Kees Verhoef sög nog steeds Kees van Duin

De redactie van ut Deevers Archief heeft bijgaand artikel samengesteld op basis van een telefonisch interview met de heer Kees Verhoef, die in de periode 1950-1952 een jaar in kamp ‘de Eikenhorst’ an de Gowe verbleef.

Ik ben geboren in 1939 in Putten in Gelderland geboren. Mijn moeder is met mij van mijn vader weggelopen. In de oorlog heb ik in de Lombokstraat in Amsterdam gezeten bij mijn opa. Daarna ging ik in de oorlog naar een inrichting in Utrecht.

De man die bij mijn moeder was, dat was mijn stiefvader. Die had niet veel met mij. Die sloeg en schopte mij. Als dat gebeurde, dan kon ik niet thuis zijn, dan klom ik lang de regenpijp het dak op en ging ik achter de schoorsteen zitten. Daar kon hij mij niet pakken. De buren hebben op een gegeven moment de politie ingeschakeld. Daarna hebben mensen van de gemeente mij weggehaald. Zo ben ik in kamp ‘de Eikenhorst’ terecht gekomen.

Ik ben twee keer ondervoed geweest. We kenden thuis geen vettigheid. Thuis was het armoede. In het kamp was het eten goed. We kregen prima te eten. Er was goed brood met beleg. We aten in de barak met de keuken en de eetzaal.

Ik kan mij de naam van de commandant van het kamp niet meer herinneren. De commandant had een eigen woning. Die man zag je nooit. Die zat heel ver weg. Die kreeg z’n centen zeker voor niks. De naam van de adjudant was meneer Groen. We wisten zijn voornaam niet. Zo ging dat. Gelijk links van de ingang stond de barak van de leiding. We mochten het terrein niet af. We mochten niet in café Jonkers komen. We gingen niet naar het zwembad in Diever. Ik herinner mij het kanaal nog wel.

In het begin kregen we geen school in het kamp. Mijn taak was werken in het magazijn. Ben Nielen uit Wormerveer was de magazijnmeester. Hij was ook onze sportleraar. In het magazijn had ik wat verantwoordelijkheid. Dat gaf ook enige macht. We droegen militaire kistjes, van die hoge schoenen. Die werden steeds maar gerepareerd, totdat ze uit elkaar vielen. Ik zei dan dat zo’n versleten paar schoenen nog wel een tijdje meeging, maar daar besliste de magazijnmeester dan anders over.

We hadden ook corvee. Daar was een corveelijst voor. We moesten werken in de keuken en in de kantine. We moesten de afwas doen van de jongens uit alle barakken. Voor mij was structuur en discipline in mijn leven positief. In de afwasbarak moesten we alles met de hand afwassen. Met de corveelijst was alles goed geregeld. Er was structuur. Je wist waar je aan toe was. Dat was thuis heel anders. Ik heb in het kamp geleerd voor me zelf te zorgen. Het was goed dat je wat moest doen. Aan mijn tijd in kamp ‘de Eikenhorst’ heb ik veel gehad.

De jongens uit de barak Perú gingen met elkaar om en gingen weinig met de jongens van de andere barakken om. Daar heb ik geleerd wat kameraadschap en discipline is. De jongens onder elkaar vochten wel, maar als je onder kwam te liggen, dan had je verloren, dan was het afgelopen. Maar die Henk Staal hield zich daar niet aan en bleef de jongen die onder lag hard in zijn gezicht stompen. Dat was heel gemeen. In de barak sliepen we op een stromatras. Zo nu en dan werd het stro vervangen door nieuw stro.

Elke ochtend werd de Nederlandse vlag gehesen, net zoals tijdens de militaire dienst. We liepen in de gelid naar de vlag, dan werd de vlag gehesen. We moesten ook regelmatig flink wat kilometers door de bossen lopen. Dat was zwaar.

We hadden eens een hut gegraven in de zandvlakte. Dat mocht van de leiding. We gingen kijken waar de kippen van de commandant waren. We roofden de eieren van zijn kippen. We kregen leverpastei uit een blikje op ons brood. In zo’n leeg blikje kookten we de geroofde eieren van de commandant.

Kees van Duin was mijn kameraad, die kwam uit Scheveningen, vlak bij de haven. Ik kwam uit Groede, vlak bij de haven van Breskens. We praatten over loggers en botters en vissersschepen. Ik ben hem kwijt geraakt. Ik heb naar hem gezocht op Facebook, maar ik heb hem nog steeds niet gevonden.

Ik heb een hele mooie tijd gehad in het kamp. Ik heb een goed gevoel over het kamp ‘de Eikenhorst’. Ik ben daar een jaar geweest. Het is een mooie tijd geweest. De leiding was niet streng. Ze schreven wel alles over je op. Na een jaar ben ik overgeplaatst naar een kamp in Maarsbergen, daar moest ik een vak leren. Ik heb daarna nog in een kamp in Veenendaal gezeten, daar mocht je roken. In een metaalfabriek in Veenendaal heb ik als leerling gaten in scharnieren geponst. Later ben ik gaan varen op de binnenvaart.

Alles wat ik had van het kamp ‘de Eikenhorst’ is verdwenen. Ik had ook grammofoonplaten met uitvoeringen van heldentenoren gekregen van meneer Pols. Mijn stiefvader heeft alles weggegeven. Het enige wat ik nog heb, dat is deze foto. Ik kon niks van vroeger van ‘de Eikenhorst’ terugvinden. Ik zit sinds zes jaar op de computer en heb via Google in de website www.dieversarchief.nl verhalen over ‘de Eikenhorst’ gevonden. Dat was een hele gewaarwording.

Op de foto zie ik Kees van Duin staan. Hij is de jongen met het streepjesshirt. Ik zie aan de kopjes van de jongens dat ze gelukkig waren. Jantje Scholten staat ook op de foto. Hij was een klein mannetje en werd daarmee altijd geplaagd. Ik sta op de foto aan de rechterkant, met mijn handen bij elkaar. Meneer Pols, onze leider, staat achteraan op de foto. Zijn voornaam ken ik niet. Je zei meneer tegen hem, dat was alles. Alles was netjes geregeld. De foto is bij de barak van de groep Perú genomen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De jongens die omstreeks 1951-1953 in de barak met de naam Perú verbleven worden dringend verzocht te reageren op dit artikel van Kees Verhoef en vooral op de groepsfoto. In het bijzonder is de redactie op zoek naar Kees van Duin. Is Kees van Duin nog in leven ?

Abracadabra-1410

This entry was posted in de Gowe, Jongenskamp de Eikenhorst. Bookmark the permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *