Hoe hef ut skultehuus ur in ut echt uut eseene ?

In de Olde Möppeler (Möppeler Kraante) verscheen op vrijdag 1 november 1935 een bericht van de heer Jan Boesjes, secretaris van de gemiente Deever, over het schultehuis an de brink van Deever en zijn bewoners.

Het schultehuis te Diever en zijn bewoners
In den jare 1604 verrees aan den Brink te Diever het gebouw, dat thans -ruim drie eeuwen later- in veler belangstelling staat. Ten zuiden van de Nederlands Hervormde Kerk werd toen namelijk gesticht het zoogenaamde schultehuis. Stichter was de toenmalige schulte van Diever Berend Ketel. Na hem hebben nog vijf leden van de familie Ketel, die alle het schulte-ambt van Diever bekleedden, het huis tot woning gekozen.
De naam schultehuis zal zich in den loop der jaren gevormd hebben, doordat de woning steeds den schultes tot huisvesting diende. Van een gebouw met een publiekrechtelijke bestemming kan niet worden gesproken. Het huis was steeds particulier eigendom en is waarschijnlijk door vererving en koop achtereenvolgens overgegaan in handen van de elkander opvolgende plaatselijke magistraatpersonen. Eigendom van een publiekrechtelijk lichaam is het gebouw nimmer geweest.
’t Is niet onmogelijk, dat op de plaats van het tegenwoordige schultehuis vroeger (vóór 1604) een tot het klooster van Ruinen behoorend gebouw heeft gestaan. Bij de restauratie welke thans plaats vindt, kwamen verschillende steenen te voorschijn, die blijkbaar tot een vorig huis behoord hebben. Het betreft hier steenen van zeer bijzondere vorm, welke vermoedelijk vroeger hebben dienst gedaan voor de bevestiging van glas-in-lood ramen. Verder legde men een vloertje bloot van geglazuurde tegeltjes.
De tand des tijds heeft ook het huis der Ketels niet ongeschonden gelaten. De verschillende eigenaren tastten zowel het uit- als het inwendige van het gebouw aan, waarbij de voorgevel er gelukkig nog het beste afkwam. Deze gevel, die na de voltooiing der restauratie een sieraad voor het dorp en meer in het bijzonder voor de brink zal zijn, geeft een voornaam uiterlijk aan het gebouw. Het jaartal 1604 is met muurankers aangebracht. Ter linkerzijde van de zware voordeur -welke voorzien is van een antieken deurklopper- bevinden zich twee, ter rechterzijde drie groote ramen met ieder niet minder dan 48 ruiten.
Boven de deur is het wapen van de familie Ketel (van Hackfort) aangebracht, namelijk in zilver een blauwe dwarsbalk met gekroonde helm. Als helmteeken een zilveren drakenkop en hals met gouden tong en blauwe halsband. De kruisjes die er op voorkomen zijn waarschijnlijk toevoegsels van een bewoner en behooren niet tot het wapen. We hopen dat bij de restauratie dit wapen van de daarop aangebrachte verflaag zal worden ontdaan.
De zijgevels en de achtergevel hebben veel te lijden gehad van diverse verbouwingen. Op een bepaalde plaats was tegen den zuidelijken zijgevel zelfs een tweede muur aan gemetseld.
In het gebouw trekt een muurvak met tegels de aandacht en ook de bewerkte zolderbalken mogen niet aan onze opmerkzaamheid ontsnappen. Momenteel omvat het huis twee groote en één kleine voorkamer, gang, keuken, achterkamer en opkamer, waaronder kelder.
De bewoners
Omtrent de vroegere bewoners, meer specifiek de schultes, die tevens bewoner van het huis waren, kunnen we het volgende vermelden.
De eerste bewoner, zoals gezegd tevens stichter, was Berend Ketel. Deze was in 1595 schulte van Diever en schijnt tijdens zijn leven te zijn afgetreden, in dit geval na 18 juni 1619. Hij leefde nog in 1626, doch is vóór 21 maart 1628 overleden. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Helmich Ketel, die het eerst als schulte wordt vermeld op 20 april 1622, het laatst op 20 april 1642. Op hem volgde Richard Ketel, die 9 mei 1644 als schulte in functie was en laatst bekend op 18 januari 1660. Pierre Ketel, die dan volgde, werd 28 februari 1660 door Ridderschap en Eigenerfden den Stadhouder als schulte voorgedragen (hij was toen nog minderjarig) en door dezen benoemd. Hij teekende als schulte 19 mei 1666 en stierf vermoedelijk begin 1689. Vervolgens kregen we Richard Ketel, op 11 maart 1690 door Ridderschap en Eigenerfden aan den Stadhouder voorgedragen; vermoedelijk overleden begin 1713. Opvolger van Richard Ketel was Pierre Ketel Richardzoon. Gedoopt 10 september 1704, werd hij, nog geen 10 jaar oud zijnde, op 21 maart 1713 tot schulte aangesteld. Tijdens zijn minderjarigheid (1713-1724) trad er een soort regent (‘verwalter’) voor hem op. Pierre Ketel stierf in 1737. Evenals zijn beide voorgangers was hij tevens schulte van Wapserveen. De laatstgenoemde 4 schultes Ketel waren waarschijnlijk afstammelingen in rechte linie van elkander. Met het overlijden van Pierre Ketel Richardzoon was de familieregeering der Ketels voor Diever afgesloten. Van 1595 tot 1737, dus gedurende bijna anderhalve eeuw, heeft deze familie hier het heft in handen gehad. Bijna al dien tijd bewoonden ze het huis aan den brink, dat thans nog hun wapen boven de voordeur draagt.
Omtrent latere bewoners is weinig bekend. De schultes en burgemeesters, die na de familie Ketel kwamen, hebben vermoedelijk geen van allen het schultehuis bewoond. Wel is het waarschijnlijk, dat er een bakker in gehuisvest geweest is, waarop bepaald metselwerk duidt. Ook heeft een der vroegere bewoners blijkbaar in connectie gestaan met een walvischvaarder. Op den zolder van het oude gebouw is namelijk zoolang de heugenis reikt, een graat van een walvisch geborgen geweest. Deze graat geeft een lengte van ruim 2 meter met een diameter van ± 10 centimeter en is nog volkomen gaaf. In het gerestaureerde huis zal deze bezienswaardigheid stellig de aandacht trekken.
Restauratie
Ongeveer twee jaar geleden staken eenige personen, van wie we speciaal wenschen te noemen burgemeester van Os van Diever en dr. van Giffen te Paterswolde, de hoofden bijeen om te trachten het schultehuis als historisch voorwerp te behouden. De zaak kwam vervolgens ter sprake bij de commissie van bestuur van het provinciaal museum van oudheden en geschiedkundige voorwerpen in Drente, de zogenaamde museumcommissie. Aangezien deze commissie geen rechtspersoonlijkheid bezit en dientengevolge het gebouw niet in eigendom kan verkrijgen, wendde men zich tot de stichting Oud-Drente. In deze stichting hebben zitting: voor de provincie Drente: mr. dr. R.H. baron de Vos van Steenwijk, commissaris der koningin in Drente, voorzitter, voor het provinciaal museum van oudheden enzovoort: mr. dr. J. Linthorst Homan, burgemeester van Vledder, vice voorzitter, voor de Drentse praehistorische vereniging: dr. A.E. van Giffen, directeur van het biologisch-archeologisch instituut der rijksuniversiteit te Groningen en notaris Tonckens te Assen, penningmeester.
De stichting is rechtspersoon en heeft volgens de acte van oprichting ten doel onder andere het aankoopen van uit architectonisch oogpunt belangrijke gebouwen.
De museumcommissie vond het bestuur der stichting bereid de zaak ter hand te nemen.
Eerste zorg was de aankoop van het gebouw. Dit toch verkeerde in zoodanigen staat van verwaarloozing, dat herstel dringend was. Van de eigenaresse werd het huis aangekocht voor f. 2000. Door het rijksbureau voor de monumentenzorg werden de kosten voor herstel geraamd op f. 3520. Het ministerie van onderwijs, kunsten en wetenschappen zegde een rijksbijdrage toe van f. 1408. De gemeenteraad van Diever, die ook het belang van een dergelijk gebouw voor de gemeente inzag, subsidieerde met f. 1000. De stichting Oud-Drente zelf bestemde f. 1500 uit haar kasmiddelen voor het schultehuis, terwijl van verschillende zijden kleine en grootere giften binnenkwamen of toegezegd werden. De financiële zijde was hiermee dus bijna afgewikkeld.
Met de restauratie werd onmiddellijk aangevangen. De architect Onnes van het rijksbureau voor de monumentenzorg had de plannen reeds uitgewerkt. Omdat het werk zich niet leende voor publieke aanbesteding werd met de plaatselijke timmerlieden Bennen, Nijzingh en Koning een overeenkomst aangegaan en aan dezen het bouwwerk opgedragen. Begonnen met de afbraak, bleek echter pas hoe bouwvallig het huis was. Een geheel nieuwe kap moest worden aangebracht en verschillende muurgedeelten opnieuw opgemetseld. Uitwendig is daarvan evenwel weinig te zien. De deskundige architectuur heeft daarvoor gezorgd. De uitwendige restauratie verkeert thans in een vergevorderd stadium, de inwendige moet nog plaats vinden.
Reeds herhaaldelijk hoorden we de vraag stellen: ‘Wat wil men nu met dat gebouw ?’ Het ligt in de bedoeling een of meer vertrekken tegen vergoeding beschikbaar te stellen voor het houden van vergaderingen en dergelijke. Een plaatselijke commissie zal met het dagelijksch beheer worden belast. Niet onmogelijk is, dat in het gebouw oudheidkundige voorwerpen uit deze omgeving afkomstig, welke thans in het museum te Assen zijn geborgen, worden geplaatst.
We eindigen met den wensch, dat het gerestaureerde schultehuis nog eens een veelbezocht gebouw mag worden, bezocht zoowel door vreemdelingen uit oudheidkundig oogpunt, als door de ingezetenen om er vergaderingen en dergelijke bij te wonen.
J. Boesjes.
Diever, October 1935.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
J. Boesjes is Jan Boesjes. Hij was secretaris van de gemiente Deever.
De aandacht van de redactie werd vooral getrokken door de eerste zin van de derde alinea van het verhaal van Jan Boesjes. Blijkbaar was die uiterst speculatieve veronderstelling geen belemmering om in de vijftiger jaren van de vorige eeuw de nieuwe straat over ut Bultie de naam Kloosterstraat te geven. Was Jan Boesjes een soort van spindoctor van burgemeester Jan Cornelis Meyboom met de zijnen ? Een soort van straatnamenfluisteraar ?
Tussen 1737 en 1935 liggen bijna twee eeuwen, zodat anno 1935 na tweehonderd jaar van onderhoud, verbouwingen, vernieuwingen, verval, wederopbouw, enzovoort geen sprake meer kon zijn van een gebouw dat ook maar in de verste verte leek op het gebouw waarin de schulte anno 1604 woonde. Zijn van het huis waarin de schultes woonden beschrijvingen, tekeningen, schetsen, etsen, schilderijen, notariële akten, documenten uit de periode 1595-1737 bewaard gebleven ? Zo nee, dan is het gebouw van na de ‘restauratie’ een nepgebouw. Het resultaat van koffiedik kijken, in een wazige glazen bol koekeloeren, op een ontstoken dikke duim zuigen, enzovoort.
De redactie is fervent verzamelaar van foto’s, studies, krantenberichten, tijdschriftartikelen, rapporten, dissertaties, boeken, tekeningen, posters, bestekken, enzovoort, met als onderwerp ut huus woar ooit de skulte woonde an de brink van Deever.
Dit berichtje is hier voor de dossiervorming en ter informatie van de zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die met name is geïnteresseerd in de geschiedenis van ut huus woar ooit de skulte woonde an de brink van Deever. Wie van de zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief kan dit belangwekkende dossier verder aanvullen ?
De redactie heeft de kleurenfoto gemaakt op vrijdag 19 november 2021.

 

This entry was posted in Skultehuus. Bookmark the permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *