Category Archives: Traditie

Un olde dikke beuke mit hiel veule tatoeasies

Topfotograaf Bas Dekker heeft op 1 mei 2013 een aantal prachtige kleurenfoto’s van heel veel inkervingen in een beuk in de Deeverse bos gemaakt. De redactie van ut Deevers Archief heeft toestemming van Bas Dekker deze kleurenfoto’s in ut Deevers Archief te tonen. De redactie is hem daarvoor bijzonder erkentelijk.
Het kerven van namen, vaak met een hart, soms met een jaartal, in bomen is een oude Deeverse traditie. Het kerven werd vooral door verliefden gedaan. Hopelijk houden verliefde stelletjes deze traditie nog steeds in stand, want deze mag vooral niet verloren gaan.
De beuk is de boom die voor het inkerven het meest wordt gebruikt. In de gladde bast kan immers gemakkelijk worden gekerfd. Eenmaal aangebrachte inkervingen blijven lang zichtbaar en verbreden zich met de jaren naarmate de boom in omtrek toeneemt.
De vraag is dan natuurlijk hoe oud zijn de inscripties in de beuk op de hier afgebeelde kleurenfoto’s. De redactie meent op een van de afbeeldingen wel het getal 51 (jaartal 1951 ?) te onderscheiden, maar kan op de afgebeelde kleurenfoto’s geen harten ontdekken.
De zeer gewaardeerde natuurminnende en natuurbeschermende bezoeker van ut Deevers Archief moet dus niet denken dat een verliefd stelletje met het inkerven van hun initialen en een hartje vandalistisch gedrag vertoont, en dat de boom als gevolg van de inkervingen doodbloedt, welnee de beuk op de hier afgebeelde kleurenfoto’s toont het tegendeel aan.
De redactie heeft van afbeelding 3 een uitsnede (afbeelding 4) gemaakt, om deze te kunnen tonen als kopafbeelding van ut Deevers Archief. Voor wat het waard is.

Afbeelding 1 – © Bas Dekker, 1 mei 2013.
De beuk is gefotografeerd vanuit kikkerperspectief. 


Afbeelding 2 – © Bas Dekker, 1 mei 2013.

Afbeelding 3 – © Bas Dekker, 1 mei 2013.

Afbeelding 4 – © Bas Dekker, 1 mei 2013.
Afbeelding 5 – © Bas Dekker, 1 mei 2013.

Afbeelding 6 – © Bas Dekker, 1 mei 2013.

Posted in de Deeverse bos, Kopplètie, Traditie | Leave a comment

Ut kebiedskeet’n an de Ten Darperweg in Wapse

De redactie van ut Deevers Archief is een groot voorstander van het behoud van tradities in de gemiente Deever, zoals het carbid schieten aan het einde van het jaar. De grootste vijanden van het carbid schieten zijn de Hoge Dametjes En Heertjes In Het Luxe Gemeentelijke Kantoortuinen En Kantoorparken Complex Aan De Gemeentehuislaan In Deever, die zichzelf beleidsmedewerker noemen, en om de onverwachte haverklap overbodige traditieverstikkende regeltjes kunnen bedenken.
Gelukkig hebben de hiervoor genoemde Hoge Dametjes En Heertjes nog geen verbod op het maken van foto’s tijdens het carbid schieten uitgevaardigd, want dan zouden de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief veel mooie foto’s gaan missen.
Topfotograaf Bas Dekker heeft bijgaand afgebeelde serie prachtige kleurenfoto’s gemaakt op 31 december 2010 tijdens het traditionele carbid schieten op oudejaarsdag aan de Ten Darperweg in Wapse. De redactie is topfotograaf Bas Dekker bijzonder erkentelijk voot zijn toestemming voor het mogen tonen van deze foto’s in ut Deevers Archief.

Afbeelding 1

Afbeelding 2

Afbeelding 3

Afbeelding 4

Afbeelding 5

Afbeelding 6

Afbeelding 7

Afbeelding 8

Posted in Kebied skeet’n, Traditie, Wapse | Leave a comment

De twee bolderstien’n van Henduk van Joapie

De redactie van ut Deevers Archief heeft de hier afgebeelde kleurenfoto (afbeelding 1) gemaakt op 9 november 2009 um vief ure in de noamuddag ten huize van Hendrik Krol an de Heufdstroate in Deever. Op de hier afgebeelde kleurenfoto zijn de twee bolderstien’n van Hendrik Krol (geboren 12 juli 1920 in Deever, overleden op 27 maart 2011 in Deever) te zien. De twee bolderstenen liggen op het tafelkleed in de woonkamer. van Henduk van Joapie.
Hendrik Krol was een zoon van Jacob Krol (geboren op 1 augustus 1889, overleden op 4 november 1948 in Deever) en Aaltje Odie (geboren op 28 maart 1891, overleden op 24 december 1959 in Deever). De redactie heeft de hier afgebeelde kleurenfoto (afbeelding 2) van de grafsteen van Hendrik Krol eb Aaltje Odie gemaakt op 1 december 2023.
Hendrik Krol (Henduk van Joapie) nam jarenlang trouw deel aan het wekelijkse bolderen. In zijn bolderjaren deden ze dat zondags in de middag op de bolderbrink bij het openluchtspel of in de bos op het terrein van de gemeentelijke camping.
De twee bolderstien’n van Hendrik Krol lagen aachter op de deele in zijn boerderij an de Heufdstroate in Deever. Hij wist de twee stien’n zonder te zoeken te vinden. Hij had ze al die jaren dat hij niet meer bolderde gewoon bewaard. Hij moet dierbare herinneringen aan het bolderen hebben gehad.
De bolderstien’n van Hendrik Krol zijn echte stenen. In het veld of op de akkers zochten en vonden de Deeverse bolderaars zo rond mogelijke veldkeitjes, die lekker in de hand lagen. Met name de linker stien is heel geschikt om mee te bolderen. Tegenwoordig draait de bolderaar zelf zijn eigen ronde ‘stien’ van hout en verzwaart deze inwendig met lood.
Bolder’n mit stien’n stien’n of bolder’n mit holt’n stien’n is van minder belang. Het grote belang is dat in Deever de traditie van bolderen blijft bestaan.

Afbeelding 1

Afbeelding 2

Posted in Bolder’n, Eup’mlogtspel, Heufdstroate, Toevallige waarneming, Traditie | Leave a comment

Poasvuur in Deever, Wapse en Wittelte – Poas’n 2016

Op drie plaatsen binnen de grenzen van de gemiente Deever is met de paasdagen een poasbulte verbrand.
De Dorpsvereniging Wittelte heeft zijn poasbulte gemaakt op een plek bij Wittelteweg 18 – Wapserveenseweg 1.
De Wapser Gemeenschap heeft zijn poasbulte gemaakt op een plek bij de Landweg in Wapse.
De Buurtvereniging Kasteel-Dwarsdrift heeft zijn poasbulte gemaakt op een plek aan de Steenakkerweg op de Heezenesch.
De plek van de poasbulte van de Buurtvereniging Geeuwenbrug lag buiten de grens van de gemiente Deever.
De poasbulte in Wapse is tegen de traditie in al op zaterdag 26 maart 2016 rond acht uur ’s avond aangestoken.
De poasbulte in Wittelte is eveneens tegen de traditie in op zaterdag 26 maart 2016 rond acht uur ’s avond aangestoken.
De poasbulte van Deever is zoals de traditie dat wil wel op Tweede Paasdag 28 maart aangestoken.

De Voorkant Van Het Grote Gelijk In De Gemeente Westenveld heeft zo genoemde beleidsregels voor poasbult’n opgesteld. In de webstee van de gemeente Westenveld is sprake van een vreugdevuur, dit is een volstrekt verkeerde term, de juiste term is poasvuur. De betreffende tekstschrijver van de gemeente Westenveld wil de burgers blijkbaar een nieuwe term opdringen..
Een vereniging die niet aan deze zo genoemde beleidsregels voldoet, krijgt van de met de uitvoering van het paasvuurbeleid belaste ambtenaar van de Voorkant Van Het Grote Gelijk In De Gemeente Westenveld geen tijdelijke stookvergunning. Gelukkig voldeden de Dorpsvereniging Wittelte, de Wapser Gemeenschap en de Buurtvereniging Kasteel-Dwarsdrift blijkbaar vooraf wel al aan zo genoemde beleidsregels voor het slepen en verbranden van poasbult’n.
De redactie van ut Deevers Archief betreurt het dat in Oude Willem, Groot Wateren, Klein Wateren en Zorgvlied (de aandere kaante van de Deeverse bos) en an de Deeverbrogge geen poasbulte is gesleept. Haar Tied Zat gien zat tied veur ’t sleep’m van ’n poasbulte ?

In de webstee van de gemeente Westenveld is ook nog de volgende overbodige zin te lezen: Het is alleen aan de organisaties die een ontheffing hebben gekregen toegestaan, een paasvuur (vreugdevuur) te organiseren. Vingertje in de lucht, ah, ah. En let vooral op de term tussen haken: vreugdevuur. Om droevig van te worden.

De met de uitvoering van de zo genoemde beleidsregelds voor het slepen en verbranden van poasbult’n belaste ambtenaar van de Voorkant Van Het Grote Gelijk In De Gemeente Westenveld geeft alleen een tijdelijke stookvergunning aan een vereniging af als is voldaan aan de volgende beleidsregels:
1. de vereniging is niet eerder dan vier dagen vóór het verbranden van de poasbulte begonnen met het slepen.
2. de poasbulte is door de vereniging aangestoken.
3. de poasbulte bestaat alleen uit snoeihout.
4. de poasbulte is schoon opgebrand.
5. de vereniging heeft de verbrandingsresten van de poasbulte afgevoerd.

De vraag is hoe van te voren kan worden nagegaan of achteraf is voldaan aan de hiervoor zo genoemde vijf beleidsregels.
Regel 1 is pas na het aansteken van de poasbulte te controleren. Maar wat als vanwege wind of regen de poasbulte niet op een geplande zaterdag voor Pasen, maar op Tweede Paasdag ’s avonds om acht uur wordt aangestoken en ’s zaterdags, na de vierde dag, wordt nog een vrachtje mooi schoon opbrandbaar snoeihout naar de paosbulte gesleept. Wat dan ? Dan kan regel 1 niet worden afgevinkt. Maar hoe gaat het bevoegd gezag dit controleren ?
Regel 2 is pas na het aansteken van de poasbulte te controleren door het bevoegde gezag. Pas dan kan al dan niet een vinkje bij regel 2 worden gezet.
Regel 3 is wel tijdens het slepen van de poasbulte te controleren door het bevoegde gezag. De poasbulte mag alleen van snoeihout worden gemaakt. Dus gien olde maan’n of stobb’m of olde witt’n of olde baand’n. Maar wat als een vrachtje stobb’m onder in het hart van de poasbulte wordt verwerkt en direct wordt bedekt met schoon opbrandbaar snoeihout. Geen rode haan die daar naar kraait. Regel 3 is echter alleen te controleren als voortdurend iemand van het bevoegd gezag bij het slepen van de poasbulte staat te koekeloeren.
Regel 4 is ook pas na het opbranden van de poasbulte te controleren. In de webstee van de gemeente Westenveld was geen omschrijving van het begrip ‘schoon opbranden’ te vinden. Dit biedt erg veel ruimte voor persoonlijke interpretatie. Wat is schoon opbranden en hoe schoon moet schoon opbranden zijn, is schoon opbranden te meten en wie controleert deze zo genoemde beleidsregel ? Of wordt met ‘schoon opbranden’ bedoeld dat de poasbulte volledig moet zijn verbrand ?
Regel 5 is ook pas achteraf af te vinken. Waarschijnlijk moeten de verbrandingsresten worden vervoerd naar en afgegeven aan een inrichting die een omgevingsvergunning heeft voor het accepteren van verbrandingsresten van een poasbulte.  Bijvoorbeeld afvoeren naar de afvalverwerking in Wijster ? Afvalstroomnummer aanvragen ? Dus het acceptatiebewijs van de afvalverwerking inleveren bij de ambtenaar van de Voorkant Van Het Grote Gelijk In De Gemeente Westenveld die belast is met de uitvoering van de poasbulte-regelties ?

De gevolgtrekking is dat de vijf zo genoemde beleidregels voor het slepen en verbranden van poasbult’n niet zijn te handhaven, zeker niet vooraf, maar ook niet achteraf zijn af te vinken, tenzij dag en nacht een vertegenwoordiger van het bevoegd gezag bij een poasbulte staat te controleren en zodra een vereniging een van de vijf zo genoemde beleidsregels overtreedt, het repressieve vingertje in de lucht steekt, heel hard ah ah roept, en overgaat tot het intrekken van de tijdelijke stookvergunning.
De Voorkant Van Het Grote Gelijk In De Gemiente Westenveld zal de vijf zo genoemde beleidsregels ongetwijfeld aangrijpen om – net zoals bij het kebied scheet’n – het onderwerp op te blazen en vooraf een erg belangrijke informatiebijeenkomst te organiseren om op de betreffende verenigingen in te doctrineren. En bij de traditie van het verbranden van de poasbulte is direct na het verbranden van de poasbulte dan ook nog een erg belangrijke zo genoemde evaluatiebijeenkomst met de verenigingen noodzakelijk, want dan moet voor elke vereniging worden vastgesteld welke van de vijf zo genoemde beleidsregels daadwerkelijk zijn af te vinken. Dan kan het bakkeleien beginnen. En dan ? Geen vijf vinkjes, geen keurmerk, dus repressie en geen tijdelijke stookvergunning voor het volgende jaar ? Kan de gemeente Westenveld het zich in deze tijden van vergrijzing, krimp en geldschaarste eigenlijk wel veroorloven bestuur en ambtenaren tijd te laten besteden aan een klein onderwerpje, zoals het sleep’m en vurbraan’n van een poasbulte ?

