Grös meej’n mit de sende in de Olde Willem

De redactie van ut Deevers Archief heeft in de periode 1999-2007 meegewerkt aan de totstandkoming van 40 nummers van het papieren blad Opraekelen van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever. In het najaar van 1999 interviewde hij de bejaarde Gerard Goettsch weer in zijn Amsterdamse huis an de Dörpstroate op Zorgvliet. De redactie publiceerde het volgende bericht in Opaekelen 99/4 (december 1999).

Gerard Goettsch vertelt verder

De nu 96-jarige Gerard Goettsch sukkelt met een zwakke rug, maar is gelukkig geestelijk nog altijd heel scherp. Gerard had het bij mijn binnenkomst een beetje koud en draaide het gaskacheltje hoger. Al suizend bracht deze het woonkamertje in zijn Amsterdamse huis op Zorgvlied snel op een tropische temperatuur. Hij stopte een verse pruim tabak achter z’n kiezen, leunde achterover in zijn speciale stoel bij het raam en begon te vertellen onder meer over boerenwerk, zoals het gras maaien mit de sende.

Het werken op de boerderij was zwaar. Alles werd met de hand gedaan. Als jongen van zestien liep ik al aachter de sende. In de zomer als het warm was, dan gingen we ’s nachts al om twee uur naar het land in de Oude Willem om te maaien. Langs het land stonden geen bomen. Daarom gooiden we om twaalf uur een hoop gras over het hek om bij de schoft te schuilen voor de zon. Als we gegeten hadden, dan gingen we eerst anderhalf uur slapen. Na de schoft moesten we eerst de sende haèr’n (de zeis scherpen). Ik maaide in mijn beste jaren wel een halve bunder per dag.

In mijn jonge jaren heb ik anderhalf jaar verkering gehad met de knappe Trijntje Wolters. Zij was huishoudster bij Albert Benthem. Ze was de dochter van Egbert Wolters, die boer was op de Uilenhorst en ook in schapen handelde. De Uilenhorst was een apart oud huis. Dwars achter het huis stond een grote stal. Egbert Wolters had een heleboel schapen op half gewin. De helft van de opbrengst was voor de eigenaar van de schapen, de andere helft was voor hem. Het is toen niet wat tussen Trijntje en mij geworden.

Na wat andere verhalen vond Gerard het toch wat te warm geworden. Hij gaf de brander wat minder gas en stuurde voor hij verder vertelde eerst deskundig een straal sap van zijn pruim tabak naar de emmer naast zijn stoel.

Na de overdracht van de boerderij aan mijn zoon heb ik nog een paar jaar gewerkt op de zuivelfabriek in Wapse. Op mijn vijfenzestigste ben ik daar gestopt. Daarna heb ik nog allerlei lös waark gedaan. Bij Levert Haveman heb ik nog samen met jonge jongens vrachtwagens met aardappelen geladen. De oude pastoor kwam daar voorbij en vond het toch nodig om te zeggen dat de jongens wel net zo hard moesten werken als ik. Bij meneer de Jong van de Gavere heb ik nog geholpen met het bouwen van bungalows. Toen ik 78 jaar was heb ik daar nog een welput gegraven. En nu gaan ze al met 54 jaar met de V.U.T.

Ik kwam weer met Trijntje in contact toen ik 83 jaar was. Zij was het die mij opbelde. Mijn vrouw was toen al een tijdje overleden. Ik ben op de fiets naar haar toe gegaan. Mijn kinderen vonden het denk ik wel goed. Ik zeg maar zo: je moet toch leven met de levenden. Trijntje woonde in Westerbork. Ik wist eerst niet eens goed waar dat lag. Ik ben toen eerst door de ruilverkaveling van Lheebroek naar Beilen gefietst.

Onderweg moest ik een keer van de fiets af. In een groot stuk grasland zag ik mannen bezig met zo’n grote snelle cycloonmaaier. Toen ik klaar was met plassen dacht ik: Here mien tied, die machine heeft in dat ogenblikje dat ik hier sta al meer gemaaid dan ik in mijn beste tijd in een halve dag maaide.|

Ik ben op twaalfjarige leeftijd op Zorgvliet komen wonen en ik heb daar de twee wereldoorlogen meegemaakt. Ik heb daar altijd gewoond en dat kan je als je 83 jaar bent niet meer achter je laten. Ik wilde niet verhuizen naar Westerbork en zij wilde niet naar Zorgvlied komen. Zo is het gegaan. Trijntje en ik hebben toch nog drieëneenhalf jaar kennis aan elkaar gehad. Toen overleed ze. Ze was een door en door goed mens.

Na nog wat andere verhalen vond Gerard het tijd voor een verse pruim half zware midden snede tabak. Zijn merk is ‘Het wapen van Drente’ van de tabaksfabriek Fransiscus Lieftinck uit Groningen.

Ons land in de Olde Willem lag langs de Tillegröppe. Samen met andere boeren moesten we de Tillegröppe voor een goede afwatering open houden. Dat deden we gewoon als boeren onderling, maar we waren geen waterschap. Mijn vader Johan Goettsch en Jan Thijs Seinen uut Deever hadden daar het toezicht op.

Mijn kleinzoon liet daar nog niet zo lang geleden tien bunder gras maaien door een loonwerker en die deed het met zijn grote machines zelfs in één uur. Mijn lieve God in wat voor tijd leven we nu toch.

Nu heeft Staatsbosbeheer veertig bunder land bij het Friese broek onder water gezet en tweehonderd bunder bos gekapt. Staatsbosbeheer doet maar waar het zin in heeft en als wij een boom willen kappen, dan mag dat niet…..

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Gerard Goettsch is geboren op 18 september 1903 in Putten in Gelderland en is overleden op 13 juni 2000 in het Amsterdamse huis. Hij is begraven op het nieuwe kerkhof achter Obadja aan de andere kant van de weg. Zie afbeelding 3.

Afbeelding 1
Gerard Goettsch in zijn speciale leunstoel bij het raam in zijn Amsterdamse huis. (© Coen Broekema, 10 november 1999)

Afbeelding 2
Het Amsterdamse huis an de Dörpsstroate op Zorgvliet. (© Coen Broekema, 10 november 1999)

Afbeelding 3
De redactie van ut Deevers Archief heeft deze kleurenfoto gemaakt op woensdag 22 mei 2022.

This entry was posted in Amsterdamse huus, Boer'nwaark, de Olde Willem, Gerard Goettsch. Bookmark the permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *