Twee verhalen van luitenant parachutist Gilles Anspach

Twee verhalen van luitenant parachutist Gilles Anspach
De Koninklijke Bibliotheek van België (Bibliothèque Royale de Belgique) in Brussel (Bruxelles) is in het bezit van de jaargangen 1946 tot en met 1951 van het album ‘Coeurs Belges’. In het Franstalige tijdschrift komen ook Belgen aan het woord die in de Tweede Wereldoorlog een heldhaftige rol in de strijd tegen de Duitsers hebben gespeeld. Tweede luitenant parachutist Gilles Anspach beschijft in twee nummers van de jaargang 1946 van genoemd tijdschrift zijn herinneringen aan de strijd van eenheden Franse commando’s van de Britse Special Air Service (S.A.S.) bij Diever en Appelscha in de laatste dagen van de Tweede Wereldoorlog. De twee verhalen zijn op deskundige wijze vertaald door mevrouw Karin Broekema. De redactie is haar daarvoor zeer erkentelijk. De twee verhalen verschenen onder de titel ‘Parachutistes en campagne’ (deel 1) en ‘Le grande jour’ (deel 2).

Deel 1: Parachutisten ten strijde – Een verhaal van Gilles Anspach

Haar neef, luitenant parachutist Gilles Anspach heeft het voorrecht gehad te vechten tegen de Duitsers op de slagvelden in Frankrijk en Nederland, waar zijn briljante gedrag hem de hoogste militaire onderscheidingen opleverde. Nadat we hem onlangs in de stad hadden ontmoet, vroegen we hem om voor de lezers van Coeurs Belges wat herinneringen aan zijn campagnes op te halen. We danken hem dat hij zo vriendelijk heeft toegegeven aan onze wens.

De Duitsers werden onherroepelijk verslagen. Montgomery was over een breed front de Rijn overgestoken: deze operatie liep als een precisiemachine met in olie glijdende tandwielen. Elke avond kwamen de Engelse troepen aan op het punt dat hen de dag ervoor was aangewezen, ze bezetten onverbiddelijk het gebied van het Derde Rijk. De Amerikanen haastten zich. Patton overtrof zichzelf: zijn gepantserde eenheden drongen door tot in het hart van Duitsland

—-

In die tijd hadden Gilles Anspach en zijn medeparachutisten een rustig leven op het Engelse platteland. Zij kwamen de dagen door met zonnebaden, wandelen en het drinken van whiskysoda. Over deze ledigheid beklaagden zij zich allen. Men zei destijds tegen elkaar met een zucht: “Ze zullen de oorlog zonder ons beëindigen”. Een telefoontje van het hoofdkwartier bracht hen echter opnieuw in de strijd. De parachutisten werden met hun wapens en hun bagage naar een apart kamp gebracht. Het kamp was omringd met prikkeldraad, want de Engelsen houden er niet van aan geheime militaire operaties ruchtbaarheid te geven. De parachutisten begrepen direct dat hen iets te wachten stond.

De Britse commandant had besloten een einde te maken aan de Duitse weerstand in Nederland. Het tweede Canadese leger moest Nederland in tweeën delen, zodat de Noordzee in de omgeving van de stad Groningen kon worden bereikt, terwijl het grootste gedeelte van de Engelse troepen richting Bremen zou trekken. Het vierde Franse bataljon van parachutisten, waaronder de eenheid van Gilles Anspach moest in groepen van tien personen landen voor de Canadese troepen. Het bataljon moest talrijke bruggen in de omgeving van de stad Groningen ontdoen van mijnen. Ook moest het bataljon de bruggen bezetten tot de komst van de geallieerden. Belgische parachutisten namen eveneens deel aan deze operatie. Deze parachutisten bevonden zich reeds in Nederland en waren uitgerust met jeeps en carriers. Deze Belgische parachutisten stonden in dienst van de Britse verkenningstroepen.

Op 7 april 1945 verliet het bataljon het kamp in Engeland. Het bataljon verliet het kamp in bezit van wapens en munitie. Bij de aankomst op het vliegveld bekeken de parachutisten hun parachutes. De parachute van Gilles Anspach had niet dezelfde kleur als die van zijn medeparachutisten. Dat beviel hem niet. “Het klinkt misschien belachelijk, maar op zo’n moment word je natuurlijk bijgelovig.”, aldus Gilles Anspach.

De Engelse en de Franse commandanten kwamen voor de laatste keer bij elkaar. Elke eenheid bestond uit twintig mannen (redactie: deze bestond niet uit twintig, maar uit vijftien mannen). De Engelsen noemden zo’n eenheid een stick, wat rozenkrans betekent (redactie: stick betekent groep). Iedere officier had tien parachutisten onder zich (redactie: geen tien, maar zes of zeven). De parachutisten van luitenant Thomé (redactie: Edgard Tüpet-Thomé) en de parachutisten van luitenant Anspach waren samen (redactie: de stick bestond uit twee ploegen, die zelfstandig konden opereren). Officier Puy du Pin (redactie: luitenant Guy Puy du Pin) sloot zich hierbij aan. Deze officier had in de herfst ervoor een kapotte knieschijf opgelopen. De commandant van de eenheid van Anspach wilde niet dat Puy du Pin bij deze operatie de functie van officier zou uitoefenen. Het zou te veel risico’s met zich meebrengen.

De eenheid van twintig mannen (redactie: vijftien mannen) vertrok per vliegtuig. De parachutisten hebben hun vertrek met zorg voorbereid. Vlak voor het vertrek overwoog ieder de kansen op een goede terugkeer. Eveneens komen op zo’n moment herinneringen aan gevallen kameraden in voorafgaande operaties naar boven. Gelukkig is een aantal van hen gestorven zonder dat zij daar erg in hadden. Dit in tegenstelling tot degenen die stierven na een nacht van schreeuwen om hulp, omringd door kameraden die niet de mogelijkheid hadden hen te helpen. Op zulke momenten denkt men aan de personen die thuis op hen wachten. Na het opstijgen van het vliegtuig was er aan boord geen sprake meer van twintig (redactie: vijftien) verschillende individuen, maar ging het om de stick.

De officier aan boord opende het luik, zodat kon worden gesprongen. Deze officier controleerde ook onze kit-bags. Dit waren grote zakken waarin wapens, munitie en de uitrusting van de parachutisten zaten. Zo’n kit-bag woog tussen de dertig en de veertig kilo. Tijdens de val komt de kit-bag enkele meters onder de parachutist te hangen. Het vliegtuig vloog ‘s nachts boven het Kanaal via Frankrijk naar Nederland. Tijdens de vlucht werd er vanuit het vliegtuig geschoten. Dit is een gewoonte van de R.A.F. (redactie: Royal Air Force) om te testen of de wapens in orde zijn. Op een gegeven moment hoorden de parachutisten van de piloot dat het nog tien minuten zou duren, voordat de parachutisten konden springen.

Gilles Anspach sprong tegelijk met Puy du Pin. De daling duurde naar zijn gevoel erg lang en hij kwam op zijn rug terecht. Even kon hij zich niet bewegen. Hij bleef tien minuten op de grond liggen en bevrijdde zich vervolgens van zijn parachute. Hij was klaar om zichzelf te verdedigen. Hij bevond zich in een bos en hij hoorde de Duitsers.

Thomé en zijn mannen zijn niet in Duitse handen gevallen. Een half uur later zijn zij weer bij elkaar en zij slapen op hun parachutes. In de verte horen zij tanks rijden. De volgende dagen in de bossen in gezelschap van Puy du Pin zijn zij op zoek naar de Duitsers. Hierbij worden zij geholpen door de Nederlanders. De trouwste onder hen is Gees, de juffrouw van het postkantoor van Diever (redactie: Geesje Jantina Schoemaker, dochter van postkantoorhouder Lambert Schoemaker en Hilligje van Es uit de Hoofdstraat). Zij was een goed meisje en was stoutmoedig als een knaap. Er was ook iemand bij die door de parachutisten ‘de man met het houten been’ werd genoemd. Wij popelden om ten strijde te gaan. De informatie uit de omgeving werd door Thomé ironisch als welwillendheid opgevat. Geweldig was de ledigheid van Thomé. Hij gedroeg zich als een god, die naar de mens op aarde keek.

Toen wij bij het aanbreken van de dag terugkwamen, nadat wij enkele schoten met de Duitsers hadden gewisseld, of misschien wel met het Nederlandse verzet, troffen wij hem slapend in zijn slaapzak aan. Wij dachten dat onze tegenslag te wijten was aan zijn afwezigheid. Thomé leek ons onvervangbaar. In het legerkamp ontstond al snel het verhaal, dat Thomé zich vrijwillig had teruggetrokken uit de strijd. Hijzelf sprak van tijd tot tijd met zekerheid tot ons over de acties die moesten worden uitgevoerd en hoe hij dacht het bos het beste te kunnen verlaten met zijn manschappen. Geïrriteerd door zijn gedrag dachten wij vaak dat het hem aan moed ontbrak en dat hij niet met ons durfde mee te komen. Wij wisten echter allen goed dat dit niet de waarheid was.

De volgende dag vernamen wij, dat de burgemeester van Diever, collaborateur en officier van het Nederlandse Quisling leger (redactie: Quisling was in de Tweede Wereldoorlog leider van de fascistische Noorse nationaal socialistische partij en werd na de oorlog gefusilleerd wegens hoogverraad; met het Quisling leger wordt hier de N.S.B. bedoeld) probeerde te vluchten, voordat de geallieerden zouden arriveren. Onze vriend ‘de man met het houten been’ vertelde ons, dat we dat moesten proberen te voorkomen. Puy du Pin was al geruime tijd gespecialiseerd in parachutistenmissies. Hij wilde, dat wij het kwaad bestreden. Zijn rugzak was gevuld met chocolade, die hij uit wilde delen aan kleine kinderen, en voor de Nederlanders tabak, waarvan zij onthouden waren tijdens de Duitse bezetting. Hij maakte ons enthousiast met de gedachte, dat wij in de toekomst zonder twijfel bekend zouden zijn als de Franse parachutisten die de collaborerende burgemeester gevangen hadden genomen. Dit stukje geschiedenis zal door iedere generatie worden doorverteld. Het was Thomé, die voor deze dag vol met energie zat: “Laten de Nederlanders hun vuile was in eigen kring wassen. Dit is een karwei waarvan wij niet opkijken.”

Onze stick loopt in de richting van de plaats Diever. Paden langs de akkers brachten ons tot de eerste huizen in Diever. Wij kwamen op een kruispunt van twee routes aan. Wij waren schietklaar, aangezien wij bang waren verrast te worden door de Duitsers. Uit de vensters staken hoofden, maar niemand durfde naar buiten te komen, waarschijnlijk omdat wij hen te veel angst aanjoegen. Zonder slag of stoot kwamen wij aan bij het huis van de burgemeester. Gilles Anspach ging in gezelschap van Puy du Pin het huis binnen. Onze vriend met het houten been had een grote man met bril omschreven: dat was bugemeester Posthumus. Wij duwden een mitrailleur in zijn ribben. Hij liet zich zonder verzet fouilleren. Hij had twee revolvers bij zich en zijn portefeuille zat vol met papieren met het hakenkruis erop. Een vrouw, mevrouw Posthumus, rende door het huis. Ze had haar haren in de war en schreeuwde als een wilde. Onze Nederlandse collega vertelde ons, dat zij nog slechter was dan haar echtgenoot, maar wij hadden niet de moed om haar mee te nemen naar ons kamp. Het huis werd snel doorzocht. Wij vonden de lijsten met namen van Nederlandse collaborateurs uit de regio en een vlag van de N.S.B. De vlag werd naar buiten gedragen door een van onze mannen. De straten, die nog uitgestorven waren toen wij kwamen, waren nu vol met mensen. Vrouwen lieten hun vuist zien en scholden onze gevangenen uit. Puy du Pin gaf chocolade aan kleine kinderen. De meisjes lachten naar onze parachutisten. Gees van het postkantoor schreeuwde Gilles Anspach toe dat hij ook mevrouw Posthumus gevangen moest nemen. Vrouwen zijn harder tegen elkaar.

Gilles Anspach maakte van zijn mannen weer een eenheid. Gilles Anspach was opnieuw bang verrast te worden door de komst van de Duitsers en het was voor hem een opluchting, dat hij het kruispunt aan het einde van Diever kon oversteken, omringd door een uitgelaten menigte. Bij aankomst in het bos trokken zij de schoenen van Posthumus uit en bonden hem vast aan een boom. Hij was in gezelschap van drie Duitsers en twee Nederlanders, die door de vijand gestuurd waren om de positie van de parachutisten te localiseren. Zij moesten een brief in het Duits opstellen waarin werd vermeld, dat als in Diever represailles zouden plaatsvinden, zij de gevangenen zouden executeren. Dit werd bij het gemeentehuis opgehangen.

De volgende dag kwamen de parachutisten bij elkaar om te besluiten hoe verder te gaan in de strijd. Thomé vertelde dat er nog acht dagen te gaan waren, voordat de Canadezen zouden arriveren. Om deze reden moest niet te snel worden aangevallen, de Duitsers zouden daardoor immers de tijd krijgen om terug te slaan. De parachutisten zouden in het bos het juiste moment afwachten. Thomé is sinds zijn eerste missies behoorlijk veranderd. Tijdens zijn eerste missies hield hij niet op de vijand te zoeken tot hij hem had gevonden. Tijdens die gevechten was hij altijd voor zijn mannen, waarvan meer dan de helft is gestorven in Lotharingen, en nu was hij degene die voorzichtigheid in acht nam.

De volgende dag ging Gilles Anspach met acht mannen op patrouille. Thomé had hen gezegd niet het avontuur op te zoeken. Hij vergat echter dat het in een vijandelijk land niet nodig is de vijand te zoeken. De vijand komt je tegemoet. Op die dag vonden wij bij toeval een bospad. Klein, één van onze onderofficieren, riep: “Duitsers”. Op enige afstand naderden enkele Duitsers op de fiets. De patrouille sprong in een sloot om niet gezien te worden. Door een verrekijker zagen zij groene uniformen. Er was geen twijfel mogelijk. Wij zagen Duitsers op de fiets in kleine groepjes van vijf of zes personen. Als wij ze zouden aanvallen, dan zouden zij niet de mogelijkheid hebben om zich te verdedigen. Een van de mannen begreep dat dit een gemakkelijk doelwit was. Deze vroeg dan ook aan de luitenant: “Zullen wij ze gevangen nemen?” De mannen kregen het bevel om de wapens te controleren, en zij gleden door het gras in de richting van de weg.

Toen de boeren die op de akkers werkten ons zagen, gingen zij weg zonder iets te zeggen. Er naderde een Duitser op de fiets die alleen was. Zijn fiets was beladen met zakken en koffers. Gilles Anspach gaf hem het bevel te stoppen. Hij richtte zijn pistool op zijn borst en gaf hem een teken dat elk verzet nutteloos zou zijn. De fietser brabbelde enkele woorden in het Duits, en zijn wangen trilden van angst. Het was een typische Duitser: dik en met een bril. Uit zijn papieren bleek dat hij een onderofficier was. Zij doorzochten direct zijn bagage, waaruit direct een geur van saucijzen en worst kwam, die hij waarschijnlijk had gevorderd bij een boerderij uit de omgeving.

Er kwam meer fietsers aan. Een man bleef achter bij de gevangene. Er kwamen acht fietsers aan en de patrouille was acht man sterk. Ze overwogen nog even zich terug te trekken, maar het was al te laat. Vanuit de sloot zagen zij de fietsers naderen. Toen ze bij ons in de buurt waren stonden wij op. Ze waren nog geen drie meter van ons af. Lucien Klein sommeerde hen om de handen omhoog te houden. In eerste instantie zagen de fietsers ons aan voor Duitsers, en ze vertelden ons dat ze tot de Duitse Wehrmacht behoorden. Wij sommeerden hen opnieuw de handen omhoog te doen. In plaats van te gehoorzamen sprongen twee mannen in het kanaal langs de weg. Anderen richtten hun pistool op ons. Gilles Anspach riep: “Vuur”, en op hetzelfde moment gaf hij een geweerschot. Van onze eerste geweerschoten vielen vier mannen op de grond tussen de omgevallen fietsen. Wij hebben hen vanaf een kleine afstand verslagen, zonder dat wij de tijd hadden om het geweer op schouderhoogte te brengen. De Duitsers is het niet gelukt om ook maar één schot naar ons te lossen. Een van de mannen van Gilles Anspach leegde zijn pistool op degenen die zich in het water bevonden, en hield niet op totdat het hele water rood van het bloed was geworden. Een gewapende Duitser was in de sloot gesprongen. Wij hebben hem gedood zonder dat hij zich op een of andere wijze kon verzetten.

Terwijl Gilles Anspach het bevel gaf om de lijken in het kanaal te gooien, liep hij naar de eerste fietser. Hij was niet bewapend. Anspach gaf hem het bevel om hem te volgen. Door het geschiet was hij versuft geraakt. Aanvankelijk weigerde hij om te volgen. Anspach richtte zijn pistool op hem en de fietser liet zich op de grond vallen en schreeuwde. Het moest snel gaan, want zij konden verrast worden door andere Duitsers. Anspach gaf zijn mannen het bevel om er een eind aan te maken. Zij kwamen met hun gevangenen in het kamp aan. Toen wij ons avontuur aan Thomé vertelden, zei hij, dat wij niet zo trots moesten zijn op onze daden, want wij waren immers soldaten en geen slagers. Misschien heeft hij niet geheel ongelijk gehad, want wij hadden ons wild niet de kans gegeven om zich te verdedigen.

Deel 2: De grote dag – Een nieuw verhaal van luitenant Gilles Anspach

Wachtend op de Canadezen
Op onze legerbasis in het bos wachtten wij op de grote dag. Thomé rustte uit en wij hadden niet veel bijzonders te doen. Er was luchtalarm. Er waren schermutselingen, waarop vervolgens niets gebeurde. Er waren kleine verspreide geheime gevechten, zoals aanslagen. Parachutisten van een andere eenheid lieten ons tijdens hun patrouille weten wat in de omgeving gebeurde en wat zes andere sticks van onze compagnie was overkomen.
“Tijdens de landing”, zeiden zij tegen ons, “is onze commandant in een denneboom terechtgekomen. De naalden van de boom hebben zijn ogen getroffen. Hij is twee dagen helemaal blind geweest, maar nu komt langzaam zijn gezichtvermogen terug.” De brug van Appelscha was ons doel. Thomé had ons beloofd die twee dagen voor de komst van de Canadezen te bezetten, maar was al onbeschadigd in handen gevallen van onze collega parachutisten. Een van hen was Duno, een Breton, die trots op zijn afkomst was. (redactie: Eerste luitenant Maurice Duno, commandant van de twaalfde stick). Hij had met zijn tien mannen (redactie: veertien mannen), midden op de dag de Duitsers verrast. Zij hadden de brug ontdaan van mijnen. Duno en zijn mannen waren nu belast met het bewaken van de brug. Andere parachutisten hadden zich bij hen gevoegd en Appelscha werd nu bewaakt door veertig Fransen. Onder hen bevond zich de commandant (redactie: kapitein Pierre Sicaud, commandant van de tweede compagnie en commandant van de tiende stick). Eén oog in het verband, het andere onder het bloed. Hij zag nauwelijks iets. Hij coördineerde de verdediging: het plaatsen van antitank wapens, die door de R.A.F. waren gedropt. Aan de andere kant kregen wij slecht nieuws te horen: een van onze sticks was aangevallen. Hiervan vreesden wij het ergste.

Verdachte boten
De Nederlanders hadden ons gewaarschuwd dat een groot binnenschip met een sleepboot, bezet door de vijand, in aantocht was. Wij verlieten opnieuw het bos. Ditmaal werd de groep door Thomé geleid. Op de weg kwamen wij drie Duitsers tegen (redactie: op de weg langs de Drentsche Hoofdvaart). Op het moment dat zij ons zagen, maakten zij zich in allerijl uit de voeten. Uit angst dat schoten de aandacht van de vijand zou trekken, verbood Thomé ons te schieten. Vier van onze mannen gingen achter de vluchtende Duitsers aan. Tien minuten later kwamen zij met twee Duitsers terug. De derde Duitser was zwemmend het water (redactie: de Drentsche Hoofdvaart) overgestoken. Onze gevangenen hadden zich zonder slag of stoot overgegeven. Halverwege het kanaal maakten wij nog onze geweren schietklaar. De stick van mij en de stick van de officier hadden de leiding over de patrouille uit Appelscha. Onze sticks moesten achterblijven om Thomé te dekken. De groep die belast was om het binnenschip in te nemen begaf zich in de richting van het kanaal. Verstopt in onze schuilplaatsen hielden wij onze adem in, opdat wij geen geluid zouden maken. Dan werd plotseling de rust van het platteland wreed verstoord door het geknetter van een motor.

Een interessante vondst
De orders die wij in Engeland hadden gekregen waren formeel: het onderscheppen van iedere motorrijder, aangezien deze personen beschikten over belangrijke informatie. Een motor met twee Duitsers erop kwam in onze richting. De bestuurder werd door een van onze mannen vanaf een afstand van zestig meter neergeschoten. De bestuurder viel achterover en kwam tegen de bijrijder aan. Thomé gaf direct het bevel om het vuren te stoppen. De mannen van onze eenheden kwamen de weg op. Op de weg lagen de bebloede lichamen van de twee Duitsers. Deze lichamen werden in het kanaal gegooid. Vervolgens ontdekten wij dat deze twee Duitsers archieven van de Gestapo te Groningen bij zich hadden.

Rustig naderde een binnenschip
Onze mannen gingen voorzichtig richting het water. Thomé en zijn voorhoede verstopten zich achter de ruïne van een stenen muurtje, enkele meters van de waterkant af (reactie: bij het Haarschut). Bij het naderen van het binnenschip bestookten zij de boot met granaten. Tegelijkertijd begonnen de overige eenheden te schieten. De ramen van de boot sprongen uiteen. De boot kwam tegen de waterkant aan. Thomé liet de boot exploderen. De explosie was enorm krachtig en hierdoor viel de boot in twee stukken uiteen. De bemanningsleden, waaronder een officier werden gevangen genomen.

Een belediging die duur komt te staan
Klein, een parachutist uit de Elzas, nam de gevangenen mee naar de overige parachutisten, toen hij ontdekte, dat de gevangenen een speld in de vorm van een hakenkruis op de borst hadden. Klein nam hen deze speld af voor zijn verzameling van oorlogssouvenirs, wat een van de Nazi’s niet beviel. Deze schold Klein uit voor ‘varkenskop’. Zo’n opmerking van een Mof kon Klein niet over zich heen laten gaan, en hij schoot de persoon in kwestie door het hoofd. Klein vond dit echter niet genoeg en nam zich voor om de tweede gevangene hetzelfde lot te laten ondergaan. Terwijl Klein zijn pistool op de tweede gevangene richtte, kwam Thomé tussen beiden. Thomé zei: “Wij zullen deze man geen haar krenken, zolang ik leef.” Dit terwijl wij wisten, dat parachutisten, die in de handen van de Duitsers waren gevallen, koelbloedig werden geëxecuteerd. Tijdens onze strijd in Nederland leek het wel of een wind van barmhartigheid door onze bataljons waaide.

Zoals in de tijd van maarschalk Jourdan
Puy du Pin en ik lieten een deel van onze mannen achter en wij voegden ons bij Thomé om de tweede boot in te nemen. De bemanning van deze boot had de tijd gehad om te vluchten. Thomé gooide een explosief naar de boot. De wrakken van de boot achterlatend, gingen wij terug naar onze legerbasis. Wij hadden de gevonden papieren van de motor bij ons. Een aantal parachutisten verliet de legerbasis en keerde terug naar de brug van Appelscha. Ik begeleidde hen voor een deel. Onder hen bevonden zich twee vertrouwelingen van mij: Domingo (redactie: Maurice Domingo), een bokser uit Narbonne, kampioen van de eerste Engelse Airborne divisie en Pralon (redactie: André Pralon), een soldaat, die in Bir-Hakem had gevochten.

Duivelse schoten … de Canadezen?
Na enkele uren gelopen te hebben, hoorden wij zeer dichtbij geweerschoten. Het was niet het geluid van Duitse wapens, het leek eerder het geluid van Engelse wapens. Op een gegeven moment kwam het geluid uit vijf of zes verschillende richtingen. “De Canadezen zijn er!”, riepen de parachutisten uit, “Laten we naar het dorp gaan om te kijken wat er gebeurt.” Vriend of vijand, iemand met een geweer in de aanslag is altijd gevaarlijk. Hierdoor leek het mij beter terug te keren naar de basis. Opeens vlogen de kogels ons om de oren. Wij merkten twee politieagenten op, die op handen en voeten liepen. Wij herkenden één van hen. Hij vertelde ons, dat onze parachutisten op hen schoten. Dit verbaasde ons niet aangezien de Nederlandse politie-agenten een pet droegen, die op de pet van een Duitse onderofficier leek. Hun kleding leek op de kleding van sommige specialisten van de Wehrmacht. Wij gaven hen het advies om hun kepie en hun vest uit te doen. Wij namen hen mee naar onze basis.

Toen ik op de basis aankwam, stonden de parachutisten in een cirkel klaar voor de strijd. Thomé stond in het midden. Ik vroeg wat er aan de hand was. Thomé vertelde, dat zij bij het horen van de geweerschoten dachten dat het de Canadezen waren. Zij wilden voor de Canadezen in Diever zijn. Hierop verlieten zij het bos. Echter het waren geen Canadezen, maar Moffen (redactie: scheldnaam voor Duitsers). Die waren speciaal voor ons gekomen. De Moffen hadden nieuwe wapens, waarvan het geluid leek op dat van de wapens van de Engelsen. Zij schoten op ons. Niemand is geraakt, omdat de Moffen te vroeg begonnen te schieten. Hierdoor konden wij allen in een sloot springen. Voor ons bevond zich een heuvel. Wij klommen hierop om de vijand te localiseren. De moffen hadden hetzelfde idee. Op de top van de heuvel kwam Thomé oog in oog met een aantal Duitsers te staan. Twee van hen keken door een verrekijker in de richting van het bos om te kijken wat er gebeurde. Thomé gooide twee granaten in hun richting. Vervolgens werden zij onder vuur genomen. De Moffen begonnen eveneens te schieten. Hierop gingen Thomé en zijn mannen terug naar het bos. Gees kwam om te vertellen, dat het dorp groen zag van de Duitsers. De Duitsers hadden in Diever tien burgers gedood, omdat de inwoners van Diever ons geholpen hadden. Dit heeft zich eveneens in Bretagne afgespeeld.

Kritieke situatie
Onze basis aan de rand van het bos werd door de vijand bestookt met brandbommen in de hoop dat het ons zoveel angst aan zou jagen, dat wij onze positie zouden verlaten. Tijdens deze beschietingen lag Gees naast ons plat op de grond. Onze camouflage was perfect. Alleen door op onze lichamen te staan, zou je ons ontdekt hebben. Wij moesten echter op de vlucht slaan. Zie dit echter niet als een afgang. Immers, jezelf zo snel mogelijk in veiligheid brengen, was vaak de enige manier om te overleven en om verder te strijden.

Richting de brug van Appelscha
Wij voegden ons bij de parachutisten op de brug van Appelscha, wat eigenlijk onze missie was. In een gat in het zand verstopten wij de papieren van de Groningse Gestapo. Aan Thomé werd gevraagd of de gevangenen moesten worden gedood. Dit leek voor velen de beste oplossing. Als de gevangenen vrijgelaten zouden worden, dan zou dat immers betekenen dat de vijand alles over ons, het aantal manschappen, onze wapens en dergelijke te weten zou komen. Hen meenemen was volgens mij geen goed idee. Daarbij kwam, dat de Duitsers in Diever als repressaille tien burgers hadden gedood. Thomé vond het executeren van onze gevangenen geen goed idee. Thomé gaf het bevel hun de schoenen terug te geven en het bevel dat zij met ons mee moesten komen. Als zij zouden vluchten, dan zouden ze worden neergeschoten. Onze gevangenen droegen onze bagage. Na tien minuten hoorden wij een serie explosies. De Duitsers schoten in de richting van onze vorige positie. De nacht viel. Volgens Thomé werd het tijd om ergens te bivakkeren. Wij sliepen in een grote cirkel. In het midden sliepen de gevangenen. Gees lag naast Thomé. Zij kon zich geen betere beschermer wensen.

De volgende dag gingen wij op weg naar Appelscha en al snel zagen wij de Canadese tanks verschijnen. Wij zouden opnieuw ten strijde gaan in Noorwegen. Door de capitulatie van het Duitse Rijk was dit echter niet meer nodig. Dit was onze laatste operatie. Die heeft enorme verliezen opgeleverd bij de twee bataljons Franse parachutisten. Deze bataljons maakten de weg vrij voor het Canadese leger. Die strijd is bij het publiek vrijwel onbekend, en valt ongetwijfeld in het niet bij de strijd van de helden van Arnhem. Alleen ik en mijn kameraden zullen onze wapenbroeders, die in het Noorden van Nederland zijn gestorven en waarmee wij het avontuur hebben gedeeld, blijven herinneren.

Het tweede van de twee verhalen van luitenant parachutist Gilles Anspach verscheen in bovenstaand nummer van het Belgische tijdschrift ‘Coeurs Belges’ (afbeelding ter beschikking gesteld door de Koninklijke Bibliotheek van België, Brussel)

Elke compagnie van de Franse parachutisten had een ‘radiomannetje’, die was uitgerust met een krachtige zend- en ontvangstinstallatie. Elke stick beschikte over een ontvanger. (collectie ‘Amicales des anciens parachutistes S.A.S. et des anciens commandos de la France libre’)

Het eerste van de twee verhalen van luitenant parachutist Gilles Anspach verscheen in bovenstaand nummer van het Belgische tijdschrift ‘Coeurs Belges’ (afbeelding van de Koninklijke Bibliotheek van België, Brussel)

This entry was posted in Tweede Wereldoorlog. Bookmark the permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *