Search Results for: ben van erp

Ut vurhaèl van Paolo over ut kaamp an de Gowe

De redactie van ut Deevers Archief kwam in januari 2022 op het internet het volgende verhaal over het jongenskamp De Eikenhorst an de Gowe tegen. Het verhaal is geschreven door een ex-bewoner met de naam Paolo. De redactie wil bijzonder graag met Paolo in contact komen. De redactie verzoekt ex-bewoners van jongenskamp De Eikenhorst vooral te reageren op het verhaal van Paolo.

De Vorming Buiten Schoolverband, later Buitengewoon Jeugdzorgwerk in Internaatsverband ging uit van het toenmalige ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. De grote baas in Den Haag was mr. A.J.M. Schats. De jongens (van 10 tot 14 jaar) konden worden opgenomen als bijvoorbeeld thuis of op school moeilijkheden waren. Daarbij gold wel de voorwaarde dat tijdens het verblijf van de jongen in het kamp aan de thuissituatie het nodige gedaan moest worden. De plaatsing van de jongens in een internaat verliep via contactambtenaren, die verzoeken tot opnamen van bijvoorbeeld scholen, huisartsen of de ouders zelf behandelden. Al naar gelang het inkomen van de ouders werd een ouderbijdrage gevraagd. De jongens verbleven een jaar in kamp De Eikenhorst. Om in contact te blijven met de eigen gezinssituatie hadden de jongens een paar maal ‘verlof”, bijvoorbeeld met Kerstmis.
Wat het personeel betreft, de directie werd gevoerd door ‘de commandant’, die bijgestaan werd door ‘de adjudant’. Dan waren er ten minste vier groepsleiders, twee (bevoegde) onderwijzers, een sportleider en een leider voor de creatieve vakken, zoals tekenen, knutselen en dergelijke. Naar ik meen zorgden twee jonge vrouwen voor de huishoudelijke dienst en waren tegelijkertijd ‘groepsdame’. Ze draaiden naast hun hoofdtaak mee in de groepen om het ‘vrouwelijk element’ bij de benadering van de jongens te realiseren. De onderwijzers waren veelal militaire dienstweigeraars, die hun vervangende dienstplicht in het kamp doorbrachten. De commandant en de adjudant hadden een eigen woning op het terrein. De overige stafleden hadden een (slaap)kamertje in de groepsbarakken. De administratie werd gedaan door een aparte kracht. Tot het personeel van het kamp behoorden ook een kok, een magazijnmeester en een kampmonteur, die buiten het terrein woonden.
Op ‘de Eikenhorst’ werd het ‘goudzoekersspel’ gespeeld. In de loop van hun jaar konden de jongens de rangen van ‘kompel’ tot en met ‘goudzoeker’ doorlopen. Het ‘goudzoekersspel’ was bedoeld om de jongens het goud van de vriendschap bij te brengen en op die manier aan hun problematiek te werken.
Het jongenskamp in Geeuwenbrug bood ruimte aan 64 jongens, die verdeeld waren over vier groepen van 16 jongens. In ‘mijn tijd’ is de bezetting altijd 100% geweest. De vier groepsbarakken hadden de namen Peru, Klondike, Transvaal en Alaska, streken waar ‘echt’ goud werd gevonden. De groepsbarak was het eigen home van de jongens. In de barak was een slaapzaal met 16 bedden, een toilettengroep en een washalletje. In de barak bevonden zich ook het schoenenhalletje en het groepsverblijf. In mijn tijd stonden in de groepsverblijven levensgrote kolenkachels. De eerste taak van een groepsleider na een verlof in de winter was de kachel aan te steken, want dan kon het venijnig koud zijn in de barakken.
In een aparte barak waren de douches en stonden de wasmachines. De ‘gewone was’ werd niet in het kamp gedaan, maar de was van de ‘straaljagers’ werd wel gedaan met de wasmachines in het kamp. ‘Straaljagers’ waren jongens die in hun bed plasten. ‘Bommenwerpers’ heb ik in mijn tijd gelukkig niet meegemaakt.
Voor de dagelijkse activiteiten buiten de groep waren de jongens ingedeeld in vier aparte groepen. De jongens met de meeste mogelijkheden, bijvoorbeeld in schoolkennis, werden ingedeeld bij groep C, iets minder ontwikkelden kwamen in groep L, daarna volgde A en tenslotte N. Samen: Clan!
Overdag, op ongeveer dezelfde tijden als ‘thuis’, namen de jongens deel aan onderwijs, sport, creativiteit en corvee.
In het dagelijks leven werd een forse discipline gehandhaafd. Als de jongens ‘s morgens van de groepsbarak naar de naar de eetzaal liepen, dan gebeurde dat netjes in een rij, die voor de barak werd gevormd. De groepsleider moest dan zeggen: ‘In de stand. Staat !’, waarop de jongens in de houding sprongen. Het volgende commando was dan ‘Kwartdraai linksom. Naar de eetzaal !’. Voor de dagactiviteiten begonnen werd het ‘vlagappèl’ gehouden, waarbij de jongens per leefgroep rond de vlaggenmast in de houding stonden en de vlag door een van hen werd gehesen.

Posted in de Gowe, Jongenskamp de Eikenhorst | Leave a comment

Ut swömbad Deeversaand hef 10000 gull’n ekost

In de Olde Möppeler (Möppeler Kraante) van 7 juli 1967 verscheen het volgende bericht over het vijfentwintig jarig bestaan van het natuurzwembad Dieverzand aan de Bosweg in Deever.

Kwart eeuw zwemmen in Diever
Zwembad Dieverzand kostte 10 mille
Diever – Dinsdag was het een kwart eeuw geleden dat burgemeester J.C. Meyboom van Diever onder zeer grote belangstelling het zwembad Dieverzand opende. De feestelijke ingebruikneming van het toentertijd riante bad geschiedde op originele wijze. Door een groot aantal verenigingen, zoals gymnastiek-, voetbal- en korfbalclubs en tal van andere, waren groepen zwemmers en zwemsters gevormd die om het bad geschaard stonden. Op een bepaald moment sprong van iedere groep een zwemmer van de plank in het bad, zwom naar zijn groep, waarna alle zwemmers tegelijkertijd te water gingen. Het slot van de vierde juli 1942 werd gevormd door demonstraties van de zwemclub ‘de Spatters’ uit Beilen (redactie: deze zwemclub bestaat nog steeds).

De Vereniging voor Vreemdelingenverkeer in Diever had reeds jarenlang geijverd voor een zwembad, maar door allerlei omstandigheden was dit steeds op niets uitgelopen. toen echter van de zijde van de overheid het zwemmen voor scholieren werd verplicht, werd een nieuwe kans geboden en die werd niet onbenut gelaten. Het bad mocht niet duurder worden dan tienduizend gulden, een bedrag waarvoor in deze tijd zelfs het pierebadje niet te verwezenlijken zou zijn. Er werd een inschrijvingslijst aangeboden bij de voornaamste ingezetenen van Diever. Het lag in de bedoeling dat de gemeente ook zou bijdragen in de kosten, maar toen men na korte tijd reeds de helft van het bedrag bij elkaar had, zei het gemeentebestuur, dat de bevolking nu ook maar voor de andere helft moest zorgen, het ging immers toch zo goed …
Het geld kwam er, maar het bad nog niet, want de winter brak aan en de bouw kon nog niet worden begonnen. In het voorjaar, toen Diever al in spanning zat te wachten wanneer het werk zou beginnen, kwam er opnieuw een teleurstelling; er werd een verbod afgekondigd om arbeidskrachten tot een bepaalde leeftijd in dienst te nemen. Men kon alleen oudere werknemers krijgen en daardoor vlotte het werk niet erg, ook niet toen enkele kleine gesteunde boeren gingen helpen. De enige mogelijkheid was om de bevolking in te schakelen. Het resultaat was geweldig. Niet alleen mannen gaven zich op, maar ook dames, die hun hulp gaarne wilden geven. Zo was er onder meer de echtgenote van dokter Van Nooten, die met een spade heeft gewerkt op een wijze, die menigeen haar niet kon verbeteren. Het graven van het bassin was geen pretje, want honderden kubieke meters zand moesten worden verplaatst. Bomen moesten worden verplaatst, maar uiteindelijk kreeg Diever in de bange oorlogsjaren toch zijn zwembad.
Veranderingen
Er is in Diever heel wat veranderd in die vijfentwintig jaar. ook het zwembad is lang hetzelfde niet meer. Het bad is oud en een nieuw natuurbad zou voor toeristisch Diever lang geen overbodige luxe zijn. Er wordt wel aan gewerkt, maar er zullen nog heel wat moeilijkheden moeten worden overwonnen, voordat burgemeester Meyboom een nieuw zwembad in zijn gemeente zal kunnen openen. Over de plaats waar het bad zal komen te liggen is nog geen zekerheid. Voordat het oude natuurbad Dieverzand kon worden geopend, zijn er echter ook heel wat besprekingen gevoerd en plannen gemaakt en ging het ook niet van een leien dakje.
Misschien is deze korte opsomming van de moeilijkheden waarmee de Dieversen van vijfentwintig jaar geleden te maken hadden, een stimulans voor hen die nu aan de plannen voor een nieuw bad werken, want dat het bad er zal komen, dat staat vast.

Afbeelding 1
Bij deze foto in het bericht in de Olde Möppeler (Möppeler Kraante) van vrijdag 7 juli 1967 stond als onderschrift: ‘Het graven van het bassin was lang geen gemakkelijk karwei.’ De foto laat ook ‘het houten bruggetje’ in aanbouw zien. De redactie van ut Deevers Archief wil bijzonder graag de naam van de maker van deze foto vermelden.

Afbeelding 2
In het artikel in de  Olde Möppeler (Möppeler Kraante) van vrijdag 7 juli 1967 was bijgaande foto opgenomen. De foto laat de kleedgebouwen van zwembad Dieverzand in aanbouw zien. Deze zijn gebouwd door lokale aannemers. Het benodigde hout was afkomstig uit de bossen van de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van Berkenheuvel. De redactie van ut Deevers Archief wil bijzonder graag de naam van de maker van deze foto vermelden.

Afbeelding 3

 

Posted in Swömbad Deeverse Saand, Toeristenindustrie, Verdwenen object | Leave a comment

De naèm’m op un wandelkoate van Baark’nheuvel

In het papieren blad Opraekelen 09/4 (december 1999) van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever, zeg maar de heemkundugge vurening uut Deever, verscheen als gemakkelijke bladvulling (16 van de 32 bladzijden) het artikel ‘Een wandeling op het landgoed Berkenheuvel’.
De samensteller van het artikel maakt terecht trots melding van het feit dat de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever, zeg maar de heemkundugge vurening uut Deever, in het bezit is van een wandelkaart uit 1936, die is uitgegeven door de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van het Landgoed Berkenheuvel. De naamloze vennnootschap was het geldverdienvehikel van eigenaar mr. Albertus Christiaan van Daalen uit Bennekom.
Zie ook het bericht Un wandelkoate veur Baark;nheuvel uut 1936.
De wandelkaart is gemaakt met behulp van de dunne metalen drukplaat, zoals op de bijgaande afbeelding 1 is te zien.
Dus houd een spiegel voor het scherm en de wandelkaart zal zichtbaar en wellicht leesbaar worden, maar tegenwoordig kunnen computerprogrammaatjes voor het bewerken van foto’s dit ook, zie afbeelding 2. En zie ook een afbeelding van een gedrukt exemplaar van deze wandelkaart.
De schrijver van het artikel in het papieren blad Opraekelen 09/4 (december 1999) vraagt zich ook terecht af wie alle namen van de zandwegen, de plassen, de veentjes, de stukken bos en diverse objecten nog kent.
De redactie van ut Deevers Archief doet daarom een poging niet alleen alle namen vast te leggen, maar daarbij ook een verklaring van het waarom van deze namen te geven.
Deze zullen in nieuwere versies worden herzien, waarbij ook afbeeldingen zullen worden geplaatst. De redactie verzoekt de zeer gewaardeerde trouwe bezoekers van ut Deevers Archief gescande foto’s in te sturen.
De redactie van ut Deevers Archief baseert zich daarbij voor een deel op een serie interviews uit de periode 1999-2002 met Albert (Bert) Christiaan Doorman, kleinzoon van mr. Albertus Christiaan van Daalen, die toen met zijn gezin in de door hem in de zestiger jaren van de vorige eeuw gebouwde bungalow Kon Tiki tegenover de weg naar het Openluchtspel woonde, zeg maar in de tippe grond bij de Bosweg en het begin van de zandweg langs de Noorderesch.
Het lijkt de redactie van ut Deevers Archief een uitdagende taak voor de dorpskrachten uut Deever (vrijwilligers van de heemkundugge vurening uut Deever) en de dorpskrachten uit Zorgvlied, Wateren en Oude Willem (in plaats van naar niet bestaande Friesche en Germaansche karresporen te zoeken) om bij elk van de hierna genoemde wegen, enzovoort, in samenwerking met Nederlandsche Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten uit het verre ‘s Graveland weer van die mooie witte kleine naambordjes aan bomen vast te spijkeren. Je mag van de Nederlandsche Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten uit het verre ‘s Graveland toch wel bordjes aan bomen vast spijkeren ? Nestkastjes worden in de Deeverse bos toch ook aan bomen vast gespijkerd ?). Ook in die gevallen dat de Nederlandsche Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten uit het verre ’s Graveland de weg al heeft laten overwoekeren door kunstmatige tekentafelcultuurnatuur ! Laten we ons eigen Deeverse culturele erfgoed behouden en de steeds meer verloren gegane en verloren gaande namen aan de vergetelheid ontrukken. Zie het voorbeeld voor zo’n naambordje in bericht Ut naèmbröttie van de Greinsweg op Baark’nheuvel.

Afbeelding 1
Dunne metalen drukplaat van de wandelkaart van Berkenheuvel uit 1936. Deze zwart-wit foto is gemaakt op 26 april 2000 door Coen Broekema.

Afbeelding 2

Adderveenweg
Weg die langs het Adderveen loopt.
Albertweg
Albert Christaan van Daalen is geboren op 21 mei 1927. Hij was de oudste zoon van civiel-ingenieur Mello van Daalen, geboren op 14 september 1897 te Bennekom, en Johanna Maria Klik, geboren op 3 juli 1889 te Den Helder.
Mello van Daalen en Johanna Maria Klik trouwden op 12 mei 1925 in Heemstede.
Albert Christiaan van Daalen trouwde op 6 september 1952 met jonkvrouw Anny Leonore Elizabeth Röell, geboren op 7 november 1930 in Soerabaja.
Albertinaweg
Albertina Johanna Sichterman is geboren op 23 juni 1861 te Groningen. Zij is overleden op 30 maart 1935 in Huize Dorpszicht, Dorpsstraat 54 in Bennekom. Zij was de echtgenote van mr. Albertus Christiaan van Daalen. Hij is geboren op 1 juni 1853 in Bennekom. Hij is overleden op 16 januari 1939 in Huize Dorpszicht, Dorpsstraat 54 in Bennekom.
Albertina was ook de tweede voornaam van de derde dochter Christina Albertina van het echtpaar Albertus Christiaan van Daalen en Albertina Johanna Sichterman. Christina Albertina van Daalen is geboren op 21 april 1896 in Arnhem. Zij is overleden op 30 september 1989 in Wassenaar. Bert Doorman noemde haar tante Zus. Zij trouwde op 29 maart 1920 in Bandoeng met Karel Meerkamp van Embden. Hij is geboren op 8 juli 1892 in Manilla. Hij was administrateur van de suikerfabriek Soerawinangoen van de Nederlandsche Handelsmaatschappij in Nederlands Indië.
Almaweg
Alma was een dochter van Christina Albertina van Daalen en Karel Meerkamp van Embden. Alma Meerkamp van Embden overleed op 28 december 1972 op 51-jarige leeftijd in Hoogeveen.
Annieweg
Antoinetta (Annie) was de jongste dochter van mr. Albertus Christiaan van Daalen en Albertina Johanna Sichterman. Zij is op 3 juni 1934 op 41-jarige leeftijd in Ede gestorven na een val van het paard. Zij kon goed piano spelen. Zij speelde op feestjes voor de kinderen van Bennekom. Bert Doorman heeft van haar pitriet leren vlechten.
Berkenheuvel
De naam van het landhuis van de beheerder en de vakantiewoning van de aandeelhouders van Berkenheuvel b.v.
Dit landhuis staat afgebeeld op veel ansichtkaarten.
Het landhuis is ontworpen door civiel-ingenieur Mello van Daalen, een zoon van mr. Albertus Christiaan van Daalen.
De afgebeelde ansichtkaart (afbeelding 3) is in juli 1963 uitgegeven door JosPé in Arnhem en was te koop in het dorpswarenhuis van Jan Brugging en Griet Oost an de Heufdstroate in Deever.

Afbeelding 3

Afbeelding 2
De redactie van ut Deevers Archief heeft deze kleurenfoto gemaakt op donderdag 4 november 2017.


Berkenheuvel

De naam van het gehele landgoed (bosgoed).
De Berkenwal
De naam van een gedeelte van de bos.
Berkenwalweg
Weg door de Berkenwal.
Bertlaan
Bert is de roepnaam van Albert (Bert) Christiaan Doorman.
Hij is de eerste kleinzoon die naar mr. Albertus Christiaan van Daalen is vernoemd.
Albert Christiaan Doorman werd geboren op 3 maart 1918 en is op 12 oktober 2004 in Deever overleden.
Hij was een zoon van Paul Carel Louis Doorman en Josephine Harmanna Johanna van Daalen.

Blauwwater
Naam van een plas. Maar waarom had deze plas de naam Blauwwater ?
Boltsweg
Wie van de bezoekers van het Dievers Archief weet wie Bolts was.
Het zal wel een vrindje van mr. Albertus Christiaan van Daalen zijn geweest.
Wie van de aandeelhouders van de Berkenheuvel b.v. kan de redactie van ut Deevers Archief hierover inlichten ?
Brandpaal
Verticaal in een betonnen sokkel geplaatse houten paal met klimijzers, die in de zomer gebruikt werd als post voor het waarnemen van bosbrand. De dienstdoende waarnemer moest  daarvoor zo nu dan naar boven klimmen.
De Brandpaal heeft gestaan aan de Middenlaan, bij het begin van de Kelderweg en de Juniperusweg in het Laatste Zand.
Christinaweg
Christina (1896) was de eerste voornaam van de vierde dochter van mr. Albertus Christiaan van Daalen en Albertina Johanna Sichterman. C.A. van Daalen en Karel Meerkamp van Embden, gescheiden in 1953.
C.J.O.-kamp
Het C.J.O.-kamp was een kamp van de Christelijke Jongeren Organisatie.
In 1951 is grond verkocht voor de ‘De Eikenhorst’, het kamp voor verwaaarloosde jeugd an de Gowe.
Het C.J.O.-kamp staat op verschillende ansichtkaarten afgebeeld.
De Haar
De naam van een gedeelte van de bos. De Haar is de oude naam van het gebied bij de Haarsluis.

De Dennekamp
De naam van een gedeelte van de bos. Mr. Albertus Christiaan van Daalen bedacht deze naam.
De Kelder
De naam van een gedeelte van de bos.
De Nul
De naam van een gedeelte van de bos in de buurt van de Wapser es met de oude naam De Nul.
De Veentjes
De naam van een veentje.
Dit veentje staat afgebeeld op ansichtkaarten.
Dieverveld
De naam van een gedeelte van de bos.
Dieverzand
De naam van een gedeelte van de bos.
Het zwembad Dieverzand aan de Bosweg is genoemd naar dit gedeelte van de bos.
Het zwembad Dieverzand staat op veel ansichtkaarten afgebeeld.
Eerste Dwarsweg
Verklaring voor de naam van deze weg ontbreekt.
Eerste Veentjesweg
Verklaring voor de naam van deze weg ontbreekt.
Evapad
Eva was de jongste zuster van Albertus (Bert) Christiaan Doorman
Ewoudweg
Ewoud was de zoon van Mello van Daalen en Johanna Maria Klik.
Gerardinaweg
Gerardina Barelds is geboren op 14 december 1889 in Rogat (de Wijk) als dochter van machinist Jan Barelds en Aaltje Middelbrink. Na hun verhuizing naar Deever was Jan Barelds de koffiehuishouder van café Brinkzicht an de brink van Deever..
Wolter Smit is geboren op 5 mei 1893, hij was een zoon van de Harm Smit, de tweede boschbaas op Berkenheuvel, en Jacoba Monis. Wolter Smit was de derde boschbaas op Berkenheuvel.
Wolter Smit en Gerardina Barelds trouwden op 30 oktober 1914 in Deever. Wolter Smit overleed op vrijdag 19 december 1947 in Rheden. Is hij vlak na de oorlog verhuisd naar Rheden ?
Gezina Catharina Smit was een dochter van Harm Smit en Jacoba Monis. Zij was een zuster van Wolter Smit. Zij was getrouwd met de in de Tweede Wereldoorlog in Deever beruchte N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma. Harm Smit kocht café Brinkzicht van zijn zwager Jan Barelds.
Grensweg Greinsweg)
Weg langs de grens van het landgoed Berkenheuvel.
Zie ook de afbeelding van de Grensweg op een zwart-wit ansichtkaart uit 1951.
Groningerweg (Grönnegerweg)
Deze bekende al heel oude zandweg (vooral zo houden), die loopt van het Kasteel naar de Gowe, was een weg langs de grens van Berkenheuvel.
 De Grönnegerweg is ook te zien op een aantal mooie ansichtkaarten.
Haarbos
Perceel bos in de Haar.
Haarweg (Hoarweg)
De weg die van de Bosweg naar de Haar loopt. De Haar is de oude naam van het gebied bij de Haarsluis.
De Hoarweg is ook op enige ansichtkaarten te zien.

Harm Smitweg
Harm Smit was de tweede boschbaas op Berkenheuvel, de opvolger van de eerste boschbaas Marten Wouwenaar.
Hertekamp
De naam van een gedeelte van de bos.
Zag mr. Albertus Christiaan van Daalen hier voor het eerst een hert ?
Het Laatste Zand (Ut Laèste Saand)
De naam van een gedeelte van de bos.
Voor de bebossing was dit een gebied van woeste zandduinen.
Deze al zeer oude naam is niet bedacht door mr. Albertus Christiaan van Daalen.
Hezeneschweg
Weg langs de Heezeresch.
Hoekeveenscheweg
Weg langs het Hoekveen.
Hoekveen
De naam van een gedeelte van de bos.
Verklaring voor de naam van deze weg ontbreekt nog.
Hunnebedweg
De Hunnebedweg loopt langs de plaats van het verdwenen hunnebed met de naam Potties Baargie.
De Hunnebedweg is ook op enige ansichtkaarten te zien.
Janweg
Jan was de broer van Albertus (Bert) Christiaan Doorman.
Jodenzand
De naam van een gedeelte van de bos.
Verklaring voor de naam van deze weg ontbreekt.
Johannaweg
Johanna was de tweede voornaam van de echtgenote van mr. Albertus Christiaan van Daalen.
Johanna (1894) was ook de voornaam van de derde dochter van mr. Albertus Christiaan van Daalen en Albertina Johanna Sichterman.
Juniperusweg
Juniperus is de Latijnse naam voor de jeneverbes.
Deze struik komt niet veel voor op Berkenheuvel.
Kalterschegat
De oude naam van een gedeelte van Berkenheuvel
Drassige weilanden waar Albertus (Bert) Christiaan Doorman wel naar kievitseieren zocht.
Kampweg
Weg in het Deeverse Zaand.
De weg loopt langs het terrein van het V.C.J.C.-kamp.
Kanaalweg
Deze weg loopt van de Tolweg naar het Kanaal (Drentsche Hoofdvaart), vandaar de naam Kanaalweg.
Karelweg
Karel Meerkamp van Embden was een zoon van Christina Albertina van Daalentante en Karel Meerkamp van Emden
Karel is geboren op zaterdag 26 mei 1923 in Tjikini in Nederlands Indië.
Kelderweg
Weg in het bosgedeelte met de naam De Kelder.
Kijkduin
Toepasselijke naam van de heuvel waarop een houten brandtoren (de opvolger van de brandpaal) stond. De resten van de vier palen zijn nog steeds aanwezig. Het is een mooie heuvel met een lange helling om in de winter bij sneeuw van af te sleeën.  
Koekoeksvijver
Plas in de buurt van de Torenlaan, niet zo diep in de bos, is makkelijk vindbaar.
Het was in de zestiger jaren van de vorige eeuw een mooie grote plas om ’s winters bij ijs op te spelen, bijvoorbeeld ijshockey met een zelfgemaakte stick van een tak van een eik.

Kogelvangers
Resten van de plaats waar in het begin van de twintigste eeuw (1906-1908) schietoefeningen werden gehouden door het leger.
Kogelvangerweg
Langs deze weg liggen vier kogelvangers.
Krater
De naam van een heuvel in de buurt van de Tolweg.
Kraterweg
Weg naar de heuvel met de naam Krater.
Op de Krater heeft ook een uitkijktoren gestaan. Van deze uitkijktoren is geen foto bekend.
Kronkelweg
De naam van deze weg spreekt voor zich.
Martenshoek
De naam van een gedeelte van het bos dat is vernoemd naar Marten Wouwenaar, de eerste boschbaas van Berkenheuvel.
De naam van Marten Wouwenaar staat ook op het Monument.
Marten Wouwenaarweg
Marten Wouwenaar was de eerste boschbaas van Berkenheuvel.
De naam van Marten Wouwenaar staat ook op het Monument.
Mastenveldje
De naam van een veentje aan de Bosweg bij de Studentenkamp.
Dit veentje staat vaak afgebeeld op ansichtkaarten van voor de Tweede Wereldoorlog.
Meeuwenplas
Grote ondiepe plas achter in de bos.
Het is een mooie plas om in het voorjaar doorheen te banjeren en eieren te zoeken.
Deze plas staat afgebeeld op enige ansichtkaarten.
Melloweg
De Melloweg loopt vlak langs de Koekoeksvijver.
Mello van Daalen was de tweede en jongste zoon van mr Albertus Christiaan van Daalen en Albertina Johanna Sichterman. Hij is geboren op 14 september 1897 in Bennekom. Civiel-ingenieur Mello van Daalen heeft in Indië gewerkt. Hij bouwde daar spoorbruggen.
Midden Dwarsweg
Verklaring voor de naam van deze weg ontbreekt.
Middenlaan
Verklaring voor de naam van deze weg ontbreekt.
Monument
Herdenkingsteken, geplaatst ter gelegenheid van de voltooiing van de bebossing van Berkenheuvel.
Het monument staat vaak afgebeeld op ansichtkaarten.
Nulweg
Weg in het gedeelte van de bos bij Wapse met de naam de Nul.
Ooster Schaapsdrift
Naam moet te maken hebben met de tijd dat Deever nog een kudde schapen had.
Oude Willemspark
De naam van een gedeelte van de bos in de Oude Willem.
Oude Willemsweg
Weg in het Willemspark.
Pastorieweg
Verklaring voor de naam van deze weg ontbreekt.
Paulweg
P
aul is de vader van Albertus (Bert) Christiaan Doorman. Paul Christiaan Louis Doorman is geboren op 6 april 1891 in Limbangan in Midden-Java. Hij is in 1943 overleden in Soekamiskien op Bandoeng. Hij trouwde op 23 oktober 1913 in Bennekom met Josephine Harmanna Johanna van Daalen.
De Paulweg loopt van de Ringweg naar de Adderveenweg.
Peterweg
Peter was ….., moet nog worden uitgezocht.
Reeënheuvel
Heuvel in de buurt van de Grensweg.
Ringweg
De langste zandweg van het landgoed Berkenheuvel.
Schaapsdrift
Looproute van de kudde schapen van Groot- en Klein Wateren.
Simonslaan
Simon was ….., moet nog worden uitgezocht.
Slangenbad
Plas in het Wapser Zand.
Een verklaring voor het ontstaan van het Slangenbad is dat ter plekke leem is afgegraven. Mr. Albertus Christiaan van Daalen gaf als verklaring dat het Slangenbad is gegraven voor de afwatering van het Adderveen. Klinkt logisch.
Sluisbos
Perceel bos in de buurt van de Haarsluis.
Snoekveen
Aaltje Smit, de dochter van Wolter Smit, wist te vertellen dat bij het Snoekveen turf is gegraven.
Studentenpad
Studenten die vóór de Tweede Wereldoorlog in de zomer hun kamp hadden in de boerderij De Uilenhorst in de Olde Willem hebben mede gewerkt aan de aanleg van deze weg.
Stroetlaan
De Stroeten zijn nog in het bezit van Berkenheuvel b.v. Deze zijn gedeeltelijk verpacht.
Tilgrup (Tillegröppe)
Een verklaring voor de naam van deze stroom ontbreekt nog.
Tolweg
Een verklaring voor de naam van deze weg ontbreekt nog.
Toren
Uitkijktoren op de heuvel met de naam Kijkduin.
Deze uitkijktoren staat afgebeeld op een paar ansichtkaarten.
Torenlaan
Komende vanuit Wateren was vroeger in het verlengde van deze weg de toren van de gemiente Deever te zien.
Torenweg
Aan de Torenweg ligt een heuvel met de naam Kijkduin. Op deze heuvel heeft een houten uitkijktoren gestaan. De fundamenten van deze toren bevinden zich nog op de heuvel.  Het ontwerp van deze toren is gemaakt door civiel-ingenieur Mello van Daalen.
Tweede Veentjesweg
Deze plas staat afgebeeld op ansichtkaarten.
Van Daalenweg
Dit is de weg die mr. Albertus Christiaan van Daalen naar zichzelf vernoemde.
Van Tienhovenpark
De naam van een gedeelte van de bos.

Mr. Pieter Gerbrand van Tienhoven, was voorzitter van de Nederlandse Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten. Hij was ongetwijfeld een vrindje van de familie Van Daalen, wellicht een studievrindje van mr. Albertus Christiaan van Daalen.
Het Van Tienhovenpark staat afgebeeld op ansichtkaarten.
Van Tienhovenweg
Weg in het van Tienhovenpark.
Veldweg
Deze weg staat afgebeeld op ansichtkaarten.
V.C.J.C.-kamp
Zomerkamp van de Vrijzinnig Christelijke Jeugd Centrale bij het Mastenveldje aan de Bosweg.
Wapser Schaapsdrift
Oude naam van de looproute van de Wapserse kudde schapen naar de heide.
Wapserweg
Naam behoeft geen uitleg.
Wapser Veld
Vóór de bebossing was dit een gebied van woeste zandduinen van de marke van Wapse.
Wapser Zand
Wapser Zand is een andere naam voor Wapser Veld.
Vóór de bebossing was dit een gebied van woeste zandduinen van de marke van Wapse.
Wester Schaapsdrift
Oude naam van de looproute van de Dieverse kudde schapen naar de heide.
Wolter Smitweg
Wolter Smit was de zoon van Harm Smit en Gerdardina Barelds, zie hiervoor voor gegevens.
Hij was de tweede boschbaas op Berkenheuvel. Zie ook de inscriptie op het Monument.
Zandblokken
Naam van een stuk woeste grond.
Zandlotten
Zandlotten = Zandvlokken ?
Naam van een stuk woeste grond.
Zuurlandweg
Vrouw Kappe wist te vertellen dat ten westen van de Zuurlandweg in de buurt van de Vledder A ook turf is gegraven.

Posted in Aarfgood, Albertus Christiaan van Daalen, Ansichtkoate, Bosgesigte, Landgoed Berkenheuvel, Opraekelen | Leave a comment

Grös meej’n mit de sende in de Olde Willem

De redactie van ut Deevers Archief heeft in de periode 1999-2007 meegewerkt aan de totstandkoming van 40 nummers van het papieren blad Opraekelen van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever. In het najaar van 1999 interviewde hij de bejaarde Gerard Goettsch weer in zijn Amsterdamse huis an de Dörpstroate op Zorgvliet. De redactie publiceerde het volgende bericht in Opaekelen 99/4 (december 1999).

Gerard Goettsch vertelt verder

De nu 96-jarige Gerard Goettsch sukkelt met een zwakke rug, maar is gelukkig geestelijk nog altijd heel scherp. Gerard had het bij mijn binnenkomst een beetje koud en draaide het gaskacheltje hoger. Al suizend bracht deze het woonkamertje in zijn Amsterdamse huis op Zorgvlied snel op een tropische temperatuur. Hij stopte een verse pruim tabak achter z’n kiezen, leunde achterover in zijn speciale stoel bij het raam en begon te vertellen onder meer over boerenwerk, zoals het gras maaien mit de sende.

Het werken op de boerderij was zwaar. Alles werd met de hand gedaan. Als jongen van zestien liep ik al aachter de sende. In de zomer als het warm was, dan gingen we ’s nachts al om twee uur naar het land in de Oude Willem om te maaien. Langs het land stonden geen bomen. Daarom gooiden we om twaalf uur een hoop gras over het hek om bij de schoft te schuilen voor de zon. Als we gegeten hadden, dan gingen we eerst anderhalf uur slapen. Na de schoft moesten we eerst de sende haèr’n (de zeis scherpen). Ik maaide in mijn beste jaren wel een halve bunder per dag.

In mijn jonge jaren heb ik anderhalf jaar verkering gehad met de knappe Trijntje Wolters. Zij was huishoudster bij Albert Benthem. Ze was de dochter van Egbert Wolters, die boer was op de Uilenhorst en ook in schapen handelde. De Uilenhorst was een apart oud huis. Dwars achter het huis stond een grote stal. Egbert Wolters had een heleboel schapen op half gewin. De helft van de opbrengst was voor de eigenaar van de schapen, de andere helft was voor hem. Het is toen niet wat tussen Trijntje en mij geworden.

Na wat andere verhalen vond Gerard het toch wat te warm geworden. Hij gaf de brander wat minder gas en stuurde voor hij verder vertelde eerst deskundig een straal sap van zijn pruim tabak naar de emmer naast zijn stoel.

Na de overdracht van de boerderij aan mijn zoon heb ik nog een paar jaar gewerkt op de zuivelfabriek in Wapse. Op mijn vijfenzestigste ben ik daar gestopt. Daarna heb ik nog allerlei lös waark gedaan. Bij Levert Haveman heb ik nog samen met jonge jongens vrachtwagens met aardappelen geladen. De oude pastoor kwam daar voorbij en vond het toch nodig om te zeggen dat de jongens wel net zo hard moesten werken als ik. Bij meneer de Jong van de Gavere heb ik nog geholpen met het bouwen van bungalows. Toen ik 78 jaar was heb ik daar nog een welput gegraven. En nu gaan ze al met 54 jaar met de V.U.T.

Ik kwam weer met Trijntje in contact toen ik 83 jaar was. Zij was het die mij opbelde. Mijn vrouw was toen al een tijdje overleden. Ik ben op de fiets naar haar toe gegaan. Mijn kinderen vonden het denk ik wel goed. Ik zeg maar zo: je moet toch leven met de levenden. Trijntje woonde in Westerbork. Ik wist eerst niet eens goed waar dat lag. Ik ben toen eerst door de ruilverkaveling van Lheebroek naar Beilen gefietst.

Onderweg moest ik een keer van de fiets af. In een groot stuk grasland zag ik mannen bezig met zo’n grote snelle cycloonmaaier. Toen ik klaar was met plassen dacht ik: Here mien tied, die machine heeft in dat ogenblikje dat ik hier sta al meer gemaaid dan ik in mijn beste tijd in een halve dag maaide.|

Ik ben op twaalfjarige leeftijd op Zorgvliet komen wonen en ik heb daar de twee wereldoorlogen meegemaakt. Ik heb daar altijd gewoond en dat kan je als je 83 jaar bent niet meer achter je laten. Ik wilde niet verhuizen naar Westerbork en zij wilde niet naar Zorgvlied komen. Zo is het gegaan. Trijntje en ik hebben toch nog drieëneenhalf jaar kennis aan elkaar gehad. Toen overleed ze. Ze was een door en door goed mens.

Na nog wat andere verhalen vond Gerard het tijd voor een verse pruim half zware midden snede tabak. Zijn merk is ‘Het wapen van Drente’ van de tabaksfabriek Fransiscus Lieftinck uit Groningen.

Ons land in de Olde Willem lag langs de Tillegröppe. Samen met andere boeren moesten we de Tillegröppe voor een goede afwatering open houden. Dat deden we gewoon als boeren onderling, maar we waren geen waterschap. Mijn vader Johan Goettsch en Jan Thijs Seinen uut Deever hadden daar het toezicht op.

Mijn kleinzoon liet daar nog niet zo lang geleden tien bunder gras maaien door een loonwerker en die deed het met zijn grote machines zelfs in één uur. Mijn lieve God in wat voor tijd leven we nu toch.

Nu heeft Staatsbosbeheer veertig bunder land bij het Friese broek onder water gezet en tweehonderd bunder bos gekapt. Staatsbosbeheer doet maar waar het zin in heeft en als wij een boom willen kappen, dan mag dat niet…..

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Gerard Goettsch is geboren op 18 september 1903 in Putten in Gelderland en is overleden op 13 juni 2000 in het Amsterdamse huis. Hij is begraven op het nieuwe kerkhof achter Obadja aan de andere kant van de weg. Zie afbeelding 3.

Afbeelding 1
Gerard Goettsch in zijn speciale leunstoel bij het raam in zijn Amsterdamse huis. (© Coen Broekema, 10 november 1999)

Afbeelding 2
Het Amsterdamse huis an de Dörpsstroate op Zorgvliet. (© Coen Broekema, 10 november 1999)

Afbeelding 3
De redactie van ut Deevers Archief heeft deze kleurenfoto gemaakt op woensdag 22 mei 2022.

Posted in Amsterdamse huus, Boer'nwaark, de Olde Willem, Gerard Goettsch | Leave a comment

Alle 84 plaèties in ut bookie ‘Diever, ie bint ’t wel …’

Het in 1999 uitgegeven fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ bevat 86 foto’s uit de periode 1880-1940.
Bij elke foto is een korte min of meer geschiedkundig bedoelde tekst vermeld.

01 – Wittelte – Wittelter schutsluis – 1880
02 – Geeuwenbug – Haarschutsluis – 1884
03 – Diever – Brink met Hervormde Kerk – 1891
04 – Diever – Hoofdstraat – 1891
05 – Kalteren – Huis op Berkenheuvel -1891
06 – Zorgvlied – Villa Castra Vetera – 1895
07 – Diever – Molen en boterfabriek – 28 juni 1903
08 – Wapse – Smederij Roelof Santing en Lagere School – 1903
09 – Diever – Kleine Brink -1904
10 – Wapse – Kantine in de Kaamp op de Oeren – 1905
11 – Dieverbrug – Dieverder schutsluis – 1906
12 – Diever – Café van Jan Barelds aan de Brink – Zomer 1906
13 – Diever- Gemeentehuis en Pastorie op de Brink – 1906
14 – Wapse – Soldatenkeuken in de Kaamp op de Oeren – 1907
15 – Zorgvlied – Kapel van de Evangelisatievereniging OBADJA – 1908
16 – Wapse – Winkel van Marinus Dijkstra – 1908
17 – Zorgvlied – Sigarenfabriek van Lodewijk Guillaume Verwer – 1908
18 – Dieverbrug – Draaibrug – 1909
19 – Diever – Bij Klaas Bennen in de Achterstraat – ± 1910
20 – Veldhuizen – Korenmolen – ± 1910
21 – Dieverbrug – Café-Logement van Sjoert Benthem – 1911
22 – Diever – Hoofdstraat – Gezicht op Diever – ± 1912
23 – Diever – Familie Hendrik Pook in de Kruisstraat – 1913
24 – Diever – Gemeentehuis – 1913
25 – Diever – Gemeentehuis en Pastorie – 1913
26 – Dieverbrug – Aankomst van de stoomboot – 1914
27 – Dieverbrug – Aanlegplaats van de stoomboot – 1914
28 – Dieverbrug – Vertrek van de stoomboot – 1914
29 – Diever – Op de kerkhof – ± 1914
30 – Diever – Smederij Albert Kloeze – ± 1914
31 – Diever – Vrouw aan de was – ± 1914
32 – Dieverbrug – Dieversluis en Woning van den Opzichter – 1915
33 – Zorgvlied – Katholieke Kerk en Sint Anthony Gasthuis – 1916
34 – Zorgvlied – Dorpsstraat met Amsterdamse Huis – 1917
35 – Diever- Schultehuis – 1918
36 – Zorgvlied – Villa Nova – ± 1919
37 – Diever – Peperstraat – 1920
38 – Diever – Brink met Hervormde Kerk – 1920
39 – Wittelte – Bakkerij Aaldert Slot – ± 1921
40 – Diever- Bij café Slagter en café Seinen – 24 oktober 1922
41 – Diever- Kruisstraat – Onder de linden – ± 1923
42 – Dieverbrug – Café Barteld Smit – ± 1924
43 – Wapse -Openbare Lagere School – Zomer 1925
44 – Wateren – Openbare Lagere School – Zomer 1925
45 – Berkenheuvel – Onthulling van het monument – Monument – 5 september 1925
46 – Berkenheuvel – Onthulling van het monument – Rit met boerenwagens – 5 september 1925
47 – Diever – Kleine Brink – 1926
48 – Wapse- In ’t Bakkersveentie – Zomer 1926
49 – Diever – In de Achterstraat – 1927
50 – Diever – Bij de pomp van de Openbare Lagere School – 1927
51 – Zorgvlied – Katholieke Kerk en Witte Huis – 1928
52 – Diever- Hoofdstraat bij Garke Bakker’s jongen – 1929
53 – Dieverbrug – Bij de Dieversluis – ± 1929
54 – Wittelte – Bij de Berg – Voorjaar 1930
55 – Diever – In de Kleine Peperstraat  – 1930
56 – Ten Darp – Schilderachtig dorpsgezicht – ± 1930
57 – Dieverbrug – Stoomtram bij café-logement Johan Blok – 1930
58 – Diever – Zangvereniging Crescendo – 1930
59 – Diever – Hoofdstraat – 1930
60 – Diever – Hoofdstraat – 1934
61 – Diever – Brink met baorhuusie en braandkoele – ± 1930
62 – Diever – Naaicursus bij café Berend Slagter – Winter 1930-1931
63 – Diever – Dokterswoning aan de Hoofdstraat – ± 1932
64 – Heezeresch – Hunebed op de Steenakkers – ± 1933
65 – Diever – Openbare Lagere School – 18 juni 1934
66 – Diever – Gereformeerde School – 1934
67 – Oude Willem – Rijkswerkkampen Diever A en B – Diever A – 1935
68 – Oude Willem – Rijkswerkkampen Diever A en B – Diever A – 1935
69 – Berkenheuvel – Paviljoen Berk en Heuvel – 1935
70 – Wittelte – Bij de waterpomp op het schoolplein – 1936
71 – Diever – Bij Berend Slagter in de Kruisstraat – 1936
72 – Wittelte – Openbare Lagere School – Zomer 1936
73 – Diever – Gereformeerde Kerk – 1936
74 – Dieverbrug – Hotel Blok met de rijksweg – 1937
75 – Berkenheuvel – Studentenkamp aan de Bosweg – 1937
76 – Diever – Bij de manufacturenwinkel van Flip Zaligman – 1936
77 – Diever – Christelijke School – 1938
78 – Geeuwenbrug – Draaibrug – ± 1938
79 – Diever – 40-jarig jubileum zuivelfabriek – 29 maart 1939
80 – Diever – Pastorie van de Hervormde Kerk – 1939
81 – Diever – Afscheid van burgemeester Van Os – 16 november 1939
82 – Berkenheuvel – Houten uitkijktorens – Toren op Berkenheuvel – 1939
83 – Berkenheuvel – Houten uitkijktorens – Toren bij de Geeuwenbrug – 1939
84 – Diever – Dorsen bij Gerrit Jan Wesseling in de Achterstraat – 1940

Posted in Diever, ie bint 't wel ..., Publicatie | Leave a comment

Wat op 22 november 1944 en ur noa gebeude

De redactie van ut Deevers Archief onderhield -in de tijd dat hij lid van de redactie van het papieren blad Opraekelen van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever was- goede contacten met wijlen drs. Hendrik (Henk) Spreen uut Stienwiek. Hij stuurde de redactie in 2002-2003 per post een heel pak papier (dus niet digitaal) met kopieën van documenten over de gebeurtenissen rond 22 november 1944 in Deever en de nasleep daarvan. Bijgaand bericht, dat in het genoemde pak papier zat, heeft de redactie opgenomen in het oorlogsnummer Opraekelen 03/1 (maart 2003). Wijlen drs. Hendrik (Henk) Spreen baseerde bijgaand bericht op zorgvuldig onderzoek van dossiers in het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging van het Ministerie van Justitie in Den Haag. Zie de geraadpleegde bronnen. Deze dossiers worden thans bewaard in het Nationaal Archief in Den Haag.

Diever: 22 november 1944 en de gevolgen

Inleiding
Gedurende het jaar 1944 bleek dat de positie van Duitsland steeds zwakker ging worden. Sovjettroepen rukten op in Oost-Europa en in juni 1944 had de geslaagde invasie in Normandië plaatsgevonden. In korte tijd rukten de geallieerden op door Noord-Frankrijk en België. Brussel was al bevrijd op 3 september 1944 en toen er vanuit Londen voorbarig melding werd gemaakt van het feit, dat de invasielegers al in Breda waren, brak ‘Dolle Dinsdag’ uit. Niet alleen raakten daardoor vele N.S.B.’ers, maar vooral ook de Duitsers in paniek.
Hoewel het Zuiden van Nederland vrij vlot bevrijd was, kwam de geallieerde opmars tot stilstand aan de Rijn bij Arnhem. De Slag bij Arnhem, eind september 1944, werd verloren en dat zou voor Nederland boven de rivieren en ook voor Diever en de directe omgeving verstrekkende gevolgen hebben.
Met de opmars van de geallieerden door Frankrijk waren namelijk speciale Duitse terreureenheden, de latere Einsatzkommandos voor hen uit gevlucht. Via een grote omweg door België en Duitsland kwamen deze Einsatzkommandos met name in Noord- en Oost-Nederland terecht, waar ze vooral de opdracht hadden de door de Duitsers aan te leggen IJssellinie te bewaken tegen sabotage en spionnage. Een van deze Einsatskommandos streek neer in Heerenveen, twee andere, welke onder het commando stonden van dat in Heerenveen, vestigden zich in Steenwijk en Meppel. Dat betekende dat de commandant van Heerenveen, de Oostenrijkse SS-Hauptsturmführer Erich Karl Kronberger, tevens de hoogste leiding bezat over de vestigingen Steenwijk en Meppel.
Het was een vreemd allegaartje, dat bestond uit Oostenrijkers, Duitsers, Hongaren, Roemenen, Belgen en een paar Nederlanders. De groep, ongeveer 30 personen groot, was afkomstig uit La-Madeleine-les-Lille in Noord-Frankrijk en had daar tot september 1944 al danig huisgehouden tijdens het bestrijden van het Franse verzet. Via Mechelen, Düsseldorf, Velp, Almelo en Rotterdam kwamen Erich Karl Kronberger en zijn trawanten halt oktober 1944 in Heerenveen aan.
Voordien waren al enkele van deze heren, onder andere Erich Karl Kronberger zelf, actief geweest tijdens de Duitse veldtocht tegen Polen in 1939 en tegen de Sovjet-Unie in 1941. Hier hadden zij de opdracht meegekregen om alle joden, partizanen, geesteszieken, lijders aan besmettelijke ziekten, kortom iedereen, die de Duitse Lebensraum in de weg stond, te elimineren. Het resultaat van dit optreden was dat omstreeks 900.000 mensen door dergelijke eenheden in koele bloede werden vermoord.
Het optreden van deze groep(en) in Heerenveen, Steenwijk, Noordwolde, Meppel en Diever had alles te maken met het Führerbefehl van Adolf Hitler van 30 juli 1944. Het hield in dat de tot dan toe toegepaste Duitse berechting was komen te vervallen. Hanns Albin Rauter, Oostenrijker van geboorte en Höhere SS- und Polizeiführer in Nederland, was degene die, vermoedelijk na overleg in augustus 1944 met Ernst Kaltenbrunner, de chef van het Reichssicherheitshauptamt in Berlijn, daar een persoonlijke draai aan gaf. Het kwam erop neer, dat gearresteerde illegale werkers onmiddellijk, zonder enige vorm van proces, gefusilleerd moesten worden en dat hun woningen in brand gestoken moesten worden. Na 5 september 1944 (Dolle Dinsdag) werd deze maatregel verscherpt toegepast. Op 11 september 1944 gaf dr. Karl Georg Eberhard Schöngarth, Befehlshaber der Sicherheitspolizei (Sipo) en van de Sicherheitsdienst (SD) sinds 1 juni 1944, met Rauters toestemming het zogeheten ‘Niedermachungsbefehl’ of ‘Afmaakbevel’ uit. Om op de hoogte te komen van allerlei verzetsactiviteiten werd gebruik gemaakt van zogenaamde V-männer of vertrouwensmannen, die door middel van infiltratie in het verzet informatie moesten inwinnen, waar zich onderduikers, illegale werkers enzovoorts bevonden. Uiteraard moest deze informatie worden doorgespeeld aan de Duitsers. Dit systeem van werken zou met name ook in Diever en omgeving grote en tragische gevolgen hebben.

Arbeidsinzet
Reeds vóór de Tweede Wereldoorlog waren er al door de toenmalige regering Nederlandse arbeidskrachten naar Duitsland gestuurd om er te gaan werken. Dit lot had vooral de werklozen getroffen die bij weigering hun uitkering dreigden te verspelen. Achteraf gezien een dwaze maatregel, aangezien elke Nederlandse arbeidskracht in Duitsland de weg vrij maakte voor Duitse mannen om dienst te gaan nemen in het eigen Duitse leger of te gaan werken in de oorlogsindustrie. Meteen al na het begin van de Duitse bezetting probeerden de Duitsers Nederlandse arbeidskrachten in te schakelen voor hun eigen doelstellingen. Ging tot maart 1942 hun aandacht vooral uit naar werklozen, na maart 1942 trachtten ze ook de Nederlandse arbeidskrachten los te weken uit het Nederlandse bedrijfsleven. Aanvankelijk meldden zich velen vrijwillig om te gaan werken in Nederland of Duitsland, maar ook wel in België en Frankrijk. Vaak was hun bereidheid daartoe door armoede ingegeven. Later, toen de toeloop van vrijwilligers steeds minder werd, gingen de Duitsers over tot gedwongen tewerkstelling. De term arbeidsinzet slaat dus vooral op de groep welke in feite dwangarbeid moest verrichten. Dat begon in de zomer van 1942 toen jonge mannen van achttien jaar verplicht een half jaar lang moesten gaan werken voor de Nederlandse Arbeidsdienst (N.A.D.) Aangezien Adolf Hitler het niet passend vond voor Duitse vrouwen om de opengevallen plaatsen in de fabrieken in te nemen, werd het gebrek aan arbeidskrachten voor de Duitsers steeds nijpender. Vandaar dat er intensiever jacht werd gemaakt op arbeidskrachten om in de bezette de oorlogsproductie op peil te houden, vooral na de Duitse nederlagen bij Stalingrad en in Noord-Afrika. Vanwege de daarmee gepaard gaande verliezen moesten de Duitsers steeds meer Duitse arbeidskrachten inzetten in het leger en moest de oorlogsproductie opgevoerd worden.
Toen op 29 april 1943 de Duitsers bekend maakten dat Nederlandse ex-militairen zich moesten melden voor terugvoering in krijgsgevangenschap , reageerde de Nederlandse bevolking direct. Het antwoord op deze maatregel was de April-Meistaking, die overigens keihard door de Duitse bezetter werd neergeslagen. Zo voerde zij onder andere het politiestandrecht in, hetgeen betekende dat overtreders van verordeningen standrechtelijk, dat wil zeggen zonder enige vorm van berechting, ter plekke konden worden terechtgesteld. Op die manier vonden enkele honderden Nederlanders de door en werden vele honderden gearresteerd.

Onderduiken
Naarmate de oorlog vorderde probeerden steeds meer Nederlandse mannen zich aan gedwongen tewerkstelling in Duitsland te onttrekken. Dat gebeurde vooral door onder te duiken. In het begin was dat niet altijd even gemakkelijk wegens een tekort aan onderduikadressen. Bovendien was het risico voor zowel de onderduiker als voor degene die de mensen onderdak bood levensgroot aanwezig. Pas door een betere organisatie van de in het geheim opgerichte Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers en de oprichting van het Nationaal Steunfonds kwamen er vooral in het laatste oorlogsjaar meer onderduikadressen beschikbaar.
Eind 1944 was de arbeidsinzet geldend voor alle mannen tussen de zestien en de veertig jaar. Aangezien de arbeidsinzet voor de Duitsers een groot fiasco was, moesten zij steeds meer razzia’s houden om hun tekort aan arbeidskrachten aan te vullen.
Uiteraard was het voor de Nederlandse illegaliteit niet altijd even gemakkelijk om geschikte en veilige onderduikadressen te vinden. Veelal moest er ook de nodige inventiviteit aan de dag worden gelegd om de Nederlandse onderduikers en later ook de geallieerde vliegtuigbemanningen onvindbaar te maken. Zo werden er schuilplaatsen gerealiseerd in bijvoorbeeld kruipruimtes onder de vloeren, in kasten, op zolders en in in het diepste geheim aangelegde holen in de Nederlandse bossen. Eén van dergelijke holen in het bos was de naderhand zo genoemde Wigwam op het landgoed Berkenheuvel van mr. Albertus Christiaan van Daalen bij Diever. Aanvankelijk ging het hier voor de daarin ondergebrachte onderduikers goed, totdat zich op 24 oktober 1944 een situatie voordeed met een uiterst noodlottige afloop.

Arrestaties in Oosterwolde
Op 24 oktober 1944 om ongeveer 00.30 uur arresteerde de Grenz- en Schutspolizei bij de burgemeesterswoning villa Balhof op het Oosteinde in Oosterwolde (Fr.) twee leden van de Knokploeg uit Smilde, namelijk T.S.W. en Hendrik de Jong. Beide bevonden zich in spertijd op straat en bleken in het bezit te zijn van een stengun. De ernst van hun situatie beseffende smeten ze die wapens snel van zich af. De Duitsers zetten evenwel hun speurhonden in en binnen enkele tellen kwamen die met de wapens in de bek terug. Beiden werden daarop de villa, waarin destijds de Feldgendarmerie onder het commando van de S.S.-Sturmführer Diehle was gezeteld, binnengebracht, gefouilleerd en zeer ernstig mishandeld. Enige tijd later arriveerde een deel van de Sicherheitsdienst (S.D.) uit Heerenveen en weer werden de twee geslagen en mishandeld. T.S.W. noemde geen namen, waarna hij werd overgebracht naar de S.D. in Assen. Daar vroeg men hem of hij een zekere boer Hermannus Vos uit het Grolloërveld kende. Nadat hij dat eerst ontkende, sloeg hij bij confrontatie met Vos door. Meteen daarop werd hij meegenomen naar Heerenveen. Het vervelende nu was echter dat een onbekende K.P.’er uit Smilde een goede relatie onderhield met een dochter van de postkantoorhouder Lambertus Schoemaker in Diever. Deze laatste zat ook in het verzet en was door zijn contacten met Geert Koster, de leider van het verzet in Diever, op de hoogte van de aanwezigheid van het onderduikershol. Hij beging de onvoorzichtigheid om dit aan die K.P.’er uit Smilde te vertellen. Deze was al eerder bij het hol geweest met de bedoeling om de inmiddels vertrokken Amerikanen mee te nemen naar zijn verzetsgroep. Het kan daarbij de bedoeling zijn geweest deze Amerikanen te ‘gebruiken’ voor het geven van wapeninstructies aan de K.P.-leden. Geert Koster en de zijnen hadden hem echter onverrichterzake weggestuurd. Men vroeg zich daarbij overigens wel af hoe deze K.P.’er op de hoogte was van het bestaan van het hol. Daarvan wisten alleen enkele K.P.’ers in Diever, Meppel en Dwingeloo. Het is niet uitgesloten dat T.S.W. via deze onbekende K.P.’er wist van het bestaan van het hol en in zijn angst voor mishandelingen enzovoort de S.D. te Heerenveen vertelde dat Geert Koster uit Diever illegaal werkzaam was.
Hoewel T.S.W. wel daartoe werd gedreigd, werd hij niet geslagen. Voortkomende uit de nodige angst noemde hij eveneens de naam van Sierd Okke Roosjen. Hij meende zeker van zijn zaak te zijn, omdat de genoemde twee waren ondergedoken. Vervolgens sprak hij over een hol in het bos, waarin volgens hem Geert Koster, Sierd Okke Roosjen en twee Amerikanen verscholen waren. Later noemde hij ook de namen van de huisarts Sebastiaan van Nooten en wachtmeester Gerrit Temmingh, die tot over zijn oren in het verzet zat in Diever, evenals die van onderluitenant Auke Feenstra te Dwingeloo. Tijdens de verhoren, die duurden van 24 oktober tot 22 november 1944 werd hij volgens eigen zeggen niet noemenswaardig geslagen, maar raakte hij wel zodanig geestelijk kapot dat hij alles vertelde wat de S.D. van hem wilde weten [1]. Daarmee sloeg het noodlot toe.
Op 22 november 1944 om ongeveer 07.00 uur vervoegden zich vier S.D.’ers uit Heereveen aan het adres Hoofdstraat 26 te Diever. Daar werd, terwijl hij zich nog in zijn onderkleding bevond, Gerrit Temmingh gearresteerd door de commandant van de S.D. te Heerenveen, de S.S.-Hauptsturmführer Erich Karl Kronberger, de S.S.-Sturmscharführer en Kriminalsekretär P. Nauheim en twee Vlaamse S.D.-Wachmänner in Duitse dienst. Terwijl de mannen zich nog in de woning van Gerrit Temmingh woning bevonden, werd deze meteen een kort verhoor afgenomen en werd hem door Erich Karl Kronberger te verstaan gegeven dat hij alles moest vertellen wat hij van het hol in het bos en de ondergrondse beweging afwist. Wanneer hij dat deed, zo zei Erich Karl Kronberger, dan zou hij bij zijn vrouw thuis kunnen blijven, zo niet, dan werd hij gearresteerd en meegenomen naar Heerenveen. Toen Gerrit Temmingh alles ontkende werd hij -nog steeds in zijn onderkleding- mee naar buiten genomen en voor zijn woning geplaatst. Maar daar stond eveneens de N.S.B.-burgemeester Pier Obe Posthumus van Diever, die Erich Karl Kronberger na confrontatie met Gerrit Temmingh zei dat dat de man was die zij moesten hebben. Tevens werd hij geconfronteerd met een persoon die in een Opel zat. Gerrit Temmingh herkende hem als te zijn T.S.W., die in illegaal verband had gewerkt in de omgeving van Diever. Toen Erich Karl Kronberger vroeg of Gerrit Temmingh deze persoon kende, antwoordde deze ontkennend. T.S.W. op zijn beurt, wees daarop Gerrit Temmingh aan als degene die de S.D. moest hebben. Gerrit Temmingh werd daarop terug in zijn woning gebracht, waarbij Erich Karl Kronberger hem vier vragen stelde: ‘Waar is ome Joop ?’, ‘Waar zijn de wapens ?’, ‘Waar is het hol ?’ en ‘Waar zijn de Amerikanen ?’. Gerrit Temmingh verklaarde daarop van niets te weten. Nadat zijn vrouw hem de kleren had gebracht en hij zich stond aan te kleden, zag hij Erich Karl Kronberger in de richting van de keuken gaan en van de daar aanwezige schoorsteenmantel zijn nieuwe glacé-handschoenen wegnemen, die hij meteen aantrok. Bovendien pikte hij en passant ook nog zijn vulpen en vulpotlood in. Verder nam men Gerrit Temmingh zijn dienstpistool af, evenals zijn motor en zijn rijwiel. Aan de verdergaande huiszoeking nam ook P. Nauheim deel. Nadat Gerrit Temmingh zich had aangekleed werd hij mee naar buiten genomen naar een gereedstaande truck met oplegger. De eerste die hij in de trailer zag zitten was de ‘beul van Crackstate’, de Vlaming Emile Steylaerts. Even nadat Temmingh in de trailer had plaatsgenomen stopte er een personenwagen bij de trailer, waar de eveneens gearresteerde onder-luitenant Auke Feenstra uit Dwingeloo uit kwam. Vervolgens reed men naar het begin van de Doldersumseweg. Daar aangekomen moest Gerrit Temmingh uitstappen. Vrijwel op hetzelfde moment stopte er nog een auto en stapte de Dieverse huisarts Sebastiaan van Nooten uit. Ook hij bleek gearresteerd te zijn en ook hij moest in de trailer plaatsnemen. Na nogmaals met T.S.W. geconfronteerd te zijn, die nogmaals toegaf Gerrit Temmingh te kennen, vertrok deze in het ‘gezelschap’ van een aantal leden van de Sicherheitspolizei in de richting van het hol in het bos. Het hol dat hier bedoeld werd was een schuilplaats voor leden van de illegaliteit, waaruit een week tevoren twee Amerikanen, Harry Dolph en Jim Moulton, waren weggebracht naar Noord-Friesland. Gerrit Temmingh moest toen onder bewaking van Erich Karl Kronberger en de S.S.-Hauptscharfüher en Kriminalsekretär Hermann Rosendahl achter T.S.W., die ook bekend was met het hol, aan lopen.
De Doldersumseweg was helemaal afgezet door leden van de Feldgendarmerie, de Wehrmacht, de S.D. en de Sipo uit Heerenveen en Meppel tot aan de directe nabijheid van het hol. Er stonden zelfs twee mitrailleurs opgesteld. Toen het ‘gezelschap’ bij het hol kwam stond T.S.W. daar al onder bewaking van enkele leden van de Sipo. Vrijwel op datzelfde moment schoot Hermann Rosendahl met een stengun dwars door het raam, dat in het hol aanwezig was. Daarna liep hij naar de ingang van het hol, waar zich ook al de S.S.-Sturmscharfüher en Kriminalsecretär Gerhard Johannes Frank bevond. Deze stond alom bekend als ‘de man met de gouden tand’ of als ‘de man met de hond’. Het was deze Gerhard Johannes Frank die zijn ongemeen felle herdershond ophitste en hem vervolgens het hol injoeg [2].
Het gevolg was dat vier personen het hol uitkwamen: Hermannus Vos, Geert Gerhardus Koster, Hilbert Gunnink en Roelof Eggink. Toen de vier het hol uitkwamen stond Hermann Rosendahl daar, die deze vier stuk voor stuk zwaar mishandelde met de achterzijde van zijn Amerikaanse stengun, die hij had aangetroffen in Huize Lidwina te Zenderen en waarbij een belangrijk deel van het Twentse verzet werd uitgeschakeld. Ook de S.S.-Kriminalsekretär Walter Paarmann liet zich hierbij niet onbetuigd. Dit alles gebeurde in het bijzijn van de commandant Erich Karl Kronberger. Dat dit slaan zeer hard aankwam bleek wel uit het feit dat het bloed bij Hilbert Gunnink uit de mond liep. Tijdens dit alles deed Erich Karl Kronberger geen pogingen deze mishandelingen te stoppen.
In het hol werden ook de rijwielen van de vier aangetroffen. Gerrit Temmingh, Hilbert Gunnink, Hermannus Vos en Roelof Eggink werden toen verplicht elk een rijwiel op hun schouders te nemen en deze naar de plaats te zeulen waar de trailer stond. Geert Gerhardus Koster moest met zijn handen in de lucht naar de trailer lopen. De afstand was ongeveer twee kilometer. Bij de trailer aangekomen werden Hermannus Vos, Roelof Eggink, Hilbert Gunnink en Geert Gerhardus Koster in de trailer geplaatst bij Sebastiaan van Nooten en Auke Feenstra, die al die tijd daar gebleven waren, terwijl Gerrit Temmingh naast Hermann Rosendahl en de S.D.-Wachmann Eugen Polianski in de Opel moest plaatsnemen. Om ongeveer 12.00 uur arriveerde men in Crackstate te Heerenveen, alwaar ze allen in de cel werden gezet [3].
Toen Thijs en Jan, de broers van Roelof Eggink, hoorden van arrestaties in Diever realiseerden zij zich meteen dat hun broer Roelof, ’s morgens in alle vroegte met drie anderen naar het hol was gegaan. Daarop trachtte Thijs Eggink meteen de jongens in en bij het hol te waarschuwen. Niets vermoedend liep hij regelrecht in de fuik van een tachtigtal Duitsers, die zich in de bossen rondom het hol verspreid hadden. Ook hij werd meteen ingerekend. Nadat de gevangen genomen personen waren afgevoerd, bleven twee S.D.’ers in het hol achter, wachtend op wellicht nog meer bezoekers. Toen na een week niemand was komen opdagen, vernielden zij het hol met behulp van een handgranaat en vertrokken.
Een paar dagen later, 27 november 1944, kwam een aantal S.D.’ers uit Heerenveen weer naar Diever. Dit werd spoedig opgemerkt door Jan Eggink uit Wapse, de broer van Roelof en Thijs. Deze familie stond midden in het verzet en had onder andere de bewoners van het hol voorzien van de nodige proviand, kleding, enzovoort. Jan Eggink had bijvoorbeeld ook deelgenomen aan overvallen op distributiekantoren en was actief geweest bij wapendroppings. Toen Jan Eggink op pad ging andere onderduikers, die ook door hen verzorgd werden, te waarschuwen, werd hij gearresteerd, hoewel hij nog probeerde weg te komen, nadat op hem was geschoten. Toen Aaltje Timmerman, de vrouw van Jan Eggink, aan een van de S.D.’ers, de Belg Emile Steylaerts, de vraag stelde waarom haar man was gearresteerd, antwoordde deze dat zij daar niets mee te maken had en dat zij nog blij mocht zijn dat ze hem niet hadden doodgeschoten. Hierna begaven de S.D.’ers zich naar de boerderij van de al eerder gearresteerde Thijs Eggink. Daar werden verschillende goederen en ook vee uit de boerderij gehaald en in een auto geladen.
Enkele dagen later meldden zich wederom enkele leden van de S.D. en de Sipo zich bij dezelfde boerderij. Zonder iets te zeggen begonnen zij de aanwezige voorraad levensmiddelen, zoals tarwe, rogge enzovoort in hun auto te laden. Maar dat was nog lang niet alles. Alles met enige waarde werd meegenomen, zodat de gehele boerderij werd leeggeroofd. Daarna was de boerderij van Thijs Eggink aan de beurt. Niet alleen werden hier de spullen, zoals een complete babyuitzet en het vee van Thijs Eggink gestolen, maar ook die van de inwonende zuster van Aaltje Fledderus, de vrouw van Thijs Eggink. De auto was zo volgeladen dat zelfs de in beslag genomen kippen aan de buitenzijde van de auto waren gehangen. Bovendien werd Aaltje Eggink-Fledderus uit de woning gezet. De Duitsers hadden intussen Klaas Marcus Balsma, de boerenleider van de N.S.B., gehaald, aan wiens zorgen de boerderij werd toevertrouwd [4].
Diezelfde dag, 27 november 1944, vervoegde zich de Kriminalsecretär P. Nauheim, zich wederom bij de woning van de Dieverse huisarts Sebastiaan van Nooten. Hij eiste daarbij de auto op van de huisarts. Nadat een hem vergezellende monteur de auto rijklaar had gemaakt, reden de twee er mee weg.
Een paar keer hebben de dames Eggink en Constance van Nooten-Goedbloed, de echtgenote van Sebastiaan van Nooten, getracht inlichtingen te krijgen over hun gevangen genomen mannen. Maar zodra zij zich in Heerenveen bij huize Zevenwouden, de Dienststelle van de S.D., of bij de S.D.-gevangenis Crackstate vervoegden, werden zij vaak op een zeer onheuse manier bejegend of werden zij weggejaagd door de alom gevreesde en vaak opgehitste herdershond van de Kriminalsekretär Gerhard Johannes Frank [5].

De afloop
Uit de na de Tweede Wereldoorlog gedane verklaringen van Gerrit Temmingh blijkt dat niet alleen hij zelf, maar ook Geert Gerhardus Koster door de S.D.’ers Emile Steylaerts, H.J.L. de Wachtere en Hermann Rosendahl zwaar zijn mishandeld.
Op 5 januari 1945 werden Hilbert Gunnink, Geert Gerhardus Koster, Hermannus Vos, Roelof Eggink, Thijs Eggink, Jan Eggink, de inmiddels ook gearresteerde onderwijzer M.J. Koopmans uit Dwingeloo en een groot aantal andere gevangenen overgebracht naar het Polizeiliche Durchgangslager Amersfoort. Van daar zijn zij op transport gezet naar verschillende concentratiekampen in Duitsland. Geen van de hiervoor genoemde personen is daaruit teruggekeerd. Op 15 maart 1945 werden Auke Feenstra, Sebastiaan van Nooten, Gerrit Temmingh en de eveneens gearresteerde opperwachtmeester Jannes Willem Dolfing uit Dwingeloo met nog 23 andere gevangenen uit Heerenveen via het kamp Amersfoort overgebracht naar diverse concentratiekampen in Duitsland, waaronder het beruchte Neuengamme bij Hamburg. Van de hier genoemde gevangenen heeft alleen Gerrit Temmingh de verschrikkingen in de concentratiekampen overleefd. Hij keerde op 31 mei 1945 in Nederland terug. Vermoedelijk hebben zij allen de zogeheten Torsperre gekregen, dat wil zeggen dat zij als gevangenen een dergelijk kamp niet levend zouden mogen verlaten.

Nasleep
Veel van de hiervoor beschreven gebeurtenissen, die destijds in Diever hebben plaatsgevonen, zijn gebaseerd op deuitvoerige verklaringen, die Gerrit Temmingh, de weduwe Aaltje Eggink-Timmerman, de weduwe Aaltje Eggink-Fledderus, de weduwe Constance van Nooten-Goedbloed en T.S.W. na de Tweede Wereldoorlog aflegden. Zoals bij velen bekend zal zijn, hadden de gevangenen te lijden onder de onvoorstelbaar zware omstandigheden in Crackstate in Heerenveen. Velen zijn daar ongelooflijk zwaar mishandeld. Dat is ook Gerrit Temmingh overkomen. Volgens zijn eigen verklaringen hadden de beulen in Heerenveen er ‘wel slag van om datgene uit de gevangenen te slaan wat zij wilden weten’ [6]. Zo confronteerde Hermann Rosendahl hem al in de eerste week van zijn gevangenschap met vier verklaringen, die getekend waren door de vier personen die in het onderduikershol waren aangetroffen. Hij kreeg de indruk dat deze verklaringen niet vrijwillig waren afgelegd, aangezien enkele van deze verklaringen bloedsporen vertoonden. Door deze verklaringen en door hem ondergane mishandelingen gaf Gerrit Temmingh toe Amerikanen vervoerd te hebben.
Het hiervoor beschreven drama lijkt een op zich zelf staande gebeurtenis te zijn, is dat niet het geval. Ook de na de Tweede Wereldoorlog heeft een aantal gevangen genomen leden van de S.D. en de Sipo een verklaring afgelegd. Volgens de verklaringen van Erich Karl Kronberger, de commandant van Heereveen, de S.S.-Untersturmführer Robert Paul Thümmel, de commandant van het S.D.-commando in Meppel en van de S.S.-Oberscharführer en Kriminalsecretär Hugo Heinrich Geigolath in Meppel, zou Gerrit Temmingh de naam hebben genoemd van de Meppeler K.P.’er Peter van den Hurk, evenals het adres van de weduwe J.A. de Groot in Meppel. Dit was het adres van waaruit Peter van den Hurk en andere Meppeler K.P.’ers neergekomen geallieerde vliegtuigbemanningen doorsluisden naar het inmiddels bevrijde Zuiden. Gerrit Temmingh had overigens zelf twee Amerikanen in het hol in Diever achter op zijn motor uit Meppel gehaald.
Deze kennis aan Duitse kant had grote gevolgen voor de verzetsbeweging in Meppel. Het was de commandant van Heerenveen, Erich Karl Kronberger, die persoonlijk zijn collega in Meppel, Robert Paul Thümmel, op de hoogte stelde van de verklaringen welke Gerrit Temmingh had afgelegd [7]. Erich Karl Kronberger gaf als commandant van Robert Paul Thümmel hem opdracht over te gaan tot actie. Dat betekende dat op de avond van 18 december 1944 de S.D. van Meppel een inval deed in de woning van de weduwe J.A. de Groot aan de Weerdstraat in Meppel. Daarbij werden onder andere Peter van den Hurk, zijn verloofde M.A. de Jong en twee Amerikanen opgepakt [8].
De twee Amerikanen, Howard de Mally en Loel Bishop, werden overgebracht naar het Duitse vliegveld bij Havelte.
De gevangen genomen leden van de K.P. van Meppel, Peter van den Hurk en zijn verloofde M.A. de Jong, werden eerst meegenomen naar een villa in het Wilhelminapark in Meppel en daar op een verschrikkelijke manier mishandeld. Daarna werden zij opgesloten in het toenmalige politiebureau in de Hagenstraat in Meppel.
De Meppeler K.P. besloot zijn leden te bevrijden, vanwege de ernst van de situatie. Dat gebeurde in de avond van 24 december 1944. Deze leden werden op spectaculaire wijze bevrijd, maar het kostte wel het leven van de Meppeler K.P.’er Gerrit de Boer.

Geraadpleegde bronnen
[1]
Centraal Archief voor de Bijzondere Rechtspleging, ’s Gravenhage. Dossier E.K. Kronberger, Politieke Recherche Afdeling Drachten, Proces-Verbaal, d.d. 01-06-1946, no. 232 Alg. S.D., 40e getuige T. S.W.
[2]
G. J. Frank was onder andere commandant geweest in de Dossin-kazerne te Mechelen in België. Vanuit deze kazerne werden de Belgische Joden gedeporteerd naar de vernietigingskampen. In België heeft hij een beruchte reputatie achter gelaten.
[3]
Dossier E.K. Kronberger, Politieke Recherche Afdeling Drachten, Proces Verbaal, d.d. 01-06-1946, no. 232, Alg. S.D., 43e getuige G. Temmingh.
[4]
Dossier E. K. Kronberger, stuk 23, Terechtzitting Bijzondere Strafkamer van de Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, d.d. 07-02-1950, rol nummer 22, 3e getuige Aaltje Eggink-Timmerman.
[5]
Dossier E. K. Kronberger, stuk 23, Terechtzitting Bijzondere Strafkamer van de Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, d.d. 07-02-1950, rol nummer 22, 3e getuige Aaltje Eggink-Timmerman;
Idem, 4e getuige Aaltje Doggen-Fledderus (weduwe van Thijs Eggink);
Idem, 5e getuige Constance van Nooten-Goedbloed.
[6]
Dossier Erich Karl Kronberger, zie [3].
[7]
Dossier Erich Karl Kronberger, Politieke Recherche Afdeling Drachten, nr. 232, Proces-Verbaal van verhoor van voormalige S.D.-leden, d.d. 28-03-1946. Verklaringen van Erich Karl Kronberger en Hermann Rosendahl.
Dossier R.P. Thümmel, verklaring 2e verdachte, R.P. Thümmel en verklaring 3e verdachte Hugo Heinicht Geigolath.
[8]
Bureau Opsporing Oorlogsmisdadigers, Gemeentepolitie Assen. Proces-Verbaal, nr. 435, dossier nr. 80, 12e getuige P. van den Hurk.
Idem, dossier nr. 79, 3e getuige M.A. de Jong

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Drs. Hendrik (Henk) Spreen heeft in de tijd (2000-2002) dat hij het hiervoor opgenomen bericht schreef in overleg met en op aandringen van ambtenaren van het Ministerie van Justitie, de volledige naam van de K.P.’ er op de Smilde niet gebruikt en heeft volstaan met het gebruiken van zijn initialen T.S.W. De redactie heeft dat hier zo gelaten. Echter h
et is tegenwoordig na enig slim surfen op de golven van het wereld wijde web niet moeilijk meer achter de twee voornamen en de achternaam van T.S.W. te komen.
De historicus wijlen drs. Hendrik (Henk) Spreen is de schrijver van het boek ‘Steenwijk in 40-45. Een historisch document’.
De redactie heet wat betreft de paragraaf  ‘Nasleep’ onverkort en ongecensureerd de tekst van drs. Hendrik (Henk) Spreen overgenomen, dit in afwijking van de tekst in Opraekelen 03/1.

Afbeelding 1
De Oostenrijker Erich Karl Kronberger was S.S.-Hauptsturmführer bij de Sicherheitspolizei en de Sicherheitsdienst. Hij was oorspronkelijk goudsmid in Wenen. Hij werd in 1935 beroepssoldaat bij de S.S.-Standarte Deutschland. In 1939 nam hij deel aan de veldtocht tegen Polen en in 1941 tegen Rusland. Hij werd in 1943 overgeplaatst naar Denemarken en was daar het hoofd van een S.D.-eenheid. In mei 1944 ging hij naar Lille in Frankrijk, waar hij tot september 1944 bleef. Vanwege de opmars van de geallieerden trok hij met zijn eenheid via Mechelen en Duitsland naar Nederland, waar hij via Almelo, Velp en Rotterdam in Heerenveen terechtkwam. Tijdens zijn proces na de oorlog ‘beroemde’ hij zich erop dat hij veel ‘extra’s’ voor de gevangenen in Crackstate te Heerenveen had gedaan. Hij kreeg tot veertien jaar gevangenisstraf (foto uit de collectie van het Bundesarchif in Berlijn).

Afbeelding 2
De Duitser Hermann Rosendahl was S.S.-Hauptscharführer en Kriminalsekretär in Heerenveen. Hij was de centrale figuur bij de S.D. in de strijd tegen het verzet. Hij was reeds bij het begin van de oorlog met Frankrijk in Lille. Hij was een fel voorstander van het zogenaamde ‘verscherpte verhoor’, wat betekende dat er tijdens verhoren ongelimiteerd op los moest worden geslagen. Dat deed hij dus ook ! Hij werd na de Tweede Wereldoorlog uitgeleverd aan Frankrijk en aldaar veroordeeld tot levenslange dwangarbeid. (foto uit de collectie van het Bundesarchif in Berlijn)

Afbeelding 3
De Duitser Robert Paul Thümmel was S.S.-Untersturmführer. Hij was vanaf begin juni 1940 Befehlshaber van de Sicherheitspolizei en de S.D. in Parijs. Vervolgens was hij vanaf september 1941 Befehlshaber van de Nebenstelle van de Sicherheits Polizei en de S.D in Douai in Noord-Frankrijk en in België. Hij werd in september 1944 commandant van een S.D.-Kommando te Meppel. Hij gedroeg zich als een bruut en werd alom gevreesd. In Meppel executeerde hij vijf gevangenen. Na de Tweede Wereldoorlog werd hij veroordeeld tot 11 jaar gevangenistraf, doch kreeg in 1950 één jaar gratie. (foto uit de collectie van het Bundesarchif in Berlijn)

Afbeelding 4
De Duitser Walter Paarmann was S.S.-Kriminalsekretär bij de S.D. Hij verbleef enige jaren in Noord-Frankrijk. In september 1944 werd hij ingedeeld bij het Kommando Kronberger in Heerenveen. Hij was belast met ‘terroristische aangelegenheden’ en nam vaak deel aan razzia’s. Hij is na de Tweede Wereldoorlog uitgeleverd aan Frankrijk en is daar ter dood veroordeeld. Hij is gelijktijdig gefusilleerd met de gevreesde, in Steenwijk gestationeerde, Fritz Habener, die op 10 april 1945 in Diever een bloedbad aanrichtte. (foto uit de collectie van het Bundesarchif in Berlijn)

Afbeelding 5
De Belg Emile Steylaerts was S.D.-Wachmann. Hij was de zoon van een klompenfabrikant uit Herenthals. Hij verbleef van half oktober 1944 tot 15 april 1945 in Heerenveen. Hij deed onder meer dienst als tolk bij de verhoren. Hij was bij de gevangenen bekend als ‘de Beul’ of ‘de Bokser’ en werd alom gevreesd vanwege zijn brute optreden. Hij werd na de Tweede Wereldoorlog uitgeleverd aan België en aldaar berecht. (foto uit de collectie van het Bundesarchif in Berlijn)

Afbeelding 6
De Roemeen Eugen Polianski was S.D.-Wachmann. Hij was slager van beroep. Hij werd in 1943 verplicht tewerkgesteld in Berlijn. Hij deserteerde, werd gearresteerd en mocht vervolgens kiezen uit gevangenisstraf of dienst nemen in het Duitse leger. Hij koos voor het laatste. Hij kreeg een militaire opleiding en werd in oktober 1944 in Heerenveen geplaatst. Hij trad tijdens razzia’s hardhandig op, hij sloeg veelvuldig met de kolf van zijn geweer. (foto uit de collectie van het Bundesarchif in Berlijn)

Posted in 22 november 1944, Onderduikershol, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Dörk Kist vumooidde Jan van der Helm

In de Hoogeveensche Courant van 4 februari 2022 verscheen van de amateurhistoricus Albert Metselaar het bijzonder goed geschreven en solide bericht ‘Dodelijke samenloop van omstandigheden’ over de op 7 en 8 februari 1945 gepleegde moord op de in Wittelte geboren Jan van der Helm en de jood Szaya Reiner. 

Moscou, 7 en 8 februari 1945
Dodelijke samenloop van omstandigheden
Nieuw-Moscou – Wie een steen in de vijver gooit, krijgt kringen die zich van klein naar groot uitspreiden. Ligt er iets wat ze kan keren, kun ja rimpels op onverwachte manier terugkrijgen of iets op gang brengen waar je ook niet op had gerekend. In de zomer van 1943 was met name de KP-Nieuwlande actief met de brandstichtingen in en rond de gemeente Hoogeveen.
Geruchtmakend was de brand bij Jan Kist, boerenleider van de Landstand, een organisatie waarvan iedere landbouwer en veehouder verplicht lid moest worden. Brand was gemakkelijk te stichten en de effecten onder de bevolking groot. De bezetter heeft gedurende deze Tweede Wereldoorlog ingespeeld op de angst en ervaren terreur, waardoor het leven van de N.S.B.’ers en andere pro-Duitse Nederlanders onzeker werd. De N.S.B.’ers werden bewapend, voor wie dat wilde, en ingedeeld bij een afdeling van de Landwacht. Dat was een vorm van hulppolitie. Ze werden ingezet bij straatcontroles en huiszoekingen, in ieder geval tegen de Nederlandse bevolking die vasthield aan een vrij Nederland. Eén van hen was Derk Kist, een gekwetste zoon van Jan Kist. Bang en kwaad tegelijk. Dát is geen excuus voor wat er gebeurde, maar wel een verklaring voor wat er kon gebeuren, toen Derk in een onverwachte situatie terechtkwam. Het ontsloeg Derk niet van zijn verantwoordelijkheid voor zijn daad ….
Jan van der Helm en Jo Moes hadden onderduikers in hun woning. We kennen het pand nog steeds. Zuideropgaande 154. Het was de joodse familie Reiner, later Rinat genoemd, met een pleegzoon, en er waren enige tijd twee zussen, de dames Hoepelmans. De zussen gingen door naar de buurman, meester Pennings. Op 7 februari 1945 was Jo boodschappen aan het doen. Derk Kist kwam aan de deur van de boerderij, samen met zijn directe leidinggevende Landwachter, Jan Scholing. De deur zat op slot. Er klonk wel wat gestommel op de deel. Ze liepen om het pand. Jan van der Helm werkte achter zijn boerderij op het land, met zijn paard en had zijn oudste zoontje bij zich. Een kleine jongen, die voor zijn leeftijd veel te veel te zien en te horen kreeg. Derk Kist en Jan Scholing liepen naar het land bij de Riegshoogtendijk. Ze zeiden dat ze het paardentuig in beslag zouden nemen. Jan van der Helm weigerde dat niet, wat zou hem dat opleveren, hij had onderduikers te beschermen. Toen kwam de vraag hoe het kon dat er toch mensen in huis werden gehoord, terwijl de deur op slot zat.
Jan van der Helm wist dat er huiszoeking zou komen. Hij zette het op een lopen, westwaarts, naar de familie aan de nabijgelegen Wijdewijk. Aan die wijk haalde een kogel hem in. Derk Kist had hem doodgeschoten. Onder leiding van de S.S.ér Karl Robbertsen zorgde een flinke groep Landwachters voor doorzoeking van de boerderij. De familie Reiner werd gevonden, evenals de pleegzoon. Het ging er hard aan toe bij de verhoren. Er werd een radio gevonden. Het ging er nog harder aan toe. Vader Szaya Reiner werd in elkaar geslagen naast de achterdeur van de boerderij, op het ‘straotie’ tussen de boerderij en het stookhok. Daar werd hij uiteindelijk doodgeschoten, toen de S.S. niet meer verwachtte dat er wat informatie uit hem zou komen. De moordenaar had bekend, tegenover Offeringa van de Marechaussee en de Politieke Opsporings Dienst van Hoogeveen/Hollandscheveld. We lezen in een Zeeuwse Courant (daar is hij veroordeeld in 1949):
‘In burger gekleed en strak, bijna verbeten kijkend, verscheen woensdagmorgen de 45-jarige Karl Wilhelm Frans Klünner, verdacht van handelingen, in strijd met de wetten en gebruiken van de oorlog en de menselijkheid, voor het Bijzonder Gerechtshof te Middelburg. (….) De gedragingen van Klünner in Hoogeveen waren onderzocht door de opperwachtmeester der Koninklijke Mareschaussee, Offeringa. Verdachte had tegenover hem erkend, dat, toen op een boerderij in Hollandscheveld, een Joodse familie was ontdekt, hij -tezamen met zijn confrater Karl Lamm- de man (zekere Szaya Reiner) tegen de muur had gezet en hem van dichtbij met een pistool had doodgeschoten.’
De naam van de eigenaar van de radio stond erop geschreven. Zo kwam er op 8 februari 1945 een inval bij meester Pennings. Man en vrouw gingen mee voor verhoor, de onderduiksters werden niet gevonden, en een vrouw uit de buurt werd gevraagd om op de kinderen te passen. Ze vond de dames Hoepelman, toen ze een slaapkamer binnen ging. De vrouwen kregen geen bescherming van de oppas, een kraamverzorgster. Nee, deze meldde het bij de S.S.’er Karl Robbertsen, en dat leidde tot hun arrestatie.
Oorlog overleefdde 
De familie Reiner, de pleegzoon en de dames Hoepelman hebben de oorlog overleefd in kamp Westerborg. Er gingen geen treinen meer naar de vernietigingskampen. Het late tijdstip in oorlogstijd was hun overlevingskans. Voor Jo Moes en de onderduikers hield de pijn van de oorlog eigenlijk nooit op, al wisten ze wel weer een draai te geven aan hun leven. Jo hertrouwde met Reinder van der Helm, de broer van haar eerste man. De daders werden veroordeeld. Bij de verhoren was uiteindelijk ook de S.S.’er Auke Pattist nog betrokken geweest. Hij ontsnapte en zat zijn levenstijd uit in Spanje, waar hij een talenbureau had.
Al vrij snel na de oorlog kreeg Jo Moes, de weduwe van Jan van der Helm, het eerste huldebetoon onder ogen, voor haar rol van vrouw in het verzet. In april 1946 zond het Joods Nationaal Fonds een briefje rond, waarin werd aangekondigd dat in het voormalige Palestina een boomplanting ‘te Uwer ere’ zou plaatsvinden. ‘Het verheugd ons u te kunnen mede delen dat uw Joodse kennissen gemeend hebben, ook uw naam aan een deel van het woud te moeten verbinden, in herinnering aan de gezamenlijk doorstane moeilijkheden tijdens de bezetting van Nederland.’ Lea Reiner-Goldsberg plantte een boom voor Johanna van der Helm, zo toonde een bijbehorend diploma. Ze plantte ook een boom voor Jan van der Helm.
In 1967 is Jo op uitnodiging van de beide zonen van de familie Reiner op bezoek geweest in Israël. Het werd een onvergetelijke reis. Tijdens deze reis plantte ze ook zelf een boom voor Jan.
Hoogste eer
Op 27 mei 1969 viel Jo de hoogste eer ten dele die de staat Israël voor hulp aan onderduikers kan betonen. Ze kreeg met nog tien andere Nederlanders de Yad Vashem onderscheiding. De onderscheiding bestaat uit een oorkonde en een speciaal voor dat doel geslagen medaille, waarop symbolisch tot uitdrukking wordt gebracht de woorden uit de Talmoed: ‘Wie een enkel leven redt, redt de gehele wereld’. De plaats van redding is nog steeds in Moscou, nu Nieuw-Moscou, aanwezig. Hopelijk tot in lengte van dagen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Het gebeurde vaak dat ‘fouten in de oorlog’ werden wegeknooid door het verzet, dus de dwingende raad kregen de streek waar ze hun wandaden pleegden, te verlaten. Jan Kist is geboren op 30 juli 1887 in Avereest. Hij is overleden op 2 januari 1954 in Kerkrade in Limburg. Derk Kist is geboren op 10 maart 1914 in Thorne in Engeland. Hij is in 1977 op 62-jarige leeftijd overleden in Westerhaar in Overijssel.
Johanna (Jo) Moes is geboren op 12 februari 1918 in Zuidwolde. Zij is overleden op 14 april 2008 in Deever. Zij hertrouwde op 11 mei 1949 in Hoogeveen met Reinder van der Helm, broer van Jan van der Helm. Reinder van der Helm is geboren op 5 augustus 1924 in Oll’ndeever. Hij is overleden op 29 augustus 2012 op 88-jarige leeftijd in Ruinen. De redactie weet niet of zij zijn begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever of elders of dat zij zijn gecremeerd.
Reinder van der Helm en Johanna (Jo) Moes hebben na de Tweede Wereldoorlog een boerderij gehad in Oll’ndeever. Na hun pensionering als boer en boerin hebben ze vele jaren an de Brinkstroate in Deever gewoond.


Posted in Alle Deeversen, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Die fatale seu’mde febewoari in Kaark’nveld

In het Nieuwblad van Friesland (Hepkema’s Courant) verscheen op 8 december 1948 een verslag van de behandeling door het bijzondere gerechtshof in Leeuwarden inzake het drama van Kerkenveld, waarbij de in Oll’ndeever geboren Jan van der Helm en de joodse onderduiker Szaya Reiner werden vermoord.

Bijzonder Gerechtshof Leeuwarden
Een landwachterstrijd in Drente
De behandeling van drie landwachterszaken uit Drente uit de gehele dag in beslag, waarvan de eerste, tegen Derk Kist, 33 jaar landbouwer te Hollandscheveld, voor onbepaalde tijd werd geschorst, daar een aantal getuigen niet was verschenen. Doch hetgeen kwam vast te staan, was al erg genoeg.
Het drama te Kerkenveld
Zo vertelden de heer en mevrouw Jonkman te Kerkenveld (Zuidwolde) van een dram, dat zich onder hun ogen had afgespeeld. Beiden waren op de Riegshoogtendijk, op weg naar hun zoon, toen zij een paar landwachters zagen. De vrouw besloot terug te gaan om de onderduikers thuis te waarschuwen. Doch zover kwam het niet. Nu wijlen de heer Jan van der Helm werd genoodzaakt het tuig van zijn paard, waarmee hij op ’t land werkzaamheden verrichtte, in te leveren. Hij wierp het de landwachters voor de voeten. Toen hij in de gaten kreeg, dat ze hem wilden arresteren, nam hij de vlucht, achtervolgd door verdachte met de karabijn in de aanslag, waaruit hij een viertal schoten loste, ten gevolge waarvan Jan van der Helm in de borst werd getroffen en onmiddellijk overleed. Een slagader was geraakt. Mevrouw Jonkman had nog gehoord: ‘Sta stil, of ik schiet.’
‘Daar ligt hij; hij is dood’, had verdachte zeer opgewonden uitgeroepen.
Naar het oordeel van de heer A. Bijl, los arbeider te Hollandscheveld, was het laatste schot op ongeveer 50 meter van het slachtoffer gelost.
Dokter Reynierse te Hollandscheveld, die toegang kreeg tot de woning van Jan van der Helm, om op verzoek van de politie de doodschouw te verrichten, ontdekte in het huis ook nog een persoon van Joodschen bloede, die was overleden. Ook lag er nog een pleegzoon van dit slachtoffer zwaar gewond op de vloer. De dokter adviseerde het jongmens naar een ziekenhuis te vervoeren.
Verdachte was vóór het misdrijf bij de woning van Jan van der Helm geweest om paardentuigen te vorderen.
De President verweet verdachte, dat hij de Duitsers had gewaarschuwd om op de boerderij te komen, terwijl hij wist, dat er onderduikers waren. De S.D. had gelast de Jood dood te schieten. Later hadden zij de boerderij geplunderd en de goederen onderling verdeeld. Kist had nog meer op zijn kerfstok. ……
De volgende zaak betrof die van Jan Scholing, 37 jaar, landarbeider te Hollandscheveld, de commandant van de plaatselijke landwacht. Deze was ook bij de bovengenoemde acties betrokken.
President: ‘U bent de oorzaak, dat de Jood ten huize van Jan van der Helm om het leven kwam. Al waart ge landwachter, toch had ge bij de burgemeester moeten verzwijgen, dat er een Jood in huis was.
Verdachte zou zich na de moord uit de landwacht hebben teruggetrokken.
De procureur-fiscaal vorderde 12 jaar. De oorzaak van het hele drama was het optreden van de verdachte. Bovendien heeft verdachte nog in burger dienst gedaan bij de begrafenis van Jan van der Helm om te kunnen optreden tegen terroristen.
De derde landwachter was Jacobus Oostindiën, 34 jaar, landarbeider te Hoogeveen, die beroepslandwachter was en werd bevorderd tot onderschaarleider en sectiecommandant. Deze was ook bij enkele van bovengenoemde misdrijven betrokken, ook bij de plundering van de woning van Jan van der Helm. …..
Bovendien had hij ten huize van Jan van der Helm de man van Joodschen bloede nog gevraagd of hij een Jood was. Na een tweede vraag erkende de man zulks. Daarna had men hem gedood.
De procureur-fiscaal vorderde 8 jaar.
Nadat er twee doden waren gevallen, nam hij deel aan de rooftocht, zo merkte de spreker op.
Uitspraak 21 december aanstaande.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Jan van der Helm is geboren op 15 augustus 1911 in Wittelte. Hij is vermoord op 7 februari 1945 in Hollandscheveld.
De redactie heeft in enige berichten aandacht besteed aan Jan van der Hem.
Zie bijvoorbeeld het bericht Wie was toch die Jan van der Helm ?.

Posted in Alle Deeversen, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

De kiender van de skoele op Woater’n in 1948 (?)

Vijfenzestig leerlingen en twee onderwijzers (moest deze school het doen met twee onderwijzers ?) van de openbare lagere school op Woater’n (an de aandere kaante van de Deeverse bos) zijn in de periode 1946-1948 op het schoolplein bij de school op de foto gezet.
Deze mooie scherpe foto moet -gelet op de kale boom- laat in het najaar, in de winter of vroeg in het voorjaar zijn gemaakt. Maar de grote vraag en de grote puzzel is in welk jaar deze foto is gemaakt ? Om dat uit te kunnen zoeken moet van elke leerling de geboortedatum bekend zijn.

Op de bovenste rij zijn links naar rechts te zien:

01.  Piet Jongsma
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

02.  Albert (Appie) Groen
Hij is geboren op 20 juni 1937 op Zorgvliet. Hij is overleden op 26 april 2021 in Smithers, British Columbia, Canada. Hij is een zoon van Hendrikus Groen en Aaltje Donker.
De redactie moet in de openbare bronnen nog op zoek naar meer gegevens van hem.

03.  Egbert Marinus Urff
Hij is geboren op 6 september 1934. Hij is overleden op 12 september 1986. Hij is begraven op de kaarkhof op Zorgvliet. Hij was getrouwd met Aaltje Vieroven. Zij is geboren op 20 januari 1902. Zij is overleden op 7 juli 1996. Zij is begraven op de kaarkhof op Zorgvliet.
De redactie moet in de openbare bronnen nog op zoek naar meer gegevens van hem.

04.  Sieger de Vries
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

05.  Evert Hof
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

06.  Hendrik (Henk) Goettsch
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

07.  Edy (Eddie) Jongstra
Hij is geboren in 1934. Hij was een goede amateur-wielrenner. Hij was ondermeer kampioen van de vier noordelijke provincies. Hij is een zoon van Eesge Jongstra en Trijntje Hoekstra.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

08.  Rink Betten
Hij is geboren in juni 1936 op Zorgvlied. Hij is een zoon van Andries Betten en Tjitske Pijpstra.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

09.  Martinus Hummel
Hij is een zoon van het zeer kinderrijke echtpaar Molle Hummel en Geesje Kloesen.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

10.  Ko Stuiver
Zijn vader werkte op de zuivelfabriek van Elsloo.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

11.  Harm Hummel
Hij is een zoon van het zeer kinderrijke echtpaar Molle Hummel en Geesje Kloesen.

Op de tweede rij (van boven af gezien) staan van links naar rechts:

12.  Hinderkien (Hennie) van Loenen
Zij is geboren op 17 maart 1932. Zij is op 76-jarige leeftijd overleden op 27 juli 2008.
Zij was getrouwd met Reint Veenstra.
Aanvullende gegevens moeten nog worden uitgezocht.

13.  Rennie Mailly
Haar vader werkte op de zuivelfabriek in Elsloo.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

14.  Eefje Jongsma
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

15.  Onherkenbare leerling in de achtergrond
Wie zou het toch kunnen zijn ? Is het een onderwijzer ?
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

16.  Juffrouw Naleke Bos-Evers (?)
Zij is geboren op 9 juli 1893. Zij is overleden op 27 december 1978.
Zij was getrouwd met Jan Geert Bos, die is geboren 17 augustus 1889 en is overleden op 3 oktober 1958.

17.  Sietske Krans
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

18.  Henk (Henkie) Krans
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

19.  Hendrikje (Hennie) Hof (?)
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

20.  Annie van Opzeeland
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

21.  Brechtje de Boer
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

22.  Sijke de Vries
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

23.  Lientje Kievit
Haar vader was tractorchauffeur.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

24.  Klazina Groen
Zij is geboren op 15 augustus 1938 op Zorgvliet. Zij is een dochter van Hendrikus Groen en Aaltje Donker. Zij is overleden op 7 januari 2023 in Emmen.
De redactie moet in de openbare bronnen nog op zoek naar meer gegevens van hem.

25.  Roelie Mulder
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

26.  Janna Hunneman
Zij was een zuster van Wijnand Hunneman en Hilligje (Hillie) Hunneman.
Zij was getrouwd met Harm van Nijen.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

27.  Aaltje de Vries
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

28.  Hillie Mulder
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

29.  Margje Tjassing
Zij is een dochter van Franke Tjassing en Tinie Boerhof.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

30.  Alberdina Wieldraaier
Haar vader was boer.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

31.  Hendrica Adriana van Loenen (of Berendina ?)
Hedrica Adriana is geboren op 11 januari 1936, Berendina is geboren op 6 mei 1937.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

32.  Geertje Dijkstra
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

33.  Meester Hendrik (Henk) Onstee (met hoed)
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

Op de tweede rij (van onder af gezien) staan van links naar rechts:

34.  Grietje Mailly
Zij is geboren op 2 mei 1943 op Zorgvlied.
Zij is getrouwd met Jan de Vecht, die is geboren op 28 april 1941.
Zij is verkoopster in Steenwijk geweest.
Gegevens moeten nog verder worden uitgezocht.

35.  Willie Jongsma
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

36.  Geertje Hofman
Zij is overleden op ……. Zij was getrouwd met Mans Nijsingh uut Deever.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

37.  Hillie Terpstra
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

38.  Aaltje Sikkema
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

39.  Sietske Visser
Zij is een dochter van winkelier Hidde Visser en Trijntje Dijkstra.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

40.  Geesje Hummel
Zij is een dochter van het zeer kinderrijke echtpaar Molle Hummel en Geesje Kloesen.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

41.  Baukje Donker
Zij is geboren op ..-..-1938. Zij is overleden op ..-..-2014.
Zij is een dochter van Jan Donker en Ida Schipper.

42.  Lena Meijerink
Zij is geboren op 15 mei 1937.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

43.  Margje Goettsch
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

44.  Annie Benthem
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

45.  Leentje (Lenie) Oostra
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

46.  Jacoba (Cobie) Hummel
Zij is een dochter van het zeer kinderrijke echtpaar Molle Hummel en Geesje Kloesen.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

47.  Geesje Vrieling
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

48.  Akke Wieldraaier
Haar vader was boer.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

49.  Hennie Tjassing
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

50.  Marietje Mulder
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

Op de onderste rij liggen op de knieën van links naar rechts:

51.  Hendrik (Henk) Meijerink
Hij is geboren op 2 april 1940. Hij is overleden op 24 september 1972.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

52.  Jelke de Boer
Hij woonde in de boerderij waar eerder Fokke Dieuwko Lindeboom woonde.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

53.  Georgius (Jurrie) Hendrikus Meijerink
Hij is geboren op 19 oktober 1938.
Hij is vernoemd naar zijn grootvader Georgius (Jurrie) Hendrikus Bos.
Hij woont op Zorgvlied.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

54.  Dirk Landman
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

55.  Piet Meijerink
Hij is geboren op 5 december 1939.

56.  Jacob Oostra
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

57.  Albert (Appie) Ekkels
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

58.  Molle Hummel
Hij is een zoon van het zeer kinderrijke echtpaar Molle Hummel en Geesje Kloesen.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

59.  Cornelis (Cor) Goettsch
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

60.  Egbert Vrieling
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

61.  ….. Landman
Wat is zijn voornaam  ?
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

62.  Menno Wieringa
Hij woonde aan de weg naar Appelscha.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

63.  Dries Wieldraaier
Zijn vader was boer.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

64.  Klaasje Hunneman
Zij is geen zuster van Janna Hunneman.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

65.  Tjitske Wieldraaier
Haar vader was boer.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

66.  Roelof Krans
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

67.  Foeke Dijkstra
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Dievers Archief kan de redactie bijzonder behulpzaam zijn met het controleren en het aanvullen van de gegevens van de leerlingen en de onderwijzers van de Openbare Lagere School op Woater’n, die te zien zijn op bijgaande schoolfoto, die omstreeks 1948 is gemaakt.
Als Edy (Eddie) Jongstra (geboren in 1934) op de foto 12 jaar is, dan zal de foto omstreeks 1946 zijn gemaakt. Als Edy Jongstra op de foto 14 jaar (gingen de kinderen toen nog tot hun veertiende naar de lagere school ?) is, dan zal de foto omstreeks 1948 zijn gemaakt.
Heel veel gegevens van de leerlingen en de onderwijzers ontbreken helaas nog.
De redactie zoekt daarom alle gegevens van de genoemde leerlingen en heeft bijvoorbeeld de volgende vragen:
– waren dit alle leerlingen van het betreffende schooljaar;
– staat de juiste naam bij de juiste leerling;
– geboortedatum van de leerling;
– of de leerling nog in leven is;
– voornamen en roepnaam van de leerling;
– naam van de ouders van de leerling;
– waar woonde de leerling;
– waar woont de leerling nu;
– mogelijk andere interessante gegevens.

Posted in Alle Deeversen, De aandere kaante van de Deeverse bos, Woaterse skoele | Leave a comment

Ut lee’mswaark van mr. A.C. van Daalen

Het artikel ‘Een levenwerk’ van de onbenoemde journalist D …… is gepubliceerd op 19 september 1925 in nummer 38, jaargang 51 van het blad Eigen Haard. Het artikel is zonder bronvermelding ook al een keer in helaas bewerkte vorm in 2008 als een flinke bladvulling opgenomen in het papieren blad Opraekelen, deels in nummer 08/2 en deels in nummer 08/3 van de heemkundige vereniging uut Deever.

Wij waren in Dieverbrug. Als ge geen lid bent van de Vrijzinnige Christelijke Studenten Bond of de Nederlandse Tenten Kampeer Vereniging zult ge, vrees ik, het wijze voorhoofd rimpelen en trachten, den geest te scherpen, om u te herinneren, waar een plaats van dien naam in ons land wel ligt.
’t Is waar, ’t ligt afgelegen, dat zult ge moeten toestemmen, tenzij ge een plaatsje, dat een uur stoomtramhobbelen buiten het Drentsche stadje Meppel ligt tot de gemakkelijk te bereiken plaatsen rekent.
Een paar maal per dag brengt het trammetje een enkelen reiziger, wat postzaken, een pakje, en door het kanaal varen de schepen af en aan. Dat is zoo de communicatie met de buitenwereld, waaronder in de eerste plaats te verstaan zijn het reeds genoemde Meppel en het nog verder af liggende Assen. Tusschen die twee, aan de Drentsche Hoofd- of Smildervaart ligt Dieverbrug.
De naam doet veronderstellen, dat er ook wel een plaatsje Diever zal zijn en dat is zoo. Twintig minuten verder de rimboe in ligt het dorp. Men bereikt het langs een landweg met praehistorische rariteiten als een tol en als tegenhanger electrische verlichting. Wat kinderen kijken de wandelaar verbaasd aan, die door hun dorp stapt en ’t vrouwtje in ’t winkeltje, dat prentbriefkaarten verkoopt, kan niet nalaten eens te informeren: vanwaar en waarheen ?
Och heere, zult ge zeggen. Wacht wat! We moeten het dorp nog door en links zien we al dra de oneindigheid van ’t Drentsche landschap.
Rechts liggen de villa’s van den dokter en den burgemeester. Dan begint ook aan dezen kant de wijde natuur….. maar nu leidt een zandpad naar rechts. ‘Berkenheuvel’ staat op het bordje, en nu naderen we het doel der reis. Daar ligt reeds de boschwachterswoning in de schaduw van wat boomen, aan den ingang van het landgoed, dat niemand zal aarzelen, een levenswerk te noemen.
Bosch en nog eens bosch is wat ge hier ziet en als ge vraagt, waar dat levenswerk dan wel in zit, behoef ik u slechts te wijzen juist op dat bosch. Want wie hier een halve eeuw geleden doolde – och, ’t zal niet veel anders geweest zijn dan een schaapherder, een strooper, een landlooper – nog zand, zand en nog eens zand, ter afwisseling misschien een beetje hei of een heideplas, maar voor ’t overige zandverstuivingen, binnenduinen, opgewaaide en zich verplaatsende heuvels, een oord van dorre verlatenheid.
Hier, op deze geblakerde dan wel grimmig ijzige omgeving – naarmate het zomer of winter was – was de aandacht gevallen van een paar mannen met pioniersbloed in de aderen. Voor ’t bekende bange gezicht kochten ze zeventig, vijf en zeventig jaar gelden een 700 H.A. grond.
Doel was, deze gronden te bebosschen. Er werden door deze heeren of hun opvolgers nieuwe complexen aangekocht, zoodat ten slotte een kleine 1400 H.A. in bezit van eenige particulieren kwam. Bebosschen dus. Maar het leek nog niet erg op wat men daaronder heden ten dage verstaat, nu boschbouwkundigen zich beijveren, uit ieder stukje grond te halen, wat er in zit, en geleerd hebben, met zooveel rekening te houden, wat de aandacht van den eenvoudigen arbeider ontsnapt.
Want boschbouw is – het hoeft in deze tijd, nu we alles wel weten, wat Staatsboschbeheer en de Heidemaatschappijen presteeren, bijna niet gezegd, – een zeer apart, zeer lastig en dikwijls weinig rendabel bedrijf, dat buitengewone toewijding en zeer veel vakkennis vraagt, en tot die overtuiging, beter gezegd tot die door ondervinding gesteunde wetenschap was men driekwart eeuw geleden nog niet gekomen. De boschbaas en zijn arbeiders plantten waar een plek hun geschikt leek en de uitkomst bewees dat wat dikwijls een gunstige plaats had geschenen, maar gansch niet beantwoordde aan de verwachtingen…… Wat er meer van te zeggen ? Met vallen en opstaan leert men loopen en dat in een particulier bedrijf in het midden van de vorige eeuw in de binnenlanden van Drente nu niet altijd de methoden werden gevolgd, die thans, vijf en zeventig jaar later zouden worden uitgevoerd, ligt voor de hand.
Ja, ook de meer moderne opvattingen, die het richtsnoer waren voor het bedrijf gedurende de laatste jaren konden de gevolgen niet geheel ongedaan maken. En dat moge voor den eigenaar minder voordeelig zijn,voor het landschap heeft het wel degelijk zijn profijten opgeleverd. We bedoelen dit: Een boschbedrijf zonder meer is tot in alle onderdeelen ingericht op de rente, die het bosch moet opleveren. Hier een perceel éénjarig hout, daar twééjarig, daar driejarig, een eind verder dertig-, veertigjarig, liefst zoo economisch aangelegd, dus niet al te grillig, niet al te natuurlijk zou men haast zeggen. Kijk, dat is Berkenheuvel nu juist helemaal niet: Het is een plek natuur geworden met al dat zorgelooze in den aanleg, met dien krachtigen groei, die weelderige vegetatie, die ten eenenmale doet vergeten, dat dit dan toch maar aangeplant is, door menschenhand aangebracht, door menschen onderhouden. Neen, daar lijkt het inderdaad niet veel op: Het is àl natuur, àl ongebreidelde groei. Het is een landschap geworden, overweldigend schoon, dit golvend terrein, overal, overal begroeid met dennen in diverse variëteiten met berken en ander geboomte. Neen, toch niet overal, want daar zijn ook complexen grond, die thans geschikt geworden zijn voor landbouw en veeteelt. Maar ’t allergrootste gedeelte van de 1350 H.A. is toch bosch geworden en wordt als zoodanig geëxploiteerd.
Wat voor 75 jaar nog woest en verlaten hier lag, is dus een vriendelijk landschap geworden. Waar ’t schrale zand zich op de vleugels van den wind telkenmale verplaatste, brengen bosschen, weiden en bouwland hun rente op. Uit de dorre aarde is een lachend stuk natuur opgebloeid. En hiermede komen we op het opschrift boven dit artikel. Een levenswerk ! Ja, dat is het toch wel geweest en het past hier, den naam te noemen van den man, die dertig jaar geleden den grond hier vond, slecht toebereid, ter nauwernood hier en daar van een armelijk boschje voorzien en voor ’t overige niets dan zand en heide. Een domein voor schapen en konijnen !
De nieuwe eigenaar, mr. A.C. van Daalen, was geen man van half werk. Hij wist van aanpakken en overtuigd, dat er hier aangepakt moest worden spaarde hij zichzelf niet en wist zijn helpers te bewegen tot een krachtsinspanning, die al spoedig het geel van het zand en het grauw en paars van de heide deed verkeeren in het frissche groen der eerste aanplantingen. Wat al belofte zat er in die gronden, die stilaan bedekt werden met opgroeiend geboomte, wat al vooruitgang kon ieder jaar worden geconstateerd, gestadige – schoon langzame – vooruitgang.
Zie, dat is nu gemakkelijk neergeschreven, maar wanneer men denkt aan alle moeite die overwonnen, alle bezwaren, die op zij gezet, alle tegenwerking, die geneutraliseerd moest worden, voordat ‘Berkenheuvel’ zijn naam met ere droeg, dan rijst toch wel een grote bewondering voor deze landgenoot, die met een ijzeren doorzettingsvermogen deze 1350 hectare zand in cultuur wist te brengen.
Er was een heel gezelschap zaterdag 5 september in Diever bijeen. Hier mogen genoemd worden de heren mr. J.T. Linthorst Homan, commissaris der Koningin in Drenthe, E.D. van Dissel, inspecteur van het Staatbosbeheer, J.P. van Lonkhuyzen, directeur van de Nederlandse Heidemaatschappij, mr. P. van Tienhoven, voorzitter van de Nederlandse Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten, L.C. Steffelaar, secretaris-penningmeester van de A.N.W.B., leden van Gedeputeerde Staten en het Gemeentebestuur van de gemeente Diever en een deputatie uit het bestuur van de V.C.S.B., die hier zijn zomerkampen heeft.
Toen dit gezelschap verzameld was begaf men zich naar de plaats waar het monument zou onthuld worden en sprak de heer Van Daalen, na een woord ter begroeting te hebben gezegd, het volgende:
Hoe geheel anders zag het er hier

Aantekeningen van de redactie ut Deevers Archief
Dit artikel is nog niet helemaal overgetikt.
In het artikel zijn ook vier foto’s opgenomen. Deze moet hier ook nog worden geplaatst.

Posted in Deever, Landgoed Berkenheuvel | Leave a comment

Bee Bièrend Pik an de Kruusstroate in Deever

In het in 1999 verschenen fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ is als afbeelding 71 een afbeelding van een zwart-wit foto van Deeversen bij het café-biljart van Berend Slagter opgenomen. Deze foto is in 1936 gemaakt. In de tekst bij de afgebeelde foto is enige aandacht besteed aan de motor van Jan Slagter, het bedrijf van Berend Slagter en de personen op de afgebeelde foto. Een afbeelding van de betreffende bladzijde uit het fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ is in dit bericht opgenomen.

71 – Diever – Bij Berend Slagter in de Kruisstraat – 1936
Trots zit Jan Slagter op zijn 495 cc Super Sports Matchless Model V met het op 1 juli 1927 afgegeven kenteken D-5389. Het merk Matchless is voor mensen met scherpe ogen te lezen op het vlaggetje aan het stuur van de motor en is te herkennen aan het teken op de benzinetank. Het Engelse woord matchless betekent weergaloos, maar deze heel betaalbare en ongetwijfeld weergaloos goede motor werd hier gewoon de Mets genoemd. De mannen maken gebruik van een fiets met een handrem, die bij het aantrekken een rubberen blokje op de voorband duwde.
Rechts is het café-biljart van Berend Slagter (Berend Pik) te zien. Na een grote verbouwing verleenden Burgemeester en Wethouders op 2 april 1931 een vergunning voor de verkoop van sterke drank in de gelagkamer en de aangrenzende zaal. Aan de in palen bevestigde buizen voor het café werd tijdens marktdagen het vee vastgebonden. In het voorste deel van de uitbouw van het café bevond zich het winkeltje van de rijwielhandel van Berend Slagter. Voor de ramen lagen onder meer lampen en fietstassen. Het achterste deel van de uitbouw was de opkamer boven de kelder. In het met fraaie geëmailleerde reclameborden versierde gebouwtje op de achtergrond was de werkplaats voor het herstellen van rijwielen gevestigd. Op de foto is bovendien de met de hand te bedienen benzinepomp te zien. De benzine was van het merk Standard van de oliemaatschappij Standard Oil, afgekort SO, later Esso.
Links op de foto is Johannes Mulder Tzn. te zien. Bij Jan Slagter achter op de motor zit zijn zuster Alberdina, met klompen en alpinopet. Naast haar staat Annigje Gritter, dochter van Jannes Gritter en Immigje van den Berg. Naast Annigje staat haar oom, de pijprokende Jan van de Berg. De kinderen zijn Gerard en Lammigje van klompenmaker Harm Pook en zijn vrouw Jannetje Dul.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Jannes Gritter is geboren op 23 januari 1890 in Uffelte. Hij is overleden op 20 mei 1955 in Dwingel. Hij trouwde op 15 september 1916 met Immigje van den Berg. Zij is geboren op 30 maart 1898 in Uffelte.
Annigje Gritter is het oudste van de zes kinderen van Jannes Gritter en Immigje van den Berg. Zij is geboren op 13 december 1916 in Uffelte. Zij is overleden op 6 april 2002 in Beilen.
De redactie moet nog op zoek naar gegevens van de andere personen, die te zien zijn op de hier afgebeelde foto.
De afgebeelde foto -voorwaar een echt topstuk- was aanwezig in de verzameling van mevrouw Alberdina Doorten-Slagter. Na haar overlijden is haar verzameling foto’s bij allesverzamelaar Jans Roelof Tabak in de Aachterstroate in Deever terecht gekomen. Na het overlijden van Jans Roelof Tabak is de verzameling foto’s van Alberdina Doorten-Slagter bij het leeghalen van de woning van Jans Roelof Tabak hoogstwaarschijnlijk samen met vele andere historisch waardevolle paperassen in de afvalcontainer onterecht gekomen. Een gevalletje van wel heel erg helaas. De grote vraag is natuurlijk hoe dit voorkomen had kunnen worden.
In het op vrijdag 9 juli 2021 uitgegeven ‘must have’ Magnus Opus Fragmenten Uit Het Verleden Van De Vroegere Gemeente Diever van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever is in het hoofdstuk Diever op bladzijde 497 een afbeelding van de hier afgebeelde foto opgenomen.
De redactie heeft bijgaande kleurenfoto gemaakt op vrijdag 28 november 2020.
De redactie zal te gelegener tijd een aantal andere zelfgemaakte kleurenfoto van de huidige situatie ter plekke aan dit bericht toevoegen.

Posted in Alle Deeversen, D-nummer, Diever, ie bint 't wel ..., Olde moter, Topstuk | Leave a comment

De doodgraèver mag gien vee weid’n op de kaarkhof

De gemeenteraad van Diever stelde op 24 december 1869 in zijn openbare vergadering een instructie voor het handelen van de gemeentelijke doodgraver-opzichter in perk A van de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever vast. Zie het navolgende bericht.

De Raad der gemeente Diever heeft besloten vast te stellen de navolgende instructie voor den doodgraver-opzichter der begraafplaats te Diever:

Artikel 1
Voor de burgerlijke begraafplaats te Diever wordt een doodgraver aangesteld, die met het delven en het digt maken der graven is belast.
Artikel 2
Hij geniet een bezoldiging als bij de aanvaarding zijner bediening is of wordt vastgesteld.
Artikel 3
Het is hem verboden boven zijn bezoldiging onder welke benoeming ook te vorderen of aan te nemen.
Artikel 4
Hij zal zijn betrekking met bescheidenheid waarnemen voor het bedrag der helpers die hij mocht nodig hebben en die door hem zullen worden aangenomen en betaald is hij steeds verantwoordelijk.
Artikel 5
Hij zorgt voor het effen en gelijk houden der begraafplaats, het afmaaien van het gras ten zijne behoeve en het schoonhouden van het middenpad.
Artikel 6
Hij zorgt voor de inregeling en indeling der begraafplaats volgens bestaande of nog te maken voorschriften behoorlijk worden in stand gehouden en opgevolgd.
Artikel 7
Het is hem verboden enig vee op de begraafplaats te laten weiden en daarop of op de omheining linten of andere voorwerpen neder te leggen of op te hangen.
Artikel 8
Hij zal den hoofd ingang der begraafplaats één uur voor ééne plaats hebbende begraving openen en een kwartier uur na afloop daarvan sluiten, overigens zal hij dien ingang niet anders openen dan met vergunning van den burgemeester of één der wethouders.
Artikel 9
Hij geeft nauwkeurig acht dat er geen ongeregeldheden op de begraafplaats worden gepleegd en geeft van de plaatshebbende overtredingen dadelijk kennis aan den burgemeester.
Artikel 10
Het is hem op straffe van dadelijke afzetting en onder mindere verdere straffen door de wet bepaald verboden iets hoegenaamd, het zij overblijfselen van lijken het zij van kisten uit éénig graf mee te nemen of aarde buiten de befraafplaats te vervoeren.
Artikel 11
Hij zal zorgen dat de graven intijds worden geopend en op de behoorlijke diepte gebragt. Hij zal echter geen graf mogen delven noch toestaan dat er een lijk op de begraafplaats worde gebragt voor en al eer hem is ter hand gesteld het permissie biljet bedoeld bij artikel 4 der wet van 10 april 1869 (Staatsblad nummer 56).
Artikel 12
Hij registreert deze biljetten en zend ze, na afloop van ieder jaar voor den 1 februarij aan burgemeester en wethouders.
Artikel 13
Onverminderd het bepaalde bij artikel 10 kan de doodgraver-opzichter wegens het niet behoorlijk na komen van de voorschriften dezer instructie en de overige reeds gemaakte of nog te maken toepasselijke wetten of reglementen uit zijne betrekking worden geschorst of daar uit ontslagen.

Gedaan ter openbare vergadering te Diever den 24 december 1869
De voorzitter, Van Roijen
De wethouder, L.S. S. Smidt

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie verwijst voor gegevens over burgemeester Stephanus van Roijen naar een Wikipedia-bladzijde. Was Sime de voornaam van de wethouder Smidt ? 

Op een gegeven moment zijn geen doden meer begraven in de beperkte ruimte van de kaarkhof bee de hervormde kaarke an de brink van Deever. Anders uitgedrukt: wanneer is perk A van de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever in gebruik genomen ? De redactie moet in het archief van de gemiente Deever zo mogelijk nog uitzoeken in welk jaar dat het geval is geweest.
Op een gegeven moment was de kaarkhof bee de kaarke an de brink van Deever vol. De afgescheiden (gereformeerde) kerk is in 1836 ontstaan. Wilden de afgescheidenen (gereformeerden) vanaf dat jaar hun doden niet meer bij de hervormden in de kaarkhof bee de hervormde kaarke an de brink van Deever ter aarde bestellen ?
De instructie voor de doodgraver-opzichter was ongetwijfeld bedoeld voor zijn werkzaamheden in perk A van de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever. Immers artikel 5 verplicht hem tot het schoonhouden van het middenpad. Artikel 7 verbiedt de doodgraver vee te weiden op de kaarkhof, maar dat is wel jammer, want het zou voor hem toch wel handig zijn geweest als een schaap of een paar schapen het gras in perk A kort hadden kunnen houden.
De redactie heeft de hier afgebeelde kleurenfoto van het nog steeds bestaande perk A op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever gemaakt op zaterdag 16 juni 2018.

Posted in Gemiente Deever, Kaarkhof an de Grönnegerweg | Leave a comment

De streek Wittelte is veule older dan 21 mei 1040

Boer en amateur-kunstenaar wijlen Jacob (Japie) Snoeken (de Snuuke) is de uitvinder en de bevlogen inrichter van het uiteraard niet-origineel-Saksische boerenbrinkje bij de door hem bewoonde boerderij an de Wittelerweg in Wittelte. Het is zijn grootste kunstwerk geworden. Alle grote ijstijdstenen, die waren gevonden op de Witteler essen, sleepte hij naar die vrije ruimte tegenover het huis waar de schoolmeesters van de Witteler skoele hebben gewoond. Het werd uiteindelijk een nogal vol namaakbrinkje: veel zwerfkeien, een vlaggestok, picknickbankjes, overkapte informatiepanelen, fietswielklemmen en wellicht nog wel meer dingen. Het belangrijkste voorwerp op deze goedbedoelde kunstbrink is een metalen gedenkplaat, die is vastgeschroefd aan de grootste zwerfkei, die staat in een oude betonnen regenputring op een terpje van zwerfkeitjes, wellicht afkomstig uit het bouwland van Japie de Snuuke op de Witteler es. Op de gedenkplaat staat de volgende tekst.

21 mei 1990 – Wittelte, 950 jaar
In een oorkonde van 21 mei 1040 werd Wittelte door de Duitse koning Hendrik III aan de bisschop Bernold van Utrecht geschonken. De koning had dit gebied teruggenomen van Uffo en zijn broeders, die veroordeeld waren wegens een gepleegde misdaad. Aangeboden door het gemeentebestuur van Diever.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De Duitse koning Hendrik III gaf zijn leengebiedje Wittelte op 21 mei 1040 (om (geo)politieke redenen ?) cadeau aan de bisschop van Utrecht. Het wingebiedje Wittelte moet dan al veel langer hebben bestaan. De redactie schat in dat dit ten minste wel honderd en vijftig jaren is geweest. Derhalve bestond op 21 mei 1990 de streek Wittelte ten minste al 1100 jaren ! En op 21 mei 2022 bestond Wittelte ten minste al 1132 jaren ! Tempus fugit ! Bedaankt Japie, moar ut is tied veur un skier nee bröt.

Afbeelding 1 – Witteler brink – Foto © Gert Hardeman, 27 april 2020, webstee ghardeman.nl
Afbeelding 2 – Witteler brink – Foto © Gert Hardeman, 27 april 2020, webstee ghardeman.nl

Afbeelding 3 – Witteler brink – Foto © Gert Hardeman, 27 april 2020, webstee ghardeman.nl

Posted in Wittelte | Leave a comment

In Deever agin neet un staandbeeld veur ut spittertie

In de rubriek Dagweek Regio van het Nieuwsblad van het Noorden verscheen op zaterdag 10 maart 1984 het volgende artikel ter gelegenheid van de honderste geboortedag van professor dr. Albert Egges van Giffen. Hij werd op 14 maart 1884 geboren in Noordhorn in Groningen.

Drenthe: archeologisch de best onderzochte provincie
Honderd jaar geleden werd de vermaarde professor Van Giffen geboren. Een man die een groot deel van zijn leven zou doorbrengen in de Drentse gronden. Van hem wordt dan ook gezegd dat de mensen óp de grond hem minder interesseerden dan die er al duizenden jaren ónder lagen.

