Category Archives: Dorpsfiguur

Jans Roelof Tabak lig onder un oranjebroene plèète

De redactie van ut Deevers Archief ziet her en der in Nederland al wel steeds vaker objecten van weervast staal, zoals plantenbakken, tafelpoten, gevelbekleding, naamborden, reclameborden, buitenhaarden, sfeerpanelen, sokkels, brievenbussen, erfafscheidingen, huisnummers, tuinwanden, borderwanden, boomkorven, zandbakken, kunstobjecten, enzovoort, enzovoort, maar nog nooit een funerair kunstwerk in de vorm van een dekplaat. Nu is dat wel verklaarbaar, want de enige kaarkhof waar de redactie zo nu en dan rondloopt, dat is de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.
De redactie weet niet wanneer de sombere, grauwe en wanhopige stenen dekplaat op het graf van wijlen dorpsfiguur, oraal historicus, groevedeskundige, koffie- en theepottenverzamelaar, verzamelaar van Deeverse papperassen en foto’s en hiel mooi Deevers sprekende Jans Roelof Tabak uut de Aachterstroate (vrogger de Saandhook) op prachtige wijze is afgewerkt met een funerair kunstwerk van oogverdovend oranjebruin weervast staal. Want zo’n dekplaat van oranjebruin weervast staal mag op zo’n somber, grauw en wanhopig kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever toch wel als een aandachttrekkend funerair kunstobject worden beschouwd. Ech wè !
Hoe heeft kunnen bestaan dat zo’n afwijkend funerair kunstobject van weervast staal op zo’n sombere, grauwe, wanhopige stenen afdekplaat van een graf aanwezig mag zijn ? Want daarover moeten de Hoge en Minder Hoge Gemeentelijke Dametjes en Heertjes Belast Met De Positieve Financiële Exploitatie En Het Aanzien Van De Kaarkhof An De Grönnegerweg Bee Deever hebben beslist. Die hebben dat in hun riante kantoortuintjes in het Raadhuis aan de Gemeentehuislaan in Deever getoetst aan futiele eisjes en voorwaarden en verordeningetje en milieuregeltjes en duurzaamheidsregeltjes en beleidsregeltjes en uitvoeringsregeltje. Voor het plaatsen van dit funeraire kunstobject hebben zij vast na lang wikken en wegen en vergaderen en collegiaal overleg bij wijze van hoge uitzondering en in al hun goedertierenheid een vergunning afgegeven.
Dochter Saskia en de kinderen versieren de plaat steeds mooi met enige koffie- en theepotten uit de verzameling van vader en opa Jans Roelof Tabak. Zie de bijgaande kleurenfoto’s.
Weervast staal is een soort staal dat te herkennen is aan de bruine roestkleur. De zeer dichte roesthuid schermt het dieper liggende materiaal af van zuurstof, waardoor het roesten sterk vertraagt. Weervast staal is een metaal dat bestaat uit koper, fosfor, silicium, nikkel, chroom en ijzer. Dit staal gaat bij blootstelling aan weersinvloeden vroeg of laat roesten. Dit is bij weervast staal geen slecht teken, want de dichte roestlaag voorkomt juist dat het staal verder gaat roesten. Ook geeft deze roestlaag het weervaste staal die opvallend oranjebruine kleur. Het onderhoud van weervast staal is vergelijkbaar met hout. Zo gaat het staal langer mee als het boven de grond wordt gebruikt en kan droogwaaien. Weervast staal kan niet goed tegen natte bladeren, die kleven aan de plaat, houden zo het staal langer nat en dat versnelt het roesten.

Afbeelding 1
De redactie heeft bijgaande afgebeelde kleurenfoto, waarop zes koffie- en theepotten uit de verzameling van Jans Tabak zijn te zien, gemaakt op vrijdag 27 november 2020.
Afbeelding 2
De redactie heeft bijgaande afgebeelde kleurenfoto, waarop vier koffie- en theepotten uit de verzameling van Jans Tabak zijn te zien, gemaakt op vrijdag 19 november 2021. Let vooral ook op het hoopje stenen bij het graf. Dat is vast een teken dat mensen het graf met respect hebben bezocht.

Afbeelding 3
De redactie heeft bijgaand afgebeelde kleurenfoto, waarop zeven koffie- en theepotten uit de verzameling van Jans Tabak zijn te zien, gemaakt op dinsdag 19 april 2022. Let vooral ook op het hoopje stenen bij het graf. Dat is vast een teken dat mensen het graf met respect hebben bezocht.

Afbeelding 4
De redactie heeft bijgaand afgebeelde kleurenfoto, waarop slechts één koffiepot uit de verzameling van wijlen Jans Roelof Tabak zijn te zien, gemaakt op zaterdag 17 december 2022. Saskia en de kinderen vervangen en verplaatsen zo nu en dan de potten, dat is te zien aan de afdruk van de bodem van de potten op de weervaste stalen dekplaat. Bezoekers van het graf kunnen uit respect voor Jans Roelof Tabak een steen bij het graf leggen.

Afbeelding 5

De redactie heeft bijgaand afgebeelde kleurenfoto, waarop zes koffie- en theepotten uit de verzameling van Jans Roelof Tabak zijn te zien, gemaakt op woensdag 17 mei 2023. Saskia en de kinderen vervangen en verplaatsen zo nu en dan de potten. Bezoekers van het graf kunnen uit respect voor Jans Roelof Tabak een steen bij het graf leggen of een bloemetje plaatsen.

Afbeelding 6
De redactie heeft bijgaand afgebeelde kleurenfoto, waarop zes koffie- en theepotten uit de verzameling van Jans Roelof Tabak zijn te zien, gemaakt op vrijdag 1 december 2023. Het had die ochtend een beetje gesneeuwd, maar de sneeuw op de metalen dekplaat van het graf van Jans Roelof Tabak was al snel gesmolten. Dochter Saskia en de kinderen hebben na 17 mei 2023 geen potten vervangen, maar wel een beetje bewogen. Bezoekers van het graf kunnen uit respect voor Jans Roelof Tabak een steen bij het graf leggen.

Afbeelding 7
De redactie heeft bijgaand afgebeelde kleurenfoto, waarop zes koffie- en theepotten uit de verzameling van Jans Roelof Tabak zijn te zien, gemaakt op vrijdag 15 december 2023. Dochter Saskia en de kinderen hebben na 1 december 2023 geen potten vervangen, maar wel een beetje bewogen. Bezoekers van het graf kunnen uit respect voor Jans Roelof Tabak een steen bij het graf leggen.

Posted in Alle Deeversen, Dorpsfiguur, Jans Roelof Tabak, Kaarkhof Grönnegerweg, Kuunst in de gemiente Deever | Leave a comment

Ut keutereegie van Gaarke Bakker’s jong’n in Deever

De auteur van het bijgaande bericht is de heer Lammert Joustra uit Zuidwolde. Hij gaf de redactie toestemming zijn bericht op te nemen in ut Deevers Archief. De redactie is hem daarvoor bijzonder erkentelijk.
Het bericht is eerder opgenomen in het papieren blad Opraekelen nr. 06/2 (jaargang 13, nr. 2, juni 2006) van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever, zeg maar de heemkunduge vurening uut Deever.

Het boerenbedrijfje van de Bakker’s jong’n in Deever
In de eerste vijftien jaren na de oorlog kwam in de gemeente Diever aan het keuterboeren als gevolg van (inter)nationale ontwikkelingen totaal een einde.
Mijn opa heette Harm Mulder, maar iedereen noemde hem Haarm Bakker (redactie: alle Mulders in Diever hadden een bijnaam) [1]. Hij woonde met zijn broers Hendrik en Jacob in de Hoofdstraat van Diever. Ze werden de Bakker’s jongen genoemd. Zij hadden een boerderijtje in de Hoofdstraat met weinig eigen grond, daarom huurden ze akkerland en weiland om toch die paar koeien te kunnen houden om wat te verdienen. Ze huurden elk jaar weiland in de Oude Willem van de familie Gijs Jansen. De huurperiode was vanaf mei tot half november. Ze waren niet de enige huurders van weiland in de Oude Willem, ook andere keuterboertjes in Diever huurden daar weiland. Dat waren onder meer Albert Keizer, Jan Baaiman, Teunis Mulder (redactie: Teunis Kuper, alle Mulders in Diever hadden een bijnaam), Hendrik Jan Kiers, Roelof van Nijen en nog een aantal.
Als de koeien daar weer in het weiland liepen, dan fietsten mijn opa Harm en zijn broer Hendrik elke morgen en elke avond op en neer naar de Oude Willem. Ze hadden een transportfiets met voor op de fiets een vergrootte bagagedrager en aan de achterzijde van de fiets konden ze twee melkbussen aan de bagagedrager hangen. De gehele constructie was een verzwaarde fiets, soms vervoerden ze één melkbus, die hadden ze dan gewoon op de stang tussen het stuur en het zadel staan. Meestal was die stang omwikkeld met een jute zak. Mijn opa Harm en zijn broer Hendrik fietsten nooit naast elkaar, maar altijd achter elkaar aan naar het land in de Oude Willem en weer terug naar Diever.
Ze gingen elke dag op pad naar de Oude Willem, ondanks lichamelijke klachten. Mijn opa Harm had het op een dag zo in zijn rug, dat zijn wens was om nu maar vrij te nemen, want het op en van de fiets stappen was nu een probleem voor hem, maar toch moesten die koeien gemolken worden. De volgende oplossing werd besproken en vervolgens uitgevoerd. Jaap en Hendrik hielden de fiets schuin om mijn opa gemakkelijk op te kunnen laten stappen, zetten vervolgens mijn opa recht op de fiets en gaven hem een flinke drukker (redactie: duw, zet), zodat hij een beetje snelheid kreeg, waarna hij zelf door kon fietsen. Maar de weg terug naar Diever moest ook nog worden afgelegd. Bij het weiland van Gijs Jansen in de Oude Willem werd dezelfde opstapprocedure herhaald, waarna opa Harm met zijn transportfiets met de volle melkbussen naar Diever fietste. Hendrik fietste anders altijd achteraan, maar nu fietste hij als eerste vooruit het dorp in om zijn broer Jaap te roepen met de mededeling: ‘Hee komp ’r an.’ Jaap en Hendrik gingen vervolgens klaar staan om mijn opa Harm tijdens de rit op te vangen, waarna hij van de fiets werd geholpen.
De Bakker’s jong’n -Harm, Hendrik en Jaap Mulder- leverden hun melk aan de fabriek in Diever [2]. De zuivelfabriek stond aan het Moleneinde, waar nu garage Boer is gevestigd. De opbrengst van de geleverde melk werd één keer per veertien dagen contant uitbetaald [3]. In het begin werd de enveloppe met het geld, het zo genoemde melkgeld, aan de melkbus bevestigd, gewoon tussen de bus en het lid (redactie: het deksel van de melkbus). In die tijd dacht niemand er aan om dat geld te stelen, ondanks de armoede die er toch wel was. Later bezorgde Pieter Boelens het melkgeld bij de Bakker’s jongen, die ging met een tas met geld de boeren bij langs om het melkgeld uit te betalen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Lammert Joustra is de kleinzoon van Harm Mulder.

[1] Zie het bericht Het spinmoal en de snikke.
[2] In 1949/1950 kregen de gebroeders Mulder, Hoofdstaat 44 (nu Hoofdstraat 60) in Diever het melkbusnummer 45 toegewezen.
[3] Zie het artikel ‘Monsters nemen voor de Zuivelfabriek van Diever’ in Opraekelen 06/1, het papieren blad van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever, zeg maar de heemkunduge vurening uut Deever.
De hier afgebeelde ansichtkaart uit 1934 is uitgegeven door de weduwe Johannes Vos an de Heufdstroate in Deever. Op de afbeelding is een deel van de Heufdstroate in Deever te zien.
Aan de linkerkant de smederij van de gebroeders Kloeze te zien. Naast de smederij staat Albertus (Battus) Kloeze. Naast de smederij staat achter de leilinden de woning met de klompenmakerij van Jouk van Goor. Roelof (Roef) van Goor begon in dit pand zijn drukkerij. Achter de klompenmakerij is de woning met de winkel van manufacturier Philippus (Flip) Zaligman te zien.
Aan de rechterkant is rechts op de voorgrond de woning en de winkel van de weduwe Johannes Vos te zien. Daarnaast staat de woning en het boerderijtje van de gebroeders Mulder (Garke Bakker’s jongen). Daarnaast staat de woning en het schildersbedrijf van Geert Koster. Aan het einde van de Heufdstroate is achter de leilinden de voorgevel van de boerderij van de familie Hessels te zien.

Posted in Alle Deeversen, Ansichtkoate, Boer'nlee'm, Dorpsfiguur, Heufdstroate, Keutereegie | Leave a comment

De breurs Haarm en Jaap Mulder weet ur alles van

De redactie van ut Deevers Archief vindt bij het digitaliseren van zijn papieren archief (papier scannen en vervolgens in de oud-papier-container gooien) bestaande uit vooral veel dozen en veel mappen en veel ordners met veel foto’s, kranten- en tijdschriftenknipsels, reclamemateriaal, folders, en zo voort, en zo voort, en zo voort, uut de gemiente Deever zo nu en dan een  voor hem belangwekkend bericht. De redactie wil zo één bericht natuurlijk niet onthouden aan de trouwe bezoeker van het Deevers Archief. In de Olde Möppeler (Möppeler Kraante) van 10 februari 1967 verscheen op de volledige bladzijde 15 het volgende artikel over de Deeverse dorpsfiguren de gebroeders Harm en Jaap Mulder, die an de Heufdstroate tegenover de smederij van ‘de Kloeze’ woonden.

De gebroeders Mulder weten er alles van
Het spinmoal en de snikke
“De ruimtevaart ? Je moet even aan het idee wennen. Als je vijftig jaar geleden zou zeggen dat er nog eens een tijd zou komen, dat je in één nacht van Nederland naar Canada zou kunnen vliegen, verklaarden de mensen je voor gek, maar het is tegenwoordig de gewoonste zaak van de wereld en niemand kijkt er meer van op.” Deze woorden worden gesproken door Harm Mulder uit Diever, die ondanks het feit dat hij al 84 jaar oud is, deze wereld van automatisering beslist niet verafschuwt en in al zijn weloverwogen zinnen overduidelijk naar voren laat komen dat hij het oog houdt voor de reusachtige ontwikkelingen, die zich in de afgelopen decennia hebben voltrokken en zich in de toekomst nog voltrekken zullen. “Vroeger ? O, ja, het leven was veel gemoedelijker. Nu schijnt iedereen zich te moeten haasten, maar of het vroeger beter was … Sociale voorzieningen waren er bijna niet. De mensen leefden vaak in bittere armoede. Landarbeiders, die soms met grote gezinnen in krotten hokten, hadden midden in de winter geen aardappel meer in huis en hun bestaan hing af van de liefdadigheid van anderen. Het laatste toevluchtsoord was vaak het armenhuis. Meneer, de mensen leven nu in welvaart, maar ze beseffen het niet altijd. Ze zijn nog ontevreden; is het niet droevig ?”

Harm Mulder woont met zijn 80-jarige broer Jaap in een keuterboerderijtje aan de Hoofdstraat in Diever. Aan die straat wonen de Mulders hun lange leven al. Tot 1915 woonden ze met hun ouders in een boerderij een eindje verderop, maar in dat jaar ging deze boerderij in vlammen op en al het vee en huisraad verbrandde. De inboedel, die in die jaren al antiek was, vertegenwoordigde een kapitaal. Harm Mulder wijst op een paar grote koperen ketels, die in de hoek van de kamer staan. “Dat soort spullen bedoel ik nou.” Dan neemt hij ons mee naar buiten en wijst naar een manufacturenwinkel. “Daar woonden we vroeger, samen met de familie Boelens.”
Als Harm en Jaap Mulder op de praatstoel zitten komen ze er niet zo gemakkelijk af. Het zijn gezellige vertellers, die vaak herinneringen uit het oude Diever ophalen en het is dan ook niet verwonderlijk dat er voortdurend oudere inwoners even bij hen komen aanwippen, om ’t laatste dorpsnieuws te horen of om ‘zomaar’ een praatje te maken. Harm en Jaap Mulder zijn uit Diever even moeilijk weg te denken als de oude hervormde kerk, die vanaf de Brink het dorpsbeeld beheerst.
De Mulders gingen vroeger, evenals hun leeftijdgenoten, op school bij meester Kuper, die lange tijd de scepter zwaaide in het gebouw, waar nu het gymnastieklokaal is.
De onderwijsmethoden verschilden heel wat met die van nu en het was helemaal geen uitzondering als de leerlingen ‘lijfstraffen’ kregen. “De lineaal kwam er wel eens aan te pas als het niet helemaal naar de zin van de meester ging”, zegt Harm nu, lachend als hij aan die tijd terugdenkt. “Het leerlingental was erg onregelmatig. Leerplicht was er niet en de arbeiderskinderen zag je ’s zomers niet komen. Die moesten op hun broertjes en zusjes passen als de ouders aan het werk waren of ze liepen met de schapen langs de weg. Tegen de winter kwamen ze weer op school. ‘Winterkraaien’, noemde meester Kuper die kinderen.”
Harm en Jaap hebben hun leven doorgebracht met werken in de landbouw, als houthakker of ze groeven waterputten voor de boeren in de omtrek. Jaap weet nog dat hij als houthakker twee gulden per dag verdiende, wat een hoog loon was. Harm: “Een daggelder in de landbouw verdiende maar een gulden.” Jaap verbetert: “Nee, zo was het niet, zestig cent en ’s winters veertig cent. ”
Als de 71-jarige oud PTT-besteller Arend Trompetter binnenkomt, vindt hij het gezellig als hij hoort dat er over oud-Diever wordt gepraat. Hij gaat zitten en vertelt dat er in Diever vroeger een grote paardenmarkt was, die bekend was in het gehele noorden en waar kooplui uit het buitenland soms honderd paarden tegelijk kochten. Ook was er een schapen- en een geitenmarkt, die op de Brink werd gehouden. Trompetter: “Deze markten waren altijd hele feestdagen voor het dorp. Bij de kerk stond een draaimolen en een Kop van Jut. Maar het was allemaal geen pais en vree, want dit waren juist de dagen dat de onderlinge vetes tussen jongelui uit Diever en die uit de naburige dorpen werden uitgevochten, waarbij dikwijls het mes werd getrokken. Als een jongen uit een ander dorp met een Dieverse uit wilde, kostte hem dat een kruik jenever van tachtig cent. Het ‘glaasje op, laat je rijden’ was er niet bij, want iedereen moest lopen.”
De gebroeders Mulder gingen vroeger met de trekschuit naar de Meppeler markt. Om vijf uur vertrok de boot, de zogenaamde snikke vanuit Dieverbrug. In het vooronder liepen de varkens, die in Meppel van eigenaar zouden veranderen, in het ruim krioelden de biggen en in de bedompte kajuit zaten de passagiers, die tegen elkaar hele verhalen afstaken, die wel leuk waren om te horen, maar die vaak niet geheel op waarheid berustten. “Dat waren de snikkepraatjes”, zegt Harm, die nog best weet dat de schippers van de trekschuit, de ‘snikkevaarders’, Klasens en Warries heetten. “De vrouwen moesten wel eens in de lijn lopen en dan zei de schipper: “Je moet de vrouwen altijd in de gaten houden.””
In de jaren 1915-1916 ging de tram van Dieverbrug naar Meppel rijden en toen werd het vervoer wat gemakkelijker. Harm weet niet hoe lang een dergelijke reis duurde, maar als hij in Meppel een sigaar opstak en langzaam rookte kon hij tot Dieverbrug met de sigaar doen.
Harm en Jaap Mulder waren trouwe bezoekers van de catechisatie van de gereformeerde kerk, die werd gegeven door de oude dominee Dijkstra, die in Diever zijn veertigjarig ambtsjubileum vierde. Zo’n zestig jaar geleden was dominee Van Dalsem voorganger in de Hervormde Kerk. “Op één van deze catechisaties miste dominee Dijkstra een jongen, die niet was gekomen. Wij vertelden de dominee, dat de jongen naar Hijken was, naar een meisje waarop de dominee vermanend zei: “Hijken, Hijken, het land van wellust en vermakelijkheid, Hijken het oude spinnehuis.””, zegt Harm, die ondeugend begint te lachen als het gesprek op de liefde komt. “Ja”, zegt Trompetter, “vroeger kwamen de jongens ook wel aan de meisjes.”
Als Jaap zich even in de keuken heeft teruggetrokken om een kopje koffie te zetten, beginnen Harm en Trompetter te praten over de toenaderingen tot het vrouwelijk geslacht, en vooral over de spinmoalen die na Nieuwjaarsdag plaatsvonden. “De huwbare dochters zaten dan in het achterhuis aan het spinnewiel te wachten op de komst van de jongelieden, die hun hoofd voorzichtig om de deur staken. Als de meisjes dan begonnen te zingen: “Snor, snor, snor, wat zijn de jongens dor.”, dan was dit een stille wenk dat de jongelieden wel binnen mochten komen. Er zijn wel huwelijken uit dit soort bijeenkomsten voortgekomen.”
Trompetter vertelt dat er vroeger in het café van zijn ouders ook wel eens dansavonden werden gehouden, die alleen toegankelijk waren voor paren. Vrijgezellen werden angstvallig geweerd en als ze toch naar binnen wilden, werden ze zonder pardon van de trap gegooid.
Deze dansavonden, de bijeenkomsten die door de kerk waren georganiseerd en de jaarmarkten, waren eigenlijk de enige vorm van ontspanning, die de mensen in Diever kenden en daarom vormden ook de bezoeker van een zekere Slieker een welkome afwisseling, vooral voor de schooljeugd. Slieker kwam in Diever met een voorloper van de moderne projector, de cinematograaf, die hij voor café Brinkzicht, in die dagen geëxploiteerd door kastelein Hummel, liet afdraaien. Hij maakte dan gebruik van de volgende slagzin: “Hij komt, wie komt, Slieker komt met zijn cinematograaf of levende beelden.”
Een jaar of tien later, het zal in de twintiger jaren zijn geweest, zo vertelt Harm Mulder, ontstond er op warme zomeravonden voor de winkel van manufacturier Zaligman, een oploop als die grammofoonplaten draaide op zijn piepende patofoon. Het waren de dagen van de uitvindingen, die ook Diever bereikten. Zo herinnert Mulder zich nog dat de eerste automobiel, piepend en knallend door het centrum van het dorp reed, gevolgd door de schooljeugd, die het vehikel gemakkelijk bij kon houden. En verder het verhaal van de landbouwer Jan Haveman Mzn. uit Wapse, die zestig jaar geleden de eerste hulpmeststoffen in ’t nachtelijke duister op zijn akkers strooide, omdat hij bang was dat de bevolking anders zou zeggen dat hij niet goed wijs was door de toepassing van de nieuwe bemestingsstoffen.
De klederdrachten hebben zich in Diever niet kunnen handhaven; alleen bij bijzondere gebeurtenissen komen de Drentse kostuums nog uit de kast. Harm: “Vroeger droegen de mannen een duffelse jas, die wel een leven lang meeging als hij een keer gekeerd werd. De vrouwen kregen oorijzers als ze zestien of zeventien jaar werden en het haar mochten opsteken. Aan deze oorijzers kon je zien uit welk milieu de vrouwen kwamen. Arbeidersvrouwen hadden een zilveren oorijzer, de andere vrouwen een gouden en de ‘upper ten’ had nog een gouden plaat op het oorijzer.
Aan de klederdrachten kon je ook zien of iemand in de rouw was, want in die dagen werd bij het overlijden van een familielid een jaar lang diepe rouw betracht.”, zegt Harm. “Ja,”, vult Jaap aan, die inmiddels weer in de kamer is gekomen en een kopje koffie met een Drents koekje presenteert, “de vrouwen die in de rouw waren droegen een dichte muts over het oorijzer. In de periode na de diepe rouw droeg de vrouw weer een andere muts.
Trompetter is blij dat de tijden veranderd zijn. “Er was vroeger bittere armoede. De arbeider had een achttienurige werkdag en als hij zes gulden in de week verdiende had hij een reuzeloon. In de wintermaanden als er voor hen geen werk was, werd er door de kerken brood uitgereikt en als er een noodslachting was, werd het vlees verdeeld onder de armen. Nu is er welvaart.”
Terwijl Harm Mulder met zijn hand langs de kin strijkt, komt zijn gesprek nog even op barbier Vierhoven, die de inwoners op de deel van de baard bevrijdde. Het kostte drie cent en dan kreeg je koffie toe.
Als we Harm en Jaap Mulder en Arend Trompetter vragen wat ze van het Diever anno 1967 denken, een Diever dat zich steeds meer gaat toeleggen op de recreatie, zeggen ze: “De boeren houden niet van de recreatie. Je moet eens zien wat de stadse bevolking in de zomermaanden vernield. Maar ja, de middenstand heeft in de zomermaanden belang bij recreatie en daar moet je ook naar kijken. De tijden zijn nu eenmaal veranderd.”

De tekst bij de afbeelding van ansichtkaart van de Kleine Peperstraat luidt als volgt:
Een dorpsbeeld van Diever, dat op deze foto doet denken aan een Zwitsers bergdorp. De foto, die dateert uit 1910, is genomen vanaf de Pepersteeg.

De tekst bij de afbeelding van de ansichtkaart van café Brinkzicht luidt als volgt:
Café Brinkzicht in vroeger dagen (1910).

De tekst bij de afbeelding van Arend Trompetter luidt als volgt:
… vroeger kwamen de jongens ook wel aan de meisjes …

De tekst bij de afbeelding van Jaap Mulder luidt als volgt:
… kopje koffie met Drentse koek …

De tekst bij de afbeelding van Harm Mulder luidt als volgt:
… er is nu welvaart …

De tekst bij de afbeelding van de ansichtkaart van de löswal an de Deeverbrogge luidt als volgt:
Boven: De Drentse Hoofdvaart bij de Dieverbrug, een oud vrachtschip wordt geladen (1910).

De tekst bij de afbeelding van de ansichtkaart van de plaggenhut luidt als volgt:
Links: Een plaggenhut in Wapse (1910).

De tekst bij de afbeelding van de ansichtkaart van de Kruusstroate in Deever luidt als volgt:
Onder: De schooljeugd van Diever kwam in 1910 op de foto.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Het interview met Harm Mulder, Jaap Mulder en Arend Trompetter werd gehouden in het huis met adres Hoofdstraat 60 in Deever. Dit huis is te zien op bijgaande kleurenfoto. De redactie van ut Deevers Archief heeft deze foto op 20 november 2005 gemaakt.
De redactie wil graag zo snel mogelijk van alle vijf in het artikel ‘Het spinmoal en de snikke’ getoonde afbeeldingen van oude ansichtkaarten een afbeelding in ut Deevers Archief tonen. De redactie wil ook graag een afbeelding van Harm Mulder, Jaap Mulder en Arend Trompetter bij dit bericht in ut Deevers Archief tonen.
De afbeelding van de ansichtkaart van de löswal an de Deeverbrogge is al opgenomen in het bericht Waterverfschilderij ‘An de Deeverbrogge’. Deze ansichtkaart is niet in 1910, maar in 1905 uitgegeven. 

Posted in Deever, Dorpsfiguur, Heufdstroate | Leave a comment

Suster Broer op de Spatta mit kentiek’n D-9908

Wijkzuster, beter gezegd dorpszuster, nog beter gezegd gemeentezuster en dorpsfiguur Elje Broer-Doodhagen was de bijzonder goede en gewaardeerde dorpszuster in de gemiente Deever. Ze werd in de Deeverse volksmond altijd zuster Broer genoemd. Elje Doodhagen is geboren op 4 maart 1893 in Noordwolde. Zij ging met ingang van 1 september 1959 met pensioen. Zie het bijgevoegde bericht (afbeelding 2), dat op donderdag 3 september 1959 verscheen in de krant Friese Koerier. Zij is overleden op 23 januari 1985 op 91-jarige leeftijd in Deever. Zij is begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.

Het kenteken D-9908 is op 17 juni 1935 afgegeven aan Elje Doodhagen. Het kentekenbewijs was bestemd voor haar motorrijwiel van het merk Sparta. Zij woonde in 1935 nog an de Deeverbrogge in het huis met adres Dieverbrug 232. De redactie van ut Deevers Archief verwijst de zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die geïnteresseerd is in oude Deeverse motorvoertuigen met een D-nummer, graag naar het bericht Kentiek’nplaèt’n mit ut D-nummer in Deever.

De maker van de hier afgebeelde zwart-wit foto (afbeelding 1) is Luite (Lu) Wolter Broer. Hij is geboren op 2 november 1918 in Noordwolde. Hij is het enige kind van Willem Broer en Elje Doodhagen. De redactie weet niet of Lu Broer de hier afgebeelde zwart-wit foto heeft gemaakt in 1935 of later. De redactie heeft het vermoeden dat de foto niet an de Deeverbrogge is gemaakt, maar later an de Brinkstroate in Deever bij haar nieuwe eigen huis met de naam Zwerversrust. Maar wanneer ? Wellicht kunnen de kinderen van Luite (Lu) Wolter Broer en Engeltje (Engel) Anje van Delden hier een mooi verhaal bij vertellen.

Afbeelding 1

Afbeelding 2

Posted in Alle Deeversen, D-nummer, Dorpsfiguur, Olde moter | Leave a comment

Trek oen jasse moar an, dan goa’w hen de netoaris

De redactie van ut Deevers Archief is bezig met het beetje bij beetje digitaliseren (papier scannen en vervolgens selectief in de oud-papier-bak gooien) van zijn vele A5-boekjes met aantekeningen die betrekking hebben op het verleden in de gemiente Deever en vindt daarbij veel aantekeningen die de redactie nog wil en moet en zal verwerken in berichten in ut Deevers Archief.
De redactie vond in één van de A5-boekjes uit 1999 aantekeningen van een gesprek dat de redactie op 21 oktober 1999 met dorpsfiguur Gerard Goettsch had. Gerard Goettsch is geboren op 18 september 1903 in Putten in Gelderland en is overleden op 13 juni 2000 op 96-jarige leeftijd in het Amsterdamse huis an de Dorpsstroate op Zorgvliet. Hij is begraven op de neeje kaarkhof aagter Obadja an de aandere kaant van de weg.

De redactie van ut Deevers Archief is de jaren 1998 en 1999 een aantal keren op bezoek geweest bij boer in ruste Gerard Goettsch in zijn woning met de naam het Amsterdamse Huis. Bij die bezoeken kwam het gesprek op allerlei zaken die betrekking hadden op Zorgvliet, Wateren en Oude Willem. En natuurlijk kwam bij één van die bezoeken het gesprek ook op zijn Amsterdamse Huis. Hij vertelde daarover het volgende.

Het Amsterdamse huis is in 1928 eigendom geworden van de evangelisatievereniging Obadja. In het Amsterdamse Huis hebben evangelisten gewoond. De eerste evangelist was Hendrik Betten, toen kwam evangelist Van Ginkel en toen evangelist Faber. Alle evangelisten zijn elders dominee geworden.
Het huis heeft anderhalf jaar leeg gestaan, nadat evangelist Faber was weggegaan. Nieuwe predikanten wilden niet meer in het oude huis wonen. In een vergadering van de kerkeraad werd toen besloten dat het beter was het huis te verhuren, dan leeg te laten staan. Ik heb het huis 5 jaren gehuurd. Het huis stond daar al 100 jaren, toen ik in het huis ging wonen.
Het Amsterdamse Huis was toen ik het huurde al bouwvallig en werd al gestut. In een storm waaide de zijkant met veranda en al van het huis. Wolter Smit en timmerman Sieme Houwer uit Diever kwamen naar Zorgvlied om de stormschade op te nemen. Het herstel zou vele duizenden gulden gaan kosten, maar de kerk had het benodigde geld niet. De kerkeraad wilde daarom het huis verkopen. Ik heb toen een zuinig bod gedaan. Maar de kerkeraad wilde 1000 gulden meer dan mijn bod. Toen heb ik mijn bod met 500 gulden verhoogd. En ik zei daarbij tegen de kerkeraad dat dit mijn laatste bod was en dat als ze meer geld wilden, dat ze het huis dan maar aan iemand anders moesten verkopen. Want de stormschade moest ook worden hersteld. De kerkeraad wilde geen napraat en besloot toen: Trek oen jasse moar an, dan goa’w hen de netoaris um ut te beskrie’m.’
Ik had een schoonzoon, die was timmerman en mijn zoons konden me ook helpen. Dus het herstel van de stormschade heeft me weinig geld gekost. Ik heb drie jaar geleden nog een nieuwe kap op het huis laten zetten.
Ik heb mijn hele leven gewerkt. Nadat ik gestopt was als boer en nadat ik gestopt was met werken op de melkfabriek in Wapse, heb ik meneer de Jongh nog geholpen met het bouwen van bungalows in De Gavere. Ik heb daar ook nog een keer een put gegraven, toen ik 78 jaar oud was. En tegenwoordig gaan ze op hun 55-ste met de V.U.T.

Afbeelding 1
De redactie van ut Deevers Archief heeft bijgaande kleurenfoto van het Amsterdamse huis gemaakt op 27 januari 2010.

Afbeelding 1
De redactie van ut Deevers Archief heeft bijgaande zwart-wit foto van het Amsterdamse huis gemaakt op 10 november 1999.

Posted in Amsterdamse huus, Dorpsfiguur, Zorgvliet | Leave a comment

Hoe Haarm Bakker an un dikke segare kwaamp

De redactie van ut Deevers Archief heeft van Lammert Joustra uit Zuidwolde toestemming de door hem geschreven artikeltjes voor het papieren blad Opraekelen van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever, zeg maar de heemkunduge vurening uut Deever, op te nemen in ut Deevers Archief. Bijgaande artikeltje is gepubliceerd in het papieren blad Opraekelen 05/4 (december 2005).

Hoe Haarm Bakker an un dikke segare kwaamp
Mijn opa Harm Mulder, in de volksmond werd hij Haarm Bakker genoemd (redactie: alle Mulders in Deever hadden een bijnaam), was een typisch dorpsfiguur. Als hij in het dorp liep, dan werd hij ook aangesproken door vreemdelingen of hij begon zelf wel een praatje. Op een dag liep een vrömde door het dorp, een vakantieganger. Deze meneer genoot van de rust in het dorp en was bezig bepaald geen slechte sigaar te roken.
Mijn opa Harm Bakker liep op korte afstand achter hem. Misschien kwam het door het geschuur van Harm’s klompen op de straat, want op een bepaald moment vermoedde de vakantieganger iets en draaide zich om. Harm’s reactie was: “Meneer, wat rook ie toch un goeie segare, ’k loope al een poossie aachter oe an um te geniet’n van de geur van de rook die in mien neuse komp.” Op dat moment zei de vriendelijke vakantieganger: “Mooi dat u de kwaliteit van mijn sigaar kunt waarderen, maar als ik u zo hoor, dan wilt u zelf ook genieten van een sigaar. U mag van mij wel een sigaar hebben.” De man pakte de sigarendoos uit zijn jaszak en wilde er een sigaar uit te pakken. “Nee,” zei Harm, ”so bedool ’k dat neet, want ’k heb dan ut idee da’k um een segare vroage.” “Nou ja,” zei de vakantieganger, ”als u geen sigaar van mij wilt, dan is dat ook goed.” Hij stopte de doos resoluut weer in zijn jaszak.
Het was wel de bedoeling om een goede sigaar te bemachtigen, maar toen de man deze woorden sprak, dacht Harm: “Oei, now loop ik een lekkere segare mis, now moe’k ’t aans anpakk’n.” Harm zei toen: “Nee, so bedool ik ’t ok wièr neet, dan sö’j kunn’n dèènk’n dat ’k die segare weigere, moar dat wi’k hielemoale neet, ie beedt ut mee’j an ! En ’t söl un belediging weed’n um te weiger’n. Dat kan’k neet doon.” Dit vond de man een leuke uitspraak, waarna hij heel sportief de sigarendoos weer opende en een verrukkelijke sigaar aan Harm overhandigde. Harm had ook geen lucifers op zak, dus leende hij ook nog een vuurtje.
Daarna liep hij door het dorp, genietend van de dure sigaar in zijn mond en de aandacht van de andere dorpsbewoners: “Now Haarm, ie doot moar.” of “Now Haarm, dat rookt moar dikke segaar’n.”

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Bijgaande afbeelding is een afbeelding van een kleurenpositief (kleurendia) van een deel van de Peperstroate in Deever met het boerderijtje van Marinus Bel en Jantje Benthem. De maker van het kleurendiapositief is U.L.O.-meester Hendrik (Henk) van den Bos (geboren op 6 maart 1923, overleden op 18 november 1993). Henk van den Bos heeft de kleurendia in elk geval na de opening van het nieuwe postkantoor op 11 november 1964 gemaakt. De redactie van ut Deevers Archief schat in dat hij de kleurendia aan het begin van de zeventiger jaren van de vorige eeuw heeft gemaakt.
Op de voorgrond is dorpsfiguur Harm Mulder (in de Deeverse volksmond werd hij altijd Haarm Bakker genoemd, alle Mulders in Deever hadden een bijnaam) te zien. Henk van den Bos moet zich er zeer wel bewust van zijn geweest, dat hij met het fotograferen van Harm Mulder (Haarm Bakker) een Deeverse dorpsfiguur vereeuwigde. Harm Mulder (Haarm Bakker) en zijn broers Hendrik en Jacob Mulder werden in de Deeverse volksmond Gaarke Bakker’s jongen of de Bakkers’s jongen genoemd, omdat hun vader Gerke Mulder bakker was. Zo konden ze al die Mulders in Deever van elkaar onderscheiden. Harm Mulder (Haarm Bakker) was ook voorloper van de begrafenisverenging en had op die manier nauw contact met die andere dorsfiguur Geert Dekker, die koster van de hervormde kerk aan de brink van Deever was.
De zeer gewaardeerde oudere bezoekers van ut Deevers Archief zullen zich Harm Mulder (Haarm Bakker) wellicht zo herinneren: met zijn klompen, zijn wollekoren broek, zijn donderblauwe kiel, zijn blauwe boezeroen, zijn pet en zijn pijp. Meestal rookte hij een pijp, want sigaren vond hij voor zijn dagelijkse rokerij te duur.
En passant zien we vanaf de Kruisstraat een deel van de Peperstraat, dat er nu aanzienlijk anders uitziet. Op de achtergrond is het nieuwe postkantoor (met blauwe brievenbussen) te zien, in de boerderij rechts van Harm Bakker (Haarm Bakker) woonden Marinus Bel (geboren op 10 december 1897, overleden op 21 augustus 1972) en Jantje Bentum (geboren op 28 augustus 1897, overleden op 10 juni 1964). Rechts is een klein deel van de kruidenierswinkel en drogisterij van Jan Breimer te zien. Had de blauwe auto van het merk DAF, type Daffodil, met kenteken 24-02-BS een Deeverse eigenaar ? Zo ja, wie was dat ?
De redactie van ut Deevers Archief heeft de hier afgebeelde kleurenfoto gemaakt op maandag 19 april 2021. 

De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die nog steeds een verstokte liefhebber van zwart-wit afbeeldingen van kleuren afbeeldingen is, kan de hier afgebeelde kleurendia van U.L.O.-meester Hendrik (Henk) van den Bos ook ten zeerste bewonderen op het septemberblad van de zo genoemde historische kalender van het jaar 2014, die is samengesteld door vrijwilligers van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever, zeg maar de heemkunduge vurening uut Deever. Maar ja, dan moet je wel in het bezit zijn van die papieren kalender of die papieren kalender bij iemand kunnen bekijken.

De redactie van ut Deevers Archief ontving op 24 februari 2021 de volgende zeer gewaardeerde reactie van Lammert Joustra over de hier afgebeelde kleurenfoto van U.L.O.-meester Hendrik (Henk) van den Bos.
Ja, het is wel mijn opa. Dat klopt. Hij heette Harm Mulder, maar ze kenden hem in de volksmond als Harm Bakker. Hij had twee broers. Die drie werden samen Gerke Bakker’s Jongen genoemd, omdat hun opa vroeger bakker was. Alle Mulders in Diever hadden een bijnaam om ze van elkaar te kunnen onderscheiden. Mijn opa Harm Mulder was ook voorloper van de begrafenisverenging en had op die manier ook nauw contact met Geert Dekker, de koster van de hervormde kerk.

Posted in Dorpsfiguur, Verdwenen object | Leave a comment

Ut keutereegie van Aubut Keizer veur op ut Kastiel

De hier afgebeelde zwart-wit ansichtkaart is in het begin van de zeventiger jaren van de vorige eeuw, dat was in de nadagen van de zwart-wit ansichtkaarten, uitgegeven door de firma J.F. la Roux in Assen. De redactie weet niet bij welke neringdoenden in Deever deze kaart te koop was.
Op de ansichtkaart is het keuterijtje van dorpsfiguur Albert (Aubut) Keizer en Jantje Warring te zien. Het huisje stond vooraan op ut Kastiel in Deever. Links naast het huisje zit Albert (Aubut) Keizer op een bankje. Aan de rechterkant is nog net een beetje van het huis van de familie Cornelis de Graaf te zien. Albert (Aubut) Keizer en Jantje Warring zijn begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.
Het huisje van Albert Keizer en Jantje Warring wordt vaak een keuterijtje genoemd, maar het staat de redactie van ut Deevers Archief bij dat Albert (Aubut) Keizer geen keuterboer was. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief kan hier enige helderheid in verschaffen ?
De redactie heeft in verschillende berichten aandacht besteed aan dorpsfiguur Albert (Aubut) Keizer. In ut Deevers Archief is een afbeelding aanwezig waarop Albert (Aubut) Keizer (links) en Koendert Tissingh (rechts) zijn te zien.

De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die nog steeds een verstokte liefhebber van afbeeldingen van mooie ansichtkaarten op papier is, kan de hier afgebeelde zwart-wit ansichtkaart van café Brinkzicht ook ten zeerste bewonderen op bladzijde 22 van het in september 2007 uitgegeven onvolprezen papieren boekwerkje Voormalige gemeente Diever in oude ansichtkaarten, dat is samengesteld door vrijwilligers van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever, zeg maar de heemkunduge vurening uut Deever. Maar ja, dan moet je wel in het bezit zijn van dat papieren boekwerkje of dat papieren boekwerkje bij iemand in kunnen zien.

Posted in Ansichtkoate, Dorpsfiguur, ut Kastiel | Leave a comment

De eeuwugheid begön as de klokke stille eset wödde

De redactie van ut Deevers Archief vond in een van de dozen met de (papieren) nalatenschap van zijn moeder het blad Avondzon, vijfde jaargang, nummer 4, april 1977, van de Stichting Welzijn Ouderen. In dit nummer van de Avondzon staat op de bladzijden 11, 12 en 13 het volgende artikel van een zekere schrijver M. Wie was toch die M ? De redactie wil dit artikel over de oprichting en de acceptatie van de begrafenisvereniging in de gemiente Deever zeer zeker niet onthouden aan de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief.

Oude gewoonten en noaberschop
Het was in het voorjaar van 1948 dat hier in Diever een begrafenisvereniging werd opgericht. Wel bestond er voordien een lijkwagendienst, waarvan ieder gezin in de gemeente tegen een kontributie van 50 cent per jaar, later f. 1,– lid was. Bij een sterfgeval had men dan recht op gebruik van de lijkwagen en een voorloper.
De ouderen in onze gemeente hebben allen gekend de bekende dorpsfiguur Geert Dekker, die vele jaren rijder op deze wagen is geweest, later werd opgevolgd door Geert de Leeuw en naar ik meen is deze Geert Dekker toen nog lange tijd klokluider geweest.
Toen deze plannen voor oprichting van een begrafenisvereniging bekend werden, kwamen ook de tegenstanders hiervan, of anders gezegd, de voorstanders van de noaberschop en buurplichten in actie.
Verschillende buurtschappen werden bij elkaar geroepen. Het voor en tegen werd dan besproken, en heel vaak kwam men dan tot de konklusie, dan men de noodzaak van een dergelijke vereniging niet inzag, het altijd heel goed samen hadden kunnen doen, enzovoort. Heel begrijpelijk, de eensgezindheid en saamhorigheid van de buurtschappen om niet alleen bij blijde, maar ook in droevige omstandigheden het samen te dragen, hierin zat ook veel moois, en laten we eerlijk zijn, het breken met eeuwenoude tradities is moeilijk.
Maar toen de begrafenisvereniging enige jaren had gewerkt, kwamen toch velen tot de konklusie dat de vereniging echt wel in een behoefte voorzag. De verzorging van een overledene gebeurde door deskundige mensen.
De begrafenissen werden door de uitvaartgeleider keurig verzorgd, het personeel was stemmig gekleed. Het gevolg hiervan was dan ook, dat verschillenden zich melden als lid der vereniging en het voor de buurtschappen steeds moeilijker werd, zodat thans nagenoeg iedereen aangesloten is.
Na dit praatje vooraf, thans nog iets over oude gewoonten en noaberschop. Kwam iemand te overlijden, dan werd eerst de naaste buurman gewaarschuwd. Ieder huis had vroeger zijn buren op wie het in vreugde en tegenspoed kon rekenen. De twee naaste buren hadden de meeste rechten en ook de meeste plichten.
Wanneer de naaste buurman in kennis was gesteld van een sterfgeval, ging deze direct mee naar de nabestaanden en vertrok dan weer om de overige noabers te halen. Wanneer de buren binnen kwamen, werd vaak dezelfde vraag bij het binnen treden gesteld: ‘Goen avond, dat is hier ook een schielijke veraandering, meinsen !’ Of: ‘Zo, hef de Heere hier zien wil edaon ?’
Als alle buren aanwezig waren, gingen alle familieleden de kamer uit en hielpen verder helemaal niet.
Dit niet helpen kwam voort uit het begrip, dat men als familie te nauw met de dode was verbonden geweest. Op sommige plaatsen zei men dan ook, dat de reden hiervan was, dat men zijn eigen familie niet naar het graf mag helpen.
De buren sloten de gordijnen of men zette de vensterluiken voor de ramen en zette de klok stil: de eeuwigheid was ingegaan. Men bedekte de spiegel met een doek, liefst een zwarte of draaide hem om.
Het wassen van doden had in oudere tijden tot doel de stoffen of machten die aan het leven der overblijvenden of aan de dode zelf vijandig geacht werden, onschadelijk te maken .
Tegenwoordig is het wassen nog uitsluitende een hygiënische behandeling en gebeurt ook niet meer met heet water, zoals in de vorige eeuw. Men gebruikte toen heet water, om de zekerheid te krijgen, dat de overledene niet schijndood zou zijn, iets waarvoor men in de negentiende eeuw een panische angst had.
Was de dode gewassen, dan kwam de scheerbaas, als de overlevende een man was, die tegen een extra hoge beloning de dode scheerde en zijn haar bijwerkte. De meeste scheerbazen hadden een hekel aan dit werk, en alleen de goede beloning en de borrel hielpen menige scheerbazen over hun afkeer heen.
Het verzorgen van doden is praktisch altijd een taak geweest van buren en vrienden. In de middeleeuwen werden de doden, zonder kist, liggend op een draagbaar en bedekt door een kleed, ten grave gedragen.
In de zeventiende eeuw werd het gebruik van houten kisten meer algemener voor begraving van een overledene, zeker ook als gevolg van het feit, dat de welvaart toenam. Ook het bekend maken van een sterfgeval was een taak van de buren. Het groeve neugen werd onderling uit besteed. Wie het voor het laagste bedrag wilde doen, werd er mee belast en werd dan ook door de buren betaald. Deze groeve-neuger moest dan de buren en familie, zo nodig ook in verder gelegen plaatsen, persoonlijk nodigen en alleen aan veraf wonenden werd een briefkaart gestuurd. Ook op de dag van de begrafenis werd alles door de buren verzorgd. De koffiemaaltijd, het dragen van de overledene, het klokluiden, enzovoort.
Begrijpelijk is, dat de gebruiken en gewoonten bij de verzorging van overlevenden plaatselijk soms heel erg verschillend waren.  En toch is door het verdwijnen van deze oude gewoonten en noaberschop, de eensgezindheid en saamhorigheid van de buurtschappen heel vaak niet minder geworden.
Wij zijn ervan overtuigd dat de verzorging van overledenen thans beter, plechtiger en keuriger gebeurt.
M.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie betreurt het dat hij dit artikel niet heeft kunnen toetsen aan de grote groeve-kennis van wijlen Jans Roelof Tabak.
De redactie heeft in verschillende berichten aandacht besteed aan dorpsfiguur Geert Dekker.
Geert de Leeuw woonde aan de Kastanjelaan in Oll’ndeever. De redactie herinnert zich dat Geert de Leeuw oud ijzer opkocht en dat hij in kerstbomen handelde. Was hij ook keuterboer ? Geert de Leeuw is geboren op 12 april 1888. Hij is overleden op 9 september 1979. Hij is begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.
De redactie zou bijzonder graag de naam van schrijver M willen weten.

Afbeelding 1
In de Provinciale Drentsche en Asser Courant van 23 januari 1948 verscheen een bericht over de oprichting van een begrafenisvereniging in de gemiente Deever.

Posted in Dorpsfiguur, Geert Dekker, Traditie | Leave a comment

Ik lope veuruut, moar ik goa aachteruut

De redactie van ut Deevers Archief heeft van Lammert Joustra uit Zuidwolde toestemming de door hem geschreven artikeltjes voor het papieren blad Opraekelen van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever op te nemen in ut Deevers Archief. Bijgaande twee korte artikeltjes -voorzien van een korte inleiding van de redactie- zijn gepubliceerd in het papieren blad Opraekelen 06/4 (december 2006) van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever.

Bee’j de scheerboas
De redactie plaatst van Lammert Joustra uit Zuidwolde regelmatig korte bijdragen in de vorm van herinneringen, voorvallen en anekdotes uit de tijd dat hij kapper was in Deever, eerst bij kapper Geert Vierhoven, later in zijn eigen zaak.

Een ’ernstig’ ongeluk
Een klant kwam de zaak binnen en zei: ”Dat is toch ook wat. Ik kom net uit Vledder en daar is een ernstig ongeluk gebeurd. De hele weg was geblokkeerd en afgezet door de politie.”
De man vertelde het op zo’n manier dat het leek alsof daar een vreselijk ongeluk was gebeurd. Iedereen in de zaak was meteen zeer geïnteresseerd en iemand vroeg: ”Wat is daar dan precies gebeurd ?” ”Net buiten Vledder is een scherpe bocht.” ”Ja.” beaamde iedereen, zo van, vertel nou gauw verder. ”Daar is een grote vrachtwagen met aanhanger uit de bocht gevlogen en gekanteld. Er waren wel twee politieauto’s aanwezig en vier agenten. Je ziet het niet vaak, maar die stonden erbij te janken (huilen).”
Toen kwam de vragen. ”Waren er slachtoffers ?” ”Wat is er dan toch gebeurd ?” ”Was het dan zo ernstig ?” Volgens de klant zat het zo: ”Er was een vrachtwagen met siepels (uien) gekanteld……”.

Ik lope veuruut, moar ik goa aachteruut
Een klant meldde in de scheersalon het volgende over Albert Keizer. Hij had aan Albert gevraagd: ”Hoe is ’t Aubut, geet ’t nog ’n beetie.” Waarop Albert, die wat met zijn gezondheid sukkelde, had geantwoord: ”Ik lope veuruut, moar ik goa aachteruut.” Albert zat vaak op het bankje voor zijn woning en had zo mooi zicht op alles wat op ut brinkie gebeurde. Op deze manier kon hij de vakantiegangers aanspreken en vermaken mit sien vertellegies. De mensen vonden het ook leuk om een foto van hem te maken.
Een keer vroeg een gast aan Albert, waar hij de foto naar toe kon sturen. Albert antwoordde: ”Stuur moar hen de Keizer, aachter de Graaf, op ’t Kasteel in Deever. Dan kompt altied good, de postbode kent mee wè.” Wat Albert zei, dat klopte precies, maar toch moet de vakantieganger het niet hebben vertrouwd, want de foto is nooit bij Albert Keizer aangekomen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief.
Van Albert Keizer en zijn huisje voor op ut Kastiel naast transportbedrijf De Graaf is in ut Deevers Archief is mooie afbeelding van een afdruk van een kleurendia van meester Henk van den Bos aanwezig. Op de afbeelding met Albert Keizer staat aan de rechterkant Koendert Tissingh.

Posted in Alle Deeversen, Dorpsfiguur | Leave a comment

Herinnerings an ’t Aar’mhuus an de Grönnegerweg

De redactie van ut Deevers Archief ontving op 23 april 2016 van de heer Guido Schoonheim bijgaand fraai en vlot geschreven bericht over zijn herinneringen aan de mensen in het Aar’mhuus an de Grönnegerweg bee Deever. De redactie is hem daar bijzonder erkentelijk voor. Wellicht kan hij in een tweede bijdrage meer van zijn herinneringen op papier zetten. De redactie is graag bereid ook die te publiceren in ut Deevers Archief.  

Binnenkort is Janny Goettsch-Veen in Noordwolde jarig. Ik hoop haar dan even op te zoeken; dat doe ik namelijk al 56 jaar !
Gôh, denkt u wellicht, wat interessant: een ons volkomen onbekende ‘vogel’ bericht ons even, dat een ons al even onbekende kennis van hem jarig is …
Maar het zóu kunnen zijn, dat u die namen Goettsch en Veen toch wel kent. Zij waren de eerste (en voor zover ik weet ook laatste) boeren in het voormalige Armenwerkhuis van de hervormde kerk te Diever. Piet Goettsch (afkomstig uit Zorgvlied) en Janny Veen (afkomstig uit Wapserveen) zijn met elkaar getrouwd op 29 april 1959 en zijn toen neergestreken aan de Groningerweg 3 in Diever.
In augustus stopte daar een ‘karretje dat op de zandweg reed’. Ik weet het zeker, want ik zat in dat karretje. Verder zaten daarin mijn vader en mijn moeder mijn twee zusjes; mijn broer was al te ‘oud’ om nog met de ouwelui mee op vakantie te willen.
Wij zochten een kampeerplekje, niet op een camping, maar bij een boer. Dat mochten toen alleen zogeheten kampeerpaspoorthouders: mensen, die bij de ANWB (in Ommen-Hardenberg) het kamperen hadden geleerd en zogezegd ‘gediplomeerd’ waren; dát waren mijn ouders. Papa is op verzoek van Piet Goettsch nog naar ’t gemeentehuis -schuin tegenover de kerk in Diever- geweest om één en ander te regelen.
We hebben drie weken bij Piet en Janny op het erf gestaan. Papa en mama en mijn zusjes maakten lange wandelingen. Tot aan Wateren toe, hoor !

Ik bleef liever bij boer Piet. Ik wilde leren melken. Dat kon ! Maar dan moest ik wel klompen aan, want koeien kunnen soms even op een voetje gaan staan en doet pijn. Ik was een stadsjongen en ik had geen klompen. Nou, ik ging melken op oude klompen van Piet, waar ik met mijn sandaaltjes aan precies in paste. Ik heb het melken geleerd. Ik weet nog dat mijn ‘leer-koe’ Nellie 4 was. Ze had maar drie spenen, want eentje was gesneuveld ‘an ’t stiekeldroad’. Zij was een oude tamme koe, ze was ook tam voor ‘vreemde’ stadse leerling-melkers. Ze was niet bepaald moeders mooiste, wel moeders lelijkste, maar dat interesseerde mij niet.
Het ‘boerenarbeider’ zijn beviel van weerskanten zo goed, dat ik werd uitgenodigd om het volgende jaar terug te komen. Dat heb ik gedaan. Dat heb ik tien of elf keer gedaan. En …. ik ken Piet en Janny nog altijd. We zien elkaar in elk geval op onze verjaardagen en verder zo nu en dan tussendoor. Ik was in mijn vakanties van de middelbare school áltijd in het Armenwerkhuis aan de Groningerweg 3 in Diever en later in Zorgvlied.
Piet en Janny waren niet alleen boer en boerin, maar waren óók de laatste ‘vader’ en ‘moeder’ van de laatste twee ‘armen’: Jans Grit en Geert ….. (zijn achternaam heb ik nooit gehoord). Over deze beide mannen wil ik graag iets vertellen.

Jan en Geert waren totaal verschillende mannetjes, ze waren maar klein van stuk. Ze deelden in het Armenwerkhuis samen één grote kamer. De inrichting van die kamer is gauw omschreven: daar was zogezegd ‘niks’ aanwezig. Nou ja…., in de kamer waren twee bedsteden. Die hadden nog de ouderwetse afmetingen, dat wil zeggen deze waren klein, want mensen waren vroeger kleiner. Jans en Geert pasten er perfect in. Ze hadden wel een divanbed aangeboden gekregen, maar dat vonden ze maar een neimoeds ding, dus die wilden ze niet. Zo konden ze ook ‘iets voor op de vloer’ krijgen. Ook dat vonden ze onnuttig en neimoeds. Een gewone kale plankenvloer was goed genoeg, toch ?

Zo ook het warme eten, waar Janny dagelijks voor zorgde. Daar had ze een makkie aan, want het favoriete menu van beide heren was gebakken aardappeltjes en uitgebakken spek. Nee, géén groente, want dat was ook neimoeds spul, althans als ze die dag een goed humeur hadden. Als ze een dag een minder goed humeur hadden, dan was groente knienevoer en dus niet bedoeld voor menselijke consumptie ! ’s Zondags kregen ze een waar feestmaal, want dan kregen ze ook soep en pudding.

Jans en Geert waren verschillend. Jans was altijd vrolijk, maar Geert kon zo nu en dan mopperen. Geert was namelijk de ‘opzichter’ op het boerenbedrijf. Hij had zichzelf daarvoor ‘aangesteld’, maar daar was iedereen het mee eens. Ik hoorde Geert een keer duidelijk een vloek mompelen, toen ik een volle kuip met waai ondersteboven had gereden met paard en wagen. Ik dacht toen even: je bent zeker vergeten dat dit een christelijk Armenwerkhuis is. Ik ben later dominee geworden. Ik heb Geert deze vloek nooit als ‘zonde’ aangerekend, maar slecht als ‘gebrek aan een beter woord’.

Jans hoefde op de boerderij niets te doen, want Jans kón bijna niks. Jans was niet helemaal honderd procent. Jans kon alleen aardappelen schillen. Dat deed hij zo nu en dan. Soms schilde hij de hele ochtend aardappelen ! Dat spaarde Janny dan natuurlijk veel tijd uit, tijd die zij nodig had voor het doen van de huishouding.

Jans had een speciale ‘hobby’: klokjes. Jawel, in het ‘huis’ van Jans en Geert hingen maar liefst twéé klokjes. Er hing een echt koekoeksklokje, dat ook echt koekoekte. Piet gaf zo nu en dan een ruk aan het opwind-kettinkje, daar dacht Jans zelf nooit aan.  En er hing een ombeschrijfbaar ‘geval’, dat niet liep. Buitenshuis droeg Jans altijd een polshorloge en soms tot wel vier ‘onderarmhorloges’. Let wel: Jans kon niet klokkijken. Hij en Geert konden trouwens ook niet lezen en schrijven. Als al eens iets ‘ondertekend’ moest worden -beide heren genoten AOW-, dan wees Piet even aan waar ze precies een kruisje moesten zetten. Ik heb het over de zestiger jaren van de vorige eeuw, hoor !

Eén dag in ’t jaar was echt helemaal de dag van Jans: de dag van de dorpskermis. Daar móest Jans altijd naar toe, want daar kon hij ‘voordelig’ klokjes kopen van de plaatselijke jeugd, die wel eens geluk had bij het uit zo’n schuifautomaat halen van een botterhorloge. De inkoopprijs van die botterhorloges zal vermoedelijk wel drie of vier kwartjes hebben bedragen, want de eigenaren zijn natuurlijk niet gek: de automaten zijn zó afgesteld, dat je ten minste drie of meer kwartjes moest besteden voor één botterhorloge. Maar de verkoopprijs van die ‘prullen’ (sorry kermisexploitanten) aan Jans kon wel f. 2,50 bedragen….
De dag na de kermis had Piet daardoor enig ‘maatschappelijk werk’ te doen. Dan ging hij bij de klokjesverkopers langs, om hen aan het verstand te peuteren, dat ze eigenlijk ‘crimineel’ bezig waren geweest die ‘prullen’ voor te veel geld te verkopen aan die straatarme Jans. ‘Foei, niet meer doen !’ Piet gaf het horloge terug aan de verkopers en inde het door Jans bestede geld.

Bij dit punt van Jans’s klokjes heb ik trouwens nog een leuk en echt gebeurd verhaaltje. Toen ik Jans eens op zo’n rijke-klokjes-dag vroeg, hoe laat het nou was, stroopte hij zijn linker mouw tot op de elleboog op en keek met geleerde blik op al zijn vier horloges. En toen zei hij: ‘Wil je mij dat morgen nog eens vragen, want kijk, deze klokjes zijn nog erg nieuw; ze lopen nog niet allemaal gelijk, daar ga ik vanavond mee aan de gang; dan kan ik je morgen wel vertellen hoe laat het is, snap je wel ? Ik snapte het wel. Jans was dan wel niet helemaal honderd procent, maar niet dom.

Het is wellicht aardig om te weten, hoe anno 1959 de ‘technische toestand’ op de boerderij was.  Nou, er was toen nog géén aansluiting op enige nutsvoorziening’ Het water kwam uit de pomp op het ‘nekkie’ tussen de woning en de stal. Koel helder water, van zo’n goede kwaliteit, dat het ongekookt kon worden gebruikt.
Gas was er alleen in flessen. Die je in het dorp kon kopen. Janny’s strijkijzer werkte op flessengas. In de woonkamer kon een gaslamp branden. Heerlijk koud, maar geen sfeervol licht, zal ik maar zeggen. In alle andere vertrekken was het behelpen met een olielampje, ja ook op de stal, ook op de deel, overal. Dus ook in de ‘woning’ van Jans en Geert.
Elektriciteit was er gewoon niet. Janny had een stofzuiger, die werkte op kracht, die werd ontleend aan de wielen, dus aan menselijke duwkracht.
Een wasmachine hadden ze ook niet. Janny verstond nog het ‘oude ambacht’ van wassen op de plank. Centrifuge ? Nee, waslijnen !
Melkmachine ? Nee, maar dat was met zeven koeien ook niet echt nodig.
Telefoon ? Nee, die was toen aan de Groningerweg totaal onbekend.
Ik heb alle voorzieningen zien komen. Nou ja, behalve een ordentelijke gasleiding. De gemeente Diever vond de aanleg daarvan waarschijnlijk te duur.
Voor de waterleiding moest een ‘tank’ op de koezolder komen te staan, om ten minste enige druk op het tapwater te krijgen, dan kon gewoon water uit de kraan komen. Die druk kon niet vanuit het centrum van Diever worden gerealiseerd.

Aan de telefoon-aansluiting kleeft weer een leuk verhaaltje. Dat ding deed het altijd prima, totdat Janny aan Piet had gevraagd om de voortuin eens om te spitten. Dat heeft Piet gedaan, maar met paard en ploeg. Daarna deed de telefoon raar. Het geluid viel soms zo maar weg en kwam gelukkig vaak ook weer terug, totdat het op een keer helemaal weg bleef. Toen heeft Piet alle verbindingen binnenshuis gecontroleerd. Daar was niks mee. Dan moest het probleem dus buiten zitten. De P.T.T. werd gebeld. Een man kwam de leiding vakkundig repareren. Hij zei tegen Piet, toen hij even binnen koffie kwam drinken:  ‘Wilt u dat nooit weer doen.’ Piet zei: ‘Wat wil ik nooit meer doen ?’ De man zei: ‘De tuin omspitten met paard en ploeg. Kijk, nu weet ik dat u een ploeg van 30 cm werkbreedte heeft, want de buitenkabel is om de 30 cm beschadigd. Ik heb de kabel vervangen door een nieuwe, maar de P.T.T. is natuurlijk niet gek. Ik denk niet dat u ooit nog een nieuwe buitenkabel van ons krijgt. Dus als u ooit weer eens de tuin gaat omploegen, dan zou dat wel eens definitief het einde van uw telefoonverbinding kunnen betekenen. Piet heeft nooit weer de tuin omgeploegd.

Ik heb aan Diever meer herinneringen. Zo zie ik dokter Broekema nog rijden op zijn motor met aanhangwagen. Zijn grijze kuif wapperde in de wind. Motorhelmen waren toen nog niet verplicht. Zijn colbertje wapperde ook in de wind, ik geloof dat de man een leren jas niet nodig vond. Jawel, dokter Broekema hield spreekuur op de verschillende campings in de omgeving. Ik heb me laten vertellen, dat hij dat later deed met een camper-spreekkamer.

Het zomerhuis ‘de Ossekoele’ schuin tegenover het Armenwerkhuis was -als ik me niet vergis- van professor Van Giffen. Ik heb hem daar nooit gezien, maar ik heb wel zijn dochter en haar man daar vaak in de zomer gezien, nadat de ‘vaste bewoners’, een echtpaar, naar de Veentjesweg waren verhuisd. Ik zou ook het plekje in het bos nog terug kunnen vinden, waar de professor begraven wilde worden, wat niet mocht. Dat is toch gek, hè !

Naast Piet Goettsch en Janny Veen woonde de familie Bijker. Ik herinner mijn van één van de twee zonen, dat hij zingend over het erf reed op een stokoude Solex: ‘Hij doet het weer, hij doet het weer, hij heeft vandaag weer zin !’.

Tegenover de familie Bijker woonde de familie Gerrits (Garries). Daarvan hoorde ik een keer, dat pa Gerrits niet in orde was en dat dokter Broekema was ‘ontboden’. Toen ik tegen Piet zei, dat de dokter nog steeds niet was geweest, zei Piet: ‘Ach ja, de dokter kent zijn pappenheimers hoor. Als ik de dokter bel, dan komt hij al ’s morgens. Bij Gerrits weet de dokter dat het ook best wat later in de middag kan. Gerrits is vast niet zo heel erg ziek.’

Ach ja, ik heb veel herinneringen aan Diever. Zo zaten twee zonen van dokter Broekema een keer ‘vast’ in de Groningerweg. Let wel, in pa’s Amerikaanse slee, want die had de dokter óók, maar die gebruikte hij niet voor zijn praktijk, want met zo’n ding kom je onherroepelijk een keer vast te zitten in een zandweg. Toen hebben we letterlijk ‘het paard achter de wagen’ gespannen, want zo was het Amerikaanse ding wel uit de penarie te trekken. Het waren een beetje stoute jongens, geloof ik, die twee jongens van Broekema. Mochten ze van hun pa wel met zijn auto spelen ?
De Groningerweg was toen nog een onverharde weg, het was een zandweg, met daarnaast een schelpenpattie voor de fietsers. Als ik nú nog wel eens naar het vroegere Armenwerkhuis rij, dan rij ik tot aan het vroegere Armenwerkhuis over een klinkerweg, daarna is de Groningerweg nog steeds een zandweg.

Anno 1960 was de boerderij een ‘gemengd bedrijf’. Dus ik ben zogezegd van alle markten thuis geraakt. Ik kon dus melken. Ik kon ook bij varkens waken, als die moesten bevallen. Een moedervarken is soms zo dom om op haar pasgeborenen te gaan staan. Dus was het raadzaam, dat enig ‘toezicht’ werd gehouden tijdens de bevalling. Nou, in huize Goettsch is onder mijn ‘toezicht’ een twaalfling geboren. En ja, uit een halfwilde moeder, want met die keurige roze varkens kon Piet niet overweg, dus hij had een halfwild zwijn, waar je voor moest oppassen, want madame had een indrukwekkende bek vol tanden, die ze ook wel eens wilde gebruiken. Ze hield blijkbaar wel van bijten in kuiten van mensen. Piet had ook een geheel zwart ‘hangbuikzwijn’, dat nooit enige kip of zelfs vlieg kwaad zou doen.

Die bevalling van het halfwilde zwijn, zal ik me waarschijnlijk de rest van mijn leven blijven herinneren. Piet heeft namelijk de volgende morgen één van de twaalfling afgemaakt. ‘Die is debiel’, zei hij. En een debiele big heeft te midden van zijn broertjes en zusjes geen kans van leven. De broertjes en zusjes laten zo’n big domweg verhongeren. Het is prachtig te zien hoe biggen direct na de geboorte een rangorde instellen: ‘Denk erom broertje of zusje, dit is mijn ‘knopje’ op moeders buik, daar mag jij niet aankomen, want dan krijg je een knauw van mij.’ Het is ook prachtig te zien hoe alle jonkies na het drinken mama ‘bedanken’, ze lopen naar mama’s kop en geven haar een ‘kopje’, zoals katten ook wel doen. Mama knort dan even ‘lief’ naar ze. Ja, ik ben onder de indruk gekomen van het gedrag van varkens. Varkens zijn eigenlijk ‘hoger staande’ dieren dan bijvoorbeeld koeien en paarden. Een koe of paard piest en schijt waar het haar of hem uitkomt. Een big leert die zaken te doen op veilige afstand van z’n ‘etensbordje’, want als hij dit naast of in zijn ‘etendbordje’ doet, dan krijgt hij van mama een geweldige opsodemieter naar het uiterste hoekje van hun hok, ja dat begrijpt een big snel.

We hebben enkele jaren achtereen aan de weg slachtkippen verkocht. Op de boerderij liepen zo’n 35 kippen rond. Die werden op deze manier ‘ververst’, als ze waren uitgelegd, dan gingen ze als ‘slachtkippen’ van de hand. Piet maakte ze af en ik slachtte ze. Ik weet dus precies hoe een kip in elkaar zit. Menig kampeerder op Ellert en Brammert heeft bij het Armenwerkhuis een kippetje ‘opgedaan’, dat kan ik jullie verzekeren. Eentje vond het niet nodig dat het kippetje was geslacht, dat kon hij zelf onderweg wel doen. Ja, dat zagen we dan later, dan hingen langs de Groningerweg plukjes kippenveren an ‘t stiekeldroad. Die had de wandelende slachter dan laten waaien.

Een aparte vermelding verdient de hond Frieda. Ze was een Schotse colly, dus niet bepaald eentje van het type ‘waakhond’, zou je zeggen. Nou, dat was Frieda dan ook niet. Als iemand langs het Armenwerkhuis fietste, dan blafte ze. Als iemand het erf op liep, dan gaf ze geen kik, dan dacht ze kennelijk: ‘Die hoort hier zeker thuis’. Frieda besteedde haar dagen voornamelijk aan …. slapen. Dat deed ze bij voorkeur voor de deur van het woongedeelte naar het werkgedeelte van de boerderij. Als je daar door wilde, dan moest je even over Frieda heen stappen. Toen Piet en Janny kinderen kregen, bleken de pootjes van de kinderen te kort, dus die stapten gewoon op Frieda. En Frieda ? Die vond het allemaal best.
Piet vertelde mij ooit, dat Schotse collies eigenlijk nogal zenuwachtige honden waren. ‘Oh,’, zei ik, ‘behalve Frieda dan’. ‘Nou,’, zei Piet zei, ‘vergis je niet in Frieda, hoor. Ze heeft toen ze jong was, letterlijk het foefje van ‘de postbode en de hond’ uitgehaald. Ze vloog de postbode echt naar zijn keel. Nou toen heb ik haar een pak op haar donder gegeven en gezegd dat ze dat nooit weer mocht doen. Dat heeft ze inderdaad nooit weer gedaan. Ik schaam me nog altijd wel een beetje, dat ik haar toen zo heb gestraft, dat was niet echt nodig geweest.

Piet en Janny zijn verhuisd naar zijn ouderlijk huis in Zorgvlied, toen Jans en Geert in Diever waren overleden -ik heb dat niet meer meegemaakt- én de ouders van Piet waren overleden. Daar heeft Piet nog een aantal jaren geboerd, samen met zijn jongste broer, die in een ‘burgerhuisje’ woonde. Daar ben ik toen nog enkele zomers boerenarbeider geweest. Daar heb ik kennis gemaakt met het fenomeen ‘trekker’, zo’n lekker blaffende Porsche. En met hun span paarden Ria en de Fries, want de broer van Piet was paardenman in hart en nieren.

Ria heb ik eens van Wateren naar Zorgvlied ‘thuis gebracht’, want ze was even niet nodig naast de Fries. Ik had Ria aan een hele lange teugel beet en ik zat op opa’s oude Solex. Ria wilde heel graag naar huis én ging heel hard lopen. Het is een wonder dat ik nog leef. Een paard dat de stal ruikt en een oude Solex is geen ideale combinatie. Gelukkig hebben we het overleefd. Aan het einde van de rit was Ria blij dat ze bij de stal was en ik was blij dat ik weer op beide benen stond. Ik heb sinds die gebeurtenis nooit weer op een Solex gereden. Het ‘motorreke’ van de Solex ligt bovenop het wiel, waardoor het zwaartepunt te hoog ligt en daardoor een waardeloze wegligging heeft. En dan die hefboom naast het stuur, waarmee je de aandrijfrol van de motor op de band kon brengen of kon ontkoppelen. En dan het remmetje, dat was een terugtraprem, zoals op een gewone fiets. Een Solex is met deze ‘comfortabele uitrusting’ echt een levensgevaarlijk ding, hoor ! Ik wilde echt van m’n leven nóóit meer op een Solex rijden.

Ter zake nu weer. Ik heb jullie ‘betrapt’ op een missertje op jullie site. De auto voor het gemeentehuis is niet de auto van de dierenarts. Het is namelijk geen Volvo, zoals jullie beweren. Als ik goed gekeken heb, dan is het een oud model Austin, dan kan het niet de auto van de veearts zijn. Voortaan ietsje beter kijken dus, maar het zij jullie vergeven.

Voor jullie mij een ‘vervelend mannetje’ vinden, stop ik met dit geschrijf. Als jullie ooit met mij willen ‘doorpraten’ over dingen die Diever betreffen, dan hoef je me maar te bellen, dan spoed ik mij naar het nieuwe gemeentehuis.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Het gesticht Armen-Werkhuis van de Nederlands Hervormde gemeente an de Grönnegerweg bee Deever werd in het jaar 1861 opgericht. Voor de gang van zaken in het gesticht Armen-Werkhuis onderhield de kerkeraad een reglement dat om de zoveel tijd werd aangepast aan nieuwe inzichten.
De laatste ‘verpleegde’ was de in Deever welbekende dorpsfiguur Jans (Jansie) Grit (geboren op 8 maart 1897 in Wapse, overleden op 26 november 1969 in De Wijk). Hij kwam, nadat de Nederlands Hervormde gemeente het gesticht Armen-Werkhuis in 1967 had verkocht, en na nog enige tijd op ut Kastiel in Deever te zijn ondergebracht, terecht in het bejaardenhuis Dickninge in De Wijk. Is hij in de Wijk gestorven ? Jansie Grit (hij droeg altijd een pet) is op bijgaande foto van het Aar’mhuus uit de collectie van Monumentenzorg in het Drents Archief in Assen net aan de rechterkant te zien. Deze foto is op 24 april 1959 gemaakt. De redactie heeft de bijgevoegde kleurenfoto gemaakt op 22 april 2021.
De redactie schaamt zich wel een beetje dat hij de achternaam van Geert … niet weet. Maar wie het wel weet, die wordt bij deze uitgenodigd die te melden aan de redactie.
Piet Goettsch was wel de laatste boer in het Aar’mhuus, maar zeker niet de eerste. De redactie verwijst bijvoorbeeld naar het bericht Albert van Gijssel en Aaltje Hagewoud met kleinkind.


Posted in Aar'mhuus, Alle Deeversen, Boer'nlee'm, Boerdereeje, Dorpsfiguur, Grönnegerweg | Leave a comment

Un baarg old gerak op de solder in ut gemientehuus

De redactie van ut Deevers Archief is in 2021 ten tijde van de steeds maar voortdurende coronapandemie druk bezig geweest met het digitaliseren (scannen) van enkele honderden nummers van ut Deeverse Blattie (Weekblad voor de gemeente Diever, Van Goor’s Blattie). De redactie kwam bij het scannen van de jaargang 1999 van ut Deeverse Blattie op bladzijde 3 van ut blattie van 10 december 1998 de hier afgebeelde ‘Kleine krabbel’ van dorpsfiguur en alleskunner Klaas Kleine tegen. De redactie wil deze klokkeluiderskrabbel niet onthouden aan de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief.

Kleine Krabbel
Mijn krabbel van vorige week had een licht nostalgisch tintje. Dat overkomt niet alleen mij, maar ook anderen in deze harde en mesjogge wereld. ‘Textielbaron’ Henk ten Hoor heeft samen met de directeur van het Drents Museum, Gerrit Horstmann, een opzetje gemaakt om textielklanten met korting in het museum te krijgen, waar ‘vroeger’ bij wijze van spreken voor het oprapen ligt.
Peter en Roelie Kuiper blazen, als het moet hoog van de toren, op hun midwinterhoorns, althans ze staan samen in de krant afgebeeld met hun enorme instrumenten. Roelie, met bolle wangen als toonbeeld van Hollands welvaren, prent ons in dat er meer bestaat dan internet en de euro. Een vleugje ‘vroeger’, want het is tijdelijk en niet algemeen.
Die hang naar het bewaren van oude dingen of het vragen om aandacht daarvoor, is niet iets van de laatste jaren. Het huisje van Geert Dekker, de klokkeluider van Diever, sprak ruim dertig jaar geleden tot de verbeelding van velen. Er werden plannen gesmeed om er een oudheidskamer in te richten. Geert vermaakte bij testament zijn spulletjes aan de gemeente, maar na zijn dood leden die mooie plannen jammerlijk schipbreuk. Bij alle roep over ‘cultureel’ Diever een klunzige manoeuvre. Wel waren enthousiaste dorpelingen al tijden actief met het verzamelen en schenken van oude spulletjes voor die oudheidkamer. Wat moest daarmee gebeuren ?
Samen met een vriend en de toenmalige gemeentearchitect nam ik een kijkje op de zolder boven de raadszaal in het gemeentehuis. Ik was stomverbaasd over de verzameling, geschonken door Dievernaren, die hier was opgeslagen. Een grote hoeveelheid plattelandsgerief. Turfstekersgereedschap, kuipersgereedschap, klompenmakersgereedschap, imkersbenodigdheden, kerkstoven, knijpertjesijzers, spaden en nog wat voor mij onbekend gebruiksgoed, lagen daar te wachten. Waarop ?  Er zijn inmiddels dertig jaren voorbijgegaan. De gemeenten zijn heringedeeld en het gemeentehuis werd ontruimd. De plaatselijke historische vereniging mocht wat rondneuzen op die zolder of er iets van hun gading bij was. Groot was mijn ontnuchtering toen bleek dat er van die oude spullen niets (!) meer over was. Hoe is dat verdwenen ? Vanzelf ?

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Op 25 november 1999 verscheen van de Deeverse dorpsfiguur en alleskunner Klaas Kleine het boek 99 Krabbels – de laatste van het millennium. Drukkerij Japie van Goor an de Kruusstroate in Deever heeft het boek uitgegeven. Dat kon ook niet anders, want de krabbels waren in de periode 1998-1999 te lezen in ut Deeverse Blattie van Japie van Goor uut de Kruusstroate in Deever. Bijgaand weergegeven krabbel heeft in het boek ’99 Krabbels – de laatste van het millennium’  op bladzijde 52 het nummer 98-50.
Van het spoorloos verdwenen turfstekersgereedschap, kuipersgereedschap, klompenmakersgereedschap, imkersbenodigdheden, kerkstoven, knijpertjesijzers, spaden en ander gebruiksgoed van de zolder boven de zaal van de vroede vaderen in het gemeentehuis aan de brink van Deever is nooit meer wat gezien, is nooit meer wat teruggevonden, is nooit meer wat ingeleverd, is nooit meer wat opgespoord. Dorpsfiguur en alleskunner Klaas Kleine heeft over deze mysterieuze zolderopruiming en zolderontruiming, zeg maar zolderleegroof, lang de noodklok geluid, maar tevergeefs. In welke huizen zou dit olde gerak nu aan muren hangen, in vitrinekasten liggen, in de vensterbank staan, verstopt op zolder liggen ? En welk old gerak is op rommelmarkten verkocht, enzovoort ?

Afbeelding 1
Krabbel van Klaas Kleine gepubliceerd in ut Deeverse Blattie van 10 december 1998.
Afbeelding 2
Advertentie in ut Deeverse Blattie van 16 december 1999.

Posted in Dorpsfiguur, Klaas Kleine | Leave a comment

Dörpsfiguur Jan Hessels is veul te vrog estör’m

Jan Hessels overleed op 20 augustus 2001 na een kortstondige ziekte toch nog vrij plotseling in het Bethesda-ziekenhuis in Hoogeveen. Hij is op velerlei manieren actief bezig geweest in de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever.
De redactie wist in zijn jeugd in de vijftiger en zestiger jaren van de vorige eeuw niet veel meer van Jan dan dat hij in die oude boerderij woonde waar je tegen aan keek als je vanaf de brink deur de Heufdstroate op weg was hen de Kruusstraote. En dat hij wat boerkte. Dat deed hij samen met zijn broer en dorpsfotograaf Harm. En dat hij vrijgezel was. En dat hij gereformeerd was.
De ouders van de redactie woonden na hun trouwen van 1948 tot 1 februari 1951, vanwege de naoorlogse woningnood, in het zomerhuisje van professor Albert Egges van Giffen op de Heezerbaarg. Over het bouwland van de familie Hessels liep destijds het zandpad naar de Heezerbaarg. Na het ploegen moest dit pad door belopen weer begaanbaar worden. De redactie wist van zijn moeder, dat zij een keer tijdens het ploegen met de redactie in de kinderwagen en zijn oudste zuster aan de hand op weg was naar het dorp. Jan was wel zo vriendelijk en behulpzaam om de kinderwagen met inhoud en al over het pas geploegde deel van de akker heen te tillen. Dat deed hij ook weer als zij met haar kinderen uit het dorp terugkwam. De redactie herinnert zich uit zijn jeugd dat hij hem in de zomer ’s middags teeg’n melk’nstied deur de Kloosterstroate zag fietsen hen mit de lege melkbusse an de hoake an de pakkiesdraèger en terogge mit de volle melkbusse veur op de stange. Hij en zijn broer weidden hun koeien ergens in Oll’ndeever.
De redactie heeft Jan meegemaakt bij activiteiten van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever. De redactie heeft daar heel goede herinneringen aan. Opvallend was dat hij zijn herinneringen in een plezierig leesbare stijl op papier kon zetten. Hij had een natuurlijke behoefte in verhalen grappige voorvallen te verwerken. Die noemde hij steevast anekkedotes.
Het was niet moeilijk om hem aan te zetten tot het schrijven van artikelen. Hij schreef zoals hij dacht en sprak. Als medewerker van het papieren blad Opraekelen van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever zette hij regelmatig verhalen op papier. Ze zijn allemaal gepubliceerd. Daar was hij in stilte hiel wies mit, ook al bromde hij wel eens als naar zijn zin te veel was aangepast in een verhaal. Hij had nog zo veel meer over ut olde Deever op papier kunnen zetten. Deever heeft node afscheid van hem moeten nemen.

Posted in Dorpsfiguur, Dorpskracht, Overlijdensbericht | Leave a comment

Jan Jurjen de Boer is estör’m in Assen

De redactie van ut Deevers Archief is een verstokte verzamelaar van berichten van overlijden van bekende Deeversen. De redactie kwam in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 26 oktober 1992 de algemene kennisgeving, dus geen rouwkaarten, van het overlijden van dorpsfiguur Jan Jurjen de Boer tegen. En kwam in ut Deeverse Blattie van 2 december 1999 het bericht van overlijden tegen van Grietje Sinnema, de weduwe van Jan Jurjen de Boer tegen. Zie de bijgevoegde afbeeldingen. Dat redactie toont deze berichten, want per slot van rekening is de redactie bijna twintig jaren, tot hun verhuizing van de Kloosterstraote hen de Kruusakkers in Deever, de buurjongen van Jan Jurjen de Boer en Griet Sinnema geweest.
Ook het bestuur van de gemiente Deever plaatste uit respect voor Jan Jurjen de Boer keurig en zoals het hoort een nette rouwadvertentie in de de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 26 oktober 1992. Per slot van rekening is Jan Jurjen de Boer lang in dienst van de gemiente Deever geweest. Zie het bericht Klaas Kleine over Kappie de Boer en Tante Nel. En zie het bericht Stroatveger Jan Jurjen de Boer stopt ur mit.

Alleskunner Klaas Kleine herinnerde zich de kleine edoch fijne rol die Jan Jurjen de Boer speelde in een uitvoering van een Midzomernachtsdroom in het openluchttheater an de Hezeresch bee Diever. Jan Jurjen de Boer speelde De Muur. Hij had een rood kleed om zijn schouders. Pyramos stond aan één kant van De Muur. Zijn geliefde Thisbe stond aan de andere kant van De Muur. Pyramos wilde graag wat tegen Thisbe zeggen, maar sprak eerst de woorden:
‘En gij, o Muur, o lieve, beste Muur,
Die ’t huis haars vaders en het mijne scheidt,
Gij Muur, o Muur, o lieve, beste Muur,
Toon mij uw spleet, waar ik mijn blik door weid.’
Jan Jurjen de Boer reageerde attent als De Muur door zijn wijs-en middelvinger in spreidstand omhoog te steken, een voortreffelijke spleet, waar de geliefden Pyramos en Thisbe doorheen konden praten.

De redactie heeft de kleurenfoto van het graf van Jan Jurjen de Boer (ome Jan) en Griet Sinnema (tante Griet) gemaakt op vrijdag 19 november 2021.

Het op de grafsteen vermelde Psalm 33 vers 10 luidt als volgt:
Zijn machtig’ arm beschermt de vromen,
En redt hun zielen van den dood;
Hij zal hen nimmer om doen komen
In duren tijd en hongersnood.
In de grootste smarten
Blijven onze harten
In den heer gerust;
‘k Zal Hem nooit vergeten,
Hem mijn Helper heten,
Al mijn hoop en lust.

Het op de grafsteen vermelde Jesaja 41:13 luidt als volgt:
Want ik ben de Heer,
jouw God,
Ik neem jou bij jouw rechterhand en zeg jou:
Wees niet bang,
Ik zal jou helpen.



Posted in Alle Deeversen, Dorpsfiguur, Overlijdensbericht | Leave a comment

Klaas Kleine over Kappie de Boer en Tante Nel

In november 1999 verscheen van dorpsfiguur alleskunner Klaas Kleine het boek 99 Krabbels – de laatste van het millennium. Drukkerij Japie van Goor an de Kruusstroate in Deever heeft het boek uitgegeven. Dat kon ook niet anders, want de krabbels waren in de periode 1998-1999 te lezen in ut Deeverse Blattie van Japie van Goor uut de Kruusstroate in Deever.
De laatste krabbel heeft in het boek het nummer 99-44, dat wil zeggen dat deze krabbel in ut Deeverse Blattie van 4 november 1999 stond. 
Klaas Kleine is daarna in 1999 en ook nog enige tijd in 2000, dus na de millenniumwisseling, doorgegaan met ‘krabbelen’ in ut Deeverse Blattie, voor zover zijn tanende gezondheid dat toeliet.
Tot grote verrassing en tot groot genoegen van de redactie van ut Deevers Archief zit in het boek ’99 Krabbels – de laatste van het millennium’ ná krabbel 99-4 een toegift in de vorm van een grappige krabbel over Zwarte Geert, Eppie Bas, Kappie de Boer, Arend Naber, Hendrik Moessie, Harm Mos en Tante Nel
De redactie heeft in dit bericht -met alle respect voor Klaas Kleine- de krabbel over Kappie de Boer en de krabbel over Tante Nel opgenomen, omdat beide dorpsfiguren samen op een mooie zwart-foto staan. 

Kappie de Boer
In het huus an de Peperstroate, doar mien gezin nou onderdak hef, is Kappie de Boer lange tied mit de kamme en de schere in de weer ewest. Kapper was hij daor. De Boer was autodidact. Hoe of hij het vak onder de kneie kregen hef is niet dudelijk. Wellicht bint er ook gien Dieversen die het nog vertellen kunt. In allegeval hef hee jaoren de kost verdiend mit haor inkorten. Toen knipte hij niet langer.
Kappie de Boer was ter groots op zeins, dat hij Fraanse parachutisten in huus had hef. Kort veur de bevrijding ! En dat mit een foute cafébaos as buurman, op dartig meter ofstaand. Arg benauwd was hij toch al niet. Onderdukers vunden bij hum op de zolder onderdak. Onder die kneep in het dak, daoras pannen op ligt. Gaot mar ies kieken, ie kunt oe niet veurstellen dart daor meinsen onderdeuken. En toch is het zo.
Nao de oorlog was de Boer bij de gemiente te warken. Miesttied as straotveger. En nooit naodat hij der niet meer was, bint de straoten zó hemmel ewest. Peerdekeutels, hondepoep, blad en kladdegies, het kwaamp allemaole in Kappie de Boer zien gele bakfietse. Hij fietste een endtie, hij stapte of, hij meuk een praotie mit die of die en veegde allerhaande onnurigheid op. De vriendelijkste ambtenaar die Diever ooit hadde.
Die gele bakfiets speulde een grote rolle in Kappie zien leven. Der zat een iezern bak op die an de baovenkaante mit een ronde kap of esleuten was. An de kaante van het stuur gaapte de vulopening, daor de riezebezzem en de schöppestele uut steuken. An de veurkaante zat een kleppe die lös kun um de lading op de stortplaatse an de Grunnegerweg te kiepen.
Toen Kappie de Boer mit pensioen gunk, is hum een nuvere receptie anebeuden deur de gemiente. Ik had opdracht ekregen um Kappie zien bakfietse op schaol nao te maken, van keuper. Een mooi keupern bakfietsie van ongeveer tien centimeter laank en vief centimeter hoge. Mit het waopen van de gemiente der veurop. Dat hadden wij van een zulvern lepeltie of eknipt en der op soldeerd.
Kappie deud ook mitan in het Openluchtspel en zien rolle die nooit van mien netvlies wil, is die van de ‘Muur’. Het is hum niet altied in daank of eneumen deur zien geleufsgeneuten, mar hee meuk röstig en zeker zien eigen keuzes. Ien van zien mooiste eigenschoppen was wel dat hij toeristen zo behulpzaam de weg wiezen kun. Hij was de VVV in eigen persoon.
Kappie is al weer lange vertrökken. Hij wus de weg.

Tante Nel
‘Weet ie wel waorumme as een Belg zolt in zien broek strooit ? Nee ? Veur de flauwe kul !’ Dit was één van de moppen die Abel Koopman debiteerde tijdens de repetities in het Openluchttheater van Diever. Wie lag er dubbel van het lachen ? Nell Meyboom. Burgemeestersvrouw Nell Meyboom-Veltman, hulpregisseuse bij de Shakespearespelen. Ook vaak souffleuse, bij repetities zowel als uitvoeringen. Een merkwaardig mens. Ze had soms een waterpistooltje bij zich en als je haar aankeek tijdens het spel schoot ze een waterstraal in je gezicht. Ze had een typische opvatting van een correcte uitspraak van het Nederlands. Zo diende ik nadrukkelijk kastje te zeggen, waar het al sinds mensenheugenis klinkt als kasje. Dus prevelde ik braaf ‘kastje’ en ‘vogelnestje’.
Ze had een grote waardering voor pikante zinswendingen een bedenkelijke grappen. Ook in de Burgersdijk-vertalingen van het oeuvre van Shakespeare had dit haar instemming. Als het publiek tijdens de uitvoeringen dan niet reageerde met lachen, liet ze ons weten: ‘Ze zijn niet dirty mind’.
Vandaar ook haar spontane lachuitbarsting na die mop van die Belg. Overigens kon je met haar altijd lachen. Tante Nel werd ze wel genoemd. Hoe dit ontstaan is, daar moeten we eigenlijk naar raden. Ik houd het er maar op dat dit gekscherend ‘achter de coulissen’ in gebruik is geraakt. Wel herinner ik me dat we haar niet zo noemden als ze erbij was. Weinig mensen zullen weten dat Nell Veltman ook schreef. Kinderboeken zijn van haar uitgegeven en ook dichtte ze. Ze was zelfs lid van de Drentse Schrieverskring.
Haar verschijning leverde vaak een verholen commentaar op. Ze had namelijk een voorliefde voor gebreide jurken. Het gaat te ver om te zeggen dat ze altijd in een dergelijke robe verscheen, maar dat beeld liet ze op den duur wel achter. Het was niet altijd flatteus. Ongetwijfeld ontstonden deze producten door haar grote waardering voor nuttige handwerken.
Aan haar onvermoeide lust tot breien en haken dankten de Dieverse kinderen met Palmpasen hun eiernetje. De Palmpaasoptocht ging traditioneel richting de burgemeesterswoning en Nell stond dan klaar met een door haar zelf gehaakt eiernetje als beloning voor ieder kind. De kinderrijkheid van de Dieverse gezinnen noopte haar meer dan eens een berichtje in het ‘Van Goortje’ te plaatsen met het verzoek het eiernetje van vorig jaar terug te brengen.
Tante Nel in de hulpregie. Lachen kon je altijd. Met haar of om haar.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Klaas Kleine is geboren op 20 maart 1940 op Koldervene, hij is veel te jong gestorven op 24 oktober 2000 in Deever aan de ziekte van Kahler. De redactie verwijst de zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief graag naar de diverse berichten over Klaas Kleine in ut Deevers Archief.
Jan Jurjen de Boer is geboren op 30 oktober 1907. Hij is overleden op 24 oktober 1992. Zijn vrouw Griet Sinnema is geboren op 28 mei 1911. Zij is overleden op 26 november 1999. Beiden zijn begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.
De redactie wil – met alle respect voor Klaas Kleine- toch wel enige bescheiden kanttekeningen maken bij de twee krabbels.
Klaas Kleine heeft de krabbel over Jan de Boer niet echt in ut echte Deevers/Kolderveens geschreven. Deze krabbel is helaas doorspekt met Nederlandse woorden. Deevers is neet makkeluk.
Klaas Kleine heeft de krabbel over Nell Meyboom-Veltman in het Nederlands geschreven. Het zij Klaas Kleine postuum vergeven, dat in deze krabbel enige grammaticale fouten zitten. Nederlaans is neet makkeluk. Hij die meent geen grammaticale fouten te maken, die steke zijn rechterhand op.
Op de hier getoonde zwart-wit foto zijn Kappie de Boer (Jan Jurjen de Boer) en Tante Nel (Nell Meyboom-Veltman) te zien bij het huis dat nu als adres Garriesstroate 28 in Deever heeft. Links achter Jan Jurjen de Boer zijn enige huizen an de Veentiesweg te zien Ook zittend op zijn gele vuilnisbakfiets kon Kappie de Boer een genoeglijk praatje maken, en natuurlijk ook met Tante Nel.

Posted in Dorpsfiguur, Klaas Kleine | Leave a comment

De millenniumkrabbel van alleskunner Klaas Kleine

Op 25 november 1999 verscheen van dorpsfiguur en alleskunner Klaas Kleine het boek ’99 Krabbels – de laatste van het millennium’. Drukkerij Japie van Goor an de Kruusstroate in Deever heeft het boek uitgegeven. Dat kon ook niet anders, want de krabbels waren in de periode 1998-1999 te lezen in ut Deeverse Blattie van Japie van Goor uut de Kruusstroate in Deever.
Japie van Goor maakte ook in ut Deeverse Blattie van 4 november 1999 pakkende reclame voor de bundel ’99 Krabbels’, zie afbeelding 4. En ook in ut Deeverse Blattie van 18 november 1999 maakte hij gedurfde reclame voor de bundel ’99 Krabbels’, zie afbeelding 5. En ook in ut Deeverse Blattie van 16 december 1999 ontbrak de reclame niet, zie afbeelding 6..
De laatste krabbel heeft in het boek het nummer 99-44, dat wil zeggen dat deze krabbel in ut Deeverse Blattie van 4 november 1999 stond.
Klaas Kleine is daarna in 1999 en ook nog enige tijd in 2000, dus na de millenniumwisseling, doorgegaan met ‘krabbelen’ in ut Deeverse Blattie, voor zover zijn tanende gezondheid dat toeliet.
Dorpsfiguur en alleskunner Klaas Kleine is geboren op 20 maart 1940 op Koldervene, hij is veel te jong gestorven op 24 oktober 2000 in Deever aan de ziekte van Kahler. Hij is begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever. Zie de bijgaand afgebeelde kleurenfoto van zijn grafmonument. Heeft Klaas Kleine zijn eigen grafmonument gesmeed ? De redactie heeft de hier afgebeelde kleurenfoto gemaakt op dinsdag 14 maart 2023.
In ut Deeverse Blattie van 23 december 1999 schreef hij een krabbel, de allerlaatste van het millennium, over zijn leven en zijn naderende dood. De redactie wil de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief deze krabbel uiteraard niet onthouden. Helaas schreef Klaas Kleine deze krabbel niet in ut Kolderveens/Deevers, maar in het Nederlands.  

Kleine Krabbel
Nu is het dus zover. Het lijkt erop dat ik het jaar tweeduizend zal halen. Vroeger op school hadden we het er wel eens over. Meester, als hij nog leeft is hij vijfenzeventig of tachtig, hield ons voor dat wij dat waarschijnlijk nog wel zouden beleven. Wat een gigantisch lange tijd leek dat te zullen duren. En zie, het is al weer voorbij.
Wat gebeurde er niet in die tijd ? ‘Ons Indië’ maakte zich van ons los. Hongarije wilde zich van de Russen ontdoen. Het Suezkanaal werd Egyptisch. Tsjechoslowakije rook even aan de lente en Israël voerde vele oorlogen om zich te handhaven.
Een hond beet een stuk uit mijn oor, een andere hond lipe voor mijn fiets langs en bezorgde mij een hersenschudding. Ik werd vele malen verliefd, moest in militaire dienst en wou niet deugen. Ik moest technisch tekenaar worden of leraar, maar werd hoefsmid. Bijna iedereen ging naar een of andere stad, als het even kon naar Amsterdam, maar ik vestigde mij in dat achterafdorp Diever. Daar werden weliswaar Shakespearestukken opgevoerd, maar heel Nederland, behalve een handjevol malloten en de koningin, lag in een deuk.
Ik had geen nagel om mijn gat te krabben. Had platvoeten, ischias, lies- en andere breuken. Honderd jaar geleden ontdekte een Oostenrijkse dokter, Otto Kahler, een of andere ziekte. ‘Da’s prachtig !’, moet hij gezegd hebben, ‘die kwaal noem ik naar mijzelf.’ De ziekte van Kahler. Even leek het erop dat mijn vroegere meester ongelijk zou krijgen met zijn voorspelling dat wij tweeduizend wel zouden halen. De geschiedenis had voor mij die snertziekte in petto, maar dankzij allerlei collega’s van Otto en dankzij de farmaceutische industrie, zal de geschiedenis zich naar meester Van der Craats’s vooruitziende blik voegen.
We krijgen het leven cadeau, mensen. Wat niet wil zeggen dat we er niets voor moeten doen. En zoveel mensen deden er veel voor en lieten toch het leven. En zoals gezegd, van mijn jongensjaren tot aan het jaar tweeduizend is maar oogwenk. We worstelen ons door de tijd. Een tijd die niet eens bestaat. Door ons zelf uitgevonden. En nou zeggen we dat die zogenaamde millenniumwissel zo spectaculair is. Zal wel, we hebben dunkt me wel andere dingen aan ons hoofd. Juist dáárom, voor vriend en vijand, veel heil en zegen gewenst in het ‘nieuwe jaar’!

De redactie van ut Deevers Archief heeft uit respect en waardering voor dorpsfiguur en alleskunner Klaas Kleine zijn hiervoor weergegeven krabbel vertaald in ut Deevers, dat was nog neet so makkeluk. De redactie denkt daarmee de zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die een leergierige liefhebber is van ut Deevers, een plezier te doen

Kleine Krabbel
Now is ut dus sowiet. Ut lek ur op da’k ut joar tweedüsend sal haèl’n. Vrogger op de skoele haad’n wee ut ur wel ies over. Meister, as hee nog leeft is hee vie’msumtug of tachtug, hölt oens seins veur da’w woarskeenluk dat nog wel söll’n belee’m. Wat un merèkels lange tied leek dat te söll’n duur’n. En kiek, ut is a wièr veurbei.
Wat gebeurde ur neet in die tied ? “Oens Indië” meuk hum van oens lös. Hongarije wol humsölf van de Russen ontdoon. Ut Suezkanaal wödde van Egypte. Tsjechoslaowakije reuk ee’m an ’t veurjoar en Israël voerde veule oorlogs um humsölf  te handhaè’m.
Un hond beet un stuk ut mien oor, un aandere hond leup veur mien fietse langes en besörgde mee un has’nskudding. Ik wödde hier wat kièr’n vurlieft, mös in militaire deenst en wol neet deug’n. Ik mösse technies tiekenaar wödd’n of lièraar, moar wödde hoefsmit. Benoa alleman gunk hen ien of aandere stad, as’t ee’m kön hen Amsterdam, moar ik vestigde mee in dat aachterofdörp Deever. Doar wödd’n inderdoad Shakespearestokk’n espeult , moar hiel Nederlaand, behalve een haantievol halfmall’n en de keuneginne, laag in un deuk.
Ik haare gien naègel um mien gat te krabb’n. Haare platvoot’n, ischias, lies- en aandere breuk’n. Honderd joar elee’n ontdekte un Ooost’nriekse dokter, Otto Kahler, ien of aandere seekte. “Da’s donders !”, möt hee esegt hemm’m, “die kwoale nuum ik noar meesölf.” De seekte van Kahler. Ee’m leek ut ur op dat mien olde meister ongeliek söl kreeg’n mit sien veurspelling dat wee tweedüsend wè söll’n haèl’n. De geschiedenis haar veur mee die rotseekte in petto, moar mit daank an allerlei collegaas van Otto en mit daank an de farmaceutiese industrie, sal de geschiedenis um skikk’n noar de veuruutseende blik van meister Van der Craats.
Wee kriegt ut lee’m kedo, meins’n. Wat neet wil segg’n, da’w ur niks veur meut doon. En so veule meins’n deud’n ur veule veur en höll’n toch op mit lee’m. En so as esegt, vanof mien joar’n as jonge jonge to an ut joar tweedüsend is moar un oog’nslag. Wee wosselt oens deur de tied. Un tie die agin neet besteet. Deur oens sölf uutevönn’n. En now segt wee dat die sogenaèmde millenniumwissel so stoer is. Sal wè, wee hept, dunkt mee, wè aandere ding’n an oense kop. Krek doarumme, veur kameroad en vijaand, veul heil en seeg’n in ut ‘neeje joar’.

Afbeelding 1

Afbeelding 2

Afbeelding 3
De redactie van ut Deevers Archief heeft bijgaande kleurenfoto van smederij De Kleine Hendrik van dorpsfiguur en alleskunner Klaas Kleine an de Peperstroate in Deever gemaakt op 9 mei 1998.

Afbeelding 4 
Advertentie in ut Deeverse Blattie van 4 november 1999.

Afbeelding 5
Advertentie in ut Deeverse Blattie van 18 november 1999.

Afbeelding 6
Advertentie in ut Deeverse Blattie van 16 december 1999.

Afbeelding 7
De redactie heeft de foto van het grafmonument van Klaas Kleine gemaakt op dinsdag 14 maart 2023.

Posted in Dorpsfiguur, Klaas Kleine, Publicatie | Leave a comment

Bee Geert Dekker in de Heufdstroate in Deever

Aan de Deeverse dorpsfiguur Geert Dekker is in verschillende berichten in ut Deevers Archief aandacht besteed. De zeer gewaarde bezoeker van ut Deevers Archief klikke voor het lezen van deze berichten op het onderwerp Geert Dekker in het colofon aan de rechterkant van het scherm .De redactie van ut Deevers Archief geeft in dit bericht enige herinneringen van mevrouw Jantje Andreae-Oost aan Geert Dekker weer en toont in dit bericht enkele foto’s, die een beeld geven van zijn woning an de Heufdstroate in Deever in de vijftiger jaren van de vorige eeuw.

Bij het zien van de foto van Geert Dekker zittend in de woonkamer van zijn boerderijtje an de Heufdstroate in Deever kwamen bij mevrouw Jantje Andreae-Oost herinneringen naar boven:
Vrogger haad’n veule huus’n un liem’m vloere. De buutenste raand van de vloere was bee oons thuus swart emeuk’n. Doar stön’n de stool’n op. Wat veur swart spul see doar veur gebruukt’n , dat wee’k neet mièr. Bee de raèmen stön ok un stool. In ’t midden stön dan de toafel. Soater’s kreeg de kaèmer un grote beurte. Dan wödd’n ur rillegies van saand veur de stool’n laangs estrooid en ok um de toafel. Allerhaande feguur’n  meuk’n wee dan van saand. Mien mow deu dat wè, mien zuster Griet wè en ikke ok wè. Doar mög ie dan neet op trap’m. Dan waaide d’r wat.

Mevrouw Jantje Andreae-Oost ziet veel overeenkomsten tussen de woonkamer van Geert Dekker en de woonkamer van hun huis op ut Kastiel:
Ie stapt’n so van de kaèmer de deele op. Doar haaj de scheurstienmaantel. Doar stun de kookkachel veur, moar doar stön ok nog un aandere kachel veur, woar see mit stookten in de kolde tied. Die kachel wödde ’s meitieds schone emeuk’n en gunk dan vaèke de dele op, dan hai’j mièr ruumte in huus.

Over de tijd dat hout nog als brandstof werd gebruikt vertelt mevrouw Jantje Andreae-Oost:
Mien vaè stookte holt en ok wel un bool takkeboss’n. Die takk’n sneujden see sölf. Die bönn’n see an boss’n op. De takkeboss’n laag’n op un bulte bee oens aachter ut huus. Die vleug’n ur so deur, die waar’n seins so vertrökk’n, dat was ien en al vuur en vlam.

Het feit dat Geert Dekker destijds ook de lijkwagenrijder was, heeft wel indruk op mevrouw Jantje Andreae-Oost gemaakt:
Geert Dekker saat altied ok op de liekwaègn. Ik kan mee nog good urinner’n dat as de liekwaèg’n ur an kwaamp, dat Geert Dekker doar dan mit de kop hen boo’m op de waèg’n saat. Sien peerd haar een groot klied over. En Geert was ok hielemoale in ut kostuum. Hee haar dan gleuf ik soon wiede maantel umme. Joawè, dat kan ’k mee nog wel good urinner’n. As un vrou begreu’m wödde, dan haar ut pièrd un witte plume op en as ut un man was, dan wödde ut pièrd vesierd mit een swatte plume.

Mevrouw Jantje Andreae-Oost heeft over Geert Dekker een uitgesproken mening:
Geert dat was mee seins ok wat. Hee was altied mit sien suster Hillegie. Hee was seins oarig good bee de tied. Die Geert Dekker, wat was dat seins ok een ekstraante (redactie: flink, bijdehand, ook een beetje brutaal, vrijpostig, ondeugend) boas. Soo van hier bin ik. Oh, oh, dan stapte hee hen de kaarke en as hee dan uut de kaarke kwaamp, dan stapte hee as ik weet niet hoe en dan keek hee moar rond net as of hum hiel Deever toe kwaamp.

De redactie nodigt met name de zeer gewaardeerde oudere bezoekers van ut Deevers Archief graag uit te reageren op de foto’s van en het verhaal over Geert Dekker. Er moeten nog steeds veel Deeversen zijn die Geert Dekker hebben gekend.

De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die nog een verstokte liefhebber van mooie foto’s op papier is, die kan afbeelding 2 en afbeelding 3 in dit bericht ook ten zeerste bewonderen op bladzijde 78 van het in 2008 uitgegeven papieren boekwerkje Diever, zoals het was in de voormalige gemeente, 1930-1980, dat is samengesteld door vrijwilligers van de heemkunduge vurening uut Deever. Maar ja, dan moet je wel in het bezit van dat papieren boekwerkje zijn of dat papieren boekwerkje bij iemand in kunnen zien. Wellicht is op één of andere webstee een tweedehands exemplaar te koop.

De redactie van ut Deevers Archief heeft bijgaande kleurenfoto (afbeelding 7) gemaakt op vrijdag 19 november 2021.

Afbeelding 1
De woonkamer van het huis van Geert Dekker an de Heufdstroate in Deever had een vloer van leem. De kachel bij de betegelde schouw was de kookkachel. De ronde kachel was de stookkachel. Op de tafel in het midden van de kamer ligt een tafelzeil. Onder de tafel staat de kolenkit. Voor het raam aan de straatkant staat een ouderwetse lidcactus. De afgebeelde foto is aanwezig in het archief van de gemiente Deever.

Afbeelding 2
Deze foto van de negenenzeventigjarige op 30 april 1955 geridderde Geert Dekker is gemaakt in zijn woning an de Heufdstroate in Deever. De foto was aanwezig in de verzameling van wijlen Jans Roelof Tabak, maar is in 2020 na zijn overlijden bij het ontruimen van zijn woonhuis an de Aachterstroate in Deever helaas en tot grote spijt van de redactie van ut Deevers Archief verloren gegaan.

Afbeelding 3
Geert Dekker staat bij zijn boerderijtje mit bliend’n veur de raèm’m en mit un siedbaandertie an de Heufdstroate in Deever. De afgebeelde foto is aanwezig in het archief van de gemiente Deever.

Afbeelding 4
Geert Dekker staat op de hier afgebeelde foto bee de winkel van de Coperasie in de Heufdstroate in Deever. De redactie heeft geen idee wanneer deze foto is gemaakt.  De afgebeelde foto is aanwezig in het archief van de gemiente Deever.

Afbeelding 5
Het geschiedkundig waardevolle boerderijtje van Geert Dekker an de Heufdstroate in Deever is op de hier afgebeelde foto in de laatste jaren van zijn bestaan te zien. Dit boerderijtje -voorwaar Deevers aarfgood- had gemakkelijk kunnen worden behouden en gerestaureerd.

Afbeelding 6
Het boerderijtje met de bijbehorende grond werd door Geert Dekker bij testament vermaakt aan de plaatselijke afdeling van het Groene Kruis en de kerkvoogdij van de Nederlands Hervormde Kerk. Zij verkochten het huisje aan een aannemer uit Beilen, die het Deeverse erfgoedpand helaas sloopte. De weduwe Geertje Vos-Hessels, in die jaren de eigenaresse van een manufacturenwinkel in de Heufdstroate van Deever (ze verkocht ook mooie grote rode boerenzakdoeken), liet op de vrijgekomen grond de hier zichtbare woning bouwen. Coen Broekema heeft deze foto gemaakt op 27 juli 2002. De woning werd toen bewoond door mevrouw Geertje Noord-Moes.

Afbeelding 7

Posted in Dorpsfiguur, Geert Dekker | Leave a comment

De mooie kaèmer in de boerdereeje van Jans Tabak

De redactie heeft van dochter Saskia van wijlen dorpsfiguur Jans Roelof Tabak toestemming bijgaande kleurenfoto’s op te nemen in ut Deevers Archief. De redactie is dochter Saskia bijzonder erkentelijk voor deze toestemming.
De drie kleurenfoto’s zijn gemaakt op 21 december 2020 ter gelegenheid van de verkoop van het door dorpsfiguur Jans Roelof Tabak bewoonde gedeelte van de boerderij an de Achterstroate (an de Saandhook) in Deever. De mooie niet vaak bewoonde kleurrijke voorkamer in de kenmerkende Jans Tabak stijl achter de voorgevel van de boerderij is om verkooptechnische en verkoopstimulerende redenen van de makelaar helemaal opgeruimd en opgepoetst en geordend.

Posted in Dorpsfiguur, Jans Roelof Tabak | Leave a comment

Anne Mulder over Geert Dekker en Abel Wijkstra

De redactie van ut Deevers Archief kreeg in de jaren 2000-2008 bij zijn bezoeken aan wijlen Anne Mulder – een Deeverse uut de Aachterstroate – die eerst an de Kloosterstroate in Deever woonde, daarna in Gasselte woonde, na zijn pensionering in Assen woonde, en is overleden bij zijn dochter in Voorburg – steeds van hem verhalen, schrijfsels, artikelen, krantenknipsels en documenten over Deever ter hand gesteld met de bedoeling deze voor hem al dan niet in geredigeerde vorm te publiceren.
Het is de redactie bij het leven van Anne Mulder helaas niet gelukt al zijn Deeverse documenten in het papieren blad Opraekelen van de heemkunduge vurening uut Deever te publiceren, dan maar postuum – en met alle respect – en beetje bij beetje opnemen in ut Deevers Archief.
Het navolgende artikel is de Nederlandse vertaling van het in ut Deevers geschreven artikel van Anne Mulder, dat wèl in het papieren blad Opraekelen is gepubliceerd, om precies te zijn in Opraekelen nr. 00/2 (juni 2000).
Dit in ut Deevers geschreven artikel ‘Geert Dekker en Abel Wijkstra’ is in geredigeerde vorm ook als bericht opgenomen in ut Deevers Archief.

Anne Mulder over Geert Dekker en Abel Wijkstra
Aan de Hoofdstraat in Deever woonden jarenlang Geert Dekker met zijn zuster Hilligje en hun oom Abel Wijkstra. Abel Wijkstra werd in de Deeverse volksmond altijd Abel Allen of de Smorre (= ondeugend persoon) genoemd. Hilligje was haast altijd ziek, maar zij is wel behoorlijk oud geworden, 87 jaar.

Het was een huisje waar je altijd terecht kon. Enige dorpsbewoners, waaronder de gemeentelijke veldwachter Johannes Ekkelboom, kwamen daar geregeld om de dorpsnieuwtjes uit te wisselen. Het was daar altijd erg gezellig. Als kind ging ik wel eens met mijn vader mee. Ik kreeg dan van Geert lekkere appels.

Geert was in dienst van de lijkwagenvereniging. Hij is zesentwintig jaren koetsier van de lijkwagen geweest. Hij had daar een prachtig paard voor. Het paard was glimmend zwart en mak en heel geschikt en stijlvol voor de lijkwagen. Geert en Abel pasten goed op het paard. Als er niet veel sterfgevallen waren, dan placht Abel te zeggen: ‘Een slechte tijd. Er gaat geen mens dood.’

Gemeente-ambtenaar Jan Boesjes, die in de kost was bij buurman Jannes Mos, de wagenmaker, was eens een paar dagen ziek. Hij kreeg later bezoek van Abel. En die zei: ‘Wij hadden gedacht dat wij jou wel in de lijkwagen hadden gekregen.’ Hij was altijd uit op klandizie.

De voorzitter van de lijkwagenvereniging was de dominee van de hervormde kerk. Reikhalzend keken de leden van de kerkeraad elk jaar uit naar de jaarvergadering, want dan konden zij zich weer verlustigen aan de smeuïge verhalen van Geert.

Niet te overtreffen
Geert verkocht groente- en bloemzaden voor een firma. De bonensoort met de naam ‘non plus ultra’ (niet te overtreffen) prees hij altijd aan met de naam ‘plus nultra’. ‘Nou ja, die moeilijke woorden ook.’ Maar het zaad werd wel besteld.

Een wonderlijke kronkel
Geert was orgelpomper, klokkeluider en koster in de hervormde kerk. Dat heeft hij meer dan veertig jaren gedaan. Hij had ook een wonderlijke kronkel in zijn  hoofd. Als weer eens een nieuwe dominee kwam, dan vertelde de vertrekkende predikant aan zijn opvolger het volgende: ‘Als je geen blijvende onenigheid met orgelpomper Geert Dekker wilt hebben, dan moet je tegen kerstmis naar hem toe gaan en hem vragen of hij ook op tweede kerstdag tijdens het kerstfeest van de zondagschool wil orgelpompen. Geert zegt dan: ‘Ja’’. De nieuwe dominee  knoopte dat goed in zijn oren en volgde de raad op.

Ere-medaille in brons
Geert Dekker werd in 1955 op koninginnedag voor zijn verdiensten koninklijk onderscheiden met de eremedaille in brons, verbonden aan Orde van Nassau.

Roggepachten
Geert haalde ook de roggepachten op.

Geert en de landlopers
Geert was door de gemeente belast met het verschaffen van onderdak aan landlopers. Dat onderdak was een ruimte aan de noordkant van de kerk. Een laadloper kreeg dan van Geert koffie en een half brood. De gemeente betaalde daar de kosten van.

Geert en Abel en het boerwerken
Geert en Abel gingen ook wel zo genoemd uit boerwerken. Als je een stuk grond voor de verbouw van zeg maar aardappels had, dan kwamen Geert en Abel met hun paard om de grond te bewerken. Maar als je graag wilde, dat zij op een bepaalde dag kwamen, dan moest je tegen hun zeggen dat het op die dag niet schikte. Dan zeiden Geert en Abel prompt dat het hun juist op die dag wel schikte. Zij waren altijd tegen de draad in. ‘Nou ja,’, zei men dan grif, ‘dat moet dan maar. Wij hangen van jullie af.’
Geert verzorgde ook een paar tuintjes van particulieren.

Geert in het ziekenhuis
Toen Geert in het ziekenhuis belandde, kreeg hij zoveel fruit dat hij dat niet allemaal alleen kon opeten. Hij heeft toen geprobeerd het fruit wat over was bij opbod te verkopen aan de andere patiënten. Dat zal wel niet zijn gelukt. Het was een zuinigerd ! Hij is is op 6 maart 1963 overleden op 87-jarige leeftijd.

Abel en het broodmeel
Roelof (Roef) Wesseling ging met meel naar de bakker om daar broden van te laten bakken. Toen kwam hij Abel tegen. Die zei: ‘Ik kan je een reis besparen. Ik moet toch die kant op. Geef mij dat meel maar mee.’ En tegen de bakker zei Abel: ‘Dit is het broodmeel van Roelof Wesseling. Je moet er voor zorgen dat alle broden propvol met krenten zitten, want ze krijgen zondag grote visite.’ Roelof Wesseling schrok zich dood toen hij de broden ophaalde. Thuis gekomen schrok zijn vrouw Annigje ook, maar die zei: ‘Ja jongen, dan moet je zoiets ook niet meegeven aan Abel. Je weet hoe hij is.’

Abel heeft het weer
Bij hun boerderijtje waren stratenmakers bezig met de straat. Er was ook een leerling bij. Abel merkte dat die jongen ban voor hem was. Daar was munt uit te slaan en hij stelde zich in verbinding met postbode Roelof Vos (bode Vossie), die daar vlakbij woonde.  Abel zei tegen bode Vossie: ‘Als je vanmiddag van de bestelling thuis komt, dan moet je komen en mij het touw aan mijn been binden, de baanderdeur open doen en dan moet je mij naar buiten leiden en dan ga ik al rollend en brullend naar de jongen toe. Als de stratenmakers dan vragen: ‘Wat is er aan de hand’, dan schreeuw je: ‘Hij heeft het weer ! Hij heeft het weer !’ Aldus gebeurde. Die jonge is spoorslags vertrokken en zij hebben hem daar nooit weer gezien.

Abel en de meisjes
Abel had het altijd te doen met de vrouwen. Als hij ergens was, dan zegde hij als er meisjes in de buurt waren het volgende versje op:
Wie slaap’rig is, wie gaap’rig is, wat doet die bij de bruid.
Kan er nog geen klein zoentje af, dan is de vriendschap uit.
Dan vroeg hij aan de meisjes: ‘Mag ik er nu ook één ?’ Maar die waren daar niet van gediend. Abel werd daarom ook vaak Abeltje Smok (un smok = een kus) genoemd.

Abel op de sokken
In een kamer van de tegenwoordige boerderij van Hendrik Krol aan de Hoofdstraat gaf een mevrouw Heida naailes aan een paar jongedames. Abel liep daar geregeld langs naar hun land op Kalteren. De jongedames maakten altijd grimassen tegen Abel als hij voorbij kwam. Totdat hij een keer naar het huis liep, het raam open schoof en alle kleren die bij het raam lagen onder de arm nam en deed alsof hij daarmee naar Kalteren ging. Nu was Diever in last ! Hoe kregen zij dat naaigoed terug ? Uit nood deden zij de deur open en toen kwam Abel met het naaigoed naar binnen. Hij ging met dat goed achter de vluchtende meisjes aan tot buiten de boerderij. Op het laatst gaf hij hen hun goed terug en ging naar Kalteren. ‘Ik zat achter hen aan op de sokken, zei Abel later.

Abel als adviseur van Shell
Bij buurman Lambert Rolden moest een Shell benzinepomp worden geplaatst. Een beambte had daar de leiding bij. Abel was er ook bij met zijn ongevraagde aanwijzingen. Die beambte was daar natuurlijk niet van gediend en zei op een gegeven moment: ‘Ouwe man, ik heb eerbied voor je ouderdom, maar niet voor je verrotte praatjes.’ En Abel droop af. Abel is 93 jaar geworden. Abel was een mooi figuur, wellicht een van de mooiste figuren die Deever ooit heeft gekend.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Abel Wijkstra werd Oude Abel, Abel Allen, Allen Abel, de Smorre of Abeltje Smok genoemd.
Abel Wijkstra is geboren op 26 maart 1837 in Deever, als zoon van Alle Abels Wijkstra en Jacobje Jans Kremer. Hij is overleden op 18 september 1930 op 93-jarige leeftijd in Deever. Abel Wijkstra is begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.
In het in het Deevers geschreven artikel Anne Mulder over Geert Dekker en Aèbel Wiekstra is een afbeelding van een fraaie zwart-wit foto van Abel Wijkstra bij het boerderijtje van Geert Dekker an de Heufdstroate opgenomen.
De redactie heeft het vermoeden dat die foto van Abel Wijkstra is gemaakt omstreeks 1925.

Afbeelding 1
Deze fraaie zwart-wit foto is gemaakt bij het niet meer bestaande boerderijtje van Geert Dekker an de Heufdstroate. De foto laat zien dat Abel Wijkstra even niet bezig is met touw draaien, maar een pijpje aan het roken is. Het instrument in de rechterhand van Abel Wijkstra is een soort spintol waarmee het garen wordt getwijnd. Het getwijnde garen wordt op de haspel gewonden. De redactie heeft het vermoeden dat deze foto van Abel Wijkstra is gemaakt omstreeks 1925.

Posted in Alle Deeversen, Deevers, Dorpsfiguur, Geert Dekker, Verdwenen object | Leave a comment

Anne Mulder over Geert Dekker en Aèbel Wiekstra

De redactie van ut Deevers Archief kreeg in de jaren 2000-2008 bij zijn bezoeken aan wijlen Anne Mulder – een Deeverse uut de Aachterstroate – die eerst an de Kloosterstroate in Deever, daarna in Gasselte en later in Assen woonde – steeds van hem verhalen, schrijfsels, artikelen, krantenknipsels en documenten over Deever ter hand gesteld met de bedoeling deze voor hem al dan niet in geredigeerde vorm te publiceren.
Het is de redactie bij het leven van Anne Mulder helaas niet gelukt al zijn Deeverse documenten in het papieren blad Opraekelen van de heemkunduge vurening uut Deever te publiceren, dan maar posthuum – en met alle respect – en beetje bij beetje opnemen in ut Deevers Archief. Bijgaande artikel van Anne Mulder is wèl in het papieren blad Opraekelen gepubliceerd, om precies te zijn in Opraekelen nr. 00/2 (juni 2000).
Anne Mulder haalt in zijn artikel wat eigen herinneringen op aan Geert Dekker en Abel Wijkstra, twee bekende dorpsfiguren in Deever. Anne Mulder was bereid zijn verhaal in ut Deevers te schrijven. De redactie is hem daar postuum zeer erkentelijk voor. Wel heeft de redactie de tekst van het artikel waar nodig wat aangepast. De redactie verneemt van zijn zeer gewaardeerde bezoekers graag aanvullingen op dit verhaal.

An de Heufdstroate in Deever woond’n joar’nlang Geert Dekker mit sien zuster Hillegie en heur ome Abel Wijkstra. Abel Wijkstra wödde in de Deeverse volksmond altied Aèbel Allen of de Smorre (= ondeugend persoon) enuumd. Hillegie was hoast altied seek, mor see is wè oar’g old ewödd’n, 87 jaor.

Ut was doar un hüsie van holan (= een huis waar je altijd terecht kon). Un paèr dörpsbewoners, so ok de gemiente-veldwaachter Johannes Ekkelboom, kwaam’m doar geregeld um de dörpsneegies uut te wissel’n. Altied aarg gezellig. As kiend gung ik wel ies mit mien vaè mit. Ik krege dan van Geert lekkere appels.

Geert was in deenst van de liekwaèg’nvurening. Hee is zess’ntwintig joar koetsier van de liekwaèg’n ewest. Hee haar doar un prachtig peerd veur. Ut was glimm’nd zwat, mak en hiel geschikt en stijlvol veur de liekwaèg’n. Geert en Aèbel past’n d’r good op. As ur neet veule staarfgevall’n waar’n, dan placht Aèbel te segg’n: ‘Un slechte tied. D’r geet gien meinse dood.’

Gemiente-ambtenoar Jan Boesjes, die in de kost was bee buurman Jannes Mos, de waègenmaèker, was ies un paèr daèg’n seek. Hee kreeg laèter besuuk van Aèbel. En die see: ‘Wee haad’n edaacht da’w oe wè in de koetse (= lijkwagen) kreeg’n haad’n.’ Hee was dus altied uut op klandizie.

De veurzitter van de liekwaèg’nvurening was de domeneer van de hervormde kaarke. Riekhals’nd keek’n de leed’n van de kaarkeroad elk joar uut noar de joarvurgaèdering, want dan könn’n see heur wièr vurlustugg’n an de smeuïge verhaèl’n van Geert.

Niet te overtreffen
Geert vurkochte greunte- en bloemsoad’n veur un firma. De bonesoort mit de naème ‘non plus ultra’ (niet te overtreffen) prees hee altied an mit de naème ‘plus nultra’. ‘Noo ja die meulukke woord’n ok.’ Mor ut soad wödde wè besteld.

Un wondelukke kronkel
Geert was orgelpomper, klokkelüder en koster in de hervormde kaarke. Dat hef hee meer dan vièrtig joar edoane. Hee haar ok un wondelukke kronkel in sien heufd.
As ur wièr ies un neeje domeneer kwaamp, dan vurtelde de vertrekkende predikant an sien opvolger ut voll’nde: ‘Als je geen blijvende onenigheid met orgelpomper Geert Dekker wilt hebben, dan moet je tegen kerstmis naar hem toe gaan en hem vragen of hij ook op tweede kerstdag tijdens het kerstfeest van de zondagschool wil orgelpompen. Geert zegt dan: ‘Ja’.’ De neeje domeneer knöpte dat good in sien oren en voldeed doaran.

Ere-medallie in brons
Geert Dekker wödde in 1955 op Keuninginnedag veur sien vurdienst’n keuninkluk underscheid’n mit de eremedallie in brons, verbun’n an de Orde van Nassau.

Roggepacht’n
Geert heul ook de roggepacht’n op.

Geert en de laandlopers
Geert was deur de gemiente belast mit ut verschaff’n van onderdak an laandlopers. Dat onderdak was un ruumte an de noordkaante van de kaarke. Un laandloper kreeg dan van Geert koffie en un halve stoete. De gemiente beteul doar de kost’n van.

Geert en Aebel en ut boerwaark’n
Geert en Aèbel gung’n ok wè sogenaèmd uut boerwaark’n. Ai’j un stuk grond veur de vurbouw van seg mor ièpels haar’n, dan kwaam’n Geert en Aèbel mit heur pièrd um de grond te bewaark’n. Mor ai’j graèg woll’n, dat see op un bepoalde dag kwaa’m, dan mus ie tegen heur segg’n dat ut op die dag neet schikte. Dan seed’n Geert en Aèbel prompt dat ut heur juust op die dag wel schikte. See waar’n altied teeg’n de droad in. ‘Now ja’, see men dan grif, ‘dat möt dan mor. Wee hangt van oe of.’
Geert vurzörgde ok un paèr tuunties van parteculieren.

Geert in ut seek’nhuus
Toen Geert in ut seek’nhuus belaandde kreeg hee soveule fruit dat hee dat neet allemoale allent kun opeet’n. Hee hef toen probeerd ut fruit wat over was bee opbod te vurkoop’m an de aandere pesjent’n. Dat zal wel neet elokt weed’n. Ut was un sünigerd ! Hee is op 6 maert 1963 overlee’n op 87-joarige leeftied.

Aèbel en ut stoetemèèl
Roelof (Roef) Wesseling gung mit mèèl hen de bakker um d’r stoet’n van te loat’n bakk’n. Toen kwaamp hee Aèbel teeg’n. Die see: ‘Ik kan oe un reize beschoon’n (= besparen). Ik moe toch die kaante uut. Geef mee dat mèèl mor mit.’ En teeg’n de bakker see Aèbel: ‘Dit is ut stoetemèèl van Roef Wesseling. Ie meut ur veur sörg’n dat alle stoet’n stiefvol krent’n zit, want see kriegt sundag grote vesite.’ Roef Wesseling skruk hum dood toen hee de stoet’n opheul. Thuus ekoo’m skruk sien vrouw Annegie ok, moar see see: Ja jong, dan moei zöks neet an Aèbel mitgee’m. Ie weet hoe hee is.

Aèbel hef’t weer
Bee heur boerdereegie waar’n stroatemaèkers an de gaank mit de stroate. D’r was ok un lièrling bee. Aèbel maarkte dat die jonge bange veur hum was. Doar was munt uut te sloan en hee stelde hum in verbiending mit postbode Roef Vos (bode Vossie), die doar vlakbee woonde.  Aèbel see bode Vossie: ‘Ai’j ’t noamedag van de bestelling thuus koompt, dan moei koo’m en mee un touw an ’t bien bien’n, de baanderdeure lös doon en dan moei mee hen buut’n leid’n en dan goa ik al rül’nd en brull’nd op die jonge of. As de stroatemaèkers dan vroagt: ‘Wat is ur an de haand’, dan skrow ie: ‘Hee hef’t weer ! Hee hef’t weer !’
Aldus gebeurde. Die jonge is spoorslags vertrökk’n en see hept hum doar nooit wièr esiene.

Aèbel en de maegies
Aebel haar ut altied te doon mit de vrouw’n. As hee aarg’ns was, dan see hee as ur maègies in de buute waar’n ut voll’nde vassie op:
Wie slaap’rig is, wie gaap’rig is, wat doet die bij de bruid.
Kan er nog geen klein zoentje af, dan is de vriendschap uit.
Dan vreug hee an de maègies: Mag ik ur now ok iene ? Mor die waar’n doar neet van edeend. Aèbel wödde doarumme ok vaèke Aèbeltie Smok (un smok = een kus) enuumd.

Aebel op de hoozevöttels
In un kaèmer van de teeg’nwoordige boerdereeje van Hendrik Krol an de Heufdstroate gaaf iene mevrouw Heida neeiles an un paèr jongedames. Aebel leup doar geregeld langes hen heur laand op Kalter’n. De jongedames meuk’n altied grimass’n teeg”n Aèbel as hee veurbee kwaamp …… Totdat hee un keer hen ut huus leup, ‘t raèm oop’mscheuf en alle klièr’n die bee ‘t raèm laag’n under de naarm naamp en deu asof hee ur mit hen Kalter’n gung. Now was Deever in last ! Hoe kreeg’n see dat neeigood terogge ? Van nood deed’n see de deure lös en doar kwaamp Aèbel mit ut neeigood binn’n. Hee gung mit dat good aachter de vluchtende maègies an tot buut’n de boerdereeje. In ut lèest gaaf hee heur good of en gung hen Kalter’n. ‘Ik sate aachter heur an op de hoozevöttels (= sokken)’, see Aèbel laèter.

Aèbel as adviseur van Shell
Bee buurman Lambert Rolden mus un Shell besienepompe eplaest wödd’n. Un beambte haar doar de leiding bee. Aèbel was d’r ok bee mit sien ongevroagde anwiezings. Die beambte was doar netuurluk neet van edeend en see op un gegee’m moment: ‘Ouwe man, ik heb eerbied voor je ouderdom, maar niet voor je verrotte praatjes.’ En Aèbel dreup of. Aèbel is 93 joar ewödd’n.
Aèbel was un mooi feguur, ammit ien van de mooiste feguren die Deever ooit hef ekend.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Abel Wijkstra werd Olde Aébel, Aèbel Allen, Allen Aèbel, de Smorre of Aèbeltie Smok genoemd.
Abel Wijkstra is geboren op 26 maart 1837 in Deever, als zoon van Alle Abels Wijkstra en Jacobje Jans Kremer. Hij is overleden op 18 september 1930 op 93-jarige leeftijd in Deever. Abel Wijkstra is begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.

In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 9 augustus 1929 verscheen het volgende korte bericht (zie afbeelding 2) over Abel Wijkstra: De ruim 91-jarige A. Wijkstra alhier, beter bekend onder den naam Olde Aébel, zagen we gisteren nog bezig op het land te ‘rogge wellen’. Abel werkte er nog geducht op los en menige jonge landbouwer zou hem dit karweitje niet kunnen verbeteren.
Rogge wellen is van de gemaaide rogge met de welhaak garven maken en deze in de lengterichting van het korenveld leggen.

De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die nog steeds een verstokte liefhebber van mooie afbeeldingen van foto’s op papier is, kan de hier afgebeelde foto ook ten zeerste bewonderen op bladzijde 36 van Opraekelen nr. 00/2 (juni 2000). Maar ja, dan moet je wel in het bezit zijn van dat papieren boekwerkje of dat papieren boekwerkje bij iemand in kunnen zien.

De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die nog steeds een verstokte liefhebber van afbeeldingen van foto’s op papier is, kan de hier afgebeelde foto ook ten zeerste bewonderen als afbeelding 26 van het in 1981 uitgegeven papieren boekwerkje Diever in oude ansichten, dat is samengesteld door de gepensioneerde schoolmeester Albertus Andree (Andrea ?, Andreae ?) (die in de Deeverse volksmond altijd Bart Eulie werd genoemd) uut Deever. Maar ja, dan moet je wel in het bezit zijn van dat papieren boekwerkje of dat papieren boekwerkje bij iemand in kunnen zien.

Bij afbeelding 26 in het boekwerkje ‘Diever in oude ansichten’ staat de volgende tekst (citaat): De ouderen onder u zullen zich zeker deze man herinneren. Het is Abel Wijkstra, die jarenlang heeft gewoond in het huis van de klokkeluider, op de plaats waar nu het nieuwe huis van Geertje Vos staat. Hij woonde daar samen met zijn oomzegger en oomzegster Geert en Hillegie. Onze karakteristieke figuur werd Aèbel Allen genoemd (of omgekeerd Allen Aèbel). Hij stond bekend als een gezellige prater, maar de kinderen (en vooral de meisjes) waren vaak bang voor hem, omdat hij probeerde hen een kusje te geven. Als zijn oomzegger Geert de lijkwagen reed, dan zat Aèbel vaak naast hem op de bok of liep naast de koets.

Afbeelding 1
De foto is gemaakt bij het niet meer bestaande boerderijtje van Geert Dekker an de Heufdstroate. De foto laat zien dat Abel Wijkstra bezig is met touw draaien. Het instrument in de rechterhand van Abel Wijkstra is een soort spintol waarmee het garen wordt getwijnd. Het getwijnde garen wordt op de haspel gewonden. De redactie heeft het vermoeden dat deze foto van Abel Wijkstra is gemaakt omstreeks 1925.

Afbeelding 2
Berichtje in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 9 augustus 1929

Posted in Alle Deeversen, Deevers, Dorpsfiguur, Geert Dekker, Verdwenen object | Leave a comment

Bee de scheerboas in Deever

De redactie van ut Deevers Archief heeft van Lammert Joustra toestemming de door hem geschreven artikeltjes voor het papieren blad Opraekelen van de heemkundige vereniging uut Deever op te nemen in ut Deevers Archief. Bijgaande drie korte artikeltjes -voorzien van een korte inleiding van de redactie- zijn gepubliceerd in het papieren blad Opraekelen 03/4 (december 2003) van de heemkunduge vurening in Deever..

De redactie heeft Lammert Joustra uit Zuidwolde (Drente) bereid gevonden grappige herinneringen en voorvallen (annekedotes) uit de tijd dat hij in Deever kapper was op papier te zetten.
Hij begon in 1956 als leerling-kapper in de zaak van Geert Vierhoven an de Heufdstroate (tegenover de Wiba) in Deever. In de tijd dat hij leerling was, ging hij ’s maandagmiddags naar de vakschool in Grönning’n. Hij was tot in 1962 in dienst van Geert Vierhoven, toen nam Lammert de herenkapsalon van Geert over. Geert heeft toen nog een paar jaar bij Lammert gewerkt.
In 1965 begon Lammert zijn dames- en herenkapsalon in de voormalige Boerenleenbank an de Heufdstroate in Deever. In december 1991 heeft hij zijn zaak verkocht aan Wemmenhove, waarna hij naar Zuidwolde is verhuisd.
In sommige van zijn korte verhaaltjes worden om voor de hand liggende redenen geen namen van personen genoemd, maar misschien herkent iemand zichzelf of iemand uit zijn of haar familie.
In sommige verhaaltjes worden wel namen genoemd, maar dan gaat het om dorpsfiguren, zoals Geert Dekker, Harm (Haarm) Hessels, de gebroeders Mulder (Gaarke Bakker’s jongen) of Jans (Jansie) Grit.
Als lezers zich ook mooie of leuke voorvallen in de kapsalon herinneren, dan vernemen wij die graag ! De redactie zoekt ook foto’s van het interieur van de zaak !

Over kauwers van sigarentabak
Wij hadden klanten die tabak pruimden, we hadden ook klanten die op sigarentabak kauwden. We verkochten aan onze klanten ook sigaren per stuk (losse sigaren). Als in een doos een kapotte sigaar zat, dan verkochten we die aan een kauwer van sigarentabak. Die klanten keken zelf of in de dozen kapotte sigaren zaten.
Er was op een gegeven moment één bepaalde klant, die altijd kapotte sigaren vond. Bij andere klanten was dat veel minder het geval. Toen we bij hem iets scherper opletten, bleek ons dat zo gauw hij een doos open deed, hij dan met zijn duim op de sigaren drukte. Zo ‘vond’ hij steeds één of twee beschadigde of kapotte sigaren, die hij dan voor weinig geld kon kopen. Toen hebben we zelf maar weer de controle van de dozen ter hand genomen.

Over het in model knippen van haar
Op een keer kwam een jonge klant binnen met in zijn hand een briefje, waarop de instructie stond hoe hij moest worden geknipt. De moeder had het duidelijk opgeschreven. Er stond: “Gaarne model zo laten, recht van voor, schuin af, van achteren aflopend op.” Ze moet gedacht hebben dat het zo voor ons wel duidelijk zou zijn.
Ik begreep de tekst toch niet helemaal. Harm Hessels kwam juist de zaak binnen en ik vroeg hem om advies. Harm was bekend in Deever als fotograaf en adviseur. Harm las het briefje en zei: “Wat hier staat is mij volkomen duidelijk, maar ik kan niet knippen.”

Over het knippen van kinderen op woensdagmiddag
We knipten in onze kapsalon op woensdagmiddag kinderen voor een gereduceerde prijs. De reden daarvan was dat de kinderen op woensdagmiddag vrij van school hadden. Zodoende hadden we minder kinderen op andere dagen te knippen.
Op een woensdagmiddag voor de kerstdagen was het ontzettend druk. Er zaten en stonden wel tweeëntwintig kinderen te wachten op hun beurt. Geert en ik deden wie het snelste de kinderen kon knippen. We werkten razendsnel en pakten zelf de kinderen op en zetten deze in de stoel.
Ik pakte een jongen op, zette hem in de kinderstoel, sloeg hem het kaplaken om, knipte hem, deed hem het kaplaken af en zette hem weer op grond. Toen keek hij mij verwonderd aan en zei: “Ik moest niet geknipt worden, maar ik moet sigaretten hebben voor mijn vader.” Deze zaak is gelukkig zonder problemen opgelost en werd hij toch nog een betalende klant voor ons.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie heeft de kleurenfoto op woensdag 11 december 2019 gemaakt ten tijde van de uitvoering van het peperdure herbestratingswerk met de eufemisiische naam Diever op Dreef (in ut Deevers: Deever op Drift).
Geert Vierhoven had zijn kapperszaak in het pand waarvan op de kleurenfoto aan de linkerkant de voorgevel is te zien. De kapperszaak zat aan de rechterkant van het pand. De ingang zat rechts van het grote winkelraam, die ingang is later dichtgemetseld. 

Tekst bij de foto van Geert Vierhoven
Geert Vierhoven is geboren op 3 oktober 1902 in Deever en is overleden op 14 augustus 1985 in Deever. Hij had van 1945 tot 1962 een kapperszaak an de Heufdstroate in Deever. De herenkapsalon werd overgenomen door Lammert Joustra. Dorpsfiguur en dorpsfotograaf Harm (Haarm) Hessels is de maker van de foto van Geert Vierhoven.

Tekst bij de afbeelding van een deel van een bladzijde van het ‘opschrijfboek’
Een detail van een bladzijde uit het ‘opschrijfboek’ van de kapsalon; schulden van klanten werden vaak ‘opgeschreven’. In het begin van de zestiger jaren van de vorige eeuw kostte een pakje North State sigaretten f. 1,40, een pakje Stuyvesant sigaretten f. 1,50 en een doos Hofnar sigaren f. 2,80. Als de schulden waren afbetaald, dan werd een streep door de betreffende schuld gehaald. (document uit de verzameling van Lammert Joustra, Zuidwolde)

Posted in Alle Deeversen, Deever, Dorpsfiguur, Haarm Hessels, Heufdstroate, Neringdoende, Opraekelen | Leave a comment

Veur wie de klokke in de toor’n lut

In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 2 januari 1957 schreef de plaatselijke Deeverse correspondent Anne Mulder een kort bericht over het eervolle ontslag van dorpsfiguur Geert Dekker als luider van de klokken in de gemeentelijk toren aan de brink van Deever.

Eervol ontslag als klokkenist.
Diever. – Aan de heer Geert Dekker, klokkenist van het torenuurwerk, is ingaande 1 januari 1957 eervol ontslag verleend uit deze gemeentelijke functie. Het uurwerk is namelijk enige tijd geleden uit de thans in restauratie zijnde toren verwijderd en zal daarin niet weer worden geplaatst. Het wordt vervangen door een moderne elektrische uurwerkinstallatie, die vanuit het nieuwe gemeentehuis automatisch zal worden bediend.
De heer Dekker heeft de functie van klokkenist onafgebroken vervuld sedert 16 maart 1925, dus gedurende bijna 32 jaar. Het is aan zijn toewijding te danken, dat het oeroude uurwerk zo lang en zo goed intact is gebleven.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Dorpsfiguur Geert Dekker stelde op 5 mei 1957, in het bijzijn van het ambtelijke topje van de gemiente Deever en een vertegenwoordiger van klokkegieterij en uurwerkfabriek N.V. Rombouts uit Asten in Noord-Brabant, de elektrische uurwerkinstallatie in werking.
Het precieze tijdstip was 8.00 uur in de morgen, bepaald geen handig tijdstip voor het aanwezige ambtenarencorps om de inwerkingstelling te vieren met een sigaar en een hapje en drankje.
Achter Geert Dekker staan van links naar rechts gezien: burgemeester Jan Cornelis Meiboom (die in de Deeverse volksmond altijd ome Kees werd genoemd), gemeentesecretaris Jan Boesjes, … Knol, een vertegenwoordiger van N.V. Rombouts, Anne Mulder en gemeentearchitect ….. Bakker. De redactie moet nog op zoek naar enige aanvullende gegevens van de vermelde personen. Wie kan de redactie aan aanvullende gegevens helpen ?
De redactie citeert het volgende uit het bericht Geert Dekker huust nog op un lie’m vloere:
‘Nu is de hele zaak electrisch in Diever, al zorgt Dekker er nog wel eens voor, dat de klok precies gelijk loopt. Hij is ook de man, die de electrische luiderij in bedrijf mocht stellen: een feit, dat vereeuwigd is op een marmeren plaat in de hal van het gemeentehuis.’
Die plaat was niet van marmer, maar was van roestvast staal. Zie de bijgevoegde afbeelding van deze gedenkplaat.
De grote vraag is natuurlijk waar deze gedenkplaat is gebleven ?
Wie is in het ‘bezit’ van deze gedenkplaat ?


Posted in Alle Deeversen, Dorpsfiguur, Geert Dekker, Gemiente Deever | Leave a comment

Deever, bonito rincón restaurado en su estado orginal

De redactie van ut Deevers Archief kwam bij het digitaliseren van zijn papieren archief – bestaande uit vooral veel dozen en veel ordners met kranten- en tijdschriftenknipsels uut de gemiente Deever – bijgaande afbeelding van het huis van Klaas Kleine an de Peperstroate in Deever tegen.

De redactie heeft het donkerbruine vermoeden – vanwege het bijschrift in het Nederlands, het Engels, het Duits, het Frans en het Spaans – dat deze foto heeft gestaan in een nummer van het periodiek Kijk op het Noorden, maar heeft op de achterkant van de afbeelding niet aangetekend in welk nummer van dit periodiek de afbeelding heeft gestaan.
Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief weet in welk nummer van Kijk op het Noorden deze foto heeft gestaan ?
Of Klaas Kleine het pand van de familie Koning in zijn oorspronkelijke staat heeft gerestaureerd, dat is de vraag. Want zeker is dat de levensboom in het bovenlicht van de voordeur vóór de restauratie niet aanwezig was; zie het bericht De olde kouwe van Oaltie Keuning-Hoaveman.
De redactie vermoedt dat siersmid Klaas Kleine deze levensboom zelf wel zal hebben gesmeed.
De redactie heeft al in verschillende berichten aandacht besteed aan Klaas Kleine. De trouwe bezoeker van het Deevers Archief die meer wil lezen over Klaas Kleine wordt uitgenodigd aan de rechterkant op de categorie ‘Klaas Kleine’ te klikken.

Posted in Deever, Dorpsfiguur, Klaas Kleine, Peperstroate | Leave a comment

De jonge laandgeities van Klaas Kleine uut Deever

De redactie van ut Deevers Archief kwam bij het scannen van grote stapels Deeverse krantenknipsels bijgaand berichtje uit de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 8 februari 1980 tegen. Het is een berichtje over geitenfokker Klaas Kleine uut de Peperstroate in Deever. De redactie probeert zo veel als mogelijk is over deze markante en veel te vroeg overleden dorpsfiguur te publiceren. Wie van de trouwe bezoekers helpt de redactie een handje ?

Jonge landgeitjes in Diever
Diever. De bok Gerold, die op 12 september vorig jaar door burgemeester H.G. Overweg van Diever naar het op die dag geopende fokcentrum ‘de Veentjes’ geleid werd, heeft een actiever rol gespeeld bij de instandhouding van zijn ras.
Woensdagmorgen aanschouwden zijn eerste nakomelingen van dit jaar het levenslicht.
Op de foto burgemeester Overweg (rechts) en de heer Kleine, eigenaar van het fokcentrum met de lammetjes Christoffel en Cecile. Tussen hen in moeder Yfke.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Alleskunner wijlen Klaas Kleine (dertien ambachten en geen ongelukken, van nature kritisch en een beetje cynisch) was onder meer hoefsmid, siersmid, edelsmid, romanticus, historicus, bouwkundige, huizenbouwer, restaurateur, timmerman, metselaar, landgeitenfokker, landgeitenhouder, landgeitenkaasmaker, vioolbouwer, toneelspeler, schrijver, dichter, vertaler, docent cursus Drents, onderzoeksjournalist, klokkenluider, koster, ouderling, kerkvoogd (als nog een kunde of beroep aan deze lijst moet worden toegevoegd, aarzel dan niet die kunde of dat beroep aan de redactie door te geven).
Meer gegevens over Klaas Kleine zijn te vinden op een bladzijde van Wikipedia.
Wijlen Klaas Kleine (geboren op 20 maart 1940 op Koldervene, veel te jong overleden op 24 oktober 2000 in Deever) kocht op 14 oktober 1966 het huis op de hoek van de grote en kleine Peperstraat voor f. 6.000,- van Aaltje Haveman, de weduwe van Hendrik Koning, en ging met het pand aan de slag op basis van een vermetel plan voor restauratie en herbouw.
Burgemeester Overweg is burgemeester Hermen Gerrit Overweg.
Gegevens over de landgeit zijn te vinden op een bladzijde van Wikipedia.

Posted in Alle Deeversen, Deever, Dorpsfiguur, Klaas Kleine | Leave a comment

Stroatveger Jan Jurjen de Boer stopt ur mit

In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van woensdag 1 november 1972 verscheen het volgende artikel over de pensionering van gemientewaarker Jan Jurjen de Boer uut de Kloasterstroate in Deever.

Straatveger de Boer stopt ermee
Laten ze er in Diever nu geen smeerboel van maken
Diever. De heer J. de Boer, straatveger van de gemeente Diever heeft maandagavond in café Centrum afscheid van het gemeentepersoneel genomen. Iedere zaterdagmorgen en in de week veegde Jan Jurjen de Boer de straten in het dorp Diever. Het vegen van de straten op zaterdagmorgen was een traditie, die niet zal terugkomen. De opvolger van de oude veger zal in het vervolg de straten alleen door de week vegen.
De heer de Boer is in al die jaren een bekend figuur in het dorp geworden. De Boer heeft het straatvegen in de gemeente bijna 25 jaar gedaan. Iedere morgen trok hij er met zijn karretje op uit, om de route van die dag af te leggen. Zaterdagmorgens werd hij wel door de inwoners geholpen, want dan veegde men het vuil op hoopjes en dan behoefde hij het alleen maar in de kar te doen. Ook had hij dan altijd een vast adres om koffie te drinken.
Onprettig
Trouwens, ook onprettige werkzaamheden, zoals het schoonhouden van de kadaverbakken werden hem niet bespaard. Daarnaast was hij de rattenvanger van de gemeente. Met het met pensioen gaan van de heer J.J. de Boer verdwijnt een bekend en moeilijk te vergeten figuur uit het dorp.
Receptie
Tijdens de afscheidsreceptie voerde J.C. Meyboom, burgemeester van Diever als eerste het woord. Daarna sprak de heer K.T. de Vries als voorzitter van de personeelsvereniging Diever. Hij bood namens het personeel een vuilniswagentje op schaal aan. Het vuilniswagentje werd gemaakt door plaatsgenoot K. Kleine.
Door beide sprekers werd de heer de Boer geschetst als een man die men in de gemeente niet gauw zal vergeten, want alle werkzaamheden die hem werden opgedragen heeft hij met volle overgave gedaan.
Namens de motorclub sprak de heer Snoeken, die de heer de Boer een gouden dasspeld aanbood, terwijl mevrouw de Boer een zilveren kandelaar kreeg.
De heer de Boer sprak aan het einde een dankwoord, waarin hij ook het personeel van de gemeente-secretarie betrok. ‘Ik heb altijd prettig samengewerkt’, zei hij onder meer.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie kwam bij het digitaliseren (scannen) van dozen vol met oude krantenknipsels bijgaand afgebeeld bericht over dorpsfiguur Jan Jurjen de Boer tegen. 

Dorpsfiguur Jan Jurjen de Boer heeft in zijn vrije tijd ook mooi toneel gespeeld in het openluchttheater. Jan Jurjen de Boer begon ooit als kapper. In Diever heeft hij als een soort van hobby en om een beetje bij te verdienen nog lange tijd in zijn vrije tijd een aantal voornamelijk wat oudere mannen het haar geknipt.
De in de Lemmer in Friesland opgegroeide Jan Jurjen de Boer (geboren op 30 oktober 1907 in de Lemmer, overleden op 24 oktober 1992 in Assen) en zijn vrouw Grietje Sinnema (geboren op 28 mei 1911 in de Lemmer, overleden op 26 november 1999 in Assen) liggen begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg in Deever.

Posted in Alle Deeversen, Deever, Dorpsfiguur, Gemiente Deever, Klaas Kleine | Leave a comment

De smid en de tiedmesiene

De redactie van ut Deevers Archief vond bij het digitaliseren (scannen) van zijn papieren archief bestaande uit vooral veel dozen en veel mappen en veel ordners met veel foto’s, kranten- en tijdschriftenknipsels, reclamemateriaal, folders, en zo voort, en zo voort, en zo voort, uut de gemiente Deever bijgaand artikel over dorpsfiguur Klaas Kleine, dat is gepubliceerd in 1983 in nummer 40 van het tijdschrift Panorama. De redactie wil dit vermakelijke artikel niet onthouden aan zijn trouwe bezoekers.

Boven aan het artikel stond de volgende tekst.
Panorama’s Buitenbeentjes
Wat tien jaar geleden begon als de Panorama-serie Buitenbeentjes is dank zij de NCRV uitgegroeid tot Showroom, het meest bekeken televisieprogramma van de laatste jaren. Showroom is gestopt, maar Panorama pakt de draad weer op

Klaas Kleine, de duizendpoot van Diever, zet de klok eens per jaar een eeuw terug.
De Smid en de Tijdmachine

Klaas Kleine is smid, hij bouwt violen, maakt kaas, fokt geiten en schrijft gedichten. Daar is dus niks raars aan. Wat ons wel bevreemdt, is zijn jaarlijkse terugkerende hang naar een leven zonder stofzuiger, radio en stromend kraanwater. Want over een paar weken is het weer zover: dan doet hij met zijn gezin een week lang net alsof het honderd jaar geleden is.

Sinds enkele jaren is Klaas Kleine in de herfstvakantie onbereikbaar voor de geneugten van de moderne tijd. Niet dat hij er dan ineens een week uitbreekt met tent en primusstel of dat hij zich een woudlopershut huurt in het Schwarzwald of zoiets, nee, Klaas Kleine uit het Drentse Diever keer telkens voor de winter invalt een week lang terug naar de vorige eeuw. Hij doet dan de deur op slot, zet de tijdmachine in zijn achteruit en stapt uit in de buurt van 1860, 1870. Daar vindt hij zijn eigen huis en zijn eigen vrouw en kinderen, maar de wasmachine is buiten werking, de stofzuiger staat op non-actief en zijn vrouw roert in een kookpot boven het houtvuur, terwijl de kleintjes spelen met bikkels en knikkers van klei. Klaas heeft namelijk iets met ‘vroeger’ en iets tegen -wat hij noemt- de dranghekkencultuur.
Normaliter treft de doordeweekse bezoeker Kleine aan in zijn werkplaats. Of in zijn geitenwei, in zijn kaasmakerij, achter een bos vioolhout of zijn typemachine. Maar als wij aanbellen staat hij voor de verandering achter de deur.
Ze zeggen wel, zegt hij, dat hij voortdurend op de vlucht is voor het moderne bestaan. Dat is dus flauwekul. Hij is danig tevreden met zijn platenspeler en de waarde van de telefoon weet hij heus wel naar waarde te schatten; hem zal je nooit horen zeggen dat hij honderd jaar te laat is geboren. Edoch. Onder het motto: beproeft alle dingen en behoudt het goede, spit Kleine aanhoudend in het verleden om tot de conclusie te komen dat sommige dingen uit de oude doos hem beter bevallen. Rust bijvoorbeeld. Tegenwoordig heeft iedereen haast en iedereen komt tijd tekort. Dat is behalve ongezond ook absurd. De goeie God heeft de mens vierentwintig uur per etmaal gegeven en dat moet voldoende wezen.
Nu mag het gerust een mirakel heten dat Kleine het redt met die twee dozijn uur. Naast zijn vak als smid oefent hij een aantal bijvakken uit waar een ander zijn leven lang de handen aan vol zou hebben. Neem het viool bouwen. Als klein jongetje zag hij voor het eerst een viool in handen van zijn oom. Dat was wat, zulke rare instrumenten kwamen normaal het huis van zijn ouders niet in. Dat was meer voor de dokter en de domeneer en vandaar dat hij nooit heeft geweten wat voor geluid zoiets nou eigenlijk voortbracht. Tot zijn oom op die viool begon te spelen, toen was hij er gelijk kapot van. Binnen de kortste keren maakte hij van een sigarenkistje een eigen viool en daarmee was het hek van de dam. Geen snaarinstrument kon hij meer in handen hebben of hij peuterde er net zolang aan tot hij wist hoe het in elkaar zat. Hij vrat alle beschikbare lectuur over middeleeuwse instrumenten en nu hij 43 is, is de vioolbouwerij een halve broodwinning.
Het fokken van oud-Nederlandse geiten. Ook zoiets. Ooit kocht hij zich één scheeloog om een maaimachine uit te sparen. Dat zette hem op het spoor van de zeldzaam geworden Veluwse geit en prompt was hij verkocht. Voor hij het goed en wel besefte had hij twintig van die langharige types in de wei staan en vergaderde hij in verenigingsverband in de dorpskroeg over het wel en wee van zijn geiten. Als maaimachine voldoen ze niet, zo heeft hij gemerkt, maar van hun melk maak je na wat oefening frisse kaas.
Toen het voltallige bestuur van de Dieverse geitenfokvereniging niet langer bij machte was Kleines met de hand geschreven notulen te ontcijferen, kreeg hij een typemachine. Dat bleek een verrassend handig apparaat, waarop ook zijn Drentse gedichten en verhalen getypt bleken te kunnen worden. De gelegenheden waarbij hij deze of gene een sonnet cadeau deed, werden ineens aanmerkelijk enthousiaster toegejuicht, vrienden en kennissen konden eindelijk lézen wat Kleine voor hen had geschreven. Publikaties in een Drents tijdschriftje voor literatuur behoren sindsdien ook tot zijn gewone bezigheden.
Tussen de bedrijven door werd er bij de Dieverse smid en zijn vrouw ook nog eens een stel kinderen opgevoed, een klus waarvan Kleine zich nimmer met een Jantje van Leiden heeft afgemaakt. Enkele jaren geleden gebeurde het dat zijn oudste dochter van geschiedenisles thuiskwam met vragen als Hoe kookten de mensen eigenlijk in de vorige eeuw ? en Hoe leefden ze zonder electriciteit ? Waar ieder ander zo nauwgezet mogelijk zou proberen te antwoorden, om daarna over te gaan tot tde orde van de dag, koos Kleine een andere methode, zij het een wat omslachtige. Hij stelde zijn vrouw en de kinderen voor een paar dagen vorige eeuw te gaan spelen. De gehele herfstvakantie van dat jaar werd voor het experiment gereserveerd. Kleine kocht rookvlees, alsmede worsten en zijden spek; zijn vrouw maakte voor iedereen zo origineel mogelijke kleding en de kinderen werd geïnstrueerd het speelgoed te zuiveren van twintigste-eeuwse elementen. Toen ging de deur dicht.
Dat eerste jaar viel de regen met bakken uit de hemel. Het stookhout werd vochtig en met rooie ogen van de rook leefden ze genietend het leven van een eeuw geleden. Dat het zo’n succesvolle herfstweek werd, kwam mede door de authentieke staat waarin hun huis verkeert. De vrouw van Kleine kon zich, gezien het feit dat er zoals eertijds een pomp op het erf staat, met beide handen uitleven op het wasgoed. Kleine zelf begaf zich, in plaats van per auto, te voet naar zijn geitenwei en in zijn smidse ging hij ouderwets te keer met de blaasbalg, terwijl de kinderen zich oefenden in het gebruik van griffel en lei. Na die week werd besloten dat, zolang ze het allemaal leuk bleven vinden, iedere herfstvakantie voortaan besteed zou worden aan het-leven-in-de-vorige-eeuw.
De dorpsgenoten bezien sindsdien die Kleine met wat meer oplettendheid. Een afwijkinkje of wat is tot daaraan toe, maar al te bont moet het ook niet worden. Een vriendinnetje van één van de kinderen kwam tijdens zo’n herfstweek eens binnen met de mededeling: ‘Ik moet van mijn vader zeggen dat jullie gek zijn’.
Vrienden en kennissen houden zich verbaal iets meer op de vlakte, maar putten zich gedurende de bewuste week wel uit in een meer dan gemiddelde belangstelling voor het gezin van de smid. En als iemand eindelijk een fout meent te hebben ontdekt (Heb je een slaapzak op bed ? In die tijd hadden ze anders helemaal geen slaapzakken !) is de ondertoon van triomf net iets te duidelijk hoorbaar. Daarom heeft Klaas Kleine besloten dat de komende herfstvakantie de deur niet al te wijd open zal staan. Nu maar eens geen pottenkijkers die handenwrijvend zoeken naar missers. En na die week zal de smid er weer gewoon bij zijn, inclusief auto, platenspeler en telefoon. Want hij mag dan graag het een en ander beproeven, hij is zuinig op het goede.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Duizendpoot wijlen Klaas Kleine (dertien ambachten en geen ongelukken, van nature kritisch en een beetje cynisch) was onder meer hoefsmid, siersmid, edelsmid, romanticus, historicus, bouwkundige, huizenbouwer, restaurateur, timmerman, metselaar, landgeitenfokker, landgeitenhouder, landgeitenkaasmaker, vioolbouwer, toneelspeler, schrijver, dichter, vertaler, docent in de Drentse taal, onderzoeksjournalist, klokkenluider, koster, ouderling, kerkvoogd (als nog een kunde of beroep of bijberoep aan deze lijst moet worden toegevoegd, aarzel dan niet die kunde, dat beroep of dat bijberoep aan de redactie door te geven).
Meer gegevens over Klaas Kleine zijn te vinden op een bladzijde van Wikipedia.
Wijlen Klaas Kleine (geboren op 20 maart 1940 op Koldervene, veel te jong overleden op 24 oktober 2000 in Deever) woonde met zijn gezin in het door hem zelf gerestaureerde en herbouwde huus op de hook van de grote en de kleine Peperstroate in Deever.

Posted in Deever, Dorpsfiguur, Klaas Kleine, Peperstroate | Leave a comment

Dorpsfotograaf Haarm Hessels is in 1995 estör’m

In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 22 maart 1995 stond het bericht van overlijden van dorpsfiguur en dorpsfotograaf Harm (Haarm) Hessels. Harm (Haarm) Hessels is geboren op 8 oktober 1927 an de Kruusstroate in Deever. Hij is overleden op 21 maart 1995 an de Kruusstroate in Deever. Hij is begraven op de kaarkhof an de Gröningerweg bee Deever. De redactie van ut Deevers Archief heeft de kleurenfoto van de steen bij zijn graf gemaakt op vrijdag 28 november 2020.

Harm (Haarm) Hessels heeft in de periode 1970-1995 honderden, misschien wel duizenden foto’s van gebeurtenissen in de gemiente Deever gemaakt. Veel van zijn foto’s zijn geplaatst bij berichten in de Olde Möppeler (Meppeler Courant). In ut Deevers Archief zijn in heel wat berichten een zwart-wit foto van Harm (Haarm) Hessels opgenomen.

De redactie van ut Deevers Archief geeft hierbij de noeste ijverige toegewijde vrijwilligers van de heemkundige vereniging uut Deever, die zijn gevraagd of worden gevraagd of zullen worden gevraagd voor het maken van een zo nodig zo genoemde ‘historische jaarkalender’ en zich geen raad weten over welk onderwerp nu weer een jaarkalender in elkaar kan worden gedraaid, de suggestie een jaarkalender met ‘de mooiste en historisch waardevolste’ foto’s van Harm (Haarm) Hessels te maken. Als een soort van postume hulde aan Harm (Haarm) Hessels.

Op een foto uit omstreeks 1930 is Harm (Haarm) Hessels te zien, zie de bijgaand afgebeelde foto, samen met zijn vader Jacob (Jaap) Hessels, zijn moeder Margje Veenhuis en zijn zuster Jantje Hessels. Broer Jan Hessels was toen nog niet geboren of lag in de wieg.

De zwart-wit foto van de familie Jacob (Jaap) Hessels is gemaakt bij de voordeur van de oude boerderij an de Kruusstroate in Deever. Zie de voordeur die zichtbaar is op de kleurenfoto die de redactie van ut Deevers Archief niet geheel toevallig op donderdag 22 november 2019 heeft gemaakt, ten tijde van de glorieuze uitvoering van de te vele miljoenen euro’s gekost hebbende niet voldoende op klimaatverandering voorbereide en niet op hittestress voorbereide herbestrating van het oude Deever. Dit herbestratingsproject had de eufemistische wegkijknaam Deever op Drift.

Harm (Haarm) Hessels en zijn broer Jan Hessels zijn ongetrouwd gebleven en hadden samen een boerenbedrijfje an de Kruusstroate in Deever. Ze leverden melk aan de zuivelfabriek aan het Moleneinde in Deever. Op hun melkbussen stond het nummer 59. De redactie ziet Harm (Haarm) Hessels nog voorbij gaan op zijn transportfiets, waarbij aan beide kanten van de bagagedrager een melkbus hing te rammelen. De redactie moet nog uitzoeken wanneer de broers Harm (Haarm) en Jan Hessels zijn gestopt met hun boerenbedrijfje.

Posted in Alle Deeversen, Dorpsfiguur, Haarm Hessels, Kruusstroate, Overlijdensbericht | Leave a comment

De lüder van de klokk’n in de toor’n an de brink

De redactie van ut Deevers Archief kreeg in de jaren 2000-2005 bij zijn bezoeken aan wijlen Anne Mulder, een Deeverse uut de Aachterstroate, die eerst an de Kloosterstroate in Deever, daarna in Gasselte en later in Assen woonde, steeds van hem verhalen, schrijfsels, artikelen, krantenknipsels en documenten over Deever ter hand gesteld met de bedoeling deze voor hem al dan niet in geredigeerde vorm te publiceren.
Het is de redactie bij het leven van Anne Mulder helaas niet gelukt al zijn Deeverse documenten in het blad Opraekelen van de heemkundige vereniging uut Deever te publiceren, dan maar postuum en beetje bij beetje opnemen in ut Deevers Archief.

Tussen de documenten zat ook het rijmsel, dat wijlen Anne Mulder voor dorpsfiguur Geert Dekker schreef ter gelegenheid van diens veertigjarige luiderschap van de klokken in de gemeentelijke toren an de brink van Deever.

Geachte gemeente
Veertig lange, lange jaren
Werd het orgel en de klok
Van de kerk in ’t dorpje Diever
Regelmatig als een klok
Trouw bediend door steeds dezelfde
Alom bekende dorpsfiguur
Geert Dekker en wij weten
Hoe trouw en hoe secuur
Hij deze functies naast veel anderen
Als nevenfuncties heeft verricht
En hoe hem dit werk bezielde
Als man van eer en deugd en plicht.

Geachte jubilaris
Ik weet, U bent een man van eerzucht
Niet één, die graag gehuldigd wordt
Maar toch, als Diever dit thans naliet
Schoot het schromelijk tekort
Aan z’n verplichting tegen iemand
Als U, die hier bij groot en klein
De klokkenluider van ’t dorp Diever
Was en is en nog zal zijn
Wat hebt ge in al die veertig jaren
Niet aan Uw oog voorbij zien gaan
Bij hoeveel verenigingen en burgers
Hebt ge al niet in dienst gestaan ?
U bent, in dubbele zin gesproken
Naast de kerk hier opgegroeid
Zelfs met begrafenis en ’t kerkhof
Was u jarenlang gemoeid
Nooit, in al die veertig jaren
Was u daarbij eens absent
Hetgeen getuigd, hoe kerngezond U
En uit welk hout U gesneden bent
Diever, zonder een Geert Dekker
Zou bepaald ondenkbaar zijn
In deze dorpsgemeenschap vast verankert
Is U, bij oud en jong, bij groot en klein
Naast U, zie ik voor mijn oog verschijnen
Eén, die thans met u jubileert
Een vrouwspersoon achter ’t gordijntje
Van ’t olde huus, Uw zuster Geert
Zij was die U steeds verzorgde
Meeleefde met haar werk en geest
Als een figuur achter de schermen
Zij is deelachtig aan dit feest
Ik hoop van harte, trouwe dienaar
Dat u nog lang het klokketouw
Als voorheen moogt bedienen
Zowel bij vreugde, als bij rouw
En dat ook de orgeltonen
Nog zullen galmen jarenlang
Met behulp van Uwe krachten
Bij des Heerens lofgezang.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie verwijst voor berichten over Geert Dekker naar het bericht Geert Dekker, Aebel Wiekstroa en Hillechien Dekker en naar het bericht Er staat een kerk op instorten. In het laatst genoemde bericht is ook een foto van Geert Dekker opgenomen.
Oook stond er in het christelijke weekblad de Spiegel van 6 juni 1956 een foto van Geert Dekker.

Posted in Alle Deeversen, Deever, Dorpsfiguur, Geert Dekker, Toor'n an de brink | Leave a comment

Weinigen hebben Geert Dekker uitgeleid

De kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever is de laatste rustplaats van de Deeverse dorpsfiguur Geert Dekker. Hee was keuterboertie, mor ok liekwaeg’nmenner, koster, orgelpomper en klokkelüder. Dorpsfiguur Geert Dekker is geboren op 26 februari 1876 in Dwingel. Hij is een zoon van arbeider Jan Dekker en Marchje Wijkstra. Na een kort ziekbed overleed dorpsfiguur Geert Dekker op 5 maart 1963 op 87-jarige leeftijd in het ziekenhuis in Meppel. Dorpsfiguur Geert Dekker is niet getrouwd geweest.

Zijn stoffelijke resten en zijn zerk zijn anno 2019 gelukkig nog wel aanwezig op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever. Zie de bijgevoegde kleurenfoto, die de redactie van ut Deevers Archief op woensdag 12 december 2019 van zijn zerk heeft gemaakt. De redactie heeft dit graf op zijn lijst van Deevers aarfgood gezet. De zerk van dorpsfiguur Geert Dekker moet toekomstbestendig, klimaatbestendig, grafsteenblunderbestendig, sloopbestendig en duurzaam bewaard blijven voor de komende generaties.

De zerk van Geert Dekker behoeft wel enig onderhoud, bijvoorbeeld flink schrobben met heet sodawater. De zerkenecoloog van de gemeente Westenveld zou echter na diepgaande bestudering van de begroeiing van de zerk van Geert Dekker tot de conclusie kunnen komen dat bijvoorbeeld een witte ronde vlek op de zerk het beschermde, uiterst zeldzame en met uitsterven bedreigde Deeverse zerkenkorstmosje is en vervolgens het schoonmaken door middel van bijvoorbeeld het flink schrobben met sodawater per gemeentelijk decreet verbiedt.

Arend Mulder schreef in 1975 in zijn boekje ‘De historie en pre-historie van Diever in woord en beeld’ op bladzijde 93 over dorpsfiguur Geert Dekker: Tallozen heeft hij uitgeluid, weinigen hebben hem uitgeleid.

Weinigen hebben hem uitgeleid. De redactie zou wel graag willen weten: wie was de menner van de liekwaeg’n waarop de kist met het lichaam van liekwaeg’nmenner Geert Dekker naar de kaarkhof is gebracht ? Nog minder dan weinigen zullen na zijn dood op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever zijn geweest om zijn graf te bezoeken. Anno 2019 zal niemand, behalve misschien wellicht alleen de kaarkhofstrüners en kaarkhofkenners wijlen Jans Tabak en de redactie van ut Deevers Archief, zijn graf hebben bezocht.

De Minder Hoge Heertjes Van Het Grote Kaarkhof Uitbaten Van De Gemeente Westenveld, die zijn belast met de positieve financiële uitbating van de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever, hebben bij graven waarvoor weer de exorbitant hoge huurpenningen voor de grafgrond moeten worden afgedragen, bedacht dat bij het passeren van het uiterlijke tijdstip van afdracht van deze exorbitant hoge huurpenningen, de betreffende zerk direct, maar dan ook direct, en met geschwinde spoed en in gestrekte draf, moet worden gesloopt.

Een dergelijk overijverig, fanatiek, gründlich en pünktlich sloopgedrag kent zijn gelijke niet in de keiharde wereld van het met een positief financieel resultaat uitbaten van kerkhoven. En levert bij het minste of geringste foutje of haperingetje of kortsluitinkje in de vertaling van de resultaten van de Grote Gemeentelijke Geautomatiseerde Grafpenningen Vergaarsysteem naar een Betrouwbare Actuele Slooplijst fatale oerdomme fouten op, bijvoorbeeld in de vorm van het onlangs onterecht slopen van zerken op de kaarkhof bee Deever. En getroffen nabestaanden konden daardoor witheet, roodwoedend en gewelddadig worden.

Maar het leverde in 2019 natuurlijk voor het Van Dale Groot Woordenboek Van De Nederlandse Taal wel een van de prachtigste nieuwe woorden op: grafstenenblunder. En wie van de Minder Hoge Heertjes Van Het Grote Kaarkhof Uitbaten Van De Gemeente Westenveld was toch die grafstenenblunderaar ? De Deeverse vertaling van het woord grafstenenblunderaar zou ongeveer bij benadering zaark’nknooier zijn.

De stoffelijke resten in een graf, waarvan de zerk is gesloopt, worden vooralsnog niet geruimd. Vooralsnog niet, maar wanneer dan wel ? Rechthebbenden en nabestaanden en anderen kunnen dus voorlopig nog wel naar de plaats van het graf gaan (wel de plek goed onthouden, even een fotootje maken), mogen van de uitbater van de kaarkhof misschien nog wel een bloemetje of een plantje of een frutseldingetje op het graf zetten, maar kunnen niet meer naar de zerk van hun dierbare kijken.

Dat lijkt de stok te zijn waarmee de rechthebbenden en nabestaanden en anderen worden geslagen voor het niet meer willen, niet meer kunnen, of helaas niet op tijd afdragen van de exorbitant hoge huurpenningen voor de grafgrond aan de Minder Hoge Heertjes Van Het Grote Kaarkhof Uitbaten Van De Gemeente Westenveld. Dat lijkt het nieuwe, verhollandiseerde, zakelijke, keiharde, kille, no nonsence, lik-op-stuk beleid te zijn van de Minder Hoge Heertjes Van Het Grote Kaarkhof Uitbaten Van De Gemeente Westenveld.

Zit het slopen van een zerk bij de exorbitant hoge huurpenningen voor de grafgrond inbegrepen ?
Of wordt voor het slopen van een zerk een aparte rekening naar de ex-rechthebbenden gestuurd ?
Worden de kosten voor het herstellen van de materiële en vooral de immateriële schade na een grafsteenblunder verrekend in nieuwe exorbitanter hoge penningen voor het huren van grafgrond ?
Zijn de rechthebbenden van een te slopen zerk eigenaar van hun eigen zelf betaalde zerk of is de gemeente Westenveld plotsklaps eigenaar van die te slopen zerk geworden ?

De redactie schat in dat de exorbitant hoge huurpenningen voor de grond waarin Geert Dekker is begraven, al lang niet meer zijn afgedragen. Er zijn geen rechthebbenden. Er zijn geen nabestaanden. Er zijn geen belangstellenden. Er zijn geen bezoekers. En dan faalt het nieuwe, verhollandiseerde, zakelijke, keiharde, kille, no nonsence, lik-op-stuk beleid van de Minder Hoge Heertjes Van Het Grote Kaarkhof Uitbaten Van De Gemeente Westenveld. Want niemand kan met de uitvoering van dat beleid worden getroffen. Dus is het gevaar voor accute sloop van de zerk van Geert Dekker betrekkelijk klein te noemen.

Posted in Aarfgood, Dorpsfiguur, Geert Dekker, Kaarkhof Grönnegerweg | Leave a comment

Geert Dekker huust nog op un lie’m vloere

In de krant Friese Koerier (onafhankelijk dagblad voor Friesland en aangrenzende gebieden) verscheen op 1 mei 1959 het volgende artikel over dorpsfiguur Geert Dekker die an de brink van Deever woonde. Dorpsfiguur Geert Dekker was keuterboertie, liekwaeg’nmenner, koster, orgelpomper, klokkenist, klokkelüder en tuunman. 

Geert Dekker – 83 jaar – in Diever huist nog op lemen vloer
“Ga maor naar de olde kloklúder”, zeiden ze tegen mij in Diever; “Geert hebt wel een sleutel van de karke.” En zo belandde ik in de woonkamer van de heer Geert Dekker, 83 jaar oud, die heel opgewekt tegen mij zei: “Ga der maar efkes bij sitten.”
Sommige mensen laten de tijd stil staan, zij worden nooit helemaal oud. Geert Dekker is zo’n mens, op z’n 83ste nog een rimpelloos blozend gezicht en twee heel pientere oogjes. Ook om hem heeft de tijd stil gestaan: Dekker zit met de zwarte klompen aan zijn voeten in de leunstoel, een cadeau van de begrafenisvereniging, toen Dekker 25 jaar koetsier op de lijkwagen was geweest. De vloer van zijn kamer is nog van leem, netjes bestrooid met droog wit zand. Er zijn diepe paden in uitgelopen, zo om de tafel, voor de kachel, van de deur naar de leunstoel en naar wat kasten. Daarom staan de tafel, de stoelen langs de bedsteewand, de kast en de kachel, ook een 30 centimeter hoger dan de rest; het is net, alsof deze meubelstukken op terpjes zijn gezet.
Het is een echte oude Drentse kamer, waarin Geert Dekker woont. Helemaal alleen; twee jaar geleden is zijn zuster overleden, 93 jaar oud. Dekker is geboren in Dwingelo, maar verloor zijn vader en moeder, toen hij zes jaar oud was. Met zijn zuster werd hij toen opgenomen in het gezin van zijn grootmoeder, die met een oom in Diever woonde. Heel lang heeft dit gezelschap samen gewoond; tot eerst de oom stierf en later de grootmoeder. Allen op hoge leeftijd.
Dekker bleef met zijn zuster achter: “Och, en daaromme heb ik ook nooit een wief e’nomen: dat zou niet aardig voor mijn zuster zijn geweest. Mijn oom zei altijd: Vrouwen hebben wide rokken en daarom dikkels ruzie. Er hoort maar één vrouw in een hús. Daar hew ik mij an holden.”
“Van alles hew ik deen, mal en mooi. Allerlei baantjes: 40 jaar orgelpomper, 33 jaar klokkenist, langer as 40 jaar klokkelúder, ik was bijkans altijd in de karke. Vroeger hadden wij ook nog wat vee en ik ben jarenlang túnman weest bij de burgemeester. Daar had ik niet voor leerd, maar het ging toch naar de man z’n zin. En kijk hier eens….”
Trots haalt Dekker zijn lakens jasje te voorschijn, zeker al 50 jaar oud. In het knoopsgat hangt de bronzen medaille van de Orde van Nassau: “Hew ik kregen, toen ik 40 jaar kloklúder was.”
Nu is de hele zaak electrisch in Diever al zorgt Dekker er nog wel eens voor, dat de klok precies gelijk loopt. Hij is ook de man, die de electrische luiderij in bedrijf mocht stellen: een feit, dat vereeuwigd is op een marmeren plaat in de hal van het gemeentehuis. Een man als Dekker heeft veel vrienden en weinig vijanden.
Trots kijkt Dekker zijn kamer rond. “Old spul, hè. Ik hew aan de gemeentearchitect gevraagd, of na mijn dood dit hier ook zo kon blijven, helemaal in de olde trant. Ze hadden er wel oren na. Maar nu komt ergens anders in het dorp een oudheidkamer en daar kan mijn kastje en mijn secretaire dan ook wel heen. Komt er een papierke aan te hangen: in eerbiedige nagedachtenis van die en die.”
Ja, het is oud spul daar in huis. Misschien niet eens van veel waarde – een Jouster klok, een echt Drents kabinet met een gezellige dikke buik, een klein kastje, wat roze Saksisch porcelein – veel is er niet. Want ook in Drente was het meestal wat kaal in de woning van de kleine man, vroeger.
Maar de nagedachtenis aan Dekker – dat hij nog lange jaren in leven mag blijven – zal ook zonder een papierke in de Oudheidkamer wel in ere blijven in Diever. Want “olde Dekker, de kloklúder”, wie hem gekend heeft, vergeet hem niet weer.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Geert Dekker is in Deever grootgebracht door zijn grootmoeder Jacobje Jans Kremer, die getrouwd was met Alle Abels Wijkstra. Bij zijn grootmoeder woonde ook de ongetrouwde oom Abel Wijkstra in.
Alle Abels Wijkstra overleed op 10 maart 1870 in Deever.
Jacobje Jans Kremer is geboren op 10 maart 1805 in Deever en is overleden op 24 juni 1896 in Deever.
Jan Dekker is geboren op 13 juni 1841 in Lhee. Jan Dekker is overleden op 26 juni 1882 in Lhee.
Margje Wijkstra is geboren op 5 mei 1840 in Deever als dochter van dienstknecht Alle Abels Wijkstra en Jacobje Jans Kremer. Margje Wijkstra is overleden op 19 november 1880 in Dwingel.
Geert Dekker is geboren op 26 februari 1876 in Dwingel. Hij is een zoon van arbeider Jan Dekker en Margje Wijkstra.
Hilligje Dekker is geboren op 7 april 1869 in Dwingel. Zij is een dochter van arbeider Jan Dekker en Margje Wijkstra. Zij is overleden op 31 augustus 1955 in Deever. Het graf van Hilligje Dekker bevindt zich naast het graf van Geert Dekker.
Abel Wijkstra is geboren op 26 maart 1837 in Deever als zoon van dienstknecht Alle Abels Wijkstra en Jacobje Jans Kremer. Abel Wijkstra werd in de Deeverse volksmond altijd Aebeltie All’n of Aebeltie Smok genoemd. Abel Wijkstra is overleden op 18 september 1930 op 93-jarige leeftijd in Deever. Abel Wijkstra is niet getrouwd geweest.
Na een kort ziekbed overleed dorpsfiguur Geert Dekker op 5 maart 1963 op 87-jarige leeftijd in het ziekenhuis in Meppel. Dorpsfiguur Geert Dekker is, zoals hij zelf in het artikel aangeeft, niet getrouwd geweest.

Posted in Alle Deeversen, Dorpsfiguur, Geert Dekker | Leave a comment

Ik verwaachte nog hoog bezeuk

De redactie van ut Deevers Archief vindt bij het digitaliseren van zijn papieren archief zo nu en dan een door hem belangwekkend geacht bericht. De redactie wil zo een bericht natuurlijk niet onthouden aan de zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief. In het maandblad Oeze Volk, jaargang 15, nummer 3, maart 1971 staat op de bladzijden 37, 38 en 39 het in het Deevers geschreven artikel ‘Hoog bezeuk’ van wijlen Arend Mulder. Zie de bijgaande afbeelding.
De in Deever geboren, echter bij leven in Westervelde in de gemeente Norg wonende boer Arend Mulder is ook de schrijver van het boekje met de titel ‘De historie en prehistorie van Diever in woord en beeld’.

Hoog bezeuk
Deur de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (afdeling Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde) in Amsterdam wordt ieder jaor hier en daor deur ’t hele laand meujte ‘edaene um het zuuvere streekdialect van verschillende plaotsen nao te gaon en vaast te leggen. Niet allent deur het verzenden van vraogenliesten an verschillende mitwaarkers, mor ook deur vraoggesprekken mit olde inwoners van partie dörpen op de bandrecorder op te nemen. Mit dat dool bezöchte dit zommer een mevrouw Drost uut Amsterdam olde Haarm Mulder (beter in ’t dörp bekend onder de naeme Haarm Bakker), een kleine boer van 85 jaor, die heel wat over ’t dörp wet te vertellen en dat ook graag döt.
Deurdat mevrouw Drost toevallig in ’t dörp logeerde, kwaamp ze op ’n goeie dag in de Peperstraote mit Haarm an de proot en toe vreug ze hum, of ze ies weer mug komen um een vraoggesprek mit hum op de bandrecorder op te nemen, want jammer genog har ze ’t ding now niet bij heur. Now, daor har Haarm niks op tegen en zo overlegden ze dan dat ze mit ’n veertien daogen, dat worde woensdag 8 augustus um twie uur weer zul komen.
‘Mag ik dan even uw adres, dan krijgt u altijd even een bericht van mij. D’r zou iets tussen kunnen komen, waardoor het tot een andere datum moet worden uitgesteld, zit u ?’ Miteen zöchte ze in heur tassien naor ’t notitieboekien en een potlood.
‘Geliek he’j mevrouw’, zee Haarm. ‘Schrief mor op. H. Mulder, Hoofdstraat, dan kom’t wel over.’
‘Goed, ’t is genoteerd. Dus dan tot 8 augustus meneer Mulder ??
‘Of”espreuken’, zee Haarm, tikte nog ee’m an de pette en strompelde weer op huus an.
Precies op ofgespreuken uur en dag stopte er een mooie auto veur de woning van Haarm Bakker. Een mevrouw stapte d’r uut mit ’n soort koffertien in de haand. Ze klöpte op de veurdeure, mor d’r kwaamp gien volk. Toen leup ze um de hook van ’t huus waor de baanderdeure lös stund, een teken dat er wel volk in huus was. Ze was niet zo driest um miteen de dele op te stappen en reup in de deure: ‘Is hier volk ??’ Ze heurde niks, mor kort daorop kwaamp Jaap (een ee’m jongere breur van Haarm) mit ’n maande vol eerappels veur de kneej’n andraeg’n.
‘Goedenmiddag meneer, ben ik hier bij de heer Mulder ?’
‘Ja, wie bedool ie mevrouw, mi’j of mien breur Haarm ?’
‘Nee, u bent het niet, dat zie ik zo wel, maar wacht eens.’ Ze frommelde wat in heur tassien, heul er een bookien uut, las en zee: ‘Ja, het is H. Mulder.’
‘Ja, dan zu’j Haarm wel bedool’n, mor dan tref ie ’t neet, want die is niet in huus.’
‘Niet thuis ? En we hadden afgesproken voor vandaag en bovendien heb ik hem nog een brief geschreven.’
‘Lig mij niks van bij dat Haarm een breef ‘ekregen hef van de post.’, schudkopte Jaap.
‘Ja, dat begrijp ik dan niet. Ik kom er heel uit Amsterdam voor over en…..’
‘O, now, da’s niet zo aarg,’ völ Jaap heur in de rede, ‘Haarm is hier vlakbij in de scheerwinkel, ik zal hum ee’m ophael’n. Mevrouw mag wel zolange ee’m in de keuken gaon zitten.’
‘Als ’t niet lang duurt, dan blijf ik hier buiten wel op hem wachten.’
‘Zoas mevrouw wil,’ zee Jaap en slofte de straote op naor de scheerwinkel. Ee’m laeter kwaamp hij mit Haarm weer.
Ze herkende hum direct en gaaf Haarm de haand. ‘Had u mij niet verwacht ? U hebt mijn brief toch wel gekregen?’
‘Neem mij niet kwaolijk mevrouw, mor ik was de ofspraok helemaol vergeten. Mor ’n breef zeg ie ? Nee, ik hebbe gien breef ‘ekregen, da’k wee.’
‘Nu daar begrijp ik niks van.’
‘Now ja, dat döt niks mevrouw. Ie treft het da’k nog al vlakbij huus was, dat, de veurstelling kan wat mij betreft wel deurgaon. Loop mor mit hen binnen.’ Zo volgde ze Haarm over de deele, deur’t bijkeukentien naor de kaemer.
‘Ik begrijp er niks van,’ zee mevrouw Drost, mit dat ze op de stool gunk zitten, die Haarm heur toescheuf , ‘het adres was toch wel juist ? H. Mulder, Hoofdstraat ?’
‘Joawel mevrouw,’ lachte Haarm, ‘dat is wel good, mor now begriep ik ’t wel. Kiek ies, d’r woont hier nog ’n H. Mulder in de Heufdstraote, mor die het Hendrik en ik heete Haarm en daor vergist de post hum nog wel ies mit. A’k mien naeme now mor voluut ‘ezegd har en ie haren Haarm Mulder op ’t kevot ‘ezet dan was ’t good ‘ekoom’n. Now denk ik dat Moessien de breef hef.’
‘Moessien,’ vreug mevrouw, ‘wie is dat ?’
‘Now ja, zo neumt ze hum daegelijks en ik heete in de volksmond ook gien Haarm Mulder, mor Haarm Bakker. Ja, die bijnaemen hier mevrouw, daor moe’j mit bekend wezen. D’r woont hier wel ’n stok of wat families Mulder, mor d’r is er mor ene die ze waarkelijk Mulder neumt, de rest hebt allemaole bijnaemen as Kuuper, Poep en gao mor deur.’ Mevrouw vundt ’t aorig interessant. Ondertussen har ze de bandrecorder al startklaor ‘emeuken en volgde er een niet minder interessant gesprek tussen heur beide ondertied dat de bandrecorder zachies snorde.
Mevrouw was nog niet mit de auto ’t dorp uut, of Haarm strompelde al naor Moessien, die in zien beste kleren en mit de witte boord umme in de kaemer zat te kraante lezen. Haarm klöpte an, wat hij aans nooit dee.
‘Binnen !’ reup Moessien. ‘Middag Hendrik,’ groette Haarm.
‘Dag Haarm. Gao zitten,’ neugde Hendrik niet al te staark. ‘Ee’m,’ zee Haarm. ’t Jonge wat zit ie jö in groot ponticaal en dat op worteldag of kree’j nog volk ?’
‘Ja,’ zee Moessien, ‘ik verwaachte nog hoog bezeuk.’
‘Hoog bezeuk zeg ie ? Borgemeister admit, of de Keuninginne ?’ lachte Haarm.
‘Nee, een mevrouw van de Keuninglijke Academie van Wetenschappen uut Amsterdam.’
‘O die,’ zee Haarm, ‘now ik zul zeggen, dan ku’j ’t aander pakkien wel weer antrekken, waant die is net bij mij ‘ewest.’
‘Bij oe ?’ steuf Moessien op, ‘en ik heb een breef ‘ekreeg’n dat ze ……’
‘Ja,’ suste Haarm, ‘dat begriep ik wel, mor dat zit zo.’ En toen dee Haarm hum precies uut de doken, hoe dat misverstaand ‘ekoom’n was.

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
In 2016 is na ruim zestig jaren helaas een einde gekomen aan het mooie Drentschtalige tijdschrift Oeze Volk. Het Drentschtalige tijdschrift Zinnig is met ingang van 1 januari 2017 de opvolger van Oeze Volk.
Het Huus van de Toal is de uitgever van het tijdschrift Zinnig. De redactie heeft toestemming van de redactie van het tijdschrift Zinnig het in Oeze Volk verschenen artikel van wijlen Arend Mulder in het Deevers Archief op te nemen. De redactie is de redactie van Zinnig bijzonder erkentelijk voor deze toestemming.
De redactie heeft het artikel van wijlen Arend Mulder in zijn geheel en zonder een woord te veranderen overgenomen. Dat betekent niet dat de redactie het in zijn geheel eens met de wijze waarop Arend Mulder in het Deeverse dialect schreef. Anders gezegd de redactie is het voor een groot deel niet eens met deze wijze van Deevers schrijven.
Zo is de redactie het met de Deeverse dialectoloog wijlen Anne Mulder uut de Aachterstroate eens om woorden, zoals bijvoorbeeld ‘vraag’ en ‘daar’ niet te schrijven als ‘vraoge’ en ‘daor’, maar als ‘vroage’ en ‘doar’.
De redactie nodigt de bezoeker van het Deevers Archief uit zijn of haar kennis van het Deeverse dialect te tonen met het in het Nederlands vertalen van enige oude woorden uit het artikel: partie, kevot, moessie, admit. Wie het weet, die mag het melden aan de redactie.
De redactie verneemt graag van zijn bezoekers of zij het op prijs stellen een Nederlands vertaling van het artikel van Arend Mulder in dit bericht opgenomen te hebben.
Het pand waarin drogisterij ‘de Gaper’ van Hendrik Mulder was gevestigd, stiet nog steeds an de Heufdstroate noast café Brinkzicht. Hendrik Mulder werd in de volksmond Henduk Moessie of Moessie Peep genoemd. Jan Mulder, de vader van Arend Mulder, werd in de volksmond Jan Boatie genoemd, omdat hij een baardje had. De redactie weet niet of Arend Mulder ook een bijnaam had. Harm (Haarm) en Jaap Mulder woonden in un boerderegie an de Heufdstroate in Deever tegenover de smederij van de gebroeders Kloeze. De gebroeders Mulder werden in de volksmond Gaarke Bakker’s Jongen genoemd.

Posted in Deevers, Dorpsfiguur | Leave a comment

’K hep ’t neet edoane, ’t gebeurde aachter mee’j

Lammert Joustra uit Zuidwolde schreef bijgaand bericht en publiceerde dit in het blad Opraekelen, jaargang 11, nummer 3, september 2004. Opraekelen is het papieren blad van de heemkundige vereniging uut Deever. De redactie van het Deevers Archief heeft toestemming gekregen van Lammert Joustra om zijn berichtjes in het Deevers Archief op te nemen. De redactie is hem daarvoor bijzonder erkentelijk.

Bee’j de scheerboas
Een heel bekend figuur in het dorp Deever was Geert Dekker. Deze man bezat een radio en dat was in de ogen van mijn opa Harm Mulder, mijn oom Hendrik Mulder en mijn oom Jaap Mulder wel heel erg vooruitstrevend.
Geert had de vaste gewoonte om één keer per dag in de kapsalon verslag te doen van het weerbericht van die dag. Hij kwam een keer binnen met het volgende advies: “Ie kunt wel goan heu’n vandaege, want ’t blef dreuge”.
En dat advies werd prompt opgevolgd door de gebroeders Mulder (redactie: in de volksmond werden ze Gaarke Bakker’s jongen genoemd, want de vele Mulders in Deever werden allen onderscheiden met een bijnaam).
Mijn opa en mijn ooms zijn echter nooit overgegaan tot het aanschaffen van een radio: “Nooit van oons lee’m. D’r komp neet zo’n neeierwets ding bee’j oons in huus.”
Mijn oom Hendrik Mulder was ook jager. Wij jongens vonden het leuk om mee te gaan met een drijfjacht. De jagers gingen vaak samen naar het jachtterrein, ze kwamen bij elkaar bij het boerderijtje van mijn opa. Tijdens het wachten op de laatste jager werd iedereen al gespannen. Zelfs de honden, want plotseling riep één van de jagers: “Pas op, ’t hontie mut mieg’n.”, maar het kwaad was al geschied. De hond had zijn achterpoot opgelicht en piste tegen de broek en in de laars van één van de drijvers.
Op het landgoed Berkenheuvel werden ook regelmatig drijfjachten gehouden door heren jagers van buiten de streek. Dat was nog spannender, want wij als drijvers werden ook verwend met worst en brood en snert. Eén van de heren jagers had in al die jaren nog nooit een dier geschoten. Aan het einde van één van die drijfjachten kwam hij echter aan met een fazant, maar voordat iemand commentaar kon geven, zei hij: “Deze fazant kreeg een hartaanval, terwijl ik schoot.”
Geert Dekker meldde op een morgen in de kapsalon dat die avond toch wel iets heel bijzonders op de radio zou komen. “Hé, jonges”, zei Geert, “vanoam’nd koompt Louw ban dij en Wil lij der bij (net zo uitspreken als het er staat) op de radio.” Het ging om een optreden van de artiesten Lou Bandy en Willy Derby op de radio. Die waren in die dagen zeer bekend. Geert kende geen Engels. Hij probeerde wat hij gelezen had zo goed mogelijk te verwoorden.
In Deever was Geert Dekker toch wel heel bekend. Het navolgende werd mij verteld door mijn opa Harm Mulder. Geert Dekker ging als jonge knaap naar de catechisatie in de Hervormde Kerk. Tijdens één van de godsdienstlessen liet Geert een nogal behoorlijk luidruchtige wind. De dominee reageerde direct met: “Nou nou Geert, moet dat zo?” Waarop Geert antwoordde: “Domeneer, ’k hep ’t neet edoane, ’t gebeurde aachter mee’j.”

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
De foto van de 84-jarige Geert Dekker stond in het weekblad De Spiegel van 6 juni 1956.

Posted in Alle Deeversen, Deevers, Dorpsfiguur | Leave a comment

D’r zit weer een dikke schoerkerd aachter de schure

Bijgaand artikeltje is door Lammert Joustra uit Zuidwolde geschreven en gepubliceerd in het blad Opraekelen, jaargang 12, nummer 2, juni 2005. Opraekelen is het papieren blad van de heemkundige vereniging uut Deever. De redactie van het Deevers Archief heeft toestemming gekregen van Lammert Joustra om zijn artikeltje in het Deevers Archief op te nemen. De redactie is hem daarvoor bijzonder erkentelijk. De redactie van het Deevers Archief heeft destijds de inleiding bij het artikeltje geschreven.

Wie denkt het Deevers volledig te beheersen, maar willekeurig een paar bladzijden in het ‘Woordenboek der Drentse dialecten’ leest, komt er zeer snel achter dat op elke bladzijde van dit onmisbare standaardwerk wel enkele woorden staan die hij of zij niet meer gebruikt of die bij hem of haar niet bekend zijn. Dat kan ook het geval zijn met het prachtige woord ‘schoere’ of ‘schoerkerd’. Het gebruik van dit woord is al lang uit de tijd geraakt. Wie heeft meer voorbeelden ? Is het Deevers gedoemd te verdwijnen ?

We waren met een paar jongens en meisjes van zo’n jaar of vijftien op visite bij mijn opa Harm Mulder aan de Hoofdstraat in Diever. Op een gegeven moment riep hij: ‘Verdikkemee, d’r zit weer een dikke schoerkerd aachter de schure.’ We waren nogal onder de indruk van dit alarmerende bericht. We vroegen hem wat dat zou kunnen zijn. ‘Jonges, goa moar ies ee’m hen kiek’n.’, zei hij. We gingen eens poolshoogte nemen, maar we konden niets bijzonders ontdekken achter de schuur en ook niet achter de woning. We vroegen weer aan mijn opa wat dat toch wel mocht wezen, zo’n schoerkerd. We vermoedden dat het een dier moest zijn of iets vreemds dat zich daar verborgen hield. Mijn opa Harm zei toen lachend: ‘Ach jonges, da’s gien biest of zo, moar een dikke onweersbeuie.’

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
Harm Mulder woonde an de Heufdstroate in Deever in het huis aan de rechterkant van bijgaande kleurenfoto. De redactie heeft deze foto op maandag 3 september 2018 gemaakt.
Zie ook het bericht Gebroeders Harm en Jaap Mulder weten er alles van.

Posted in Deevers, Dorpsfiguur | Leave a comment