Ik heb rond 1953 in kamp ‘de Eikenhorst’ gezeten

De redactie van ut Deevers Archief ontving op 27 januari 2020 van de heer Pieter Bos bijgaand kort bericht over zijn tijd in het jongenskamp ‘de Eikenhorst’ aan de Geeuwenbrug. De redactie is hem bijzonder erkentelijk voor dit bericht.

Ik heb rond 1953 in kamp ‘de Eikenhorst’ aan de Geeuwenbrug gezeten.
Mijn naam is Philiphus Nicolaas Pieter Bos. Ik ben geboren op 7 oktober 1943 in Amsterdam.
Mijn vader was vrachtwagen chauffeur. Hij is in mijn tijd op ‘de Eikenhorst’ één keer langs geweest en mijn moeder ook één keer. Mjn vader was vaak voor zijn werk van huis was en mijn moeder kon de vijf kinderen niet echt de baas. Dat is de reden waarom ik uit huis ben geplaatst. Ik was nogal te avontuurlijk ingesteld en dat had tot gevolg dat jeugdzorg mij uit huis heeft geplaatst. Mijn moeder kon mij niet de baas. Ik heb eerst zes weken in het burgerweeshuis in Amsterdam gezeten. Aansluitend heb ik zes weken in een tehuis in Heelsum bij Rhenen gezeten. Daarna heb ik drie maanden in een kamp in Hummelo gezeten. En aansluitend heb ik een jaar in kamp ‘de Eikenhorst’ bij Geeuwenbrug gezeten.
De indrukken die die tijd in mij hebben achtergelaten, die staan mij niet meer zo helder voor de geest.
Wel was het zo dat ik toen nog niet elke nacht droog kon doorkomen en daardoor door de kamer genoten enigszins gemeden werd. Er was echter een leidster die mij begeleidde en mij hielp met wassen. Ze waste mijn lakens waarna ik deze ’s avonds uit het drooghok op kon halen. Zij was in mijn tijd de enige samen met de leraar Peer die mij nog enige vorm van liefde gaven.
Mijn leraar was Peer. Wij noemden hem Peer de Schuimer. Hij was een aardige vent. Hij kwam uit Eck en Wiel. Hij was een oude auto aan het restaureren.
Ik heb veel vrijheid in het kamp gehad. Waarom ik in kamp ‘de Eikenhorst’ zoveel vrijheid kreeg en andere dingen mocht doen, dat is mij nog steeds een raadsel.
Ik mocht ook een boer helpen met aardappelen rooien en met houtzagen. Bij het aardappelen rooien, dat deden we nog op je knieën met een riek en een gevlochten rieten mand. Ik kreeg koffie in een mok en dikke plakken roggebrood met spek van de boerin. Ik voelde me daar een hele kerel. De boerderij moet nabij de kruising van de Kanaalweg en de Oude Groningerweg staan. Daar heb ik kachelhout staan zagen met een ouderwetse beugelzaag. Het aardappelrooien moet op de plaats zijn geweest waar nu de schuur staat aan de Pastoorszandweg, dus nabij het kamp.
De boer die ik mocht helpen was een soort tuin- en klusjesman. Hij heeft me veel bijgebracht over de natuur.
Ik mocht ook alleen vissen in de vaart. Dat deed ik bij de sluiskom.
Het zandpad achter het kamp, waar we in het najaar cantharellen vonden, is op Google Maps duidelijk herkenbaar. We hebben deze opgebakken met een uitje en een tomaat.
Ik denk dat ik in het najaar ben weggegaan uit het kamp.
Helaas is alles inmiddels zo lang geleden, dat ik van mijn medebewoners geen scherp beeld meer heb .
De vlagceremonie kan ik me nog wel herinneren, maar namen van barakken en van mijn medebewoners weet ik helaas niet meer. Helaas kan ik je ook geen foto’s uit die tijd geven. Zo blijven veel dingen je bij, maar helaas is ook veel niet helder meer voor de geest te halen.
Ik kon na een jaar door naar het leerkamp in Appelscha, wat ik niet zag zitten. Wel ben ik nog steeds verbaasd dat ik mij zo weinig kan herinneren over de scholing die ik daar moet hebben gehad, maar de handarbeidlessen staat mij nog wel duidelijk voor de geest. Het is mogelijk dat daar de basis is gelegd voor vaardigheden, die mij in mijn verdere leven goed van pas zijn gekomen.
Na allerlei te korte opleidingen ben ik in het transport beland en ik heb daar mijn werkzame leven afgesloten.
Ik heb altijd een mooie herinnering aan jongenskamp ‘de Eikenhorst’ gehad. Ik heb daar geleerd voor mijzelf op te komen.
Enige vorm van kindermisbruik heb ik nooit ervaren, mogelijk was ik te jong om zulke dingen op te merken.
Uiteindelijk heeft deze tijd mij gevormd en ook enigszins vervormd, waardoor ik ook op latere leeftijd te vaak mijn eigen weg meende te moeten gaan en daardoor niet altijd in het gareel kon lopen. Ik kan wel stellen dat ik te vaak mijn eigen weg ging en te weinig aandacht had voor anderen, wat een relatie niet ten goede komt. Ik was twintig toen ik trouwde, we kregen twee dochters, maar dit huwelijk is gestrand. Inmiddels houdt mijn tweede huwelijk al zevenendertig jaar stand, met af en toe een hobbel en een kuiltje, maar dat hoort er bij. Toen ik 59 jaar was, ben ik met de vut gegaan. Sindsdien varen wij elk jaar met ons schip naar Denemarken en Zweden en genieten van elke dag.

This entry was posted in de Gowe, Jongenskamp de Eikenhorst. Bookmark the permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *