
Diever’s mooiste
Wanneer we familie of vrienden van elders op visite krijgen, dan gaan we, als het goed is, reeds van te voren overleggen, op welke wijze we ze eens de mooiste punten van ons woongebied zullen laten zien. Alleen als er iets niet helemaal pluis is, zoals achter het ijzeren gordijn, waar dingen zijn die het daglicht niet kunnen verdragen, hebben we daar moeite mee.
Zulks is niet het geval met ons geliefd Diever. Mocht daar al eens iets zijn, dat minder fraai is, dan verbergen we dat niet, maar tonen dat openlijk, aan ieder die ons met een bezoek wil vereren.
Dan stellen we ons voor, de excursie te beginnen, daar waar we het gewoonlijk doen, bij, of tegenover de eendenvijver.
De daar ontstane ruimte, keurig en smaakvol van bestrating voorzien, met nog wat gelegenheid om te rusten, voor de wat ouderen, stellen we onze bezoekers voor, als een erfenis van onze vorige burgemeester. Voorwaar een nalatenschap, die de investering is waard gebleken.
Maar dan komt de grote schrik: Er is een bezoeker bij, die wat vrij rondkijkt en maling heeft aan onze explicatie. Hij ontdekt daar de wanstaltige overblijfselen, waar de familie Keizer eens woonde, en wilde daar ook wel eens van weten of dat soms Diever’s mooiste was.
U begrijpt, dat wij daardoor lelijk in verlegenheid kwamen. Heel wat woorden hadden we nodig om uit de doeken te doen, waarom een dergelijke puinhoop op oudejaarsnacht door de jeugd niet was opgeruimd.
Zo goed en zo kwaad als ons dat mogelijk was, hebben we geprobeerd, uiteen te zetten, dat onze vroegere burgervader, breed geschouderd als hij was, zich daar steeds als een hinderpaal heeft vóór gezet, maar dat we nu, met veel minder breed geschouderde, hoopten, spoedig van dit monsterlijke dorpsbeeld te worden verlost.
Het is een van buiten komende bezoeker niet goed duidelijk te maken, waarom met het fatsoeneren van deze plek, in ons mooie dorp, alsmaar wordt gewacht, terwijl het een ergernis voor de wandelaar is.
De handige bezoeker veronderstelde, dat onze burgemeester mogelijk nooit deze kant uitkomt, iets dat wijzelf voor onmogelijk hielden.
Het ware te wensen, dat nog vóór het komende seizoen, dit obstakel verwijderd gaat worden, anders kunnen we reclame ‘Ga liever naar Diever’ voorlopig wel in de ijskast bergen.
Mocht een en ander naar onze wens, vóór het verschijnen van ‘Avondzon’ zijn uitgevoerd, dan kan deze bijdragen toch nog als bladvulling dienen.
Een en ander behoort tot de historie van Diever.
Een wandelaar
Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Een en ander behoort tot de historie van Deever ? De redactie denkt van niet en denkt volledig het tegendeel.
De redactie denkt dat het stukje tekst gewoon uit de dikke duim of de dikke pijp gezogen is.
Excursies beginnen natuurlijk niet bij de eendenvijver (een voormalige braandkoele) an de Kruusstroate (wie wil er nu naar eenden koekeloeren ?), maar op de brink van Deever, die ooit vol stond met erfgoed.
Wie zou toch die schrijver met de uiterst merkwaardige schuilnaam ‘Een wandelaar’ kunnen zijn ? Zou het een zwalkend rechts conservatief liberaal lid van de zogenaamde ‘dikke boerenstand’ uut Deever kunnen zijn geweest; een agrarisch toptalent, die zich in 1977 dood ergerde aan het bouwvallige arbeiderskeuterijtje van Albert Keizer naast transportbedrijf De Graaf an de Kruusstroate in Deever ?
Schreef hij dit stukje tekst om een slijmerig wit voetje bij burgemeester Hermen Overweg te halen ?
Het is bepaald geen positief stukje tekst ter bevordering van het welzijn van de Deeverse ouden van dagen, die vast en zeker de familie Albert Keizer goed hebben gekend.
De schrijver ‘Een wandelaar’ vindt dat de Deeverse jeugd het bouwvallige keuterijtje in de oudejaarsnacht had moeten opruimen. Dit getuigd van een totale minachting van de Deeverse jeugd en de Deeverse oudejaarstraditie. De jeugd sleepte vroeger op oudejaarsavond alles wat los en vast zat naar de brink van Deever, maar vernielde niet. Wellicht dat de jeugd elders, bijvoorbeeld op Neejevene of op Koldervene, om een paar volstrekt willekeurige plaatsen te noemen, dit vroeger wel deed, maar de redactie denkt toch van niet.
De schrijver ‘Een wandelaar’ geeft de schuld van de voortdurende aanwezigheid van het bouwvallige arbeiderskeuterijtje naast transportbedrijf De Graaf an de Kruustroate aan de breedgeschouderde (??) burgemeester Jan Cornelis Meiboom (die in de volksmond altijd ome Kees werd genoemd), echter ome Kees en de zijnen hadden bewezen ware kampioenen in het afbreken van Deevers aarfgoed te zijn. Aan ome Kees kan het niet hebben gelegen.
Tijdens het bewind van burgemeester Hermen Overweg werd het arbeiderskeuterijtje van Albert Keizer alsnog afgebroken en werd een eindje verder richting ’s Kasteel (Kasteel 2) als schrale troost een soort van nieuw nepkeuterijtje nagebouwd. En weer was een fraai Deevers erfgoedpand verdwenen.
De twee kleurenfoto’s van het huisje van de familie Albert Keizer zijn gemaakt door wijlen Henk van de Bos.
Op de tweede foto zijn te zien Albert Keizer (geboren op 14 augustus 1883, overleden op 30 december 1979, hij ligt begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg) en Koendert Tissingh (geboren op 11 maart 1906, overleden op 20 mei 1983 in Deever, hij ligt begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg).