Search Results for: chris

Over de stee van de wieserplaet’n teeg’n de toor’n

De redactie van ut Deevers Archief publiceerde in het papieren blad Opraekelen, jaargang 8, nummer 4, december 2001, van de langzaam induttende heemkundige vereniging uut Deever voor de zeer gewaardeerde lezers van dit blad het bericht ‘Over de plaats van de wijzerplaten tegen de toren van Diever’. Nu papieren bladen in het snelle digitale tijdperk steeds meer uit de tijd raken en steeds minder worden gelezen, is de tijd aangebroken dit bericht naast vele andere door de redactie gemaakte berichten voor het papieren blad Opraekelen aan de vergetelheid te ontrukken en wereldwijd bereikbaar te maken door deze in zijn geheel en waar nodig aangepast in ut Deevers Archief op te nemen. Ten voordeele van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief.

Over de plaats van de wijzerplaten tegen de toren van Diever
Als de redactie foto’s en prentbriefkaarten van de Nederlandse Hervormde Kerk van Deever bekijkt, dan valt het direct op dat vòòr de grote restauratie van het bouwwerk in de vijftiger jaren van de vorige eeuw de wijzerborden tegen de toren boven de galmgaten zaten en na de restauratie naast de galmgaten. De redactie heeft zich als heel lang afgevraagd waarom dat zo is gekomen.
Totdat de redactie enige tijd geleden op het idee kwam bij de Koninklijke Eijsbouts, voorheen de Nederlandse Fabriek van Torenuurwerken B. Eijsbouts C.V., in Asten gegevens op te vragen over de quasimodo in het voormalige gemeentehuis van Deever. Dit bedrijf stuurde welwillend copieën van correspondentie met de gemiente Deever uit 1955 en 1956, waaronder ook een copie van een document over de plaats van de wijzerplaten tegen de toren van de Nederlandse Hervormde Kerk van Deever.
Het door een vertegenwoordiger van Eijsbouts opgestelde document ‘Bemerkingen omtrent de plaats van de wijzerplaten of cijferringen tegen de toren te Diever’ gericht aan burgemeester en wethouders van de gemiente Deever luidt als volgt:
Bezwaren tegen de vroegere plaats (boven de galmgaten, redactie) van de wijzerplaten:
a. Bij de restauratie is gebleken dat achter de thans verwijderde wijzerborden van oorsprong een hoger doorlopende spitsboog van de galmgaten is weggewerkt. Aan één zijde is de oorspronkelijke toestand terug te vinden. Het herstel van deze bogen in oorspronkelijke toestand zal wel de wens van Monumentenzorg zijn. In dat geval is er geen plaats meer voor de wijzerborden, daar de ruimte tussen boog en dakrand slechts 90 cm bedraagt. Een wijzerbord van 90 cm rond of vierkant tegen deze toren is beslist te klein en dan is het beter geen tijdsaanwijzing aan te brengen.
b. De bereikbaarheid der borden van buitenaf en van de verbindingen binnen is ongelukkig. Voor het onderhoud is dit een betrekkelijk bezwaar, daar bij opnieuw vergulden een leidekker nodig is voor het afhalen van de borden.
c. Deze plaats is echter beslist af te raden als elektrische verlichting van de tijdsaanwijzing wordt verlangd, daar het onderhoud van de verlichting (vervangen lampjes) dan zeer moeilijk en zeer kostbaar wordt.

Een andere plaats tegen de torenmuur is denkbaar, bijvoorbeeld op de hoeken of onder de galmgaten. Op de hoeken wordt de bereikbaarheid nog slechter dan in het midden. Onder de galmgaten is de tijdsaanduiding slechts voor enkele omwonenden van nut en dan nog in de zomerdag verscholen achter de omstaande bomen.

Voordelen bij plaatsing van de cijferringen tegen de spits zijn:
a. De cijferringen worden prima bereikbaar via thans te maken luiken van circa 40 x 50 cm in de torenspits, welke nu onder de wijzeras gemakkelijk kunnen worden aangebracht.
b. De cijferringen kunnen groter worden uitgevoerd, namelijk met een diameter van ongeveer 1,70 meter in plaats van 1,40 meter, bij een zo groot mogelijke duidelijkheid van goud tegen een leien achtergrond.
c. De verbindingen met het uurwerk in de toren zijn daardoor ideaal op te stellen en vanaf een ideale plaats bereikbaar, namelijk de vloer (aanzet) van de spits, dus niet als thans juist boven de zware houten klokkenstoel.
d. Een hogere plaats en daardoor een hoger nuttig effekt voor de gehele gemeente.

Uiteindelijk werden de vier wijzerborden met de roodkoperen cijferringen van 1,70 m diameter na overleg met Monumentenzorg niet boven de galmgaten, niet onder de galmgaten, niet tegen de spits en niet op de hoeken geplaatst, maar net naast de galmgaten, vanwege het voordeel van een gunstige plaats in de toren van de verbinding van de wijzers met de aandrijfmotor en het voordeel van de grotere wijzerborden. Zo konden ook de doorlopende spitsbogen van de galmgaten weer in het zicht komen. De cijferringen werden voorzien van elektrische verlichting.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie wil in ut Deevers Archief graag veel aandacht besteden aan getekende en geschilderde afbeeldingen van alle kerken in de voormalige gemiente Deever. Eigenaren van dergelijke afbeeldingen worden verzocht zich bij de redactie te melden.
In het artikel wordt de vakterm quasimodo gebruikt. De quasimodo in het gemeentehuis aan de brink van Deever was een instrument voor het bedienen van de torenklokken, het torenuurwerk en de klokken in het gemeentehuis.
Bij het bericht in het papieren blad Opraekelen zijn de drie volgende afbeeldingen opgenomen.

Afbeelding 1
Deze afbeelding stond in het artikel ‘Er staat een kerk op instorten!’ in het christelijke weekblad ‘de Spiegel’ van 23 juli
1955. Het kerkgebouw bevond zich vlak voor de grote restauratie inderdaad in een zeer slechte toestand.
Bij de afbeelding stond de volgende tekst:
Dit is de kerk van Diever, die op instorten staat. Aan de dakrand en vlak bij de toren zijn duidelijk de gaten te zien., terwijl op de voorgrond een dichtgemetseld raam herinnert aan de eerste helft van de 17de eeuw, toe de kerk na eeen brand werd ‘vertimmerd’.
Duidelijk is
te zien dat het zichtbare wijzerbord boven het galmgat zit.
Op de afbeelding
, met links de woning van Aaltje Koning, weduwe van Hendrik Koning, is in elk geval te zien dat het bouwvallige linker deel (het achterste huis) van de woning van de weduwe Aaltje Koning toen nog niet was gesloopt.


Afbeelding 2
Op 14 juli 1980 bood de heer F.H.A. Michon (links op de elders in ut Deevers Archief aanwezige foto), voorzitter van de Schilderskring Diever, ter gelegenheid van haar eerste expositie in de Nederlands Hervormde kerk van Diever, een schilderij van een van haar leden (wie ?) aan dominee S. Glazenburg (rechts op de elders in ut Deevers Archief aanwezige foto) aan, die het op zijn beurt overdroeg aan de kerkvoogdij van de Nederlands Hervormde kerk. Het schilderij moet na 1957 zijn gemaakt want de wijzerborden zijn rechts van de galmgaten geschilderd.

Afbeelding 3
De  kleurenfoto van het kerkgebouw van de Nederlands hervormde geloofsgemeente in Deever en de gemeentelijke toren an de Brink van Deever is in de zomer van 1967 gemaakt. Deze foto is afgebeeld op een ansichtkaart. De redactie weet niet welke neringdoende in Deever de kaart heeft verkocht. De redactie weet ook niet wie de maker van de foto voor de ansichtkaart is.

Posted in Ansichtkoate, Kaarke an de brink, Toor'n an de brink | Leave a comment

Schor getoeter over de someroam’dheide

Arnold Izaäk Kan Junior is geboren op 26 juni 1871 in Heerjansdam. Hij is overleden op 17 juli 1946 in Velp. Hij promoveerde in 1901 op het onderwerp “Ludwig Feuerbach in zijn verhouding tot de Christelijke Zedenleer”. Hij was tot 12 oktober 1905 hervormd predikant in Boijl (Buil) in Friesland. Hij vertrok vanuit Boijl (Buil) naar Assen.
Arnold Izaäk Kan Junior is de schrijver van de geldbedel-publicatie “Uit verre eenzaamheid”, waarvan de tekst in dit bericht in zijn geheel is weergegeven. In deze publicatie beschrijft Arnold Izaäk Kan Junior de totstandkoming van het kerkje van de ‘Vereniging tot behartiging van Godsdienstige belangen der Hervormden’ op Zorgvlied-Wateren. Lezers werden ten zeerste uitgenodigd geld te geven voor de bouw van het kerkje van de ‘Vereniging tot behartiging van Godsdienstige belangen der Hervormden’. Meer gegevens over Arnold Izaäk Kan Junior zijn te vinden in het boek Encyclopedie van Drente.

Uit verre eenzaamheid (Drente).

Inleiding.
De ondergeteekenden gevoelen zich gedrongen, U te vragen: “Och, lees even dit treffend boekske door !” Het werd door broeder Arnold Izaäk Kan Junior, predikant te Boijl (Weststellingwerf), uit den drang zijns harten geschreven. Het spreekt van hoogst-ernstige, doch ook van hoogst-heerlijke dingen. Het zal u zeggen, hoe fel de zonde woedt, maar ook hoe machtig Gods genade werkt. En als gij er door getroffen, in u de begeerte voelt ontwaken om voor het zendingswerk op dit plekje in ons vaderland iets te doen, dan zijn ondergeteekenden zeer gaarne bereid, Uwe gave in ontvangst te nemen. “Laat ons maar werken, zolang het dag is !”
Dit zij het doel, waarnaar gij streeft
Eens aan den eindpaal uwer wegen
Te mogen denken: “neen ‘k heb niet vergeefs geleefd
Ik was gezegend en tot zegen.”
Amsterdam, October 1904.
Dr. J.Th. de Visser, Keizersgracht 451.
Dr. J.J. van Noort, Nassaukade 82.
Dr. P.A. Klap, Sarphatipark 77.
W. J. Wellensiek, Johannes Verhulststraat 57.

De Dieversche heide.
Na een prachtigen Augustusdag ging de zon onder, en de schaapsherder van Wateren, keerde met zijn kudde terug van de Dieversche heidevelden.
De Drentsche “scheper” is niet meer de man van vroegere tijden, toen menigmaal duizend schapen aan zijn hoede waren toevertrouwd. De nieuwe tijd met practische uitvindingen ook ten bate van onze boeren, heeft de vroeger onmisbare schapenmest minder noodig gemaakt. Velen schaffen hun kudden af, en men leert uit de “Veldpost” of uit andere bladen, of van zijn buurman, hoe men met chilisalpeter en kainiet de stugge heide kan omtooveren in vruchtbaar bouw- en weiland.
Maar – gelukkig voor de poëzie van ons landleven – er zijn hier nog schapen en een schaapskooi, die het terrein zoo teekenachtig maken. Er klinken nog schapebellen, die de stilte op de heide breken, wij hebben nog een poëtischen schaapherder.
In Oosthoorn, zoo vertelt ons Ulfers, was een schaapherder in dienst van één boer. Zo is het bij ons niet. Éen scheper past hier op bijna al de schapen van Wateren, die hun voedsel in de heide moeten vinden. Dat zijn de “drenten”. De friesche schapen, die iedere boer en arbeider houdt, blijven bij huis of op het weiland met beter voedsel om veel melk te geven. De “drenten” worden niet om de melk gehouden en behoeven het dus niet zóó goed te hebben !
Laat in den morgen, als de dauw is opgetrokken, gaan zij naar de heide. Tegen zonsondergang hoort gij een schor getoeter. Men zegt u, dat dit het sein is dat de scheper geeft om de terugkomst aan te kondigen en gij vindt dit getoeter opeens idyllisch. Nu moeten de staldeuren openstaan, de schapen zijn in aantocht, en ieder dier kent en vindt zijn eigen stal, zonder dat iemand behoeft te geleiden.
Wat geeft meer stemming – het schor getoeter over de zomeravondheide – of orchestmuziek in een opgepronkte concertzaal met kunstlicht ?

Toen ik de laatste keer het sein van den scheper hoorde, waren wij juist op weg naar de ouderwetsche dorpsherberg van Wolter Benthem. Wij vonden de dochters op de bank vóór het huis, de lage gelagkamer reeds nagenoeg gevuld met mannen en vrouwen en groote kerkboeken. De boeken echt oud en veel gebruikt door ouders en grootouders, maar misschien door de tegenwoordige bezitters helaas hoofdzakelijk als familieantiquiteit bewaard. Immers kerkgaan is hier geen mode meer. Maar voor dien avond waren de boeken weer eens uit de kast gehaald, want er was een bode rond geweest om aan te zeggen, dat er weer preek en vergadering zou wezen bij Wolter Benthem. En de gelagkamer werd voller. Het jongvolk kwam ook binnen, en meer mannen en vrouwen, tot alle stoelen en banken bezet waren.
Wat was het heerlijk voor mij, daar in die herberg te mogen preeken over den goeden Herder, den Heiland, die innerlijk met ontferming bewogen was over de schare, die vermoeid en verstrooid was ….
Na de preek ging het jongvolk naar huis door den maneschijn, en de vrouwen ook. Maar de mannen stopten hun pijpen en kregen koffie.
En even ernstig en waardig als dit de Oosthoornsche boeren zouden doen, werd er nu vergadering gehouden en werden plannen gemaakt. Want hoe gezellig wij het ook vinden in de landelijke herberg aan den rand van de heide, toch zouden wij liever samen komen in een kerkje, waar dan ook de catechisaties konden gehouden en waar ruimte was voor onze kerstfeestviering om den boom.
Gelukkig schijnt dat verlangen naar een kerkje niet lang meer op vervulling behoeven te wachten. Wij hebben tenminste op dien avond na de preek, al heel wat plannen gemaakt. De dagen werden verdeeld, en bepaald, wanneer telkens een vijf- of zestal mannen de fondamenten uitgraven, en zand zouden kruien; en wanneer de boeren paard en wagen zouden beschikbaar stellen; en welken arbeider als polderjongen reeds met de juiste wijze van graven bekend was, en dus leiding kon geven aan het werk.

’t Was op dien Augustusavond waarlijk niet voor de eerste maal, dat wij daar op die plaats tot dat doel samenkwamen. Wij hadden dit verleden winter, vóór de drukke veldarbeid begon, reeds meermalen gedaan. Ja, daar was in de omgeving van Zorgvlied-Wateren al heel wat gebeurd op maatschappelijk en geestelijk gebied, vóór wij over durfden te gaan tot het uitgraven van de kerkfondamenten.
Toen eenige tientallen jaren geleden slechts een paar Hervormde huisgezinnen in Zorgvlied-Wateren woonden; toen de bevolking nog zóó gering was, dat, bij gebrek aan een eigen school, de kinderen dagelijks uren mochten loopen door het heidezand naar Diever; toen ongeloof en onverschilligheid bij de arbeidende bevolking meer en meer ingang vond, wie zou toen in Zorgvlied-Wateren verlangd hebben naar een evangelieprediking, en wie droomde toen van een Hervormd bedehuis in dit afgelegene, eenzame hoekje van de heide ? Hoe is dat alles zoo wonderlijk anders geworden ? Hoe is er een villadorpje en een toenemende boerenbevolking gekomen op de plaats, vanwaar nauwlijks een halve eeuw geleden op uren afstand geen straatweg te bereiken was ?

Bovenal langs welke paden heeft Gods Geest de harten geleid van zoo velen Zijner kinderen, die jaren lang zonder Hem geleefd hebben, maar die nu belangrijke offers willen brengen, opdat zij geregeld de prediking des Evangelies zouden kunnen horen ?
Gaarne wil ik U daarvan vertellen, zooveel mij daarvan bekend is geworden.
In hoofdzaak maak ik daartoe gebruik van de mededeelingen, aan welke in den vorm van een paar courantenartikeltjes, eenige maanden gelden door de redacties van de Nederlander en de Kerkbode welwillend plaatsing werd verleend.
Langs de grens van den Zuid Oost hoek van Friesland, strekt zich in Drente een groote heidevlakte uit, die omringd wordt door de dorpen Vledder, Diever en Hooger Smilde, en aan den Frieschen kant begrensd door Boijl, Elsloo en Appelscha.
Daar in die heidevlakte is in de laatste halve eeuw een nieuw dorp ontstaan. Een oase in een echte woestijn. De Gelderse heidevelden hielden, met hun heuvels, een veelzijdige afwisseling, wanneer men ze vergelijkt met die vlakke Drentsche eenzaamheid. Maar midden in dat stuk kale oneindigheid staan nu bosschen en huizen een een school, ja zelfs een paar villa’s. ’t Is Zorgvlied-Wateren, een nieuw dorp.

Ieder heeft wel eens gehoord van de Maatschappij van Weldadigheid, maar niet ieder weet, dat haar gebied zich vroeger veel verder uitstrekte dan thans. Tegenwoordig spreekt men hier van de kolonies Willemsoord, Frederiksoord en Boschoord, de laatste op sommige kaarten nog vermeld met den ouden naam Kolonie 7. In vroegere jaren behoorden daarbij ook nog de tegenwoordige bedelaarskolonie Veenhuizen en de bezittingen Zorgvlied en Wateren, toenmaals onontgonnen en onbebouwde vlakten.
Zorgvlied kreeg echter spoedig een eigenaardige bestemming. Nog ten huidigen dage staat daar een ouderwetsch, wit, breed gebouw, ’t welk alle kenmerken draagt, dat het in vroegere jaren deel uitmaakte van een gesticht. En inderdaad zijn er in dat huis heel wat jongens opgevoed, waarvan er velen …. als matroos den grooten oceaan hebben bevaren !
Is het niet kostelijk ? Twee uur gaans van den naasten openbaren verkeersweg, de Drentsche hoofdvaart, midden in de barre heide, een bakermat voor Neêrlands zeehelden ?
En toch is het zoo. De Maatschappij van Weldadigheid had daar namelijk een inrichting tot opvoeding van verwaarloosde jongens uit de groote steden. Er waren soms 70 tot 80 verpleegden. De kalme, rustige natuur zal wel van uitnemende opvoedkundige waarde zijn geweest, maar ’t is toch te begrijpen, dat er niet veel keus van ambachten was.
In het Hervormde kerkje van Elsloo vindt men tegenwoordig nog “de kraak” (galerij) waar de Zorgvliedsche jongens hun zitplaats hadden. Om de beurt werden namelijk godsdienstoefeningen bezocht te Elsloo, Vledder en Oud-Appelscha. Ook in het schilderachtige oude kerkje van laatstgenoemde gemeente, dat eenige jaren geleden is afgebroken, wees men een “kraak” aan, waaraan dezelfde geschiedkundige herinnering verbonden was.
Dat zullen voor die jongens heele tochten geweest zijn door die zandwegen, ’s zomers zoo mul en droog, ’s winters ware modderpoelen !
In deze tijden stonden er te Zorgvlied-Wateren slechts een paar boerderijen.

In 1860 kwam er een andere toestand. Wegens allerlei omstandigheden, die hier voor ons van geen belang zijn, deed de Maatschappij van Weldadigheid in dat jaar afstand van een groot deel hare bezittingen. Het rijk kreeg Veenhuizen, waar de thans nog bestaande rijkswerkinrichting werd opgericht, terwijl Zorgvlied en Wateren in particulier bezit overgingen. De opleidingsschool werd opgeheven.
Op maatschappelijk gebied is deze overgang van onberekenbare waarde geweest voor onze gansche omgeving. Daarover terloops een enkel woord.
De uitgeveende heidevelden op de Oostelijke Zuidgrens van Friesland worden voornamelijk bewoond door een eigenaardige bevolking, afkomstig van kolonisten uit “de Maatschappij”. Het zijn polderwerkers, hooiers, turfmakers, enzovoort, die in de naaste omgeving geen voldoend-loonenden arbeid kunnen vinden, en dus zomers “van huis” moeten. Het schijnt, dat voor deze gezinnen de jaren tusschen 1860 en 70 een moeilijke tijd geweest zijn. Een brochure getiteld: “Open brief aan Klaasje Zevenster” van den toenmaligen predikant van Noordwolde, dr. Ellerts de Haan, geeft een afgrijselijke schilderij van de heerschende bittere ellende. De mandjesmakerij en stoeleninsdustrie, waardoor de Noordwoldensche omgeving thans bekend is, bestond toen nog niet, terwijl de geweldige overbevolking het arbeidsloon bij den landbouw gevaarlijk drukte.
Ik beschouw het nu als een wonderbare uitredding, dan toen ter tijd niet slechts de industrie werd ingevoerd, die voor het groeiende geslacht den toestand geheel zou veranderen, maar ook, dat de eigenaren van Zorgvlied en Wateren op reusachtige schaal de landontginning ondernamen, daartoe in staat gesteld door vorstelijke Indische fortuinen. Het was niets bijzonders wanneer daar dagelijks 300 arbeiders uit onze omgeving wekenlang werk vonden. Uitgestrekte bosschen werden er aangelegd. Zorgvlied is op deze wijze allengs een lustoord geworden, een oase midden in de heidewoestijn.
Maar nog altijd stonden er slechts weinige woningen. Ook daarin kwam verandering, toen Zorgvlied en Wateren in ’t bezit kwamen van den tegenwoordigen eigenaar. Door de energie van mr. Verwer ontstond een dorp. Heide werd ontgonnen tot bouw- en weideland; er kwamen meer en meer boerderijen en arbeiderswoningen. Een sigarenfabriek, kruidenier, bakker, hulppostkantoor, school, hypotheekbank, helaas ook een herberg, geven thans het recht om van Zorgvlied als een dorp te spreken. Sedert een paar jaren is de voormalige zandweg of modderpoel vervangen door een straatweg (Elsloo – Diever), die het dorp met de bewoonde wereld verbindt.
Dit is nu de stoffelijke, gansch niet onbelangrijke, zijde van het Zorgvliedsche vraagstuk.

Toen ik hierboven de gebouwen noemde, die het recht geven om Zorgvlied-Wateren een dorp te noemen, heeft de lezer niets vernomen van een kerk,
Hoe ? een dorp, en geen kerk ?
Laat mij u dan vertellen, om mijn schetsje vollediger te maken, dat de heer Verwer voor zijn Rooms Katholieke geloofsgenooten een kerkje heeft gesticht, maar dat de Hervormden natuurlijk niet zoo gelukkig zijn.
Zorgvlied-Wateren behoort burgerlijk en kerkelijk tot de Gemeente Diever.
Daar staat het kerkgebouw, daar moeten de kinderen gedoopt, daar moeten de catechisaties bezocht, daar moeten de lidmaten bevestigd worden. Daarheen ging men soms ter kerk, als weer en wind gunstig waren of de zandweg niet al te mul of al te moerassig was.
Wat dunkt u over een kerkgang van anderhalf uur heen, en evenlang terug ? Die in het aller westelijkste uithoekje wonen, kunnen in een uurtje naar Boyl of Elsloo gaan.
Maar ik vraag de brave stedelingen en de kerksche dorpsbewoners, die al bang zijn voor een regenbuitje op hun Zondagscvhe kleeren, wanneer zij een kwartiertje ver naar de kerk moeten wandelen; ik vraag of zulke afstanden erg bevorderlijk zijn voor getrouw bezoek aan kerk en catechisatie ?
Voeg daarbij (waarnaar men eens moet informeeren bij dr. Westrik, vroeger te Smilde, nu te Zutfen) het feit, dat in nagenoeg alle dorpen rondom, in het eind der vorige eeuw modernisme en socialisme welig tierden, en dientengevolge het kerkgaan een dwaasheid werd. Is het dan een wonder, dat er ook in ons dorpje weinig geestelijk leven was ?

Enige jaren geleden kwam, Goddank, ook op dit gebied een andere toestand.
Een reizend koopman uit Appelscha, Br. Bisschop, daarin gesteund door zijn toenmaligen predikant ds. Van Lelyveld, deelde “Blijde boodschappen” uit, en andere traktaten.
De bejaarde predikant van Diever, ds. Hingst, begon godsdienstoefeningen te houden in het schoolgebouw te Wateren.
De bijbelcolporteur Van Veenen kwam, gesteund door andere leden der. Chr. Jongelingsvereniging, wekelijks uit Appelscha wandelen over de heide, en hield Zondagsschool in een boerenwoning.
Enige maanden, nadat Van Veenen door het bestuur der Colporteursvereeniging naar Munnekeburen was overgeplaatst, werd, in overleg met ds. Hingst, het werk onder de schooljeugd door mij voortgezet in den vorm van een kindercatechisatie.
Een jaar daarna gaf men de wensch te kennen, dat ook voor de jongelingen en jongedochters godsdienstonderwijs zou gegeven worden. Alzoo geschiedde.
En op het vriendelijke voorstel van den pastor der uitgestrekte, volkrijke Hervormde Gemeente van Diever, droeg haar kerkeraad den herderlijken arbeid onder de Hervormden in het afgelegen dorp op aan schrijver dezes, den wielrijdenden predikant van het aangrenzende kleine Boijl. Zoo is het nu gekomen, dat schrijver dezes in Zorgvlied-Wateren zieken mag bezoeken, begrafenissen leidt en …. steeds meer en meer belangstelling gevoelt voor de belangen van deze nieuwe Gemeente.
Er wordt wel eens verteld van predikanten, die het zich maar niet kunnen begrijpen, dat wij hier in het Noorden zoo blijmoedig kunnen spreken in die benauwde Evangelisatielokaaltjes. Zij hebben kathedralen noodig !
Wat zou zulk een redenaar vreemd opkijken van onze samenkomsten in een gelagkamer !
Vóór dat de pas aangelegde straatweg naar Diever het boschrijke Wateren verlaat, en de reiziger plotseling eindelooze heide voor zich ziet, komt men aan de gezellige dorpsherberg van Wolter Benthem. Ja, een geheelonthouder schrijft het; de gezellige dorpsherberg aan den rand van het bosch !
’t Was op een Woensdagavond in Februari jongst leden, toen wij voor de eerste maal daar Godsdienstoefening hielden. Wij hebben daar gebeden, gezongen en gepreekt. En inzonderheid baden wij om een zegen op onze plannen. Want wij wilden zoo graag een heel bescheiden gebouwtje hebben, voor het Godsdienstonderwijs, voor onze Godsdienstoefeningen, voor Christelijke vereenigingen.
Sedert dien avond is er nog menige avondpreek gehouden in die gastvrije kamer, voor de nieuw zich vormende gemeente in het nieuwe dorp. Maar ook menigmaal hebben wij er over beraadslaagd, wat wij toch doen konden om de opbloeiende belangstelling in stand te houden, en een eigen “kerkje” te krijgen.
Het resultaat is, dat wij hebben opgericht een vereeniging van ruim 70 leden, wier grondslag is het geloof in Jezus Christus, den Zoon van God, den eenigen en algenoegzamen Zaligmaker. Die overgeleverd is om onze zonden, en opgewekt is om onze rechtvaardigmaking. Leden zijn, Hervormde mannen en vrouwen, die zich op bovengenoemden grondslag willen aansluiten, den leeftijd van 18 jaar bereikt hebben, en een kleine contributie van minstens f. 0,25 betalen.
De Statuten der Vereeniging zijn naar Den Haag gezonden, en wij ontvingen de Koninklijke goedkeuring.
Maar …. men denkt toch niet te hoog van den rijkdom, en de weelde bij eenvoudige heideboertjes ? Weet gij ook wel, dat er in Zorgvlied en Wateren bijna niets dan pachtboeren wonen, en dat ongeveer de helft der bewoners uit arbeiders bestaat ?
De levensstandaard is allereenvoudigst, ja de stedelijke fabrieksarbeider of ambachtsman zou verbaasd staan, als hij zag, dat allerlei hem onmisbare levensbehoeften, hier nog ongekende weelde zijn. Onder de belangstellende Hervormden is slechts één villabewoner.
Welnu, getuigt het dan niet van grote offervaardigheid en belangstelling, wanneer er in dit kringetje ruim 250 (tweehonderd en vijftig) gulden is samen gebracht voor een kerkje ?
Maar er is reeds meer gedaan.
Weet men wat het zeggen wil, wanneer hier een arbeider zijn daghuur verzuimen moet, of wanneer een kleine boer in het voorjaar zijn eigen werk laat liggen ?
Zoo hebben onze mannen samen gewerkt, hout gehakt, boomwortels uitgerooid; kortom een terrein klaar gemaakt, waar, midden in het lieflijke groen, nu plaats is voor “een eigen kerkje”.
Daarna hebben zij nu ook onlangs den grond voor de fondamenenten uitgegraven en wit zand ingekruid, zoodat bij het bouwen nagenoeg geen kosten meer voor het grondwerk behoeven gemaakt te worden.

Maar voor ruim f. 250 kan men geen kerkje krijgen. ’t Is waar, dat in vroegere jaren hier in onze omgeving menigeen een plaggen hut bouwde en voor minder dan f. 100 meende een fatsoenlijke woning te bezitten, maar voor een bedehuis, al wordt het nog zoo sober ingericht, zal men bovengenoemd bedrag wel wat heel gering achten !
Wij hebben eerst advertenties geplaatst en op aanbiedingen geschreven, om voor oud een houten gebouw te koopen. Maar daarin slaagden wij niet.
Toen heeft de heer Meek, architect te Donkerbroek, een allereenvoudigst, net plan voor ons gemaakt, een houten gebouwtje op steenen grondslag, en als de boeren hun paard en wagen beschikbaar stelden, zouden de kosten – zonder het schilderen, zonder banken en verdere meubels – ongeveer duizend gulden hebben bedragen.
Maar hoe nu aan dit geld te komen ?
Gelijk hierboven reeds is medegedeeld, werden in een paar bladen, eenige mededelingen over Zorgvlied-Wateren opgenomen, en vroegen wij om geldelijke steun.
Tot onze grote blijdschap is men ons heerlijk te hulp gekomen. Velen hebben ons reeds hun gaven gezonden. De postbode bracht massa’s postwissels en vele aangeteekende brieven.
Toch zijn wij – alles te samen – niet hooger gekomen dan f. 1050. Hoe komen we nu aan banken ? Hoe bekostigen wij nu het verfwerk, en de lampen, en een kacheltje ?
Daarbij moeten wij nog iets bekend maken.
Van bevoegde zijde, ja zelfs door meer dan een gever, werd ons de raad gegeven: “bouwt uw kerkje toch niet van hout, maar gebruikt steenen !”
Eerst durfden wij naar dien mooien raad niet luisteren.
Juist omdat wij wisten, hoeveel er in ons land voor velerlei doeleinden wordt gevraagd en gegeven. Juist omdat wij beseffen, dat ons kerkje hoofdzakelijk van bijeengebedeld materiaal moet worden opgebouwd – daarom wilden en durfden wij niet meer dan het noodige vragen – daarom wilden wij zoo eenvoudig mogelijk onze plannen maken.
Maar toch hebben wij ten slotte geluisterd naar de vriendelijke stemmen van hen, die ons opwekken, dat wij toch niet op het aller zuinigst moeten bouwen; en na wekenlang dralen en overleggen en berekenen zijn de plannen nu eenigszins gewijzigd.
Wij hopen nu, dat de belangstellende vrienden, wier verdere hulp wij moeten inroepen, ons niet van verkwisting en onbescheidenheid zullen beschuldigen.
Het kopje op het dak zal iets minder kaal worden dan volgens ’t eerste plan; de ruimte voor 50-60 personen zij iets minder benepen; de pannen iets solieder. En vooral: de muren zullen, ter afwering van zomerhitte en winterkoude, niet slechts van planken worden gemaakt, maar aan de binnenkant versterkt door een kwarto-steenen beschutting.
Dit eischt f. 400 extra ! En dan het schilderen, en de banken !
Vriendelijke lezer, voelt gij eenige belangstelling voor de nieuwe gemeente die hier in ons afgelegen hoekje in wording is ?
Ons kringetje breidt zich uit. De toestanden zijn van dien aard, dat steeds meer Hervormden zich in Zorgvlied-Wateren vestigen, en terwijl helaas in tal van steden en dorpen de tijdgeest afkeerig is van Evangelie en kerk, vinden wij hier het merkwaardige verschijnsel dat verreweg de meeste Hervormden metterdaad toonen, dat zij voor zich zelven een geregelde Evangelisatieprediking verlangen, en hun kinderen merkwaardig getrouw ter catechisatie zenden.

Zijt gij dezen zomer op het zendingsfeest te Middachten geweest ?
Daar sprak dominee H. Pierson van Zetten zoo fijn over den Macedonischen man, en stelde ons voor de vraag of de roepstem van dien Griek berustte op waan, op werkelijheid of op waarheid ?
Men zal mij misschien vragen, of mijn vrienden in het nieuwe dorpje, reeds krachtig aangegrepen zijn door de Heilge Geest en aldus ontwaakt, roepen om het Evangelie ? Of dat zij misschien reeds zoozeer gezien hebben de heerlijkheid van het Koninkrijks Gods, dat zij alles opofferen voor den Heiland ?
En dan antwoord ik met een paar wedervragen.
Is het niet waar, dat ook mijn vrienden hier in het heidedorpje geroepen zijn, en daarom geroepen moeten worden tot de heerlijkheid van het kindschap Gods ?
Is het niet wonderlijk, dat hier door Gods leidingen de deuren wijd geopend zijn ?
Is het niet een teeken van bereidheid des harten, dat geld en tijd en arbeid geofferd worden ?

Het antwoord, dat ik op deze vragen meen te moeten geven, schonk mij de vrijmoedigheid om uwe hulp in te roepen. Hoezeer ook ik het gevaar vrees, om zelfgekozen paadjes te verwarren met Gods wegen, toch geloof ik vast, dat de arbeid in deze nieuwe en groeiende gemeente, duidelijk door ’s Heeren leidingen is aangewezen. Dat geeft mij moed, ja dat dringt mij, uw hulp in te roepen. U dringe de liefde van Christus !

Dr. Arnold Izaäk Kan Junior
Hervormd Predikant
Boijl (Weststellingwef)
19 October 1904.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De moeder van de redactie is in 1918 geboren op Woater’n en woonde tot 1945 op Woater’n en op Zorgvlied. Zij heeft als jong meisje de laatste scheper van Woater’n nog gekend. Zij herinnerde zich zijn naam. Hij was Siebrand Donker. Ut was moar un klein mannegie. Ze wist dat Siebrand Donker tijdens het schapen hoeden op bestelling wollen sokken breide. Hij kon enige paren sokken per dag breien. Zijn echte voornaam was Sijbrand, maar werd in het dialect uitgesproken als Siebrand. Sijbrand Donker is op 31 oktober 1861 geboren in Makkinga. Hij is op 18 april 1929 op 67-jarige leeftijd overleden op Woater’n.

Posted in De aandere kaante van de Deeverse bos, Obadja, Woater’n, Zorgvliet | Leave a comment

Ik blieve in mien beddestee sloap’m tot mien dood

In de maand augustus van het jaar 1963 schreven de voogden van de Stichting van Weldadigheid ‘het Sint Anthonij-Gasthuis’ op Zorgvlied ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van deze stichting een brief aan de nakomelingen van mr. Lodewijk Guilaume Verwer en mr. Julius Verwer, teneinde deze nakomelingen te herinneren aan de vooruitstrevende en edelmoedige daad van de beide stichters en hen vanwege het interende vermogen van deze ‘stichting van weldadigheid’ te stimuleren geld te doneren aan deze stichting.

Arnhem/Voorburg, augustus 1963.
Aan de nakomelingen van wijlen Lodewijk en Julius Verwer.

Onderwerp: Sint Anthony-Gasthuis

Beste familieleden,
Op 22 september aanstaande zal het 75 jaar geleden zijn, dat voor notaris A.B. Sjerps te Leeuwarden werd verleden de stichtingsakte van het Sint Anthony-Hasthuis te Zorgvlied (gemeente Diever). Als de stichters en eerste voogden van deze ‘stichting van weldadigheid’ compareerden Uwe en onze grootvaders, respectievelijk overgrootvaders, de Meesters Lodewijk en Julius Verwer.
Deze stichting had en heeft nog steeds ten doel ‘huisvesting en zover mogelijk een wekelijkse toelage in geld te verstrekken aan gehuwde of ongehuwde personen, onverschillig van welke Christelijke Geloofdsbelijdenis, wier eigen inkomsten onvoldoende zijn’. De kennelijke strekking is voorts geweest, dat in de eerste plaats financieel minder draagkrachtige ouden van dagen uit Zorgvlied en omgeving voor dit ‘benefice’ in aanmerking kwamen.
Gedurende 75 jaar hebben de opvolgers van de genoemde stichters zoveel als mogelijk getracht hun doelstelling te verwezenlijken. De vier woningen worden thans bewoond door twee bejaarde echtparen en twee bejaarde weduwen, van wie de echtgenoten in of nabij Zorgvlied, veelal in hun jonge jaren in dienst van een der stichters, de beste tijd van hun leven hebben doorgebracht. Zij ontvangen behalve vrije huisvesting en het vrije gebruik van een strook grond voor en achtrer het ‘huisje’ voor het verbouwen van groenten en het houden van kippen, een geldelijke toelage. Sedert de inwerkingtreding van de Algemene Ouderdomswet is de wekelijkse toelage van één gulden vervangen door toelagen van f. 25,-, welke jaarlijks met Pasen en Kerstmis worden verstrekt.
In de laatste maanden heeft de stichting blijkbaar ook de belangstelling getrokken van enkele journalisten, die op hun tocht Zorgvlied passeerden. Op 18 mei j.l. verscheen in de Drentse en Asser Courant een uitvoerig artikel onder het motto ‘Gratis wonen in Zorgvlied met zelfs nog geld toe’, gevolgd door een minder uitvoerige publicatie in de Tijd/Maasbode van 8 augustus jongst leden onder het hoofd: ‘In een bejaardenhuis met geld toe’. In beide artikelen wordt de nadruk niet slechts gelegd op het unieke feit, dat bejaarden gratis mogen wonen, maar voorts ook op het oecumenische karakter van deze katholieke stichting, waar katholieken en protestanten in goede verhouding naast elkaar leven. Momenteel  worden drie van de vier woningen door protestanten bewoond.
Hoewel de woningen uiteraard van bescheiden omvangn zijn, is de erkentelijkheid van de ‘proveniers’ voor de sociale bewogenheid van de beide stichters steeds groot geweest. Zonder zorgen slijten zij in dit gasthuis hun oude dag. De voogden zijn dan ook wel eens genoodzaakt om acte de présence te geven bij gelegenheid van gouden en zelfs diamanten bruiloften. In elk geval hebben zij tot nog toe nimmer gebruik behoeven te maken van de statutaire bepaling, dat ‘mochten zich niet dadelijk geschikte proveniers voordoen, dan zullen de voogden, in afwachting daarvan, de kamers ten behoeve van de stichting kunnen verhuren’.
De huidige voogden – van wie krachtens de stichtingsakte twee bloedverwanten zijn van de beide stichters, terwijl de derde in Zorgvlied woonachtig moet zijn – hebben gemeend dit jubileum niet onopgemerkt voor de overige bloed- en aanverwanten te mogen laten voorbijgaan. Zij ontveinzen zich niet, dat er nakomelingen zijn, die ofwel van deze stichting nimmer vernomen hebben, ofwel het bestaan daarvan amper uit een ver verleden zullen herinneren.
De voornaamste reden van dit rondschrijven is dan ook, dat dit jubileum wordt aangegrepen om de in 1888 wel zeer vooruitstrevende en edelmoedige daad van de beide stichters in de herinnering van hun nakomelingen terug te roepen. Zorgvlied zij voor hen niet alleen de plaats, waar hun moeder repsectievelijk grootmoeder werd geboren of heeft gewwond. Het Sint Anthony-Gasthuis met de daaraan grenzende Rooms Katholieke Kerk en pastorie – eveneens een geschenk van de familie Verwer – blijve voor hen tevens een monument van grote waardering voor de door hun voorvaderen beoefende christelijke caritas.
Daarnaast willen de voogden niet nalaten de belangstellenden van de familieleden te vragen voor de financiële belangen der stichting. Haar vermogen is nimmer van grote omvang geweest en heeft tengevolge van de geldontwaarding sedeet 1888 ernstig ingeboet. Voorts zijn in de laatste decennia slechts weinig giften en legaten ingekomen. Niettemin zijn er met name sedert de laatste wereldoorlog belangrijke verbeteringen in de huisjes aangebracht, zoals de voorziening in elctriciteit en waterleiding en het opruimen van de bedsteeën. (Slechts één 87-jarige bewoner wenst nog tot zijn dood de bedstee te behouden.)
Het behoeft geen toelichting, dat voor onderhoud en verdere verbetering van deze oude woningen veel geld benodigd is. De huidige voogden zullen het daarom op hoge prijs stellen, indien dit vermogen bij gelegenheid van dit jubileum weer in enige mate zou kunnen worden opgevoerd. Giften aan deze ‘stichting van weldadigheid ‘ gedaan, zijn fiscaal aftrekbaar. Zij kunnen worden gedaan door storting op postrekening nr. 6269 van de Twentsche Bank N.V. te Amsterdam met de aantekening ‘ten gunste van rekening-courant nr. 27729 van het Sint Anthony-Gasthuis te Zorgvlied (Dr.)’.

De voogden van het Sint Anthony-Gasthuis
Lodewijk Verwer
Julius Woltring
Hendrik Bos

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
In ut Deevers Archief is de akte van schenking en stichting van de Stichting van Weldadigheid Het Sint Anthonij-Gasthuis opgenomen. De broers mr. dr. Lodewijk Guillaume Verwer en mr. Julius Verwer zijn de stichters van Het Sint Anthonij-Gasthuis.
Voogd mr. Lodewijk Verwer is Lodewijk Guillaume Verwer. Hij is geboren op 2 mei 1913 in Zwolle en is overleden op 31 maart 1985. Hij is een zoon van Idse Johannes Verwer en Elisabeth Maria Becker en hij is een kleinzoon van mr. Lodewijk Guillaume Verwer.
Voogd mr. dr. Julius Woltring is geboren op 22 januari 1912 in Amsterdam. Hij is een zoon van Herman Woltring en Bertha Carolina Verwer. Zij is een dochter van mr. Julius Verwer. Mr. dr. Julius Woltring is een kleinzoon van mr. Julius Verwer. 
Boer Hendrik Bos was in 1962 voogd van het Sint Anthonij-Gasthuis geworden. In die functie was hij belast met de dagelijkse zorg voor de provenierswoningen van het Sint Anthonij-Gasthuis. De redactie verwijst gemakshalve naar het bericht Pauselijke onderscheid Pro Ecclesia et Pontifice.
De redactie bracht in de negentiger jaren van de vorige eeuw een bezoek aan de gepensioneerde voogd mr. dr. Julius Verwer en zijn echtgenote, die in Renkum hoog in een chique complex in een appartement woonden, met een prachtig uitzicht over de Nederrijn en de uiterwaarden. De redactie kreeg van hem een kopie van bijgaand afgebeelde brief. Opdat ook Zorgvlied zijn zorgen om het Sint Anthonij-Gasthuis moge weten.
De hierna afgebeelde zwart-wit foto van de vijf proveniershuisjes van het Sint Anthonij-Gasthuis is aanwezig in het Drents Archief in de fotocollectie MZ-Diever van Monumentenzorg. Deze zwart-wit foto is gemaakt op 8 augustus 1995. Deze foto is met bronvermelding vrij te gebruiken. De redactie is het Drents Archief daarvoor bijzonder erkentelijk.

Posted in Sint Anthonij Gasthuis, Zorgvliet | Leave a comment

Braandtoorn’s en un braandpoal op Baark’nheuvel

In het in 1999 verschenen Deeverse fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ is de volgende tekst opgenomen bij afbeeldingen 82 en 83, zijnde een afbeelding van een ansichtkaart van een brandtoren op Kijkduin en een afbeelding van een ansichtkaart van een brandtoren an de Gowe op het landgoed Berkenheuvel. Beide ansichtkaarten zijn vóór de Tweede Wereldoorlog uitgegeven.

82 en 83 – Berkenheuvel – Houten uitkijktorens – 1939
In het grote aaneengesloten bosgebied van Berkenheuvel kon het begin van brand alleen tijdig vanuit de hoogte worden ontdekt. In de twintiger jaren werden de hier afgebeelde houten uitkijktorens in gebruik genomen.
Op de linker foto is de toren aan de Torenweg bij de Van Daalensweg te zien. Deze uitkijktoren stond op de hoogste heuvel van de omgeving. Mr. Albertus Christiaan van Daalen, de eigenaar van Berkenheuvel, gaf deze heuvel een aardige naam: Kijkduin. Deze toren is aan het begin van de veertiger jaren afgebroken.
Op de rechter foto staat de toren die zich bevond op een heuvel in de buurt van de Pastoorszandweg bij de Geeuwenbrug. Bij de uitkijktoren stond een houten huis dat bewoond werd door een werknemer van het landgoed Berkenheuvel. Nadat de N.V. Berkenheuvel grond had verkocht aan het ministerie van Sociale Zaken lag de toren op het terrein van een werkkamp van de arbeidsdienst, later het kamp voor sociale jeugdzorg De Eikenhorst. Deze toren is in de vijftiger jaren afgebroken.
De twee houten uitkijktorens werden ontworpen door architect ir. Mello van Daalen, de jongste zoon van mr. Albertus Christiaan van Daalen en één van de latere bewindvoerders van de N.V. Berkenheuvel. Naar hem is de Mellolaan vernoemd.
Op het landgoed Berkenheuvel werd voor het uitkijken over het bos ook gebruik gemaakt van een brandpaal. Dit was een lange
houten paal die was voorzien van klimijzers en was geplaatst in een zware sokkel van veldkeien en tras. Deze werd op 14 april 1934 centraal opgesteld op een hoge heuvel aan de Middenlaan, tegenover de Juniperusweg. Het is niet bekend tot wanneer deze brandpaal dienst heeft gedaan.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Het in de tekst vermelde werkkamp van de arbeidsdienst is het werkkamp van de Nederlandse Arbeidsdienst (N.A.D.), dat in de Tweede Wereldoorlog werd gebouwd en gebruikt.
De twee hier afgebeelde zwart-wit ansichtkaarten zijn in 1942, nota bene in de Tweede Wereldoorlog, verzonden. Op de achterkant van beide zwart-wit ansichtkaarten staat de uitgever niet vermeld en ook staat de Deeverse neringdoende, die de kaart verkocht, niet vermeld.
De houten brandtoren aan de Torenweg bij de Van Daalensweg is wel terug te vinden op topografische kaarten van vóór de Tweede Wereldoorlog. De houten brandtoren in de buurt van de Pastoorszandweg an de Gowe is helaas niet terug te vinden op topografische kaarten van vóór de Tweede Wereldoorlog.
De redactie is benieuwd of iemand van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief de standplaats van de houten brandtoren in de buurt van de Pastoorszandweg an de Gowe wel weet en bereid is de deze kennis met de redactie te delen.
Bart Buiter heeft de twee hier getoonde kleurenfoto’s van de nog steeds bestaande resten van de fundering van de brandpaal op de hoge heuvel aan de Middenlaan en tegenover de Juniperusweg, gemaakt op 7 augustus 2015.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Posted in Ansichtkoate, Braandtoor’n, Diever, ie bint 't wel ..., Landgoed Berkenheuvel, Uutkiektoor’n, Verdwenen object | Leave a comment

Gedèènktiek’n veur de bouwers van de noodbrogge

In de krant Ons Noorden : Dagblad voor de Noorderlijke Provinciën verscheen op 21 mei 1945 een artikel over de bouw van de noodbrug over de Drentse Hoofdvaart an de Deeverbrogge in de nacht van 11 op 12 april 1945. 

Drentse burgers bouwden een noodbrug en bevorderden Frieslands bevrijding
In de dagen rond 10 april, zo lezen we in de ‘De Vrije Pers’, toen het noorden des lands in angstige spanning op de bevrijdende Canadese legers wachten, ging er in de huizen van de gelukkigen, die nog op de een of andere elektrische stroom konden bemachtigen, geen uur voorbij of de radio werd ingeschakeld. De hoop op een spoedige verlossing van de onderdrukkers nam toe in de harten van de Drenten en Groningers, naarmate de tankspitsen ten oosten van de Drentse Hoofdvaart vorderen. Doch de Friezen werd het bang te moede, want wie beter dan zij wisten welk een barrière hen nog van de oprukkende geallieerden scheidde.
Op een goede dag meldde Herrijzend Nederland evenwel plotseling dat de Canadese spitsen tot in Diever doorgedrongen waren. Diever, over het kanaal dus ! En zie, dit bruggenhoofd is het geweest van waaruit Frieslands victorie begon. Dit bruggenhoofd danken zij aan een Drentse opzichter van de Rijkswarerstaat, die met een aantal burgers onder het bereik der Duitse kanonnen een noodbrug over het kanaal sloeg, waarover het materiaal naar het westen stroomde.
Canadezen en Polen rukten in Drente op: Coevorden werd bevrijd, de spoorbaan Hoogeveen – Meppel gepasseerd, in de loop van woensdag den 11de april werd Dwingeloo bereikt en even later stonden Canadezen aan de Drentse Hoofdvaart. Waarschijnlijk heeft het niet in de bedoeling gelegen om de operaties onmiddelijk aan de westzijde ervan voort te zetten, doch er zijn factoren geweest (onder andere een noodkreet van de bevolking van Diever, waar de terugtrekkende Duitsers een vreselijke terreur uitoefenden, die den commandant de wenselijkheid van een noodbrug bij Dieverbrug deden inzien.
Mer een opzichter van de Rijkswaterstaat te Dwingeloo werd overleg gepleegd en deze bood aan, met een aantal vrijwilligers een brug over het kanaal te slaan. Ondanks het feit, dat zowel Wittelte, de Haarsluis (ten zuiden van Geeuwenbrug) en Diever nog in Duitse handen was en het geenszins denkbeeldig was, dat deze tegen het vallen van de avond het vuur zouden openen, meldden zich tal van vrijwilligers aan. Uit deze groep werden zestien bekwame vaklui gekozen, die ’s avonds om negen uur met de bouw begonnen, terwijl de Canadezen de wegen naar Dieverbrug onder controle hielden.
De opdracht van den Canadesen commandant luidde: maak  mij een brug geschikt voor maximaal 9-tons wagens en zorg, dat die morgenvroeg half zeven klaar is. De hele nacht zwoegden en ploeterden de vrijwilligers, daarbij gebruik makend van een bok met marteriaal afkomstig van de op last van de Duitsers afgebroken Wittelterbrug, welk materiaal men speciaal met het oog op de bouw van een noodbrug in de buurt had weten vast te houden. De mannen smaakten tenslotte het genoegen debrug tien minuten voor de vastgestelde tijd gereed te hebben en onmiddellijk starten de geallieerde colonnes naar het westen.
Het schijnt dat de Canadese bevelvoerder na deze voorspoedige vorming van het ‘bruggenhoofd Dieverbrug’ het krijgsplan gewijzigd heeft en meteen Friesland en de Kop van Overijssel heeft ‘meegenomen’. Dezelfde morgen omstreeks elf uur stonden de eerste Canadese verkenners voor Steenwijk en nog de zelfde dag werd Wolvega bereikt.
Is het teveel gezegd, dat de Friezen, die er op enkele plaatsen na (Pingjum onder andere) bijna zonder kleerscheuren zijn afgekomen, dit mede te danken hebben aan de mannen van de Rijkswaterstaat en hun Drentse vrijwilligers ?

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie heeft in verschillende berichten aandacht besteed aan het ontbreken van een gedenkplaat of een plaquette voor de Deeverse en Dwingeler bouwers van de noodbrogge over de Drentse Hoofdvaart an de Deeverbrogge in de nacht van 11 op 12 april 1945. De noodbrug is gebouwd geweest naast de Deeverbrogge, die de Duitse bezetter tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog heeft opgeblazen. Op de hier afgebeelde helaas niet zo scherpe foto is de opgeblazen Deeverbrogge te zien; deze foto is vlak na het einde van de Tweede Wereldoorlog gemaakt door de an de Deeverbrogge wonende Wopke Veenstra.
Zie bijvoorbeeld het bericht Bouwers van de noodbrogge kriegt un gedenkplaete
en het bericht De seu’m lange staarke ieser’n balk’n van Oere Chris of het bericht Un ienvoldig gedèènktiek’n bee de Deeverbrogge.
De bedoeling van het bestuur van de Historische Vereniging Gemeente Diever was deze gedenkplaat, eigenlijk meer een vandalenbestendig informatiebord, met enig ceremonieel te plaatsen op 12 april 2010, vijfenzeventig jaar na de bevrijding van de gemiente Deever, te plaatsen, maar vanwege de corona-pandemie bleek dat helaas op die datum niet tot de mogelijkheden te behoren.
In de webstee van de Olde Möppeler (Meppeler Courant) verscheen op 3 augustus 1920 het bericht Historische Vereniging Gemeente Diever plaatst informatiepanelen
waarin ook verslag wordt gedaan van het plaatsen van een bord met gegevens over de bouw van de noodbrogge ter plaatse van de vernielde Deeverbrogge.
Het is er dus na 75 jaren en bijna 4 maanden na 12 april 1945 dan toch nog van gekomen. Niet op initiatief van de Hoge Heertjes En Dametjes Van Het Dagelijks Bestuur Van De Gemeente Westenveld En Hun Ambtelijke Medewerkers In Hun Luxe Onderkomen Aan de Gemeentehuislaan In Deever, maar wel op het zeer te waarderen intiatief van de Historische Vereniging Gemeente Diever.
De redactie zal te gelegener tijd bij een volgende fotoexpeditie door de gemiente Deever, dus zeker niet met geschwinde spoed en ook niet in gestrekte draf enige foto’s van dit gegevensbord maken, en toevoegen aan dit bericht.

Posted in An de Deeverbrogge, Canadees’n, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

De student’nkaam’pm bee ut Mast’nveltie

De Verenigde Christelijke Jongeren Bond (V.C.J.B.) begon in 1922 met kampen, goedkoper van opzet en met meer zelfwerkzaamheid. Deelnemers waren aanvankelijk leerlingen van het voortgezet lager onderwijs.
In 1923 werd door de Verenigde Christelijke Studenten Bond (V.C.S.B.) en de Verenigde Christelijke Jongeren Bond (V.C.J.B.) gezamenlijk kampwerk opgezet.
In 1924 kwam tot stand de ‘Centrale Raad van het Vrijzinnig Christelijk Jeugdwerk’. Het was een samenwerkingsverband van beide hiervoor genoemde bonden voor wat betreft het jeugdwerk, meer in het bijzonder het kampwerk. Onder andere werden van beide zijden leiders geleverd voor de gemeenschappelijke kampen.
Een van de kampen was het kamp in Deever aan de Bosweg bij het Mastenveldje. Het kampterrein in Deever aan de Bosweg bee ut Mast’nveltie was van de ‘Centrale Raad van het Vrijzinnig Christelijk Jeugdwerk’, die het terrein in erfpacht had genomen van mr. Albertus Christiaan van Daalen, de eigenaar van het landgoed Berkenheuvel.
De zwerfstenen op de voorgrond van deze eenvoudige tekening uit 1932 zijn nog steeds aanwezig op het voormalige kampterrein.

Posted in Bosweg, Mast'nveltie, Student’nkaamp, Tiekening | Leave a comment

Ut bidplaetie van Jurjen Bos uut Zorgvlied

De redactie van ut Deevers Archief toont bijzonder graag bidprentjes van rooms katholieken die zijn geboren in de gemiente Deever en zijn overleden in de gemiente Deever of zijn geboren in de gemiente Deever, maar niet zijn overleden in de gemiente Deever of niet zijn geboren in de gemiente Deever, maar wel zijn overleden in de gemiente Deever. Dit bericht toont de voorkant en de achterkant van het bidprentje van Jurjen Bos. Hij is niet geboren in de gemiente Deever, maar hij is wel overleden in de gemiente Deever.

Gedenk in Uw gebeden en H.H. Misoffers Jurjen Bos, echtgenoot van Alida van den Akker,
Geboren te Blesdijke 28 maart 1875, overleed hij voorzien van het Heilige Oliesel te Zorgvlied 5 maart 1957; 9 maart daar aan volgend werd hij begraven op het Rooms Katholieke kerkhof te Zorgvlied in afwachting van de glorievolle verrijzenis.
Met kinderlijk blijde geest, die heel zijn leven kenmerkte, vervulde hij de plichten, die God hem had opgelegd. In liefdevolle toewijding zorgde hij voor zijn huisgezin, dat hem zo dierbaar was. Vol rechtvaardigheid en zorg gaf hij het voorbeeld van christelijke naastenliefde. Zo zal hij ook bij velen in dankbare herinnering blijven.
Vele jaren -van 15 maart 1920 tot 20 april 1956- was hij lid van het kerkgebestuur van de Sint Andreasparochie te Zorgvlied en stond hij op de bres voor kerk en parochianen, vooral gedurende de laatste oorlog.
Dierbare vrouw, heb dank voor Uw zorg. Lieve kinderen, eert mij in Uw moeder en volgt mijn voorbeeld na. Steeds bereid als God U roept.
Gebed
Open voor hem, o Heer, de deur des hemels en maak hem deelachtig aan de vreugde der heiligen in Gods eeuwige glorie.
Hij ruste in vrede.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Jurjen Bos is begraven op de rooms katholieke kaarkhof an de Monden op Zorgvlied.

Posted in Bidplètie, Zorgvliet | Leave a comment

De lüder van de klokk’n in de toor’n an de brink

De redactie van ut Deevers Archief kreeg in de jaren 2000-2005 bij zijn bezoeken aan wijlen Anne Mulder, een Deeverse uut de Aachterstroate, die eerst an de Kloosterstroate in Deever, daarna in Gasselte en later in Assen woonde, steeds van hem verhalen, schrijfsels, artikelen, krantenknipsels en documenten over Deever ter hand gesteld met de bedoeling deze voor hem al dan niet in geredigeerde vorm te publiceren.
Het is de redactie bij het leven van Anne Mulder helaas niet gelukt al zijn Deeverse documenten in het blad Opraekelen van de heemkundige vereniging uut Deever te publiceren, dan maar postuum en beetje bij beetje opnemen in ut Deevers Archief.

Tussen de documenten zat ook het rijmsel, dat wijlen Anne Mulder voor dorpsfiguur Geert Dekker schreef ter gelegenheid van diens veertigjarige luiderschap van de klokken in de gemeentelijke toren an de brink van Deever.

Geachte gemeente
Veertig lange, lange jaren
Werd het orgel en de klok
Van de kerk in ’t dorpje Diever
Regelmatig als een klok
Trouw bediend door steeds dezelfde
Alom bekende dorpsfiguur
Geert Dekker en wij weten
Hoe trouw en hoe secuur
Hij deze functies naast veel anderen
Als nevenfuncties heeft verricht
En hoe hem dit werk bezielde
Als man van eer en deugd en plicht.

Geachte jubilaris
Ik weet, U bent een man van eerzucht
Niet één, die graag gehuldigd wordt
Maar toch, als Diever dit thans naliet
Schoot het schromelijk tekort
Aan z’n verplichting tegen iemand
Als U, die hier bij groot en klein
De klokkenluider van ’t dorp Diever
Was en is en nog zal zijn
Wat hebt ge in al die veertig jaren
Niet aan Uw oog voorbij zien gaan
Bij hoeveel verenigingen en burgers
Hebt ge al niet in dienst gestaan ?
U bent, in dubbele zin gesproken
Naast de kerk hier opgegroeid
Zelfs met begrafenis en ’t kerkhof
Was u jarenlang gemoeid
Nooit, in al die veertig jaren
Was u daarbij eens absent
Hetgeen getuigd, hoe kerngezond U
En uit welk hout U gesneden bent
Diever, zonder een Geert Dekker
Zou bepaald ondenkbaar zijn
In deze dorpsgemeenschap vast verankert
Is U, bij oud en jong, bij groot en klein
Naast U, zie ik voor mijn oog verschijnen
Eén, die thans met u jubileert
Een vrouwspersoon achter ’t gordijntje
Van ’t olde huus, Uw zuster Geert
Zij was die U steeds verzorgde
Meeleefde met haar werk en geest
Als een figuur achter de schermen
Zij is deelachtig aan dit feest
Ik hoop van harte, trouwe dienaar
Dat u nog lang het klokketouw
Als voorheen moogt bedienen
Zowel bij vreugde, als bij rouw
En dat ook de orgeltonen
Nog zullen galmen jarenlang
Met behulp van Uwe krachten
Bij des Heerens lofgezang.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie verwijst voor berichten over Geert Dekker naar het bericht Geert Dekker, Aebel Wiekstroa en Hillechien Dekker en naar het bericht Er staat een kerk op instorten. In het laatst genoemde bericht is ook een foto van Geert Dekker opgenomen.
Oook stond er in het christelijke weekblad de Spiegel van 6 juni 1956 een foto van Geert Dekker.

Posted in Alle Deeversen, Deever, Dorpsfiguur, Geert Dekker, Toor'n an de brink | Leave a comment

De ofscheidskoate van ut somerkaamp

In de verzameling van ut Deevers Archief is bijgaande zwart-wit ansichtkaart aanwezig. Op de afbeelding is de gemeentelijke toren en het kerkgebouw aan de brink van Deever te zien.
De zichtbare deur aan de linkerkant van de kerk dateert nog uit de tijd dat in het westelijke deel van de zuidelijke beuk van de kerk de lagere school van Deever was gevestigd. Deze deur is terecht verdwenen tijdens de grote restauratie van de gemeentelijke toren en het kerkgebouw in de vijftiger jaren van de vorige eeuw. Let vooral ook op het zwaar vervallen dak van de kerk. En let vooral ook op de glint’n um de braandkoele op de brink.
De achterkant van de kaart is tussen 13 en 20 augustus 1948 beschreven. Daarmee is nog niet duidelijk of de kaart in 1948, 1947 of 1946 is uitgegeven en ook is op de achterkant van de kaart niet vermeld bij welke neringdoende in Deever deze meer dan 70 jaar oude ansichtkaart te koop was. De kaart werd zelfs in Deever nog verkocht in 1950 !
Uit de tekst op de achterkant blijkt dat de kaart is beschreven door de kampleiding van zomerkamp IV van de Vrijzinnig Christelijke Jeugd Centrale (V.C.J.C.). De redactie heeft het vermoeden dat iedere deelnemer aan zomerkamp IV met zo’n afscheidskaart naar huis ging. De V.C.J.C. hield haar zomerkampen in Deever an de Bosweg bee ut Mastenveltie. De redactie weet niet wat de afkortingen op de achterkant van de ansichtkaart betekenen en weet ook niet wie zijn naam bij een afkorting heeft geschreven.
In het tekstgedeelte van de ansichtkaart is de volgende tekst geschreven:
Verbonden met allen die van goeden wille zijn ….
Volledig luidt deze nog steeds toepasselijke zegenspreuk: Verbonden met allen die van goeden wille zijn, geroepen tot vernieuwing van de wereld en ons leven, willen wij ieder voor zich en tezamen een teken van hoop, geloof en liefde zijn in de wereld van vandaag !
Op de plaats voor de postzegel is een wijnroodkleurig plaatje geplakt. De redactie zou van de zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief graag willen weten of dit het logo van de V.C.J.C. was en wat de betekenis van dit logo was.
De V.C.J.C. maakte ook reclame voor haar zomerkampen, zie de bijgevoegde afbeelding van een aanplakbiljet, dat in 1938 werd ontworpen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De heer Henk Matthijssen stuurde naar aanleiding van de zin ‘Verbonden met allen die van goeden wille zijn’ op de achterkant van de hier afgebeelde ansichtkaart op 8 september 2020 een reactie naar ut Deevers Archief. De redactie is hem bijzonder erkentelijk voor deze reactie, die luidt als volgt.
Uit mijn tijd bij de Vrije Vogels (ook van de V.C.J.C.) herinner ik mij dat de hele spreuk was:
Verbonden met allen die van goeden wille zijn, gedragen door hoger kracht, geroepen tot vernieuwing van ons leven en de wereld, willen wij God met al onze krachten dienen.
Is deze langere spreuk bij iemand bekend?


Posted in Ansichtkoate, Kaarke an de brink, Student’nkaamp, Toor'n an de brink | Leave a comment

Anthonij Gasthuis – Gratis wonen en een gulden toe

Akte van Schenking en Stichting 

Heden den twee en twintigsten September achttienhonderd acht en tachtig compareerden voor mij Anthonius Bernardus Sjerp, notaris te Leeuwarden, in tegenwoordigheid der na te noemen getuigen:
De heeren Mr. Lodewijk Guillaume Verwer, advocaat, wonende te Zorgvlied, gemeente Diever, en Mr. Julius Verwer, advocaat, wonende te Leeuwarden.

Die verklaarden, omtniet en onherroepelijk af te staan aan de hiermede te Zorgvlied, gemeente Diever, provincie Drenthe, opgericht wordende Stichting van Weldadigheid, het St. Anthonij Gasthuis, bestemd tot verstrekking van huisvesting en zoover mogelijk eene wekelijksche toelage in geld, aan gehuwde of ongehuwde personen, onverschillig van welke Christelijke Geloofsbelijdenis, wier eigen inkomsten onvoldoende zijn.

Primo.
Een gebouw te Zorgvlied, gemeente
Diever, als Pastorij in gebruik bij de Roomsch Katholieke gemeente te Zorgvlied, en als zoodanig ten kadaster bekend gemeente Diever, sectie A, nummer 695, geheel groot twee roeden zestig el, wordende echter niet afgestaan het erf ten zuiden onder dit nummer begrepen, noch de turfloods op dat erf gebouwd, doch alleen het hoofdgebouw en voor de houders het recht van gebruik en bewoning van dit perceel, toekomende aan de Roomsch Katholieke gemeente te Zorgvlied tot het jaar negentien honderd zeventien, of zoveel vroeger als het door het Kerkbestuur zal worden ontruimd.

Secundo.
Het gebouw, naast het vorige, bekend ten kadaster als schuur gemeente en sectie als voren, onder nummer 696, groot vier en twintig el.

Tertio.
Het gebouw, naast het vorige, bekend ten kadaster als huis, gemeente en sectie als voren, onder nummer 697, groot vijf en dertig el.

Quarto.
Zoodanig gedeelte van het perceel ten kadaster als tuin bekend, gemeente en sectie als voren, onder nummer 693, geheel groot zeven en zeventig roeden vijftig el, als gelegen is tusschen de sub primo, secundo en tertio omschreven gebouwen en den publieken weg ten noorden, groot ongeveer tien roeden en zoals op het terrein door paaltjes is aangewezen; alles onder voorwaarde, dat de stichting zal moeten dichtmaken de deur tusschen den stal en perceel nummer 697 en al de deuren en lichtscheppingen in den zuidelijken muur, die in nummers 697 en 696 dadelijk, die in 695 bij het eindigen van het recht van gebruik en bewoning voorschreven, terwijl de comparanten zich voorbehouden het recht van deurslag in hun koetshuis en uitweg door de koetshuisdeur ten noorden, en het recht om in den zuidelijken muur balken te leggen en daartegen te timmeren, terwijl de goot aan den muur ter bede zal liggen, en de stichting gehouden zal zijn alle water op eigen erf te leiden en aftevoeren, zodra dit door de comparanten wordt gevorderd.

Welke perceelen door de comparanten, onder meer, zijn verkregen bij koopacte den twintigsten Mei achttien honderd negen en zeventig voor den notaris Johannes Gijsbertus Moll te Arnhem verleden, overgeschreven ten kantore der hypotheken te Assen den vijfden Juni daaraanvolgende, in deel 474 nummer 43.

De comparanten verklaarden de voorschreven perceelen aftestaan onder de volgende

Voorwaarden en bepalingen:
1.
De stichting zal geheel onafhankelijk en vrij zijn van Staats-, Provinciaaal of Gemeente bestuur;
2.
Haar zetel zal zijn te Zorgvlied in de gebouwen op voorschreven perceelen aanwezig of te stichten;
3.
Zij zal den naam dragen van “St Anthonij Gasthuis”;
4.
De geldelijke baten, die het gasthuis verkrijgt, zullen door het Bestuur rentegevend worden belegd, van de renten, zoodra deze minstens twee en vijftig gulden ’s jaars bedragen, zal wekelijks aan den bewoner der eerste kamer een gulden worden uitgereikt en het restant worden opgelegd, zoodra het kapitaal door giften en opgelegde inkomsten drie duizend gulden zal bedragen zal ook de bewoner van de volgende kamer in het genot der bijdrage worden gesteld; vervolgens zal behoudens het hierna bepaalde, het restant der opkomsten worden opgelegd tot dat bij het einde van voorschreven recht van gebruik en bewoning, de ruimte, thans als Pastorie gebezigd, vrijkomt en voor provenierskamers zal worden ingericht, als wanneer de inkomsten dit toelatende, de bewoners van de derde, vierde en vijfde kamers evenzeer in het genot der toelage zullen worden gesteld.
De verder overig zijnde renten kunnen naar het goedvinden van het Bestuur tot kapitaal vorming en verdere uitbreiding der stichting of tot verhooging der bijdragen van de proveniers worden aangewend, terwijl het aan het Bestuur vrij zal staan , ook op andere wijze de zedelijke of maatschappelijke belangen der omgeving daaruit te bevorderen.
5.
De kamers zullen zoo veel mogelijk worden gegeven aan personen uit den burger of boerenstand, die om de eene of andere reden aan eenige bijstand behoefte te hebben, doch niet geheel onvermogend zijn; ten blijke daarvan zullen zij voor hunne intrede aan het Bestuur moeten aantoonen, dat zij een eigen en vast inkomen hebben van minstens twee gulden vijftig cents ’s weeks, of zoo gehuwde lieden als proveniers worden aangenomen, van vier gulden ’s weeks. Bij elke kamer zal na negentien honderd zeventien eene strook tuingrond ter breedte van de kamer in gebruik worden gegeven.
6.
De keuze van proveniers geschiedt door het Bestuur in volle vergadering, na gemeen overleg in eene vorige vergadering, bij meerderheid van stemmen, met gesloten briefjes.
7.
De proveniers of bewoners van elke kamer moeten vóór hunne intrede ten behoeve van het gasthuis storten eene som van vijftig gulden, welk bedrag eigendom wordt der stichting.
8.
De proveniers, die door slecht gedrag, verregaande onzindelijkheid of andere gewichtige redenen, naar het oordeel van het Bestuur zich het beneficie onwaardig maken, zullen na verloop van eene maand na waarschuwing en kennisgeving door het Bestuur, zonder eenigen vorm van proces, via facti uit de stichting kunnen worden verwijderd, in welk geval hun, het door hen gestorte bedrag wordt teruggegeven; alle proveniers zullen vóór hunne intrede eene verklaring teekenen, ten bewijze dat zij zich naar dien, en andere door voogden te maken bepalingen van orde onderwerpen, alzoo, dat hun genot van huisvesting en toelage geheel ter bede bestaat.
9.
De voogden zullen van bovenstaande bepalingen omtrent het minimum van eigen inkomsten der proveniers, het bedrag der toelagen en storting slechts mogen afwijken wanneer in enig geval, volgens hun oordeel, daartoe bijzondere aanleiding bestaat.
Mochten zich niet dadelijk geschikte proveniers voordoen, dan zullen de Voogden, in afwachting daarvan, de kamers ten behoeve der stichting kunnen verhuren.
10.
Het bestuur der stichting zal bestaan uit drie voogden, die onderling hunne functiën zullen verdeelen en regelen, de voogd die met het geldelijke bestuur is belast, zal een nauwkeurigen staat bijhouden van de bezittingen der stichting, jaarlijks rekening doen en bij het eindigen van zijn bestuur, van zijn beheer door de gezamenlijken voogden worden gedéchargeerd.
De verdere wijze van uitvoering dezer beschikkingen, de regeling van het bestuur en van de huishoudelijke orde worden overgelaten aan het overleg en de rechtschapenheid der voogden, die uit de bovenstaande bepalingen de bedoelingen van de stichters genoegzaam zullen kunnen afleiden.
11.
Twee der voogden zullen bij voorkeur uit de bloed- of aanverwanten der stichters worden gekozen en zal in ieder geval één der drie voogden met derwoon moeten zijn gevestigd in eene der gemeenten Diever, Vledder, Oost- of Weststellingwerf.
Bij overlijden of ontstentenis door welke oorzaak dan ook, van één der voogden zullen de overgeblevenen zijn opvolger benoemen, terwijl bij tijdelijke verhindering om aan het beheer deel te nemen, iedere voogd een plaatsvervanger zal kunnen benoemen.
Als voogden van de stichting worden reeds aangesteld de stichters Mr. Lodewijk Guillaume Verwer en Mr. Julius Verwer voornoemd.
Die verklaarden hunne benoeming aantenemen en de voorschreven goederen te zullen doen stellen ten name der stichting met bestemming als boven is omschreven, en zich een derden voogd te zullen assumeeren.

Waarvan akte.

Verleden te Leeuwarden, ten huize van mij notaris, in tegenwoordigheid van Anskarius Schelte Hoffman, kleermaker, en Lieuwe George Leenhart Hoekstein, boekdrukker, beiden wonende te Leeuwarden, als getuigen, even als de comparanten mij notaris bekend.

Onmiddellijk na voorlezing hebben de comparanten met de getuigen en mij  notaris deze minuut-akte onderteekend.

Geteekend: Mr. L.G. Verwer,  Mr. J. Verwer, A.S. Hoffman, L.G.L. Hoekstein, A.B. Sjerps , notaris.

Geregistreerd te Leeuwarden, den vijf en twintigsten September 1800 acht en tachtig, deel 168, folio 54, ve……vak 4, twee bladen drie renvooien.

Ontvangen voor recht één gulden twintig cent f. 1.20.

De Ontvanger B.A. (geteekend) van Walsem.

Uitgegeven voor Afschrift. A.B. Sjerps. Notaris te Leeuwarden.    

Het Gemeente-bestuur van Diever verklaart naar aanleiding van artikel 7 der wet van 12 Augustus 1854 (Staatsblad nr. 100) mededeling te hebben ontvangen van de bepalingen betreffende de inrichting en het bestuur van de Stichting van Weldadigheid “het St. Anthonij Gasthuis” te Zorgvlied gemeente Diever, opgericht bij akte van den 22 September 1888 voor den te Leeuwarden residerenden notaris A.B. Sjerps verleden.

Diever, 12 November 1888

Het Gemeente-bestuur voornoemd

L….. H. van Os, Burgemeester

W. Mulder, Wethouder

Rectificatie

De ondergetekende Mr. Lodewijk Guillaume Verwer, advocaat, wonende te Zorgvlied, gemeente Diever en Mr. Julius Verwer, avocaat, wonende te Leeuwarden,

Partijen in eene akte van Schenking en Stichting op den 22 September 1888 voor den notaris Antonius Bernardus Sjerps te Leeuwarden verleden, overgeschreven ten kantore van bewaring der hypotheken te Assen, den 4 October 1888, in deel 603, n: 2.

Posted in De aandere kaante van de Deeverse bos, Kattelieke Kaarke, Lodewijk Guillaume Verwer, Sint Anthonij Gasthuis, Zorgvliet | Leave a comment

De Kwoasloot begunt in de Stroet’n op Kalter’n

De redactie van ut Deevers Archief vroeg zich in het bericht Woar laag’n ok awièr de Stroet en de Kreulenakker waar het groenland met de naam de Stroet is gelegen. Het groenland met de naam de Stroet is niet vermeld in de publicatie ‘Veldnamen gemeente Diever omstreeks 1832’. Deze publicatie van de heemkundige vereniging uut Deever is nergens te vinden in de webstee van deze induttende vereniging. Nota bene de allerbelangrijkste van alle publicaties, die de heemkundige vereniging uut Deever in zijn vijfentwintig jarige bestaan heeft gemaakt, is niet te vinden in de webstee van deze vereniging.
Het groenland met de naam de Stroet of de Stroeten ligt aan de weg van Deever naar Wapse. De Stroetweg loopt langs de Stroeten. De redactie van ut Deevers Archief heeft deze twee namen in het rood in een detail van een wandelkaart van het landgoed Berkenheuvel uit 1946 aangegeven. Zie de bijgaande afbeelding. Op het detail van de wandelkaart is te zien dat de Stroetweg bij de kruising met de Schaapsdrift overgaat in de Stroetlaene. Tegenwoordig heeft de Stroetweg de naam de Stroeten. De Stroetlaene is op tegenwoordige luchtfoto’s helaas niet meer terug te vinden. De Vereniging Voor De Grote Verwildering Van Natuurmonumenten is in de gemiente Deever al jaren en voortdurend stiekem bezig met het najagen van zijn archaïsche utopietje, het utopietje van een tot in de puntjes geplande en gemaakte en onderhouden cultuurwildernis en het achterbaks weren van alle menselijke aanwezigheid uit zijn deel van het landgoed Berkenheuvel.
In ut Deevers Archief is een zwart-wit ansichtkaart van koeien in het groenland met de naam de Stroet aanwezig. Zie de bijgaande afbeelding van deze zwart-wit ansichtkaart. Deze zwart-wit ansichtkaart is in 1943 uitgegeven door Copieer Inrichting Roelof (Roef) van Goor in Deever.
Het Drentse en Deeverse woord stroet heeft de betekenis van een laag nat terrein in een heideveld, waar water uit de omgeving zich verzamelt. Het groenland met de naam de Stroet langs de weg van Deever naar Wapse zal daarvoor heideveld met de naam de Stroet zijn geweest en komt als zodanig niet voor in de publicatie ‘Veldnamen gemeente Diever omstreeks 1832’. Die veldnamen hebben betrekking op bouwland en groenland. Dit heideveld zal zijn ontgonnen in de tijd dat mr. Albertus Christiaan van Daalen bezig was met de ontwikkeling van het landgoed Berkenheuvel, dus veel later dan 1832.
In het lage en natte heideveld en later het groenland met de naam de Stroet stroomt het water naar het begin van de Kwasloot. Het water in de Kwoasloot stroomt naar de Wapserveense Aa.
De redactie van ut Deevers Archief zal te zijner tijd en zeker niet met geschwinde spoed en ook niet in gestrekte draf enige kleurenfoto’s van de toestand ter plekke van de Stroet of de Stroeten maken en in dit bericht tonen.

Posted in Ansichtkoate, Kalter’n, Landgoed Berkenheuvel, Veldnème | Leave a comment

Aubut Kuper hef ut Grünedal veur 65 gull’n ekocht

In de Provinciale Drentsche en Asser Courant verscheen op 30 oktober 1912 bijgaand berichtje over de afloop van de verkoop van enige landbouwgronden in de gemiente Deever.

Diever, 29 october
Ten overstaan van notaris Bon werd heden bij Seinen voor de familie Hummelen palmslag gehouden.
Koopers werden van:
Perceel 1.
Het Broekje, R. Wever voor f. 2168.
Perceel 2.
De Geeuwenmaat, mr. van Daalen, f. 2401.
Perceel 3.
De Brinkemade, in twee perceelen: 1. A. Westerhof voor f. 230, 2. voor f. 194.
Perceel 4.
Vier perceelen in de Westerma, L. Warries voor f. 1308.
Perceel 5.
De Dikte, K. Offerein voor f. 415.
Perceel 6.
Bouwland:
Westereschakker, H. Krol voor f. 182,50;
Hilgensteen, J. Smit voor f. 555;
Groote Aarlange, R. Seinen voor f. 315,50;
Kleine Aarlange, K. Timmerman voor f. 110;
Het Beentje, J. Oost voor f. 94,50;
Bottekoele, R. van Nijen voor f. 122,50;
Klootzakkien, idem voor f. 71;
Noordeschakker, R.T. Barelds te Emmen voor f. 445;
Zandakker, W. Bakker voor f. 429,50;
Steenakker, R.H. Wesseling voor f. 188,50;
Groenendal, A. Kuiper voor f. 65.
Perceel 7.
Bosgrond:
Delakker, mr. van Daalen voor f. 21,50.
Er heerschte veel animo.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Bij Seinen was in het café-logement van Roelof Seinen an de Heufdstroate in Deever.

Mr. Albertus Christiaan van Daalen uit Bennekom was in 1912 nog steeds druk bezig beetje bij beetje zijn landgoed Berkenheuvel uit te breiden.
Na de opname van De Geeuwenmaat en de Delakker in het steeds groter wordende landgoed Berkenheuvel zal het gebruik van deze twee veldnamen in de volksmond verloren zijn gegaan.
Perceel 3 lag in Leggele en de percelen 4 en 5 lagen in Eemster.
Albert Kuiper, de koper van de akker met de veldnaam Groenendal, zal vast en zeker bakker Albert Kuiper uit de Peperstraat zijn geweest. Verbouwde hij zijn eigen rogge voor het bakken van roggebrood ? Zijn kleinzoon Gerard Krol weet dit wellicht uit overlevering.

Het is opvallend dat ook in 1912 de landbouwgronden niet met hun kadastrale aanduiding, maar nog steeds met hun veldnaam werden aangeduid; elke boer in Deever wist dan gelukkig voldoende.  
Wie van de olde Deeversen kent nu nog de veldnaam van bepaalde akkers buiten de bebouwing ? Wie het weet, die mag het natuurlijk de redactie melden. De redactie is zeker benieuwd naar de ligging van het akkertje met de veldnaam Klootzakkien.
De redactie verwijst voor een uitgebreid en volledig overzicht van de veldnamen in de gemiente Deever graag naar het vanuit cultuurhistorisch oogpunt uiterst belangrijke monnikenwerk van Bart Buiter met de zijnen, dat wellicht nog aanwezig is in het papieren archief van de heemkundige vereniging uit Deever. Veldnamen zijn cultureel erfgoed.
Het bouwland met de veldnaam Groenendal ligt langs de weg naar het Openluchtspel. Zie de afgebeelde fraaie zwart-wit ansichtkaart, die in 1964 is uitgegeven. 
Wie woonden toen in het witte huisje aan de weg naar het Openluchtspel en wie woonden toen in het witte keuterijtje bij het Openluchtspel ? Wie het weet, die mag het natuurlijk de redactie melden.

Posted in Aarfgood, Ansichtkoate, Bosweg, Grünedal, Landbouw, Veldnème | Leave a comment

Ièst mit de vlegel un legge rogge döss’n op de deele

In de Olde Möppeler (Möppeler Kraante, Meppeler Courant) van 18 mei 2020 verscheen het bericht van overlijden van Klaas de Boer, geboren en getogen Witteler. 

Klaas de Boer is op 28 juli 1938 geboren in de voormalige woning van de verlaatmeester van het Wittelterverlaat, later woning van de schutmeester van het Wittelterschut in de Drentse Hoofdvaart, heden ten dage de woning met adres Rijksweg 74 in Wittelte. Hij is op 14 mei 2020 overleden in zijn woonplaats Nijeveen.
Klaas de Boer is een zoon van Kornelis de Boer en Christina Hendrika Klaassen. Christina Hendrika Klaassen is een dochter van Klaas Klaassen en Geertruida Pot. Geertruida Pot is een dochter van schutmeester Jan Pot en Christina Hendrika Leonora Bakker.
Nadat hij op zijn 65-ste was gestopt als boer raakte hij uiteindelijk door jaren bezig geweest te zijn met de geschiedenis van Nijeveen – de familie de Boer is oorsponkelijk afkomstig uit Nijeveen – weer geïnteresseerd in het vrogger in Wittelte, de boerderijen en de boerenfamilies die daar in de loop van de tijd woonden en de ontwikkelingen in de streek.
Zijn kennis van boerenfamilies en hun boerderijen in de streek Wittelte heeft hij vastgelegd in het mooie boek en het zeer nuttige naslagwerk ‘Wittelte – Geschiedenis van de boerderijen vanaf 1770 tot heden’, met als motto:
De boer stön vrog opmit de vlegel döste hee dan ièst een legge rogge op de deele.
Klaas de Boer hef ut veule waark veur sien book over Wittelte allennug edoane, doar haar hee gien leutergroep en gien nepskriever bee neudig. 
De hechte dorpsvereniging van de streek Wittelte heeft het boek in 2018 in eigen beheer en nota bene zonder ISBN-nummer uitgegeven. Daarvoor alsnog een driewerf hulde: hulde, hulde, hulde.
De voorkant van het boek is hierbij afgebeeld, zie afbeelding 3. Hierop is de afbraak van de Witteltersluis vanaf het benedenpand in 1880 te zien. Maar de vooral voor wijlen Klaas de Boer van belang zijnde woning van zijn overgrootvader Jan Pot, die de laatste schutmeester van het Wittelterschut was, is helaas niet op afbeelding 3 te zien. De woning had ooit als adres Wittelte 126, nu heeft de woning als adres Rijksweg 74. Klaas de Boer heeft in zijn boek op bladzijden 78 tot en met 88 aandacht besteed aan de woning en zijn bewoners.
De redactie van ut Deevers Archief heeft bijgaande kleurenfoto van de voormalige woning van de meester van het Wittelterverlaat, daarna Wittelterschut gemaakt op 9 april 2013, zie afbeelding 5.
Het is ten zeerste te hopen dat de hechte dorpsvereniging van de streek Wittelte een gratis exemplaar van het boek van wijlen Klaas de Boer naar het Nationaal Archief in ’s Gravenhage heeft gestuurd of dat alsnog zal doen.
Ter gelegenheid van het verschijnen van het boek van wijlen Klaas de Boer schreef de Deeverse correspondent in de Olde Möppeler (Möppeler Kraante, Meppeler Courant) van 14 maart 2018 sien stukkie veur de kraante, dat schreef de correspondent gewoon over van de tekst op de achterkant van het boek van wijlen Klaas de Boer. Dat mag toch wel een vlotte bijverdienste worden genoemd.
De nazaten van bewoners van boerderijen in de streek Wittelte en geïnteresseerden in het verleden van de streek Wittelte mogen wijlen Klaas de Boer dankbaar zijn voor het resultaat van zijn kennis, zijn inzet en zijn doorzettingsvermogen. Dat hij ruste in vrede.

Afbeelding 1: Bericht van overlijden van Klaas de Boer in de Olde Möppeler van 18 mei 2020

Afbeelding 2: Bericht over het boek van Klaas de Boer in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 14 maart 2018

Afbeelding 3: Afbeelding van de voorkant van het boek van Klaas de Boer

Afbeelding 4: Afbeelding van een foto van het opruimen van het Wittelterschut in 1880

Afbeelding 5: Foto van de voormalige woning van de sluismeester van het Wittelterschut

Posted in Alle Deeversen, Overlijdensbericht, Verdwenen object, Witteler skut | Leave a comment

Van Daalen in Bennekom en in Deever

In de Kostersteen, het orgaan van de Vereniging Oud-Bennekom, verscheen in nr. 58 van november 1996 het navolgende artikel ‘Van Daalen in Bennekom en Diever’. Het bestuur van deze historische vereniging was zo welwillend toestemming te geven voor publicatie van dit artikel in ut Deevers Archief. De redactie van ut Deevers Archief is het bestuur van de Vereniging Oud-Bennekom bijzonder erkentelijk voor deze toestemming.
Het artikel draagt bij aan de geschiedschrijving over het landgoed Berkenheuvel. Het publiceren  van oude jaargangen van haar verenigingsorgaan in digitale vorm op haar webstee is een bijzonder goed initiatief van deze historische vereniging. Dat zou de heemkundige vereniging uut Deever ook ernstig in overweging moeten nemen. Wellicht een onderwerpje voor een aanstaande jaarvergadering ?

Aanleiding
Tijdens een recent bezoek aan het landgoed Berkenheuvel in de gemeente Diever (Dr), eigendom van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten, vertelde de beheerder mij dat het bezit in 1970 was verkregen door aankoop van de familie Van Daalen. Mijn nieuwsgierigheid was gewekt. Wie waren die Van Daalens en wat had hen tot de verwerving van ruim 1000 ha in midden Drenthe gebracht ?

Familiebeschrijving
Er bestaat een genealogie van de familie Van Daalen. die in 1925 geschreven is door de gepensioneerd generaal-majoor E.A.F. Blokhuis.  Uit deze publikatie ontleen ik het volgende.
De Van Daalens zijn afkomstig uit Brakel in de Bommelerwaard. De voor dit verhaal van belang zijnde tak van de familie is via Harderwijk in Wageningen en Bennekom terecht gekomen.

Herrnannus B. van Daalen (1782-1850)
Geboren te Harderwijk vestigde hij zich vóór l811 in Wageningen. Hij werkte daar als advocaat, notaris, stadssecretaris en houthandelaar. Hij was maatschappelijk zeer actief en genoot het nodige aanzien. Alleen de huidige Wageningse houthandelaar Daniëls heeft nog slechte herinneringen aan de man. In zijn familie is bekend dat zijn betovergrootvader in 1811-midden in de Franse Tijd- uit Wageningen moest vluchten, omdat Van Daalen hem van anti-Franse uitlatingen had beschuldigd. Hernannus van Daalen had vijftien kinderen uit drie huwelijken. Voor dit verhaal is zijn zoon Albertus van belang.

Albertus van Daalen (l8l2-1864)
Hij werd opgeleid voor de militaire dienst en trok in 1830 als achttienjarige cadet op tegen de Belgische opstandelingen. Te velde werd hij tot officier bevorderd. In 1842 nam hij ontslag uit het leger en vestigde zich in Bennekom, waar hij werkzaam was als Rijksontvanger. Hij werd lid van Gedeputeerde Staten van Gelderland en bevorderde de verbetering van de afwatering in de Gelderse Vallei. Bij de watersnoden van 1855 en l86l begeleidde hij Koning Willem III in het rampgebied en ontving hem in zijn huis te Bennekom. Dat huis Dorpzicht had hij in 1853 laten bouwen aan de weg naar Wageningen op de plaats waar nu het Bart van Elstplantsoen is.
Albert is twee maal getrouwd geweest. In beide gevallen met een gezuster Cau uit Zierikzee. De Cau’s waren een zeer gegoede familie, die veel hebben bijgedragen aan de welstand van de Van Daalens.
Albert bemoeide zich met allerlei bestuurlijke aangelegenheden in Bennekom, zoals de verkoop van de onontgonnen domeinen ten oosten van het dorp. Hij kreeg acht kinderen, waarvan alleen de jongste, Albertus Christiaan volwassen werd.

Albertus Christiaan van Daalen (1853-1939)
A.C. van Daalen studeerde rechten in Leiden, promoveerde in 1880 en vestigde zich in Arnhem. Daar was hij secretaris van de Militieraad en een ijveraar voor de bevordering van het toerisme naar Arnhem en omgeving.
Zo richtte hij de VVV in Arnhem op en nam het initiatief tot de aanleg van de weg Roozendaal-Beekhuizen-Heuven (langs de Posbank).
Albertus C. van Daalen trouwde in 1890 met Albertina Johanna Sichterman uit Groningen. Het echtpaar ging in zijn ouderlijk huis Dorpzicht wonen.
Uit het huwelijk werden vijf kinderen geboren, te weten: Albert Christiaan (189l), Antoinette (1893), Josephina Hermanna Johanna (1894). Christina Albertina (1896) en Mello (1897).
Josephina trouwde in l913 met Paul Carel Louis Doorman. Hun zoon Albert Christiaan werd in 1918 geboren en woont in Diever.

De familie Sichterman is verbonden met het gelijknamige patriciërshuis aan de Ossemarkt in Groningen. De voorvaderen van Albertina Johanna kwamen in de zeventiende eeuw als militairen naar Groningen. In 1716 moest Jan Albert Sichterman vluchten als gevolg van een duel met dodelijke afloop voor zijn tegenstander. Hij vertrok op een schip van de VOC naar Indië, waar hij carrière maakte onder andere als Directeur van Bengalen. In 1744 voer hij thuis als admiraal van de jaarlijkse retourvloot.
In Indië had hij een groot fortuin vergaard en een indrukwekkende inboedel verzameld. Bij zijn thuiskomst liet hij het Sichtermanhuis aan de Ossemarkt bouwen, dat in die tijd een ware bezienswaardigheid was in de stad en dat nog steeds een belangrijk monument in Groningen is.
Door de vorstelijke staat die hij voerde, werd Jan Albert wel ‘de Koning van Groningen’ genoemd. Of het ruimhartige beheer van zijn vermogen bij zijn overlijden in 1764 tot rijke erfgenamen geleid heeft, valt te betwijfelen.

Mr. A.C. van Daalen moet -als enig erfgenaam- bij zijn huwelijk in l890 een gefortuneerd man geweest zijn met veel maatschappelijke invloed en relaties. Hij was vele jaren Dijkgraaf van het polderdistrict Wageningen en Bennekom en voorzitter van de collegiën der Exonereerende Landen (de gezamenlijke waterschappen in de Gelderse vallei), die de Grebbedijk en de waterlossing via de ‘Rode Haan’ bij Veenendaal onderhielden.
Zijn welstand blijkt uit de aankoop in 1890 van Berkenheuvel, een landgoed van 700 ha in de gemeente Diever. De aankoop en ontginning van de Drentse markegronden (grond in gemeenschappelijk bezit van de bewoners) was omstreeks 1850 begonnen door Friese ondernemers.
De laatste van deze ontginners, mr. A.J. Hoekwater, verkocht Berkenheuvel aan Van Daalen. Volgens zijn kleinzoon, A.C. Doorman, die nu nog op een deel van het oorspronkelijk landgoed woont,  kocht Van Daalen het vooral voor de jacht, waarvan hij een groot liefhebber was.
Onder invloed van zijn vrouw, die tegen de jacht was, ging hij zich steeds meer op het beheer. de uitbreiding, ontginning en bebossing van het gebied richten. Ln 1925 was Berkenheuvel uitgebreid tot 1300 ha en waren er een tiental woningen op gebouwd.

Van Daalen voerde het beheer samen met een Dieverse bosbaas en bezocht zijn bezittingen regelmatig. Rond 1900 reisde hij met de trein van Ede naar Nijkerk om daar over te stappen naar Meppel. Daar werd hij per rijtuig opgehaald om de laatste twintig kilometer naar Diever af te leggen. Later kwam er een stoomtram. maar dan moest hij de laatste kilometers van Dieverbrug naar Berkenheuvel te voet afleggen. Volgens oude Dieversen waren er dan altijd wel jongens die een centje wilden verdienen met het dragen van zijn koffer. Van Daalen logeerde tijdens zijn verblijf in een bescheiden optrekje op het erf van de bosbaas. Later is het uitgebreid tot een chalet-achtig familiehuis.

Het spreekt vanzelf dat Van Daalen het landgoed op economische basis wilde exploiteren. Volgend Doorman vergde dit hoge investeringen, waar tegenover in de lange aanloopperiode slechts geringe opbrengsten stonden. In de jaren dertig is het zelfs gebeurd dat een deel van het Bennekomse bezit werd afgestoten om Berkenheuvel te kunnen financieren. Toch heeft Van Daalen veel bevrediging gevonden in zijn Drentse ontginning en hij liet anderen daarvan mee profiteren. Zo stelde hij ruimte beschikbaar voor studentenkampen, legde wegen aan en liet een zwembad voor de Dieverse bevolking maken.
Na het overlijden van A.C. van Daalen in 1939 heeft de familie de eigendommen in Bennekom verkocht. waaronder het huis Dorpzicht, Neder-Veluwe en de Hullenberg (met het koepeltje). De exploitatie van Berkenheuvel is voortgezet tot 1970, toen het in twee ongeveer gelijke delen verkocht werd aan Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer.

Het gebied is een bezoek zeker waard. Het Handboek van Natuurmonumenten zegt er onder meer het volgende over: ‘Uitgestrekte oude grove dennenbossen op sterk geaccidenteerd stuifzand bepalen grotendeels het karakter van het terrein. Onder de licht doorlatende kronen hebben zich uitgebreide tapijten kraaiheide ontwikkeld, rijk aan mossen en korstmossen, plaatselijk met rode bosbes. Door deze altijd groene onderbegroeiing maakt het bos ook ’s winters een levendige indruk. Dit bostype wordt nergens in Nederland over een zo grote aaneengesloten oppervlakte aangetroffen’.

Ir. N.H.A. Greve

Literatuur
E. A. F. Blokhuis. Het Brakel-Harderwijksche geslacht Van Daalen.  1925, (niet in de handel).
Gerrit Breman. Alleen in het belang en ten behoeve van de gemeente Bennekom. De Kostersteen 54 (oktober 1995) en 55 (januari 1996).
Coevorder Courant, 8 januari 1993 (over Berkenheuvel).
Eigen Haard 51, l9 september 1925 (over Berkenheuvel).
C.A. Heitink. Ter dankbare herinnering aan Mr. A.C. van Daalen. De Kostersteen 22 (oktober l987).
De Kampioen (ANWB), 11 en 18 september 1925 (over Berkenheuvel).
Wiet Kuhne-van Diggelen, Jan Albert Sichterman, VOC-dienaar en ‘Koning’ van Groningen. Regio-project Groningen 1995. ISBN 90-5028-058-7.
A.C’. Zeven. Hermannus Bernardus van Daalen. Oud-Wageningen l5 (1987).

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Albertus Christiaan van Daalen liet niet het zwembad ‘Dieverzand’ bouwen, de bevolking van Deever deed dat zelf in de Tweede Wereldoorlog. Zie de diverse artikelen in ut Deevers Archief over het zwembad Dieverzand.

Posted in Albertus Christiaan van Daalen, Landgoed Berkenheuvel | Leave a comment

Un wandelkoate veur Bark’nheuvel uut 1936

In nummer 09/4 (december 2009) van Opraekelen, het papieren blad van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever, zeg maar de heemkundugge vurening uut Deever, verscheen als gemakkelijke bladvulling (16 van de 32 bladzijden) het artikel ‘Een wandeling op het landgoed Berkenheuvel’. De samensteller van het artikel maakt terecht trots melding van het feit dat de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever, zeg maar de heemkundugge vurening uut Deever, in het bezit is van een wandelkaart uit 1936, die is uitgegeven door de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van het Landgoed Berkenheuvel van eigenaar mr. Albertus Christiaan van Daalen uit Bennekom.
De redactie van ut Deevers Archief prijst zich evenzeer gelukkig ook een exemplaar van deze wandelkaart, uitgegeven in mei 1936, in zijn archief te hebben (waar het aflopen van veilingen al niet goed voor is). De twee hier getoonde afbeeldingen betreffen de voorkant en de achterkant van de wandelkaart.
De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief kan deze twee digitale afbeeldingen hier kopiëren en kan dan zelf een scherpe afdruk van de wandelkaart maken en de op de achterkant van de kaart vermelde routes gaan wandelen.
Maar de zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief moet niet te lang wachten met het willen gebruiken van deze kaart voor het lopen van een op de achterkant van deze kaart voorgestelde wandelroute of voor het lopen van een zelf bedachte wandelroute, want de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten uit het verre ’s Graveland, de huidige eigenaar van de helft van het landgoed Berkenheuvel, is overijverig bezig alle wegen in zijn gebied niet te behouden, wel te blokkeren, wel te barricaderen, wel te laten overwoekeren, niet meer te onderhouden, uit te wissen, om te ploegen, want het heeft er alle schijn van dat deze almachtige vereniging liever in het geheel geen mensen ziet rondlopen op zijn deel van het landgoed Berkenheuvel. En dit streven lijkt sterker te worden nu in het gebied zich een roedeltje exotische uitheemse eeuwenlang afwezige agressieve schapenverscheurende angstaanjagende wolven aan het vestigen is. Een roedeltje wolven van 2 tot 10 dieren heeft ongeveer 200 vierkante kilometer territorium nodig, dus in de Deeverse bos met een oppervlakte van zo’n 60 vierkante kilometer is ruimte voor een paar mini-roedeltjes van 2 tot 4 wolven. In de aangrenzende 60 vierkante kilometer weilanden zijn immers genoeg makkelijk bejaagbare schapen te vinden.

Posted in Albertus Christiaan van Daalen, Landgoed Berkenheuvel, Toeristenindustrie | Leave a comment

Bouwers van de noodbrogge kriegt un gedenkplaete

De redactie van ut Deevers Archief besteedde op 5 augustus 2013, alweer in een tamelijk ver en grijs verleden, in zijn eerste versie van het bericht Plaquette voor de Royal Canadian Dragoons aandacht aan het veel te lang ontbreken van een gedenkteken voor de mannen die in de nacht van 11 op 12 april 1945 an de Deeverbrogge een noodbrogge over de Voat bouwden, de noodbrogge waarover in de vroege morgen van 12 april 1945 met succes zwaar materieel van het Eerste Canadese Leger, de Royal Canadian Dragoons, kon passeren, waarna in de gemiente Deever een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog en de Canadezen via de de Kop van Overijssel snel konden oprukken naar en in Friesland.

De redactie citeert het volgende stukje tekst uit zijn eigen hiervoor genoemde bericht:
Het moet in samenwerking tussen de gemeente Westenveld, de heemkundige vereniging van Deever en die van Dwingel, de oorlogsdeskundige van de heemkundige vereniging uut Deever en de plaatstelijke Dorpskrachten, die bezig zijn met de samenstelling van een boek over de geschiedenis van de Deeverbrogge, toch voor een paar centen mogelijk zijn om bij, op, aan, onder of boven de Deeverbrogge een eenvoudige teken (bij voorkeur geen teken aan een zwerfkei) aan te brengen ter herinnering aan de succesvolle bouw van de tijdelijke noodbrug, de daarover oprukkende Canadeze bevrijders en de daardoor versnelde bevrijding van Deever, de kop van Overijssel en Friesland met alle goede gevolgen vandien.

De redactie was bijzonder verbaasd in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van vrijdag 14 februari 2020 het bericht ‘Historie wordt in beeld gebracht’ te lezen. In dit bericht wordt verslag gedaan van het tijdverdrijf van het stelletje steeds hoogbejaarder, eigenwijzer, eenkenniger en geraniumfähiger wordende vrijwilligers van de induttende heemkundige vereniging uut Deever in het kader van het herdenken van het feit dat het op 12 april 2020 het vijfenzeventig jaar zal zijn geleden dat in de gemiente Deever een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog.

De redactie citeert uit het hier afgebeelde bericht ‘Historie wordt in beeld gebracht’ het volgende stukje tekst:
Op initiatief van de Historische Vereniging wordt er dit jaar ook een gedenkplaat geplaatst bij de Dieverbrug. In de nacht van 11 op 12 april 1945 werd door burgers van Dwingelo en Diever hier een noodbrug gebouwd, ter vervanging van de opgeblazen Dieverbrug. Dit gebeurde om de gevechtswagens van het Canadeze leger de mogelijkheid te bieden de Drentse Hoofdvaart over te steken om het getroffen Diever te bevrijden. ‘We willen de inspanningen die burgers uit Dwingelo en Diever hebben geleverd om een noodbrug te bouwen blijven herinneren.’, zo vult redactielid Henk ter Walle aan.

De redactie denkt dat hij in zijn hiervoor genoemde bericht uit 2017 het eerste stille voorzetje en het eerste stille aanzetje voor het plaatsen van een gedenkplaat an de Deeverbrogge heeft gegeven. Geen herrie, geen bombarie, geen poeha-publiciteit. De redactie is bijzonder verrast dat het stelletje steeds hoogbejaarder, eigenwijzer, eenkenniger en geraniumfähiger wordende vrijwilligers van de induttende heemkundige vereniging uut Deever nu, maar wel met veel herrie, veel bombarie en veel poeha-publiciteit, opvolging geeft aan het voorzetje en aanzetje van de redactie en eindelijk uitvoering gaan geven aan het plaatsen van de door de redactie bedoelde gedenkplaat bee, op, an, onder, boo’m, veur of aachter de Deeverbrogge. En dan doaluk mit ut hiele stellegie mit de snötkoker veuran bee de gedèènkplaete bee de brogge stoan veur de foto in de kraante. Dat kan ook weer een mooi sappig persmomentje opleveren voor de politiek gesneefde ex-wethouder en nog steeds voorzitter van de induttende heemkundige vereniging uut Deever.

De redactie van ut Deevers Archief wil de wakkere bezoeker van ut Deevers Archief graag aanraden vooral ook het bericht De zeven lange sterke ijzeren balken van Oere Chris te lezen. In dat bericht beschrijft wijlen Albert Schipper uut Leggel in zijn eigen streektaal op bijzonder nuchtere wijze de bouw van de noodbrogge an de Deeverbrogge. Geen herrie, geen bombarie, geen poeha-publiciteit en bij leven geen erkenning.

Posted in An de Deeverbrogge, Canadees’n, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Deever – ‘t Kleine Brinkie – 1904

De redactie van het Deevers Archief heeft in het najaar van 2002 met veel zorg en plezier de zo genoemde ‘historische kalender’ voor de toen nog vele leden van de lokale heemkundige vereniging uit Deever samengesteld. Bijgaande tekst en foto’s stonden op de bladzijde voor de maand mei 2003 (bloeimaand). 

Diever – ‘t Kleine Brinkie – 1904
Op het mooie Kleine Brinkie poseren heel veel kinderen geduldig voor het oog van de camera. De fotograaf heeft die dag ook andere dorpsbeelden gefotografeerd.
In het huis (adres Diever 12) aan de linkerkant woonde en werkte kleermaker en scheerbaas Fredrik Westerhof. Hij was getrouwd met Christina Houwer. In de voorgevel bevonden zich destijds nog twee ramen die de vorm hadden van de grote ramen in de Hervormde Kerk.
In het huis (adres Diever 13) aan de rechterkant woonden Abel Offerein en zijn zuster Lutina. Abel Offerein was smid en bijker. Frederik Offerein, die ook aan ‘t Kleine Brinkie woonde, was een neef van hen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Fredrik Westerhof werd geboren op 23 september 1866 op Kalteren, hij overleed op 28 november 1934 in Deever.
Hij was eerst getrouwd met Margje Houwer, later met Christina Houwer.

Abel Offerein werd geboren op 31 mei 1859 en overleed op 26 november 1921. Zijn vader Fredrik Jacobs Offerein was ook smid. Luitje (Lutina) Offerein werd op 17 januari 1861 geboren en overleed op 24 januari 1936.

Frederik Offerein werd in de volksmond Grote Frièrik genoemd. Frederik Offerein werd geboren op 28 januari 1887 en overleed op 3 september 1967. Frederik Offerein was getrouwd met Anna Barelds. Zij werd geboren op 11 april 1888 in Wapse en overleed op 22 mei 1979 in Deever.
De zwart-wit foto onder de ansichtkaart uit 1904 is in 2002 gemaakt (precieze datum is helaas niet bekend).
De redactie van ut 
Deevers Archief heeft de kleurenfoto onder de zwart-wit foto op 13 november 2008 gemaakt.

Abracadabra-403

 

 

 

 

Abracadabra-405

Abracadabra-404

 

Abracadabra-406

 

Posted in Aagterstroate, Ansichtkoate, Heufdstroate, Historische kalender, Kleine Brink | Leave a comment

Bee Garke Bakker in de Heufdstroate van Deever

In het in 1999 verschenen fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ is bij foto 4, de oudst bekende zwart-wit foto van het gedeelte van de Heufdstroate van Deever, tussen het begin van de Kruusstroate en de brink, de volgende tekst vermeld.

4 – Diever – Hoofdstraat -1891
Dit is de oudste en de mooiste foto die ik tot nu toe ken van de Hoofdstraat. Het heeft zo te zien geregend en door het weerkaatsen van het zonlicht op de natte veldkeitjes in het plaveisel ligt de straat er op deze voorjaarsdag prachtig bij.
De maker van deze opname bij tegenlicht is mr. Albertus Christiaan van Daalen uit Bennekom. In 1890 was hij eigenaar geworden van het landgoed Berkenheuvel. Vanaf dat jaar was hij regelmatig in Diever.
Griet Oost herinnerde zich dat in dit deel van de Hoofdstraat twee boerderijen met de voorgevel tegen elkaar hebben gestaan. Dit is inderdaad links op de foto te zien. Helaas zijn deze panden in 1914 als gevolg van blikseminslag verbrand. Griet Oost, die toen elf jaar was, wist van die dag nog het volgende:
Ja, ik weet het nog wel. Het moet op 30 mei zijn geweest. Toen was er een dikke onweersbui. We bleven thuis. We gingen niet naar school, omdat het zo’n heel zwaar onweer was. Later kwam de inspecteur op school. Die zag op de lijst dat ik en ook anderen die middag hadden verzuimd. Daar was hij kwaad om, want je mocht toch niet zonder geldige reden verzuimen…….
De linker boerderij was van Roelof Egberts Bennen. In de boerderij daaraan grenzend woonden bakker en boer Gerke Harms Mulder (Garke Bakker), Lammigje Klaster en hun zonen Harm, Hendrik en Jakob (Garke Bakker’s jongen).
In het rechter huis woonde de familie Harm Moes.
In het pand achter de leilinden bevonden zich het boerencafé van Willem Huiskes en de bakkerij van Jan Grit. Het gemeentebestuur had Willem Huiskes met ingang van 1 mei 1882 een tapvergunning verleend voor de woon- en de opkamer. Tussen de schoorstenen is nog net de punt van de toren te zien.
Op de achtergrond bevindt zich het gemeentehuis aan de brink.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Gerke Harms Mulder is geboren op 27 februari 1826 in Deever en is overleden op 30 maart 1897 in Deever. Hij was een zoon van Harm Times Mulder en Arentje Veldkamp.
Lammige Klaster is geboren op 2 oktober 1847 in Wittelte en is overleden op 24 juni 1931 in Deever in de ouderdom van 83 jaren. Zij was een dochter van boer Jacob Jans Klaster en Eltje Gerken Dolsma.
Boer en broodbakker Gerke Harms Mulder en Lammigje Klaster trouwden op 21 juli 1882 in Deever, toen was Gerke Harms Mulder 56 jaar en Lammigje Klaster 34 jaar.
Ze kregen drie kinderen: Harm is geboren op 19 november 1882 in Deever, Hendrik is geboren op 19 april 1884 in Deever en Jakob is geboren op 11 maart 1886 in Deever.

Roelof Egberts Bennen is geboren op 29 augustus 1821 in Deever en is overleden op 18 februari 1895 in Deever. Roelof Egberts Bennen was een zoon van Egbert Bennen en Hendrikje Wolters.
Roelof Egberts Bennen trouwde op 18 september 1861 op 40-jarige leeftijd met de 27-jarige Aaltje Mulder. Zij is geboren op 6 november 1833 in Deever en is overleden op 9 februari 1867 op 33-jarige leeftijd in Deever. Zij was een dochter van Klaas Tijmes Mulder en Jantje Hendriks Warries.
Roelof Egberts Bennen trouwde voor de tweede keer op 18 juni 1870 op 48-jarige leeftijd met de 39-jarige Grietje Timmer. Zij is op 31 december 1830 geboren in Beilen en is overleden op 12 mei 1891 in Deever. Zij was een dochter van Willem Timmer en Willemtje Bakker.
De zwart-wit foto is afkomstig uit een fotoalbum van de N.V. Berkenheuvel, dat wordt bewaard in het landhuis Berkenheuvel, het buitenhuis van de ondertussen zeer zeer vele nazaten van mr. Albertus Christiaan van Daalen, bij de Noorderesch van Deever. De redactie heeft in de jaren 2000-2008 enige keren een bezoek gebracht aan Albertus (Bert) Doorman, een kleinzoon van mr. Albertus Christiaan van Daalen. Albertus (Bert) Doorman woonde in de bungalow Kontiki bij de Noorderesch aan
de Bosweg in Deever. De redactie mocht van hem een aantal foto’s uit dat album kopiëren, waaronder bijgaand afgebeelde foto. De redactie kreeg toestemming van Albertus (Bert) Doorman de gekopieerde foto’s met bronvermelding te gebruiken in berichten over het landgoed Berkenheuvel.
Op 9 april 2020 kreeg de redactie toestemming van de kunstenaar Ernest Mols bijgaande afbeelding van een door hem gemaakt en op 30 januari 2012 voltooid waterverfschilderij in ut Deevers Archief op te nemen. Zie de bijgaande afbeelding. De redactie is hem bijzonder erkentelijk voor deze toestemming. Ernest Mols liet zich bij het maken van dit waterverfschilderij inspireren door bijgaande zwart-wit foto. Hij was zo vriendelijk een goede digitale afbeelding van zijn schilderij ter beschikking te stellen.
Bezoekers van ut Deevers Archief kunnen met Ernest Mols in contact treden via zijn telefoonnummer 0521-592005 of via de webstee van Kunstrondje Diever of via de Schilderskring Diever. Hij is bezig met de ontwikkeling van een eigen webstee.
De redactie heeft de kleurenfoto van het betreffende deel van de Heufdstroate van Deever gemaakt op 6 november 2019.
De zwart-wit foto is ook ten zeerste te bewonderen op bladzijde 451van het Magnum Opus van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever.

Posted in Albertus Christiaan van Daalen, Diever, ie bint 't wel ..., Heufdstroate, Kuunst in de gemiente Deever, Topstuk, Verdwenen object | Leave a comment

Bee de pompe op ut plein van de Witteler skoele

In het in 1999 verschenen fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ zijn bij foto 70 uit 1936 twee jongens bij de waterpomp op het schoolplein van de Wittelter skoele te zien. Bij de redactie van ut Deevers Archief is deze foto de enigst bekende zwart-wit foto van deze waterpomp. Bij de foto is de navolgende tekst opgenomen. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief heeft aanvullingen op deze tekst ?

70 – Wittelte – Bij de waterpomp op het schoolplein -1936
Deze foto werd op een zonnige najaarsmiddag genomen door juffrouw Christina Augusta Johanna ter Horst. Zij maakte daarmee één van de weinige foto’s, misschien wel de enige foto van de waterpomp op het schoolplein. Juffrouw ter Horst was van 1 maart 1930 tot 1 maart 1937 werkzaam op de Wittelter school.
De kinderen waren bijzonder op haar gesteld. Dat blijkt uit bewaard gebleven brieven die ze naar hun juffrouw in Harderwijk schreven, toen zij in de winter van 1936-1937 lange tijd ziek was. In die tijd kregen de kinderen op school warme melk. ’s Morgens in het speelkwartier haalden twee jongens de pulle met melk op. De melkrijder zette deze elke schooldag bij het huis van meester Hendrik Wesseling neer.
In een dankzij juffrouw ter Horst bewaard gebleven brief schrijft Geert Kok: Hendrik Jan Zegeren en ik halen ’s morgens de melk nog.
Uit een brief van Trijntje Gelmers blijkt dat Rika Odie, haar buurmeisje in de schoolbank, de beker met melk seins omgooide.
Na het eten in de pauze wasten de meisjes de bekers, de pannen en de melkpul af en daarvoor was water nodig. Deze middag moesten Albert Noorman (rechts) en Albertus Berends een emmer water halen bij de pomp op het schoolplein.
Tegen de pomp staat het deksel van de mantel van de pomp. De linker boerderij werd bewoond door Jan Boerhof en Geertje Jonkers. De rechter boerderij en het huisje daarnaast waren van Hildegonda (Gonne) Seinen, de weduwe van Wolter Bennen. In het huisje woonden Jochem van Leeuwen en Gezina Oosterkamp met hun kinderen Anna, Wietske, Aaltje, Egbert en Klaas. Jochem van Leeuwen was voorwerker bij de weduwe Gonne Bennen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Schooljuffrouw Christina Augusta Johanna ter Horst werd op 24 december 1909 in Zwolle geboren. Ze werd op 7 april 1930 in het bevolkingsregister ingeschreven op het adres Diever 4. Haar vorige woonplaats was Amersfoort. Wie weet de datum en plaats van overlijden van Christina Augusta Johanna ter Horst ?
Meester Hendrik Wesseling is geboren op 31 oktober 1869 in Oll’ndeever. Hij is overleden op 6 april 1942 in Deever.
Trijn (Trijntje) Gelmers is geboren op 25 december 1927 op ’t Moer.
Frederika (Rika) Jantina Odie is geboren op 17 februari 1930 op ’t Moer. Zij trouwde op 7 november 1952 met Albert Veen. Zij is overleden op 23 oktober 1983. Zij woonde in Joure in Fryslân.
Albert Noorman is in 1928 geboren in Wittelte. De redactie is op zoek naar meer gegevens van hem.
Gegevens van Albertus Berends zijn bij de redactie nog niet bekend.
Jan Boerhof is geboren op 18 januari 1893 in Wittelte en is overleden op 30 september 1949 in Assen. Hij was een zoon van Hendrik Boerhof en Janna bij de Berg. Jan Boerhof trouwde op 7 mei 1921 met Geertje Jonkers. Geertje Jonkers is geboren op 10 februari 1898 in Oll’ndeever en is overleden op 12 december 1972. Zij was een dochter van Hendrik Jonkers en Hilligje Koops.
Hildegonda (Gonne) Seinen is geboren op 20 mei 1882 en is overleden op 6 augustus 1975. Ze was getrouwd met Wolter Bennen. Wolter Bennen is geboren op 19 november 1867 en is overleden op 2 november 1920. Beiden zijn begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.
Gegevens van de familie Jochem van Leeuwen zijn bij de redactie nog niet volledig bekend.
Wietske van Leeuwen is geboren op 11 mei 1920 in Oll’ndeever. Zij is overleden op 22 juli 1994 in Capelle aan den IJssel.

Posted in Alle Deeversen, Diever, ie bint 't wel ..., Topstuk, Witteler skoele, Wittelte | Leave a comment

Henduk Gièrad van Os is hielemoale kloar in Deever

In het in 1999 verschenen fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ is de volgende tekst uit het geïllustreerde christelijke gezinsweekblad De Spiegel over het aanbieden van de Van Osbank aan burgemeester Hendrik Gerard van Os bij zijn afscheid in 1939 opgenomen bij een afbeelding van deze gebeurtenis uit een ander tijdschrift.

81 – Diever – Afscheid van burgemeester Van Os – 16 november 1939
Het geïllustreerde christelijke gezinsweekblad De Spiegel besteedde aandacht aan het afscheid van burgemeester Van Os:
Een plechtigheid vol ernst en hartelijkheid had Woensdag 15 november te Diever plaats, toen burgemeester H.G. van Os afscheid nam van deze gemeente, waaraan hij zijn beste krachten had gewijd en oprecht dank en waardeering heeft geoogst.
Het mooie oude Schultehuis was de plaats van deze plechtigheid. De scheidende burgemeester hield bij al het moderne ook de folkloristische traditie in eere, met name het Palmpaaschfeest voor de jeugd. Het was daarom een zeer aardig en toepasselijk idee om door de schoolkinderen een fraaie foto van dat feest aan te laten bieden.
Den Donderdag daarop bood de burgerij een monumentale bank aan, die de tijden kan tarten. De overdracht had plaats, waar de oude en nieuwe weg naar Wapse samenkomen. Uit alle buurtschappen der gemeente zijn de keien voor deze bank aangevoerd, zoodat zij een symbool is geworden van een groote gemeenschappelijke dankbaarheid. Ondanks het slechte weer was er een groot publiek aanwezig, waaronder ook de schooljeugd.
Reeds op 18 November had de blijde intocht en installatie plaats van zijn ambtsopvolger, den heer Meyboom. Met vertrouwen is ieder hem tegemoet getreden, zoodat met gerustheid voorspeld kan worden, dat op de 40-jarige ambtsperiode van den scheidenden burgemeester in het belang van Diever nu door een jongere kracht zal worden voortgebouwd. De kennismaking was wederkeerig hartelijk en vol vertrouwen, eigenschappen die in deze zware tijden wel extra nodig zijn.
Bij de hier weergegeven foto uit een ander tijdschrift stond:
Bewoners van alle gehuchten in de gemeente Diever brachten in het hoofddorp een groot aantal keien bijeen, waarvan een monumentale bank werd gebouwd, zulks als een hulde aan den heer H.G. van Os, die na een 40-jarige ambtsperiode afscheid nam als burgemeester der gemeente. De heer van Os spreekt een woord van dank.
Rechts achter burgemeester Hendrik Gerard van Os en zijn vrouw is de dan juist onthulde Van Os Bank te zichtbaar. Op de voorgrond zijn enkele leden van het muziekcorps Advendo te zien.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie heeft nog niet kunnen achterhalen in welk tijdschrift de hier afgebeelde foto heeft gestaan.
De redactie is nog niet in het bezit van een digitale kopie van het genoemde artikel in het geïllustreerde christelijke gezinsweekblad De Spiegel.
De redactie heeft in ut Deevers Archief uitputtend aandacht besteed aan burgemeester Hendrik Gerard van Os en aan de Van Osbank en verwijst de trouwe bezoeker van ut Deevers Archief naar de betreffende berichten in ut Deevers Archief, klik bijvoorbeeld in het rechter deel van het scherm of aan het einde van dit bericht op de categorie Burgemeester van Osbank.
Hendrik Gerard van Os overleed op 9 oktober 1958 in ’s Gravenhage. Zie het bijgevoegde overlijdensbericht.

Posted in Burgemeister Van Osbank, Overlijdensbericht | Leave a comment

Ansichtkoate van ut monement op Baark’nheuvel

Van het monument op het landgoed Berkenheuvel van mr. Albertus Christiaan van Daalen uit Bennekom hebben Deeverse middenstanders verschillende foto’s op prentbriefkaarten uitgebracht, zo ook de bijgaande afbeelding van een zwart-wit ansichtkaart uit 1936..
Het monument is in 1925 geplaatst ter gelegenheid van de voleindiging van de ontwikkeling van het landgoed. Op de foto is mooi de oorspronkelijke omgeving van het monument te zien. De bos rododendrons bij het monument is niet goed te zien, maar oogt nog klein.
Op een van de zijkanten van het gedenkteken staat een voor de gelegenheid aangepast deel uit een strofe van het gedicht ‘Aan een heereboer’ van Petrus Augustus de Génestet (1829-1861):
Daar rijz’, uit stuivend zand en ledige aard, een lachend paradijs.
De originele tekst staat in het elfde couplet van het gedicht Aan een heereboer en luidt als volgt:
Daar, o Verhoorder ! rijz’, Uit stuivend zand en ledige aard, Een lachend Paradijs !

Posted in Ansichtkoate, Landgoed Berkenheuvel, Monement op Baark'nheuvel | Leave a comment

Ut naembröttie van de Greinsweg op Baark’nheuvel

Het lijkt de redactie van ut Deevers Archief een echte uitdaging voor de vrijwilligers van de heemkundige vereniging uut Deever om bij elk van de oorspronkelijke wegen op het landgoed Berkenheuvel, uiteraard in samenwerking met de Nederlandsche Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten en het Staatboschbeheer, weer van die mooie witte kleine naambordjes met zwarte letters aan bomen te spijkeren.
En dan natuurlijk ook een naambordje plaatsen bij wegen die de Nederlandsche Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten al heeft laten overwoekeren door cultureluurnatuur.
Je mag van de Nederlandsche Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten toch wel bordjes aan bomen vastspijkeren ? Nestkastjes worden op het landgoed Berkenheuvel toch ook aan bomen vastgespijkerd ?
Laten we ons culturele erfgoed vooral behouden en de steeds meer verloren gegane en gaande namen van wegen op het landgoed Berkenheuvel aan de vergetelheid ontrukken.
Op bijgaande afbeelding op een ansichtkaart, die is uitgegeven in juli 1951, toen het landgoed Berkenheuvel nog eigendom was van de erven van mr. Albertus Christiaan van Daalen uit Bennekom, is als voorbeeld het naambordje van de Grensweg bij de Hoekenbrink te zien.

Posted in Aarfgood, Albertus Christiaan van Daalen, Ansichtkoate, Bosgesigte, Landgoed Berkenheuvel | Leave a comment

Ik mösse oense tente skone maek’n

In de zomer van 1940 -in het begin van de Tweede Wereldoorlog- stuurde student J. van der Plaats bijgaand afgebeelde zwart-wit ansichtkaart naar den weledele heer A.J. van der Plaats in Beetgumermolen in Friesland.

Student J. van der Plaats schreef op de achterkant van de ansichtkaart:
Gisteren, zondag en vannacht en vanmorgen heeft het hier geregend.
Ik heb corvé gehad met mijn tent. Dan kun je zelf eerst eten krijgen en zo veel je wilt. De tent was vanmorgen vol zand. Alle strozakken in een hoek plus bagage en aan het schoonmaken.
We hebben zo wel plezier.
Ik eindig met de hartelijke groeten voor allen.
J. van der Plaats.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De student J. van der Plaats vierde vakantie in de Studentenkamp. Dat was het vakantiekamp van de Vrijzinnig Christelijke Studenten Bond (V.C.S.B.) bee ut Mastenveltie an de Bosweg in Deever. Dat kon blijkbaar nog in de eerste maanden van de Tweede Wereldoorlog.

Van het monument (gedenknaald) op het landgoed Berkenheuvel van mr. Albertus Christiaan van Daalen uit Bennekom hebben Deeverse neringdoenden verschillende ansichtkaarten uitgegeven, zo ook de bijgaand afgebeelde ansichtkaart.
De vraag is natuurlijk welke neringdoende in Deever deze ansichtkaart verkocht ?
Mr. Albertus Christiaan van Daalen uit Bennekom plaatste het monument (gedenknaald) in 1925 ter gelegenheid van zijn voleindiging van de ontwikkeling van het landgoed Berkenheuvel.
Op de ansichtkaart is mooi een vroegere omgeving van het monument (gedenknaald) te zien. De bos rododendrons bij het monument is wel al goed te zien, maar oogt nog klein.
De redactie van ut Deevers Archief heeft bijgaande kleurenfoto van het monument (gedenknaald) op Berkenheuvel gemaakt op donderdag  26 april 2018. De oude bos rododentrons was toen heel hard aan groot onderhoud toe.

Posted in Ansichtkoate, Landgoed Berkenheuvel, Monement op Baark'nheuvel, Student’nkaamp | Leave a comment

De sproanust’n in de beuk’n an de Toor’nlaene

Op ontzettend veel zwart-wit ansichtkaarten uit de vijftiger, zestiger en ook nog uit het begin van zeventiger jaren van de vorige eeuw is een fraai bosgezicht van de Deeverse bos te zien. Heden ten dage is de grote uitdaging uit te vinden waar precies zo’n zichtbaar stukje van de Deeverse bos op zo’n ansichtkaart zich bevond. Voor de meeste bosgezichten is het schier onmogelijk die uitdaging aan te gaan.
Bijgaand afgebeelde wit-omrande zwart-wit ansichtkaart is in november 1949 uitgegeven door Van Leer’s Fotodrukkerij N.V. De ansichtkoate was in de Wiba-winkel van Jan Brogg’n (Jan Brugging) en Griet Oost an de Heufdstroate in Deever te koop. De foto voor deze ansichtkaart is wellicht en allicht al in de zomer of herfst van 1949 gemaakt.
De redactie van het Deevers Archief weet de plaats van het bijgaand afgebeelde bosgezicht toevallig wel, want aan dit bosgezicht zijn eigen herinneringen verbonden.
De foto voor de zwart-ansichtkaart is aan het begin van de Torenlaan op Berkenheuvel gemaakt, dus vlak bij de Westerschaapsdrift. De redactie heeft voor de duidelijkheid op een stukje topografische kaart uit 1949 een vette zwarte pijl bij de plaats gezet, zie de bijgevoegde afbeelding.
De natuurfabriek Vereniging Tot Behoud Van Natuurmonumenten, gevestigd in het verre verre ’s Graveland in de provincie Utrecht, is niet van plan de zandwegen in zijn deel van het natuurmonument Berkenheuvel te onderhouden, laat staan te behouden; die zandwegen worden steeds onbegaanbaarder, moeten blijkbaar uit het landschap verdwijnen. Toch zal de Vereniging Tot Behoud Van Natuurmonumenten ook een Vereniging Tot Behoud van Cultuurmonumenten moeten zijn, want de kronkelige zandweg Westerschaapsdrift is zo’n te behouden cultuurmonument, die is eeuwenlang een looproute van Deeverse skoap’m tuss’n ut dörp en de heide ewest. De Westerskoapsdrift is Deevers aarfgood ! Mr. Albertus Christiaan van Daalen had daar in elk geval wel respect voor.
De wandelaar en de fietser kunnen steeds moeilijker hun eigen weg volgen deur de bos, die moeten steeds meer een eigen weg deur de bos banen. En dat lijkt de bedoeling te zijn. De wandelende klanten worden ten zeerste geacht braaf en uitsluitend de door de natuurfabriek vastgestelde en voorgekauwde en gemarkeerde routes door zijn natuurwinkel te volgen. En het parool is: met de fikken overal van afblijven. De fietser wordt ten zeerste geacht weg te blijven.
In de vijfiger en zestiger jaren van de vorige eeuw bestond in Deever in het voorjaar in de eierlegperiode onder de sterkere niet zo benauwde straatjongens van de hogere klassen van de lagere school nog de traditie van het eier seuk’n.
In de op de afbeelding zichtbare beuken aan het begin van de Torenlaan zaten op een behoorlijke klimhoogte van de grond holen van spechten. Spreeuwen bezetten verlaten spechtenholen of verjoegen brutaal de spechten uit hun hol voor het bouwen van een eigen nest. Het uithalen van eieren van kraaien, spreeuwen, eksters en duiven betekende in bomen klimmen. Dus na schooltijd oude kleren aantrekken voor het onvermijdelijke en vaak zware klimwerk en een pet opzetten.
Een keer in de paar dagen werden ook de holen in de beuken aan het begin van de Torenlaan, maar ook holen in beuken op andere plekken in de bos, gecontroleerd op de aanwezigheid van nog niet bebroede sproaeier. Gevonden eieren werden na het uithalen direct onder de pet gestopt, dan gingen de eieren niet kapot en waren de handen weer vrij voor het klimwerk. Niet alle eieren in een nest werden meegenomen. Eén ei moest blijven liggen, bij een leeg nest zouden de vogels het nest kunnen verlaten.

Posted in Aarfgood, Ansichtkoate, Landgoed Berkenheuvel, Saandweg, Traditie | Leave a comment

Ut poasbulte sleep’m in Deever in 1938

In het onvolprezen geïllustreerde familie-weekblad voor Groningen en Noord-Drente ‘Het Noorden in Woord en Beeld’, Jaargang 13, 1937-1938, 11 maart 1938, bladzijde 29 is de hier afbeeelde foto van ut poasbulte sleep’m in Deever te bewonderen. Voor de volledigheid en de duidelijkheid is hier tevens de tekst bij de afbeelding weergegeven.

De voerman, die baas kan blijven over al deze vurige jongen ‘peerden’, kan ook gerust met een vierspan gaan rijden ! Ze trekken de wagen door de omgeving van Diever, om hem vol te laden met brandbaar materiaal voor de aanstaande Paaschvuren. Ze zijn er zeker vroeg genoeg mee bezig !

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
Het werkgebied van de redactie van ‘Het Noorden in Woord en Beeld’ beperkte zich blijkbaar niet alleen tot Groningen en het noorden van Drente, maar besteedde zo nu en dan ook aandacht aan Deever, in het zuid-westen van Drente.
In 1938 viel eerste paasdag op zondag 17 april. De poasbulte werd volgens de macht van de oude gewoonte op 18 april, op tweede paasdag, in de avond aangestoken.
In Deever werd heel vroeger de poasbulte gebouwd op de Poasbaarg an de Bosweg. In 1938 werd de poasbulte in de buurt van de vuilnisbelt gebouwd.
De redactie van het weekblad schrijft bewonderend over de schooljongens die al vanaf begin maart bezig waren met het slepen van brandbaar hout naar de poasbulte. En terecht ! Daar was tijd voor nodig. Dat gebeurde na schooltijd. De boerenkar werd getrokken door kinderen die op de lagere school zaten. De oudere jongens waren de bouwers van de poasbulte. Hoeveel vrachten konden de kinderen na schooltijd en voor zonsondergang omstreeks half zeven halen uit de bos ? Eén flinke vracht ? Dat was niet veel. Derhalve moesten ook de vrije schoolmiddagen worden besteed aan het slepen van brandstof, veelal takkebossen, naar de poasbulte.
De foto voor deze afbeelding is zeg maar even voor het gemak in maart 1938 gemaakt. Het is een topstuk. De leeftijd van de jongens op de foto zal liggen tussen de 6 en 12 jaren. De jongste jongens zullen, in het geval zij nog leven, anno 2019 ongeveer 88 jaren oud zijn. Het zullen jongens uit de buurt van ut Kastiel zijn. Dus het is nog steeds mogelijk mannen, die als jongen op deze foto staan, te vinden en te interviewen ! Wie herkent jongens op de foto ?
De redactie denkt dat ook in 1939 en 1940 de poasbulte wel is gebouwd en in brand gestoken. In 1940 viel pasen op 24 en 25 maart, dat is ruim een maand voor het begin van de Tweede Wereldoorlog. In de Tweede Wereldoorlog zijn in Deever geen poasbult’n gebouwd en in brand gestoken. Pas in 1946 is in Deever de oude gewoonte gelukkig weer opgepakt.
De foto is gemaakt aan het begin van de Bosweg op de hoek van ut Kastiel. De Bosweg sloot toen nog niet met een haakse bocht aan op de Ten Darperweg. De jongens zijn op weg naar de bos. Van mr. Albertus Christiaan van Daalen, de eigenaar van het landgoed Berkenheuvel, hadden ze welwillend toestemming uit zijn bossen oud hout, snoeihout, afgevallen takken, enzovoort, te verzamelen voor de poasbulte. Achter de bomen van ut maarktturrein zijn enige huizen op ut Kastiel te zien. Links achter de betonnen palen en de buizen van de vroegere paardenmarkt ligt zo te zien een berg straatklinkers. Tot in de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw had de gemiente Deever de onhebbelijke gewoonte ut maarktturrein an de Bosweg als opslagplaats voor herbruikbare straatklinkers te gebruiken.
De grote vraag is aan alle personen die denken het Deevers te beheersen en aan alle personen die het Deevers nog niet beheersen, maar ijverig en ernstig bezig zijn met het leren van het Deevers: hoe wordt het in de tekst bij de foto gebezigde brabbelwoord ‘peerden’, waar het meervoud van het Nederlandse woord paard mee wordt bedoeld, in het Deevers geschreven ?

Posted in Deevers, Poasvuur sleep'm, Topstuk, Traditie, ut Kastiel | Leave a comment

Mann’n uut Deever dood in de slag bee Damiate

In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 31 december 2007 verscheen het navolgende artikel van Lammert Huizing over mannen uit Deever die de dood vonden in de slag bij Damiate. De redactie verwijst volledigheidshalve voor meer gegevens naar een bladzijde in de online-ecyclopedie Wikipedia. Voor wat deze gegevens waard zijn.
De redactie van het Deevers Archief heeft de tekst van Lammert Huizing overgezet in het Deevers, teneinde actief een bijdrage te leveren aan het behouden en het verspreiden van het Deevers. De redactie houdt zich aanbevolen voor verbeteringen in deze vertaling. Wellicht zijn de organisatoren van de activiteit ‘verdieverderderen um de stamtoafel’ bereid te reageren. Samen weten we meer.

In ’t veurjoar van 1217 was hee te gaast in ’t klooster van Rune: Thomas Olivier, kanunnik van Keulen. Van kaarspel tot kaarspel reisde hee deur ’t olde laand um manluu te waar’m veur ’n tocht hen ’t Hillige Graf. Ok in Deever haar hee espreuk’n. Priester Adolf haar hum leever ’t woord ontzegd. Hee wus, dat de proat van de kanunnik onrust zul breng’n in de huusen en in de noaberschopp’n. Gieniene sul weg will’n, Moar lichtkaans waar’n ‘r knecht’n en keuters bedaacht op meer vreeigheid en longernd naar aomtuur, die de dringende oproep tot kruusvoart neet söll’n weerstoan.
Olivier haar hum opewönn’n, Sien naarms kleuven mit gebalde voest’n deur de roemte, sien vuurrooie kop, sien oversloande stemme: ’t was as of hee doende was, hier in Deever, um sölf ’t Hillige Graf van de Saracenen te bevrijden. Onbeweug’n leut ’t volk in Deever ’t geweld over heur hen goan. See pruufd’n niks van de mystieke geestdrift um mit te trekk’n in ’t grote leger hen Jeruzalem.
Priester Adolf heroasemde. Hee was bliede doe Thomas Olivier ofreisde. Allennig een wonder zul nog sien meins’n op kruusvoart kunn’n kreeg’n.
Priester Adolf twiefelde. Al hiel wat moand’n gleufde hee neet meer in de wezenlieke anwesigheid van Jesus Christus in ’t Hillig Sacrament. Hiele naacht’n laag hee doarover wakker. Hee bidde um ’n visioen um so kloarheid te krieg’n.
De sundag doarop, Adolf stön an ’t altaar. Manluu en vrouwluu vuld’n de kaarke van Sint Pancras. Manluu uut Deever, moar ok uut de noaberschopp’n van ’t kaarspel tot an Dwingel toe. De misse, ’t hillig offer, wödde deur heur allemoale mit beleefd. Spanning was ‘r doe de priester de hostie umhoge heef. Hee söl so ’t Agnus Dei insett’n. Moar de haa’n van de priester blee’m umhoge. See trild’n. Sie oog’n stoard’n verstrakt noar ’t witte ‘lichem’ van de Heer. Een visoen ? Een merèkel ? De Maagd, mit op heur schoot ’t Kiend, saag hee in ’t midd’n van de hostie. Mit trillende vingers dreede hee ’t hillige veurwaarp. An de aandere kaante keek ’n loam, ’t Agnus Dei, hum an. Een wonder van de Allerheugste um hum, de twiefelaar, tot geleuf te breng’n ?  Sien harte bonkte en ’t blood trök weg uut sien gesichte. Hee zwiebelde en wol de altoardeenst op slag stopp’m. De parochioan’n vönn’n dat ’t wat gebeurde, dat see nooit weer sull’n mitmaek’n.
Adolf leut de naarms zakk’n. Een brokke in de keel belette hum um ’t Agnus Dei in te sett’n. Troan’n vuld’n sien oog’n. ‘Deur de genade van God he’k now wissigheid’, verkundigde hee. Hee vertöl under troan’n over ’t merèkel, dat net was passeerd. ’t Volk luusterde annedoan. Wat Thomas Olivier neet edoan kön kreeg’n, gebeurde now. Viefteg man besleut’n um ter ere van ’t Hillig Sacrament ’t kruus op te nee’m en as kruusvaerder hen ’t oost’n te trekk’n. In de meimoand reisden see of. Priester Adolf gaaf heur sien seeg’n doe see veur de laeste keer in de kaarke bee mekaer kwaa’m en doe see de brink aachter heur leut’n. Richting Friesland, woar see an de oevers van de Lauwers mit veule aandern heur söll’n inscheep’m.
Een vloot van tachtug boten veur of. In Engeland saag’n see Thomas Oliver weer. Tegaar veur’n see hen Portugal, woar ’t vecht’n begön teeg’n de Moren. In Rome wödde overwintert. See kwaa’m neet toe an ’t Hillige Graf. De mann’n uut Deever vönn’n de dood in de slag bee Damiate in Egypte.
Eerst was ‘r ongewisheid en laeter rouw in de parochie van Sint Pancras, doe as see niks meer heurd’n van heur manvolluk. Priester Adolf, die deur sien twiefel ’t merèkel haar operoep’m, twiefelde vanneis. Now an de echtheid van ’t visoen, woamit hee, ja hee, sien eig’n meins’n edree’m haar noar ’n verre dood.
Seu’m joar laeter wödde Thomas Olivier vumoord. Hee was op weg hen Grönning um vanneis meins’n bee mekaer te preek’n veur weer ’n kruustocht.
Ieuwenlang kwaa’m see op bedevoart, volk van dichtbee en van verens, um ’t merèkel van Deever te gedènk’n.

Abracadabra-1476

Posted in Deever, Deevers, Lammert Huizing | Leave a comment

Het reglement van het Armenwerkhuis

Het gesticht Armen-Werkhuis van de Nederlands Hervormde Kerk aan de Groningerweg werd in het jaar 1861 opgericht. Voor de gang van zaken in het gesticht Armen-Werkhuis onderhield de kerkeraad een reglement dat om de zoveel tijd werd aangepast aan nieuwe inzichten. De laatste ‘verpleegde’ was de in Diever welbekende Jans (Jansie) Grit (geboren 8 maart 1897, overleden 26 november 1969). Hij kwam, nadat de Nederlands Hervormde Kerk het gesticht Armen-Werkhuis in 1967 had verkocht, en na nog enige tijd op het Kasteel in Diever te zijn ondergebracht, terecht in het bejaardenhuis Dickninge in De Wijk.

Het navolgende is ook als bladvulling opgenomen in nummer 01/4 van Opraekelen, het papieren blad van de lokale heemkundige vereniging. Het hierna volgende reglement is de versie van 25 mei 1932. Het is niet bekend of het daarna nog is aangepast. Het origineel van het reglement bevindt zich in het Drents Archief in Assen. 

Algemene artikelen
Artikel 1:
Het doel van ons Armen-Werkhuis is de opname van behoeftigen onzer Kerkelijke Gemeente, die wanneer zij daartoe in staat zijn de nodige werkzaamheden verrichten.
Artikel 2:
De Kerkeraad der Nederlands Hervormde Gemeente te Diever vormt het bestuur.
Artikel 3:
Bij de vergaderingen neemt de Predikant de betrekking van President en van Secretaris waar.
Artikel 4:
Op de diakenen rust de verplichting om alles aan te wenden wat ten waren nutte der verpleegden kan strekken.
Artikel 5:
Zij zullen eens in de maand en wel bij voorkeur op den Maandag voor vollen maan hunne gewone vergaderingen houden en wel zoveel mogelijk in het Armen-Werkhuis. Buitengewone vergaderingen zullen gehouden worden wanneer de omstandigheden het eischen.
Artikel 6:
Bij de gewone en buitengewone vergaderingen zullen alle noodelooze onkosten ten bezware der Diaconie Kas worden vermeden.
Artikel 7:
De diakenen benevens de ouderlingen zijn verplicht met den Predikant de vergaderingen zoo mogelijk bij te wonen.
Artikel 8:
Het doel van de vergaderingen is om toe te zien op het gedrag der verpleegden, om dwalenden te vermanen, verkeerd gezinden ernstig te waarschuwen en hen, die goed oppassen een maandelijkse gift te schenken. Voorts toe te zien op de orde in het huis en op de netheid van de meubelen en van de kleederen der verpleegden, terwijl aan de diakenen het recht wordt toegekend om te allen tijde inzage te eischen in kasten en kisten.
Artikel 9:
Op de maandelijksche vergaderingen zullen de rekeningen der winkeliers worden nagezien en vergeleken met de Rekening en verantwoording van armvader en armmoeder.
Artikel 10:
Indien daartoe aanleiding bestaat zal voor of na de vergadering de boerderij worden bezichtigd.

De Armvader en de Armmoeder
Artikel 1:
Er wordt voor onbepaalden tijd een vader en een moeder benoemd op een door de Kerkeraad vast te stellen traktement, terwijl ze tevens vrije woning hebben en kostelooze geneeskundige behandeling. Ook brand en licht zijn vrij. Zij zullen kunnen bedanken of door de diakenen kunnen worden bedankt worden na daarvan voor 1 Januari kennis te hebben gegeven.
Artikel 2:
Zij aanvaarden hunne betrekking gewoonlijk 1 Mei. Zij moeten lidmaten der Nederlands Hervormde Gemeente zijn. Bij voorkeur zonder kinderen of zonder kinderen ten hunnen laste. De vader en de moeder moeten zooveel in hun vermogen is de christelijke opvoeding der jeugd bevorderen en trachten door woord en voorbeeld een christelijke zin bij allen aan te kweeken.
Artikel 3:
Zij zijn verplicht den Kerkeraad op eene behoorlijke wijze bij hunne vergaderingen ten dienste te staan zonder het recht te hebben daarbij tegenwoordig te zijn.
Artikel 4:
De vader is gehouden nauwkeurig boek te houden van hetgeen er wekelijks in het Armen-Werkhuis gebruikt wordt, bepaaldelijk ook wat de veldvruchten, boter en eieren en verder de opbrengst der boerderij betreft.
Artikel 5:
Zij zullen zooveel mogelijk zorgen, dat zoowel des zomers als des winters de bedeelden steeds doelmatig worden bezig gehouden met veldarbeid, huis- of handwerk, terwijl de moeder er voor heeft te zorgen dat de meisjes het breien en naaien leeren.
Artikel 6:
De vader heeft het recht om wegens vergrijp tegen huisorde of wegens luiheid, onzindelijkheid of onwil, na gepleegd overleg met den boekhouder-diaken, de volgende straffen toe te passen.
I huisarrest voor eenigen tijd.
II opsluiting in de prevoost op water en brood voor ten hoogste drie dagen.
De vader zal in een daartoe aan te leggen strafregister den naam van den gestrafte, de overtreding en de toegepaste straf opteekenen.
Artikel 7:
Willen vader en moeder zich gelijktijdig uit huis begeven, dan moeten zij den boekhouder-diaken hiervan vooraf in kennis stellen en zijne toestemming vragen.
Artikel 8:
De vader en de moeder zullen dezelfde spijs gebruiken als de verpleegden. Ofschoon vader en moeder in eigen vertrek eten zal de vader verplicht zijn voor en na den morgen-, middag- en avondmaaltijd te bidden en te danken. Voorts rust de verplichting op hem om elken morgen-, middag- en avondmaaltijd een gedeelte uit de Heilige Schrift en bij afwisseling een Psalm of Evangelisch gezang voor te lezen of voor te laten lezen, opdat de dag beginne met God en met hem geëindigd worde.
Artikel 9:
De vader en de moeder zullen geen aanverwanten mogen ontvangen op kosten van het huis.

De verpleegden
Artikel 1:
Ieder, die onderstand uit de Diaconiekas begeert, kan verplicht worden zich in het huis te begeven. Bij onwilligheid daartoe kunnen de diakenen zich van diens onderhoud ontslagen achten.
Artikel 2:
De verpleegden zijn verplicht zich stipt aan de orders en regels van het huis te houden, zich toe te leggen op orde en ijver in hun werk, op zindelijkheid van het lichaam en van de kleeding, waaronder ook begrepen is dat niemand des morgens aan het ontbijt of des middags aan de tafel mag verschijnen zonder zich vooraf behoorlijk te hebben gewaschen of gereinigd, terwijl verder de wekelijksche verschooning geregeld behoort te geschieden. De kleederen moeten worden hersteld of aan de moeder ter hand gesteld.
Artikel 3:
Zij zullen aan den kerkeraad een gepaste eerbied betoonen en jegens vader en moeder de noodige bescheidenheid en onderdanigheid in acht nemen en bewijzen.
Artikel 4:
De vader of de moeder zal verplicht zijn elken zondag ter kerke te komen met de verpleegden, die niet door ziekte of zwakheid verhinderd zijn, de schoolkinderen bij den onderwijzer of ter catechisatie bij den Predikant te zenden.
Artikel 5:
Het zal den verpleegden vrij staan hunne bloed- en aanverwanten en vrienden op gepasten tijd, mits zonder kosten voor het gesticht, bij zich te ontvangen. Zij moeten ’s avonds om negen uur het gesticht verlaten hebben.
Artikel 6:
Des winters wordt het huis om negen uur, des zomers om tien uur gesloten, terwijl vader en moeder voor het naar bed gaan hebben nagezien of alles in orde is.

Slotbepalingen
Artikel 1:
Er zal op bepaalde tijden en viermaal daags worden gespijzigd.
Artikel 2:
Aan den vader is opgedragen het besturen en regelen van de boerderij en het landwerk in overleg met de Diakenen. Verder heeft hij volgens order van den boekhouder-diaken het vee te verzorgen naar zijn beste weten en het te verkoopen vee aan de markt te brengen en verder te handelen volgens opdracht van den boekhouder-diaken en voorts zijn vader en moeder in alles onderdanigheid verschuldigd.
Artikel 3:
Alles wat in dit Reglement niet is opgenomen, maar wat bij voorkomenden gelegenheid nadere regeling behoeft zal door den boekhouder-diaken met vader en moeder nader geregeld worden.

Aldus gelezen en goedgekeurd op de kerkeraadsvergadering van 27 januari 1921.
Getekend door Jans Noorman, R.H. Wesseling, F. de Jonge en J.B. van Dalfsen.

Aldus gelezen en goedgekeurd op de kerkeraadsvergadering van 25 mei 1932.
Getekend door E. Winters, W. Mulder Azn, Joh. de Jong, E. Was, voorzitter, enzovoort

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
R.H. Wesseling was Roelof Hessels Wesseling (geboren op 11 juli 1868 in Deever, overleden op 27 januari 1928 in Deever). Hij had een boerderij aan het kleine Brinkie in Deever.
J.B. van Dalfsen was de predikant Jochem Berend Martinus van Dalfsen. Hij werd op 11 juli 1978 geboren in Aalsmeer en is op 6 mei 1957 overleden in Zutphen. Hij was van 1905 tot 1931 dominee van de hervormde gelooofsgemeente van Deever.

Posted in Aar'mhuus, Brink, Deever, Kaarke an de brink, Opraekelen, ut Kastiel | Leave a comment

Kool’nbak aachter ut paand mit adres Binnenesch 6

De redactie van ut Deevers Archief heeft bijgaand afgebeelde kleurenfoto gemaakt op 15 november 2013. Tot aan de sloop van de huurwoningen aan de Binnenesch in Deever was achter de woning met adres Binnenesch 6 nog een gemetselde bak met betonnen dekplaat voor het bergen van een voorraad steenkolen compleet met deksel te zien.
Bij andere gelijksoortige woningen an de Kloosterstroate en an de de Binnenesch is de kolenbak wel gesloopt, dat was niet zo moeilijk, omdat de sta-in de-weg kolenbak geen geheel vormde met het schuurtje, maar gewoon koud tegen de muur van het schuurtje was aangebouwd.
De woning is vanaf de oplevering in 1957-1958 bewoond geweest door de familie Kraak. Geert Kraak was bakker bij de Coöperatie (de Koeperasie) an de Heufdstroate in Deever. Na het overlijden van Geert bleven zijn vrouw Rika en hun ongetrouwde zoon Chris daar wonen en na het overlijden van Rika bleef Chris daar alleen wonen tot aan zijn verhuizing naar de Weijert in Deever.
Geert Kraak is op 30 december 1910 in Oldemarkt geboren. Hij is overleden op 21 september 1988 in Deever op 77-jarige leeftijd. Hij was een zoon van Christoffel Kraak en Aaltje van Veen.
Frederika (Rika) Schultinge is op 26 januari 1918 geboren in Dwingel. Zij is overleden op 31 oktober 1999 te Meppel op 81-jarige leeftijd. Zij is overleden in verpleeghuis Reggersoord in Meppel en is op 5 november 1999 gecremeerd in het crematorium Zomerdijk 10a te Meppel. Rika is een tweelingzus van Hendrikje. Rika woonde na haar huwelijk met Geert Kraak in Deever. Ze was een dochter van Lucas Schultinge en Margje Eissen.
Geert Kraak en Rika Schultinge trouwden op 1 maart 1940 in Dwingel.
Uit dit huwelijk werden geboren Aaltje (geboren op 23 augustus 1940 in Dwingel, overleden op 3 juni 1942 in Meppel op 1-jarige leeftijd), Lukas (geboren op 10 juni 1942 in Dwingel), Christoffel (Chris) (geboren op 15 september 1944 in Dwingel, overleden op 2 oktober 2012 in Deever, zie de bijgevoegde overlijdensadvertentie uit de Olde Möppeler (Möppeler Kraante) en Martijn Aaltinus (geboren op 17 april 1948 in Dwingel).
De vraag is natuurlijk wie na de verhuizing van Chris Kraak (wanneer ?) tot aan de ontruiming in de woning met adres Binnenesch 6 in Deever hebben gewoond ? Wie het weet die mag het de redactie melden.

Posted in Binnenesch, Deever, Overlijdensbericht, Toevallige waarneming, Verdwenen object | Leave a comment

Boerdereeje van Haarm Hessels op 21 febewoarie 1933

Schooljuffrouw Christina Augusta Johanna ter Horst maakte deze zwart-wit winterfoto op 21 februari 1933. Zij was van 1 maart 1930 tot 1 maart 1937 werkzaam aan de Witteler skoele. Na Wittelte ging ze werken in Harderwijk.
Ze had zelf een fotocamera, iets wat in die tijd erg weinig voorkwam. Ze maakte deze foto staande op het schoolplein van de Witteler skoele.
Rechts op het schoolplein is de waterpomp te zien; Wittelte had in die jaren nog geen waterleiding.
Links achter de bomen is de boerderij van Harm Hessels en Johanna Louissen te zien. Deze boerderij ligt aan de weg die tegenwoordig de meester Henk Broerweg wordt genoemd. Later werd de boerderij bewoond door Albert de Weerd en Grietje Hessels. Zij was een dochter van Harm Hessels en Johanna Louissen ?

De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die nog steeds een verstokte liefhebber van afbeeldingen van mooie foto’s op papier is, kan de hier afgebeelde foto ook ten zeerste in fors ingekort formaat bewonderen op bladzijde 1 van het blad Opraekelen 10/4 (december 2010), dat is samengesteld door vrijwilligers van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever, zeg maar de heemkunduge vurening uut Deever. Maar ja, dan moet je wel in het bezit zijn van dat papieren boekwerkje of dat papieren boekwerkje bij iemand in kunnen zien.

De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die nog steeds een verstokte liefhebber van afbeeldingen van mooie foto’s op papier is, kan de hier afgebeelde foto ook ten zeerste in fors ingekort formaat bewonderen op bladzijde 75 van het in 2008 uitgegeven papieren boekwerkje Diever, zoals het was in de voormalige gemeente. 1930 – 1980, dat is samengesteld door vrijwilligers van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever, zeg maar de heemkunduge vurening uut Deever. Maar ja, dan moet je wel in het bezit zijn van dat papieren boekwerkje of dat papieren boekwerkje bij iemand in kunnen zien.

Abracadabra-1434

Posted in Boerdereeje, Witteler skoele, Wittelte | Leave a comment

Bouw van een eigen theaterlokaal en sportlokaal

De redactie van het Deevers Archief heeft van de webstee www.scholenopdekaart.nl het volgende citaat over het steeds maar verder krimpende plattelandsfiliaaltje van het Meppeler scholenconglomeraat Stad & Esch op de Westeresch in Deever overgenomen:

Stad & Esch Diever is een kleinschalige school, maar heeft van alle deelscholen van Stad & Esch de breedste onderbouw: VMBO, HAVO, VWO en Atheneum. Leerlingen in de basisberoepsgerichte of kaderberoepsgerichte leerweg gaan na het tweede jaar naar het Stad & Esch Beroepencollege in Meppel. VWO-leerlingen gaan na het derde jaar verder op het Stad & Esch Lyceum in Meppel. De aansluiting verloopt altijd soepel. De school is onlangs gerenoveerd, de openbare bibliotheek huist onder hetzelfde dak en gewerkt wordt aan een nieuwe sportzaal en een eigen theaterzaal.

De beleving van de Deeverse gemeenschap bij de vervanger van het Dingspilhuus 1.0 an de Heufdstroate in Deever is een volledig andere dan de beleving van de Voorkant Van Het Gelijk en het Bestuur van de Stichting Onderwijsgroep Zuid-West Drenthe.
Terwijl de Deeverse dorpsgemeenschap denkt dat het Dingspilhuus 1.0 door een helaas uiterst sober Dingspilhuus 2.0, zeg maar een Dingspilhuus 0.5, gaat worden vervangen, staat in de gegevens van het scholenconglomeraat Stad & Esch dat het gaat om de bouw van een nieuwe sportzaal en een eigen theaterzaal. Let wel boven aan het dure en schreeuwerige indoctrinatiebord, zie afbeelding 1, staat dat het gaat om de nieuwbouw van een sportaccomodatie.
Dus het lekker lang hangen aan de bar, onder het genot van een niet te duur kopje koffie of pilsje of borreltje na het sporten en na het vergaderen of gewoon zo maar, is er straks niet mee bij ? Dus zelfs geen ontmoetingscentrum Dingspilhuus 0.5. Is de Deeverse dorpsgemeenschap een loer gedraaid ? Over een jaar zullen de Deeversen het weten.
Het onvermijdelijk krimpende Westeresch-filiaaltje van het scholenconglomeraat Stad & Esch heeft ongeveer 200 leerlingen (of al minder ?). Bij Stad & Esch in Meppel gaan bijna 2000 leerlingen naar school.
Voorstelbaar is dat de verborgen politieke agenda van (de beleidsregisseurs van) de Voorkant Van Het Gelijk was en is de sluiting van het Westeresch-filiaaltje voor de korte termijn te voorkomen en dat daarom het met publieksgeld pamperen van het Bestuur van de Stichting Onderwijsgroep Zuid-West Drenthe met een eigen nieuw sportlokaal en eigen theaterlokaal daar onderdeel van is.
De Deeversen mogen wel even blijven treuren, maar moeten zich wel alvast voorbereiden op de volgende klap. Na de onvermijdelijke sluiting van het op middellange termijn niet-levensvatbare krimpende Westeresch-filiaaltje van het scholenconglomeraat Stad & Esch uit Meppel kan het schoolgebouw worden omgebouwd tot een ‘zeer brede school’, waar de openbare lagere school Deever en de openbare christelijke lagere school Deever en de openbare lagere school Wapse in kunnen worden ondergebracht. Dat levert na afbraak van de bestaande scholen voor het grondhandeltje van de Voorkant Van Het Gelijk veel heel dure bouwgrond op, waarvan de opbrengst gebruikt kan gaan worden voor de financiering van de ‘zeer brede school Deever‘.
De bouw van het sportlokaal is inmiddels naast de bestaande gymnastieklokaal begonnen, zie afbeelding 2. Dit eigen gymnastieklokaal van het filiaal Esch zal na de bouw van het nieuwe sportlokaal met publieksgeld worden omgebouwd tot eigen theaterlokaal.
In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 18 mei 2018 staat een kleurenfoto van de onthulling van het luxe en groteske, op afbeelding 1 zichtbare, bouwbord ‘nieuwbouw sportaccomodatie’. Op die foto zijn in het geheel geen vertegenwoordigers van de Deeverse dorpsgemeenschap en het Deeverse verenigingsleven te bekennen. Wel staan vijf dragers van kreukelige colbertjasjes op de foto, te weten van links naar recht gezien, de heer Jaap Schipper, filiaalhouder van de Westeresch-locatie in Deever van het scholenconglomeraat Stad & Esch, de heer Homme Geertsma, wethouder van de Voorkant Van Het Gelijk, de heer Peter de Visser, directeur-bestuurder van het scholenconglomeraat Stad & Esch, de heer Erik van Schelven, wethouder van de Voorkant Van Het Gelijk en de heer Klaas Smidt, wethouder van de Voorkant Van Het Gelijk.
Het is bij de redactie niet bekend of de prachtig gedurfd geelgeschilderde houten barak, die al jarenlang het ontmoetings- en inspiratiecentrum voor de Deeverse kunstenaren, kunstmakers en kunstenmakers is, die op afbeelding 2 aan de linkerkant is te zien, zal worden gesloopt of zal blijven gedoogd. Of gaan op die plek de geplande ruimtes voor vergaderingen van verenigingen en organisaties uut Deever worden gebouwd en mag deze barak daar nog eventjes blijven staan ?
De redactie heeft beide kleurenfoto’s op 16 juni 2018 gemaakt.

Afbeelding 1

Afbeelding 2

Posted in Deever, Dingspilhuus, Krimpsignaal | Leave a comment

Dorspkrachten bouwen in 1942 mee aan Dieverzand

In het Drentsch Dagblad (officieel orgaan voor de provincie Drenthe) verscheen op 30 juni 1942 het artikel ‘Gemeenschap bouwde een zwembad’ met als ondertitel ‘Rijk en arm, jong en oud hielp naar vermogen mee’.

DIEVER. Dat een juist opgevat gemeenschapsgevoel, zo als men dat op onze landelijke Drentsche dorpen zoo bij tijd en wijle nog eens mede kan maken, grootsche werken tot stand kan doen komen* is te Diever dezer dagen op overduidelijke Wijze gebleken.
Avond aan avond trok de mannelijke en vrouwelijke jeugd en ook de ouderen, gemeenschappelijken weg naar Zorgvlied op, om te verdwijnen in de bosschen van Berkenheuvel en spoedig kon men hier zien graven, spitten en kruien alsof hun bestaan er van afhing. Maar…. met al dat werken en zwoegen (en dat geheel vrijwillig) is Diever een belangrijke inrichting rijker geworden, die op a.s. Zaterdag officieel in gebruik gesteld zal kunnen worden. We bedoelen het natuur-zwembad „Het Dieverzand” gesticht door de bekende en actieve plaatselijke Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer. Het was in den loop van het vorig jaar, dat de plannen tot stichting van een zwembad vastere vorm gekregen hadden en zoo volgde na eenigen tijd de aanbesteding waarna de aannemer Boltje uit Heerenveen voor de V.V.V. aan den arbeid toog.
Door de eigenaar van Berkenheuvel was een mooi stuk grond in erfpacht te midden van de geurende dennen een kwartiertje loopen buiten het dorp en onmiddellijk gelegen aan den straatweg naar Zorgvlied, beschikbaar gesteld.
Met behulp van kleine boeren uit de omgeving werd begonnen, doch later rezen verschillende moeilijkheden en naar de bestuursleden ons verklaarden was de toestand wel eens zoo geweest, dat men van plan was er mee op te houden.
Tenslotte zat men vrijwel zonder werkkrachten en toen werd een beroep gedaan op de burgerij, die zich spontaan voor alle werk beschikbaar stelde, vanaf de burgemeester met diens echtgenoote tot den kleinsten arbeider toe.
Man en vrouw, jongens en meisjes alles werkte hier elken avond naarstig samen en ras zag men het groote werk groeien. De bassins werden uitgegraven, de dijk van 280 M. lengte met een hoogte van 1.80 M. en aan de voet breed 8 m. en aan de kruin 2 m. verrees gestadig tusschen de dennen. Vakmenschen waren bezig met het bouwen van een brug tusschen het ondiepe en midden-diepe bassin en met de kleedgelegenheden. De kleedkamertjes zijn alle z.g.n. wisselcabines en bevinden zich ter weerszijden van een aardige hoofdingang met vertrekken voor badmeester en badjuffrouw. Verder werden de noodige toiletteri opgetrokken. Schilders legden tijdens ons bezoek hieraan de laatste hand. Verder was men nog doende om de afrasteringen uit te zetten, die door de burgerij en schooljeugd zouden worden opgesteld.
Een goede Indruk kregen we van de uitstekende aanleg van dit waarlijke natuurbad, dat drie bassins zal hebben, nl. een ondiep van 15 bij 35 Mm.; een middendiep van 25 bij 35 M. varieerende in diepte van 1.40 tot 1,75 M. en een evengroot diep bassin met een diepte van 2,80 M.
De afvoer van het water geschiedt eveneens door een slootenstelsel. De bodem van bad en omgeving is van een harde leemsamenstelling met mooie zandlaag. Nog moest er veel gebeuren toen we ter plaatse waren, doch tegen komende Zaterdag zal deze inrichting haar poorten kunnen openen en heeft de gemeente Diever door goede burgerzin er een bijzondere attractie voor de vreemdelingen, die deze schoone omgeving zullen bezoeken, bij gekregen.

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
De eigenaar van het landgoed Berkenheuvel was mr. Albert Christiaan van Daalen uit Bennekom bij Wageningen.

Posted in Albertus Christiaan van Daalen, Bosweg, Deever, Dorpskracht, Landgoed Berkenheuvel, Swömbad Deeverse Saand | Leave a comment

Elk joar un vette kiepe uut elk huus in Vledder

In 1855 schrijft Jaen Samuel Magnin, Provinciaal Archivaris van Drenthe, in zijn boek ‘Overzigt der kerkelijke geschiedenis van Drenthe’ op bladzijde 82 het volgende: ‘Thans zullen wij, in alphabetische orde naar de plaatsen in deze provincie, alwaar zij werden gevonden, laten volgen eene opgave van de geestelijke en kerkelijke stichtingen, welke in Drenthe hadden bestaan en nog bestonden, toen aldaar tot de kerkhervorming werd overgegaan.’. Over Deever schrijft hij op de bladzijden 99, 100 en 101 het volgende.

Diever
De parochiale kerk te Diever, de hoofdplaats van het Dieverder-dingspil, was mede eene der zes oudste christenkerken van Drenthe. Zij wordt gehouden voor de moeder der kerspilkerken te Dwingelo, Vledder en Wapserveen, welker pastoors door den tijdelijken parochiepriester van Diever werden aangesteld, en was den Heiligen Pancras toegewijd.
In de kerk te Diever werden acht altaren gevonden, namelijk: het Sint Pancras-altaar, dat het voornaamste was; het Heilige Kruis-altaar; het Sint Stephanus-altaar; het Heilige Sacraments-altaar; het Onze Lieve Vrouwen-altaar en een altaar dat aan den Heiligen Maarten was opgedragen. Op elk van deze altaren was eene vicarie gesticht. Het achtste altaar was Sint Anna toegeheiligd.
Volgens opgaven, daarvan in Januarij 1598 gedaan, behoorden destijds:

a. tot de pastorie te Diever:
1° huis, hof en geregtigheid of aandeel in de ongescheidene marke;
2° twaalf stukken bouwlands, welke bij name zijn genoemd, doch waarvan de grootte niet is opgegeven;
3° ongeveer 15 dagmaat hooilands;
4° eenige roggepachten, gezamenlijk bedragende 8¾ mud ’s jaars;
5° onderscheidene geldpachten, jaarlijks beloopende f. 15,00.
Uit gemaakte aanteekeningen blijkt, dat eenige goederen en inkomsten waren vervreemd, andere verzwegen.

b. tot de Heilige Kruis-vicarie, welke, volgens eene acte van het jaar 1503, toen reeds zeer lang had bestaan:
1° huis en tuin;
2° een halve kooltuin;
3° ongeveer 30 muds bouwlands en 14 dagmaat hooilands;
4° vier geldpachten, jaarlijks te zamen bedragende 5 goudgulden en ½ oud schild;
5° diverse roggepachten, ten bedrage van 15½ mud ’s jaars.

c. tot de Sint Antonie-vicarie:
1° huis, tuin en aandeel in de marke van Diever;
2° twee pachten, waarvan jaarlijks werd ontvangen 1 mud rogge;
3° eenige geldpachten, gezamenlijk ten bedrage van f. 6,00 ’s jaars;
4° drie stukken groenlands, groot vier roeden, en een stukje lands bij den molen te Diever gelegen.
De overige bezittingen en inkomsten dezer vicarie konden niet worden opgegeven, omdat de laatste Vicaris, Herman Alers, ‘hebbende gedaen een nederslagh’, was gevlugt, en alle boeken en papieren had meegenomen.

d. tot de Sint Steven-vicarie:
1° huis en tuin;
2° een hof, Sint Steffen’s-hof genaamd;
3° 27 stukken lands onder Diever en 13 stukken lands onder Wapse, waarvan de grootte niet is vermeld.
4° 5 mud bouwlands onder Leggelo;
5° 6½ mud dito, onder Eemster;
6° 1 dagmaat en 28 opgaande roeden hooilands, onder Eemster en Wapse;
7° eenige roggepachten, ten beloope van 8 mud en ½ schepel ’s jaars;
8° jaarlijks een hoen uit elk huis te Vledder.

Van de andere vicariën zijn de bezittingen en inkomsten niet opgegeven.

De vicariën gewijd aan het Heilige Kruis, aan Sint Antonius en aan Sint Stephanus werden bediend door Vicarissen, die tevens Kapellanen waren van den Pastoor. Uit hen werden de parochiepriesters van Dwingelo, Vledder en Wapserveen benoemd.
De laatste Pastoor, Andries Veenraet, vlugtte in het jaar 1594, en voegde zich bij de Spanjaarden en Spaanschgezinden, welke de bezetting van Lingen uitmaakten.
Jonkheer Evert van Ensse, van wege den Koning van Spanje steeds Drost van Drenthe en Hoofd-officier bij gemelde bezetting, die in het jaar 1606 eenen gewapenden inval en eenen strooptogt in dit Landschap deed, wendde bij die gelegenheid nog pogingen aan, om de ingezetenen van het kerspil Diever tot het doen van betalingen aan hunnen voormaligen Pastoor te dwingen, en schijnt daarin, immers ten dele, ook te zijn geslaagd.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Een vicarie was vóór de kerkhervorming een afgezonderd vermogen, waarvan de opbrengst bestemd was voor het levensonderhoud van een priester. De vicaris – de beheerder van het vermogen van een vicarie – moest daarvoor aan het altaar van zijn vicarie per jaar één of meer heilige missen opdragen.
Dat zou kunnen hebben betekend dat aan het einde van de zestiende eeuw in het Deeverse dingspil de rooms-katholieke kerk alleen al uit het rendement op eigen vermogen zo’n negen priesters had kunnen onderhouden. Dat zal niet het geval zijn geweest. Voorwaar een voor die tijd goed draaiende winstgevende en op groei gerichte kerkelijke onderneming.
De zwart-wit foto van de voormalige rooms-katholiek kerk aan de brink van Deever is in de dertiger jaren van de vorige eeuw gemaakt.

De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die nog steeds een verstokte liefhebber van afbeeldingen van mooie foto’s op papier is, kan de hier afgebeelde zwart-wit ansichtkaart van de Veentiesweg tussen de Kloosterstroate en de Tusschendarp ook ten zeerste bewonderen op bladzijde 26 van het in september 2007 uitgegeven onvolprezen papieren boekwerkje Voormalige gemeente Diever in oude ansichtkaarten, dat is samengesteld door vrijwilligers van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever, zeg maar de heemkunduge vurening uut Deever. Maar ja, dan moet je wel in het bezit zijn van dat papieren boekwerkje of dat papieren boekwerkje bij iemand in kunnen zien.

Posted in Brink, Kaarke an de brink, Kattelieke Kaarke, Kerspel Diever | Leave a comment

Voor allen die Julialaantje 7 binnengaan

In het Nieuwsblad van het Noorden verscheen op 17 oktober 1939 het volgende korte bericht over het vieren van het veertigjarige ambtsjubileum van burgemeester Hendrik Gerard van Os. 

Diever.
Op initiatief van de afdeling Diever van den Boerinnenbond is alhier een comité gevormd voor het aanbieden van een huldeblijk aan burgemeester van Os, die medio November, na een veertigjarige ambtsvervulling, de gemeente gaat verlaten.
Den ingezetenen is verzocht keisteenen bijeen te brengen, teneinde op deze wijze bij te dragen tot het plaatsen van een Burgemeester Van Osbank
Bovendien zal een lijst circuleeren voor bijdragen ter dekking van de onkosten.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Overal in de gemiente Deever zijn veldkeitjes, veldkeien, kleine veldstenen, grotere veldstenen, grote veldstenen en hele grote veldstenen (zo genoemde hunnebedstenen) uit de IJstijd te vinden. Het lag voor de hand om de zo genoemde Burgemeester van Osbank van deze gratis voorhanden zijnde bouwstof te maken. Deeversen bint sunig.
De stenen bank werd geplaatst op het punt waar de weg naar Wapse (de Hoofdstraat) en de betonweg (de asfaltweg over de Noorderesch achter Deever langs werd in de volksmond ‘de betonweg’ genoemd) samen kwamen. De bank werd op 16 november 1939 aan burgemeester Hendrik Gerard van Os aangeboden.
Op de bijgevoegde afbeelding van een tamelijk zeldzame zwart-wit ansichtkaart is de Burgemeester van Osbank op zijn oorspronkelijke plaats te zien.
De ansichtkaart is in november 1949 uitgegeven door Jan Brugging (de Wiba) an de Heufdstroate in Deever. De foto voor de ansichtkaart moet in de zomer of het vroege najaar van 1949 zijn gemaakt; de bladeren zitten nog aan de bomen. Aan de rechterkant is de Heufdstroate te zien, aan de linkerkant is de ‘betonweg’ te zien.
Is of wordt de (verplaatste) Burgemeester van Osbank een gemeentelijk monumentje ?
De redactie heeft de bijgevoegde kleurenfoto gemaakt op donderdag 4 november 2017. De Burgemeester van Osbank stond in 1939 ongeveer in het midden van de kleurenfoto ongeveer naast de Ten Darperweg ongeveer ter hoogte van het tweede kleine boompje naast de immer droogstaande greppel. De redactie zou graag de precieze plek van de Burgemeester van Osbank bij ingebruikname op 16 november 1939 willen weten.   

Een zekere Chris verstuurde deze zwart-wit ansichtkaart met een blauwe postzegel van twee cent naar mejuffrouw C. Botter, Julialaantje 7 in Rijswijk. Mejuffrouw Botter woont niet meer op dit adres, maar het huis bestaat nog wel. De huidige naam van het huis staat in het groene vlak boven de voordeur: Voor allen die hier binnengaan. Hoe lang zal de getoonde ansichtkaart in dit huis bewaard zijn geweest ? In een schoenendoos op zolder ? De kaart heeft in elk geval niet in een of ander album vastgeplakt gezeten.


 

Posted in Ansichtkoate, Burgemeister Van Osbank, Gemiente Deever | Leave a comment

Was de Heezebaarg een Germaanse offerplaats ?

In de krant Limburger Koerier verscheen op 2 augustus 1924 het navolgende artikel over de oorsprong van de ‘Hees’.

De Hees in Limburg en elders
Een lezer van de Limburgse Koerier maakt ons aangaande onze rubriek over historie en streekbeschrijving van Limburg, erop attent, dat er zoveel buurten en plekken in ons gewest liggen, waarin de naam Hees betrokken is. Tegelijk stelt hij de vraag, waarvan die naam zoo’n algemeen geografische beteekenis heeft gekregen.
Wij menen dezen geachten lezer er op te moeten wijzen dat, voorzoover wij kunnen nagaan, de benaming Hees niet zóó algemeen in onze provincie voorkomt. Wij kennen een ‘de Hees’ in de buurt van Sevenum, dat wil zeggen een ‘Voorste Hees’ en een ‘Achterste Hees’, een ‘de Hees’ voorbij ’t dorp Neeritter, maar op Belgisch-Kempensch grondgebied en een ‘Heesberg’, ook in de omgeving van Sevenum. Nu is ’t mogelijk, dat er hier of daar nog perceelen akkergrond liggen, die gezamenlijk ‘de Hees’ heeten.
We zullen er onze meening over zeggen.
Het is niet onmogelijk, dat Hees en Heesberg (oudtijds toch Hesenberg, die ook in de buurt van Nijmegen voorkomt) hun naam ontleenen aan de Hessen, een van de eerste volkeren onzer streken. Maar aangezien in Groningen een dorp Nuis gelegen is, waarbij voorheen een groot bos lag, dat ook een Hessenberg had, zouden we hier ook kunnen denken aan ‘Essenberg’, omdat er een zoo groote massa esch-boomen in dit oerwoud en op die heuvels gevonden werden.
Ook te verdedigen is ‘t, dat de Heselpoort en de Heselstraat te Nijmegen, die in de oude historie Heselerpoort enzovoort heetten, dus poort en straat van Hees, kunnen doen denken aan de afgod ‘Hees’, welke de Franschen en Duitschers in den tijd der heidenen met groot ontzag en diepen eerbied vereerden. Zelf brachten deze volkeren in die tijd offers op ’t Heesaltaar, dat gelegen was in hunne geheiligde afgoden-wand, toen deze ongelukkige en onchristelijke menschen hunne goden nog niet in kerken, maar in de bosschen aanbaden.
Althans in de oudste boeken (uit de eerste eeuw na Christus) vindt men Lucan lib 1.:
Et quibus immitis placatur sanguine diro Theutates, horrensque feris altaribus Haesus.
En ook in de boeken van Lactantius staat geschreven:
Galli Haesum atque Theutatem humano cruore placabant.
Zeker, er zijn onder de benamingen met ‘Hees’ zeer oude plaatsen. Denken we maar eens aan deze buurtnaam in Utrecht, die reeds in de 8e eeuw wordt vermeld, terwijl ook de dorpen, gehuchten en buurten: Hees bij Eersel, Hees bij Didam, Hees bij Raalte, Hees bij Nijmegen, zeer oud zijn.
Heeselt in Gelderland van Hesola komt reeds in oorkonden van ’t jaar 850 voor.
Verder doen aan een der voornoemde afleidingen nog denken de plaatsen: Heesakker, Heesbeen (id.); Heesboom; Heesch, Heesche Boven, Heesche weg, Heeseind, Heeze, Heezebosch, Heezerhut, alle in Noord Brabant en Heeskamp, Heezeberg, Heesenberg in Gelderland, Hesselte, Hesselingen, Hessen, Hessum, Hessevoort in Overijssel, evenals nog de buurten Hezelaar in Noord-Brabant.
Ten slotte geven wij nog de meening van de geleerde Förstemann, die ons leert, dat ‘hees’ is ontstaan uit hais, van ’t ma, lat ‘heisa’ met de beteekenis van boschwoud en moerassig bos, wat dus in nauw verband staat met de eerstgenoemde gegeven.
Wij vertrouwen den vriendelijken lezer van de Limburger Koerier, den Heer Gr., hiermede voldoende te hebben ingelicht. Nog meer uitleg zou te veel plaatsruimte innemen.

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
In het boek ‘Pharsalia’ van de Romeinse schrijver Marcus Annaeus Lucanus (geboren op 3 november 39 AD – overleden op 30 april 65 AD) komt de volgende zin voor: ‘Et quibus immitis placatur sanguine diro Theutates, horrensque feris altaribus Haesus.’ Wat ongeveer zoveel betekent als: ‘En die meedogenloos mensenbloed offeren aan Toetatis, waar het afschuwelijke altaar van Hees staat.
In het eerste deel van het boek ‘Opera omnio’ van de Romeinse schrijver Lucius Caecilius Firmianus Lactantius (geboren in ongeveer het jaar 250 – overleden in ongeveer het jaar 320) komt de volgende zin voor: ‘Galli Haesum atque Theutatem humano cruore placabant’. Wat ongeveer zoveel betekent als: ‘Galliërs offeren menselijk bloed aan Hees en Toetatis.’
Zou het zo kunnen zijn geweest dat de Heezebaarg bij de Heezenesch in Deever een offerplaats van een Germaanse stam is geweest ? En dat deze offerplaats met inbegrip van een afgoden-wand hopelijk ergens onder een verstoven zandduin bewaard is gebleven ? Dan zou het best eens zo kunnen zijn dat de weledelgestrenge heer professor doctor in de oudheidkunde Albert Egges van Giffen onder zijn door hem zo geliefde zomerhuisje ‘de Keet’ op de Heezebaarg een schat aan mooie oudheden had kunnen vinden.
Maar niets hoeft de oudheidkundig onderlegde spitterties van de heemkundige vereniging uut Deever en het zo genoemde Oermuseum in het Schultehuus an de Brink van Deever en mogelijk andere spitkrachten uut Deever in de weg te staan om in groten getale de schop in de hand te nemen en systematisch wat zandduinen bij de Heezebaarg volgens de Van-Giffen-Methode af te graven en hopelijk zo die mooie schat aan oudheden te vinden. En niet vergeten in het zandduin onder het nieuwe vakantiehuis (de vervanger van ‘de Keet’) op de Heezebaarg gangen te graven.
De zwart-wit ansichtkaart van de Heezeweg bij de Heezebaarg is gemaakt in het begin van de zestiger jaren van de vorige eeuw.
Abracadabra-842

Abracadabra-1289

 

Posted in Albert Egges van Giffen, Ansichtkoate, Heezerbaarg, Heezeresch, Oudheidkunde | Leave a comment

Verkoop van percelen grond met een veldnaam

In het Nieuwsblad van het Noorden verscheen op 11 januari 1935 het navolgende bericht over de verkoop van onroerend goed in de gemeente Diever.

Diever, 10 januari. Ten overstaan van den heer notaris Heering te Dwingelo vond alhier heden de publieke verkoop plaats van de volgende onroerende goederen ten verzoeke van de weduwe en erven F. Westerhof te Diever:
1. Huis en erf, koopster, weduwe F. Westerhof, Diever, f. 820;
2. en 3. Groenland =, wal en boschgrond ‘de Iemenkanp’, Js. Smit, Diever, f. 1150;
4. Bouwland ‘Schoolakker’, Vereeniging School met den Bijbel, Diever, f. 290;
5. Bouwland ‘Trienenkamp’, R. Oost, Diever, f. 60;
6. Bouwland en heide ‘Kalterscheveld’, weduwe N. Houwer, Kalteren, f. 13.

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
Kleermaker Fredrik Westerhof werd geboren op 23 september 1866 in Deever en overleed op 28 november 1934 in Deever. Hij was een zoon van Jan Westerhof en Geeske de Boer. Hij is gehuwd geweest met Margje Houwer (geboren op 24-02-1866 in Deever, overleden op 27-11-1900 in Deever, dochter van Hendrik Houwer en Roelofje van der Veen) en Christina Houwer (geboren in Appelscha, overleden op 22-11-1949 in Deever). Met de weduwe F. Westerhof wordt derhalve Christina Houwer bedoeld.
De heemkundige vereniging uit Deever presenteerde op zaterdag 18 februari 2013 de publicatie ‘Veldnamen van de gemeente Diever omstreeks 1832’. Het is een enige uitgave, waaraan de zogenaamde werkgroep ‘Veldnamen’ ruim vijf jaar heeft gewerkt. Van de publicatie is helaas maar een beperkt aantal exemplaren gedrukt en verkocht. Veel bezoekers van het Deevers Archief zullen niet beseffen wat de cultuurhistorische waarde van de veldnaam is.
In 1811 werd in Nederland het kadaster op Franse wijze in gebruik genomen. Het proces van kadastrering werd in 1832 voltooid. In het kadaster werd h
et eigendom van grond op systematische wijze vastgelegd. Dat was in de gemiente Deever niet zo moeilijk, want iedereen in de omgeving wist welk stuk grond de veldnaam ‘de Iemenkamp’, ‘de Stienakkers’, ‘Scholtens bultie’, ‘de Kwabbik’ of ‘de Buunst’  had en wie de eigenaar daarvan was. Tot in de zestiger jaren van de vorige eeuw werden deze veldnamen nog in de volksmond gebruikt.
In de genoemde publicatie zijn de veldnamen uit 1832 vastgelegd, welke nieuwe namen na deze periode zijn ontstaan, als gevolg van opdeling of samenvoeging, is niet terug te vinden in deze publicatie. Het kan best zo zijn dat de veldnaam ‘Trienenkamp’ nog niet bestond in 1832.

Posted in Cultuurhistorie, Landbouw, Veldnème | Leave a comment

Interview mit burgemeister van Os

In het Nieuwsblad van het Noorden van woensdag 2 november 1932 verscheen in de serie ‘Burgemeesters over hun gemeenten’ een lang interview met burgemeester H.G. van Os.

81. De gemeente Diever
Waar groote bosschen zich uitstrekken en nieuwe aanplantingen in voorbereiding zijn. 

Bij kampeerders en rondtrekkende touristen, die zich den tijd gunnen, is de gemeente Diever bekend om haar rijk en af- wisselend natuurschoon. Groote loof- en naaldbosschen strekken zich binnen haar uit en dagen, ja weken lang kan men er ronddwalen om telkens weer wat nieuws te zien en telkens weer getroffen te worden door verrassende vergezichten.
De gemeente Diever is 7409 H.A  groot en daarvan is 772 H.A. in cultuur als bouw- en 2011 als grasland. Niet minder dan 1231 bunder is bedekt door bosch en dan is er nog 3167 H.A. heide en zandverstuivingen. Die heide zal nu ook wel grootendeels in bosch veranderen, want 2 jaar geleden kocht de Staat een groot deel van het Dieverscheveld voor bebossching aan, nadat een jaar daarvoor dr. L. Janssen, de zoon van den bekenden philantroop aan den Staat het Waterscheveld ten geschenke aanbood met gelijk doel.
Dat beteekent, zei de heer H.G. van Os, de Burgemeester dezer schoone gemeente die ons met veel ingenomenheid van deze plannen vertelde, dat hier op den duur een reusachtig complex aaneengesloten bosch van 4500 H.A. groot zal komen, waarvan het landgoed Berkenheuvel van plm. 1300 H.A. de kern zal vormen. De bebosschingen in Smilde en Ooststellingwerf sluiten zich bij die in Diever aan.
Dat zal het vreemdelingenverkeer zeker sterk doen toenemen , veronderstellen wij.
Dat is al vrij groot, Berkenheuvel is door het geheele land bekend. De Vrijzinnig Christelijke Studenten Bond en de Groningse C.J.O. hebben er hun vaste kampen en verder komen er iederen zomer tal van groepen kampeeren. Een mooie wandelweg van den A.N.W.B., dit jaar door onze gemeente tot stand gekomen, bevordert dit touristenverkeer.
Het gemeentebestuur stelt het kampeertourisme ook vooral daarom zoo op prijs, omdat de omgeving er niet door verandert, wat zoo gemakkelijk gebeurt, wanneer er overal optrekjes verrijzen.

Historische notitie
Het bleek ons al spoedig, dat het Hoofd dezer gemeente niet alleen een minnaar is natuurschoon, maar zich ook sterk in- teresseert voor de geschiedenis van Diever waarvan helaas door het afbranden van het gemeente-archief voor plm. 70 jaar, niet zoo heel veel bewaard is gebleven.
De naam Diever komt, als Dever, het eerst voor in een oorkonde van 1181. Van Oldendiever lezen we voor ’t eerst in 1298, van Kalteren (Kalthorne) in 1269, van Wit telte in 1040 en van Wapse in 1384.
Diever is heel vroeger veel grooter geweest. In 1633 werd een gedeelte -Hoogersmilde- geformeerd tot een heerlijkheid door den bekenden Adr. Pouw van Wieldrecht (de kerkelijke afscheiding volgde in 1845) en in 1811 (kerkelijk in 1823) volgde de afscheiding van de welvarendste gedeelten, n.l. Leggelo en Eemster, die bij Dwingelo werden gevoegd.
We noemden hier boven enkele jaartallen, die spreken van een 1000 jaar geleden. Maar reeds veel en veel eerder, was de streek, die nu de gemeente Diever is, bewoond. Daarvan getuigen de tallooze vondsten van urnen, steenen werktuigen, pijlspitsen e.d.
Aan den ouden Groningerweg – zoo bracht de Burgemeester in herinnering – ligt een tamelijk vervallen hunebed. In de nabijheid daarvan heeft dr. Van Giffen een open steengraf blootgelegd en bovendien vond hij verleden jaar op het landgoed Berkenheuvel nog de standsporen van een hunebed, waarvan de steenen in 1735 met toestemming van de Staten van Drenthe door de Wapster boeren zijn weggevoerd. Ook heeft dr. Van Giffen het vorige jaar tusschen Diever en Wapse een kringgrepurnenveld ontdekt, waar zeer fraaie urnen zijn gevonden.
Uit jongeren tijd – maar toch van respectabelen ouderdom, n.l. ongeveer 10 eeuwen – is de gedeeltelijk afgegraven heuvel bij de school te Wittelte. Dit is een overblijfsel van een zoogenaamden Frankischen burcht, waarop vermoedelijk betrekking heeft de giftbrief van Keizer Hendrik 111 van 21 Mei 1040, waarbij hij de goederen van zekeren Ulffo en zijn broeders, gelegen te Uffelte, Wittelte en Peeio, verbeurd verklaarde en aan de kerk van Utrecht schonk als allodiale bezitting. De proostdij van St. Pieter te Utrecht trok nog vele eeuwen inkomsten uit deze omgeving; de z.g. St. Peters roggepachten. De burcht te Wittelte zou door een van de genoemde broeders zijn bewoond. Soortgelijke burchten zijn die te Leiden en de Klinkersberg bij Gees.
Tot voor eenige jaren trof men in het Wittelterveld nog een ouden schans aan, verbonden met een eigenaardig gevormden heuvel. Het middengedeelte van dezen heuvel was omringd door een droge sloot, deze weder door een ringwal, deze weder door een sloot, terwijl een laag walletje het geheel omgaf. De Schans heeft waarschijnlijk in 1591 gediend als legerplaats voor de verbonden legers van Prins Maurits en Willem Lodewijk, die, na de inneming van verschillende schansen en forten in de Ommelanden, door Drenthe trokken en zich „tot Dieveren” legerden. De ronde heuvel is blijkbaar een oude openlucht-vergaderplaats, waar de hagespraken in Dieverder-dingspil werden, gehouden. Immers, op de hagespraak van 5 December 1617 werd besloten, dat deze vergaderingen zouden worden uitgeschreven als volgt: bij wintertijd, n.l. van St. Maarten tot Paschen, te Uffelte.bij zomertijd te Wittelter Weere. Als gevolg-van de ontginning is dit monument der oudheid verdwenen.
De kerk te Diever behoort tot de oudste kerken van Drenthe, ze was een van de weinige kerken uit de omgeving, die niet schatplichtig was aan die te Steenwijk en dus vermoedelijk even oud. Het tegenwoordige gebouw is natuurlijk niet het oorspronkelijke; het is uit tufsteen, overigens uit baksteen en heeft een driebeukig schip. Het koor had oorspronkelijk een lager steenen gewelf dan de middenbeuk en is gesloten met drie zijden van een achthoek. De Noordelijke beuk, rechthoekig gesloten, had oorspronkelijk geen steenen gewelf, maar heeft thans een steenen kruisgewelf met ribben. de Zuidelijke beuk, gesloten met drie zijden van een achthoek, had oorspronkelijk een gewelf van dezelfde hoogte als dat van den middenbeuk en zal dus een afzonderlijk dak hebben gehad. De toren heeft een koepelgewelf in het onderste gedeelte en dateert uit de 12de eeuw; bij het bouwen van de tegenwoordige kerk werd de toren verhoogd. Op 27 Aug. 1759 werd de toren door den bliksem getroffen en brandden de spits en het dak van de kerk af.
Aan den Brink ziet men het typische oude Schultehuis, in 1604 gebouwd door den Schulte Berend Ketel, wiens wapen boven de deur in steen is gehouwen. Van deze familie, afkomstig uit Hackfort, hebben een zestal leden het Schuitambt van Diever bekleed.
De Burgemeester had ons reeds enkele malen in zijn historische uiteenzetting vertelt van branden, die Diever geteisterd hebben. Deze branden zijn waarschijnlijk ook de oorzaak, dat het dorp Diever een afwijkend, meer stedelijk, karakter heeft bij andere oude Drentsche dorpen. Bij het opbouwen kwam men tot een meer aaneengesloten bebouwing en zoo heeft Diever geen Brink.
Den 9 Februari 1581 is nagenoeg het heele dorp door krijgslieden plat gebrand. In den nacht van 10-11 Maart 1862 brak een brand uit, die 18 huizen in asch legde, en twee jaar later kraaide opnieuw de roode haan in het dorp, waarbij ook de gemeentekamer in het logement (en daarmee het reeds genoemde gemeentearchief) verloren gingen.

Het Diever van thans
Na deze uitvoerige uitweiding over het verleden kwam de heer Van Os op het heden. Wij vinden daaromtrent in onze notities de volgende, bijzonderheden.
De 2724 inwoners zijn over de voornaamste dorpen en hun directe omgeving als volgt verdeeld: Diever (met Kalteren, Oldendiever en Vaart) 1285, Wittelte 370, Wapse 655 en Zorgvlied-Wateren 414. Er zijn 1995 inwoners, dit tot de Hervormde kerk behooren, 536 Gereformeerden en 72 Roomsch-Kath.
Landbouw en veeteelt zijn de hoofdmiddelen van bestaan, veelal is het bedrijf gemengd. Boterfabrieken vindt men te Diever en Wapse en bovendien is de gemeente nog een cement-industrie en een kalkbranderij rijk.
Het onderwijs wordt verzorgd door 4 openbare en 1 bijzondere school, de laatste te Diever.
Terwijl er geen aanleiding was om woningen met overheidssteun te stichten, is er ook niet zoo heel veel gedaan aan de uitvoering der landarbeiderswet.
Slechts viermaal werd een aanvrage toegestaan. De oorzaak hiervan is, aldus de Burgemeester, gelegen in het feit van de afwezigheid van woningnood, die elders veelal tot de stichting van landarbeidersplaatsjes meewerkte, en door de gelegenheid, welke de Boerenleenbank vroeger op vrij gemakkelijke voorwaarden bood om geld op te nemen voor het stichten van woningen voor landarbeiders.

Moelijke oeconomische omstandigheden, maar waarschijnlijk nog geen saneering
En hoe staat uw gemeente er financieelvoor? vroegen wij.
Er heeft hier altijd een bescheiden welvaart geheerscht, leidde de Burgemeester zijn antwoord in. Diever heeft geen rijke ingezetenen, maar ook geen groote armoede. De gemeentelijke financiën zijn daarvan een getrouwe afspiegeling. De schulden beloopen rond f 125.000. Daarvan komt f 36.000 ten laste van de electrificatie, die waar mogelijk is doorgevoerd. Ons net sluit op Groningen aan behalve dat van Zorgvlied, dat op het Friesehe net is aangesloten. Wateren valt hier nog buiten.
De financiëele toestand was tot dusver vrij gunstig ,maar dit jaar ziet het er wel wat anders uit. Dat komt doordat de werkloosheid zich aanmerkelijk heeft uitgebreid. Onze zorgen ter bestrijding daarvan behoefden tot voor kort niet zoo groot te zijn. ’s Winters waren er een 15 à 20 menschen zonder werk, maar die konden we wel bij de wegen te werk stellen en zoo was er van eigenlijke werkverschaffing geen sprake.
Hierin is nu helaas verandering gekomen. We kunnen rekenen op een 50 à 60 werkloozen en zelfs den geheelen zomer zijn er nog een 30 naar de werkverschaffing gegaan. Bovendien is de opbrengst der gemeentefondsbelasting een klassificatieverschil (ruim f 6000) gedaald. We kunnen het vermoedelijk nog zonder saneering bolwerken dit jaar, maar daartoe moeten we overgaan tot 200 opcenten op de personeele en 80 op de fondsbelasting.
De wegen vragen uiteraard ook nog al wat aan onderhoud. Behalve 8.7 K.M. Rijksweg langs de Smildervaart liggen er in de gemeente 35.6 K.M. verharde wegen, waarvoor de gemeente heeft te zorgen. De laatste jaren zijn we in de gehuchten bezig met het verharden der modderwegen met paardenklinkers. In Wapse en Kalteren is dit al gebeurd en nu geschiedt het in Wittelte. Dit wordt uit de gewone middelen betaald.

Vereenigingsleven en watervoorziening
Deze beide onderwerpen zijn natuurlijk tijdens dit onderhoud ook besproken.
De Burgemeester gaf ons de volgende opsomming van instellingen en vereenigingen. In Diever is een bloeiende boerenleenbank. Landbouwcoöperaties zijn gevestigd te Diever en Wapse; landbouwvereenigingen te Diever, Wapse en Zorgvlied-Wateren. Het Groene Kruis strekt zich uit over de geheele gemeente, het heeft een eigen wijkverpleegster en een consultatiebureau voor gezonde zuigelingen. Naast een afdeeling der Vereniging tot het uitzenden van Kinderen naar Vacantiekolonies en een Vereniging van Ziekenhuisverpleging kunnen nog genoemd worden tal van andere meer plaatselijke vereenigingen als voet- en korfbalverenigingen, muziekkorpsen en tooneelvereenigingen.
Diever is geïnteresseerd bij het waterleidingplan voor West-Drenthe. Vermoedelijk zullen alleen Dieverbrug en Diever -althans voorloopig- kunnen worden aangesloten. Dieverbrug heeft slecht drinkwater en in Diever is dat zeer afwisselend door bodemvervuiling van stallen. Ter bestrijding van branden is waterleiding natuurlijk ook van groote beteekenis. De reeds tientallen jaren werkende verordening, waarbij nieuwbouw met rieten daken verboden werd heeft het brandgevaar aanzienlijk verminderd.

Posted in Deever, Gemiente Deever, Gemientebestuur | Leave a comment

Mit de naachtboot van de Lemmer hen Amsterdam

Bij het verzamelen van ansichtkaarten uut de gemiente Deever gaat het de redactie van ut Deevers Archief in de eerste plaats om de afbeelding, maar vaak is het aanschaffen van een kaart pas echt de moeite waard als op de achterkant iets staat dat verband houdt met het verleden van de gemiente Deever, bijvoorbeeld bekende namen (elke Deeverse maakt deel uit van het verleden van de gemeente Deever) of een mooie tekst.
De afgebeelde ansichtkaart met op de achterkant de hierna weergegeven tekst bevindt zich in de verzameling van ut Deevers Archief. De ansichtkaart van de gemeentelijk toren met het kerkgebouw op de Brink van Deever is op 2 augustus 1931 verstuurd. Deze ansichtkaart is uitgegeven door de weduwe van Johannes Vos an de Heufdstroate in Deever.

De tekst op de achterkant van de ansichtkaart luidt als volgt.
Lieve Zus,
’t Is nu Dinsdagmorgen drie uur en kom ik je even bedanken voor je brief.
Je hoeft niet meer zo lang te wachten voor ik er weer ben. Ik ga vanavond met de vrachtboot uit Lemmer naar Amsterdam en ben dan morgen 3 Augustus weer thuis.
Vanavond was er kampvuur, een fijn vuur.
Van Zondag op Maandag ben ik in bed gebleven, ik was toen verkouden en juist toen onweerde en regende het verschrikkelijk, ’t kampterrein stond blank, maar alles is goed afgelopen.
Nu tot morgen dus. Groeten aan Vader, Moeder en Tante Marie.
Gerrit

In het Nieuwsblad van Friesland: Hepkema’s Courant van 31 juli 1931 stond het volgende korte krantenvulbericht.

Kampeeren.
Diever, 29 juli.
De vele kampeerders in onze bosschen treffen het niet bijster goed. Ongunstig weer werkt voor kampeeren al heel slecht mee. En er zijn momenteel talrijke kampementen in de bosschen.
In het kamp van den V.C.S.B. zijn reeds een tweetal jongens door de kou ziek geworden, van wie een naar de ouderlijke woning is teruggebracht.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Er is wel iets merkwaardigs aan de hand met deze ansichtkaart.
Gerrit heeft de kaart op 2 augustus 1931 ’s morgens om 3.00 uur (na een stevige borrel aan het fijne kampvuur ?) met een gewoon potlood volgeschreven. Hij moet de kaart vervolgens in de loop van de ochtend bij een postkantoor (in Deever of op Zorgvlied ?) hebben afgeleverd, teneinde de volgende dag (dat is wel snel) in Amsterdam te kunnen worden besteld. Gerrit zal de kaart in een enveloppe hebben verstuurd, want het adresgedeelte van de kaart is ook beschreven. Maar waarom verstuurde Gerrit op 2 augustus 1931 een kaart, waarin hij aangeeft dat hij op 3 augustus 1931 in Amsterdam zal zijn. Wellicht arriveerde hij zelf eerder in Amsterdam dan de kaart.
De redactie heeft het donkerbruine vermoeden dat Gerrit de kaart nooit heeft verstuurd, maar dat hij deze gewoon in zijn valiesje of karbiesje mee naar Amsterdam heeft genomen en deze persoonlijk bij lieve zus heeft besteld.
Gerrit zal van het kampeerterrein van de Vrijzinnig Christelijke Studentenbond (V.C.S.B.) bij het Mastenveldje aan de Bosweg tussen Deever en Woater’n zijn gegaan (lopend of op de fiets ?) en vandaar verder zijn gereisd. Maar waarom reisde Gerrit zo ingewikkeld ? Hoe kwam hij vanuit Deever of Zorgvlied in de Lemmer ? Reisde hij met het sukkeltrammetje van Elsloo naar Steenwijk ? En hoe reisde hij dan van Steenwijk naar de Lemmer ? Met de bus ? En dan die nachtelijke boottocht van de Lemmer naar Amsterdam over de Zuiderzee (de dijk tussen Friesland en Noord-Holland was nog niet gesloten).
Waarom reisde Gerrit niet gewoon via de Deeverbrogge met het boemeltrammetje langs de Drentse Hoofdvaart naar Meppel ? Het eindpunt van het trammetje was bij het treinstation in Meppel. Vandaar kon Gerrit met de trein naar Amsterdam reizen. Wie het weet mag het vertellen.

Abracadabra-1242Abracadabra-1241Abracadabra-1243

Posted in Ansichtkoate, Bosweg, Kaarke an de brink, Mast'nveltie, Student’nkaamp | Leave a comment

Ut olde landhuus op Baark’nheuvel in 1891

In het in 1999 verschenen Deeverse fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ is de volgende tekst over het verleden van het landgoed Berkenheuvel opgenomen bij afbeelding 5, zijnde een afbeelding van een foto uit 1891 van mr. Albertus Christiaan van Daalen van het Huis op Berkenheuvel.

Kalteren – Huis op Berkenheuvel – 1891
De ontginning van de woeste gronden ten noorden van Diever en Wapse is rond 1850 begonnen toen J. B. Stoop de eerste gronden kocht van de boermarken van Wapse en Diever. In 1854 verkocht hij het terrein van 365 ha aan mr. Petrus van der Veen, Cornelis Hoekwater en mr. Samuel Hartogh Heys. Deze verkochten in 1885 het inmiddels 772 ha grote gebied aan mr. J. Hoekwater.
In juli 1890 kochten mr. Albertus Christiaan van Daalen en zijn neven H. T. van Rees en J. Praeger Berkenheuvel voor 46000 gulden. Daarmee waren zij eigenaar geworden van ruim 950 ha grond, bestaande uit 320 ha bosgrond, 130 ha heideveld, 500 ha zandgrond, 4 ha bouw en weiland en het hier zichtbare huis, met het adres Kalteren 35.
Het voorste deel stond ter beschikking van de eigenaren. Het achterhuis werd bewoond door Marten Wouwenaar en zijn vrouw Arendina Frederika Huiberts. Zij trouwden op 9 mei 1858 op de Smilde. Hun drie kinderen werden hier geboren, Geertje op 9 maart 1859, Jacob op 19 november 1860 en Hendrik op 10 juni 1864. In dit huis overleed Arendina Frederika Huiberts op 28 januari 1881 en Marten Wouwenaar op 6 december 1899.
Marten Wouwenaar was van 1856 tot in 1894 de bosbaas van Berkenheuvel. Voor de eigenaren van Berkenheuvel kocht hij ook grond. Zo kocht hij op 12 februari 1866 op de verkoop van vastgoed van de erven Jan en Geesje Tijmes Mulder het heideveld genaamd ‘het Kaltersche veld aan het Zand’, groot 1 bunder, 6 roeden en 68 ellen en een perceel zandduinen in het Dieverder Zand, groot 8 bunder, 37 roeden en 70 ellen.
In 1940 werd het hier zichtbare voorhuis vervangen door een nieuw door ir. Mello van Daalen in Alpenstijl ontworpen voorhuis.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Mr. Albertus Christiaan van Daalen maakte de hier afgebeelde zwart-foto in 1891. Let bij deze zwart-wit foto vooral ook op het rikke met de melkbus tegen de zijmuur van het achterhuis. Blijkbaar was boschbaas Marten Wouwenaar ook een beetje boer en hield hij een paar koeien. Wellicht verkocht hij zijn melk aan het particuliere melkfabriekje van Jan Frederik Hilkemeijer an de Deeverbrogge ? Of wellicht gebruikte Arendina Frederika Huiberts de melk voor het karnen van boter.

De redactie heeft de hier afgebeelde kleurenfoto op 9 april 2013 gemaakt.

Posted in Albertus Christiaan van Daalen, Diever, ie bint 't wel ..., Landgoed Berkenheuvel, Landhuis Berkenheuvel, Marten Wouwenaar | Leave a comment

Uitkijktoren op Kijkduin gezien vanuit het oosten

De redactie van ut Deevers Archief mocht van wijlen Albertus (Bert) Doorman aan het einde van de vorige eeuw van enige door zijn grootvader mr. Albertus Christiaan van Daalen uit Bennekom op Berkenheuvel gemaakte foto’s een scan maken. Opnieuw hartelijk dank daarvoor.
Op bijgaande zwart-wit foto uit 1925 is de houten uitkijktoren op het nog vrij kale Kijkduin op Berkenheuvel te zien. Kijkduin is ergens aan de Torenweg bij de Van Daalenweg te vinden. In die omgeving is Kijkduin de hoogste heuvel, daarvóór was het natuurlijk een natuurlijk zandduin. Het is wel even zoeken naar Kijkduin, want de huidige eigenaar van de helft van Berkenheuvel heeft alle aan bomen gespijkerde naambordjes van boswegen blijkbaar in zijn deel van Berkenheuvel verwijderd. Wandelaars worden vooral geacht erg te verdwalen.
De toren op het hoge zandduin was bedoeld om van boven af uit te kijken naar brand op Berkenheuvel. De uitkijktoren is aan het begin van de veertiger jaren van de vorige eeuw afgebroken. De vier betonnen fundamenten zijn nog wel aanwezig.
Over Kijkduin loopt wel een pad voor bergfietsen, zeg maar een pad voor fietsen met dikke banden. De Engelse vertaling van bergfiets is mountainbike. Op een van de kleurenfoto’s is het pad aan de westzijde van Kijkduin te zien. Voor de jeugd uut Deever was dit een hele mooie helling om bij sneeuw met de slee vanaf te glijden.
De redactie van ut Deevers Archief heeft de kleurenfoto’s van de fundamenten van de uitzichttoren op 21 januari 2016 onder zeldzame enigszins winterse omstandigheden gemaakt.

Abracadabra-1562

OLYMPUS DIGITAL CAMERAOLYMPUS DIGITAL CAMERAOLYMPUS DIGITAL CAMERAOLYMPUS DIGITAL CAMERA

Posted in Albertus Christiaan van Daalen, Braandtoor’n, Landgoed Berkenheuvel, Uutkiektoor’n, Verdwenen object | Leave a comment

See daanst en dan nog wè op sundagmiddag

In het Vaderland – Staat- en Letterkundig Nieuwsblad van 5 februari 1920 verscheen het navolgende bericht over het V.C.S.B.-kamp aan de Bosweg tussen Deever en de Olde Willem. De Vrijzinnig Christelijke Studenten Bond (V.C.S.B.) organiseerde in de twintiger en dertiger jaren van de vorige eeuw in de zomer studentenkampen op een terrein in de buurt van het Mastenveldje aan de Bosweg. Op de ansichtkaart is de groote tent in ’t Studentenkamp te zien.

Kerknieuws – V.C.S.B.
In het laatste nummer van de Berichten uit den Vrijzinnig Christelijken Studentenwereld staat een geestig stukje van professor  Heering, getiteld “O.V.C.S.B., let op uw saek”.
We schrijven over:
“Zooals bekend is hebben hare conferenties wel eens het praedicaat moeten dragen van ‘Jolig Christendom’. Hare jongenskampen waren ook te uitbundig en te sportief. En zelfs drong eens het verwijt tot me door: ‘Wat zijn dat voor Christenen in Diever. Daar wordt gedanst en nog wel op Zondagmiddag.’
Na dit verwijt heb ik ’t toen voor beter gehouden, dat de V.C.S.B. voortaan niet voetbalde , niet sprong en niet danste. Doch tot mijn schrik heb ik gemerkt, dat de wind van kritiek ook uit een tegenovergestelden hoek waait. Er rijzen klachten dat de V.C.S.B. te weinig levenslustig is, te weinig pret maakt.
Ds. Van Wijngaarden heeft een student ontmoet, die kennismakende met de V.C.S.B. , teruggedeinsd was voor de droogstoppels die er waren. Ds. Van Wijngaarden achtte wel is waar deze aanklacht overdreven, maar vond er toch aanleiding in, om in de Nieuwe Stemmen uit de Vrije Gemeente (December 1919) een ernstige waarschuwing te laten hooren, een waarschuwing zóó belangrijk, dat de N.R.C. van 9 januari, ochtenblad, haar overnam. De waarschuwing luidt: De V.C.S.B. hebbe niet te vergeten: ‘Ook bij de sportlievenden, danslustigen is het godsdienstig gevoel niet afwezig.’
Wanneer men nu aan deze bezwaren wil tegemoet komen en tegelijk de eerstgenoemde klachten niet verontachtzamen wil, dan wordt het geval moeilijk, uiterst moeilijk.
Professor Heering’s welgemeenden raad aan de V.C.S.B. is : Kunnen de danslustige en de ernstige lieden elkaar en de zoo hartelijk belangstellende buitenwereld niet tevreden stellen door het volgende in acht te nemen.
’s Zomers danse men een stemmige Quadrille des Lanciers, ’s winters na een ernstige lezing of sectie een vrolijk (maar kalm) walsje ! Zoo betracht gij binnen de grenzen van uw vereniging den rijkdom des levens en houdt allen te vriend, die met hun opbouwende critiek het werk van uwen Bond zoo krachtdadig steunen !

 

Posted in Ansichtkoate, Bosweg, Deever, Gemiente Deever, Student’nkaamp | Leave a comment

Deeverse oorlogsgrafstenen staan bijna in Duitsland

In het ontzagwekkende Museum Collectie Brands – ga vooral daar eens kijken- in Nieuw-Dordrecht, in het zuidoosten van Drenthe, op nog geen vijf kilometer van de Duutse greinse, zijn de grafsteen van het oorlogsgraf van vader Nicolaas Houwer en de grafsteen van het oorlogsgraf van zoon Klaas Houwer gelukkig wel bewaard gebleven. Zie de twee bijgevoegde kleurenfoto’s.
De twee grafstenen, die èch wè tot ut Deeverse aarfgood beheurt, ook al staan ze in Nieuw-Dordrecht, zijn bewaard gebleven dank zij de onstuitbare verzamelwoede van topverzamelaar Jan Brands. Hij verzamelde weliswaar voorwerpen, maar het ging hem daarbij vooral om het verhaal bij de voorwerpen. Bij deze twee Deeverse oorlogsgrafstenen is wis en zeker een verhaal te vertellen. Zie onder meer de berichten Frits Habener is de moordenaar van 10 april 1945 en Plotseling en wreed stond de dood voor de broers.
Deze twee kleurenfoto’s zijn op 5 februari 2019 gemaakt door Henk Meijer, fotograaf van het Museum Collectie Brands. De redactie van het Deevers Archief is hem bijzonder erkentelijk voor zijn moeite deze foto’s te willen maken en voor zijn toestemming deze foto’s in het Deevers Archief te mogen tonen.
De twee oorlogsgrafstenen stonden op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee’j Deever bij de graven van de andere oorlogsslachtoffers,  maar zijn bij of na de overdracht van de grafrechten van de familie van beide mannen aan de Oorlogsgravenstichting op 1 januari 1964 (en niet op 13 april 1965, twintig jaar na de begrafenis van beide mannen ?) zeer erg helaas door die stichting vervangen door die kille, steriele en anoniemachtige standaardgrafsteen van die stichting.
De Hoge Heren Van De Voorkant Van Het Gelijk van de gemiente Deever, onder aanvoering van burgemeester Jan Cornelis Meiboom (die in de volksmond altijd ome Kees werd genoemd) hebben in 1964 blijkbaar geen enkele moeite gedaan deze oorlogsgrafstenen voor de gemiente Deever te behouden.
De grote vraag is natuurlijk hoe kwam de niet te stoppen superverzamelaar Jan Brands achter het feit dat de Oorlogsgravenstichting op 1 januari 1964 of daarna de twee voor haar overbodig geworden Deeverse oorlogsgrafstenen kwijt moest ?
De medewerkers van Museum Collectie Brands hebben wel moeite gedaan de letters, cijfers en tekens op de oorlogsgrafstenen die meer dan zestig jaren in weer en wind hebben gestaan, weer goed leesbaar te maken. Daarvoor driewerf hulde: hulde, hulde, hulde. Daarvoor dank aan de conservator mevrouw Hilde van den Berg.
Nu kunnen we lezen dat op de oorlogsgrafsteen van vader Nicolaas Houwer staat:
Onschuldig werd hij uit het leven weggerukt door de wreede vijand 2 dagen voor de bevrijding.
Nu kunnen we lezen dat op de oorlogsgrafsteen van zoon Koop Houwer staat:
Zijn jong leven eindigde 2 dagen voor de bevrijding door vijands wreede moordenaars hand.
De redactie verwijst voor de volledigheid naar de met dit bericht verband houdende berichten Het oorloggraf van Nicolaas en Klaas Houwer en Nicolaas en Klaas Houwer zijn niet geruimd.

Bij de navolgende afbeelding van een zwart-wit ansichtkaart uit 1965 is het volgende te berichten.
In de Tweede Wereldoorlog woonden in dit huis aan het begin van de Bosweg (nu Bosweg 4) in Deever het echtpaar Nicolaas Houwer en Willempje Been en hun kinderen Koop, Albert, Margje en Christina (Stina). Ze hadden wat land op de Noordesch waarop een en ander werd verbouwd en ze hielden een paar varkens. Nicolaas Houwer werkte bij de Concordia an de Deeverbrogge.
Op 10 april 1945 waren Willempje Houwer-Been, Margje Houwer en Christina (Stina) Houwer getuige van wat op die dag op en om het marktterrein gebeurde. Op de afbeelding is het huis te zien, nadat Gerard Krol dit huis had laten ombouwen tot pension.

Posted in Aarfgood, Alle Deeversen, Ansichtkoate, Kaarkhof an de Grönnegerweg, Oorlogsgraf, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Canon van de gemiente Deever

Volgens de Canon van Westenveld geeft de canon antwoord op de vraag: ‘Wat zijn de belangrijkste onderwerpen uit de geschiedenis van deze gemeente’. Het aantal onderwerpen in een canon is in principe niet begrensd.
In deze Canon van de gemiente Deever van de redactie van het Deevers Archief zijn ook onderwerpen uit de Canon van Westenveld opgenomen.
In een volgende versis van deze Canon van de gemiente Deever zal deze worden uitgebreid en zullen de onderwerpen beetje bij beetje van een passende tekst worden voorzien.
De bezoeker van het Deevers Archief wordt van harte uitgenodigd onderwerpen en inhoud aan te dragen voor de Canon van de gemiente Diever.

– Archeologische vindplaatsen
– Brink van Deever
– Esdorp Deever
– Hunnebed D52 op de Stienakkers an de Grönnegerweg bee’j Deever
– Kluften van Wapse
– Professor dr. Albert Egges van Giffen
– Kerk op de Brink van Deever
– Kunst in de gemeente Deever
– Bisschoppelijke hof bij Kalteren
– De Baarg van Wittelte
– Dieverder dingspil
– Boermarken in de gemiente Deever
– Ruilverkaveling in de gemiente Deever
– Reformatie in de gemiente Deever
– Afscheiding in de gemiente Deever
– Schultehuis van Deever
– Amsterdamse veencompagnie
– Drentsche Hoofdvaart
– De weg langs de Vaart
– Saksische boerderij
– Stichting Maatschappij van Weldadigheid
– Molens van Deever
– Molen van Wapse
– Gemeentehuizen in Deever
– Medische zorg
– Scholen in de gemiente Deever
– Foto’s van Jan Boneschanser
– Zuivelfabrieken in de gemiente Deever
– Ontginning van woeste gronden
– mr. Albertus Christiaan van Daalen
– Landgoed Berkenheuvel
– Johannes Fransiscus de Ruiter de Wildt
– Lodewijk Guillaume Verwer
– Zorgvlied
– Rijkswerkkampen Diever A en Diever B
– Joden in de gemiente Deever
– Tweede Wereldoorlog
– Onderduikershol
– Sporen van de Tweede Wereldoorlog
– Openluchtspel
– Kalkovens an de Deeverbrogge
– Nationaal park Drents-Friese Wold
– Veldnamen

Posted in Albert Egges van Giffen, Canon van de gemiente Deever, de Olde Willem, Eup’mlogtspel, Gemiente Deever, Hunnebedde D52, Landgoed Berkenheuvel, Skultehuus, Werkkampen Diever A en B | Leave a comment