Posted in Aarfgood, Deever, Dorpskracht, Gemientebestuur, Heezeresch, Poasvuur sleep'm, Traditie, Wapse, Wittelte | Leave a comment

Palmpoas’n en poasvuur sleep’m in 1939 in Deever

In de krant ‘het Nieuwsblad van Friesland – Hepkema’s Courant’ verscheen op 5 april 1939 het volgende belangwekkende artikel over de tradities met Palmpaschen en Paschen in de gemeente Deever.

Palmpaschen-viering

De burgemeester van Diever geeft het goede voorbeeld
Verleden Zondag was het Palmpaschen en hier en daar is deze dag, vooral door de jeugd, weer naar den ouden trant gevierd. Van de Palmpaschenviering te Akkrum, die ook dit jaar weer gehouden werd, hebben we vorige jaren reeds uitvoerige overzichten gegeven. Ditmaal brengen we enkele beelden van het feest te Diever.
Ook hier dreigde het loopen met de Paaschhaantjes in onbruik te geraken, doch enkele kindervrienden hebben het tot nieuw leven gewekt. Het is de burgervader, de heer Van Os, die met zijn echtgenoote de aloude traditie zoveel mogelijk bevordert.
Zoo trekt de Dieverder jeugd dan in den vroegen ochtend op Palmzondag in kleurigen stoet met de versierde Palmpaaschhaantjes naar de burgemeesterlijke residentie, om den Palmpaaschwensch te brengen, waarna mevrouw ieder kind gelukkig maakt met een netje met een groot Paaschei er in.
Vorigen Zondag namen er wel tachtig kinderen aan den stoet deel.
Ook het Paaschfeest wordt te Diever nog naar oud gebruik gevierd met het ontsteken van grote Paaschvuren.

Onderschrift bij de eerste foto
De Palmpaasch-stoet wordt geformeerd.

Onderschrift bij de tweede foto
Mevrouw Van Os temidden der Palmpaasch-wenschers.

Onderschrift bij de derde foto
Het Paaschvuur-togen in Drenthe en wel in de gemeente Diever.
De brandstof wordt uit het bosch Berkenheuvel naar den weg gebracht, waar de wagen klaar staat.
Dan volgt het transport op den weg naar het dorp, waarvan hierbij de foto. Men moet ruim een half uur loopen om op den berg te komen aan de Burgemeester van Oslaan, waar het vuur zal worden ontstoken.
Zelf trekken de knapen den wagen.

Onderschrift bij de vierde foto
Als ze bij de bult zijn aangekomen, zijn ze flink moe en laten zich al gauw in het gras neervallen om uit te rusten.
Andere jongens maken dan den wagen leeg en bouwen de bult op.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Bij de redactie zijn nagenoeg geen foto’s van het poasvuur sleep’m bekend en zeker geen foto’s van vóór de Tweede Wereldoorlog. In het hiervoor gepubliceerde artikel zijn gelukkig wel twee foto’s van deze traditie opgenomen. Helaas moet de bezoeker van de webstee het doen met bijgaande afbeeldingen. De redactie weet bijna wel zeker dat het negatief van deze foto’s niet meer is te achterhalen.
Wie van de zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief heeft wel een afdruk van deze foto’s ?

Wie kan de redactie informeren over de plek van de derde foto, met het boerderijtje op de achtergrond ?
Als de jongens op de foto’s jongens van de lagere school zijn in de leeftijd van 8 tot 14 jaar, dan zullen de jongsten in 2019 bijna 90 jaren oud zijn.
Wie van die oude generatie kan zich deze foto’s herinneren ?
Wie herkent de jongens op deze foto’s.
Wie kan een verhaal bij deze foto’s vertellen ?

De oeroude naam Kasteel van de weg over ut Kastiel  werd helaas bij de pensionering van burgemeester Hendrik Gerard van Os gewijzigd in Burgemeester van Oslaan.

Abracadabra-1613

Posted in Bosweg, Deever, Haentie op mien stokkie, Poasvuur sleep'm, Traditie, ut Kastiel | Leave a comment

Poasvuur slepers op de brink bee ut gemientehuus

De redactie van ut Deevers Archief toont bijzonder graag afbeeldingen van olde tradisies in de gemiente Deever. En tot die oude tradities hoort zeker ut poasvuur sleep’m in Deever en in de buitendorpen van de gemiente Deever.
Bij de redactie zijn erg weinig afbeeldingen van ut poasvuur sleep’m in de gemiente Deever bekend. Dus hoe meer zeldzaam mooie zeldzame afbeeldingen hij van ut poasvuur sleep’m kan tonen, hoe liever het hem is. En daar hoort de hier afgebeelde zwart-wit foto zeker bij..
Bijgaand afgebeelde zwart-wit foto is aanwezig in de collectie met de naam ‘Collectie Topografische Foto’s’ van het Drents Museum. Deze collectie is aanwezig in het Drents Archief in Assen. Deze zwart-wit foto heeft als kenmerk nummer DM3202474. De naam van de maker van de hier afgebeelde zwart-wit foto is helaas niet bekend. De foto is gemaakt in 1948.
De enige jongen die op de foto is herkend is Jan Kuiper. Hij is de jongen die met de handen in de broekzak naast de boerenkar loopt.
Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief herkent andere jongens op de foto ? Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief heeft ook een afbeelding van ut poasvuur sleep’m in zijn oude fotoalbums ?
In 1948 viel tweede paasdag op 29 maart. De weken voor 29 maart waren eigenlijk nog te koud voor de korte broek, maar toch liep een aantal jongens al met de korte broek. De meeste jongens lopen op klompen, sommigen lopen op schoenen. De jongens moesten de boerenkar zelf trekken met behulp van een lang touw. De redactie weet niet waarom op de bult takkenbossen op de boerenkar een jongen zat. De jongens zijn (met een omweg ?) onderweg naar de plek van de poasbulte. De redactie weet niet of de poasbulte in 1948 nog aan de Bosweg werd gebouwd of toen al bij de vuilnisbelt an de Grönnegerweg ?
Het gebouw op de achtergrond is het oude gemeentehuis aan de brink van Deever. In het bovenlicht van de hoofdingang stonden de woorden Distributie kantoor. Zelfs in 1948, drie jaren na het einde van de Tweede Wereldoorlog, waren bepaalde goederen nog op de bon. Rechts naast het oude gemeentehuis staat de boerderij van Cornelis Seinen. Het lijkt op de foto dat het gemeentehuis zo vlak naast de boerderij van Cornelis Seinen staat, dat er geen ruimte is voor ut pothokke, maar toch staat ut pothokke wel degelijk naast de boerderij.
Gelukkig bestonden in de gemiente Deever in 1948 nog geen betuttelregeltjes voor het poasvuur sleep’m en verbranden van de poasbulte. Dat is toch wel een postuum compliment waard voor burgemeester Jan Cornelis Meiboom (die in de volksmond altijd ome Kees werd genoemd) en zijn consorten. Geen zaken regelen die geen regeling behoeven. Elke regelneef of regelnicht in dienst van de gemeente is één te veel.
De grote vraag is natuurlijk de volgende. Waarom heet de oude traditie poasvuur sleep’m en waarom niet poasbulte sleep’m ? De in Deever wonende Drentenierder, veelal rijke gepensioneerde import uit het westen des lands, die het juiste antwoord geeft, die zal worden beloond met een echte originele Deeverse vetleren medaille.

Posted in Gemientehuus, Poasvuur sleep'm, Topstuk, Traditie | Leave a comment

De eeuwugheid begön as de klokke stille eset wödde

De redactie van ut Deevers Archief vond in een van de dozen met de (papieren) nalatenschap van zijn moeder het blad Avondzon, vijfde jaargang, nummer 4, april 1977, van de Stichting Welzijn Ouderen. In dit nummer van de Avondzon staat op de bladzijden 11, 12 en 13 het volgende artikel van een zekere schrijver M. Wie was toch die M ? De redactie wil dit artikel over de oprichting en de acceptatie van de begrafenisvereniging in de gemiente Deever zeer zeker niet onthouden aan de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief.

Oude gewoonten en noaberschop
Het was in het voorjaar van 1948 dat hier in Diever een begrafenisvereniging werd opgericht. Wel bestond er voordien een lijkwagendienst, waarvan ieder gezin in de gemeente tegen een kontributie van 50 cent per jaar, later f. 1,– lid was. Bij een sterfgeval had men dan recht op gebruik van de lijkwagen en een voorloper.
De ouderen in onze gemeente hebben allen gekend de bekende dorpsfiguur Geert Dekker, die vele jaren rijder op deze wagen is geweest, later werd opgevolgd door Geert de Leeuw en naar ik meen is deze Geert Dekker toen nog lange tijd klokluider geweest.
Toen deze plannen voor oprichting van een begrafenisvereniging bekend werden, kwamen ook de tegenstanders hiervan, of anders gezegd, de voorstanders van de noaberschop en buurplichten in actie.
Verschillende buurtschappen werden bij elkaar geroepen. Het voor en tegen werd dan besproken, en heel vaak kwam men dan tot de konklusie, dan men de noodzaak van een dergelijke vereniging niet inzag, het altijd heel goed samen hadden kunnen doen, enzovoort. Heel begrijpelijk, de eensgezindheid en saamhorigheid van de buurtschappen om niet alleen bij blijde, maar ook in droevige omstandigheden het samen te dragen, hierin zat ook veel moois, en laten we eerlijk zijn, het breken met eeuwenoude tradities is moeilijk.
Maar toen de begrafenisvereniging enige jaren had gewerkt, kwamen toch velen tot de konklusie dat de vereniging echt wel in een behoefte voorzag. De verzorging van een overledene gebeurde door deskundige mensen.
De begrafenissen werden door de uitvaartgeleider keurig verzorgd, het personeel was stemmig gekleed. Het gevolg hiervan was dan ook, dat verschillenden zich melden als lid der vereniging en het voor de buurtschappen steeds moeilijker werd, zodat thans nagenoeg iedereen aangesloten is.
Na dit praatje vooraf, thans nog iets over oude gewoonten en noaberschop. Kwam iemand te overlijden, dan werd eerst de naaste buurman gewaarschuwd. Ieder huis had vroeger zijn buren op wie het in vreugde en tegenspoed kon rekenen. De twee naaste buren hadden de meeste rechten en ook de meeste plichten.
Wanneer de naaste buurman in kennis was gesteld van een sterfgeval, ging deze direct mee naar de nabestaanden en vertrok dan weer om de overige noabers te halen. Wanneer de buren binnen kwamen, werd vaak dezelfde vraag bij het binnen treden gesteld: ‘Goen avond, dat is hier ook een schielijke veraandering, meinsen !’ Of: ‘Zo, hef de Heere hier zien wil edaon ?’
Als alle buren aanwezig waren, gingen alle familieleden de kamer uit en hielpen verder helemaal niet.
Dit niet helpen kwam voort uit het begrip, dat men als familie te nauw met de dode was verbonden geweest. Op sommige plaatsen zei men dan ook, dat de reden hiervan was, dat men zijn eigen familie niet naar het graf mag helpen.
De buren sloten de gordijnen of men zette de vensterluiken voor de ramen en zette de klok stil: de eeuwigheid was ingegaan. Men bedekte de spiegel met een doek, liefst een zwarte of draaide hem om.
Het wassen van doden had in oudere tijden tot doel de stoffen of machten die aan het leven der overblijvenden of aan de dode zelf vijandig geacht werden, onschadelijk te maken .
Tegenwoordig is het wassen nog uitsluitende een hygiënische behandeling en gebeurt ook niet meer met heet water, zoals in de vorige eeuw. Men gebruikte toen heet water, om de zekerheid te krijgen, dat de overledene niet schijndood zou zijn, iets waarvoor men in de negentiende eeuw een panische angst had.
Was de dode gewassen, dan kwam de scheerbaas, als de overlevende een man was, die tegen een extra hoge beloning de dode scheerde en zijn haar bijwerkte. De meeste scheerbazen hadden een hekel aan dit werk, en alleen de goede beloning en de borrel hielpen menige scheerbazen over hun afkeer heen.
Het verzorgen van doden is praktisch altijd een taak geweest van buren en vrienden. In de middeleeuwen werden de doden, zonder kist, liggend op een draagbaar en bedekt door een kleed, ten grave gedragen.
In de zeventiende eeuw werd het gebruik van houten kisten meer algemener voor begraving van een overledene, zeker ook als gevolg van het feit, dat de welvaart toenam. Ook het bekend maken van een sterfgeval was een taak van de buren. Het groeve neugen werd onderling uit besteed. Wie het voor het laagste bedrag wilde doen, werd er mee belast en werd dan ook door de buren betaald. Deze groeve-neuger moest dan de buren en familie, zo nodig ook in verder gelegen plaatsen, persoonlijk nodigen en alleen aan veraf wonenden werd een briefkaart gestuurd. Ook op de dag van de begrafenis werd alles door de buren verzorgd. De koffiemaaltijd, het dragen van de overledene, het klokluiden, enzovoort.
Begrijpelijk is, dat de gebruiken en gewoonten bij de verzorging van overlevenden plaatselijk soms heel erg verschillend waren.  En toch is door het verdwijnen van deze oude gewoonten en noaberschop, de eensgezindheid en saamhorigheid van de buurtschappen heel vaak niet minder geworden.
Wij zijn ervan overtuigd dat de verzorging van overledenen thans beter, plechtiger en keuriger gebeurt.
M.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie betreurt het dat hij dit artikel niet heeft kunnen toetsen aan de grote groeve-kennis van wijlen Jans Roelof Tabak.
De redactie heeft in verschillende berichten aandacht besteed aan dorpsfiguur Geert Dekker.
Geert de Leeuw woonde aan de Kastanjelaan in Oll’ndeever. De redactie herinnert zich dat Geert de Leeuw oud ijzer opkocht en dat hij in kerstbomen handelde. Was hij ook keuterboer ? Geert de Leeuw is geboren op 12 april 1888. Hij is overleden op 9 september 1979. Hij is begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.
De redactie zou bijzonder graag de naam van schrijver M willen weten.

Afbeelding 1
In de Provinciale Drentsche en Asser Courant van 23 januari 1948 verscheen een bericht over de oprichting van een begrafenisvereniging in de gemiente Deever.

Posted in Dorpsfiguur, Geert Dekker, Traditie | Leave a comment

Cent’n griep’m bee ut olde gemientehuus

In de landelijke krant Het Parool verscheen op 6 mei 1954 het volgende bericht over het huwelijk van twee broers en twee zusters op dezelfde dag in het oude gemeentehuis aan de brink van Deever. Gelukkig strooiden de vier bruidegoms op 5 mei 1954 nog wel met centen naar de verzamelde jeugd bij het oude gemeentehuis. In de zestiger jaren van de vorige eeuw is de traditie van ut cent’n strooi’n en ut cent’n griep’m helaas verloren gegaan.

De centen rolden
Burgemeester J.C. Meiboom te Diever voltrok gisteren vier huwelijken, waarbij twee broers en twee zusters uit hetzelfde gezin. H.L. Pot trouwde Harm Hessels, Henderika Hessels koos Albert J. Reiber, Grietje Hessels huwde Albert de Weerd en Jacobus Hessels verbond zijn leven aan Henderika Mos. Naar oud Drents gebruik strooiden de bruidegoms centen bij het verlaten van het gemeentehuis.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Het echtpaar Harm Hessels en Johanna Louissen kregen drie zonen, Hermannus (Mans), Harm en Jacobus (Kobus) en drie dochters Jantje, Henderika en Grietje. De familie woonde op een boerderij an ut Pot’sweggie, adres Wittelte 113, tegenwoordig Meester Broer 3 in Wittelte. In ut Deevers Archief is een op 11 februari 1933 door schooljuffrouw Christina Johanna Augusta ter Horst gemaakte foto van deze boerderij opgenomen. Deze boerderij brandde in december 1934 af. In de buurt van de verbrande boerderij is een nieuwe boerderij gebouwd.
Klaas de Boer besteed in zijn bijzonder waardevolle publicatie Wittelte – Geschiedenis van de boerderijen vanaf 1770 tot heden uiteraard ook aandacht aan het echtpaar Hessels, hun kinderen en hun boerderij. Op bladzijde 18 van zijn publicatie is een foto van de vier bruidsparen voor het oude gemeentehuis an de brink van Deever te zien.
– Het bruidspaar Albert Jan Reiber en Henderika Hessels
Henderika Hessels is geboren op 24 april 1919 in Wittelte. Zij trouwde op 35-jarige leeftijd op 5 mei 1954  in Deever met Albert Jan Reiber. Zij is overleden op 26 januari 2002 op 82-jarige leeftijd in Dwingel. Zij is ten ruste gelegd op de kaarkhof in Dwingel.
Albert Jan Reiber is geboren 17 april 1921 in Dwingel. Hij is overleden op 30 juli 1987 op 66-jarige leeftijd in Dwingel. Hij is ten ruste gelegd op de kaarkhof in Dwingel.
Albert Jan Reiber en Henderika Hessels hadden een fietsenzaak aan de brink van Dwingel.
– Het bruidspaar Albert de Weerd en Grietje Hessels
Grietje Hessels is geboren op 20 maart 1923 in Wittelte. Zij trouwde op 31-jarige leeftijd op 5 mei 1954 in Deever met Albert de Weerd. Zij is overleden op 16 augustus 2020 op 93-jarige leeftijd in Deever.
Albert de Weerd is overleden op 26 augustus 2011.
De redactie heeft in de openbare bronnen nog geen gegevens van Albert de Weerd gevonden.
Het echtpaar bleef wonen en werken op de boerderij aan ut Pot’sweggie.
– Het bruidspaar Jacobus (Kobus) Hessels en Hendrika Mos
Jacobus (Kobus) Hessels is geboren op 8 februari 1925 in Wittelte. Hij trouwde op 29-jarige leeftijd op 5 mei 1954 in Deever met Henderika Mos. Hij is overleden op 4 juli 1988 op 63-jarige leeftijd in Dwingel. Hij is ten ruste gelegd op de kaarkhof in Dwingel.
Henderika Mos is geboren op 6 februari 1930 in Dwingel. Zij is overleden op 4 juli 1988 op 58-jarige leeftijd in Dwingel. Zij is ten ruste gelegd op de kaarkhof in Dwingel.
Jacobus (Kobus) Hessels en Henderika Mos zijn gaan wonen en werken in Dwingel. Maar waar ? En wat deden ze ?

– Het bruidspaar Harm Hessels en Christina (Chris) Hendrika Leonora Pot
Harm Hessels is geboren op 8 oktober 1927 in Wittelte. Hij trouwde op 26-jarige leeftijd op 5 mei 1954 in Deever met Christina (Chris) Hendrika Leonora Pot. Hij is overleden op 21 maart 1995 op 67-jarige leeftijd. Hij is ten ruste gelegd op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.
Christina (Chris) Hendrika Leonora Pot is geboren op 27 juli 1923 in Wittelte. Zij is overleden op 10 december 1979 op 56-jarige leeftijd. Zij is ten ruste gelegd op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.
Harm Hessels en Christina (Chris) gingen wonen en werken op een boerderij bij de Wittelterbrug aan de Dwingeler kant. 

Posted in Cent'n griep'm, Traditie | Leave a comment

De ehoakte poaseierbuul van tante Nel

In de tijd van het burgemeesterschap van Jan Cornelis Meiboom (die in de Deeverse volksmond altijd ome Kees werd genoemd) was het in het dorp Deever gelukkig ook nog steeds de gewoonte dat met Palmpasen kinderen met ‘n haentie op ’n stokkie van de brink in Deever in optocht naar het huis van de burgemeester an de Heufstroate gingen. Daar hing Nelly Veltman (die in de Deeverse volksmond altijd tante Nel werd genoemd), de vrouw van de burgemeester, aan elke versierde stok een netje met eitjes. En het bijzondere was dat zij in de weken vóór Palmpasen al die netjes zelf had gehaakt. Of heeft dochter Elsebé ook wel eens mee geholpen met het haken van de netjes ?
De redactie van ut Deevers Archief vond in een van de dozen met de (papieren) nalatenschap van zijn moeder ook een door burgemeestersvrouw Nelly Veltman (die in de Deeverse volksmond altijd tante Nel werd genoemd) gehaakt netje uit de vijftiger jaren van de vorige eeuw terug. Zie de bijgaande afbeelding van dit netje. Tante Nel haakte met grote steken, snel klaar, om haar voorpret niet te veel te drukken. En ze haakte met garen in de kleuren rood, oranje, wit en blauw. Nationalistischer en koninginnegezinder kon je het met Palmpasen in de vijftiger jaren van de vorige eeuw in Deever niet krijgen.
De redactie heeft in een aantal berichten aandacht besteed aan de Palmpasen-traditie. De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief klikke aan de rechterkant van het scherm op het onderwerp Palmpoas’n.

In de Friese Koerier (onafhankelijk dagblad voor Friesland en aangrenzende gebieden) verscheen op 1 april 1958 het volgende korte bericht.over de palmpasen-traditie in Deever

Diever – De kleuters hebben op Palmzondag met hun kleurige palmhaantjes weer hun opwachting gemaakt bij de burgemeesterswoning. Burgemeester en mevrouw Meiboom konden tot hun spijt niet aanwezig zijn, maar zij hadden voor een vervangster gezorgd. Zuster Broer ontving het jeugdige gezelschap en de ongeveer 120 kleuters gingen ieder met een netje vol lekkernijen naar huis.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief 
Burgemeestersvrouw Nelly Veltman (die in de Deeverse volksmond altijd tante Nel werd genoemd) zal ongetwijfeld voldoende netjes hebben gehaakt en hebben gevuld voor die 120 kleuterschoolkinderen en lagereschoolkinderen. En wijkzuster, beter gezegd dorpszuster, nog beter gezegd gemeentezuster Elje Broer-Doodhagen was een bijzonder goede vervangster van tante Nel, want per slot van rekening heeft ze als zuster de geboorte van heel veel van die 120 kinderen meegemaakt. Elje Doodhagen is geboren op 29 augustus 1894. Zij is overleden op 26 januari 1985 op 90-jarige leeftijd in Deever. Zij is begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.

Posted in Deeverse prullaria, Palmpoas’n, Traditie | Leave a comment

Ut bolder’n is aarfgood van de Unesco

In de Olde Möppeler (Möppeler Kraante, Meppeler Courant) van 4 december 2015 verscheen het volgende voor de redactie van het Deevers Archief zeer verheugende bericht over de Drentse traditie van het bolder’n.

Blokgooien immaterieel erfgoed
Diever. Het spelletje blokgooien dat nog wekelijks gespeeld wordt op het speelveldje aan de Dwarsdrift in Diever, is door Unesco erkend als immaterieel erfgoed. Blokgooien is een oeroud volksspelletje uit het Nedersaksisch taalgebied.
Volgens de overlevering is het spelletje in deze streken terecht gekomen door de Romeinen. De spelregels van het blokgooien zijn altijd doorgegeven van de ouders aan de kinderen, Men moet het niet vergelijken met klootschieten.
Bij het blokgooien worden centen op een blok gelegd en gooi je raak dan mag je de centen omhoog behouden. Hert gooien vindt plaats met een rond zwerfkeitje.
Ze hebben veel benamingen voor het spel, zoals bolderen, klobbejagen en klobbegooien. Zo komt het ook voor onder de naam van piksjitten in Friesland en kaalbakken in Groningen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De Unesco heeft het oeroude Drentse bolder’n eindelijk erkend als immaterieel werelderfgoed. Het spel wordt in delen van Drenthe nog in ere gehouden, onder meer in en rond Roden en Westerbork en natuurlijk in Deever..
De trouwe bezoeker van ut Deevers Archief wordt -na het misschien wel, maar beter niet lezen van het voorgaande in de gauwigheid in elkaar gedraaide stukje rammelende tekst- vooral aangeraden de webstee Blokgooien te raadplegen. De beheerder van deze website heeft zich het vuur uit zijn klompen gelopen om ut bolder’n op de lijst van immaterieel werelderfgoed van de Unesco te krijgen. Hulde. Hulde. Hulde.
Het berichtje vermeldt dat heden ten dage in Deever wordt gebolderd met een rond zwerfkeitje. Dat is uit de duim gezogen onzin. De bolderstien wordt zeker al een generatie lang niet meer gebruikt in Deever. Gebruikte bolderstien’n zijn uiterst zeldzaam en museumwaardig geworden. In de verzameling van ut Deevers Archief bevinden zich de twee bewaard gebleven bolderstien’n van Hendrik Krol Jzn. (Henduk van Joapie)

abracadabra-525

Posted in Aarfgood, Bolder’n, Deever, Traditie | Leave a comment

Cent’n griep’m veur ut olde gemientehuus van Deever

De redactie van ut Deevers Archief kreeg in de jaren 2000-2008 bij zijn bezoeken aan wijlen Anne Mulder – een Deeverse uut de Aachterstroate – die eerst an de Kloosterstroate in Deever, daarna in Gasselte en later in Assen woonde – steeds van hem verhalen, schrijfsels, artikelen, krantenknipsels, documenten en foto’s over Deever ter hand gesteld met de bedoeling deze voor hem al dan niet in geredigeerde vorm te publiceren. Het is de redactie bij het leven van Anne Mulder helaas niet gelukt al zijn Deeverse documenten en foto’s in het papieren blad Opraekelen van de heemkunduge vurening uut Deever te publiceren, dan maar postuum – en uiteraard met alle respect – en beetje bij beetje opnemen in ut Deevers Archief.

Ook bijgaand zeldzaam mooie foto is afkomstig uit de verzameling van Anne Mulder. Anne Mulder was in zijn tijd in Deever werkzaam op de secretarie van de gemiente Deever. Hij was ook ambtenaar van de burgerlijke stand, hij voltrok huwelijken.
In de jaren vóór de restauratie van de gemeentelijke toren en het kerkgebouw bij de brink, dus vóór 1956 bestond in Deever nog de oude traditie van het cent’n griep’m bij trouwerijen. De verzamelde jeugd riep dan ‘gooi wat, gooi wat’.
De bruidegom gooide bij het binnengaan van het gemeentehuis of de kerk en na de voltrekking van het huwelijk bij het verlaten van het gemeentehuis of de kerk muntstukken van een cent naar de verzamelde jongere jeugd.
Maar het kon ook zijn dat onderweg, lopend van huis naar het gemeentehuis of kerk, of van het gemeentehuis of kerk naar huis, de bruidsstoet langs het huis van iemand kwam, die de bruidegom niet mocht lijden, dat hij dan flink wat centen in de voortuin van die persoon gooide in de hoop dat de verzamelde jeugd die voortuin op de kop zette.

De foto is vóór 1956 gemaakt bij het oude gemeentehuis aan de brink van Deever. De foto moet zijn gemaakt vroeg in het voorjaar of laat in het najaar, gelet op de kale bomen op de omheinde hof van de kaarke en gelet op de vele kinderen met muts en winterkleding. Anne Mulder heeft de redactie van ut Deevers Archief niet verteld of hij de maker van deze foto is of iemand anders.
Op deze foto, die is gemaakt vóór de grote restauratie van de gemeentelijke toren en het kerkgebouw aan de brink in de vijftiger jaren van de vorige eeuw, is het toen nog aanwezige hek om de hof van de kaarke goed te zien.
Het brinkje van Deever is ontstaan, nadat ter plekke een kerk was gebouwd en dikke boeren en de schulte en de pastoor in de buurt van het kerkgebouw gingen wonen. Daarom kan de brink van Deever niet het waardevolle keurmerk ‘Origineel Saksische brink’ krijgen. Ech neet.
De grote vraag is natuurlijk: wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief herkent zichzelf of herkent andere cent’n griep’mde kiender op dit topstuk. De redactie zou het heel graag willen weten.

De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die tevens nog een verstokte liefhebber van afbeeldingen op papier is, die kan de hier afgebeelde foto van ut cent’n griep’m bee ut olde gemientehuus ook ten zeerste bewonderen op bladzijde 63 van het in 2008 uitgegeven papieren boekwerkje Diever, zoals het was in de voormalige gemeente, 1930-1980, dat is samengesteld door vrijwilligers van de heemkunduge vurening uut Deever. Maar ja, dan moet je wel in het bezit van dat papieren boekwerkje zijn of dat papieren boekwerkje bij iemand in kunnen zien.

Posted in Alle Deeversen, Brink, Kaarke an de brink, Kaarkhof Grönnegerweg, Topstuk, Traditie | Leave a comment

Snee sköpp’m van de saandweeg’n in Deever

In de Provinciale Drentsche en Asser Courant verscheen op 30 december 1886 het volgende bericht over het ruimen van een dikke laag sneeuw op de belangrijkste zandwegen en voetpaden in de gemiente Deever.

Uit Diever wordt van 27 december gemeld aan de Nieuwe Rotterdamsche Courant:
Zooals met weet, bestaan in Drente nog altijd de persoonlijke diensten.
Toen heden morgen de aarde bedekt was met eene dikke laag sneeuw, die de wegen versperde, werd door bemoeiing van de straatweg-commissie al spoedig de sneeuwslede langs die wegen gesleept,
Op zandwegen gaat dat uit den aard der zaak niet, en spoedig werden daarom de ingezetenen door klokgeklep om den dorpstoren verzameld, en werd dáár door den burgemeester bevolen, dat uit ieder gezin, waarin mannelijke personen van 18-60 jaar aanwezig zijn, binnen een uur een persoon present moest zijn, gewapend met een ballastschop, tot wegruiming van sneeuw van de zandwegen en voetpaden.
Het is een zeer opwekkend gezicht dat werken in massa, waarbij de sneeuwballen natuurlijk niet worden vergeten, en moge het voor de verwende stadskinderen ongerijmd schijnen, dat een burgemeester u maar voor zulk werk kan requireeren, ze doen het in het Drente met lust, het werk is zeer spoedig verricht, en …. het kost geen geld.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Als de inwoners sneeuw moesten geruimen, dan werd vroeger enige tijd geklept met de grote klok.
Het luiden van de klokken in de gemeentelijke toren an de brink van Deever bij verschillende gebeurtenissen is een traditie, die niet verloren mag gaan.

Posted in Saandweg, Toor'n an de brink, Traditie | Leave a comment

Wie bakt ur now nog rechthookugge knieperties ?

In de Provinciale Drentsche en Asser Courant van 30 december 1886 verscheen het volgende berichtje over de oeroude traditie van ut knieperties bakk’n teeg’n ut olde joar.

De laatste dagen van het jaar leveren in de Drentsche dorpen in den regel een eigenaardige drukte op door het nieuwjaarskoeken bakken. Stapels dezer koeken worden in de meeste gezinnen gebakken en wel van roggen- of gerstenmeel.
Dagen te voren zijn de nieuwjaarskoeken-ijzers ter leen gevraagd door diegenen, die deze voorwerpen niet bezitten, en hen, die twee of drie ijzers tegelijk willen gebruiken en er slechts één bezitten. Het bij de dorpelingen veelal in toepassing gebrachte “dienst om wederdienst” doet zich vooral bij dit gebruik voor.
De nieuwjaarskoeken-ijzers zijn meestal zeer oud. Onze voorouders bakten geen ronde, doch langwerpig vierkante koeken. Hunne bakijzers zijn meestal zoodanig veranderd, dat men er thans ronde koeken in bakt. Dit soort ijzers zijn de oudste. Zij zijn voor het merendeel van het begin dezer eeuw, blijkens de daarin staande jaartallen, die men op de gebakken koeken terugvindt, gelijk ook de namen der toenmalige eigenaren.
Het eten van nieuwjaarskoeken is dus een goede gelegenheid om het aandenken aan het voorgeslacht te verlevendigen. de oorsprong van het nieuwjaarskoeken bakken verliest zich in het grijze verleden. De overlevering weet daarvan niets meede te deelen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie kwam in het berichtje wel de term ‘langwerpig vierkante koeken’ tegen; de schrijver van het bericht zal bedoeld hebben ‘langwerpige rechthoekige koeken’.  

De redactie herinnert zich zeer goed dat zijn moeder aan de keukentafel voor al haar kinderen grote hoeveelheden knieperties bakte, niet in een smeedijzeren knijpijzer, maar met een elektrisch rond bakijzer. De knieperties werden na het afkoelen bewaard in grote luchtdicht afsluitbare blikken, dan werden ze niet slof. Ze bakte van het beslag platte ronde knieperties. Een deel van de platte ronde knieperties rolde ze direct na het bakken op met behulp van een stukje pijp van plastic.Die opgerolde knieperties noemden we rülegies.
De redactie weet niet of in de verwesterende en verdrentenierende gemiente Deever de oeroude traditie van ut sölf knieperties bakk’n nog bestaat. De redactie is op zoek naar een echt oud Deevers recept voor het bakken van knieperties. De redactie verneemt het graag van de trouwe bezoekers van ut Deevers Archief.

Posted in Traditie | Leave a comment

Haentie op mien stokkie mit Palmpoas’n in 1939

De redactie van ut Deevers Archief vond bij het digitaliseren (scannen) van zijn papieren archief bestaande uit vooral veel dozen en veel mappen en veel ordners met kranten- en tijdschriftenknipsels, reclamemateriaal, en zo voort, en zo voort, en zo voort, uut de gemiente Deever bijgaand knipsel -nota bene een hele bladzijde- uit het tijdschrift Het Noorden in Woord en Beeld, Jaargang 15, Nummer 4, 7 april 1939, van de ‘Haentie op mien stokkie’ traditie met Palmpasen. In 1939 viel Palmzondag op 2 april. Dat deze tradtie in de dorpen van de gemiente Deever nooit verloren moge gaan.

Het bijschift bij de bovenste foto luidt als volgt
Op Palmzondagmorgen ontving de burgemeester van Diever de palmpaaschdragers op hartelijke wijze. Een 80-tal kinderen waren ditmaal van de partij ! Onze foto laat dit aardige, oude gebruik hier zien. De optocht met al de fraaie ‘haenties op ’n stokkie’ lokt heel wat belangstelling.

Het bijschrift bij de tweede foto luidt als volgt.
Links: Mevrouw Van Os, de echtgenoote van den burgemeester, zien we op deze foto geheel rechts.

Het bijschrift bij de derde foto luidt als volgt.
Hieronder: De Paascheieren worden uitgereikt. Een mooi moment

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Het moge duidelijk zijn dat de eerste foto voor de Griffemeerde Skoele an de Heufdstroate is genomen en de twee andere foto’s bij het huis van de burgemeester an de Heufdstroate.
Zou mevrouw Saakje Lena van der Veen -getooid met cowgirlhoed- zelf de eiernetjes hebben gehaakt ?
Wie herkent personen op de derde foto ?

De redactie is op zoek naar oude foto’s van de ‘Haentie op mien stokkie’ traditie in de dorpen van de gemiente Deever. Wie zou een scan van deze foto’s ter beschikking willen stellen ?
De redactie is op zoek naar nazaten van het burgemeestersechtpaar Hendrik Gerard van Os en Saakje Lena van der Veen. Mogelijke kinderen van dochter Jacqueline van Os zouden nog kunnen leven.
Het is te betreuren dat heden ten dage mevrouw de echtgenote van de burgemeester de kinderen niet meer ontvangt of niet wenst te ontvangen. Of woont de burgemeester van de gemeente Westenveld buiten de gemiente Deever ? Of is de burgemeester van de gemeente Westenveld niet geïnteresseerd in Deeverse tradities ?

De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die ook een verstokte liefhebber van afbeeldingen op papier is, kan de hier afgebeelde zwart-wit foto van de haentie-op-mien-stokkie-optocht ook ten zeerste bewonderen op bladzijde 47 van het in 2008 verschenen papieren boekwerkje ‘Diever, zoals het was in de voormalige gemeente, 1930-1980’, dat is samengesteld door vrijwilligers van de heemkundige vurening uut Deever. Maar ja, dan moet je wel in het bezit van dat papieren boekwerkje zijn of dat papieren boekwerkje bij iemand in kunnen zien.

Posted in Deever, Haentie op mien stokkie, Palmpoas’n, Traditie | Leave a comment

Gemiente geet proat’n mit de kebiet skeeters

In de Meppeler Courant (de Olde Möppeler) van 26 november 2012 verscheen het navolgende bericht over het traditionele carbid schieten (kebiet skeet’n) in Deever.

Gemeente gaat om tafel met carbidschutters
Diever – Over een aantal weken is het oudejaarsavond en wordt er traditiegetrouw flink met carbid geschoten in de gemeente Westenveld. Om ervoor te zorgen dat het carbidschieten veilig gebeurt, wil de gemeente om de tafel met carbidschieters. Burgemeester Jager wil graag meewerken aan het in stand houden van de traditie en daarom worden er twee bijeenkomsten gehouden over de spelregels voor carbidschieters. De overleggen vinden plaats op 6 en 13 december om 20.00 uur in het gemeentehuis. Aan bod komen onder meer de huidige en de toekomstige schietlocaties.

Aantekeningen van het redactie van ut Deevers Archief
De ‘spelregels’ voor het ‘kebiet skeet’n’ zullen wel bedacht zijn door die nijvere niet uut Deever komende en niets van tradities begrijpende regelzuchtige ambtenaren van het Team Veiligheid van de gemeente Westenveld. Wie wil nou regels bedenken voor het spel ‘kebiet skeet’n’ ? Het is geen spel, het is een traditie !
Traditie is een melkbusse an un iekeboom bien’n op ut pièrdemaarktterrein bee de kaarkhof. Ut lid an un laank stuk touw knupp’m en dan in ut pikkedonker bolder’n tot daij ur doof van wödt of tot dat de plisie komp. Dat möt now en doalijk en veur altied de stee veur ’t kebiet skeet’n weed’n.
Het plaatselijke niet uit Deever komende correspondentje van de Olde Möppeler (Meppeler Courant) vergiste zich een beetje bij het bedenken van de titel voor zijn berichtje: carbidschutters = carbidschieters. Het zij hem voor deze ene keer vergeven.

 

Posted in Gemeente Westenveld, Kebied skeet’n, Traditie | Leave a comment

Knallen met carbid wint terecht aan populariteit

In het Nieuwsblad van het Noorden verscheen op 29 december 1988 het navolgende bericht over het kebied scheet’n in Deever,

Neveninkomst voor de gebroederers Kleine in Diever
Knallen met carbid wint aan populariteit
Diever – Onze ouders wisten eigenlijk niet anders. Rondom de jaarwisseling lekker knallen met een blikje met carbid. Was je echt ruig, dan gebruikte je een melkbus en waren de dreunen tot ver in de omtrek te horen. Uren was je er mee bezig. Tegenwoordig wordt er voor miljoenen aan vuurwerk ‘verknald’. Lontje aansteken, weggooien, volgende ronde. Van echt tijdverdrijf is geen sprake, althans dat vinden de gebroeders Klaas en Berend Kleine uit Diever.
Ze zijn smid van beroep, maar hebben deze dagen bescheiden neveninkomsten aan de verkoop van carbid. Dat wordt de laatste tijd weer aardig populair volgens Berend, die namens de twee het woord voert. ‘Dit is het derde jaar dat we het verkopen en aanvankelijk waren we de enige in de wijde omtrek. Maar er komen steeds meer verkooppunten, zodat we vorig jaar tien kilo overhielden. Dat betekent tien procent van de omzet, want de gebroeders Kleine kopen niet meer dan honderd kilo in. ‘Het moet een lolletje blijven’ vinden ze.
Carbid is een gangbare afkorting van calciumcarbide, staat in de encyclopdie te lezen. Het is een verbinding van calcium en koolstof , die wordt verkregen door calciumoxide met cokes in een elektrische oven te verhitten. Met water geeft het acetyleen, Vroeger werd carbid gebruikt voor verlichtingsdoeleinden en bij het lassen. Tegenwoordig tracht een enkeling de mollen in zijn tuin met de gasontwikkeling van carbid te verdrijven. De mogelijke knaleffecten zijn echter de belangrijkste attractie.
Het toevoegen van de juiste hoeveelheid water is erg belangrijk, vertelt Berend Kleine. ‘Doe je er teveel bij, dan doet het niets. Dan heb je een te rijk mengsel. Dan moet je het blikje maar weggooien en weglopen en wachten tot hij helemaal uit is.’
Mits er verantwoord mee wordt omgesprongen, hoeft knallen van carbid niet gevaarlijker te zijn dan het afsteken van gewoon vuurwerk. Het is in elk geval veel spannender, want je moet er zelf heel wat voor doen om een mooie knal te krijgen. Doorgaans wordt een stevig blikje met een precies sluitend deksel gebruikt. Via een gaatje onderin wordt de carbid aangestoken. Dank zij de gasontwikkeling ontstaat de explosie. Doordat de deksel er af vliegt, blijft het blikje voor een volgende keer behouden, maar soms zoek je je natuurlijk wel een ongeluk naar deze afsluiter. ‘Wij deden er vroeger wel eens een lang touw aan’, vertelt Berend, wiens ogen gaan glinsteren bij de herinneringen aan vroeger. Een lang stuk touw is zeker geen luxe aan het deksel van een melkbus, waarmee ook wordt geschoten. Dat is zeker niet zonder gevaar, want zo’n zwaar deksel kan een eind vliegen. Ook komt het wel voor dat achter uit de bus, als het deksel er te stevig op is gedrukt, een forse steekvlam komt. Uitkijken, dus.
Voor de verkoop van carbid heb je geen vergunning nodig, zoals bij vuurwerk. Ook de jeugd loopt geen gevaar door de politie in de kraag te worden gevat. ‘Hoogstens voor ordeverstoring. De wet zal er nog wel op aangepast worden, denk ik. Een bromfiets die te veel lawaai maakt, mag toch ook niet.’

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Berend Kleine (de grote Hendrik) beschrijft in het artikel op sublieme wijze hoe je op een veilige en mooie manier op oudejaarsdag en oudejaarsavond voor 10 gulden per kilo met carbid kunt schieten. Het artikel is een kleine maar goede handleiding voor de doe-het-zelver.
Lekker balder’n zonder de aanwezigheid van politieagenten en zonder de hinderlijke bemoeienissen van De Hoge Dametjes En Heertjes Van De Voorkant Van Het Grote Gelijk Van De Gemeente Westenveld. Of heeft
 De Voorkant Van Het Grote Gelijk de verkoop van carbid inmiddels ook geregeld in een verordening ? Dat zou best eens zo kunnen zijn.

Abracadabra-441

Posted in Aarfgood, Heufdstroate, Kebied skeet’n, Klaas Kleine, Traditie | Leave a comment

De traditie van ut kebied skeet’n in Deever

De redactie van ut Deevers Archief toont bijzonder graag getekende en geschilderde objecten uut de gemiente Deever aan de zeer gewaardeerde trouwe bezoekers van ut Deevers Archief. Hoe meer afbeeldingen van tekeningen en schilderijen zijn opgenomen in ut Deevers Archief, hoe liever het de redactie is.
De kunstenaar Willem van Spronsen gaf de redactie toestemming zijn twee bijgaande prachtige tekeningen van het carbid schieten op oudejaarsdag op de Westeresch aachter de meule in Oll’ndeever te tonen in ut Deevers Archief. De redactie is hem daar bijzonder erkentelijk voor.
De kunstenaar heeft de tekeningen gemaakt op 31 december 2018. Zo te zien hebben de tekeningen als titel: Carbied schieten.

De kunstenaar stelt wel enige voorwaarden aan het tonen van deze tekening in ut Deevers Archief:
a) de afbeelding mag niet worden ingekort;
b) de afbeelding alleen tonen in ut Deevers Archief, mits ut Deevers Archief niet voor commerciële doeleinden wordt gebruikt.
c) alleen met schriftelijke toestemming van de maker mogen derden voor andere doelen van deze afbeelding gebruik maken.
De redactie van ut Deevers Archief hoopt dat de kunstenaar Willem van Spronsen nog veel tekeningen en schilderijen (al dan niet in opdracht) van objecten in de gemiente Deever zal maken.
De kunstenaar is graag bereid -als men het in Deever een leuk idee vindt- een kleine eenvoudige expositie met een aantal tekeningen en schilderijen, met ook werken uut Deever en omgeving, in te richten, in bijvoorbeeld het Raadhuis van de gemeente Westenveld aan de Gemeentehuislaan in Deever.

In de algemene plaatselijke verordening van de gemeente Westenveld zijn in artikel 2.73a de bekrompen en bevoogdende betuttelregeltjes voor het traditionele carbid schieten op oudejaarsdag te vinden.

Posted in Kebied skeet’n, Kuunst in de gemiente Deever, Tiekening, Traditie | Leave a comment

Voorkant van het gelijk organiseert bijeenkomst

In de Meppeler Courant van 5 december 2014 verscheen het volgende zorgwekkende bericht over een bijeenkomst over het ‘kebied scheet’n’ in de gemeente Westenveld.

Informatiebijeenkomst over carbid schieten.
Diever. In het gemeentehuis in Diever wordt maandagavond een informatiebijeenkomst gehouden over het schieten met carbid. Burgemeester Rikus Jager roept iedereen die van plan is om bij de oudjaarviering met carbid te schieten om aanwezig te zijn bij deze bijeenkomst. Tijdens de avond die om 19,00 uur begint, worden de organisatie, traditie en de regels besproken. De wijkagenten en toezichthouders in de gemeente zijn ook aanwezig.

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
Het is zorgwekkend dat de voorkant van het gelijk zich in grote getale op de oudejaarstraditie van het ‘kebied scheet’n’ heeft gestort. Het bericht wekt de suggestie dat de burgemeester van de gemeente Westenveld zelf ook aanwezig zal zijn bij de mineure bijeenkomst. Wat is de reden van de bemoeizucht en regeldrang van de voorkant van het gelijk met deze toch al jaren door de voorkant van het gelijk verregelde traditie, die daarmee dreigt te verworden tot een plastic traditie ? Is het niet veel beter een en ander te delegeren en per ‘balderplaats’ een gratis dorpskracht als ‘kebied-scheet-coördinator’ te benoemen, dan dat de voorkant van het gelijk er zijn dure tijd in steekt’ ?

 

 

 

Posted in Deever, Dorpskracht, Kebied skeet’n, Traditie | Leave a comment

Ut bolder’n was, is en blef Deevers aarfgood

De redactie van ut Deevers Archief heeft de hier afgebeelde zeven kleurenfoto’s gemaakt in de middag van woensdag 6 november 2019 tijdens ut bolder’n. De kleurenfoto’s zijn gemaakt op de Bolderbrink an de Dwarsdrift in Deever.
Na het overlijden van de gebroeders Gerrits (de Garries jongen) en Teunis Roozeboom was de vaste groep bolderaars hard aan uitbreiding en ‘verjonging’ toe. Gelukkig zijn enige echte ‘jonge’ Deeverse jongen met het spel mee gaan doen, zodat nu met gepaste trots kan worden gemeld dat in november 2019 de ‘jongste’ bolderaar achtenzestig jaar was. Maar de groep bolderaars kan nog wel met enige spelers worden uitgebreid, want er was een tijd dat ze met elf man speelden. Een nieuwe speler hoeft niet per sé een echte Deeverse te zijn. Want de speler met het donkerblauwe vest is een echte Dwingeler. Een nieuwe speler hoeft niet per sé direct bee ut bolder’n ut Deevers te proat’n, mor möt ut Deevers wè good vurstoan, 
De redactie van ut Deevers Archief signaleerde enige nieuwe ontwikkelingen in ut bolder’n.
Onder het blok met daarop de eurocenten ligt nu een zwarte rubberen mat. Door deze mat is het zicht op de eurocenten, die na het omgooien van het blok op de rubberen mat zijn gevallen, verbeterd. De gevallen eurocenten zijn gemakkelijker van de mat te rapen dan in het zand. Het zand moet zo nu en dan wel van de rubberen mat worden geveegd. Daarvoor dient de meegebachte bessem.
De eigenaar van het aangrenzende tippie gruunlaand heeft zijn tippie met gaas afgerasterd en heeft bij un vreenpoal un stiggeltie gemaakt. Als een bolderstien in het vuur van de strijd toch onverhoopt aan de andere kant van de afrastering terecht komt, dan hoeft het gaas niet verropt te worden, dan kan de bolderaar voor het passeren van de afrastering gebruik maken van ut stiggeltie. Ut stiggeltie kan ook gewoon worden gebruikt als rustplaats voor de minder jonge bolderaar.
De redactie van ut Deevers Archief verwijst voor de volledigheid naar de berichten die zichtbaar worden na het aanklikken van de categorie Bolderen in het rechter deel van het scherm of onder aan het bericht.

 

Posted in Aarfgood, Alle Deeversen, Bolder’n, Traditie | Leave a comment

De zoore poal van droefheid en van leed

Het jaarboek 1869 van het tijdschrift De Oude Tijd bevat onderwerpen, zoals geschiedenis, maatschappelijk en huiselijk leven, monumenten, volkseigenaardigheden, overleveringen, kunst, nijverheid, gebruiken, kleeding, volksverhalen, spreekwoorden en liedjes uit Noord- en Zuid-Nederland. De samenstelling van het jaarboek 1869 stond onder leiding van David van der Kellen jr. met medewerking van Noord- en Zuid-Nederlandsche geschied- en oudheidkundigen en kunstenaars.
In het genoemde jaarboek 1869 staat in het hoofdstuk Bijzonderheden uit het Drentsche volksleven op de bladzijden 306, 307 en 308 het artikel De Zoore Poal van Cornelis van Schaick. Hij was predikant, dichter en prozaschrijver. Hij was van 1838 tot in 1851 gemeentepredikant in Dwingel. In de streek heeft hij van dichtbij het volksgebruik (het is onterecht te spreken van een volksgericht) van het brengen van de zoore poal aan een jongen of meisje die de bons had gekregen, meegemaakt. In de gemiente Deever heeft dit volksgebruik zeer zeker ook bestaan. 

De Zoore Poal
Kom waar gij wilt, in Noord of Zuid, in Oost of West, gelijk ieder volk zijn eigen taal heeft, zoo heeft het ook zijn eigenaardigheden en zeden, gebruiken en spreekwoorden, liedjes en deuntjes, uitspanningen en vermaken, en dat in de steden zowel als op het platteland. Hoe stil, ernstig en in zich zelven gekeerd de Drenth over ’t algemeen en vooral in den boerenstand ook zij, toch is hij niet blind en doof voor gezellig verkeer en voor uitspanning en genot. Ik verzeker u, als hij loskomt durft hij er te wezen, stout den besten student of elken vroolijken Piet.
En waarom niet ? Een boer is immers ook een mensch, zoowel als de voornaamste edelman. De boog kan immers niet altijd gespannen zijn ! Op kermissen en bruiloften weet hij zoowel van uithalen en pret maken als de stedeling. Genot en vorm verschillen, hij geniet op zijn wijs. Hij springt en danst, hij zingt en drinkt en haalt zijn hart op naar eigen smaak. En daarover valt niet te twisten. – En nu ter zake ! Wij mogen ’t geduld onzer lezers niet te lang op de proef te stellen.
Sedert onheugelijke jaren was het ten platten lande in Drenthe het gebruik, om hem of haar, die met een ander in ’t huwelijk zou treden, dan waarmee hij of zij gevrijd had en nu, zoo als men ’t noemde, de bons kreeg, in de bruidsdagen een ouden dooden wilgen boom of groot stuk hout, soms in versleten mans of vrouwen kleeren gewikkeld, naar gelang van omstandigheden, met alle staatsie en onder allerlei gebaar en getier te huis te brengen. Zoodra zij, met hun last op de schouder, de woning der teleurgestelden naderen, nemen onze knapen een diep stilzwijgen in acht, om ongemerkt ’t zij voor of achter, binnen te dringen. Gelukt hun dit, dat juist niet altijd het geval is, dan stuiven zij met woest alarm het huis in, werpen hun last van den schouder voor de voeten van hem of haar die zoo jammerlijk teleurgesteld is, ter vergoeding van zijn of haar gemis. Een der gasten vangt in aller naam aldus aan:

Hier brengen wij u een zoore poal,
Van droefheid en van leed.
Het is wel meer gebeurd,
En ook wel meer geschied.
Waarom eerwaarde maagd !
Zijt zij zoo hoog bedroefd ?
Dat gij in stilheid klaagt,
Laat hangen zoo uw hoofd.
Dit hebben wij gezien
Die groote droefheid stof.
En om ’n troost te bien,
Zijn wij gekomen of,
Het is N.N. gewis
Waarom dat gij zoo klaagt
Die nu de bruigom is
Al met een ander maagd.
Zoudt gij daarom zoo treuren ?
Gij frissche, jonge maagd
Komt dit u hier gebeuren
Al met den echten staat.
Zie dan de zoore poal
Zie dan de groene struik
Die voor u neder staat
En kijk weer vroolijk uit.
Kies nu met volle vreugd
Een frisschen, jongen maat
Waarmee gij leven meugt
Al in den echten staat.
Kom ! hoor mijn reden aan,
Ga gij uw tranen droogen
En laat uw schreijen staan,
Al is uw hart bewogen
Al heeft uw liefste u verlaten,
Die u zoo menigmaal
Met minnelijke taal 
Wist tot u toe te praten.
En nu tot uw verdriet
Als gij voor oogen ziet
Zal hij een ander trouwen.
En binnen korten tijd,
Al met zijn lief  verblijd,
Een vroolijk bruiloft houden.
Die zaak gaat zoo aan ’t end.
Kom, treur om hem niet meer !
Een ander, die gij kent,
Dien geven wij u weer.
Is N.N. u ontgaan.
Laat A.B. er in plaats staan.
Het is een oud gebruik
Dat men een groene struik
Een zoore poal daarneven
Gaat zetten voor den mensch
Die het niet naar zijn wensch
In ’t minnen heeft gekregen.
Kom leg de poal op ’t vuur
En brand voor ons plezier,
En wil daarbij tracteeren
Al voor dit rijmgedicht,
Dat voor u is gesticht.
Het is voor u met eeren,
En juist naar ons begeeren.

Onmiddelijk laten wij hierop volgen een soortgelijk rijm waar ’t een teleurgesteld jonkman geldt.

Wij brengen u een dorren poal,
Ons dunkt het moet nu wezen.
Dient tot verbetering van uw kwaal,
Die dient toch wel genezen.
Dit beeld N.N. nu af,
Die gij eens plag te vreijen.
Die gij zoo menig kusje gaf,
Gaat nu een ander vreijen.
Is het N.N. die het doet,
Nu moet het op een anderen voet,
Gij moet niet langer weenen.
Is N.N. u ontgaan,
Wil weer een ander zoeken.
Ja, vriend ! dat hebben wij u te raan,
Ga vrij in alle hoeken.
Daar zijn wel meisjes abondant,
Die u wel mogen lijken.
Kom ! wil dan nu maar heel plaisant,
De kurk van ’t fleschje strijken.
Schenk in, en drink de schrik van ’t hart,
Wij zullen u wel helpen.
En drinken wij dan zonder smart,
Dat zal uw droefheid stelpen.
Nu, vriend ! nu scheiden wij er uit
En wenschen u veel zegen.
En wenschen u ook tot besluit,
Veel voorspoed op uw wegen.
Wij wenschen dat nu binnen kort,
Dat wij haar dan als uwe bruid,
En u als bruigom groeten.

Na afloop dezer formaliteit werden de wakkere maats, ondanks zich zelven, door den teleurgestelde getracteerd, ten einde allerlei onaangenaamheden voor te komen. Oudtijds op bier, stoet en brood – later op koffie – soms op jenever.
Niet altijd gelukte het binnen te dringen. Menig malen kwam men voor een gesloten deur. In dat geval werd de zoore poal voor ’t huis neergelegd en allerlei straatrumoer gemaakt, soms grove baldadigheden gepleegd.
Langzamerhand echter raakt het thuis brengen van den zoore poal in onbruik en zal wel spoedig behooren tot het verledene, naarmate de beschaving ten platten lande door goed geordend onderwijs veld wint.
Eer wij dit artikel besluiten, voegen wij er nog bij een fragment van een soortgelijk rijm, bedrieg ik mij niet, te Diever in gebruik, zoo wel bij jonkman als bij maagd.

Het is een oud gebruik,
Dat men een groene struik,
Of zoore poal daarnevens.
Gaat zetten voor den mensch.
Die niet naar hartewensch.
In ’t vrijen is bedreven.
En deze groene tak
Tot troost ik die afbrak,
Wilt hem ook zoo aanschouwen.
Ik wensch na korten tijd,
U gansch te zijn verblijd,
Naar wensch te mogen trouwen, 
Enzovoort.

Wij zouden wenschen dat zij, die in het bezit waren van soortgelijke rijmen, ze deponeren in de Oude Tijd. De voorraad is met het geleverde niet uitgeput. Drenthe levert bouwstof op dat gebied in overvloed. Er is zeer veel dat verdient aan de vergetelheid te worden onttrokken.

Noot van de schrijver bij het begrip ‘groene tak’ of ‘groene struik’:
Niet altijd en overal werd de groene struik bij de zoore poal gevoegd. Op enkele plaatsen gebruikte men de struik niet. En waar die gewoonte in zwang was, hing het af van de meer of minder gunstige stemming of toegenegenheid waarin de teleurgestelde mocht delen.

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
Cornelis van Schaick beschrijft in zijn artikel de Zoore Poal dat in 1869 is gepubliceerd het volksgebruik van ‘het brengen van zoore poal’ in Dwingel en omstreken van vóor 1851, immers hij woonde tot in 1851 in Dwingel, daarna in Paramaribo in Suriname. Cornelis van Schaick beschrijft een mild, eerlijk en sober volksgebruik.
Volwassen en trouwlustige jeugdigen wilden het liefdesverdriet en de teleurstelling delen met de jongen die of het meisje dat de bons had gekregen, ze wilden hem of haar een hart onder de riem steken, ze wilden de zoore poal of het zoore holt (de oude liefde) daadwerkelijk verbranden (vergeten) en met het brengen van een groene struik of tak (dat zal in de winter een dennetak of een hulsttak zijn geweest) de jongen of het meisje een nieuwe verkering, nieuw liefdesgeluk toewensen.
En de volwassen en trouwlustige jeugd wilde natuurlijk in het huis van de betreffende het liefdesverdriet en de teleurstelling delen onder het genot van een drankje en een hapje (in die volgorde). Dat vindt de redactie zeer begrijpelijk, dat zou de redactie ook hebben gewild. Daar kan geen koud en kil en afstandelijk hedendaags digitaal sociaal (?) medium tegenop. De redactie vindt het ook begrijpelijk dat de volwassen en trouwlustige jeugdigen flink rumoer gingen maken als zij niet binnen geraakten, want de buurt moest het dan getoonde asociale gedrag van het meisje of de jongen dat in de steek was gelaten toch vooral weten.
In jaargang 2019, nummer 1 van Opraekelen, het papieren blad van de heemkundige vereniging uut Deever, staat een artikel over het brengen van de zoore poal, waarin dit al vóór 1900 verdwenen milde, eerlijke en sobere volksgebruik als een soort van sensationeel volksgericht met allerlei woeste varianten wordt afgeschilderd.
De redactie betreurt het ten zeerste dat Cornelis van Schaick de Nederlandse vertaling van de ongetwijfeld in het Dwingels of Deevers uitgesproken verzen tijdens het overhandigen van de zoore poal niet in het Dwingels of het Deevers heeft opgenomen in het hier opgenomen artikel. De redactie vindt het bijzonder jammer dat het laatste vers niet volledig is weergegeven.
Mannen domineerden bij het brengen van de zoore poal. De redactie heeft uit het artikel van Cornelis van Schaick niet kunnen concluderen dat volwassen en trouwlustige meisjes de zoore poal brachten naar een meisje dat in de steek was gelaten door een jongen. En al helemaal niet dat volwassen en trouwlustige meisjes de zoore poal brachten naar een jongen die in de steek was gelaten door een meisje. Het is goed voorstelbaar dat de deur van in de steek gelaten meisjes vaker dicht bleef dan de deur van in de steek gelaten jongens.
De redactie stelt zich voor dat op de plaats van N.N. werd gelezen de naam van de persoon die het betreffende meisje of de betreffende jongen in de steek had gelaten. De redactie stelt zich voor dat op de plaats van A.B. werd gelezen de naam van een mogelijk nieuwe kandidaat voor het betreffende meisje.

Posted in Traditie | Leave a comment

De sproanust’n in de beuk’n an de Toor’nlaene

Op ontzettend veel zwart-wit ansichtkaarten uit de vijftiger, zestiger en ook nog uit het begin van zeventiger jaren van de vorige eeuw is een fraai bosgezicht van de Deeverse bos te zien. Heden ten dage is de grote uitdaging uit te vinden waar precies zo’n zichtbaar stukje van de Deeverse bos op zo’n ansichtkaart zich bevond. Voor de meeste bosgezichten is het schier onmogelijk die uitdaging aan te gaan.
Bijgaand afgebeelde wit-omrande zwart-wit ansichtkaart is in november 1949 uitgegeven door Van Leer’s Fotodrukkerij N.V. De ansichtkoate was in de Wiba-winkel van Jan Brogg’n (Jan Brugging) en Griet Oost an de Heufdstroate in Deever te koop. De foto voor deze ansichtkaart is wellicht en allicht al in de zomer of herfst van 1949 gemaakt.
De redactie van het Deevers Archief weet de plaats van het bijgaand afgebeelde bosgezicht toevallig wel, want aan dit bosgezicht zijn eigen herinneringen verbonden.
De foto voor de zwart-ansichtkaart is aan het begin van de Torenlaan op Berkenheuvel gemaakt, dus vlak bij de Westerschaapsdrift. De redactie heeft voor de duidelijkheid op een stukje topografische kaart uit 1949 een vette zwarte pijl bij de plaats gezet, zie de bijgevoegde afbeelding.
De natuurfabriek Vereniging Tot Behoud Van Natuurmonumenten, gevestigd in het verre verre ’s Graveland in de provincie Utrecht, is niet van plan de zandwegen in zijn deel van het natuurmonument Berkenheuvel te onderhouden, laat staan te behouden; die zandwegen worden steeds onbegaanbaarder, moeten blijkbaar uit het landschap verdwijnen. Toch zal de Vereniging Tot Behoud Van Natuurmonumenten ook een Vereniging Tot Behoud van Cultuurmonumenten moeten zijn, want de kronkelige zandweg Westerschaapsdrift is zo’n te behouden cultuurmonument, die is eeuwenlang een looproute van Deeverse skoap’m tuss’n ut dörp en de heide ewest. De Westerskoapsdrift is Deevers aarfgood ! Mr. Albertus Christiaan van Daalen had daar in elk geval wel respect voor.
De wandelaar en de fietser kunnen steeds moeilijker hun eigen weg volgen deur de bos, die moeten steeds meer een eigen weg deur de bos banen. En dat lijkt de bedoeling te zijn. De wandelende klanten worden ten zeerste geacht braaf en uitsluitend de door de natuurfabriek vastgestelde en voorgekauwde en gemarkeerde routes door zijn natuurwinkel te volgen. En het parool is: met de fikken overal van afblijven. De fietser wordt ten zeerste geacht weg te blijven.
In de vijfiger en zestiger jaren van de vorige eeuw bestond in Deever in het voorjaar in de eierlegperiode onder de sterkere niet zo benauwde straatjongens van de hogere klassen van de lagere school nog de traditie van het eier seuk’n.
In de op de afbeelding zichtbare beuken aan het begin van de Torenlaan zaten op een behoorlijke klimhoogte van de grond holen van spechten. Spreeuwen bezetten verlaten spechtenholen of verjoegen brutaal de spechten uit hun hol voor het bouwen van een eigen nest. Het uithalen van eieren van kraaien, spreeuwen, eksters en duiven betekende in bomen klimmen. Dus na schooltijd oude kleren aantrekken voor het onvermijdelijke en vaak zware klimwerk en een pet opzetten.
Een keer in de paar dagen werden ook de holen in de beuken aan het begin van de Torenlaan, maar ook holen in beuken op andere plekken in de bos, gecontroleerd op de aanwezigheid van nog niet bebroede sproaeier. Gevonden eieren werden na het uithalen direct onder de pet gestopt, dan gingen de eieren niet kapot en waren de handen weer vrij voor het klimwerk. Niet alle eieren in een nest werden meegenomen. Eén ei moest blijven liggen, bij een leeg nest zouden de vogels het nest kunnen verlaten.

Posted in Aarfgood, Ansichtkoate, Landgoed Berkenheuvel, Saandweg, Traditie | Leave a comment

Ut poasbulte sleep’m in Deever in 1938

In het onvolprezen geïllustreerde familie-weekblad voor Groningen en Noord-Drente ‘Het Noorden in Woord en Beeld’, Jaargang 13, 1937-1938, 11 maart 1938, bladzijde 29 is de hier afbeeelde foto van ut poasbulte sleep’m in Deever te bewonderen. Voor de volledigheid en de duidelijkheid is hier tevens de tekst bij de afbeelding weergegeven.

De voerman, die baas kan blijven over al deze vurige jongen ‘peerden’, kan ook gerust met een vierspan gaan rijden ! Ze trekken de wagen door de omgeving van Diever, om hem vol te laden met brandbaar materiaal voor de aanstaande Paaschvuren. Ze zijn er zeker vroeg genoeg mee bezig !

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
Het werkgebied van de redactie van ‘Het Noorden in Woord en Beeld’ beperkte zich blijkbaar niet alleen tot Groningen en het noorden van Drente, maar besteedde zo nu en dan ook aandacht aan Deever, in het zuid-westen van Drente.
In 1938 viel eerste paasdag op zondag 17 april. De poasbulte werd volgens de macht van de oude gewoonte op 18 april, op tweede paasdag, in de avond aangestoken.
In Deever werd heel vroeger de poasbulte gebouwd op de Poasbaarg an de Bosweg. In 1938 werd de poasbulte in de buurt van de vuilnisbelt gebouwd.
De redactie van het weekblad schrijft bewonderend over de schooljongens die al vanaf begin maart bezig waren met het slepen van brandbaar hout naar de poasbulte. En terecht ! Daar was tijd voor nodig. Dat gebeurde na schooltijd. De boerenkar werd getrokken door kinderen die op de lagere school zaten. De oudere jongens waren de bouwers van de poasbulte. Hoeveel vrachten konden de kinderen na schooltijd en voor zonsondergang omstreeks half zeven halen uit de bos ? Eén flinke vracht ? Dat was niet veel. Derhalve moesten ook de vrije schoolmiddagen worden besteed aan het slepen van brandstof, veelal takkebossen, naar de poasbulte.
De foto voor deze afbeelding is zeg maar even voor het gemak in maart 1938 gemaakt. Het is een topstuk. De leeftijd van de jongens op de foto zal liggen tussen de 6 en 12 jaren. De jongste jongens zullen, in het geval zij nog leven, anno 2019 ongeveer 88 jaren oud zijn. Het zullen jongens uit de buurt van ut Kastiel zijn. Dus het is nog steeds mogelijk mannen, die als jongen op deze foto staan, te vinden en te interviewen ! Wie herkent jongens op de foto ?
De redactie denkt dat ook in 1939 en 1940 de poasbulte wel is gebouwd en in brand gestoken. In 1940 viel pasen op 24 en 25 maart, dat is ruim een maand voor het begin van de Tweede Wereldoorlog. In de Tweede Wereldoorlog zijn in Deever geen poasbult’n gebouwd en in brand gestoken. Pas in 1946 is in Deever de oude gewoonte gelukkig weer opgepakt.
De foto is gemaakt aan het begin van de Bosweg op de hoek van ut Kastiel. De Bosweg sloot toen nog niet met een haakse bocht aan op de Ten Darperweg. De jongens zijn op weg naar de bos. Van mr. Albertus Christiaan van Daalen, de eigenaar van het landgoed Berkenheuvel, hadden ze welwillend toestemming uit zijn bossen oud hout, snoeihout, afgevallen takken, enzovoort, te verzamelen voor de poasbulte. Achter de bomen van ut maarktturrein zijn enige huizen op ut Kastiel te zien. Links achter de betonnen palen en de buizen van de vroegere paardenmarkt ligt zo te zien een berg straatklinkers. Tot in de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw had de gemiente Deever de onhebbelijke gewoonte ut maarktturrein an de Bosweg als opslagplaats voor herbruikbare straatklinkers te gebruiken.
De grote vraag is aan alle personen die denken het Deevers te beheersen en aan alle personen die het Deevers nog niet beheersen, maar ijverig en ernstig bezig zijn met het leren van het Deevers: hoe wordt het in de tekst bij de foto gebezigde brabbelwoord ‘peerden’, waar het meervoud van het Nederlandse woord paard mee wordt bedoeld, in het Deevers geschreven ?

Posted in Deevers, Poasvuur sleep'm, Topstuk, Traditie, ut Kastiel | Leave a comment

Ok dit joar wièr kebied veur olderwets knalplusier

In het Nieuwsblad van het Noorden verscheen zo tegen het einde van het jaar op 23 december 1988 bijgaande niet te missen en niet mis te verstane advertentie (de bovenste afbeelding) van de Firma De Twee Hendrikken, te weten de gebroeders Berend en alleskunner Klaas Kleine, voor de verkoop van kebied (carbid) voor f 10,- per kilogram voor het in Deever zeer traditionele kebied scheet’n rond de jaarwisseling.
Kort daarna verscheen in het Nieuwsblad van het Noorden van 29 december 1988 een diepte-interview met De Twee Hendrikken over ut kebied scheet’n.
In het Nieuwsblad van het Noorden verscheen op 20 december 1989 weer een kebied-advertentie van Berend en alleskunner Klaas Kleine. De prijs per kilogram was in 1989 echter wel met 1 gulden gedaald ! Het carbid kon worden bekomen in smederij ‘de Grote Hendrik’.
Alleskunner Klaas kleine had zijn smederij ‘de Kleine Hendrik’ op de hoek van de Kleine Peperstroate en de Peperstroate in Deever en Berend Kleine had zijn smederij ‘de Grote Hendrik’ in ut paand an de Heufdstroate 49 in Deever, waar vroeger de smederij van de Kloeze was gevestigd.
Het oude jaar uitknallen met kebied is door de lange jaren heen veel veiliger en uiteraard ook veel en steeds goedkoper gebleken dan het oude jaar uitknallen met gewoon vuurwerk. Dus de reclameslogan ‘natuurlijk hebben wij ook dit jaar weer carbid voor ouderwets knalplezier’ is volkomen juist.
Het is de redactie van ut Deevers Archief niet bekend of de nijvere grijze en grauwe Voorkant Van Het Onweerlegbare Gelijk Van De Gemeente Westenveld, gevestigd in het riante complex kantoortuinen en kantoorparken in het Raadhuis aan de Gemeentehuislaan in Deever, ook een gemeentelijke verordening of gemeentelijke wet heeft bedacht, bezig is te bedenken, gaat bedenken of overweegt te gaan bedenken, die de verkoop van kebied verbiedt.

Abracadabra-1456Abracadabra-1457

 

 

 

 

 

Posted in Deever, Kebied skeet’n, Klaas Kleine, Traditie | Leave a comment

Op de hoorn bloas’n in de winter in Oldendeever

In het damesblad Libelle, jaargang 2016, nummer 49, week van 18 tot en met 24 november verscheen het volgende berichtje over het midden in de winter blazen op de hoorn in Oldendeever. Het berichtje is geïllustreerd met een afbeelding van een ansichtkaart uit het jaar 1985.

Groeten uit Diever
In het Drentse buurtschap Oldendiever wordt tussen 30 november en 6 januari traditioneel elke dag op de midwinterhoorn geblazen. Op zaterdag 2 januari 2017 wordt het blaasseizoen afgesloten met meer dan dertig hoornblazers bij de kerk in Diever. Aansluitend wordt een midwinterwandeling georganiseerd voor jong en oud met vuren, glühwein, chocolademelk en een spannend verhaal.

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
Het midden in de winter (de winter begint niet op 30 november, maar pas op 21 december) blazen op de hoorn is geen Oldendeeverse traditie. Deze exoot onder de Oldendeeverse ‘tradities’ is gecopieerd uit het zuid-oosten van Drenthe, Salland, Twenthe en de Achterhoek. Maar zal het midden in de winter blazen op de hoorn in het gehuchtje Oldendeever bee’j Deever wel ooit een traditie worden ? Een traditie is immers een gebruik of gewoonte die van de ene generatie op de andere wordt doorgegeven. En daar is in het gehuchtje Oldendeever bee’j Deever op dit ogenblik geen sprake van.
In het zuid-oosten van Drenthe, in Salland, in Twenthe en in de Achterhoek blazen de liefhebbers op de hoorn tussen de eerste zondag van de Advent (27 november 2016) (anbloas’n) en Driekoningen (6 januari 2017) (ofbloas’n).
In het gehuchtje Oldendeever bee’j Deever nemen de importeurs van het midden in de winter op de hoorn bloas’n het blijkens het berichtje in het damesblad Libelle niet zo nauw met deze strikte regel (je volgt de traditie of je volgt de traditie niet).
In het gehuchtje Oldendeever bee’j Deever is het midden in de winter blazen op de hoorn nu al verworden tot een soort van kneuterig volksvermaak, söls mit gloepens hiete wien. Bovendien hebben de Oldendeeverse importeurs een soort van handeltje gemaakt van het midden in de winter op de hoorn bloas’n. De hoeders van de traditie van het hoorn bloas’n in het zuid-oosten van Drenthe zijn bijzonder ongelukkig met de negatieve ontwikkelingen in het Oldendeeverse.
Het Libelle-bericht verwijst naar de al jaren niet meer bijgewerkte webstee www.primitievehoorns.nl.
Een wél het hele jaar door gebruikte oer- en oeroude primitieve hoorn is de clarin, waarop wel het hele jaar door wordt geblazen in het departement Cajamarca in Perú, zonder dat sprake is van traditioneel. Luister en kijk naar de resultaten van het bespelen van dit prachtige instrument in bijgaand voorbeeld.
De afbeelding toont een ansichtkaart van het pulptype ‘Groeten uit Diever (Dr.)’. De afgebeelde ansichtkaart is aanwezig in het Deevers Archief. Deze ansichtkaart is een zo genoemde 14-luiks ansichtkaart (één ansichtkaart volgepropt met 14 fotootjes). De suggestie wordt daarbij gewekt dat alle 14 fotootjes in de gemiente Deever zijn gemaakt. Duidelijk herkenbaar zijn de kleine Peperstroate met het huis van Klaas Kleine en de gemeentelijke toren en het kerkgebouw op de brink van Deever, het hunnebed an de Grönnegerweg, de weg door het Groenendal met het wit geschilderde huis van Jitse Betten, de Heufdstroate met zicht op de boerderij van de familie Hessels, molen ‘de Vlijt’ in het gehuchtje Oldendeever bee’j Deever, de cafés an de Kruusstroate en het beeld in de kaarketuun van Deever. De andere fotootjes zijn hoogstwaarschijnlijk niet in de gemiente Deever gemaakt. Wie weet waar en wanneer die andere fototjes heeft gemaakt, die mag het natuurlijk zeggen.

abracadabra-564abracadabra-563

Posted in Ansichtkoate, Midwinterhoorn, Oll'ndeever, Toeristenindustrie, Traditie | Leave a comment

As see d’r allemoale bint, dan binne wee mit elf man

In het periodiek Da’s Mooi van 27 november 2005 verscheen het navolgende bericht over het ‘bolderen’ in Deever. De redactie van het Deevers Archief is – als groot liefhebber van het ‘bolderen’ bereid alles wat over het ‘bolderen’ is of wordt gepubliceerd op te nemen in het Deevers Archief, immers ‘bolderen’ staat sinds 9 juli 2015 op de wereldlijst voor immaterieel erfgoed. Het bolderen mag als zeer oude traditie daarom niet verloren gaan in Deever.

Abracadabra-1494Blokgooien om een cent
Diever. ‘As ze der allemaole bint, binne wij mit elf man’, zegt Koop Berlijn uit Dwingelo. Hij en anderen uit Diever en omgeving vermaken zich iedere maandag- en donderdagmiddag aan de Dwarsdrift in Diever met blokgooien of ‘blokkiegooien’, zo ze het zelf noemen. Een oud volksspel dat vroeger op meer plaatsen in Nederland werd gespeeld.
Met veel enthousiasme gooien de mannen met een bal naar het blok of de bal van de tegenstander. En dat allemaal voor een paar centen, maar ook een heleboel plezier.
Hier en daar ziet men de belangstelling voor oude volksspelen terugkomen. Sporten als klootschieten, neutjesschieten, zwientietikken staan weer op de activiteitenprogramma’s.
In Diever heeft men het blokgooien nieuw leven ingeblazen. Iedere maandag- en donderdagmiddag wordt er op een locatie aan de Dwarsdrift gespeeld. De mannen trotseren daarbij de kou. Slechts wanneer het speelveld door de regenval te nat is geworden slaat men een middag over.
‘Let op’, wordt er waarschuwend gezegd, ‘as die gooit kuj wel een foto maeken, want hij rak ’t blok vaste’. En zoals voorspeld gooit de speler van een behoorlijke afstand het blok met de centen omver.
‘Wij speult volgens de echte regels’, weet Jan Baas. Vanaf een bepaald punt gooit een speler de ‘eerste gooi’ naar het blok. Valt dit om, dan zijn alle centen, vroeger met de leeuw of koningin Juliana, nu met koningin Beatrix naar boven, voor de speler. Ligt de munt boven dan moet die cent weer op het blok. De bal blijft liggen waar hij naar toe is gegooid. Nu mag de volgende gooien. Elkaar ‘of’ gooien mag ook.
De bedrijvigheid op de maandag- en donderdagmiddag wordt door iedere passant opgemerkt, want het gaat er soms fanatiek aan toe. Pas aan het eind van de middag is de rust op de Dwarsdrift weer gekeerd.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De oorspronkelijke Deeverse naam voor het blokgooien is bolderen. In de Bolderhoek an de Deeverbrogge werd vroeger ook gebolderd (geblokgooid, blok gegooid, met een steen naar een blok gegooid) en ook in Oldendeever op de hof van Geert Kok.
Rudy de Groot uit Roden verschaft veel informatie over het bolderen in zijn webstee over het bolderen. Hij heeft ook het initiatief genomen voor het vullen van een bladzijde met gegevens over het bolderen in de internet-encyclopedie Wikipedia.
De locatie aan de Dwarsdrift is in Street View te zien op Google Maps.
Wie van de bezoekers van ut Deevers Archief kan de redactie informeren over de naam van de personen op de foto ?

Posted in Aarfgood, Alle Deeversen, Bolder’n, Dwarsdrift, Traditie | Leave a comment

Bolder’n is een traditie die nooit verloren zal gaan

In Deever wordt gelukkig nog door een beperkt aantal mannen een spel gespeeld, dat vroeger werd aangeduid met de naam bolder’n, tegenwoordig ook wel onterecht blok gooi’n (met een verzwaarde houten bal naar een houten blok gooien) genoemd.
De redactie van het Deevers Archief weet zeker dat in het dorp Roden heden ten dage wordt gebolderd. Daar wordt elke donderdagmiddag gespeeld op het Moltmakersstuk, een restant stuk heidegrond ten zuiden van het Mensingebos van Roden op de grens van Alteveer.
Het vermoeden bestaat dat dit spel ook nog in Dwingel wordt gespeeld of misschien daar al niet meer wordt gespeeld. De redactie van het Deevers Archief zal hier bij gelegenheid onderzoek naar doen.
Vroeger werd ebolderd aan het begin van de Bolderhook an de weg hen de Deeverbrogge en werd ook in Oldendeever ebolderd op de hof van Geert Kok en misschien ook wel op andere plekken in de gemiente Deever, later bij het Openluchtspel, in de winter ook wel in de bos op het gemeentelijke kampeerterrein, tegenwoordig op een speelveld an de Dwasdrift in Deever. De redactie weet niet of en waar in Wittelte en Wapse ebolderd wödde.
In een ander bericht zal worden ingegaan op de spelregels.
Hier wordt vooralsnog een omstreeks 1955 door drogist en huisschilder Hendrik Mulder (die in de volksmond Henduk Moessie of Moessie Peep genoemd; alle Mulders hadden vrogger in Deever een bijnaam) gemaakt kleurenpositief van ut bolder’n op de Bolderbrink bij de ingang van het openluchttheater. Ut blok steet in ‘midd’n van de foto. De mann’n bint an ut bolder’n op un sundagmiddag, want see hept allemoal ut sundagse pak an.
In het kader van de verstikkende Shakespirificatie van Deever is de kans aanwezig dat de Hoge Heren Van De Voorkant Van Het Absolute Gelijk van de gemeente Westenveld het op een akkoordje gooien met de Hoge Heren Van Het Hoge Shakespearetheater en Bolderbrink, de naam van het terrein bij de ingang van het toneelspeeltheater (dat nog steeds niet is overkapt), te wijzigen in Shakespearebrink.

Posted in Aarfgood, Bolder’n, Traditie | Leave a comment

De begrafenisvurening is gien neeje noaberskop

In het provinciaal Drents maandblad Drente, jaargang 26, nummer 2, februari 1955, verscheen het artikel ‘Oude en nieuwe noaberhulp – spanning en samengroei’ van de heer Jan Boesjes, secretaris van de gemiente Deever. Het maandblad Drente was het officiële orgaan van het Drents Genootschap. Het maandblad Drente richtte zich op praehistorie, historie, folklore, heemschut, opbouw en toerisme.

Oude en nieuwe noaberhulp – spanning en samengroei in de Drentse samenleving
Als ik een artikeltje ga schrijven over ‘oude en nieuwe noaberhulp’, dan meen ik mij te mogen beperken en zou dan willen kiezen deze hulp speciaal bij begrafenissen. Het onderwerp op zichzelf is uiteraard veel omvangrijker maar ik veronderstel dat mij dit te ver zou leiden. In deze rubriek gaat het in hoofdzaak om ‘spanning en samengroei in de Drentse samenleving’ en ik geloof wel dat bij de noaberhulp de meeste spanning in Drenthe ontstaat bij begrafenissen en dat, althans op verschillende plaatsen, de samengroei in casu nog moet plaats vinden en in ieder geval bezig is tot leven te komen.
De noaberhulp bij begrafenissen is van oudsher zeer belangrijk geweest. Men vergete vooral niet dat men juist op die momenten het innigst met elkaar in aanraking kwam. Als een oude buur voorgoed het aardse bestaan had beëindigd, dan trof dat niet alleen de familie doch ook in sterke mate de naaste buren. De buurtschap was sterk met elkaar verweven. Bij geboorte, huwelijk en overlijden troffen deze zeer belangrijke gebeurtenissen niet alleen de familie doch ook de buren, de buurtschap. Men leefde erg met elkaar mee. Dat men elkaar op deze tijden hulp verleende spreekt voor zichzelf. Bij een geboorte kon dit zich beperken tot kraamvisites, de mannen hadden geen taak. Bij huwelijk werd het uitgebreider. Dan kwam jong en oud voor de trouwdag op buurtvisites bijeen en werd er braaf feest gevierd. Maar pas bij een overlijden in de buurt werd de band sterk gevoeld.
Zodra er iemand gestorven was moesten de buren hun hulp actief verlenen. Vanuit het sterfhuis werd de naaste buurman gewaarschuwd en die zorgde er op zijn beurt voor dat de hele buurtschap werd ingeschakeld. In sommige plaatsen beperkte deze buurtschap zich tot drie huizen aan iedere kant doch ook zijn mij dorpen bekend waar dit ter weerszijden zes waren. Op deze wijze kreeg men een enorme hulp. De naaste buurman had de belangrijkste taak. Hij vormde een team van drie personen, twee mannen en een vrouw, uit de naaste buren ter weerszijden. Indien de overledene een man betrof, dan moesten de beide mannen voor het verkleden en kisten zorgen, was het een vrouw, dan werd deze taak verricht door de naaste buurvrouw, daarbij geassisteerd door een tweede buurvrouw. Omdat het de naaste buur betrof die was heengegaan moest deze extra dienst als een eer worden beschouwd. Het werk gebeurde oorspronkelijk dan ook met grote zorg en liefde. Behalve het verkleden en kisten moesten er verschillende andere werkjes worden verricht. Er moest aangifte worden gedaan bij de burgerlijke stand, de familie en vrienden in het dorp zowel als elders dienden op de hoogte gesteld te worden, het zo genaamde aanzeggen. Dit gebeurde door een der buren en het zal aanvankelijk wel geen herrie veroorzaakt hebben wie dit moest doen. Later werd dit anders en ging men het onder de buren soms ook aan anderen aanbesteden. Het aangeven bij de burgerlijke stand en het verluiden, dit is het door middel van het luiden met de torenklok de volke kondt geven van het sterfgeval, geschiedde meestal door enige buren gezamenlijk. In de tijd toen er nog geen lijkwagenvereniging of begrafenisvereniging was, vonden deze karweien plaats door de buren. Verder zorgden op de dag der begrafenis de buren voor een boerenwagen, waarop het lijk naar de begraafplaats werd vervoerd. De beide naaste buren moesten het lijk zo genaamd uitdragen en werden verder bijgestaan door de overige buren in volgorde. Op de wagen legde men ter weerszijden van de kist een bos stro, teneinde schuiven te voorkomen.
Al met al hadden de buren een vrij omvangrijke taak bij het overlijden van een noaber. Deze hulp werd zonder morren en stellig
met liefde gegeven in de tijd toen de Drentse dorpen nog een gemeenschap vormden en de bevolking volkomen op elkaar was ingesteld en elkaar van haver tot gort kende.
Maar zoals met zoveel… de tijd bracht hier de verandering. De zogenaamde ‘import’ in de Drentse dorpen kon niet het gevoel opbrengen voor de buurman zoals de misschien eeuwenlang in hetzelfde dorp samenwonende dorpelingen. Onverschillig of deze import Drent uit een ander dorp of geen Drent was. Vaak wordt de Drent voor achterlijk uitgescholden. Zou hier echter niet te veel gegeneraliseerd worden ? De Drent als zodanig is niet achterlijker dan de overige Nederlander. Alleen de in zijn enge gemeenschap vastgeroeste en daaruit nimmer losgekomen Drent houdt vast aan zijn oude gewoonten, waardoor hij achter blijft en ouderwets wordt. Plant men hem over, liefst in een ander milieu, dan is hij even vooruitstrevend als de niet-Drent.
Bij de noaberhulp is dit kenmerkend. Het was vroeger zo -en op verschillende plaatsen nog wel- dat wanneer zich iemand in een Drents dorp vestigde hij zich dan naar de buren moest begeven, teneinde de noaberschap aan te zeggen. Deed men dit niet dan werd men niet opgenomen en bleef men verstoken van noaberhulp. Men had zich niet gemeld en wenste immers niet mee te doen! Deze persoon of dit gezin telde dus bij de noaberschap niet mee. Zolang dit een enkel geval betrof, paste een nieuweling wel op, dat hij de noaberschap aanzegde. Toen er echter in talloze dorpen een aantal ‘vreemdelingen’ zich vestigde werd het anders. Deze nieuwelingen gevoelden niet zo direct de behoefte aan noabers en konden zich wel zonder hun hulp redden. Echter bij overlijden liep men vast, omdat men hulp moest hebben. Het gevolg was, dat, hoewel er velen waren die de noaberschap niet meer aanzegden, ze toch wel tot de buurtschap werden gerekend en bij sterfgevallen dienst deden. Dat tallozen dit niet plezierig vonden is onnodig te vermelden. We zien al het jonge vrouwtje uit de stad, dat bij een oude overleden buurvrouw in de bedstee moet klimmen om deze te verkleden. Dat dit aanleiding gaf tot narigheid laat zich denken.
In navolging van de grotere plaatsen kwamen dientengevolge ook in de Drentse dorpen de begrafenisverenigingen. Voorlopers daarvan waren meestal lijkwagenverenigingen. Het met een gewone wagen naar het kerkhof vervoeren van een lijk werd niet plechtig genoeg geacht. Men schafte dus een lijkwagen aan en daarvoor werd ieder lid van de lijkwagenvereniging. Ik weet niet of de eerste lijkwagenverenigingen in Drenthe dezelfde moeite hebben gehad als de begrafenisverenigingen. Vermoedelijk wel. Ook hier zal het wel zijn voorgekomen dat ouderwetse Drenten niet per lijkwagen doch per boerenwagen naar het kerkhof gebracht wensten te worden. Maar via de lijkwagenvereniging kwam de begrafenisvereniging. Werden de eerste niet gezien als een de buurtschap ontbindende kracht, met de laatste was dit op verschillende plaatsen wel het geval. Men zag -geheel ten onrechte- in de begrafenisvereniging een instelling welke de buurtschap ondermijnde. Immers de ‘import’ die zich zonder de buurman kon redden, behalve met betrekking tot begrafenissen, kon zich nu geheel zelf helpen en de buurman was er niet meer bij nodig. Hierdoor was de noaberhulp overbodig geworden. Inderdaad daaraan had men gelijk. Maar een noaberhulp die -als door het stadse vrouwtje- verleend werd op basis van ‘in vredesnaam het kan niet anders’, echter zonder een zweem van liefde of gevoel voor de gestorvene, had toch ook geen enkele reden van bestaan meer. Hier was de zin van de burenhulp volkomen verdwenen. Bovendien behoeft een goede noaberschap niet alleen bestaan in een elkaar hulp bieden bij begrafenissen. Er zijn op het terrein van het leven verschillende andere gebieden waar men elkaar als een goede buur ten gerieve kan zijn.
Vermoedelijk om te doen uitkomen dat een begrafenisvereniging niet tot doel heeft de buurtschap te ontbinden, komt in verschillende reglementen dezer verenigingen de bepaling voor dat de burenhulp niet vervalt. Er volgt dan een opsomming van de burenplichten welke men bij overlijden moet vervullen. Deze beperken zich uiteraard tot de eenvoudigste werkzaamheden -de eerste waarschuwing aan de voorganger der vereniging, het lenen van paarden en volgrijtuigen, het lenen van stoelen, serviesgoed e.d., maar men wil toch uitdrukkelijk stipuleren dat de noaberschap door deze verenigingen niet heeft afgedaan.
Ik juich het toe dat men een dergelijk voorschrift ‘ontdekt’ heeft, omdat hiermee meteen grond wordt ontnomen aan de bewering van te ouderwetse Drenten dat de begrafenisverenigingen de buurtschap ontbinden. De historie heeft reeds bewezen dat deze bewering ongegrond is, want in plaatsen waar reeds jaren een begrafenisvereniging bestaat en ieder er lid van is, vertoont de noaberschap bepaald geen meerdere decadentie dan elders waar geen soortgelijke vereniging aanwezig is.
De noaberhulp, waarvan men misschien weleens gemeend heeft, dat zij onder deze moderne (!!) instellingen zou lijden, heeft er alleen een hoger plan door bereikt. Uit de botsingen der meningen is ook hier de juiste toestand gegroeid. Natuurlijk is de burenhulp thans van geheel andere aard dan vroeger, leende men elkaar toen zijn paard, thans is het de bromfiets. Maar ook nu nog gaat de moderne buurvrouw, zelfs al komt ze uit de stad, nog wel kijken naar de pasgeborene in de buurt en betuigt men elkaar zijn vreugde bij huwelijk, ook stellig de deelneming bij overlijden.
Het  geestelijke contact tussen de buren is anders maar niet minder dan vroeger, het materiële is om mij te beperken tot begrafenissen anders maar daarom niet slechter geworden. Werd vroeger de gehele buurtschap ‘ingespannen’ om actief hulp te verlenen, thans kan ze zich beperken tot morele hulp, welke de getroffen familie dikwijls meer nodig heeft.
Om een juist begrip ingang te doen vinden in deze zaak en wanbegrip te likwideren, heeft de begrafenisvereniging te Diever de naam aangenomen van ‘De nije noaberschap’, aan welke naamgeving dr. Naarding niet geheel vreemd is. De spanning om deze Dieverse nije noaberschap is geluwd, de samengroei in volle gang.
Diever, februari 1955, J. Boesjes.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De grote vraag is natuurlijk wat was de oorzaak en wat was het gevolg ?
Ontstond de lijkwagenvereniging en later de begrafenisvereniging als gevolg van slijtend noaberschop ?
Of speelde bij begrafenissen het noaberschop geen rol meer als gevolg van de begrafenisvereniging ?
Gemeentesecretaris Jan Boesjes is lang van stof, maar probeert aan te tonen dat eerst de lijkwagenvereniging en later de begrafenisvereniging konden ontstaan als gevolg van uit elkaar vallend noaberschop door maatschappelijke ontwikkelingen.
In de gemiente Deever is de vereniging Lijkwagendienst al in 1912 opgericht. In het eerste bestuur zaten hervormde en gereformeerde boeren uit Diever, Wapse, Wittelte en Zorgvlied. Boeren die maar al te goed de eeuwenoude betekenis van de noaberschop wisten. Het doel van de lijkwagendienst was enkel het ter beschikking stellen van een keurige lijkwagen aan de leden van de vereniging. De keurige lijkwagen met lijkwagenmenner was de vervanger van de boerenkar. De lijkwagendienst deed opgenschijnlijk geen afbreuk aan de noaberschop. Maar pas in 1948 -enige jaren na de Tweede Wereldoorlog- werd in de gemiente Deever een begrafenisvereniging opgericht.
En het zal de zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief wellicht niet verbazen dat de schrijver van het artikel, gemeentesecretaris Jan Boesjes, de eerste voorzitter van de nieuwe begrafenisvereniging werd.
De redactie verwijst voor een korter en beter te begrijpen bericht over de acceptatie van de begrafenisvereniging naar het bericht .De eeuwugheid begön as de klokke stille eset wödde.

Posted in Noaberskop, Traditie | Leave a comment

Haentie op ’n stokkie – Palmpoas’n in Deever

In de tijd van het burgemeesterschap van Jan Cornelis Meiboom (die in de volksmond steevast ome Kees werd genoemd) was het in het dorp Deever de gewoonte dat met Palmpasen kinderen met ‘n haentie op ’n stokkie van de Brink in optocht naar het huis van de burgemeester aan de Hoofdstraat gingen, waar de vrouw (die in de volksmond steevast tante Nel werd genoemd) van de burgemeester aan elke versierde stok een zakje met eitjes hing.
De kinderen gingen, nadat alle kinderen aan de beurt waren geweest, weer in optocht terug naar de Brink, waar de stoet uit elkaar ging. Van Palmpasen in 1946 zijn enige foto’s bewaard gebleven, een foto van de kinderen voor de burgemeesterwoning en een foto van kinderen bij de vrouw van de burgemeester.
De traditie van haentie op ’n stokkie bestaat gelukkig nog steeds.

Posted in Haentie op mien stokkie, Palmpoas’n, Traditie | Leave a comment