Woensdag 14 maart is het honderd jaar geleden dat Albert Egges van Giffen in het Groningse Noordhorn werd geboren. In Drente werd hij later geëerd als Drentes Grote Archeoloog. Een bescheiden titel voor zo’n wereldberoemd man, die in mei 1973 te Diever overleed. Een groot deel van zijn leven heeft hij gewroet in de grond van De Olde Landschap, op zoek naar sporen van onze voorvaderen. Honderden grafheuvels, urnenvelden en tientallen hunnebedden werden door hem minutieus onderzocht, waarbij hij een ongekende schat aan gegevens en voorwerpen boven de grond haalde en internationale erkenning verwierf. Wat bezielde deze man, die zelf als laatste Drent in een grafheuvel begraven wilde worden ?
Dat Albert Egges van Giffen bijna 90 jaar oud werd, mag een wonder heten. Mensen die met hem samen gewerkt hebben weten te vertellen dat hij een ‘ongeluk’ op de openbare weg was. De nu 87-jarige J. Lanting uit Vries, die 52 jaar zijn voorgraver is geweest zegt: ‘Ooh…, hij was zo’n drukke man. Hij vloog altijd met de auto, en voor de oorlog ook al op de motor. Toen trokken wij er samen met de motor op uit. Hij voorop en ik achterop. Bij mij bond hij een zware fotocamera van één bij een halve meter op de rug en daarnaast nog de landmeterstokken. Iedereen keek ons aan als wij zo door Drente stoven ! Altijd was Van Giffen bezig met wat nog gebeuren moest. Links en rechts zat hij om zich heen te kijken of hij niet nog een grafheuvel ontdekte. En als hij ééntje gezien meende te hebben zei hij: ‘Jan, daar moeten we binnenkort ook nog eens naar toe.’ Ik zei dan maar gauw van ‘Ja.’ en ‘Kijk maar voor je.’ De oud-burgemeester van Sleen, mr. G.A. Bontekoe, zegt over de rijkunst van Van Giffen: ‘Ik zat graag bij hem in de auto, want hij kon boeiend vertellen. Maar ik zat het liefst wel zelf achter het stuur.’
Het ietwat roekeloze en snelle autorijden van Van Giffen en zijn onophoudelijk zoeken naar en veiligstellen van oudheidkundige gegevens in grafheuvels en hunnebedden lijken logisch in elkaars verlengde te liggen. In de Nieuwe Drentse Volksalmanak van 1918 waarschuwde hij er al voor dat veel oudheidkundig materiaal verloren dreigde te gaan, vanwege de afgravingen en ontginningen van het Drentse platteland.
‘Waarlijk, wanneer men jaar op jaar het oude Drentse land zijn oorspronkelijke karakter in steeds sneller tempo ziet verliezen, ja waarlijk, dan moet de oudheidvorscher wel zeggen: ‘Periculum est in mora; carpe diem.’ Hetgeen zoveel betekent als: ‘Uitstel is gevaarlijk; terstond aan de slag.’
Zijn noodkreet werd gehoord. Want omstreeks die tijd krijgt hij een regeringsopdracht tot het beschrijven van de toestand van de hunnebedden. Deze opdracht groeide uit tot het monumentale boekwerk ‘De hunnebeden in Nederland’, dat in de jaren 1925-1927 verscheen. Niet alleen geeft Van Giffen, die dan al directeur van het Biologisch Archeologisch Instituut (BAI) te Groningen en conservator van het Provinciaal Drents Museum te Assen is, hierin uitvoerige beschrijvingen van de ruim 50 hunnebedden, ook geeft hij een overzicht van de resultaten van een reeks opgravingen in deze monumenten.
Schatgraver
Volgens Lanting was Van Giffen begiftigd met een soort schatgravers-mentaliteit. ‘Het was altijd weer een verrassing wat er boven het zand kwam, hè. Je wist nooit wat er in lag. De nieuwsgierigheid, dat dreef hem om steeds maar door te gaan.’
Ook O.A. Harsema van het BAI maakt in de Nieuwe Drentse Volksalmanak van 1983 gewag van het schatgraversidee. ‘Het grafheuvelonderzoek sprak Van Giffen bijzonder aan. Dat was zeker niet alleen, omdat daar nog het sterkst iets van het schatgraversaspect meespeelt. Dat is in zijn nuchtere vorm ook het moment waarop de vondsten uit het graf een eerste contrôle vormen op wat men zich in de loop van het onderzoek omtrent de datering en de culturele plaats van het monument is gaan voorstellen.’
Mevrouw N. Meiboom-Veltman, de vrouw van wijlen burgemeester Meiboom van Diever (hij was daar van 1939 tot 1975 burgemeester) zegt dat Van Giffen ‘verschrikkelijk geobsedeerd’ was door zijn vak. ‘In Diever zelf was hij niet zo erg populair onder de plaatselijke bevolking. Ze beschouwden hem als een vakidioot. De mensen óp de grond in Diever interesseerden hem ook veel minder, dan de mensen die duizenden jaren ónder de grond lagen.’
In de Nieuwe Drentse Volksalmanak van 1974 schrijft BAI-medewerker J.D. van der Waals, dat het werk van Van Giffen in Drente globaal gezien in drie perioden is in te delen. Vanaf 1917 tot aan de jaren ’30 vond oriënterend, maar ook baanbrekend onderzoek plaats op velerlei gebied. ‘Deze fase wordt afgesloten door twee van Van Giffens meest oorspronkelijke en ook omvangrijke werken: ‘De hunnebedden in Nederland’ en ‘Die Bauart der Einzelgräber’ (1930).’ In dat laatste boek geeft Van Giffen een uiteenzetting van zijn nieuwe wijze van grafheuvelonderzoek; de zogenaamde kwadrant-methode. Dat wil zeggen dat hij een grafheuvel als een taart in vier gelijke stukken snijdt en elk kwart-deel na elkaar uitgraaft en onderzoekt volgens een vaste methode. Deze wijze van onderzoeken heeft nadien brede internationale erkenning gekregen.
Vanaf de crisisjaren ’30 tot vlak na de Tweede Wereldoorlog lopen de onderzoeken van Van Giffen parallel met de ontginning van Drente. De wijde, welhaast onoverzienbare, boomloze heidevlaktes waarop  de hunnebedden en vele grafheuvels lagen, moesten plaats maken voor akkers. ‘De boeren ploegden het land soms tot vlak aan de stenen van de hunnebedden om. Daardoor dreigden de hunnebedden, die toen al in vervallen toestand verkeerden, volledig uit elkaar te vallen,’ weet Lanting. Van der Waals schrijft in de Nieuwe Drentse Volksalmanak: ‘Aan de lopende band vindt noodgedwongen onderzoek plaats. Hierdoor is Drente, archeologisch gezien, de best onderzochte provincie, niet alleen van ons land, maar waarschijnlijk van heel Europa.’
Na de oorlog verplaatst het werk van Van Giffen zich aanvankelijk naar enkele Romeinse nederzettingen in het Westen van het land. Maar na zijn pensionering in 1954 krijgt hij een nieuwe en belangrijke functie. Hij wordt dan ‘Rijksadviseur voor de bescherming en de instandhouding van de hunnebedden en van de gerestaureerde archeologische monumenten’. Als Rijksadviseur nam hij het behoud en de restauratie van de hunebedden en de hunebedterreinen met kracht ter hand. Vrijwel tot aan zijn dood heeft hij deze functie met grote overgave verricht. De laatste en haast logische wens van Van Giffen is nooit in vervulling gegaan. Tegenover zijn voorgraver Lanting had hij zich meermalen laten ontvallen, dat hij in een grafheuvel te Diever begraven wilde worden. Hoewel Van Giffen officieel in Haren, en later in Paterwolde, woonde, bracht hij sinds 1932 het grootste deel van zijn leven in Diever door. Hij had daar aan de rand van het dorp op de Heezeberg, vlak bij een grafheuvel en het hunnebed van Diever, een zomerhuisje laten bouwen. ‘Hij heeft het er vaak met mij over gehad om zich in die grafheuvel te laten begraven,’ zegt Lanting. ‘Daar wil ik begraven worden Jan’, zei hij dan, terwijl hij naar de grafheuvel wees. ‘Dat was het idee van hem, hè. Maar het is er nooit van gekomen. Ik geloof niet dat hij ooit bij de gemeente Diever daartoe een officieel verzoek heeft ingediend. Want hij wist natuurlijk wel, dat het verzoek tóch afgewezen zou worden.’
Maar toch speelde de grafheuvel een belangrijke rol bij de begrafenis van Van Giffen. Mr. G.A. Bontekoe weet het zich nog uitstekend te herinneren: ‘Vanuit de kerk in het dorp Diever ging de stoet door het bos en kwam bij de grafheuvel terecht. Op die heuvel stond de kist van Van Giffen, omringd door vele bossen bloemen. Het was een zéér plechtig moment en het heeft een bijzondere indruk op mij gemaakt. Het was niet bizar, het paste precies bij de man.’
Volgende week vinden twee herdenkingsbijeenkomsten plaats naar aanleiding van het 100ste geboortejaar van Van Giffen. In het dorp Ezinge, waar hij 50 jaar geleden uitgebreide opgravingen in de terp voltooide, wordt woensdag 14 maart een bijeenkomst gehouden. Professor dr. H.T. Waterbolk houdt om vier uur in de NH-kerk van Ezinge een lezing over de terpenonderzoeken van Van Giffen. Tevens wordt die middag het boek ‘Herinneringen aan het graven in de terp van Ezinge’ gepresenteerd. Dit boek is geschreven door de heer J.J. Delvigne uit Ezinge, het eerste exemplaar wordt aan de commissaris der koningin H.J.L. Vonhoff aangeboden.
Zaterdag 17 maart vindt er in De Kolk in Assen een studiedag plaats met als thema ‘De hunnebedden en hun bouwers’. Deze studiedag wordt georganiseerd door de Drentse Preahistorische Vereniging. In zes voordrachten zullen die dag onderzoekresultaten gepresenteerd worden van diverse aspecten van het leven en werken van de hunebedbouwers, de eerste boeren in Noord-Nederland, 5000 jaar geleden.
Rinus Bouwmeester

In het zwarte kader rechtsboven staat de volgende tekst:
Professor Van Giffen was een man die zich in Drenthe van grafheuvel naar grafheuvel en van urnenveld naar urnenveld spoedde. Hij had steeds haast. Hij vond uitstel van onderziek gevaarlijk. Afgravingen en ontginningen maakten dat hij die haast had.

Het bijschrift bij de foto van professor dr. Albert Egges van Giffen luidt als volgt:
Professor dr. Albert van Giffen. Hij droeg bijna altijd een zwarte hoed.

Het bijschrift bij de foto van het hunebed van Sleen luidt als volgt:
Zo trof Van Giffen in het begin van deze eeuw de meeste hunnebedden in Drente aan. Uit elkaar gevallen stapels keien in een wijde, welhaast onoverzienbare, boomloze heide. Dit is het hunebed iets ten noorden van Sleen. In 1959 reconstrueerde hij het als het instructieve hunnebed de ‘Papeloze Kerk’. 

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Wat betreft de zin: Wat bezielde deze man, die zelf als laatste Drent in een grafheuvel begraven wilde worden ?
Redactie: Albert Egges van Giffen was Groninger van geboorte.
Wat betreft het tekstdeel: Hoewel Van Giffen officieel in Haren, en later in Paterwolde, woonde, bracht hij sinds 1932 het grootste deel van zijn leven in Diever door. Hij had daar aan de rand van het dorp op de Heezeberg, vlak bij een grafheuvel en het hunnebed van Diever, een zomerhuisje laten bouwen.
Redactie: Van Giffen liet geen zomerhuisje bouwen. Hij liet zijn directiekeet, die hij gebruikte tijdens het gespit en gewoel in de terp van Ezinge -die keet had hij nadien blijkbaar gekocht- verplaatsen naar de Heezerberg. Het kan best zo zijn dat Van Giffen heel erg vaak in ‘de Keet’ op de Heezerberg vertoefde, maar niet in 1948, 1949 en 1950, want in die periode is ‘de Keet’ wettelijk gevorderd geweest door de gemiente Deever, in casu burgmeester Jan Cornelis Meiboom (die in de Deeverse volksmond altijd ome Kees werd genoemd), vanwege de grote naoorlogse woningnood en werd het huisje tijdelijk bewoond door een gezin uit Diever. Uit woede over deze wettelijke noodmaatregel -hij vond het zelfs nodig hiervoor naar de rechter te stappen- heeft de professor in die drie jaren zijn gezicht niet laten zien op de Heezerberg. Als hij wat had te melden aan de tijdelijke bewoners van ‘de Keet’, dan stuurde hij zijn stroman en manusje-van-alles Hendrik Jan ter Mast.
Een omhooggevallen Havelter vrijwilliger van het toeristenbezigheidscentrum met de merkwaardige nepnaam Oertijdmuseum, dat is gevestigd in het verminkte voormalige schultehuis an de brink van Deever, meent voldoende gezag en autoriteit en redenen en misschien ook wel geld te hebben om voor professor doctor Albert Egges van Giffen een standbeeld op de brink van Deever te claimen. Dat mag, moet en zal vooral niet gebeuren ! What the hell is going on ? Met de plaquette van professor doctor Albert Egges van Giffen op een steen bij zijn knutselhunnebed met de merkwaardige naam ‘de Papeloze Kerk’ is hem ruim voldoende eer bewezen. En als aan die ruim voldoende eer nog wat moet worden toegevoegd, dan zou het Hunnebedcentrum in Borger de naam ‘Professor doctor Albert Egges van Giffen Hunnebedcentrum’ gegeven kunnen worden.
Maar met de amechtige aanbidding van professor doctor Albert Egges van Giffen kunnen de vrijwilligers van het oertijdmuseum meteen beginnen. Hun commerciële oertijdwandeling onder begeleiding van een gids kan eerst langs de oertijdsteen op de brink gaan, dan in het voorbijgaan aan de kerk aan de brink even melden dat de eerste houten katholieke kerk van Deever is gebouwd op een oertijdtempel of een oertijdgrafmonument (waarschijnlijk een hunnebed) van de oertijdmensen, dan langs het graf van de oertijdkundige professor doctor Albert Egges van Giffen op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever gaan, dan naar het hunnebed van de oertijdmensen aan de Grönnegerweg gaan, dan vooral wel even op de oertijdstenen van het hunnebed klimmen, dan langs de grafheuvel van de oertijdmensen bij de Ossekoele gaan, dan over de oeroude Heezerberg (de Keet is al jaren geleden gesloopt) en de oeroude Heezeresch naar ut oerolde Kastiel lopen en dan terug lopen naar het oertijdmuseum. Oertijdachtiger kan de verwende veeleisende toerist het niet wensen. Oertijdachtiger kan de verwende veeleisende toerist het niet krijgen.

Afbeelding 1 – Artikel in het Nieuwsblad van het Noorden van zaterdag 10 maart 1984
Afbeelding 2 – Ut olde gemientehuus an de brink van Deever – Foto © Gert Hardeman, 24 paril 2011, webstee ghardeman.nl

Posted in Albert Egges van Giffen, Hunnebedde D52, Hunnebedde D52a, Oudheidkunde | Leave a comment

Allend sociale huurwonings op ut Dingspilhuusturrein

De Hoge En Lage Dametjes En Heertjes Van De Voorkant Van Het Onuitroeibare Gelijk Van De Inrichting Van Het Dorp Diever In Het Raadhuis Aan De Gemeentehuislaan In Deever hebben een plan opgevat op het grote al jaren braakliggende terrein, waarop ut Dingspilhuus (het enig echte warme hart van Deever) en de sportzaal stonden, slechts een pover aantal van zes sociale huurwoningen, een erg ruime parkeerplaats én een ronduit beschamend over-de-top amfitheater met een soort van catwalk in het dorp te bouwen.
De nijpende sociale huurwoningnood in het dorp Deever kan echter absoluut geen ruime parkeerplaats en een ronduit beschamend over-de-top amfitheater met een soort van catwalk velen. Die Hoge En Lage Dametjes En Heertjes schrijven als lulkoek-argument voor de bouw van het ronduit beschamende over-de-top amfitheater met een soort van catwalk: ruimte voor ontspanning, recreatie en loskomen van de dagelijkse sleur. Ammehoelala. In Deever is al overdadig veel ruimte voor ontspanning, recreatie en loskomen uit de dagelijkse sleur, daar kan geen ander dorp tegenop. Daar is geen ronduit beschamend over-de-top amfitheater met een soort van catwalk meer voor nodig.
Ten minste dertig van de honderd nieuw te bouwen woningen in Deever moeten betaalbare sociale huurwoningen zijn. Die zes toegezegde sociale huurwoningen zijn, gelet op het genadeloos volplempen van de Kalterbroeken met dure huizen, ronduit veel te weinig. Ook de ruimte voor die ruime parkeerplaats en de ruimte voor dat ronduit beschamende over-de-top amfitheater met een soort van catwalk moeten helemaal worden volgebouwd met betaalbare sociale huurwoningen. Daar is geen ontkomen aan. Dat is niet meer slinks te vermijden. Deever heeft een grote achterstaand in de bouw van betaalbare sociale huurwoningen opgelopen. Deever heeft behoefte aan betaalbaar wonen. Deever heeft behoefte aan leefbare wijken. Deever wil eerlijke woonkansen.
Deever kan zich die hiervoor beschreven luxe niet veroorloven. Deever let op uw eigen zaak. Deever, laat je geen politiek oor aannaaien door die Hoge En Lage Dametjes En Heertjes. Die zes toegezegde sociale huurwoningen zijn slechts een vuil doekje voor het jarenlange bloeden.
De redactie heeft de vier hier afgebeelde foto’s gemaakt op woensdag 22 mei 2022. Voor wat ze waard zijn.

Posted in Deever, Dingspilhuus, Gemeente Westenveld | Leave a comment

Ik lope veuruut, moar ik goa aachteruut

De redactie van ut Deevers Archief heeft van Lammert Joustra uit Zuidwolde toestemming de door hem geschreven artikeltjes voor het papieren blad Opraekelen van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever op te nemen in ut Deevers Archief. Bijgaande twee korte artikeltjes -voorzien van een korte inleiding van de redactie- zijn gepubliceerd in het papieren blad Opraekelen 06/4 (december 2006) van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever.

Bee’j de scheerboas
De redactie plaatst van Lammert Joustra uit Zuidwolde regelmatig korte bijdragen in de vorm van herinneringen, voorvallen en anekdotes uit de tijd dat hij kapper was in Deever, eerst bij kapper Geert Vierhoven, later in zijn eigen zaak.

Een ’ernstig’ ongeluk
Een klant kwam de zaak binnen en zei: ”Dat is toch ook wat. Ik kom net uit Vledder en daar is een ernstig ongeluk gebeurd. De hele weg was geblokkeerd en afgezet door de politie.”
De man vertelde het op zo’n manier dat het leek alsof daar een vreselijk ongeluk was gebeurd. Iedereen in de zaak was meteen zeer geïnteresseerd en iemand vroeg: ”Wat is daar dan precies gebeurd ?” ”Net buiten Vledder is een scherpe bocht.” ”Ja.” beaamde iedereen, zo van, vertel nou gauw verder. ”Daar is een grote vrachtwagen met aanhanger uit de bocht gevlogen en gekanteld. Er waren wel twee politieauto’s aanwezig en vier agenten. Je ziet het niet vaak, maar die stonden erbij te janken (huilen).”
Toen kwam de vragen. ”Waren er slachtoffers ?” ”Wat is er dan toch gebeurd ?” ”Was het dan zo ernstig ?” Volgens de klant zat het zo: ”Er was een vrachtwagen met siepels (uien) gekanteld……”.

Ik lope veuruut, moar ik goa aachteruut
Een klant meldde in de scheersalon het volgende over Albert Keizer. Hij had aan Albert gevraagd: ”Hoe is ’t Aubut, geet ’t nog ’n beetie.” Waarop Albert, die wat met zijn gezondheid sukkelde, had geantwoord: ”Ik lope veuruut, moar ik goa aachteruut.” Albert zat vaak op het bankje voor zijn woning en had zo mooi zicht op alles wat op ut brinkie gebeurde. Op deze manier kon hij de vakantiegangers aanspreken en vermaken mit sien vertellegies. De mensen vonden het ook leuk om een foto van hem te maken.
Een keer vroeg een gast aan Albert, waar hij de foto naar toe kon sturen. Albert antwoordde: ”Stuur moar hen de Keizer, aachter de Graaf, op ’t Kasteel in Deever. Dan kompt altied good, de postbode kent mee wè.” Wat Albert zei, dat klopte precies, maar toch moet de vakantieganger het niet hebben vertrouwd, want de foto is nooit bij Albert Keizer aangekomen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief.
Van Albert Keizer en zijn huisje voor op ut Kastiel naast transportbedrijf De Graaf is in ut Deevers Archief is mooie afbeelding van een afdruk van een kleurendia van meester Henk van den Bos aanwezig. Op de afbeelding met Albert Keizer staat aan de rechterkant Koendert Tissingh.

Posted in Alle Deeversen, Dorpsfiguur | Leave a comment

Wie hef ut Sjakie uut Spier sukersakkie uut 1991 of 1992 ?

In het openluchttheater an de Shakespearebrink (vrogger Bolderbrink) in het Grünedal bee Deever wordt op een aantal avonden in de zomer als eup’mlochtspel (openluchtspel) een toneelstuk van Sjakie uut Spier opgevoerd.
In de pauze van het eup’mlochtspel konden de bezoekers in de zestiger en zeventiger en tachtiger jaren van de vorige eeuw in het halfdonker en bijna op de tast buiten het theater bijvoorbeeld een kopje koffie of een kopje thee drinken.
De kristalsuiker voor de koffie en de thee zat dan in een speciaal voor dat jaar gemaakt sukersakkie. En er waren natuurlijk altijd bezoekers die dat sukersakkie of enige sukersakkies leeg of nog gevuld in de zak of in de tas stopten, mee naar huis namen en vervolgens opnamen in een verzameling sukersakkies, jaar in jaar uit.
De hier getoonde sukersakkies en de soortgelijke sukersakkies uit andere jaren zijn helaas wel als de sukersakkie-mutatie van het Shakespearitis-virus in Deever te beschouwen. Ech wè.
De redactie van ut Deevers Archief is in zijn geheel niet bevattelijk voor het Shakespearitis-virus, maar is vanwege het zoveel mogelijk vastleggen van het vrogger in de gemiente Deever wel voortdurend op zoek naar een exemplaar van alle ooit voor het eup’mlochtspel gemaakte sukersakkies.
Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief heeft een exemplaar van de ontbrekende sukersakkies van ut eup’mlogtspel uut 1991 en 1992 ? De redactie zou graag een goede scan van dit sukersakkie toegezonden willen hebben. De redactie is die bezoeker bij voorbaat bijzonder erkentelijk en zal de betreffende afbeelding van dat sukersakkie met geschwinde spoed en in gestrekte draf opnemen in de galerij van afbeeldingen in dit bericht.
De redactie weet niet of voor enige jaren vóór 1963 ook speciaal voor het openluchtspel sukersakkies zijn gemaakt. Wie kan de redactie daarover informeren ? De redactie weet niet of na 1990 ook nog speciaal voor het openluchtspel sukersakkies zijn gemaakt. Wie kan de redactie daarover informeren ? Vooralsnog gaat de redactie er van uit dat dit niet het geval is, dus dat deze mutatie van het Shakespearitus-virus na 1990 is uitgedoofd.
De sukersakkies van 1989 en 1990 zijn van een enigszins kleiner formaat dan de sukersakkies van vroegere jaren.
De redactie is vooral naarstig op zoek naar een goede scan van un sukersakkie of un plakplaetie met daarop de gegevens van het openluchtspel Peer Gynt, dat in 1949 is opgevoerd.
De redactie is ook op zoek naar de originele tekening van de afbeelding op de sukersakkies ! Wie kan gegevens hierover aan de redactie verstrekken ? Let bij de tekening op un sukersakkie vooral op de vlag met het wapen van de gemiente Deever, die aan de toeter van de heraut hangt.
Op sommige van de afgebeelde sukersakkies zaten enige koffievlekken. De redactie biedt zijn verontschuldingen aan voor enige wat verfomfaaid en niet zo strak ogende sukersakkies.
De redactie merkt op dat in de titel van ut sukersakkie uit 1983 een Freudiaanse verschrijving zit, want ‘Winteravondsprookje’ moet zijn ‘Wintersprookje’ (The winter’s tale). De ontwerper van ut sukersakkie (ome Kees of tante Nel ?) is in de war geweest met ‘Een midzomeravonddroom’ en met ‘Driekoningenavond’, immers het spel werd en wordt (nog wel) in Deever in de avond in de open lucht gespeeld, dus (nog) niet onder een dak. Deze Freudiaanse verschrijving van ‘Wintersprookje’ is ook te vinden in de webstee van de toneelvereniging Deever. En dat dak boven het theater is slechts een kwestie van tijd.

De redactie toont hierbij vooralsnog een afbeelding van ut sukersakkie van de volgende openluchtspelen:
– 1963 – The tragedy of Julius Ceasar (Julius Ceasar), geschreven in 1599, tragedie.
– 1964 – The tempest (De storm), geschreven ± 1611, komedie.
– 1965 – A midsummer night’s dream (Een midzomernachtdroom), geschreven in 1600, komedie.
– 1966 – As you like it (Naar het u bevalt), geschreven ± 1599, komedie.
– 1967 – The taming of the screw (De feeks wordt getemd), geschreven tussen 1590 en 1594, komedie.
– 1968 – The comedy of errors (Het spel der vergissingen), geschreven ± 1592-1594, komedie.
– 1969 – The merry wives of Windsor (De vrolijke vrouwtjes van Windsor), geschreven ± 1597, komedie.
– 1970 – A midsummer night’s dream (Een midzomernachtdroom), geschreven in 1600, komedie.
– 1971 – Twelfth night, or what you will (Driekoningenavond), geschreven tussen 1599 en 1601, komedie.
– 1972 – The merchant of Venice (De koopman van Venetië), geschreven in 1596 of 1597, komedie.
– 1973 – Romeo and Juliet (Romeo en Julia), geschreven ± 1595, tragedie.
– 1974 – As you like it (Naar het u bevalt), geschreven ± 1599, komedie.
– 1975 – The taming of the screw (De feeks wordt getemd), geschreven tussen 1590 en 1594, komedie.
– 1976 – Measure for measure (Leer om leer), geschreven in 1603 of 1604, komedie.
– 1977 – The tempest (De storm), geschreven ± 1611, komedie.
– 1978 – The comedy of errors (Het spel der vergissingen), geschreven ± 1592-1594, komedie.
– 1979 – The merry wives of Windsor (De vrolijke vrouwtjes van Windsor), geschreven ± 1597, komedie.
– 1980 – A midsummer night’s dream (Een midzomernachtdroom), geschreven in 1600, komedie.
– 1981 – Twelfth night, or what you will (Driekoningenavond), geschreven tussen 1599 en 1601, komedie.
– 1982 – The first part of king Henry the Fourth (Hendrik IV), geschreven in de periode 1596-1597).
– 1983 – The winter’s tale (Wintersprookje), geschreven in de periode 1610-1611), komedie.
– 1984 – As you like it (Naar het u bevalt), geschreven ± 1599, komedie.
– 1985 – Romeo and Juliet (Romeo en Julia), geschreven ± 1595, tragedie.
– 1986 – The taming of the screw (De feeks wordt getemd), geschreven tussen 1590 en 1594, komedie.
– 1987 – The tempest (De storm), geschreven ± 1611, komedie.
– 1988 – A midsummer night’s dream (Een midzomernachtdroom), geschreven in 1600, komedie.
– 1989 – The tragedy of Othello, the moor of Venice, (Othello), geschreven in 1603 of 1604, tragedie.
– 1990 – The tragedy of Hamlet, prince of Denmark (Hamlet), geschreven tussen 1600 en 1602, tragedie.

Voor personen die het Deevers echt willen gaan beheersen, zoals kiender van Deeversen die het Deevers neet meer van heur Deevers proat’nde vaè en mow hept elièrd, of Drentenierders (import) die druk en ernstig bezig zijn met een indeeveringscursus Deevers voor Drentenierders, volgt hier de vertaling van de betrekkelijk eenvoudige titel van dit bericht:
Wie heeft het Shakespeare suikerzakje uit 1979 ?

1963                                                    1964                                                   1965

1966                                                    1967                                                   1968

1969                                                    1970                                                   1971
 
1972                                                    1973                                                   1974

1975                                                    1976                                                   1977

1978                                                    1979                                                   1980

1981                                                    1982                                                   1983

1984                                                   1985                                                   1986

1987                                                    1988                                                   1989

1990                                                      ?                                                         ?

Posted in Eup’mlogtspel, Shakespearitis, Sukersakkie | Leave a comment

Wie hef un neeje dekstien veur ut hunnebedde ?

De redactie van ut Deevers Archief heeft het altijd uiterst merkwaardig gevonden dat de hoogbegaafde hooggeleerde hoogdoorgeleerde hoogdoorgestudeerde hoogdoorgepromoveerde professor doctor Albert Egges van Giffen (geboren op 14 maart 1884 te Noordhorn, overleden op 31 mei 1973 te Zwolle, begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever) bij het opnieuw stapelen van de dikke stenen van hunnebedde D52 in de vijftiger jaren van de vorige eeuw voor die ontbrekende deksteen, zie bijgaande kleurenfoto, geen vervanger heeft geplaatst. Want als je als hoogbegaafde hooggeleerde hoogdoorgeleerde hoogdoorgestudeerde hoogdoorgepromoveerde professor doctor in de oudheidkunde als levensmotto hebt ‘hunebedden niet conserveren, maar lekker fantasierijk weer in elkaar knutselen’, dan moet hij zijn hand niet om hebben gedraaid voor zo’n kleine verwaarloosbare ‘verbetering’. Of was ten tijde van het genoemde dikke stien’n stapelen geen geschikt exemplaar beschikbaar ?
De oudheidkundige vrijwilligers van het Oermuseum en de oudheidkundige vrijwilligers van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever zijn vast en zeker wel bereid een mooi geschikt exemplaar te gaan zoeken en na het vinden te zorgen dat die dikke stien op die irritante lege plek wordt geplaatst.
De redactie heeft bijgaande drie kleurenfoto’s gemaakt op dinsdag 19 april 2022.
De redactie vindt het uiterst merkwaardig dat het door de Nederlandse staat (de Nederlandse belastingbetaler) voor het beheer en onderhoud van het terrein ingehuurde zetbaasje de begroeiing rond het hunnebedde nog steeds niet definitief heeft verwijderd. Opdat het hunnebedde weer op de kale ruimte ligt. Want de hoogbegaafde hooggeleerde hoogdoorgeleerde hoogdoorgestudeerde hoogdoorgepromoveerde professor doctor Albert Egges van Giffen had vanuit zijn woonkamertje in zijn vrijetijdswoninkje (zijn directiekeet bij de opgraving van de terp Ezinge in Groningen) op de Heezerbaarg vrij uitzicht op hunnebedde D52 in de Stienakkers.

Posted in Albert Egges van Giffen, Hunnebedde D52, Stienakkers | Leave a comment

Herinnerings an ’t Aar’mhuus an de Grönnegerweg

De redactie van ut Deevers Archief ontving op 23 april 2016 van de heer Guido Schoonheim bijgaand fraai en vlot geschreven bericht over zijn herinneringen aan de mensen in het Aar’mhuus an de Grönnegerweg bee Deever. De redactie is hem daar bijzonder erkentelijk voor. Wellicht kan hij in een tweede bijdrage meer van zijn herinneringen op papier zetten. De redactie is graag bereid ook die te publiceren in ut Deevers Archief.  

Binnenkort is Janny Goettsch-Veen in Noordwolde jarig. Ik hoop haar dan even op te zoeken; dat doe ik namelijk al 56 jaar !
Gôh, denkt u wellicht, wat interessant: een ons volkomen onbekende ‘vogel’ bericht ons even, dat een ons al even onbekende kennis van hem jarig is …
Maar het zóu kunnen zijn, dat u die namen Goettsch en Veen toch wel kent. Zij waren de eerste (en voor zover ik weet ook laatste) boeren in het voormalige Armenwerkhuis van de hervormde kerk te Diever. Piet Goettsch (afkomstig uit Zorgvlied) en Janny Veen (afkomstig uit Wapserveen) zijn met elkaar getrouwd op 29 april 1959 en zijn toen neergestreken aan de Groningerweg 3 in Diever.
In augustus stopte daar een ‘karretje dat op de zandweg reed’. Ik weet het zeker, want ik zat in dat karretje. Verder zaten daarin mijn vader en mijn moeder mijn twee zusjes; mijn broer was al te ‘oud’ om nog met de ouwelui mee op vakantie te willen.
Wij zochten een kampeerplekje, niet op een camping, maar bij een boer. Dat mochten toen alleen zogeheten kampeerpaspoorthouders: mensen, die bij de ANWB (in Ommen-Hardenberg) het kamperen hadden geleerd en zogezegd ‘gediplomeerd’ waren; dát waren mijn ouders. Papa is op verzoek van Piet Goettsch nog naar ’t gemeentehuis -schuin tegenover de kerk in Diever- geweest om één en ander te regelen.
We hebben drie weken bij Piet en Janny op het erf gestaan. Papa en mama en mijn zusjes maakten lange wandelingen. Tot aan Wateren toe, hoor !

Ik bleef liever bij boer Piet. Ik wilde leren melken. Dat kon ! Maar dan moest ik wel klompen aan, want koeien kunnen soms even op een voetje gaan staan en doet pijn. Ik was een stadsjongen en ik had geen klompen. Nou, ik ging melken op oude klompen van Piet, waar ik met mijn sandaaltjes aan precies in paste. Ik heb het melken geleerd. Ik weet nog dat mijn ‘leer-koe’ Nellie 4 was. Ze had maar drie spenen, want eentje was gesneuveld ‘an ’t stiekeldroad’. Zij was een oude tamme koe, ze was ook tam voor ‘vreemde’ stadse leerling-melkers. Ze was niet bepaald moeders mooiste, wel moeders lelijkste, maar dat interesseerde mij niet.
Het ‘boerenarbeider’ zijn beviel van weerskanten zo goed, dat ik werd uitgenodigd om het volgende jaar terug te komen. Dat heb ik gedaan. Dat heb ik tien of elf keer gedaan. En …. ik ken Piet en Janny nog altijd. We zien elkaar in elk geval op onze verjaardagen en verder zo nu en dan tussendoor. Ik was in mijn vakanties van de middelbare school áltijd in het Armenwerkhuis aan de Groningerweg 3 in Diever en later in Zorgvlied.
Piet en Janny waren niet alleen boer en boerin, maar waren óók de laatste ‘vader’ en ‘moeder’ van de laatste twee ‘armen’: Jans Grit en Geert ….. (zijn achternaam heb ik nooit gehoord). Over deze beide mannen wil ik graag iets vertellen.

Jan en Geert waren totaal verschillende mannetjes, ze waren maar klein van stuk. Ze deelden in het Armenwerkhuis samen één grote kamer. De inrichting van die kamer is gauw omschreven: daar was zogezegd ‘niks’ aanwezig. Nou ja…., in de kamer waren twee bedsteden. Die hadden nog de ouderwetse afmetingen, dat wil zeggen deze waren klein, want mensen waren vroeger kleiner. Jans en Geert pasten er perfect in. Ze hadden wel een divanbed aangeboden gekregen, maar dat vonden ze maar een neimoeds ding, dus die wilden ze niet. Zo konden ze ook ‘iets voor op de vloer’ krijgen. Ook dat vonden ze onnuttig en neimoeds. Een gewone kale plankenvloer was goed genoeg, toch ?

Zo ook het warme eten, waar Janny dagelijks voor zorgde. Daar had ze een makkie aan, want het favoriete menu van beide heren was gebakken aardappeltjes en uitgebakken spek. Nee, géén groente, want dat was ook neimoeds spul, althans als ze die dag een goed humeur hadden. Als ze een dag een minder goed humeur hadden, dan was groente knienevoer en dus niet bedoeld voor menselijke consumptie ! ’s Zondags kregen ze een waar feestmaal, want dan kregen ze ook soep en pudding.

Jans en Geert waren verschillend. Jans was altijd vrolijk, maar Geert kon zo nu en dan mopperen. Geert was namelijk de ‘opzichter’ op het boerenbedrijf. Hij had zichzelf daarvoor ‘aangesteld’, maar daar was iedereen het mee eens. Ik hoorde Geert een keer duidelijk een vloek mompelen, toen ik een volle kuip met waai ondersteboven had gereden met paard en wagen. Ik dacht toen even: je bent zeker vergeten dat dit een christelijk Armenwerkhuis is. Ik ben later dominee geworden. Ik heb Geert deze vloek nooit als ‘zonde’ aangerekend, maar slecht als ‘gebrek aan een beter woord’.

Jans hoefde op de boerderij niets te doen, want Jans kón bijna niks. Jans was niet helemaal honderd procent. Jans kon alleen aardappelen schillen. Dat deed hij zo nu en dan. Soms schilde hij de hele ochtend aardappelen ! Dat spaarde Janny dan natuurlijk veel tijd uit, tijd die zij nodig had voor het doen van de huishouding.

Jans had een speciale ‘hobby’: klokjes. Jawel, in het ‘huis’ van Jans en Geert hingen maar liefst twéé klokjes. Er hing een echt koekoeksklokje, dat ook echt koekoekte. Piet gaf zo nu en dan een ruk aan het opwind-kettinkje, daar dacht Jans zelf nooit aan.  En er hing een ombeschrijfbaar ‘geval’, dat niet liep. Buitenshuis droeg Jans altijd een polshorloge en soms tot wel vier ‘onderarmhorloges’. Let wel: Jans kon niet klokkijken. Hij en Geert konden trouwens ook niet lezen en schrijven. Als al eens iets ‘ondertekend’ moest worden -beide heren genoten AOW-, dan wees Piet even aan waar ze precies een kruisje moesten zetten. Ik heb het over de zestiger jaren van de vorige eeuw, hoor !

Eén dag in ’t jaar was echt helemaal de dag van Jans: de dag van de dorpskermis. Daar móest Jans altijd naar toe, want daar kon hij ‘voordelig’ klokjes kopen van de plaatselijke jeugd, die wel eens geluk had bij het uit zo’n schuifautomaat halen van een botterhorloge. De inkoopprijs van die botterhorloges zal vermoedelijk wel drie of vier kwartjes hebben bedragen, want de eigenaren zijn natuurlijk niet gek: de automaten zijn zó afgesteld, dat je ten minste drie of meer kwartjes moest besteden voor één botterhorloge. Maar de verkoopprijs van die ‘prullen’ (sorry kermisexploitanten) aan Jans kon wel f. 2,50 bedragen….
De dag na de kermis had Piet daardoor enig ‘maatschappelijk werk’ te doen. Dan ging hij bij de klokjesverkopers langs, om hen aan het verstand te peuteren, dat ze eigenlijk ‘crimineel’ bezig waren geweest die ‘prullen’ voor te veel geld te verkopen aan die straatarme Jans. ‘Foei, niet meer doen !’ Piet gaf het horloge terug aan de verkopers en inde het door Jans bestede geld.

Bij dit punt van Jans’s klokjes heb ik trouwens nog een leuk en echt gebeurd verhaaltje. Toen ik Jans eens op zo’n rijke-klokjes-dag vroeg, hoe laat het nou was, stroopte hij zijn linker mouw tot op de elleboog op en keek met geleerde blik op al zijn vier horloges. En toen zei hij: ‘Wil je mij dat morgen nog eens vragen, want kijk, deze klokjes zijn nog erg nieuw; ze lopen nog niet allemaal gelijk, daar ga ik vanavond mee aan de gang; dan kan ik je morgen wel vertellen hoe laat het is, snap je wel ? Ik snapte het wel. Jans was dan wel niet helemaal honderd procent, maar niet dom.

Het is wellicht aardig om te weten, hoe anno 1959 de ‘technische toestand’ op de boerderij was.  Nou, er was toen nog géén aansluiting op enige nutsvoorziening’ Het water kwam uit de pomp op het ‘nekkie’ tussen de woning en de stal. Koel helder water, van zo’n goede kwaliteit, dat het ongekookt kon worden gebruikt.
Gas was er alleen in flessen. Die je in het dorp kon kopen. Janny’s strijkijzer werkte op flessengas. In de woonkamer kon een gaslamp branden. Heerlijk koud, maar geen sfeervol licht, zal ik maar zeggen. In alle andere vertrekken was het behelpen met een olielampje, ja ook op de stal, ook op de deel, overal. Dus ook in de ‘woning’ van Jans en Geert.
Elektriciteit was er gewoon niet. Janny had een stofzuiger, die werkte op kracht, die werd ontleend aan de wielen, dus aan menselijke duwkracht.
Een wasmachine hadden ze ook niet. Janny verstond nog het ‘oude ambacht’ van wassen op de plank. Centrifuge ? Nee, waslijnen !
Melkmachine ? Nee, maar dat was met zeven koeien ook niet echt nodig.
Telefoon ? Nee, die was toen aan de Groningerweg totaal onbekend.
Ik heb alle voorzieningen zien komen. Nou ja, behalve een ordentelijke gasleiding. De gemeente Diever vond de aanleg daarvan waarschijnlijk te duur.
Voor de waterleiding moest een ‘tank’ op de koezolder komen te staan, om ten minste enige druk op het tapwater te krijgen, dan kon gewoon water uit de kraan komen. Die druk kon niet vanuit het centrum van Diever worden gerealiseerd.

Aan de telefoon-aansluiting kleeft weer een leuk verhaaltje. Dat ding deed het altijd prima, totdat Janny aan Piet had gevraagd om de voortuin eens om te spitten. Dat heeft Piet gedaan, maar met paard en ploeg. Daarna deed de telefoon raar. Het geluid viel soms zo maar weg en kwam gelukkig vaak ook weer terug, totdat het op een keer helemaal weg bleef. Toen heeft Piet alle verbindingen binnenshuis gecontroleerd. Daar was niks mee. Dan moest het probleem dus buiten zitten. De P.T.T. werd gebeld. Een man kwam de leiding vakkundig repareren. Hij zei tegen Piet, toen hij even binnen koffie kwam drinken:  ‘Wilt u dat nooit weer doen.’ Piet zei: ‘Wat wil ik nooit meer doen ?’ De man zei: ‘De tuin omspitten met paard en ploeg. Kijk, nu weet ik dat u een ploeg van 30 cm werkbreedte heeft, want de buitenkabel is om de 30 cm beschadigd. Ik heb de kabel vervangen door een nieuwe, maar de P.T.T. is natuurlijk niet gek. Ik denk niet dat u ooit nog een nieuwe buitenkabel van ons krijgt. Dus als u ooit weer eens de tuin gaat omploegen, dan zou dat wel eens definitief het einde van uw telefoonverbinding kunnen betekenen. Piet heeft nooit weer de tuin omgeploegd.

Ik heb aan Diever meer herinneringen. Zo zie ik dokter Broekema nog rijden op zijn motor met aanhangwagen. Zijn grijze kuif wapperde in de wind. Motorhelmen waren toen nog niet verplicht. Zijn colbertje wapperde ook in de wind, ik geloof dat de man een leren jas niet nodig vond. Jawel, dokter Broekema hield spreekuur op de verschillende campings in de omgeving. Ik heb me laten vertellen, dat hij dat later deed met een camper-spreekkamer.

Het zomerhuis ‘de Ossekoele’ schuin tegenover het Armenwerkhuis was -als ik me niet vergis- van professor Van Giffen. Ik heb hem daar nooit gezien, maar ik heb wel zijn dochter en haar man daar vaak in de zomer gezien, nadat de ‘vaste bewoners’, een echtpaar, naar de Veentjesweg waren verhuisd. Ik zou ook het plekje in het bos nog terug kunnen vinden, waar de professor begraven wilde worden, wat niet mocht. Dat is toch gek, hè !

Naast Piet Goettsch en Janny Veen woonde de familie Bijker. Ik herinner mijn van één van de twee zonen, dat hij zingend over het erf reed op een stokoude Solex: ‘Hij doet het weer, hij doet het weer, hij heeft vandaag weer zin !’.

Tegenover de familie Bijker woonde de familie Gerrits (Garries). Daarvan hoorde ik een keer, dat pa Gerrits niet in orde was en dat dokter Broekema was ‘ontboden’. Toen ik tegen Piet zei, dat de dokter nog steeds niet was geweest, zei Piet: ‘Ach ja, de dokter kent zijn pappenheimers hoor. Als ik de dokter bel, dan komt hij al ’s morgens. Bij Gerrits weet de dokter dat het ook best wat later in de middag kan. Gerrits is vast niet zo heel erg ziek.’

Ach ja, ik heb veel herinneringen aan Diever. Zo zaten twee zonen van dokter Broekema een keer ‘vast’ in de Groningerweg. Let wel, in pa’s Amerikaanse slee, want die had de dokter óók, maar die gebruikte hij niet voor zijn praktijk, want met zo’n ding kom je onherroepelijk een keer vast te zitten in een zandweg. Toen hebben we letterlijk ‘het paard achter de wagen’ gespannen, want zo was het Amerikaanse ding wel uit de penarie te trekken. Het waren een beetje stoute jongens, geloof ik, die twee jongens van Broekema. Mochten ze van hun pa wel met zijn auto spelen ?
De Groningerweg was toen nog een onverharde weg, het was een zandweg, met daarnaast een schelpenpattie voor de fietsers. Als ik nú nog wel eens naar het vroegere Armenwerkhuis rij, dan rij ik tot aan het vroegere Armenwerkhuis over een klinkerweg, daarna is de Groningerweg nog steeds een zandweg.

Anno 1960 was de boerderij een ‘gemengd bedrijf’. Dus ik ben zogezegd van alle markten thuis geraakt. Ik kon dus melken. Ik kon ook bij varkens waken, als die moesten bevallen. Een moedervarken is soms zo dom om op haar pasgeborenen te gaan staan. Dus was het raadzaam, dat enig ‘toezicht’ werd gehouden tijdens de bevalling. Nou, in huize Goettsch is onder mijn ‘toezicht’ een twaalfling geboren. En ja, uit een halfwilde moeder, want met die keurige roze varkens kon Piet niet overweg, dus hij had een halfwild zwijn, waar je voor moest oppassen, want madame had een indrukwekkende bek vol tanden, die ze ook wel eens wilde gebruiken. Ze hield blijkbaar wel van bijten in kuiten van mensen. Piet had ook een geheel zwart ‘hangbuikzwijn’, dat nooit enige kip of zelfs vlieg kwaad zou doen.

Die bevalling van het halfwilde zwijn, zal ik me waarschijnlijk de rest van mijn leven blijven herinneren. Piet heeft namelijk de volgende morgen één van de twaalfling afgemaakt. ‘Die is debiel’, zei hij. En een debiele big heeft te midden van zijn broertjes en zusjes geen kans van leven. De broertjes en zusjes laten zo’n big domweg verhongeren. Het is prachtig te zien hoe biggen direct na de geboorte een rangorde instellen: ‘Denk erom broertje of zusje, dit is mijn ‘knopje’ op moeders buik, daar mag jij niet aankomen, want dan krijg je een knauw van mij.’ Het is ook prachtig te zien hoe alle jonkies na het drinken mama ‘bedanken’, ze lopen naar mama’s kop en geven haar een ‘kopje’, zoals katten ook wel doen. Mama knort dan even ‘lief’ naar ze. Ja, ik ben onder de indruk gekomen van het gedrag van varkens. Varkens zijn eigenlijk ‘hoger staande’ dieren dan bijvoorbeeld koeien en paarden. Een koe of paard piest en schijt waar het haar of hem uitkomt. Een big leert die zaken te doen op veilige afstand van z’n ‘etensbordje’, want als hij dit naast of in zijn ‘etendbordje’ doet, dan krijgt hij van mama een geweldige opsodemieter naar het uiterste hoekje van hun hok, ja dat begrijpt een big snel.

We hebben enkele jaren achtereen aan de weg slachtkippen verkocht. Op de boerderij liepen zo’n 35 kippen rond. Die werden op deze manier ‘ververst’, als ze waren uitgelegd, dan gingen ze als ‘slachtkippen’ van de hand. Piet maakte ze af en ik slachtte ze. Ik weet dus precies hoe een kip in elkaar zit. Menig kampeerder op Ellert en Brammert heeft bij het Armenwerkhuis een kippetje ‘opgedaan’, dat kan ik jullie verzekeren. Eentje vond het niet nodig dat het kippetje was geslacht, dat kon hij zelf onderweg wel doen. Ja, dat zagen we dan later, dan hingen langs de Groningerweg plukjes kippenveren an ‘t stiekeldroad. Die had de wandelende slachter dan laten waaien.

Een aparte vermelding verdient de hond Frieda. Ze was een Schotse colly, dus niet bepaald eentje van het type ‘waakhond’, zou je zeggen. Nou, dat was Frieda dan ook niet. Als iemand langs het Armenwerkhuis fietste, dan blafte ze. Als iemand het erf op liep, dan gaf ze geen kik, dan dacht ze kennelijk: ‘Die hoort hier zeker thuis’. Frieda besteedde haar dagen voornamelijk aan …. slapen. Dat deed ze bij voorkeur voor de deur van het woongedeelte naar het werkgedeelte van de boerderij. Als je daar door wilde, dan moest je even over Frieda heen stappen. Toen Piet en Janny kinderen kregen, bleken de pootjes van de kinderen te kort, dus die stapten gewoon op Frieda. En Frieda ? Die vond het allemaal best.
Piet vertelde mij ooit, dat Schotse collies eigenlijk nogal zenuwachtige honden waren. ‘Oh,’, zei ik, ‘behalve Frieda dan’. ‘Nou,’, zei Piet zei, ‘vergis je niet in Frieda, hoor. Ze heeft toen ze jong was, letterlijk het foefje van ‘de postbode en de hond’ uitgehaald. Ze vloog de postbode echt naar zijn keel. Nou toen heb ik haar een pak op haar donder gegeven en gezegd dat ze dat nooit weer mocht doen. Dat heeft ze inderdaad nooit weer gedaan. Ik schaam me nog altijd wel een beetje, dat ik haar toen zo heb gestraft, dat was niet echt nodig geweest.

Piet en Janny zijn verhuisd naar zijn ouderlijk huis in Zorgvlied, toen Jans en Geert in Diever waren overleden -ik heb dat niet meer meegemaakt- én de ouders van Piet waren overleden. Daar heeft Piet nog een aantal jaren geboerd, samen met zijn jongste broer, die in een ‘burgerhuisje’ woonde. Daar ben ik toen nog enkele zomers boerenarbeider geweest. Daar heb ik kennis gemaakt met het fenomeen ‘trekker’, zo’n lekker blaffende Porsche. En met hun span paarden Ria en de Fries, want de broer van Piet was paardenman in hart en nieren.

Ria heb ik eens van Wateren naar Zorgvlied ‘thuis gebracht’, want ze was even niet nodig naast de Fries. Ik had Ria aan een hele lange teugel beet en ik zat op opa’s oude Solex. Ria wilde heel graag naar huis én ging heel hard lopen. Het is een wonder dat ik nog leef. Een paard dat de stal ruikt en een oude Solex is geen ideale combinatie. Gelukkig hebben we het overleefd. Aan het einde van de rit was Ria blij dat ze bij de stal was en ik was blij dat ik weer op beide benen stond. Ik heb sinds die gebeurtenis nooit weer op een Solex gereden. Het ‘motorreke’ van de Solex ligt bovenop het wiel, waardoor het zwaartepunt te hoog ligt en daardoor een waardeloze wegligging heeft. En dan die hefboom naast het stuur, waarmee je de aandrijfrol van de motor op de band kon brengen of kon ontkoppelen. En dan het remmetje, dat was een terugtraprem, zoals op een gewone fiets. Een Solex is met deze ‘comfortabele uitrusting’ echt een levensgevaarlijk ding, hoor ! Ik wilde echt van m’n leven nóóit meer op een Solex rijden.

Ter zake nu weer. Ik heb jullie ‘betrapt’ op een missertje op jullie site. De auto voor het gemeentehuis is niet de auto van de dierenarts. Het is namelijk geen Volvo, zoals jullie beweren. Als ik goed gekeken heb, dan is het een oud model Austin, dan kan het niet de auto van de veearts zijn. Voortaan ietsje beter kijken dus, maar het zij jullie vergeven.

Voor jullie mij een ‘vervelend mannetje’ vinden, stop ik met dit geschrijf. Als jullie ooit met mij willen ‘doorpraten’ over dingen die Diever betreffen, dan hoef je me maar te bellen, dan spoed ik mij naar het nieuwe gemeentehuis.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Het gesticht Armen-Werkhuis van de Nederlands Hervormde gemeente an de Grönnegerweg bee Deever werd in het jaar 1861 opgericht. Voor de gang van zaken in het gesticht Armen-Werkhuis onderhield de kerkeraad een reglement dat om de zoveel tijd werd aangepast aan nieuwe inzichten.
De laatste ‘verpleegde’ was de in Deever welbekende dorpsfiguur Jans (Jansie) Grit (geboren op 8 maart 1897 in Wapse, overleden op 26 november 1969 in De Wijk). Hij kwam, nadat de Nederlands Hervormde gemeente het gesticht Armen-Werkhuis in 1967 had verkocht, en na nog enige tijd op ut Kastiel in Deever te zijn ondergebracht, terecht in het bejaardenhuis Dickninge in De Wijk. Is hij in de Wijk gestorven ? Jans (Jansie) Grit (hij droeg altijd een pet) is op bijgaande foto van het Aar’mhuus uit de collectie van Monumentenzorg in het Drents Archief in Assen net aan de rechterkant te zien. Deze foto is op 24 april 1959 gemaakt. De redactie heeft de bijgevoegde kleurenfoto gemaakt op 22 april 2021.
De redactie schaamt zich wel een beetje dat hij de achternaam van Geert … niet weet. Maar wie het wel weet, die wordt bij deze uitgenodigd die te melden aan de redactie.
Piet Goettsch was wel de laatste boer in het Aar’mhuus, maar zeker niet de eerste. De redactie verwijst bijvoorbeeld naar het bericht Albert van Gijssel en Aaltje Hagewoud met kleinkind.

De redactie ontving op 23 maart 2024 de volgende zeer gewaardeerde reactie van Arno Goettsch
Dat is een prachtig verhaal van Guido Schoonheim !
Ik lees in het naschrift dat de achternaam van Geert niet bekend is. Volgens mij was het Geert Lubbers (of zoiets. zo klonk het). Ik weet dat, omdat ik hier ben geboren als eerste zoon van Piet Goettsch en Jannie Veen.
Jans Grit kan ik me beter herinneren dan Geert.
Ik weet nog wel dat Geert was overleden. Toen ik een tijdje later bij Jans in huis aan tafel zat, vroeg ik hem (zo was ik opgevoed): “Is Geert nou in de hemel ?” Jans keek op en antwoordde: “Nee, die is al lange opevreet’n deur de rott’n en de moes’n.” Het is al lang geleden, maar het maakte wel indruk, want ik weet het nog !

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief.
Het betreft inderdaad Geert Lubbers. Hij is geboren op 25 oktober 1882. Hij is overleden op 15 juni 1963. Hij is begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.


Posted in Aar'mhuus, Alle Deeversen, Boer'nlee'm, Boerdereeje, Dorpsfiguur, Grönnegerweg | Leave a comment

Un old skildereeje van de Heufdstroate in Deever

In het fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ is de volgende mini-essay (nummer 22) over de Deeverse schilderijen van de in Noordwolde geleefd hebbende, maar in Deever geboren kunstschilder Hans Kuiper met een zwart-wit afbeelding van het schilderij ‘Gezicht op Diever’ uit ± 1912 gepubliceerd. Zie de bijgaande afbeelding van de betreffende bladzijde uit het genoemde fotoboekje.

22 – Diever – Hoofdstraat – Gezicht op Diever – ± 1912
De in de Hoofdstraat (adres Diever 129) van Diever geboren fotograaf en schilder Hans Kuiper maakte van onderwerpen uit Diever ook een aantal schilderijen. In de catalogus van zijn kleinzoon Hermannus Deuling is het hier afgebeelde doek Gezicht op Diever onder nummer 518 te vinden. Links is de Hoofdstraat in de buurt van de dokterswoning te zien. Rechts achter de bomen is de toren van de Nederlands Hervormde Kerk zichtbaar. Het olieverfschilderij is omstreeks 1912 gemaakt.
Het eveneens omstreeks 1912 gemaakte schilderij Laantje in Diever is in de genoemde catalogus onder nummer 520 geregistreerd.
Hans Kuiper was op Zorgvlied bevriend met mr. Lodewijk Guillaume Verwer en dr. Julius Johannes Verwer. Hij heeft tussen 1900 en 1910 in opdracht van de gebroeders Verwer een aantal doeken geschilderd.
De genoemde catalogus vermeldt Brug in ’t Bosch te Zorgvlied (nummer 104), Lodewijk Guillaume Verwer (nummer 109), Landweg in Zorgvlied (nummer 110) en Familie Leemkoel (nummer 120).
Het schilderij Landweg in Zorgvlied heeft lange tijd in Vancouver in Canada gehangen, maar is in ruil voor twee flessen jenever terug in Nederland. Het mooie schilderij Familie Leemkoel hangt in de directiekamer van het Sint Joseph Ziekenhuis in Harlingen.
De nazaten van Hans Kuiper hebben een aantal van de genoemde schilderijen gekocht van de familie Verwer.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Het schilderij ‘Gezicht op Diever’ was in 1998, toen de tekst voor het fotoboekje ‘Diever, Ie bint ’t wel …’ is geschreven, in het bezit van Hermannus Deuling, een kleinzoon van Hans Kuiper.
De in het fotoboekje ‘Diever, Ie bint ’t wel …’ opgenomen afbeelding is bijgaande zwart-wit afbeelding, die de redactie in 1998 heeft gemaakt, thuis bij Hermannus Deuling.
De redactie is bezig uit te zoeken wie de actuele eigenaar van dit schilderij is en waar het schilderij zich bevindt, teneinde mogelijk zelf een kleurenfoto van het schilderij te kunnen maken en deze eigengemaakte afbeelding te tonen in ut Deevers Archief, want de trouwe bezoekers van ut Deevers Archief hebben daar wel recht op.
Tot zolang is van het schilderij bijgaande kleurenfoto uit de fotoverzameling van mevrouw Margje Dekker-van der Meulen uit Alkmaar te zien. De waarde heer Fred Jansen – secretaris van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever – stuurde deze kleurenfoto op 23 december 2017 naar de redactie. De redactie is hem daarvoor bijzonder erkentelijk.
Op de kleurenfoto is duidelijk te zien dat het schilderij met name vanwege de ernstig gecraqueleerde verf erg hard toe is aan een grondige restauratie.
In de tekst staat dat het standpunt van de schilder in de buurt van de dokterswoning lag, maar het zal bij nadere beschouwing meer in de buurt van de voormalige burgemeesterswoning hebben gelegen.
De vraag is eigenlijk niet of Hans Kuiper het schilderij ter plekke heeft geschilderd, dat deed hij niet, nee de vraag is meer of zijn eigen foto van de situatie op het schilderij en of het betreffende glasplaatnegatief door hem is bewaard en bewaard is gebleven. De redactie heeft het vermoeden dat dit niet het geval is.

Posted in Diever, ie bint 't wel ..., Hans Kuiper, Heufdstroate, Kuunst in de gemiente Deever, Skildereeje, Toor'n an de brink, Topstuk | Leave a comment

De Oele in de gevel van de legere skoele

Als je aan mensen, die nu in Deever wonen, de vraag zou stellen waar de Oele van de openbare lagere school an de Tusschendarp in Deever is gebleven, dan zal bijna iedereen deze vragen met nee beantwoorden, laat staan dat ze op de hoogte zijn van het bestaan van de Oele.

De Oele is een zandstenen beeldhouwwerkje dat hoog in de voorgevel van de openbare lagere school aan de Tusschendarp in Deever was ingemetseld. Dit is te zien op de bijgevoegde foto van de vervuilde voorgevel van deze school. De redactie van ut Deevers Archief heeft deze kleurenfoto in mei 2000 gemaakt, kort voor de afbraak van deze school.
De Oele is bij de afbraak van de school gelukkig niet gestolen, gelukkig ook niet met het bouw- en sloopafval afgevoerd naar een puinbrekerij, gelukkig ook niet verkocht aan een handelaar en gelukkig ook niet voor veel geld aan een liefhebber verpatst, maar dankzij de inspanning van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever behouden gebleven voor Deever. Daarvoor driewerf hulde : hulde, hulde, hulde
Is het een object met cultuurhistorische waarde ?
Is het een object met nostalgische waarde ?
Is het een object met opvoedkundige waarde ?
Is het een erfgoedobject ?
Het in een periode van meer dan een halve eeuw door weer en wind en zure regen en fijn stof aangetaste zandstenen beeldhouwwerkje is na een grondige schoonmaakbeurt in de herfstvakantie van het jaar 2000 door wijlen Bram Moesker binnen in de Openbare Lagere School de Singelier ingemetseld.
Als je aan Deeversen, oud-leerlingen van deze school of mensen die jarenlang dagelijks langs de Oele aan de voorgevel van de school aan de Tusschendarp kwamen en vaak naar de Oele kunnen hebben gekeken, zou vragen of ze weten dat de Oele op het opengeslagen boek van de wijsheid zit, dan zal bijna iedereen die vraag met nee beantwoorden. Kijken, maar niet zien.

Posted in Beeld, Legere skoele in Deever, Tusschendarp | Leave a comment

Aardkundugge monement’n in de gemiente Deever

In het periodiek Da’s Mooi van 10 november 2015 verscheen het navolgende bijzonder belangwekkende korte bericht over aardkundige waarden en aardkundige monumenten in de provincie Drente.

2000 Pingoruïnes
Drenthe heeft meer dan 2.000 pingoruïnes, uniek in de wereld. Pingoruïnes zijn restanten van ijsheuvels uit de laatste ijstijd. Ze zijn vaak als een rond meer, ven of kuil herkenbaar.
Zo ook het Mekelermeer in de boswachterij Gees, dat zo’n 10.000 jaar geleden ontstond. Het is één van de grootste pingoruïnes in het Drentsche landschap en sinds kort het zesde Aardkundig Monument in Drenthe.
www.drenthe.nl/aardkundige waarden
www.provincie.drenthe,nl/onderwerpen/natuur-milieu/bodem/aardkundige-waarden

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Op de webstee van de gemeente Westenveld (waar in hemelsnaam ligt toch die toeristische verwesterde gemeente Westenveld ?) is van alles te vinden over oude spullen: rijksmonumenten, provinciale monumenten, vrijwillig aangemelde monumenten (zogenaamde gemeentelijke monumenten), archeologische rijksmonumenten (zijn er ook provinciale en gemeentelijke archeologische monumenten ?), cultuurhistorische waardenkaart, cultuurhistorisch erfgoed, immaterieel erfgoed, gemeentelijke erfgoedverordening, enzovoort, enzovoort, enzovoort. Het is zo gek niet te bedenken of de Dametjes En Heertjes Van Het Onvermurmbare Monumentengelijk Van De Gemeente Westenveld hebben er wel wat voor dichtgeregeld.
Of is alles toch niet helemaal dichtgeregeld ? Want wat te denken van de aardkundige monumenten ? Zijn die aan de aandacht van de Dametjes En Heertjes Van Het  Onaantastbare Gelijk Van De Gemeente Westenveld ontsnapt ? Aardkundige rijksmonumenten, provinciale aardkundige monumenten, gemeentelijke aardkundige monumenten ?
Hier liggen grote kansen om objecten te promoveren tot ten minste gemeentelijk aardkundig monument: de pingoruïnes onder de vele vennen in de bos, de in een zogenaamd oorspronkelijk geologische staat gebrachte nepbovenloop van de Vledder Aa en de Tillegröppe, de vele stuifzandheuvels op Berkenheuvel, de dikke zwerfsteen voor het oude gemeentehuis op de Brink, enzovoort, enzovoort. Zelfs het hunnebed an de Grönnegerweg bee Deever is een aardkundig monument ! Bedenk een georoute of een geopad of een geopark. Zet gratis oerdorpskrachten of dorpsoerkrachten aan het werk ! Doe wat ! Welke oerdorpskracht of dorpsoerkracht wordt de eerste onbezoldigde geogids ? 

Abracadabra-1446

Posted in Aardkundig monument, Landgoed Berkenheuvel | Leave a comment

Ut stroatnaèmbröttie veur vaè en seune Koster

De doodlopende Kosterstraat is te vinden op de Westeresch van Deever.
Zie ook de bijgaande twee kleurenfoto’s, die de redactie van ut Deevers Archief op donderdag 4 november 2017 heeft gemaakt tijdens een halfjaarlijks koekeloerrondje door de gemiente Deever.
Eigenlijk is de Kosterstraat meer een soort van karig en goedkoop doorgaand Kosterpaadje, maar wel met van die vervelende gemeentelijke betuttelpaaltjes aan het begin van het paadje. Stel je toch eens voor dat vanaf de Brinkstraat auto’s de smalle Kosterstraat in zouden worden gereden of omgekeerd. Dat moet echt niet mogelijk zijn.
Het straatnaambordje aan de kant van de Dingspilstraat oogde op 4 november 2017 verloederd, versmeerd en verweerd. De tekst onder de naam van de straat was zelfs niet meer te lezen. Dit bordje staat in schril contrast met de keurig opgepoetste bordjes aan het begin van de oprijlaan met de naam Gemeentehuislaan.
De Kosterstraat is vernoemd naar de Deeverse verzetsstrijder Geert Gerhardus Koster (geboren op 24 mei 1925 in Deever, overleden op 24 maart 1945 te Paigerhorst). Verzetsstrijder Geert Gerhardus Koster is de zoon van de Deeverse verzetsleider Geert Koster (geboren op 5 januari 1900 in Nieuw Buinen,, overleden op 26 maart 1996 in Deever).
Vader Geert Koster onthulde het straatnaambord op 9 mei 1988; zie het bijgevoegde artikel, dat op 9 mei 1988 is gepubliceerd in de Olde Möppeler (Möppeler Kraante).
Erg opmerkelijk is dat de Dametjes En Heertjes Van Het Hardgrondige Gelijk In Het Gemeentehuis Aan De Brink In Deever in 1988 de straat alleen naar zoon Geert Gerhardus Koster hebben vernoemd en niet naar vader en zoon Koster, maar wel schaamteloos de oude vader Geert Koster het bord lieten onthullen.
Nog erger opmerkelijker is dat de Dametjes en Heertjes Van Het Ondoorgrondelijke Gelijk In Het Gouden Raadhuis Aan De Gemeentehuislaan de tekst onder de naam van de straat na het overlijden van vader Geert Koster niet direct respectvol heeft aangepast door ook vader Geert Koster te vernoemen.
Bijvoorbeeld, wat te denken van de volgende voor de hand liggende tekst:
Geert Koster, 1900-1996; Geert Gerhardus Koster, 1925-1945; Vader en zoon, verzetsstrijders.
De redactie van ut Deevers Archief heeft zijn burgerlijke vrijheid en verantwoordelijkheid genomen en bedacht voor de Dametjes En Heertjes Van Het Niet Bestrijdbare Straatnamengelijk In Het Diamanten Raadhuis Aan De Gemeentehuislaan in Deever alvast van het straatnaambordje gratis bijgaand voorlopig concept van het voorlopige overleg- en herkauwontwerp. Want het nederige conceptje moet vast nog wel in allerlei vergader- en overleg- en consultatiegroepjes worden gegooid. Want niets is zo moeilijk als het bedenken en ontwerpen van een straatnaambord.
Maar het zal de Dametje En Heertje Van Het Bovenmenselijke Straatnaambordengelijk In Het Comfortabele Raadhuis Aan De Gemeentehuislaan in Deever – toch wel enige ambtelijke goede wil en moeite gaan kosten om meer dan twintig jaren na het overlijden van verzetsleider vader Geert Koster aan de verantwoordelijke politieke bazen voor te stellen het onderschrift op het straatnaambord alsnog te wijzigen, opdat ook verzetsleider vader Geert Koster op gepaste wijze wordt geëerd. Een dorp dat zijn oorlogsverleden willens en wetens vergeet, heeft geen recht op een toekomst.
Maar het echte doorslaggevende en financiële aapje komt nu uit het mouwtje
Want de Dametje En Heertjes Van Het Grote Gelijk In De Behandeling Van Tweede Wereldoorlog Zaken en De Dametjes En Heertjes Van Het Roestvaststalen Straatnaambordengelijk In Het Aangename Raadhuis Aan De Gemeentehuislaan in Deever kunnen met een gerust hart de wijziging aan hun respectievelijke politieke baas voorstellen, want de redactie van ut Deevers Archief tornt niet aan de naam Kosterstraat, dus de Voorkant Van Het Gemeentelijke Gelijk hoeft niet het hoofd te bieden aan administratieve kosten ten gevolge van een straatnaamwijziging.
Wellicht zullen de verantwoordelijke politieke bazen van de gemeente Westenveld over de voorgestelde wijziging van het onderschrift van het straatnaambord langdurig en diepgaand willen overleggen met de voorzitter en de straatnaamdeskundologen van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever.
Duurzame eerlijke-handel straatnaamborden met hun bevestigingsmaterialen zijn tegenwoordig gemakkelijk bij diverse bedrijven via internet te bestellen (vandaag besteld, morgen in het Raadhuis aan de Gemeentehuislaan). De redactie raamt de maak- en verzendkosten voor dit bord met bevestigingsmateriaal op ongeveer 100 euro, dus voor het vervangen van het bord aan beide kanten van het paadje bedragen de materiaalkosten ongeveer 200 euro.
De gemeente Westenveld zou deze onvoorziene en zeer zeker ongewenste kosten kunnen betalen uit de begrotingspost zitbanken in de openbare ruimte, want op deze post kan winst worden gemaakt, omdat voor een nieuwe zitbank in de openbare ruimte tegenwoordig gemakkelijk een sponsor is te vinden.
En de om werk zeer verlegen zittende dorpskrachten van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever zijn vast wel bereid de twee aanwezige straatnaamborden te verwijderen en de twee nieuwe straatnaamborden aan de paal te schroeven en zijn vast wel bereid het aanwezige verkeersbord RVV L08 te reinigen van de carbidrookaanslag.
En de dochter, een kleinkind of een achterkleinkind van verzetsleider Geert Koster zou de twee vernieuwde straatnaambordjes wellicht willen onthullen.
Zo’n heronthullinkje is wel weer een sappig persmomentje voor de betreffende politieke baas van de gemeente Westenveld. Denk aan die herverkiezing; elk persmomentje en elk fotootje op het internet, in een krant of in een flodderblaadje is toch maar mooi weer meegenomen. Zo’n heronthullinkje betekent ook gerinkel in de kassa van de plaatselijke krantencorrespondent.


Posted in Alle Deeversen, Deever, Tweede Wereldoorlog, Verzet | Leave a comment

De ofdieling onderbrook’n-lol in museum Dieverza

In het blaadje Siepelnieuws van 17 juni 1997 verscheen het volgende bericht over de opening van museumboerderij Dieverza van het echtpaar Ron Zegers en Eefke Steketee an de Brink van Deever.

Museumboerderij Dieverza een verrijking voor Diever
Zeer uitnodigend zullen zeven dag per week van ’s morgens tien tot bijna ’s avonds acht uur, de deuren van de zaterdag geopende museumboerderij Dieverza aan de Brink 2 te Diever open staan. Eenmaal binnen, zal het voor velen lastig worden het pand te verlaten. Niet alleen omdat er ontzettend veel is te zien, maar ook omdat het geheel zo’n gezelligheid uitstraalt, dat de bezoeker zich direct thuis voelt en er daarom voorlopig even wil blijven. Verantwoordelijk hiervoor zijn de nieuwe ondernemers Ron en Eefke Zegers.
Burgemeester drs. R.J. Schaeffer van Diever sprak tijdens de opening van een kwalitatieve versterking. ‘De structuur van het dorp wordt op deze versterkt zonder concessies te doen. Diever heeft met dit museum er bij, naast het wandelen en fietsen nog meer kwaliteit’, aldus Schaeffer, die verder meedeelde ook edelsmeden naar Diever te willen halen, oftewel ambachten in ’t algemeen. De toerist wordt zo een totaal plaatje geboden.
Het echtpaar, afkomstig uit Ridderkerk, verzamelt al zo’n tien jaar ‘oude’ spulletjes. ‘In Ridderkerk hadden we een verzamelwinkel en in opdracht van musea kochten we oude voorwerpen. Omdat het leven in het Westen, zeker met een zaak, toch wat lastiger wordt en we altijd al in Drenthe wilden wonen, besloten we het avontuur aan te gaan. We hebben zo’n zeven maanden geleden 120 makelaars in Drenthe aangeschreven en heel veel boerderijen bekeken. Toen we de boerderij op de brink in Diever binnen kwamen, was het voor ons niet meer moeilijk, dit was precies het sfeertje dat we zochten’, vertelt Eefke. In oktober vorig jaar werd de eerste aanvraag ingediend en door een goede medewerking van de gemeente Diever mocht met de verbouw worden gestart. Met hulp van familie verbouwde Ron in tien weken het totale interieur. Eefke zette alles op z’n plaats en zaterdagmorgen kon het resultaat bekeken worden.
Dieverza
Gezien de diversiteit, is het niet moeilijk de naam van het museum te herleiden. Eefke en Ron vinden het een groot avontuur, waar ze helemaal achter staan, daarbij zitten ze nog boordevol plannen. ‘Het is een vreemd gevoel. Voorheen moest ik altijd verkopen en nu mag ik al dat moois houden’, zegt Eefke. In de museumboerderij Dieverza is van alles te zien wat betrekking heeft op het tijdvak 1900 tot 1950. Er zijn diverse ‘afdelingen’, zoals onder andere de kapper, het schooltje, de schoenmaker, het gruttertje, de hoedenwinkel en een collectie oud speelgoed. Zeer apart is de afdeling ‘onderbroeken-lol’, zoals het echtpaar deze noemt. Buiten de vele korsetten, bh’s en onderbroeken is in een vitrine het slipje van prinses Juliana te zien. Dit werd uit het persoonlijk bezit van het koningshuis in 1945 door de Stichting Herstel Zeeland 1945 naar de oma van Ron gestuurd, toen zij en meerderen door bombardementen alles kwijt waren. Nu ligt het ongeschonden in Diever.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Opvallend is de snorkerige politieke lulkoekerij van waarnemend burgemeester doctorandus in de andragogie Robert Johan Schaeffer, die edelsmeden en andere ambachten naar Deever wilde halen. Waar bemoeide zich die man toch tegen aan ? Was hij een soort van look-alike van burgemeester Jan Cornelis Meiboom (die in de Deeverse volksmond altijd ome Kees werd genoemd ?
In het op vrijdag 9 juli 2021 uitgegeven papieren Magnum Opus van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever.is het Siepelnieuws-bericht te lezen op de bladzijden 402 en 403.

Posted in Museum | Leave a comment

De tremhaltechef is overeplaèst hen de Smilde

Op 3 maart 1933 verscheen in het Nieuwsblad van Friesland het volgende bericht over de overplaatsing van Jan Benthem van de tramstation Dieverbrug naar de tramstation Hijkersmilde.

Hijkersmilde, 2 maart.
De heer J. Benthem, haltechef bij de Nederlandsche Tramweg Maatschappij te Dieverbrug, is met ingang van 1 maart jongstleden. overgeplaatst naar het station alhier.

Aantekeningen van ut Deevers Archief
Jan Benthem is de jongste zoon van marktschipper, schipper, schuitenvoerder, tolgaarder, logementhouder en caféhouder Sjoert Benthem en Grietje Merk. Hij is geboren op 12 mei 1894 an de Deeverbrogge. Jan Benthem trouwde op 3 augustus 1923 in Avereest met Hillechina Helena de Roode. Toen hij trouwde was hij chef van het tramstation van de Nederlandsche Tramweg Maatschappij an de Deeverbrogge.
Vanwege de sluiting van de tramlijn van de Nederlandsche Tramweg Maatschappij tussen Meppel en Hijkersmilde in 1933 en derhalve vanwege de sluiting van de tramhalte an de Deeverbrogge werd Jan Benthem overgeplaatst naar het tramstation Hijkersmilde. Tramstation Hijkersmilde bleef toen vooralsnog wel bestaan als station in de tramlijn Assen-Hijkersmilde-Oosterwolde.

Posted in An de Deeverbrogge, Café-Logement, Stoomtram | Leave a comment

Un paèr olde fotoos van museum Dieverza

De redactie van ut Deevers Archief ontving alweer enige tijd geleden twee bijgaand afgebeelde kleurenfoto’s van het echtpaar Ron Zegers en Eefke Steketee, tot eind 2002 de eigenaren van museumboerderij Dieverza an de brink van Deever. Zij hebben tegenwoordig een winkel met de naam Diverza in Schoondijke in Zeeuws-Vlaanderen. De redactie heeft van hen toestemming deze twee foto’s te tonen in ut Deevers Archief.  De redactie is hen bijzonder erkentelijk voor deze toestemming. Die twee foto’s zijn toch maar weer twee mooie kleurenfragmentjes uit het museumverleden in de gemiente Deever.
Bij de baanderdeure aan de voorkant van de boerderij met de originele naam ‘de Boerderij’, die de ingang was van hun museumboerderij Dieverza, staan te verkopen spulletjes uitgestald, ter gelegenheid van de zo nodig zo genoemde ‘historische dag’ op zaterdag 12 juli 1997.
Op afbeelding 2 is een man (Peter Kuiper ??) bezig met het toeteren op een zo nodig zo genoemde handgemaakte midzomerhoorn. Het moet een midzomerhoorn zijn geweest, want de midwinterhoorn hangt in de zomer verplicht aan de muur, daar blijf je in de zomer met de fikken van af, daar toeter je in de zomer niet op, dan maak je boze wintergeesten wakker. Het toeteren op de midzomerhoorn en de midwinterhoorn is bepaald geen historische Deeverse streekeigen traditie, maar wel een soort van bestrijdenswaardige exotische bezigheid. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat de toeteraar uit zuid-oost Drente, of Twente of Salland afkomstig was en naar Deever was gekomen om reclame te maken voor het toeteren op zo’n instrument in de zomer.
De redactie heeft bijgaande kleurenfoto gemaakt op vrijdag 19 november 2021. In het boerderijgedeelte van dit pand met nog steeds de naam ‘de Boerderij’ is geen winkel meer gevestigd.

Afbeelding 1 – © Eefke Zegers-Steketee

Afbeelding 2 – © Eefke Zegers-Steketee
Afbeelding 3 – © Ut Deevers Archief

Posted in Museum | Leave a comment

Un wièdelose Shakespearemaarktmunt uut Deever

In de Leeuwarder Courant van 4 augustus 1987 verscheen een kort berichtje over de Shakespeare-markt in Deever met onder meer de opvoering van een schulterechtspraak, een optreden van een chirurgijn, een demonstratie van het handmatig slaan van munten en middeleeuwse muziek. En dat allemaal ter vermaak van de toeristen en ter forse verhoging van de omzet van de Deeverse neringdoenden.
Tijdens de munterij werd een soort van Shakespeare-markten-herinnerings-munt geslagen. Zie de twee afbeeldingen. Het was geen echte munt, het was ook geen valse munt, de munt toonde ook geen geldelijke waarde, het was letterlijk met alle respect een waardeloze munt. De Rabobank an de Peperstroate in Deever heeft de munterij blijkbaar mede mogelijk gemaakt, gelet op het logo in de muntzijde van de munt.
Echte muntenverzamelaars, verzamelaars van Shakespeare-prullaria uut Deever en mensen die ernstig lijden aan de Deeverse variant van Shakespearitis hebben echter wel belangstelling voor deze waardeloze munt.
Op de kopzijde van de munt is het volgende voor keukentegeltjes geschikte Shakespeare-wijsbegerigheidje te lezen: ‘Nooit is iets verkeerd of ongepast, wat eenvoud in oprechte ijver biedt.’ Dat kon gewoon niet missen.

Shakespeare-markt in Diever weer kleurrijk feest
Voor het tweede achtereenvolgende jaar is gisteren in Diever een drukbezochte Shakespeare-markt gehouden, waarbij een toneelstuk werd opgevoerd dat speciaal voor deze gelegenheid was geschreven door CDA-raadslid Meine Schaap.
Het stuk vertelde over de zogenaamde schulterechtspraak, de rechtzaak in de Middeleeuwen. De hoofdrollen werden gespeeld door Jeep Lok, als schulte (rechter), agent Westerhof als rakker (agent) en Kees Bakker als schepen (de griffier).
De Shakespeare-dag werd georganiseerd op initiatief van de plaatselijke V.V.V. en de middenstand.
Van twee uur ’s middags tot negen uur ’s avonds stond het Drentse dorp in het teken van de Middeleeuwse schrijver en dichter en was iedereen zoveel mogelijk in historische kleding gehuld.
Een modeshow was in verband met de regen verplaatst naar de kerk. Daar werden in de loop van de middag de fraaie klederdrachten getoond die de afgelopen veertig jaar bij de openluchtspelen zijn gebruikt.

Posted in Shakespeare prullaria, Shakespearitis | Leave a comment

Leever op de boerdereeje dan in de huusholling

Hans Salverda en Ebbing Kiestra besteden in hun prachtige must-have boek Groot Wateren – Een oase van weldaad gelukkig ook terecht aandacht aan de boerderijen op Groot Wateren. In hun boek besteden ze op de bladzijde 23 en 24 aandacht aan de boerderij in ut Mattensstok (het Martensstuk).
De plaats waar de boerderij stond werd in de Woaterse volksmond ut Mattensstok (Martensstuk) genoemd, echter mr. Albertus Christiaan van Daalen, de eigenaar van het landgoed Berkenheuvel, gaf aan deze plaats de naam Martenshoek, uit respect en waardering voor zijn trouwe en betrouwbare boschbaas Marten Wouwenaar.
Willempje Hofman-van Olphen is in deze boerderij in ut Mattensstok geboren op 30 maart 1910. ‘Zij herinnerde zich haar geboorteboerderij, toen ze op 30 maart 2010 honderd jaar werd: ‘Ik heb vroeger altijd op Wateren gewoond. Daar hadden we een boerderij. Ik werkte liever op de boerderij dan in de huishouding.’
Op een detail van de topografische kaart uit 1964 (zie afbeelding 1) is te zien dat de boerderij in ut Mattensstok ligt in het gebied met de naam ’t Hertenkamp vlak bij een oude vloeiweide en vlak bij de Martenswal. De boerderij ligt tamelijk dicht bij de grens tussen de gemiente Deever en de gemeente Vledder.
Op een detail van de topografische kaart uit 1974 (zie afbeelding 2) is te zien dat de boerderij niet meer is ingetekend in ut Mattensstok in het gebied met de naam ’t Hertenkamp vlak bij een oude vloeiweide en vlak bij de Martenswal.
Rond 1971-1972 heeft de N.V. Berkenheuvel het ten westen van de Woaterseweg gelegen deel van het landgoed verkocht aan de Vereniging Tot Behoud Van Natuurmonumenten.
De Hoge Dametjes en Heertjes Van De Vereniging Tot Behoud Van Natuurmonumenten In Het Verre ‘s-Graveland hebben de boerderij met alles wat er om heen stond rond 1971-1972 laten afbreken. Denk nou niet dat die grote berg sloopmateriaal netjes naar een puinbreker is afgevoerd. Nee, in 1971-1972 moesten woorden, zoals duurzaam, hergebruik, circulair, klimaatneutraal en planetproof nog worden uitgevonden. Nee, de Hoge Dametjes en Heertjes Van De Vereniging Tot Behoud Van Natuurmonumenten In Het Verre ‘s-Graveland hebben in 1971-1972 die grote berg sloopmateriaal ter plekke laten begraven in een -het kan niet anders- gigantisch gat. En dat terwijl de Hoge Heren Van De Vereniging Tot Behoud Van Natuurmonumenten In Het Verre ‘s-Graveland misschien wel de uitvinders waren van de spreuk: Laat niet als dank voor het aangenaam verpozen, de eigenaar de schillen en de dozen. Moet deze ondergrondse berg bouw- en sloopafval in ut Mattensstok alsnog worden opgegraven en worden afgevoerd naar een recyclingbedrijf ? Het duurzame antwoord is: ja !!
In de beeldbank in de collectie Monumentenzorg van het Drents Archief in Assen zijn enige mooie zwart-foto’s van de niet meer bestaande boerderij in ut Mattensstok aanwezig. Een fotograaf van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg heeft de hier afgebeelde vijf foto’s gemaakt op 13 oktober 1970. Deze foto’s zijn zonder toestemming te kopiëren, te wijzigen en te verspreiden.

Afbeelding 1
De boerderij in het Martensstuk ligt in een gebied met de naam ’t Hertenkamp vlak bij een oude vloeiweide en vlak bij de Martenswal. Deze boerderij is op de topografische kaart uit 1964 nog ingetekend

Afbeelding 2
De boerderij in het Martensstuk lag in een gebied met de naam ’t Hertenkamp vlak bij een oude vloeiweide en vlak bij de Martenswal. Deze boerderij is op de topografische kaart uit 1974 niet meer ingetekend, dat wil zeggen dat de boerderij is afgebroken.

Afbeelding 3


Afbeelding 4

Afbeelding 5

Afbeelding 6

Afbeelding 7
Foto van de vervallen schuur bij de boerderij in het Martensstuk

Posted in Boerdereeje, Verdwenen object, Woater’n | Leave a comment

Mijn dagen als nieuwe pees zal ik niet gauw vergeten

De redactie van ut Deevers Archief ontving op 23 maart 2016 van de heer Rob Tijssen het volgende uitgebreide verhaal over zijn jaar in het jongenskamp ‘de Eikenhorst’ an de Gowe.

Ik ben Rob Tijssen en ik ben geboren op 19 april 1950 in Nieuwer-Amstel. Mijn verhaal over het jongensinternaat ‘de Eikenhorst’ bestrijkt de periode 3 september 1962 tot 18 juli 1963.
Ik ben na mijn lagere schooltijd naar het jeugdinternaat ‘de Eikenhorst’ gestuurd. De redenen en de juiste motivatie daarvoor zijn mij nooit verteld en zeker niet uitgelegd.
Ik was niet een van de gemakkelijkste. Ik had een hekel aan leugens en ik had ook een groot rechtvaardigheid gevoel. Iets wat mij vaak in conflictsituaties bracht, die ik dan vaak met losse handjes oploste.
Mijn ouders hebben mij op mijn twaalfde weggebracht naar het verre Geeuwenbrug in Drenthe. Mijn vader mocht daarvoor de bedrijfswagen van zijn werkgever L.J. Kramer gebruiken, een Fiat.
Op maandag 3 september 1962 gingen wij op pad met een koffer met kleding, waar door mijn moeder speciaal besteld, een geborduurd naam- en nummerstrookje was ingenaaid (het wasnummer). Ik had nummer 38, voor zover ik mij kan herinneren. Dit gebeurde aan de hand van een lijst die mijn ouders was toegezonden. Hierop stond ook precies welke kleding ik bij mij moest hebben. Verders wat persoonlijke dingen, zoals een foto en dergelijke.
Na ongeveer 2,5 uur rijden arriveerden wij na enig zoeken en vragen bij het internaat, wat je van de rijksweg af niet zag liggen. We vroegen de weg bij café Jonkers tegenover de Geeuwenbrug. Over een zandpad langs het café kwamen we bij de ingang van het internaat en stopten voor -wat later bleek- de stafbarak.
Wij hadden in het jongenskamp veel meer reuring verwacht, maar het was uitgestorven. We zagen niemand. We hoorden na het uitstappen een typemachine, dus er was wel iemand. Na op het geluid af te zijn gegaan, maakten we kennis met de heer Schievink, de administrateur van het internaat. Hij vertelde ons dat niemand aanwezig was en dat de jongens die middag terug zouden komen van hun verlof. Eens in de zes tot acht weken kreeg je verlof. Dit was onder andere afhankelijk van hoe het uitkwam met de feestdagen, zoals Kerstmis en Pasen. De heer Schieving stuurde ons letterlijk en figuurlijk het bos in met het verzoek later die middag terug te komen.
Nadat we de omgeving hadden verkend en foto’s hadden genomen, gingen wij terug naar het internaat.
Ik was ingedeeld in de groep ‘Klondike’. Ik bracht mijn spullen naar de barak en zette die op het aan mij toegewezen bed. We sliepen met ongeveer zestien jongens op een zaal. Naast een bed stond een kast voor het opbergen van eigen spullen en kleding. Deze plek heb ik gedurende mijn periode daar gehouden.
Later die dag werd mij een oudere jongen toegewezen, die mij uitlegde hoe ik mijn kast moest inrichten en indelen en gaande weg uitlegde wat de regels waren en waar ik me aan moest houden. Ook heeft die jongen mij geholpen mijn bed op te maken, wat heel strak volgens militair voorschrift moest gebeuren. Bij een inspectie of zo, je stond dan voor jouw bed, werden jouw gepoetste kistjes (kleine maat militaire schoenen) en jouw kast geïnspecteerd. De liniaal werd langs jouw stapeltje kleding gelegd, Als jouw bed niet in orde was, dan kreeg je een berisping en werd het bed door de leider afgehaald en kon je opnieuw beginnen. Mijn leider was in die periode Harry Peek uit Breukelen. Soms trok hij ook zo jouw hele kast leeg op de grond als hij vond dat je te vaak een loopje met hem nam, en niet alles erin lag, zoals het volgens de regels moest.
Abracadabra-1280

Mijn eerste dagen als nieuwe pees -dit was de bijnaam voor een nieuwkomer- zal ik niet gauw vergeten. Vooral de jongens die al langere tijd in het kamp waren, voelden zich heel wat. Maar met mijn vechtersmentaliteit (letterlijk en figuurlijk) had ik al snel mijn draai gevonden.
De dag na mijn aankomst moest ik naar de foerier, de heer de Vries, om mijn kistjes, overall, sportkleding en verdere kampuitrusting te halen. Bij hem kwam je ook één keer per week om het zakgeld -ik meen f. 0,50- op te halen. Hij had ook een ruimte, waar we wat snoepgoed konden kopen, dat met het zakgeld werd verrekend. Ik weet niet meer of je de rest van je centen dan mee kreeg of dat het werd opgeschreven.
Na een soort test -meen ik- werd ik voor onderwijs ingedeeld in groep C en kreeg les in O II (zie de tekening van de plattegrond), wat voor mij inhield V.G.L.O. (Voortgezet Lager Onderwijs). We kregen les van van mijnheer Bergsma. Mijnheer Sjoerd Schokker gaf les in O I aan de -wat leren betreft- wat mindere broeders. We kregen sportles van mijnheer Bosman, die trompet speelde. Handenarbeid kregen we van mijnheer Besselink.
In de naschoolse tijd was je op je groepsleider aangewezen voor vermaak en dergelijke of je had corvee. Je had vaak ook wel tijd voor jezelf, maar je mocht alleen niet van het terrein af. Ik ging vaak naar wat wij het ‘Zandje’ noemde. Daar stond een schommel en daar was een klimboom.
In het weekeinde werd een programma gedaan met ’s zaterdagmorgen corvee, waarbij eenmaal in de vier weken jouw groep iemand naar de eetzaal moest sturen om die te reinigen en de vloer daar in de boenwas (bruine drab uit een groot blik) te zetten met een blokker. Dat was een zwaar metalen blok met een steel en met daaronder een borstel. De anderen van jouw groep maakten dan de slaapzaal, de gemeenschappelijke ruimte, het halletje, de wasruimte en de toiletten van de groep schoon. Hierbij kreeg iedereen een taak toegewezen. Als je dacht dat je het corvee goed had uitgevoerd, dan meldde je je bij de groepsleider en als deze vond dat je het goed had gedaan, dan kreeg je tot de lunch vrij. Regelmatig kreeg ook wel iemand strafcorvee. In de middag maakten we vaak een boswandeling of deden we een spel in het bos, meestal wel iets sportiefs. Soms organiseerde de groepsleider ’s avonds iets met een toneelstukje of zingen in jouw eigen groep of een spelletjesavond. In de winter werd dan die grote zwarte oliekachel aangestoken, als die al bij de gratie Gods mocht branden. Ook was meestal op zondag gelegenheid (lees verplicht) om een briefje naar huis te sturen. Die werd gecensureerd. De envelop mocht je niet dicht plakken. Dit gebeurde nadat de kerkgangers terug waren van hun kerkbezoek, iets wat de meesten van hen als een uitje zagen. Wat we dan ook wel deden en georganiseerd door de groepsleiders, was op het voetbalveld tegen een ander groep voetballen. Soms kregen we vrijaf en mochten we wat voor ons zelf doen.
In die tijd was mijnheer Verdonk de leider van de groep Perú. Hij trok volgens mij ook veel op met mijnheer Peek, want soms trokken die groepen wel eens met elkaar op.
Zo ook was jouw groep regelmatig verantwoordelijk om de tafels in de eetzaal te dekken of na het eten af te ruimen en de afwas te doen. Vele handen maken licht werk.
Elke week was een jongen of waren twee jongens -dat weet ik niet meer- koksmaatje. Een koksmaatje moest de kok helpen in de keuken. Als ik me goed herinner heette de kok Westerhof. Ik zie me daar nog zitten met die teil met aardappelen, die gepit moesten worden voor ongeveer zeventig personen, want de leiders aten ook mee. Zo ook de adjudant mijnheer van Tilburg, die ons dan om stilte vroeg, om hen die wilden bidden de gelegenheid te geven dit te doen. Ouders die op bezoek kwamen bij hun kind aten ook wel een enkele keer mee.
Een doordeweekse dag begon om ongeveer 7.30 uur met opstaan en wassen en na het aankleden bed opmaken, waarna de inspectie werd gehouden met aantreden voor het bed of voor de barak waar je een en ander werd medegedeeld en de opdrachten voor die dag werden verdeeld. Dan rechtsom in colonne naar de appelplaats waar we stonden opgesteld. Het appel werd afgenomen door de adjudant, waarna de vlag werd gehesen. Na deze ceremonie gingen we in colonne terug naar onze barak, waar we wachten tot de bel werd geluid, waardoor we wisten dat we konden gaan ontbijten. Het kan ook zijn dat het appel na het ontbijt plaats vond, dat weet ik niet meer.
Na het eten gingen we terug naar de barak en wachtten op de bel om naar ons leslokaal te gaan. Rond het middaguur gingen die jongens met een taak (corvee) die vervullen. De rest ging terug naar zijn barak om te wachten op de bel, waarna we warm gingen eten. Op donderdag -vaste prik- kregen we lever als vlees. Ik kon lever niet door mijn strot krijgen.
Na het warme eten gingen we weer naar de barak, waar je even tijd had v oor jezelf of waar je corvee ging doen, zoals je was opgedragen. Na de bel gingen we weer naar ons klaslokaal tot 15.30 uur, daarna had je wat vrije tijd voor jezelf of om met een vriendje uit jouw groep iets te ondernemen op het kampterrein.
Als de bel luidde gingen we eten of hadden we eerst appel met de vlaggenceremonie (strijken van de vlag), dat weet ik niet meer, waarna we -als iedereen zijn corvee en dergelijke had gedaan- nog even wat buiten gingen doen of gezamenlijk in de groep, dat was ook afhankelijk van het weer. Om 20.00 uur moesten we ons wassen, onze tanden poetsen en dan naar bed. Om 20.30 uur ging het licht uit en dan moest iedereen stil zijn. Als je dat niet was, dan moest je in jouw nachtkleding in het halletje staan bij de kamer van de leider, soms wel een uur en geloof me je kreeg het dan eigenlijk wel koud. Ik weet ook nog dat een keer een jongen buiten voor de barak moest staan, nou dat was helemaal geen lolletje.
Als we terug kwamen van een verlof, dan hield de kok daar zeker de eerste dagen rekening mee, dan was er wat minder te eten, omdat iedereen wel snoep en snaaiwerk mee van huis had gekregen van oma en van moeder, die je dat dan wat toestopten.
Maar toen wij in januari 1963 terugkwamen van verlof, had zowat niemand wat te snaaien, want thuis was ook alles nodig om die strenge winter te overleven. Na een paar dagen ging het fout en lagen we met honger in bed en konden we in de onverwarmde slaapzaal niet in slaap komen. Twee Rotterdammers gingen er toen op uit en zijn door het kolenhok de keuken in gegaan en hebben daar een paar rode kolen gestolen, die we rauw in bed hebben verorberd. Dat gaf de volgende dag bij de warme maaltijd de nodige consternatie, we werden toegesproken door de adjudant, maar het had wel tot gevolg dat we wel weer genoeg te eten kregen. Volgens mij was alles financieel strak geregeld om binnen een budget te blijven en werd de kachel daardoor ook minimaal gestookt.
Mijn oma overleed, toen ik net enige weken in het kamp zat. We noemde het internaat in die tijd ‘het kamp’. De Drent noemde ons kampjongens. In het Drents kaampjong’n. Ik moest tussen de middag naar het kantoortje van de adjudant in de stafbarak en kreeg daar plompverloren te horen dat mijn oma was overleden. Ik kon weer gaan met al mijn verdriet. Ik werd door mijn groepsleider, die het ook gehoord had, enigszins opgevangen, Aan hem vertelde ik dat ik minstens naar de begrafenis wilde en dat de adjudant dat bij voorbaat al had geweigerd. Harry Peek reed motor en zei tegen mij dat we desnoods samen op zijn motor naar Aalsmeer zouden gaan, maar dat ik daar zou zijn. Op stafniveau is daar toen over gesproken, waarna ik bij uitzondering de nodige reisbescheiden kreeg op kosten van het internaat. De dag vóór de begrafenis heeft Harry Peek mij op zijn motor naar het station in Meppel gebracht.
Een ander voorval was, toen op het avondappel een jongen ontbrak. Hij was weggelopen om een of andere reden. De commandant, de heer Sanderman, is met zijn auto (een van de eerste DAFjes van het type 33, de trutteschudder) achter hem aangegaan en heeft de jongen teruggebracht. Deze jongen is daarna flink bestraft en was een paar weken later met groot verlof, maar was waarschijnlijk naar een ander internaat gestuurd. Als je na ongeveer 1 jaar naar huis ging, dan noemden wij dat je met groot verlof ging.
Er waren soms wel leiders, die niet capabel waren om leiding te geven en je dan maar een klap of meerdere klappen gaven. Gelukkig is mij dat nooit overkomen, want ik vermoed dat het kampterrein dan te klein was geweest.
Sjoerd Schokker woonde volgens mij een paar huizen verwijderd van café Jonkers. Hij reed in een bestelwagen Citroën 2 CV (Lelijke eend).
Verders herinner ik mij nog wel wat namen van jongens uit de groep Klondike. Maar de bezetting van de groep veranderde telkens weer. Jan Schipper uit Den Bosch (hij wilde graag bokser worden), Ben Vermeulen uit Duivendrecht, Hans Hurk uit Eindhoven, Charles Tisserand uit Amsterdam, Frits Riemers, Tjang Jhen Chao uit Arnhem, Sier Koning, Cor Broertjes uit Amsterdam.
Ook was er een tuinman en klusjesman, de heer Winters, waar je ook wel heen werd gestuurd als je strafcorvee had. Dan moest je hem helpen. Ik vond dat eigenlijk niet eens zo erg en vond het wel een aardige man. De heer Winters woonde met zijn gezin buiten het kamp aan het zandweggetje dat langs café Jonkers liep op ongeveer 150 meter achter Café Jonkers. Zijn vrouw deed wat verstel- en reparati werk aan kapotte kleding, zoals sokken stoppen en knopen aanzetten.
Eind januari begin februari was ik erg ziek en lag in de ziekenboeg in de stafbarak tegenover de kamer van Veronika Jong, de leidster van groep Alaska. De andere kamer grenzend aan haar kamer was die van Tineke de Graaf, tegenover de ziekendienst waar je s’ avonds terecht kon voor een pleister, aspirientje of wat levertraanzalf als je schrale lippen had. Maar dat even terzijde. Ze durfden mij in eerste instantie niet te vervoeren, omdat ik spontaan bewusteloos was geraakt en ik ben daar volgens mij door dokter Broekema uit Diever behandeld, die dat deed in overleg met het ziekenhuis in Meppel. Deze huisarts kwam mij dagelijks op zijn motor met zijspan vanuit Diever bezoeken. De kok kookte voor mij toen speciaal licht verteerbaar voedsel bestaande uit droge rijst met jam.
Als je jarig was, dan had je een dag vrij en mocht je met een vriendje op de fiets in de omgeving rondtoeren. Op mijn verjaardag ben ik samen met Charles naar mijnheer Winters geweest om een fiets op te halen. We gingen om 10.00 met een lunchpakketje op stap. Over het zandpad langs camping Ellert en Brammert en langs het hunebed naar Diever, waar eigenlijk niets te beleven viel en we al gauw waren uitgekeken. We waren daar compleet vreemd en ook werden we herkend als kaampjong’n. Toen zijn we maar naar Dwingeloo gegaan en hebben het dorp verkend en over de Brink gelopen. Ergens op een van de binnenwegen hebben we ons lunchpakketje genuttigd en we zijn toen via een omweg terug gefietst naar Geeuwenbrug. We waren om 15.00 uur terug in het kamp, waar we overgingen tot de orde van de dag.
Verder heb ik nog wel prettige herinnering aan een vakantie op de fiets naar Giethoorn van 15 juni tot en met 19 juni 1963, zie ook de kopie van het logboek, We deden een piratenspel met geheimschrift en een schatkaart  Het spel was bedacht door mijnheer Besselink. We begonnen het spel al een week voordat we naar Giethoorn gingen. We konden met corvee en sport nepgeld verdienen, dat bestond uit glad gestreken zilverpapier van bonbon snoepjes, zilverpapier uit een pakje sigaretten en dergelijke. Als je genoeg geld had, dan kon je de schatkaart kopen of een deel van de brief, die uiteraard in geheimschrift was geschreven. In Giethoorn sliepen we in tenten en hadden we een paar punters tot onze beschikking. De eerste nacht stormde het en vielen er stortbuien. Tenten storten in, Nadat we de tenten in de regen met zelfgemaakte haringen weer hadden opgezet, bleken deze zo lek als een mandje te zijn, want het waren enkeldoeks tentjes. Maar dat mocht de pret niet drukken. Het spel op zich was hartstikke leuk en goed bedacht door de leiding, Volgens mij kookten we zelf en was onze groepsleidster juf Tineke de Graaf ook aanwezig.
Ik zou mogelijk nog wel meer weten, maar ik denk dat ik zo wel een redelijke indruk heb gegeven van hoe het er in het kamp aan toeging.

Abracadabra-1279

Posted in de Gowe, Jongenskamp de Eikenhorst, Tiekening | Leave a comment

Ut vuleed’n van de gemiente Diever op ut internet

Op het internet is veel te vinden over het verleden van de gemiente Deever. Voor zover ontdekt en bekend wordt hier melding gedaan van belangwekkende plaatsen op het internet, die gegevens over onderwerpen uit het verleden van de gemeente Diever bevatten.

Zuivelfabriek Diever
De melkfabriek aan het Moleneinde (Katteneinde) van Diever heeft van 1899 tot in het begin van de zeventiger jaren van de vorige eeuw gefunctioneerd. De webstees over zuivelhistorie geeft hierover enige gegevens en afbeeldingen.

Midwinterhoorns
Een neo-folkloristisch verschijnsel in Oldendiever en Diever is het blazen op de midwinterhoorn. De initiatiefnemer van dit verschijnsel heeft een eigen plaats op het internet ingericht, waar aandacht wordt besteed aan de midwinterhoorn, die hij als een soort primitieve hoorn beschouwd. Een redelijk objectieve beschrijving van de midwinterhoorn en het blazen op dat ding is te vinden in de internet-encyclopedie Wikipedia. Uit de gegevens in Wikipedia valt af te leiden dat het blazen op de midwinterhoorn geen Drentsche en zeker geen Oldendieversche traditie is, maar wat nu geen traditie is, kan dat over honderd jaar misschien wel zijn. Op het internet zijn ook filmpjes te vinden over het blazen op de midwinterhoorn in Diever. In andere landen wordt veel creatiever en natuurlijker met primitieve blaasinstrumenten omgegaan, zijn daar gewoon onderdeel van het dagelijkse leven, zoals bijvoorbeeld is te zien in dit filmpje of in dit filmpje.

Tweede Wereldoorlog – Monument aan de Bosweg
Het monument aan de Bosweg te Diever is een zwerfkei, waarop twee gedenkplaatjes zijn aangebracht. Op de metalen plaatjes staat de naam van de inwoners uit de gemeente Diever die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen. Meer gegevens zijn te vinden in de webstee van het Nationaal Comité 4 en 5 mei.

Tweede Wereldoorlog – Monument aan de Bosweg
Op initiatief van Stichting Informatie Wereldoorlog Twee is op 01-11-2002 Oorlogsmusea.nl gelanceerd om aan de grote vraag naar informatie over aan de Tweede Wereldoorlog gerelateerde musea en bezienswaardigheden te kunnen voldoen. De webstee Oorlogsmusea.nl besteedt ook aandacht aan het oorlogsmonument aan de Bosweg. De samensteller van die webstee is van mening dat de zwerfkei met daarop de twee gedenkplaatjes de naam ‘de Zwerfkei’ heeft.

Rijkswerkkampen Diever A en Diever B in de Oude Willem
In de Tweede Wereldoorlog werden de twee kampen ingezet voor de Duitse belangen. Zo werden hier in 1942 Joodse mannen te werk gesteld om vervolgens te worden overgebracht naar het doorvoerkamp Westerbork. In de laatste oorlogsjaren werden hier evacués ondergebracht die vanwege oorlogshandelingen of -omstandigheden hun woonplaats moesten verlaten. Na de oorlog zijn hier mensen vastgezet, omdat zij er van werden verdacht te hebben samengewerkt met de bezetter, in afwachting van hun berechting. In het werkkamp zijn na de oorlog ook vrouwen en kinderen van opgepakte N.S.B.’ers ondergebracht. Meer gegevens zijn te vinden in de webstee oorlogsmusea.nl.

Webstee van het Erfgoedpunt Diever
Via de webstee diever.erfgoedpunt.nl zijn verschillende sites over de plaatselijke geschiedenis op overzichtelijke wijze bij elkaar te vinden. Op deze webstee is ook een en ander te vinden over de lokale en Drents geschiedenisnieuwtjes en is rechtstreeks door te klikken naar bijvoorbeeld de Drentse digitale Encyclopedie en het Erfgoedplein Drenthe. Erfgoed wordt als een soort van synoniem voor geschiedenis gebruikt, maar soms ook in de letterlijke betekenis.

Posted in Webstee | Leave a comment

De toor’n wödde vulogt mit dree logttoeters

De hier afgebeelde zwart-wit ansichtkaart (afbeelding 2) is in 1959 uitgegeven door Van Leer’s Fotodrukindustrie in Amsterdam. De ansichtkaart was te koop bij warenhuis Jan Brugging (Jan Wiba) an de Heufdstroate in Deever.
Naast café Brinkzicht staat nog de oude schuur van de N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma. Direct na de Tweede Wereldoorlog hebben hier onder meer N.S.B.’ers en Landwachters in afwachting van de resultaten van onderzoek naar hun wandaden vast gezeten. In het begin van de zestiger jaren van de vorige eeuw kon je nog gewoon de auto parkeren op de brink naast de kaarkhof.
Op het detail (afbeelding 1) van de ansichtkaart is te zien dat de gemiente Deever zo vlak na de grote restauratie van de gemeentelijke toren en het kerkgebouw an de brink van Deever in de jaren 1955-1957 ook al de onweerstaanbare behoefte had de gemeentelijke toren te verlichten in het donker. Zie de drie richtbare schijnwerpers, die staan opgesteld in de kaarkhof.

Afbeelding 1
Detail van afbeelding 2

Afbeelding 2
Ansichtkaart van het kerkgebouw van de Nederlands Hervormde kerkgemeente en de gemeentelijke toren aan de brink van Deever.

Posted in Kaarke an de brink, Toor'n an de brink | Leave a comment

Un kleur’nfoto van ut skildereeje ‘Vrau an de wasse’

In de Wolder Courant van 25 juli 2018 verscheen het volgende bericht over de in Deever geboren en getogen huisschilder, decoratieschilder, kunstschilder en fotograaf Hans Kuiper. Waarschijnlijk is een lid van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever – gelet op het wapen van de gemiente Deever in de rechter bovenhoek van het bericht – de opsteller van dit belangstellingwekkende bericht. Maar wie was de opsteller ?

Hans Kuiper, een leergierige fotograaf en schilder
Hoe is een dorp ontstaan ? Wat is de achtergrond van bepaalde gebruiken, gebouwen en gebeurtenissen in een streek ? Over het verleden valt veel te vertellen. Op deze plek krijgen de historische verenigingen in De Wolden en Westerveld een podium om een breed publiek met de historie van eigen woonplaats/leefomgeving in aanraking te laten komen. Deze keer Hans Kuiper, fotograaf en schilder.
Hij is geboren in Diever op 8 juli 1855 en huwde te Diever op 23 oktober 1880 met Margje Eist, uit Noordwolde. Direct na hun huwelijk vestigden zij zich in Noordwolde. Hij overleed op 3 november 1937 te Blesdijke aan de gevolgen van een ongeluk.
Hans Kuiper heeft dus de eerste 25 jaren van zijn leven doorgebracht in Diever. Hij werd, net als zijn vader, huisschilder en decoratieschilder. Direct na hun huwelijk trokken ze in bij de ouders van zijn schoonmoeder die een winkel/café-nering dreven en hulpbehoevend waren. Voordat hij daar introk, heeft Hans Kuiper zich in het bedrijf van opa ingekocht. Zij namen dus het bedrijf over en in het naast gelegen koetshuis startte hij zijn schildersbedrijf. Hans Kuiper was een echte vakman en al spoedig liet hij het huisschilderwerk zoveel mogelijk over aan zijn knechten. Zelf werkte hij vrijwel uitsluitend als fotograaf en als kunstschilder. Hij gaf prentbriefkaarten (ansichtkaarten) uit met onderwerpen uit de omgeving. De meeste verschenen in zwart-wit, later ook ingekleurd en vervolgens in kleur.
Kuiper stond bekend als een uitstekend vakman en goede leermeester. De kunstenaar was leergierig en verlangde van zichzelf resultaten tot in het perfecte. Er werden door hem veel portretten gemaakt en vele schilderijen van boerderijen en landschappen. In opdracht schilderde hij toneeldecors.
De ongeschoolde schilder vergaarde veel kennis en kreeg adviezen van bevriende en reeds bekende kunstschilders, zoals A.J. Sap van Drenthe van de bekende (Frits) Schillergroep, vader en zoons Van Kregten (de bekendste was zoon Fedor, geboren te Diever op 16-01-1871) en Jan Mankes uit De Knijpe bij Heerenveen. Zijn fotografische benadering van schilderen veranderde al vrij snel in de vereiste en juiste manier van opzetten van een schilderij.
Hij ontpopte zich als een zeer verdienstelijk kunstschilder. De eerste opdrachten stammen uit 1889. Hij ontving vele opdrachten van welgestelde families uit vrijwel heel Nederland.
Hans Kuiper vervaardigde zijn schilderijen vanaf foto’s en dat ging met steeds meer succes. Het oudst bekende schilderij is van 1886. Van één onderwerp maakte hij dikwijls meerdere schilderijen om tot steeds meer perfectie te komen. Het werkgebied voor zijn onderwerpen, die hij per fiets bestreek, werd ongeveer begrensd door de lijn Blesdijke-Oldeberkoop-Appelscha-Diever-Nijensleek.
Hans Kuiper had ook een goede relatie met de familie Verwer, waarvoor hij veel opdrachten voor portretten heeft uitgevoerd. Hetzelfde geldt voor de pastoorsfamilie Leemkoel.
Hij heeft het plafond van de R.K. huiskapel van de familie L.G. Verwer in Zorgvlied beschilderd en zo goed als zeker de twee gebrandschilderde glas-in-loodramen met portretten van het echtpaar Verwer/van Wensen in de R.K. kerk in Zorgvlied vervaardigd, de hiervoor door Hans Kuiper gemaakte ontwerpfoto’s zijn bewaard gebleven.
Mocht u in bezit zijn van schilderstukken, foto’s of wetenswaardigheden van Hans Kuiper, laat ons dat weten via het secretariaat.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De schrijver van het bericht in de Wolder Courant van 25 juli 2018 heeft zich nogal in enige mate laten inspireren door het bericht Hans Kuiper, een regionale kunstschilder, dat gepubliceerd is in het papieren blad van de historische vereniging ’t Fledder Kerspel.

In het fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ is nota bene al in 1999 aandacht besteed aan het schilderij ‘Vrouw aan de was’. Zie het bericht Ut skildereeje ‘Vrau an de wasse’ van Hans Kuiper. Van het schilderij ‘Vrouw aan de was’ is in het fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’  een zwart-wit afbeelding opgenomen. De redactie zag tot zijn genoegen in het bericht in de Wolder Courant van 25 juli 2018 (zie afbeelding 1) voor het eerst een kleurenafbeelding van het schilderij ‘Vrouw aan de was’. De redactie zou bijzonder graag in het bezit willen komen van een scherpe digitale kleurenafbeelding van dit schilderij.
De redactie is van mening dat het zeer moeite waard is na te gaan of over huisschilder, decoratieschilder, schilder en fotograaf Hans Kuiper een modeste publicatie is samen te stellen.

Afbeelding 1

Afbeelding 2
Bericht in de Leeuwarder-Courant van 3 november 1937 over het dodelijk verongelukken van Hans Kuiper bij Blesdijke. 

Posted in Alle Deeversen, Hans Kuiper, Kuunst in de gemiente Deever | Leave a comment

Un landbouwtrekmotor an ’t waark in de Olde Willem

De redactie van ut Deevers Archief ontving op 5 januari 2015 van de heer Paul Gols, woonachtig op Zorgvlied, bijgaande tekst en fraaie foto -een afdruk van een glasplaatnegatief- van ontginningswerkzaamheden in de Olde Willem. De redactie is de heer Paul Gols bijzonder erkentelijk voor het beschikbaar stellen van deze historisch waardevolle afbeelding.

Deze foto is afkomstig uit de collectie van Wessel Jansema, een kleinzoon van de rentmeester van ‘De Drie Provinciën’, die in de jaren 1911-1920 onder meer de ontginningen in de Olde Willem leidde. Op de foto is heel veel werkvolk bij een stoom- of benzinetrekker met nummerplaat G2673 te zien en mogelijkerwijs ook de rentmeester zelf en de eigenaar van de te ontginnen gronden.

De redactie van ut Deevers Archief ontving op 15 februari 2015 van de heer Hans Salverda de volgende reactie op de bijgaande foto. De redactie is de heer Hans Salverda bijzonder erkentelijk voor deze bijdrage.

Dit is een prachtige foto van de ontginning en wat een grote groep mensen.
Het kenteken van de ‘trekker’ geeft aan dat deze afkomstig was uit de provincie Noord-Holland.
Naast Wessel Jansema kunnen nog enkele andere namen genoemd worden, zoals Arthur Bigot en Floris Vos.
Floris Vos woonde in het Gooi en mogelijk heeft hij gezorgd dat deze trekker naar Oude Willem is gebracht en kon worden ingezet bij de ontginning. Deze Floris Vos was een kleurrijk figuur en had een landelijke partij opgericht om de tolwegen in Nederland af te schaffen. Voor deze partij zat hij ook in de Tweede Kamer. Hij ligt begraven op het kerkhof van Naarden.
Arthur Bigot was ook medewerker van de Heidemaatschappij en zijn vrouw heeft volgens het telefoonboek, dat onlangs in ut Deevers Archief is gepubliceerd, nog gewoond in het huis Goede Weide dat nu nog in Oude Willem staat. De camping van de familie Theunissen heeft dezelfde naam: Groene Weide.
Arbeiders die bij Arthur Bigot (op zijn Frans uitgesproken als Biegoo) werkten zeiden al gauw dat ze ‘bij God’ werkten………..

Aantekeningen van de redactie van Ut Deevers Archief van 16 januari 2022

De redactie citeert uit het boek ‘Techniek in Nederland in de twintigste eeuw. Deel 3. Landbouw, voeding’ van A.A.A.de la Bruhèze, H.W. Lintsen, A. Rip,  J.W. Schot op bladzijde 29 de volgende tekst:
Een jaar na een eerste proef in 1911, schafte de Heidemij een uit Groot-Brittannië afkomstige ‘motorploeg’ aan. Deze machine combineerde het voordeel van een veel grotere wendbaarheid met een bredere inzetbaarheid.
Kort daarna, in 1913, zette de N.V. Landontginningsmaatschappij ‘De Drie Provinciën’ bij haar ontginningswerk in het Zuidwest-Drentse Diever de eerste ‘landbouwtrekmotor’ (lees: trekker) in ons land in: een 60 pk Caterpillar rupstrekker. De Caterpillar kon het werk van 30 ossen of paarden aan.

Bijgaande afbeelding is eveneens opgenomen op bladzijde 130 van het op vrijdag 9 juli 2021 uitgegeven papieren Magnum Opus van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever.

Posted in de Drie Provinciën, de Olde Willem, Landbouw, Ontginning | Leave a comment

Ut olde gemientehuus en de olde pasterie an de brink

In het in 1999 verschenen fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’  is als afbeelding 13 een zwart-wit ansichtkaart van het oude gemeentehuis en de oude pastorie an de brink van Deever opgenomen. Deze zwart-wit ansichtkaart is in 1906 verstuurd. In de tekst bij de afgebeelde ansichtkaart is onder meer enige aandacht besteed aan de verhuizing van de gemeentekamer in het café-logement van Roelof Seinen naar de tot gemeentehuis verbouwde lagere school an de brink van Deever. Een afbeelding van de betreffende bladzijde uit het fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ is in dit bericht opgenomen.

13 – Diever – Gemeentehuis en Pastorie op de Brink – 1906
In de vergadering van 2 mei 1876 deelde burgemeester Leonardus Willem van Os namens het college van Burgemeester en Wethouders de raad mee dat het gebouw voor het gemeentehuis gereed was en in gebruik kon worden genomen.
Voordat de raad de kamer in het café van Roelof Seinen aan de Hoofdstraat (Diever 104) verliet, bracht de burgemeester hulde aan de familie Seinen voor de flinke wijze waarop het gemeentehuis in hun huis was gehouden. De raad besloot de familie daarvoor schriftelijk te bedanken. Vervolgens begaf de raad zich naar het nieuwe gemeentehuis aan de Brink. Daar aangekomen bedankte de voorzitter de raad voor het besluit dat de gemeente een eigen gemeentehuis en de burgemeester een betere woning had bezorgd. Op 3 mei 1876 schreven Burgemeester en Wethouders de volgende keurige bedankbrief aan de familie Roelof Seinen:
In de op gisteren gehouden vergadering van den raad dezer gemeente en bij gelegenheid van de verplaatsing van het gemeentehuis van uwe woning naar het nieuwe daarvoor bestemde locaal, heeft de voorzitter met een kort woord in herinnering gebragt op welke wijze uwe familie steeds aan het gemeentebestuur is verbonden geweest. De verstandhouding was steeds goed; de bediening en de zorg uitmuntend. Een en ander heeft dan ook aanleiding gegeven dat de raad met algemeene stemmen heeft aangenomen het voorstel om uwe familie dank te zeggen voor de billijke wijze waarop door haar het gemeentehuis steeds ten hare huize is gehouden. Door dit schrijven daaraan gevolg gevende, bevelen wij ons in uw vriendschap aan.
Op de bomenrijke brink is rechts het gemeentehuis te zien. Daarachter staat de pastorie van de Hervomde Kerk. Op de voorgrond is een deel van de glinten om de Hervormde Kerk te zien.

Aantekeningen van de redactie van Ut Deevers Archief
Deze ansichtkaart was te koop in het boerencafé van Harm Pieter Hummelen an de brink van Deever. Harm Pieter Hummelen werd in de Deeverse volksmond natuurlijk gewoon Haarm Hummel genoemd. De hier getoonde zwart-wit ansichtkaart is een topstuk, ondanks het feit dat de originele glasplaat onder- en overbelicht is.
Jij kunt als verwoede verzamelaar van ansichtkaarten uut de gemiente Deever een exemplaar van deze kaart maar beter wel in jouw verzameling hebben, want anders hoor jij niet bij de club.
De brink en de kaarkhof (ook wel kaarketuun genoemd) bij de brink van Deever was in 1906 volop en niet te weinig begroeid met bomen, zoals dat op een karakteristieke en karaktervolle Deeverse brink hoort te zijn. Daar moeten bomen staan, veel bomen, vooral veel eiken. En over de brink moeten geen nepslijtpaden lopen, maar echte in het zand gesleten paden. En de brink heeft een braandkoele. En de brink heeft geen diepe struikelkanalen voor de afvoer van hemelwater. En op de brink staan geen design-zitbankjes. En in een straat op de brink liggen geen nazi-klinkers. En de kaarkhof hoort niet bij de brink.
De redactie heeft de kleurenfoto gemaakt op vrijdag 28 november 2020.

Posted in Ansichtkoate, Brink, Diever, ie bint 't wel ..., Gemientehuus, Topstuk | Leave a comment

De ièste arbeiders van de Deeverse botterfubriek

In de Provinciale Drentsche en Asser Courant van 7 juli 1899 verscheen het volgende korte berichtje over de benoeming van het eerste personeel van de nieuwe handkrachtboterfabriek an ut Katt’nende in Deever.

Diever, 5 Juli.
In eene vergadering, gehouden ten huize van C. Andreae alhier, zijn tot arbeiders aan de handkrachtboterfabriek alhier benoemd Jan Jonkers, Arend Klaster en Roelof van Nijen.
Het melkrijden werd aangenomen door Jannes Moes te Oldendiever voor Wittelte voor f. 7,80 per week en door Jannes Koning te Oldendiever voor Diever, Oldendiever en Kalteren voor f. 6 per week.
De levering van botervaten werd opgedragen aan Hendrik Mulder te Diever/

Aantekeningen van de redactie van Ut Deevers Archief
Het melkrijden was het vervoeren met paard en wagen van de melkbussen met melk van de boerderijen naar de botterfubriek en de melkbussen zonder melk van de botterfubriek naar de boerderijen langs een vaste route, die melkrit werd genoemd.
Hendrik Jans Mulder is geboren op 15 juni 1852 in Deever. Hij is overleden op 6 maart 1920. Hij trouwde op 30 oktober 1874 met Hilligje Hilberts Noorman. Hendrik Mulder was in 1899 al kuiper, dat wil zeggen maker van botervaten. Hij zal het vak van zijn vader hebben geleerd, want ook zijn vader Jan Klasen Mulder was kuiper.
Vóór het begin van de Deeverse botterfubriek produceerden de boeren (boerinnen) zelf boter op hun boerderij, waarbij de boter werd verpakt in botervaten. De boter werd verhandeld op de stedelijke botermarkten.
Maar wie in Deever maakten de ijzeren hoepels voor de botervaten ? Waren dat de plaatselijke smeden ? Of werden deze elders gemaakt ?
In een botervat ging een acht’ndiel boter, dat wil zeggen 40 pond. Het Deeverse woord acht’ndiel is na de oprichting van de botterfubriek in onbruik geraakt.
De redactie heeft van de andere vermelde personen nog geen gegevens in de openbare bronnen kunnen vinden.

Posted in Süvelfubriek Deever | Leave a comment

Wat is ur echt terechte ekoom’m van ut Gruunplan ?

In de Olde Möppeler (Möppeler Kraante) van 1 augustus 1979 verscheen het volgende artikel over de ontwikkeling en financiering van het zogenaamde Groenplan. 

Miljoen subsidie
Diever krijgt karakteristiek terug
‘Het is een uniek voorbeeld van optimale inspraak van de bevolking. Ik ben er ontzettend blij om dat onze gemeente dit voordeel in de schoot is gevallen. Ik heb er enorme verwachtingen van’. Dat zegt burgemeester H. G. Overweg van Diever naar aanleiding van het feit dat kort geleden bekend werd dat het zogenaamde Groenplan voor dit dorp door het ministerie van volkshuisvesting en de stichting landschapsbeheer Drente met in totaal voor ongeveer een miljoen gulden zal worden gesubsidieerd. Door dit plan zal Diever binnen een aantal jaren een geheel ander fraaier gezicht krijgen. Zo zal de karakteristiek van een oud esdorp door diverse aanplantingen en herbestratingen worden geaccentueerd en zullen de minder fraaie gedeelten van Diever door -onder andere- bossages worden gecamoufleerd.
Het is de plaatselijke tuinarchitect Jan Albert Zoer geweest, die een aantal jaren geleden de voorzet gaf, die door het gemeentebestuur met een waardevolle goal werd afgerond. Tijdens een van de regelmatig gehouden inspraakavonden opperde de heer Zoer (35) het idee om in overleg met diverse instanties een Groenplan voor de gemeente op te zetten. Jan Albert Zoer: ‘Diever was vroeger een echt mooi esdorp, maar is dat al lang niet meer. In de loop der jaren zijn veel van de bestaande brinken verdwenen en ons dorp had eigenlijk al lang niet meer het specifiek Drentse karakter. Door een speciale beplanting kun je daar erg veel aan doen. Je kunt erg veel van de oude sfeer terugbrengen, je kunt er ook voor zorgen dat de noodzakelijke nieuwbouwwijken, die vaak helemaal niet bij een bepaald dorp passen, dezelfde karakteristiek krijgen. Ook dat is in het Groenplan opgenomen. Ik heb er alle vertrouwen in dat het dorp over een aantal jaren een schoolvoorbeeld van een Drents esdorp zal zijn. Daarom ben ik zo ontzettend blij met deze subsidietoezeggingen’.
Commissie
Nadat Jan Albert Zoer het idee had geopperd bleef men in Diever niet stil zitten. Er werd een speciale commissie gevormd, die het plan nader moest gaan uitwerken, er werd een stedebouwkundig bureau ingeschakeld en op het gemeentehuis ging men wegen na om subsidie los te krijgen. Burgemeester Overweg: ‘Onmiddellijk nadat we ermee aan de gang waren gegaan, waren de verwachtingen hoog gespannen. We hebben enorm snel respons gekregen. Dat ons zo vlug dit kapitaal zou worden toegezegd, dat hadden we eigenlijk geen van allen verwacht’.
Er gingen heel wat besprekingen, vergaderingen en onderzoekingen aan vooraf, voordat eindelijk het verrassende bericht uit Assen kwam. Jan Albert Zoer: ‘Eerst is er een uitgebreide inventaris gemaakt over het groen dat we hier in het dorp nog hadden. we zijn ervan geschrokken hoe weinig dat eigenlijk nog is. Ik voor mezelf vind Diever op dit moment een van de lelijkste dorpjes van Drente. Dat klinkt niet zo mooi, maar toch vind ik dat. Er hoeven in dit dorp maar een paar karakteristieke bomen bijvoorbeeld te verdwijnen, of het hele beeld zal drastisch veranderen.
Daarom heb ik ook steeds gezegd: “We moeten er nu iets aan doen, want al we nog een paar jaar wachten, dan is het te laat. Er is veel oude beplanting verdwenen. De karakteristiek van een dorp wordt voor een erg groot deel bepaald door de bebouwing en de groenvoorzieningen. Er zijn in ons dorp in de achterliggende periode al erg veel panden verdwenen of hopeloos verpest. Door het aanbrengen van bijpassende groenvoorzieningen kan nog erg veel worden gered”.
Langzaam
Het ‘nieuwe Diever’ zal langzaam gestalte krijgen. ’t Is niet zo dat met ingang van morgen onmiddellijk begonnen zal worden met de nieuwe aanplant. Volgens Jan Albert Zoer is het een proces dat heel langzaam zal gaan groeien. “De gemeente zal er rekening mee houden bij het  vaststellen van bijvoorbeeld nieuwe bestemmingsplannen. Dan zal er worden gehandeld met het Groenplan in de hand. Nieuwe woonwijken zullen volgens dit plan worden ingedeeld. Het zal langzaam gaan, maar Diever zal er een stuk mooier door worden.”
“Op oude foto’s kun je het nog wel goed zien. Vroeger kende Diever een enorme hoeveelheid aan knooppunten van wegen. Die zijn jaren geleden allemaal eens kleine brinkjes geweest. Eigenlijk hebben we er nu nog maar een over. Dat is toch vreselijk jammer ? Iemand, die Diever goed kent weet dat in de kern van het dorp nog enorm veel zogenaamde paardeweitjes zijn. Open plekken achter de huizen. Dat geeft ons dorp een specifiek landelijk karakter. Zonder dit plan zou de kans groot zijn geweest, dat de ruime bebouwing in nieuwe woonwijken niet toegepast zou worden. Nu hebben we alles ook wat dat betreft heel duidelijk op papier staan.”
Andere dorpen
Jan Albert Zoer is ervan overtuigd dat een dergelijk Groenplan ook door andere Drentse gemeenten zou moeten worden bestudeerd en uitgewerkt. Hij zegt: “Vandaag staan al die oude bomen er nog wel, maar het is gevaarlijk om nu al niet voor alternatieven te gaan zorgen. Neem Dwingeloo. Ze hebben daar een werkelijk fantastische brink, maar je moet er niet aan denken hoe die brink eruit zou zien, wanneer al die bomen plotseling zouden verdwijnen. Toch kan dat vandaag of morgen gaan gebeuren, die dingen hebben het eeuwige leven tenslotte ook niet. Daar zou je nu alvast wat aan moeten doen door jongen aanplant, die straks de oude kan vervangen. De noodzakelijkheid daarvan wordt nu nog niet ingezien. Men ziet dat vaak pas als het te laat is.”
Jan Zoer vindt ook dat Diever erg voorzichtig moet omspringen met haar essen. “Als je die gaat volbouwen met woningen, dan blijft er op een gegeven moment niet zoveel van het echts Drents eigene over. Die essen, dat is voor een gemeente een kostbaar gegeven. Als je op een gegeven moment niet meer weet waar je je woningen dan moet neerzetten, dan kun je altijd nog uitwijken naar dorpen zoals Wapserveen. Waarom zou je die niet een nieuwe impuls geven ? Ik ben ervan overtuigd dat er genoeg belangstelling voor zal bestaan. Maar ook daar zal je voorzichtig met je karakteristiek moeten omspringen. Niet maar zo een grote puist erbij aan, maar eerst lang denken en pas dan beginnen.”
Voorbeeld
Burgemeester Overweg over het Groenplan: “Ik vind het prachtig voor ons dorp, maar ik vind het minstens zo fijn voor de inspraak. Heel vaak worden er overal in het land hoorzittingen gehouden, waarvan het publiek eigenlijk nauwelijks enig resultaat bemerkt. Dit is een schoolvoorbeeld hoe het kan. Het idee van een particulier wordt door verschillende overheden opgepakt en nader bestudeerd. Nu blijkt toch overduidelijk dat hoorzittingen en inspraakavonden er niet altijd voor niets zijn.”
“Daarnaast vind ik het een unieke kans voor ons dorp om zicht te verfraaien. Ik vind Diever nog altijd een mooie plaats, maar daarover kunnen de meningen verschillen. Maar ik ben ervan overtuigd dat Diever na voltooiing van het plan, wanneer dat dan ook maar mag zijn, veel mooier zal zijn. En dat is natuurlijk een vreselijk positieve zaak.”

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Burgemeester H.G. Overweg is Hermen Gerrit Overweg.
De heer Jan Albert Zoer merkt in het artikel op: “Diever was vroeger een echt mooi esdorp, maar is dat al lang niet meer. In de loop der jaren zijn veel van de bestaande brinken verdwenen …” Dat is natuurlijk volstrekt onjuist opgemerkt van Jan Albert Zoer. Diever heeft maar één openbare ruimte die brink wordt genoemd en dat is de open ruimte waar het Schultehuis en het oude gemeentehuis van de gemiente Deever aan staan. Maar die brink is niet eens een echte originele Saksische boerenbrink. Het oude veemarktterrein aan het begin van de Bosweg is ook geen brink, maar wordt door allerlei ondeskundigen helaas vaak ten onrechte en te onpas marktbrink genoemd. De open ruimte bij de t-splitsing van de Heufdstroate en de Peperstroate werd door Deever-kenner wijlen Jans Roelof Tabak vaak de ‘kleine brink’ genoemd. Het is eigenlijk ook niet nodig te onderzoeken of dit een echte originele Saksische boerenbrink is, want de ‘kleine brink’ is pas ontstaan ná de bouw van de rooms-katholieke Sint Pancraskerk in Deever.
De heer Jan Albert Zoer merkt in het artikel op: “Er zijn in ons dorp in de achterliggende periode al erg veel panden verdwenen of hopeloos verpest.” Dat is terecht opgemerkt. Burgemeester Jan Cornelis Meyboom (die in de Deeverse volksmond altijd met respect en met eerbied en met de pet in de hand ome Kees werd genoemd) vierde na de Tweede Wereldoorlog zijn sloopwoede bot op oude erfgoedwaardige panden in het hele binnendorp van Deever. Daardoor is het karakteristieke van het binnendorp van Deever volledig verloren gegaan. Dat kon zelfs het idealistische utopische Groenplan, met tien miljoen guldens subsidie in plaats van één miljoen guldens, niets meer aan veranderen.
De heer Jan Albert Zoer vindt dat Diever erg voorzichtig moet omspringen met zijn essen. Zie het detail van de topografische kaart uit 1979 (zie afbeelding 5). De redactie is het met de mening van Jan Albert Zoer roerend eens. Het sparen van de essen is tot op de dag van vandaag niet gelukt. Onder het bewind van burgemeester Hermen Gerrit Overweg is helaas de vernieling van de Westeresch wel doorgegaan. En ook de Kleine Es is helemaal volgebouwd met woningen. Het noordelijke deel van de Westeresch is inmiddels tot aan de Molenzandweg ook helemaal volgebouwd met woningen. Maar dank zij de wakkere mannen van de planologische dienst in Assen is een halt toegeroepen aan het volplempen van het zuidelijke deel van de Westeresch met woningen. Een andere grove blunder is het bouwen van die verschrikkelijke en volstrekt overbodige ruilverkavelingsasfaltsnelweg over de Heezeresch, die nota bene ook nog de naam Steenakkerweg heeft gekregen.
De essen worden voorlopig en onder voorbehoud en met de nodige slagen om de arm gespaard. In Deever vindt daarom driftig nieuwbouw, overigens zonder voor Deeversen betaalbare huurwoningen, plaats in het nieuwe puistje met de naam Kalterbroeken I. Zie het detail van de topografische kaart uit 2019 (zie afbeelding 6). En na Kalterbroeken I zullen vast en zeker de puistjes Kalterbroeken II en Kalterbroeken III en Kalterbroeken IV worden volgebouwd. Het zuidelijke deel van de Westeresch zal volledig worden omsingeld met woonwijken. Dus Deever kreeg door de uitvoering van dat archaïsch utopische kosmetische Groenplan zijn karakteristiek van een oud esdorp niet terug. Ook al zijn in het kader van dit plan heel veel bomen opgegraven en elders in het dorp herplant.

Afbeelding 1
Op deze afbeelding is aan de linkerkant het begin van de Grönnegerweg te zien en aan de rechterkant is de weg over ut Kastiel.
Afbeelding 2
De redactie heeft deze kleurenfoto van de Grönnegerweg en de weg over ut Kastiel gemaakt op vrijdag 3 mei 2018.

Afbeelding 3
De redactie heeft deze kleurenfoto van de Grönnegerweg en de weg over ut Kastiel gemaakt op vrijdag 3 mei 2018.
Afbeelding 4
Artikel in de Olde Möppeler (Möppeler Kraante) van 1 augustus 1979.

Afbeelding 5
Detail van de topografische kaart uit 1979.

Afbeelding 6
Detail van de topografische kaart uit 2018.

Posted in Deever | Leave a comment

Ut skiere waètervaarfskildereegie ‘Bee Woater’n’

De redactie van ut Deevers Archief toont bijzonder graag getekende en geschilderde objecten uut de gemiente Deever aan de zeer gewaardeerde trouwe bezoekers van ut Deevers Archief. Hoe meer afbeeldingen van tekeningen, schilderijen, etsen, enzovoort kunnen worden getoond, hoe liever het de redactie is. Kunstwerken zijn zeer zeker ook kleine vaak kleurrijke fragmentjes uit het verleden in de gemiente Deever.

De redactie verzocht kunstenares mevrouw Trijntje Muys een afbeelding van haar prachtige aquarel met de naam ‘Bij Wateren’ te mogen tonen in ut Deevers Archief. Zij gaf daar toestemming voor. De redactie is haar bijzonder erkentelijk voor deze toestemming. De redactie ontving de volgende zeer gewaardeerde reactie van haar.

Ik vind het prima een afbeelding van mijn aquarel ‘Bij Wateren’ in het Dievers Archief te tonen. Al fietsend vanaf het bezoekerscentrum in Terwisscha in de richting van mijn huis in Dwingeloo kwam ik de plek tegen. Wat mij trof was de waterpartij die langs het fietspad stroomde. Dat water kwam tenslotte in een groot ven/plas terecht. Dat was ongeveer bij fietsknooppunt nummer 61. Afgelopen zomer 2021 ben ik nog eens langs die plek gefietst.
Vanuit een laag standpunt nam ik enkele foto’s en thuis heb ik het aquarel geschilderd.  Dit schilderij heb ik in 2019 geschilderd en ook verkocht. De lijst is 30 centimeters breed en 60 centimeters hoog.
Van onderwerpen in het Drents-Friese Wold heb ik vaker aquarellen geschilderd, maar dan is niet specifiek te zien waar dat is, bijvoorbeeld een bos of een zandpartij.

De kunstenares woont en schildert in Dwingel, an de aandere kaante van de Voat. Zij heeft een mooie overzichtelijke eigen webstee Trijntje Muys.

Afbeelding 1
Kunstenares Trijntje Muys schilderde het aquarel ‘Bij Wateren’, in 2019.

Afbeelding 2
Kaart met fietsknooppunt 61 vlak bij de Drents-Friese grens.

Posted in Aquarelle, Kuunst in de gemiente Deever, Skildereeje | Leave a comment

Un joar rond in ut kaamp ‘de Eikenhorst’ an de Gowe

De heer Frans Bakkers stuurde op 2 januari 2022 zijn verhaal over zijn verblijf van een jaar in de periode augustus 1965 tot juli 1966 in jongenskamp ‘de Eikenhorst’ an de Gowe naar de redactie van ut Deevers Archief. Het is de eerste keer dat in ut Deevers Archief zo’n uitgebreide en gedetailleerde verhaal is opgenomen. De redactie is de heer Frans Bakkers bijzonder erkentelijk voor het mogen publiceren van zijn ‘boekje’. 

Thuis
Zesde klas lagere school, een saaie tijd. Streng, geen vrijheid; terwijl je toch al twaalf jaar bent. De tandartsbus voor het schoolgebouw, elke dag dat hij aanwezig was moest je over de elektriciteitskabels stappen, die er voor zorgden dat er geboord kon worden. Volgens mij vooral door pas afgestudeerden. Gezien de status van mijn huidige tanden, met onder meer tien kronen, meen ik hierover mee te kunnen praten en zelfs een oordeel te kunnen vellen. Gymnastiek bestond uit het gooien met een tennisbal, de meester deed zelf mee en kon gruwelijk hard gooien. Nog steeds ben ik er van overtuigd dat hij deze les gebruikte om ons de oren te wassen. Het spel bestond er uit om met twee personen mensen af te gooien, degene die af waren gingen de gooiers helpen, enzovoort. Die meester tevens hoofdmeester had er dus een sadistisch genoegen in om iemand dat te laten voelen. Dat laten voelen paste hij ook bij het volgende toe. Als je iets had gedaan moest je op je knieën zitten en hij sloeg je dan onverwachts keihard van achteren tegen je oren, of de zijkant van je gezicht. Het was een grote kaarsrechte man met een streng uiterlijk. Hij was onberispelijk gekleed in een grijs pak. Hij articuleerde scherp en had een messcherpe scheiding in zijn eveneens grijze haar. De naam van de school: Sint Jozef.

Het is 1965, we woonden in een klein provinciedorpje, met in de buurt een “modern” winkelcentrum. De huizen noemde men Zweedse bungalows en stonden op ruime kavels met veel plantsoenen er omheen. Vaak afgescheiden door groene ijzeren buizen met betonnen paaltjes. De woningen waren huurhuizen en eigendom van Philips, zoals bijna alles in die tijd. Ze waren vooral klein, maar dat wende, en gehorig, dat wende nooit. Zeker niet als je net als ik sliep in de kamer die grensde aan het huis van de buren. Deze buren hadden een van de eerste stereo-installaties. Enkelsteens muren tussen twee huizen, de rest was van hout. In de zomer te warm, in de winter te koud. Tot mijn zesde jaar had ik ergens anders gewoond. Het was nog steeds wennen. Vader werkte bij Philips en moeder thuis. Mijn broer was vijf jaar jonger en dus niet direct speelkameraad. Weinig vrienden, weinig speelmogelijkheden, geen speelterrein en op het grasveld mocht je niet komen. Geen andere mogelijkheden in de buurt, alleen de smalle gangen tussen de huizen bij de achtertuinen en de rijk beplante plantsoenen.
Cowboy spelen met een zo echt mogelijk holster en idem revolver. Soms zelfs een hoed en een vestje met franjes. De tv gaf cowboyfilms en Ivanhoe, toen James Bond nog ridder was. Niet te vergeten Pipo de Clown en de Verrekijker, een soort jeugdjournaal, maar dan niet actueel. Verder was ik lid van de welpen op zaterdagmiddag, in korte manchesterbroek, prikkende groene trui, afgemaakt met lange wollen sokken en een groen petje. Langzaam opgeklommen tot gids van het grijze nest. Toch wel leuke middagen gehad onder leiding van de akela en haar helpsters.

Thuis was het zwaar, moeder was veel ziek en in ziekenhuizen. Weinig sfeer, gezelligheid en warmte. Geen genegenheid, wel ziekenbezoek en gezinsverzorgsters. ’s Morgens, ‘s middags en vroeg in de avond gezinsverzorgster. Geen moeder zelfs geen surrogaat moeder, soms waren ze leuk, maar meestal niet. Daarna naar het ziekenhuis achter op de brommer. Sfeerloze, witte, steriele, massale ziekenhuiszalen. Steeds maar weer, gedurende lange perioden in elk jaargetijde. Voor iedereen verschrikkelijk moeilijk. Op de eerste plaats natuurlijk voor mijn moeder. In die tijd moet de basis zijn gelegd voor de enorme hekel aan dat soort instellingen en aan het moeten van dergelijke verplichte bezoeken. Mijn pleegvader deed zijn best, maar kon nooit echte genegenheid voor mij opbrengen. Dat hij mijn pleegvader was en niet mijn natuurlijke vader vernam ik pas op vijfentwintigjarige leeftijd en dat was van een kant een pijnlijk moment, maar toch ook een niet onbegrijpelijke onthulling.

Augustus
Niet warm en niet koud met volop groen in het Drentse bos. De zon scheen niet en het was somber, eigenlijk te somber voor zo’ n toch al moeilijke dag. Juist dan is het haast onmogelijk de toekomst positief te zien. Toch zou dit de plek zijn waar ik de komende twaalf maanden zou wonen. Internaat de “Eikenhorst” te Geeuwenbrug. Sinds 1946 een internaat voor jongens in de leeftijd van tien tot veertien jaar. We waren vroeg vertrokken uit Brabant met de trein van Eindhoven naar Meppel, vandaar met de bus langs de Drentse hoofdvaart naar de eindbestemming. Tijdens deze busrit ontmoette ik de eerste groepsgenoot; Rob Malta een lange blonde jongen uit Schiedam. Hij was ook nieuw en voor het eerst op weg naar een plek die hij nog nooit gezien had. Na een korte ontvangst in het staflokaal werden we voorgesteld aan onze gidsen. Humprey, de jongen die mij rondleidde, was gek op de natuur. De nieuwsgierige vragen die ik stelde werden nauwelijks beantwoord. Hij had alleen oog voor de vrije middag die hij in deze functie cadeau kreeg. Terwijl ik wilde weten wat me te wachten stond. Wat wel en wat niet mocht. Vooral het dagelijkse leven, dat had mijn belangstelling. Zodoende verbleef ik een lange middag wanhopig in een onbekend en donker bos.

Tegen etenstijd kwamen we terug. Mijn ouders waren inmiddels vertrokken. Achteraf logisch, gezien de reisafstand van Drente naar Brabant, maar op dat moment pijnlijk zwaar. Ik was twaalf jaar en had nauwelijks iets gezien van Nederland. De dagen die ik niet bij mijn ouders had doorgebracht waren op twee handen te tellen. Nimmer had ik op één dag zover gereisd. Dus kwam Drente hard aan.” Het zal goed zijn tegen de migraine“, had de specialist gezegd…, ” en hij zal daarna de wereld beter aankunnen !”

Voordat we naar de etenszaal gingen moesten we onze handen wassen, aldus mijn gids. Via een halletje bereikten we de slaapbarak, die zijn naam eer aan deed. Zestien bedden op een zaal, ‘n geboende oude houten vloer, zes wastafels, twee toiletten, twee kamers voor de leiding en een groepslokaal met duivenkooi en ‘n oude oliekachel. Naast elk bed stond een kast voor al je spullen. Het zag er wel allemaal netjes uit, maar de privacy was voorbij. De bel klonk en via een grindpad ging het licht opwaarts naar de eetzaal. Ongeveer honderd en vijftig meter lopen en dat voortaan elke dag drie keer. Nog vaker zou ik de bel horen die luidde bij aanvang van de etenstijden, schoollessen, eigenlijk bij het begin en einde van alle activiteiten. Over het hele kampterrein klonk zijn geluid, hij gaf het levensritme aan van het internaatleven. Het was een zware koperen klok van ongeveer vijftig centimeter hoogte; opgehangen aan een dikke balk. Het luiden van de klok op momenten dat dit niet de bedoeling was betekende ‘n fikse straf. Wat een verschil tussen het hier en thuis gaan eten. Het was in ieder geval niet ongezellig. De directeur heette ons vriendelijk welkom en er waren veel starende blikken. Een rood vlaggetje moest geprikt worden op de plaats waar je vandaan kwam. Daartoe was ‘Nederland’ op zachtboard vervaardigd en aan de muur gehangen. Mijn woonplaats was Veldhoven. Een snelle blik leerde dat Amsterdam rood zag van de vlaggetjes. Rotterdam was tweede, de rest redelijk verspreid: Boskoop, Maastricht, Veendam, Den Haag, Haarlem, Utrecht, Den Bosch, enzovoort. Een van de leiders gaf de mogelijkheid aan tot gebed voor de gelovigen onder ons. Aan elke tafel zaten 8 jongens en een leider of leidster. Iedereen was hulpvaardig en het werd duidelijk dat hier met mes en vork werd gegeten. De tafel was goed gevuld en de mededeling dat we de beste kok van Nederland hadden klonk ongeloofwaardig, maar wel zeer positief ! Eten werd scheuren genoemd en had betrekking op de snelheid, maar wel met mes en vork.

De avond kende geen programma en werd daarom gevuld met het rondhangen door kleine groepjes in en rondom de barak. De bosgids beschouwde zijn werk als afgedaan. Sterker nog hij begon zonder opgaaf van reden te vechten met mij. Dit terwijl de eerste gevoelens van heimwee opkwamen tegelijkertijd met het vallen van de avond. De groepsgenoot was sterker, had meer ervaring, geen beginnersangst en was gespierd door het buitenleven. Geen echte tranen, maar wel natte ogen en gevoelens van onmacht. Er waren minstens tien getuigen en veel gezichtsverlies. Ook dat was wennen. Nooit meer echt alleen. De groepsleider met baard en alles, zoals het in die tijd hoorde, gaf het sein om naar bed te gaan. Het bleek dat hij geen gezag had. Na veel gerotzooi en onduidelijke instructies lag iedereen om half tien in bed.

Gepraat, gefluister, onrust, zestien jongens in één ruimte, dat was nieuw. Jongens in de leeftijd van tien tot veertien jaar, die allemaal van huis weg waren, om gezondheidsredenen, huiselijke omstandigheden, gezinsproblemen , enzovoort.
Mensen die de wereld wilden ontdekken, maar die ook nog de warmte en vertrouwdheid van een gezin nodig hadden. Zo’n eerste dag met zoveel indrukken en gevoelens, wreed verstoort doordat plotseling het licht aanging en de directeur met enkele leiders binnenkwam. Iedereen voor de bedden, half slaperig en angstig.
Het bleek dat twee jongens die dag buiten het terrein waren geweest en wel zonder toestemming. Beide boosdoeners kregen een behoorlijk pak slaag op hun achterste en daarna keerde de rust weer terug. De directeur was een man om niet mee te spotten, hij zag er indrukwekkend streng uit met zijn kalende hoofd en de lange geplakte haren. Ook zijn scherpe raspende stem dwong respect af. Voor mij weer een negatieve ervaring. Er was zoveel te verwerken in korte tijd.

De weken die volgden vlogen razendsnel voorbij. Ik had weinig tijd om aan huis te denken of aan wat dan ook. Het leven werd bepaald door schema’s. Natuurlijk het lesrooster, maar ook corvee en avond- en weekendprogramma’s. In totaal waren er vier groepen: Klondike, Transvaal, Peru en Alaska. De groep waartoe ik behoorde was Alaska. Deze goudlanden waren de basis van dit internaatleven. Elke groep bestond uit 16 jongens en twee leiders(sters). Daarnaast een directeur en een adjunct-directeur, administratie, kok, leraren en enkele stafmedewerkers. Samen ongeveer 80 personen; te klein voor een dorp, te groot voor een gezin. Een bijzondere gemeenschap, met talrijke verschillen op velerlei gebied.

Alle gebouwen bestonden grotendeels uit hout en hadden geen verdieping. Rondom bomen, struiken en grindpaden. De barakken dateerden uit de Tweede Wereldoorlog en deden toen dienst als werkkamp voor de Duitse Arbeidsdienst. Er verbleven toen mensen die moesten helpen met het graven van tankgrachten. Na de oorlog werd het een internaat. Aanvankelijk heette het ’t Kamp Geeuwenbrug’. Een commandant en een adjudant drilden destijds de jongens. Er was een minimum aan sanitaire voorzieningen. ‘s Morgens werd de vlag gehesen en was er appèl. Dat was nu gelukkig verleden tijd.

De schoollessen bestonden uit taal, rekenen, aardrijkskunde, biologie en geschiedenis, maar ook veel sport en handenarbeid. Met op woensdagmiddagmiddag hobbyactiviteiten en op zaterdagmorgen groot corvee. De zaterdag- en zondagmiddag waren vrij en werden al dan niet ingevuld door de leiding. De zondagmorgen was bestemd voor kerkbezoek, behalve voor de buitenkerkelijken. Wat deze laatste categorie op zondagmorgen deed is voor mij onduidelijk gebleven. Ze mochten wel op basis van vrijwilligheid mee, wat regelmatig gebeurde. De belangrijkste herinnering die ik hieraan heb is dat we met de bus gingen, wat een behoorlijk feest was. Met z’n allen achterin werd het een wekelijks uitje en weer even contact met de buitenwereld. Wel allemaal in het netste pak met stropdas. Het was toegestaan om van hervormd naar katholiek te gaan en andersom.

De sportlessen werden gegeven door een zekere mijnheer Plantinga, altijd in sportkleren met een te strakke trainingsbroek. Wij waren altijd in shirt en korte broek, vanwege het ontbreken van trainingspakken. Dikwijls gingen we hardlopen en Plantinga manifesteerde zich steeds als een macho. Toen heette dat nog gewoon stoer. Hij was een uitstekend schaatser en hield veel van een soort slagbal. Een gymzaal hadden we niet, zodat we onder alle weersomstandigheden buiten gingen sporten. Dat in combinatie met die korte broek en shirt betekende nogal eens kou leiden. Plantinga was tevens EHBO’er, wat inhield dat hij elke avond van zes tot zeven uur een soort spreekuur hield. Een compleet ingerichte ruimte deed dienst als eerste hulp kamer. Of het nu ging om kleine wondjes, flinke kneuzingen of tranende ogen. Je kon elke avond terecht. Het was er steeds druk.

Langzaam maar zeker kreeg zelfs dit leven regelmaat. Er was sprake van een bepaalde routine. Midden augustus werden we wakker gemaakt met een soort country & westernmuziek. Dit muziek klond door een luidspreker die in de slaapzaal hing en verbonden was met de pick-up op de aangrenzende kamer van de groepsleider. Het bleek achteraf zijn favoriete muziek van de tv-serie ‘Rawhide’. Enige tijd daarna maakte de eigenlijke leider van de groep Alaska zijn entree. De eerder beschreven baard bleek een invalleider te zijn in verband met de vakantie van mijnheer Blikman. Alle leiding werd overigens met mijnheer of juffrouw aangesproken. Mijnheer Blikman kwam met de nieuwelingen kennismaken en vervolgens maakte hij een ronde langs alle bedden. Uit zijn manier van doen en de reacties daarop door de jongens maakte ik op dat het hier ging om een zeer gevierd leider. Hij was groot, had een rechthoekig gezicht met bril, flaporen en een sympathieke grijns. Achterover gekamd, golvend haar. In de praktijk bleek die populariteit ook direct, omdat hij aankondigde dat we met de groep een lang weekend zouden gaan kamperen in de buurt van zijn woonplaats Nijverdal. Dit zou nog in augustus gaan gebeuren. Verder hing hij dezelfde dag een compleet weekprogramma vol met originele en aansprekende activiteiten op. De les die ik toen leerde was dat de mate van inzet door de leiding bepalend was voor het aantal georganiseerde activiteiten.

We zouden met tenten gaan en natuurlijk waren slaapzakken en zaklantaarns gewenst. Bellen met thuis had succes en de spullen werden per post verzonden. Blikman was initiator, organisator, eerlijk en duidelijk. Hij was de rechtvaardige scheidsrechter tussen goed en kwaad. En hij was al vijfendertig jaar, een groot voordeel bij die jongens in die situatie. Ook was hij bijzonder in de ogen van de jongens, want hij had een knappe verloofde van 19 jaar. Blikman gaf houvast en zekerheid en was inderdaad ’n soort vaderfiguur. Met hem liep alles beter. De een heeft het en de ander niet. Hij had het dus wel. Het kampeerweekend verliep sfeervol met als hoogtepunt een pannenkoek eetwedstrijd gewonnen door René uit Rotterdam. Hij presteerde het om na tien pannenkoeken te gaan kotsen en vervolgens er nog acht in zijn mond te proppen. Na dit uitstapje leek de groep als team gegroeid, de grote verscheidenheid werd een eenheid. Hier lag het bewijs dat het grote geheel meer is dan de afzonderlijke delen. Dat voelde toen al zo. De assistente van Blikman was juffrouw Kievit, zij had ‘n scherp getekend gezicht met spitse neus en kort donker haar. Zij was er gewoon altijd en gaf alle jongens een nachtzoen, elke avond maal zestien. Een toch serieuze prestatie. Vaak las zij voor uit boekjes van Pietje Bel, in die tijd zeer populair en voor ons soort jongens tamelijk slecht inspirerende lectuur. Zij was niet onze moeder maar vulde wel Blikman aan.

De normale schoolweken waren duidelijk anders dan thuis. ‘s Morgens les van 9.00 uur tot 10.30 uur, dan pauze met warme chocolademelk en vel. Daarna les tot 12.00 uur en elke middag anderhalf uur sport of handenarbeid, met vervolgens nog eens anderhalf uur les. Er waren vier leergroepen op de volgende niveaus: lagere technische school, lagere school, middelbaar technisch en mulo/hbs niveau. Ik was ingedeeld in deze laatste groep en kreeg bijvoorbeeld Franse taal als extra les. Met deze leergroepen volgden we ook de lessen sport- en handenarbeid. Ik heb altijd veel gehad aan deze manier van schoolvorming.

De leraren waren over het algemeen inspiratievolle mensen. Bijvoorbeeld Robert Mulder, leraar Nederlands, dienstweigeraar en fervent aanhanger en secretaris van de provobeweging. We hebben het tenslotte over de jaren zestig. Om precies te zijn augustus 1965. Niet dat men zomaar zijn ideeën kon botvieren op alles en iedereen. Dat zeker niet, maar wel werd je als twaalfjarige geconfronteerd met allerlei stromingen in de samenleving. Blikman behoorde bijvoorbeeld niet tot de progressieve beweging, nee eerder tot de conservatieve. Juist die mengelmoes maakte het interessant en levendig. We konden en mochten overal aan proeven, nou ja bijna overal.

Verschillende leraren waren lid van een toneelgezelschap uit Diever, dat onder meer jaarlijks stukken opvoerde van Shakespeare in het openluchttheater, ongeveer twee kilometer ten noorden van Diever. Hun talent kwam natuurlijk prima van pas bij de activiteiten in het internaat, zoals het cabaret, dat enkele malen per jaar werd gehouden. Het moet gezegd worden dat de creativiteit altijd en overal aanwezig was. Indrukwekkend vonden we het, want thuis kwam je nauwelijks met dergelijke dingen in aanraking en hier gebeurde van alles in ruime mate. We werden in gunstige zin beïnvloed door deze kunstzinnige initiatieven.

Zoals ik al aanhaalde waren de groepen genoemd naar enkele goudlanden. Dit hield verband met het goudzoekersspel, wat een rode draad vormde in het internaatleven en de filosofie die er achter stak. Het kwam er op neer dat er verschillende ‘rangen’ waren, zoals nieuweling, delver en goudzoeker. Deze rangen moest je verdienen door allerlei opdrachten te vervullen, bijvoorbeeld het helpen van de kok gedurende een week. Je hoefde dan niet naar school. Of het leiden van de groep, het organiseren van een spelavond, het leren van de geschiedenis van het Huis van Oranje, goede resultaten op school, enzovoort.
Zodra je voldeed aan de eisen van de opdracht, dan werd dit aangetekend op een daarvoor bestemde kaart. Als alle opdrachten vervuld waren, dan kwam je in aanmerking voor een hogere plaats in de rangorde. Elke maand waren er vergaderingen van de diverse rangen. Dus alle delvers samen, alle goudzoekers, enzovoort.
De privileges stegen naarmate men hoger op de ladder kwam. Een goudzoeker mocht dan ook eventueel alleen op stap, vergaderde in het staflokaal met koffie en koek en had een bepaald aanzien. Het systeem had vele nadelen, maar gaf toch ook duidelijkheid en zekerheid en het gevoel dat je ergens bij hoorde. De grove planning was dat een jongen na ongeveer tien maanden doordrong tot het goudzoekersgilde, het hoogst haalbare. Ik behaalde deze rang na vier maanden en dat was eigenlijk niet de bedoeling. Het had te maken met mijn onovertroffen inzet om iets met vastbijtende wilskracht te willen halen . Soms biedt dat voordelen, maar het heeft ook negatieve gevolgen, heb ik in mijn latere leven ontdekt.
Alsof het niet genoeg was, werd ik tevens benoemd tot secretaris van de goudzoekersraad, secretaris van de groepsraad en van de kampraad. Deze titels gaven aanzien en zelfvertrouwen en dat kon ik erg goed gebruiken.
Overigens werd het hele systeem, nadat ik er ongeveer negen maanden verbleef, afgeschaft. Ik vond dat jammer. Laten we echter niet vergeten dat het de tijd was van democratisering op alle fronten, met vrijheid en blijheid. Pacifisme, provo, kabouters en alternatieven. Rolling Stones, Supremes, Beatles, wierook en het begin van de lange haren. Daarin paste het rangenstelsel niet meer. Toch van een kant jammer. Ik was leergierig, ’n redelijk sporter, behoorlijk creatief en meestal positief. De migraine verdween en ik kon het leven aan. Mijn postuur was tenger, maar ik at erg goed.

Alaska
Onze groep Alaska was een goede groep met zoals gezegd uitstekende leiding. We waren geen topper op één terrein, maar er was een goed evenwicht op allerlei gebieden. Een balans tussen sport, spel, inzet, intelligentie en sociaal vermogen. Zoals bij elke groep was er sprake van chauvinisme. De groepskleur was rood, met een harde kern van Amsterdammers: Wout, was aardig en had een broertje in de groep Klondike en zij hadden een vervelend leven achter de rug, Harm, was de oudste, de grootste en de sterkste, Willem was de natuurlijk leider in de groep en tevens voorzitter van de groepsraad, Cor had een zenuwtrek, was stevig gebouwd en was soms behoorlijk lastig. Verder René uit Rotterdam, lefgozer grote mond en klein hart, Herman Kreft uit Utrecht, Marius uit Son, was lomp, gezet, groot en snurkte. Tevens was hij mijn buurman en reisgenoot. Albert uit Maastricht, had een Italiaans temperament, Wim Paling uit Boskoop, Martin uit Den Bosch had een felle babbel, Rob uit Schiedam was technisch, meestal rustig en mijn andere buurman. Over Humprey uit Den Haag is genoeg gezegd en Henk uit Haarlem was brutaal en gek op paarden. De problemen kende je meestal niet, er werd nauwelijks over gesproken. Toch was het duidelijk dat de meesten een erg beroerde tijd achter de rug hadden en sommigen nog een zwaar leven voor de boeg. De rest van de namen is me ontschoten na al die jaren. De gezichten niet, die staan me nog helder voor de geest. Het waren meer dan zestien gezichten, want het was een komen en gaan. Elke twee maanden kwamen nieuwe jongens en gingen jongens weg. Meestal tot groot verdriet, maar soms tot enorme vreugde.
Nieuwelingen werden vrij snel opgenomen in de groepssfeer, maar het duurde wel even voordat je echt werd geaccepteerd. Men paste zich ook snel aan, aangezien dat de beste manier was om te overleven. Als groep was je sterk op elkaar aangewezen.

Neem alleen het vierwekelijks terugkerende corvee: een week lang met je groep drie keer per dag de afwas doen , af- en opruimen, de eetzaal schoonmaken, tafels dekken …… Dat alles voor tachtig personen. Daar kwam nauwelijks leiding aan te pas, iemand die niet wilde werd door de groep direct gecorrigeerd. Er was wel altijd competitie en strijd. Wie is het eerste klaar, wie is het snelste klaar, wie is de beste!
Elke zaterdagmorgen was het groot corvee. Afwisselend moest je buitenwerk doen, zoals harken, schoffelen en vegen. Of binnenwerk, zoals vloeren boenwassen, dweilen, toiletten een grote beurt geven, gemeenschappelijke ruimten schoonmaken. Rond de middag kwam dan de directeur controleren, ja inderdaad net als in militaire dienst, met een witte handschoen. Meestal was het goed, want niet goed betekende dat je ‘s middags nog een tijd bezig was. En de vrije zaterdagmiddag was populair. Ook werden enkele kippen gehouden en de eerder beschreven duiven. Dat alles moest schoon, gevoed en onderhouden worden. Het werd een prestigeslag wie het eerste klaar was. Vaak hielp men dan de anderen.
Erg gewild was het schoonmaken van het staflokaal, omdat daar een radio stond en daar volop koffie en koek te verkrijgen was. In de keuken kon je in de stille uren eieren bakken van de eigen kippen, althans als het je beurt was om een ei te krijgen. Toen een bijzondere traktatie. Het scheppen van sfeer was een belangrijke taak, die voor iedereen was weggelegd.
De radio leverde ons: The Stones met Route 66 en Cuby and the Blizzards met Groeten uit Grollo, The Beatles met Michelle rn No Reply, ………..
Buiten de genoemde schema’s was er nog het dagelijkse corvee, bedden dekken, toiletten schoonmaken, dweilen, wastafels uitdoen, zaal vegen. Kortom werkzaamheden die thuis bijna allemaal voor je gedaan werden. Hier was geen moeder en zeker geen huishoudster. Nog ruik ik de boenwas en voel ik de zwaar gesteven lakens. Het zal niemand verwonderen dat dit verleden van invloed is geweest op mijn verdere leven en zelfs een zware stempel daarop heeft gedrukt.

Op het kampterrein, we spraken altijd over ‘het kamp’ en nooit over het internaat, stond in de buurt van de eetzaal en het staflokaal een mini dierendorp met een groot aantal konijnen en marmotten. Dit dorpje was persoonlijk gebouwd door de zogeheten buitendienstmedewerker. Iemand die op klompen liep en een altijd gezond uitziend roodbruin gezicht had, wat wel alles te maken had met het feit dat hij meestal buiten was. Hij was de klusjesman, reservekok, hulpkok, schilder plantsoenbeheerder en nog ontelbare functies meer. Tevens was hij een echte Drent en nauwelijks te verstaan. Zijn woning lag vlak bij het kampterrein. Ik geloof dat hij ook nog gedeeltelijk boer was. Op grindpaden is elke stap duidelijk hoorbaar, maar hem hoorde je op zijn klompen al van kilometers ver aankomen. Aangezien hij tevens soms boeman was, was dat handig en konden we ons snel uit de voeten maken. We bezaten een sportveld, enkele klimrekken, een fraai dalletje en in het midden van het terrein een onduidelijk watertje, ex-visvijver, waarin allerlei vreemde troep dreef. Soms werd dit vijvertje nog nuttig gebruikt, maar daarover later meer.

Eenmaal per week moesten we onze vuile was en lakens inleveren. Tevens was er dan gelegenheid om bij de beheerder van het waslokaal een beperkt bedrag te besteden aan snoep. Dat deed iedereen, zakken vol, maar voor het einde van de middag was alles weer op. Tijdens de avonden was er geen snoep of andere etenswaren. Bij uitzondering kregen we aanmaaklimonade en een koekje. Een redelijk sober leven, zeker in vergelijking met tegenwoordig. Dus was snoep een hoog goed en na verlofperioden of met verjaardagen werden grote hoeveelheden verzameld. Echter bij dergelijke groepen is het onmogelijk om alleen te gaan zitten snoepen, of snoep te bewaren. De enkeling die dat wel eens probeerde vond de volgende dag een lege kast. Dit terwijl op elke kast een slot zat.
Wekelijks was er een verplichte douchebeurt. Ik geloof dat er acht douches waren, elke douche was in een aparte ruimte. Na enkele minuten kwam de sportleraar met de shampoo, die hij persoonlijk op je hoofd deed. Deze shampoo prikte direct hevig in je ogen. Deze kwaliteit ben ik nooit meer tegengekomen. Vervolgens moesten we ons afdrogen en met alleen een handdoek en in de pyama naar buiten en dan zo’n vijftig meter naar het groepsgebouw rennen. Dat alles deden we bij elk weertype. Ons gebouw lag gelukkig dicht bij de douches, maar de jongens van Klondike moesten een afstand van honderd en vijftig meter overbruggen.
Dezelfde douches dienden tevens als decor voor het maandelijkse waterballet. Je mocht dan met de groep zoveel met water spatten als je zelf wilde. Onder meer kon we een waterslang gebruiken. Badkleding was verplicht. De leiding deed niet mee, maar hield op afstand een oogje in het zeil. Wel moesten we zelf alle troep opruimen, wat langer duurde dan de troep maken. Tijdens zo’n waterballet werden nogal wat rekeningen vereffend, zonder dat het echte vechtpartijen werden of dat het uitmondde in grove pesterijen. Achteraf is me dat erg meegevallen, want bij een grote groep jongeren in die leeftijd met die achtergronden zou je toch regelmatig explosies van agressiviteit verwachten. Desnoods tussen de groepen, maar dat gebeurde niet. Hoogstens een uit de hand gelopen sneeuwballenoorlog tussen twee groepen, die toevallig elkaar midden in het bos tegenkwamen. En dan waren het vooral de leiders die ruzie kregen.

Zoals gezegd de zaterdagmiddag was een groot goed en vaak werden prettige activiteiten georganiseerd. Vooral in groepsverband, maar ook voor alle groepen tegelijk. Zo kan ik me levend Stratego herinneren, een spel waarbij je steeds een kaartje kreeg met een rang erop. Terwijl elke groep een vlag verborgen had, precies zoals in het bestaande Stratego-spel. Het bosterrein op enkele minuten lopen leverde alle voorwaarden voor een geslaagd buitenspel. Er waren zandverstuivingen, vele soorten bomen, behoorlijk wat sloten en afwisselende begroeiing. Natuur in overvloed. Echt bewust realiseerde je dat niet op die leeftijd. De jongens uit het westen, met name uit de randstad wat meer dan de anderen. De filosofie is achteraf scherp zichtbaar: veel bezighouden betekent weinig problemen. Laat jongeren niet zomaar lanterfanten, maar organiseer dingen voor ze, geef enige leiding en sturing. Vele speurtochten werden gemaakt, het oneindige bos met prachtige vennen werd stukje voor stukje ontdekt. Nooit helemaal, daarvoor was het te groot en wij nog te klein. Daardoor bestond een zekere spanning met steeds weer een nieuw avontuur.

Simpele activiteiten zoals bramen plukken hadden altijd iets speciaals. Er waren altijd vrienden en groepsgenoten die zin hadden om zoiets te ondernemen. Bramen hadden extra voordelen. Je kon ze namelijk opeten. Of je kon bijzonder lekkere bramenjam maken. Het recept van de kok luidde: bramen met suiker en koffiemelk koken. Dezelfde avond werd dan uitgebreid jam gegeten door het hele kamp.

Een rare ervaring hield verband met een natuurwandeltocht. Op een middag maakten we een lange wandeling door zeer dichte bossen van de boswachterij Smilde. Natuurlijk met een leider. Ik geloof zelfs met een leider die in de buurt woonde. We waren nimmer zover geweest en de omgeving was voor ons totaal onbekend. Tijdens de terugtocht kwam plotsklaps een flinke mist opzetten. Zo een met minder dan vijfentwintig meter zicht. Je kon je absoluut niet meer oriënteren, zelfs de leider niet meer. Uren dwaalden we door dat enorme uitgestrekte bos. We wisten echt niet in welke richting we liepen. Er was geen enkel aanknopingspunt, zandpaden en bomen leken op elkaar. Huizen of andere bouwwerken kwam je niet tegen. De groep was doodmoe en stil. Die stilte werd nog eens versterkt door die deken van dikke mist. Stoere gesprekken waren al meer dan ‘n uur geleden verstomd. Het was uiteindelijk zichtbaar dat ook de leider niet meer wist waar we zaten. Op zo’n moment treedt er toch een soort angst op. De enkeling die er de moed inhield was van onschatbare waarde. In Nederland en zelfs in Drente verdwalen is uiteindelijk niet mogelijk. Vooral niet als in Smilde een toren staat met een fel rood licht, als waarschuwing voor vliegtuigen. Dat rode licht zagen we en binnen een uur zaten we weer in het kamp. Beter gezegd in de eetzaal, waar de andere groepen al klaar waren met eten. Diverse bezorgde gezichten ontvingen ons. Deze bezorgdheid sloeg al snel om in spottende uitdrukkingen. Achteraf kijk je op zo’n gebeurtenis terug als een sfeervol en warm gebeuren. Het zal wel te maken hebben met het feit dat je na een moeilijke of vervelende tijd dubbel geniet van de dingen. Die tv-toren, in Hoogersmilde om precies te zijn, is men in 1958 gaan bouwen om de ontvangst van de Nederlandse televisiezenders in het Noorden van het land te verbeteren. Hij is meer dan 300 meter hoog, is een bezienswaardigheid en is het baken van een wijde omgeving.

Onder de noemer warmte en sfeer viel zeker ook het bezoek bij een leider of leidster op de kamer. Ik bedoel dan de intern wonende leiding. Je kreeg dan een kop koffie en soms een sigaret. Toen was roken nog stoer en nauwelijks onverstandig. Het was overigens verboden om te roken op het kampterrein, althans voor de jongens. Het ging bij een bezoek niet alleen over deze materiële zaken, nee de persoonlijke aandacht met een gesprek onder vier ogen was van belang, Dat miste je, want daar was bijna geen tijd voor tijdens de dagelijkse gang van zaken. Je mocht dan meestal wat later naar bed. Het was de andere kant van de medaille, de ontsnapping aan het kuddedier gebeuren. Te veel was gericht op de groep, het individu telde wel, maar minder dan de groep. Dit in tegenstelling tot de huidige ik-samenleving, die schrikbarend de andere kant is opgeschoten. Er werd verteld over thuis, over normale dingen, hoe het eerst was en dat alles dan met wederzijdse inbreng.
De verhalen gingen over ouders, waar je vandaan kwam, hoe het met je ging, de toekomst, de buitenwereld. Overheersend was het gevoel van enerzijds het internaatleven en anderzijds alles wat daar buiten speelde. Hoe gelukkig we soms ook waren, er was altijd een gemis van buiten. Ouders, je eigen huis, kamer, vrienden, school, je vertrouwde omgeving.

Op het terrein aan de rand van het bos stond een levensechte Drentse boerderij, met inrichting, enkele schapen, varkens en ‘n ingebouwde bedstee. Rob Malta, René in ‘t Veen en ik hadden het idee opgepakt om daar een keer te overnachten. Wat na enig aandringen werd toegestaan. Dus togen wij op een namiddag naar de boerderij met slaapspullen, brood en drinken voor de avond en morgen. Elektriciteit of stromend water ontbrak, wel een echte waterput en een olielamp. Zoals gewoonlijk zag de boerderij er minder vriendelijk uit toen het donker werd. Het flauwe gele licht van de lamp droeg niet bij aan de feestvreugde, maar geen haar op ons hoofd die aan teruggaan dacht ! Stel je de reacties van de groep voor ! Al vrij vroeg werd de bedstee opgezocht, een schijnbaar veilige plaats. We hadden al bekeken dat we er met drie personen in konden. Midden in de nacht schrokken we wakker van een onrustig geluid. Een schuivend, schraperig lawaai. Na duizend angsten te hebben overwonnen kropen we uit de bedstee en met veel gedoe werd de olielamp aangestoken. Met enkele flinke haardpoken slopen we richting het monster. Vreemde schaduwen spookten onrustig langs de stokoude muren. Warm geurende stank van mest kwam ons tegemoet. Het bleek dat een van de varkens uit zijn hok ontsnapt was en op ontdekkingsreis was door de boerderij. Behoorlijk opgelucht gingen we weer naar bed en sliepen niet meer totdat de ochtendschemering zijn intrede deed.

Enige tijd later nam leraar Robert Mulder zijn intrek in de boerderij. Hij maakte er een sfeervolle woongelegenheid van. Er was slechts een kleine verbouwing voor nodig. Vele provoactiviteiten hebben daar het eerste licht gezien. Robert Mulder met sierlijke pijp en Bob Dylan uiterlijk, grote fan van zijn muziek en die van Joan Baez. Zij is destijds met zijn hulp naar Nederland gehaald voor een optreden. Robert was een gedreven heerschap. Tevens een goede leraar die je rustig begeleidde en stimuleerde. Hij drong je niets op, maar vertelde wel waar provo voor stond en wat pacifisme voor hem betekende. De provobeweging zette zich af tegen de gevestigde orde. Daartegenover stond het harde optreden van de politie bij zelfs de meest onschuldige ‘happenings’, zoals het uitdelen van krenten bij ‘het Lieverdje’. Dat soort politieacties deed het gezag geen goed. Het huwelijk van prinses Beatrix met prins Claus op 10 maart 1966 leidde tot ernstige incidenten door het oplaaien van anti-Duitse gevoelens. Het ging toen niet alleen meer om provo’s. Het politiebeleid door de toenmalige burgemeester van Hall werd door velen gehekeld. Sedert 1965 ontstond uit de Ban-de-bom-beweging de anti-Vietnam-stroming gericht tegen de betrokkenheid van de Amerikanen bij de oorlog in Vietnam. Ook studenten demonstreerden met als doel: maatschappelijke betrokkenheid.
De strijd voor democratisering van het wetenschappelijk onderwijs en acties tegen het kapitalisme. Provo ontwikkelde nieuwe ideeën en alternatieven, zoals het witte fietsenplan. Roel van Duyn en Rob Stolk bleken bedenkers van veel nieuwigheden. Robert Mulder was tevens principieel dienstweigeraar. Voor ons was dat alles nog onwennig. We wisten zo weinig over dat soort zaken. In de klas hield hij enkele slangen, welke soorten weet ik niet meer. Wel dat ze op zekere dag ontsnapten en dat ze verdomde giftig waren. Wij mochten in elk geval het lokaal niet binnen. Hetgeen een geluk bij een ongeluk was. Vrijheid boven onderwijs!

Met Blikman naar het dorp gaan was ook vrijheid, bijvoorbeeld naar de plaatselijke friettent. Lopend van Geeuwenbrug naar Diever binnendoor, kom je langs een hunebed. Van daar naar het dorp is het nog maar een klein stukje. Tijdens die tocht had een van de jongens een pijp bij zich en aangezien Blikman pijp rookte vroeg ik of ik die mocht stoppen met zijn tabak. Wonder boven wonder keurde hij dat goed. Binnen honderd meter werd ik ziek, misselijk en zwak en heb ik die dag geen friet gegeten. Dit tot hilariteit van de meute. We legden die vijf kilometer tussen Geeuwenbrug en Diever regelmatig te voet af. Behalve die keer dat ik de Solex voor juffrouw Kievit moest wegbrengen. Eigenlijk was het ding kapot, maar dat het de remmen betrof, merkte ik pas bij aankomst in Diever. Met gevaar voor eigen leven ben ik toen in plaats van linksaf, rechtdoor gereden. Zonder noemenswaardige schade kwam ik tot stilstand.
Het andere vervoermiddel de fiets was slechts in beperkte mate voorradig. Alleen bij uitzondering kon je daar gebruik van maken. Of dat verband hield met mogelijke weglopers heb ik nooit bevestigd gekregen. Het is trouwens de moeite waard om in deze omgeving te gaan fietsen. Enkele jaren geleden heb ik dat gedaan. Er zijn prachtige vennen en een uitgebreid fietspadennet met zeer veel afwisselende natuur. Dorpjes, zoals als Dwingeloo, Diever en Smilde zijn beslist de moeite waard. De enorme heidegebieden bij Dwingeloo bieden uitgestrekte vergezichten. Een fantastisch landschap !

Winter
Het werd vroeg koud dat jaar. Misschien was dat wel gebruikelijk in Drente, maar het leek enkele graden kouder dan thuis. De enkelvoudige wanden van de barakken zullen daaraan wel een bijdrage hebben geleverd. Het koude groepslokaal met een vaak niet of slecht functionerende oliekachel zorgde ervoor dat we graag naar de warme eetzaal gingen en het liefst zo lang mogelijk. Mijn favoriete slaapplaats, ik bezat namelijk een bed in een hoek, verloor behoorlijk aan kracht. Tegen de wand legde ik elke avond een aantal kledingstukken tegen de door de wand dringende bijtende kou. Wassen en dat soort activiteiten werd tot een minimum in tijd beperkt. Het vroor en regelmatig vielen  winterse buien met alle denkbare soorten neerslag.
In zo’n periode leer je de warmte weer waarderen en gelukkig werd juist in deze tijd van alles ondernomen. Een grote tegenvaller was het niet naar huis gaan met Sinterklaas. Dit omdat Kerstmis een hogere prioriteit kreeg en we ongeveer eenmaal per zeven weken verlof kregen. De week voor Sinterklaas mochten we niet naar de eetzaal die overigens compleet geblindeerd was. We aten dan gegeten in de groepslokalen. Allerlei geheimzinnige verhalen deden de ronde over wat zich afspeelde in die eetzaal. Geruchten werden verspreid en we begrepen dat we in elk geval toch cadeaus zouden krijgen van welke goed heiligman dan ook. Toen eindelijk de grote dag was aangebroken kreeg elke jongen vijfentwintig losse centen, die dienden als betaalmiddel voor een Vlaamse kermis. De eetzaal was prachtig verbouwd en op een onovertroffen manier versierd. Er was een boksring gemaakt, ‘n waarzegster ingeschakeld, balspelletjes, een elektronisch spel, warme hapjes, snoep, enzovoort. Kortom het was een waar feest en tot op de dag van vandaag behoort deze avond tot een van mijn mooiste herinneringen. Laat op de avond deed de duidelijk herkenbare Sinterklaas-adjunct directeur zijn intrede en de borsten van Zwarte Piet kwamen ons ook niet geheel onbekend voor. Voor iedereen hadden ze een groot pakket, wat in de meeste gevallen door thuis was aangeleverd en voor een aantal, gezien de identieke samenstelling, door het Leger des Heils. We gingen die avond tevreden en voldaan naar bed en we hadden op één avond meer gesnoept dan het laatste halfjaar bij elkaar.

Nog voor het aanstaande Kerstverlof zou een groots kerstfeest worden gevierd. Het bestond onder meer uit een speurtocht met opdrachten. In groepjes van acht personen liepen we de tocht, die gedeeltelijk door het dorp ging. Een van onze jongens voelde zich blijkbaar zo in zijn element dat hij enkele stevige vloeken uitte naar de dorpelingen. Iemand van hen moet telefoon hebben gehad, want bij terugkeer in het kamp werd hij opgevangen door onze leider de heer Blikman. Waarna hij een flink pak slaag op zijn achterste kreeg, zodanig dat hij niet meer kon zitten. Dat was erg vervelend in verband met het kerstdiner op die dag. Nog lastiger was het voor het toneelstuk waarin hij die avond een belangrijke rol speelde. Hij was de jonge Kerstman en ik de oude. In mijn tekst kwam de volgende zin voor: “Ga toch zitten jonge Kerstman.” Dat ging dus niet. Overigens het Kerstdiner was ook taboe voor hem en behoorde bij de opgelegde straf. Het was werkelijk een fantastisch diner met vele gangen en de kok was echt voortreffelijk. Er waren die avond genodigden uit het dorp. Onder meer alle notabelen, die kris kras waren geplaatst tussen de jongens. Dat vond ik moedig en het gaf de avond een extra aanzien.
De jongen die niet naar het Kerstdiner mocht heette Martin en hij werd door diverse jongens uit alle groepen rijkelijk voorzien van alle soorten voedsel. Weliswaar achteraf en niet al te warm. Het ‘aangepaste’ toneelstuk verliep uitstekend. Het was een spannende ervaring om voor veel mensen op te treden. We werden natuurlijk prima begeleid door de Shakespeare experts.
Daarna zagen we nog maar naar één ding uit en dat was de tiendaagse kerstvakantie. Elke dag, elk uur werd afgeteld. Met verlof gaan was een grootse gebeurtenis, maar dit was de ultieme belevenis voor elk kamplid. Het vertrek was altijd zeer vroeg in de ochtend, omstreeks zes uur. We moesten dan om half zes uit bed en kregen driehoekig gesmeerde boterhammen in het eigen groepslokaal. Er heerste een nerveuze reisstemming. Iedereen in het nette pak en gepakt en gezakt de bus in. Het had gevroren en er was ijzel gevallen. Vele bezorgde gezichten. Er was een soort sfeer van: zouden we het wel halen, komen we wel thuis? In tegenstelling tot andere keren daalde plotsklaps een gevoel van somberheid op ons neer. Het was dan ook spiegelglad, vooral de weg langs de Drentse Hoofdvaart was één grote glijbaan. Er was nauwelijks gestrooid. De telefoondraden hingen zwaar aan de palen en waren door de vorst duidelijk zichtbaar. Op het kanaal had zich een stevige ijslaag gevormd. De aanhoudende schemering zorgde dat het zo’n zeldzame donkere winterdag werd. Ook dat droeg niet bij aan een vrolijke reis. Doordat de chauffeur bijzonder langzaam moest rijden, duurde het uren voordat we in Zwolle waren. Daar werden de eerste vakantiegangers afgezet. Vervolgens ging we naar Utrecht en naarmate de reis richting het zuiden vorderde verdwenen de sneeuw, de gladheid en de zorgen. In Den Bosch werd de laatste groep afgezet, die van daaruit verder reisde naar alle delen van Limburg en Brabant. Dat was voor mij toch altijd een spannend gedeelte, omdat ik meestal alleen verder moest reizen. De keuze was een bus die er nogal lang over deed, met vele stops of de trein die sneller was. Om een of andere reden gaf de bus mij een vertrouwder gevoel dan de trein, met altijd die onzekerheid of je wel in de goede zat. Ik was pas twaalf jaar en had daarvoor nooit alleen gereisd. Een ander voordeel van het reizen met de bus was het feit dat groepsgenoot Marius van Gorp ook met deze bus meeging. In ieder geval tot de plaats Son. Vaak haalde zijn moeder hem op in Den Bosch en dat gaf dan nog meer vertrouwen. Tenslotte moest ik dan nog met de bus van Eindhoven naar Veldhoven. Dit reizen, vooral het in één dag van kamp naar huis, vond ik altijd een bijzondere indringende ervaring. Bij mij overheerste toch een soort angst, die pas volledig wegviel als ik uit de laatste bus stapte. Het gaf een onbeschrijfelijk bevrijdend gevoel om weer thuis te zijn. Nog steeds vind ik reizen, vooral lange reizen niet prettig. Terwijl ik tijdens de militaire diensttijd zeer regelmatig in treinen en bussen heb gezeten, door het gehele land. Het wegvallen van die spanning blijft een terugkerende ervaring.

Thuis was er warmte van de kachel, zoveel als je wilde. Warmte van het gezin, althans meer dan in Drente. Een altijd hartelijke ontvangst door de hond Barry, een bruine middelgrote bastaard. En rust vooral veel rust, weinig stemmen, geen drukte ….. Dat was toch een openbaring na die tachtig stemmen. Naar huis gaan was het omgekeerde vakantiegevoel. Er was televisie de eerste chips, soms zelfgemaakte en je hoefde geen water te drinken als je dorst had. Je kon alléén iets ondernemen. Je hoefde nauwelijks met anderen rekening te houden. De dag van terugkeer was daarom moeilijk en zwaar. De reis naar Eindhoven, meestal door mijn moeder weggebracht, was onprettig. Het duurde nog zo lang voordat het weer verlof zou zijn. Zeven weken van huis was te zwaar voor een twaalfjarige. Naarmate je weer lotgenoten trof werd de sfeer beter en in elk geval deed je soms alsof. De aankomst in Drente was dan weer een sombere aangelegenheid. Iedereen besefte dat we er weer voor een lange periode moesten zijn. Vooral in deze winterperiode met zijn korte dagen en zeer lange avonden en nachten. ‘s Avonds hoorde je dikwijls jongens zacht huilen. Juist in zo’n eerste week werden er talrijke wegloopplannen gesmeed. Van de meeste kwam niets terecht. Enkele keren lukte het wel. De verste poging werd door twee jongens van onze groep ondernomen. Zij kwamen tot Utrecht, maar werden daar door de politie ontdekt en teruggebracht naar Geeuwenbrug. Bij een andere poging hebben we met een aantal leiders en jongens in de bossen gezocht naar een wegloper. Die overigens weer zelf terugkeerde. Het gaf aan dat het moeilijk was om op die leeftijd zolang van huis weg te zijn. Ondanks de problemen thuis.

Gelukkig waren er in de wintertijd ook prachtige dagen met veel licht en heldere vriesluchten. De natuur kon fantastisch zijn met bevroren riet, wat glansde in de zon en wat je gemakkelijk door midden kon tikken. Het vroor erg hard, zodanig dat we konden gaan schaatsen op het Snoekveen, een diep groot ven. Het schoolprogramma werd gedeeltelijk stilgelegd en we mochten enkele uren per dag gaan schaatsen. Er was verder niemand uit het dorp, uitsluitend jongens uit het internaat. Midden in de weidse natuur, met meestal wel een strakke snijdende oostenwind. De meesten hadden gewone Friese doorlopers. Met een touw ging een leider het ven op, maar het bleek al gauw dat het ijs veilig dik was. We maakten de boel sneeuwvrij en wen konden gaan schaatsten. De een struikelend en vallend de ander flitsend snel. We beleefden daar een mooie tijd. Wel moesten we steeds een eind lopen over een zandpad wat oneindig leek. De weilanden lagen er winters bij, rook wolkte uit de schoorstenen van de boerderijen. We waren doodmoe na zo’n dag en we scheurden enorm aan tafel. Het was ‘s avonds snel stil op de slaapzaal.

Op de avonden dat je moeilijk in slaap kon komen was het een kunst om een klein radiootje te bemachtigen. Diep onder de dekens kon je dan genieten van een zacht krakend geluid van de een of ander onduidelijke zender. Een beatle-nummer echter werd vlug herkend. Het ging trouwens meer om het idee dan om de muziek. Iedereen had boven zijn bed foto’s hangen uit de muziekbladen, zoals de Muziekexpres. Zeer populair waren de Beatles, maar ook de Stones en de Supremes, de Fortunes, Francoise Hardy en Dave Berry. Onze kok was een groot fan van deze laatste en hij zong dan ook hele teksten mee. Bij elk groots diner werd hij gehuldigd en meerdere malen kreeg hij dan een muzieksingle cadeau, onder meer van Dave Berry. Drie mensen hadden een hoekslaapplaats en dat had als voordeel een extra wand om op te kunnen plakken. Een hoekslaapplaats gaf ook meer status, want je kon zo’n plaats pas bemachtigen als je al een tijd in het internaat verbleef. In die hoeken vonden tevens allerlei informele besprekingen plaats. Het was weliswaar verboden overdag op de bedden te gaan liggen, echter deze regel werd dagelijks overtreden. Naar mijn gevoel vond een groot deel van het kampleven op en rondom dat bed plaats. Je sliep er, je kast met kleren en eigendommen stond er, je rustte daar uit, je ontmoette je groepsgenoten. Het was eigenlijk hoe parodoxaal het ook klinkt een plek met enige privacy. Op vrije dagen waren we veel bezig met het draaien van plaatjes, of het experimenteren met de bandrecorder. De meeste leiders en enkele jongens hadden wel wat singles en soms zelfs elpees. Juist in die tijd was de beatmuziek erg in opkomst en deze had onze bijzondere belangstelling. Wat dat betreft waren er weinig verschillen tussen leiders en kinderen. Niemand zette zich af tegen die beatmuziek. Het werd zelfs eerder gestimuleerd. Overigens werden we op verschillende manieren in contact gebracht met andere soorten muziek. In de eetzaal speelde dan bijvoorbeeld een Zuid-Amerikaanse groep, maar ook was er vermaak in de vorm van een goochelaar of een pantomimespeler. Het waren vaak gezellige en sfeervolle bijeenkomsten. Daarbij de aantekening dat, bij elke enigszins bijzondere aangelegenheid, het eten extra aandacht kreeg. Terwijl dit normaal gesproken al van prima kwaliteit was. Onze kok, zijn naam is me ontschoten, was perfect! Om een voorbeeld te noemen: als een rijstmaaltijd geserveerd werd dan waren er minstens drie soorten rijst. Aangezien aandacht werd besteed aan tafelmanieren, hadden dergelijke diners een feestelijk karakter. Het was een van de onderwerpen waar men unaniem over tevreden was. De week die je in de keuken moest helpen, terwijl je vrij was van alle andere verplichtingen, bestond eruit dat je ‘s morgens vroeg aan de bak moest. Of liever gezegd aan de snijbroodmachine, alle broden moesten worden gesneden, alle boter in botervloten, beleg op schaaltjes, suiker bijvullen, thee zetten, melk- en karnemelkkannen vullen, enzovoort. En reken maar dat er veel op tafel moest staan met zo’n hongerige meute. Vervolgens had je als keukenhulp een uurtje vrij en daarna begon de voorbereiding van het warme eten. We aten ‘s middags warm. Je moest soms flink afzien, want de kok was weliswaar een grapjurk, maar hij kon behoorlijk streng zijn. Zeker als het ging om stomme dingen of als je de kantjes er van af liep. Aardappels pitten, groenten schoonmaken en wassen, gehaktballen maken. ‘s Middags had je vrij tot ongeveer vier uur, waarna de voorbereiding begon voor het avondeten. Een synoniem van het ochtendgebeuren, behalve dan dat de meesten dan nog meer honger hadden. Ik heb bewondering gekregen voor al dat kookwerk. Als eter lustte en lust ik nog steeds twee dingen niet: Drents roggebrood, een donkerbruine, kneedbare, zwaar op de maag liggende vorm van brood en karnemelkse pap, een zure brei met daarin op overgeefsel lijkende brokken. Dat was echt verschrikkelijk en van de meeste leiders moest je dat eten. Het roggebrood was zo kneedbaar dat het onder de tafelrand paste, maar de pap gaf meer problemen. Ondanks mijn goede bedoelingen kon ik dit spul niet door mijn strot krijgen, of voor maar heel even, zodat ik vervolgens moest overgeven. Een aantal jongens vond het spul meer dan heerlijk. Ik vond het werkelijk gruwelijk. Verder at ik alles in ruime mate, nog eens bevorderd door de dagelijkse gratis portie boslucht, die daar en toen nog behoorlijk schoon was.

Vooral in de winterperiode was tv kijken een prettig fenomeen. Vooral de poppenfilm ‘Thunderbirds’ was enorm gewild. Er waren op de zaterdagen afleveringen van een uur. Terwijl de huidige herhalingen steeds een half uur duren en het verhaal dus pas af is na twee afleveringen. Voor een dergelijke serie moesten heel wat andere activiteiten wijken. Het gezamenlijk schaatsen kijken was uitermate favoriet bij een grote groep sportliefhebbers. Op grote bladen werden allerlei standen en tijden bijgehouden. Het geheel werd door de sportleraar begeleid, die zelf Fries en fervent schaatser was. Het was de tijd van Ard Schenk, Kees Verkerk en Jan Bols. Zij waren zo goed dat ik de tegenstanders niet meer voor de geest kan halen. In deze jaren zestig was er zwart-wit televisie, nauwelijks zenders en weinig programma’s. Dat was een groot voordeel!

Spel en sport
Aan elk jaargetijde komt een einde ook aan deze strenge winter. Voordat het echt zo ver is vier ik elk jaar mijn verjaardag op zeven maart. Dat was dus eveneens het geval in 1966. Dertien jaar werd ik op een grijze, koude en regenachtige dag. Bijna iedereen lag in bed met griep. Van onze groep waren nog slechts vier mensen op de been. Er heerste een echte griepepidemie. Het was gebruikelijk dat je ouders op je verjaardag aanwezig waren. Op het allerlaatste moment ging dat niet door. Het waarom was onduidelijk en is nog steeds vaag. Het was in ieder geval een bittere teleurstelling. Wel werd er tijdig een snoeppakket verzonden ter grootte van een schoenendoos. Ondanks de griep waren er diverse belangstellenden voor al dit lekkers. Het was traditie dat de jarige ‘s morgens werd toegezongen in de eetzaal en dat hij een keurig opgemaakt bord met uitsmijter en toebehoren kreeg. Uitgebreide felicitaties vonden dan plaats. Je had de gehele dag vrij en je mocht met een jongen naar keuze vrij stappen. Ik ging met Rob Malta naar Diever waar flinke hoeveelheden snoep werd ingeslagen. Gezellig was het niet door de eerder beschreven weerstoestand en het leek wel of het dorp juist op die dag uitgestorven was. Maar meer nog voelde ik mij door thuis in de steek gelaten en dat kon geen enkele doos snoep goedmaken. Dergelijke gebeurtenissen zijn van zoveel waarde voor een kind, dat zo’n geruime tijd van huis is en zijn ouders mist.

Uit hoofde van mijn functie als redacteur van het nog niet verschenen kampblad had ik de eer om een interview voor te bereiden in verband met de komst van Anton Geesink,de bekende judoka. Deze sportman was uiteraard zeer beroemd in die dagen en het was een klein wonder dat hij bij ons op bezoek kwam. De bedoeling was dat hij en enkele judoka’s demonstratiewedstrijden zouden geven. Eerst was er een ontvangst met koffie en koek gepland in het staflokaal. De spanning was vooraf te snijden, totdat eindelijk de grote dag aanbrak. Ik was dus een van de weinigen die rechtstreeks met Geesink mocht praten. Alleen al zijn binnenkomst was zeer indrukwekkend; hij kon nauwelijks de deur door. Van een interview kwam niets terecht. Aan de lopende band maakte hij grappen en grollen, waarna, ja alweer, een diner volgde en wel in de gebruikelijke stijl ! Tussendoor plaatste Anton Geesink een honderdtal handtekeningen die nadien werden uitgedeeld. Later in de middag volgde de demonstratiewedstrijden met de meegebrachte judoka’s. Enkele weken voor zijn komst hadden we worstelwedstrijden gehouden. Door middel van een afvalrace bleven drie winnaars over in de verschillende leeftijdsklassen. Een van deze winnaars was Henk Linthorst uit onze groep. Hij diende als tegenstander van Geesink. Het werd een enerverende middag met veel humor en prettige herinneringen.

Op zomaar een morgen in april gingen we na de normale ochtendrituelen naar de eetzaal. Tot ieders verbazing was er geen leiding. Wel een kok en eten, zodat we wisten wat we moesten doen. Na afloop en het gebruikelijke corvee liet de leiding zich nog steeds niet zien. Later werd duidelijk dat ze allemaal verzameld waren in het staflokaal. We wisten ons geen raad en een delegatie die probeerde duidelijkheid te krijgen, werd zonder informatie weggestuurd. In kleine groepen werd overlegd wat te doen. Na enige tijd werden pamfletten uitgereikt waarop vermeld stond wat we moesten doen. Het bevatte een lijst met activiteiten die door ons moesten worden uitgevoerd. Sommige opdrachten waren redelijk, andere waren overtrokken en bevatte zaken die niet van ons verwacht konden worden. Zoals alle zware vuilnisbakken verzamelen en alle muren van de barakken schoonmaken. Je kon merken dat twijfel bestond met betrekking tot de ernst van dit alles. Sommige jongens gingen aan het werk, anderen voerden niets uit. De natuurlijke leiders overlegden en besloten alleen die werkzaamheden te doen die redelijk waren. Het bleek achteraf allemaal een experiment, vermoedelijk reuze interessant voor de bedenkers, maar minder geslaagd voor de slachtoffers.

Het voorjaar gaf alle gelegenheid voor sport en spel in de buitenlucht. Een van de grootste spelen was een zogenaamd Europa-spel, waar al weken naar toe werd geleefd. Iedereen kreeg een paspoort en volgens een bepaalde route moesten we allerlei Europese landen bezoeken. In die landen moesten opdrachten vervuld worden. Als dat tot een goed einde was gebracht ontving men een stempel in het paspoort. Het totale spel duurde twee weken en vormde de rode draad van het kampleven. Sterker nog het beheerste het leven van alle dag. Uiteindelijk ging het er toch weer om welke groep winnaar werd. De opdracht behorende bij het land Spanje was het bouwen van een stierenarena en vervolgens in die arena een stierengevecht naspelen met alles er op en er aan. Er werden twee volle dagen besteed aan het oprichten van dit bouwwerk en het was prachtig om te zien wat een creativiteit schuil ging bij de diverse bouwers. De meeste groepen groeven een enorme kuil met een doorsnede van ongeveer 7 meter en minstens anderhalve meter diep. Bankjes werden geconstrueerd van afvalhout en er werd druk gerepeteerd voor het toneelstuk. Bij het vervullen van zo’n opdracht zijn er talenten gewenst op verschillende terreinen en die waren dan ook altijd aanwezig in elke groep. Steeds weer stond ik versteld van wat je als groep kon bereiken. Leiders mochten meehelpen, maar ze speelden nooit geen overheersende rol, op welk vlak dan ook. Het gehele kamp woonde de opvoering van het stierengevecht bij en een jury beoordeelde de opvoering. Onze groep had als extra verrassing een optreden terwijl het donker was met verlichting, wat een speciale sfeer teweegbracht.

Griekenland was eveneens een land wat bezocht werd en daar heette het thema: Olympische Spelen. Dat hield in een sportspektakel wat enkele dagen duurde, met voetbalwedstrijden, hardlopen, verspringen, enzovoort. De leiding van deze evenementen kleedde letterlijk en figuurlijk alles aan en zorgde steeds voor passende kleding bij de onderwerpen. Vooral met hulp van het arsenaal kleren van de toneelvereniging te Diever. Ook werden de thema’s goed door hen ingeleid. Frankrijk bracht het spelen van cabaret met zich mee en iedereen kon zich op dit onderdeel goed uitleven. Kolderstukken werden opgevoerd, leiders nagebootst, hele verkleedpartijen, uitgebreide schminkwerkstukken en veel lol.

Viswedstrijden hadden te maken met Ierland en het was een indrukwekkend gezicht om zestig jongens te zien vissen met soms echte hengels, maar meestal alleen een stok met snoer en angel. Dat alles gebeurde in de Drentse Hoofdvaart die in elk geval toen barstte van de vis. Er werd bijzonder veel gevangen en daarna weer teruggegooid. Het had allemaal niets te maken met rustig in de natuur vissen en genieten. Nee het was een echte wedstrijd. Het kan bijna niet anders dan dat de vispopulatie in dit kanaal enkele weken van slag af geweest is.

Diverse trucs werden er ingebouwd, die niet direct te maken hadden met het spel, maar wel met de enorme inzet en wedstrijdmentaliteit die er heerste. Als voorbeeld het schoonmaken van het totale kampterrein en extra schoonmaakbeurten van de groepslokalen. Om punten te behalen was iedereen gek te krijgen. In detail kan ik niet zo veel meer voor de geest halen. Dat heeft voornamelijk te maken met de hoeveelheid gebeurtenissen die er in die twee weken plaatsvonden. Wel is het gevoel blijven hangen dat het een prettig intensief groepsgebeuren was. Iets wat je nog nooit had meegemaakt. Voor mij ook de les dat mensen competitie nodig hebben en willen winnen op allerlei fronten. Ze willen zich bewijzen niet alleen als individu, maar juist ook als groep. Saamhorigheid en samen iets bereiken zijn menselijke behoeften. Er wordt vaak gesteld dat je bij een dergelijke terugblik alleen de mooie momenten terughaalt. Ik geloof dat niet, althans maar gedeeltelijk. Natuurlijk was niet alles koek en ei, er waren vechtpartijen, er was soms een vervelende sfeer of gebeurtenis. Er ging wel eens iemand door het lint en er werd stevig gescholden. Dat was allemaal aanwezig maar wel in beheerste mate in redelijk evenwicht met veel goede momenten. Het gevoel dat je niet naar huis kon dat was wel regelmatig van negatieve invloed op je functioneren. Dat zorgde er voor dat het hier niet ging om een vakantiekamp. Vaak vroeg ik mij later af wat ik gehad heb aan deze periode. Het antwoord was en is nog steeds erg veel, zeker op sociaal terrein. Of ik er geleden heb? Ja zeker er waren bijzonder droevige momenten en nogmaals ik ben er van overtuigd dat het voor een kind van ondermeer die leeftijd niet goed is om zo lang van huis weg te gaan. Tenzij en dat speelde bij een aantal van ons, de situatie thuis niet deugde. In dat geval was het kiezen uit twee kwaden. Het lange verblijf in het internaat was dan het minst kwade. Echter niets,in welke groepsvorm dan ook, kan opwegen tegen het verblijf in een redelijk draaiend gezin.

Vakantie
In de maand mei was de natuur nadrukkelijk aanwezig en voor mijn gevoel was het een voorjaar met veel zonnige dagen. Die prettige sfeer werd nog eens versterkt door de naderende vakantie. Het was gebruikelijk dat de groepen een week lang naar Giethoorn gingen. De vakantiepret begon echter al ruimschoots voor het eigenlijke vertrek. De groepen werden genoemd naar de Noormannen of de Vikings en via spelen bereidde iedereen zich voor op die grootse belevenis. Elke groep zou in Giethoorn een zeilboot tot zijn beschikking krijgen. Er werden dan ook zeillessen gehouden, weliswaar alleen in theorie maar toch. Zwaarden en schilden werden in elkaar gezet. Kledingstukken genaaid. Iedereen werd voortijdig in de juiste stemming gebracht. Nimmer mocht er met de bedden geschoven worden, behalve nu. Bijzondere groepen werden dan gevormd met kasten als afscheiding tussen de geheimzinnige genootschappen. Zoveel voorpret heb ik nooit meer meegemaakt voor ‘n vakantie.
Merkwaardig genoeg ben ik zelf niet meegegaan. Ik kreeg evenals enkele andere jongens de mogelijkheid om samen met twee leiders een tiendaagse fietstrektocht te ondernemen naar Duitsland. Daarover later meer.
Gelukkig heb ik de zeilvoorbereiding dus niet gemist. Tijdens een nachtelijke bijeenkomst zou er een inwijding plaatsvinden door Neptunes zelf. Wij als Duitslandgangers mochten deze ceremonie meemaken. Er deden dan ook allerlei vreemde en bizarre verhalen de ronde over dit gebeuren. Eindelijk was het dan zover. Iedereen werd omstreeks twee uur ‘s nachts gewekt. In het groepslokaal van Alaska vond de indrukwekkende verzameling plaats van behoorlijk duffe figuren met slaperige en witte gezichten. Daar werd het perkament voorgelezen door een prachtig uitgedoste Neptunes met gevolg. Natuurlijk weer in de mooiste toneelkleren en op deskundige wijze geschminkt. Vervolgens toog het gezelschap naar het eerder beschreven vage visvijvertje, waarover een boomstam was geplaatst. Elke jongen moest midden op die boomstam een kussengevecht leveren, met als uiteindelijk doel voor iedereen een nat pak. In dit geval een natte pyama. De ambiance met toneelspelers en brandende fakkels staat nog in mijn geheugen gegrift. Je wist dat het allemaal nep was, maar toch…. De spelers waren zeer bedreven in dergelijke optredens. Het werd die nacht zeer laat, te laat. Gelukkig mochten we de volgende ochtend uitslapen. Daarbij moet niet gedacht worden aan het tegen het middaguur uit je bed kruipen, maar eerder aan een uurtje later uit bed. Normaal gesproken gebeurde dat op de zondagmorgen.. De regelmaat werd aldus alleen verstoord bij hoge uitzondering.
Het vertrek van de groepen naar Giethoorn was een ware uittocht. Van het ene op het andere moment werd het doodstil. Wij bleven met acht jongens over, van elke groep twee. Dat waren wel goudzoekers, echter het waarom van juist deze acht heb ik nooit begrepen. De leiders die meegingen waren Schokker, aardrijkskundeleraar en Blikman de Alaska-groepsleider. Ons vertrek zou eerst over vijf dagen plaatsvinden, net voordat de groepen zouden terugkeren. Zodoende zou de rust tijdens de komende dagen een nieuwe ervaring voor ons betekenen. En leverde die dagen toch ook een soort extra en bijzondere vakantie op. We hadden het zo geregeld dat we bij elkaar sliepen in de barak van de groep Transvaal. Met een kleine groep mensen aten we in de eetzaal en we werden behoorlijk vrij gelaten in ons doen en laten.
Scherp staat mij nog voor de geest een wandeltocht met z’n vieren in de bossen, terwijl er plotseling een hevig noodweer losbrak. Juist in de bossen, zeker als die dicht begroeid zijn, zie je een onweersbui vaak niet aankomen. Daarom leek het of er een smerig bruine zware lucht zomaar uit de lucht kwam vallen. Oogverblindende flitsen met direct daarop volgend krakende donderslagen. Een onovertroffen angstige situatie, waarbij we niet veel anders konden doen dan het op een lopen zetten. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat tijdens die vlucht de bliksem vlak achter ons is ingeslagen. De afstand kan niet meer bedragen hebben dan vijfentwintig meter. Wij lagen daarna allemaal tegelijkertijd plat op de grond. Nimmer heb ik daarna nog een dergelijk noodweer van zo dichtbij meegemaakt. Door en door nat bereikten we het kampterrein, alwaar we aan iedereen ons verhaal vertelden.
Naarmate die week vorderde werden de voorbereidingen intensiever in verband met ons aanstaande vertrek. De mee te nemen bagage moest allemaal met de fiets mee en er moesten drastische beslissingen worden genomen over wat wel en wat niet. Onze normale “kampfietsen” met terugtraprem , zwaar frame en grote fietstassen hadden niets uit te staan met de huidige aerodynamische fietscultuur. Op vrijdag vertrokken we onder mooie weersomstandigheden. Het einddoel van die dag was de grensplaats Losser in Overijssel. Daar konden we gratis overnachten en eten in een soortgelijk internaat. Eerst moest er dan wel een behoorlijke afstand worden afgelegd door niet al te ervaren fietsers. Dat lukte zonder problemen, zelfs zonder lekke banden. In Losser werden we gastvrij ontvangen en ‘s avonds was er een groot kampvuur. Het internaat lag enkele honderden meters van de Duitse grens en ik weet nog dat we via een illegaal pad Duitsland zijn binnengefietst. Dat scheelde namelijk tientallen kilometers fietsen. We bezochten daar een klooster waar verschillende originele Afrikaanse beelden stonden uitgestald. De enorme rust in en rondom de gebouwen van zo’n klooster is me altijd bijgebleven. De indrukwekkende houten beelden bezaten een sterke uitstraling en pasten wonderlijk genoeg uitstekend in deze totaal andere omgeving.
We vervolgden onze weg richting Teutoburgerwoud, nadat we onderweg hadden gekampeerd in een weiland. Daar werden we ‘s morgens door de koeien begroet, werkelijk zoals in een komische film. Het klimmen in de heuvels viel niet mee op onze zwaar beladen stalen rossen. Toch bereikten wij ons doel en kampeerden alweer bij een boer. Per twee personen hadden we een simpele enkeldaks tent. Alleen de twee leiders bezaten een dubbeldaks. Tot dan was het prima weer in een fantastische omgeving. De meesten van ons waren nooit in het buitenland geweest, laat staan dat we ooit dergelijke heuvels gezien hadden. Direct werd er het nodige snoep ingeslagen en op de terugweg liep het meteen verkeerd. We kwamen langs een kersenboomgaard en plukten daar kilo’s kersen, totdat er luid schreeuwend een boer verscheen. Deze sprak zijn verwensingen weliswaar in het Duits uit, maar toch begrepen we wat hij bedoelde te zeggen. Twee jongens kwamen er niet zonder de nodige schrammen af tijdens het in een noodvaart verlaten van een boom. Iedereen weet dat je kersen eerst moet wassen en er nooit teveel moet eten. Wij wisten dat ook, toch hadden we allemaal voor het einde van de dag buikloop. Nota bene met een toilet op ruim honderd meter afstand en met nauwelijks voorraad verschoning. Het allerergste was echter de regen, niet zo’n buitje water, nee een constante hoos, die midden in de nacht begon en niet meer ophield. De enkeldaks status met los grondzeil kon dit alles niet aan. Hetgeen nog verergerd werd door de situering van de tenten, namelijk halverwege de heuvel. Voor het middaguur was alles doorweekt. Blikman en Schokker met vooruitziende blik regelden via de boer slaapplaatsen in een hooischuur. Wel werd ons op het hart gedrukt dat er geen scherpe voorwerpen in het hooi terecht mochten komen. Het hooi was immers bestemd voor de koeien, die dergelijke zaken nu eenmaal niet kunnen verteren. Een complete verhuizing vond plaats, lijnen werden gespannen om alles te kunnen drogen, inclusief de tenten. Aangezien er verder niets te doen was zochten we ons vertier op en in het hooi. Via een hogere verdieping maakten we duikvluchten in het hooi. De stemming zat er de eerste twee dagen nog wel in. Het bleef echter regenen en er gingen al verhalen dat het de hondsdagen betrof. Dat hield in als het zeven uur zou regenen de kans groot was dat het vervolgens zeven dagen zou regenen enzovoorts. Ondanks dat we niet bijgelovig waren begon het er toch steeds meer op te lijken dat de hondsdagen meer dan een fabel waren.. Inmiddels werden er plannen gemaakt om terug te keren met de trein. Toen eindelijk op de vijfde dag de zon weer terugkeerde. We spraken af om in twee dagen terug te fietsen, via dezelfde weg, en alleen nog te overnachten in Losser. Dat betekende een zware fietstocht, behalve het eerste stuk dat nu natuurlijk bergaf ging. Zeer moe kwamen we die avond laat aan in Losser. Daar konden we in echte bedden slapen en weer eens goed eten. Na inspanning en ontbering is een verblijf in de bewoonde wereld met al zijn luxe en voorzieningen extra plezierig. Na negen dagen is een lange hete douche meer dan alleen maar een routinematige handeling.
Tijdens de tocht door Twente stonden we te wachten bij een bakker, terwijl door twee van ons brood werd ingeslagen. Op een gegeven moment werden we door een man lachend aangesproken met de woorden: “Ha schoffies”, niemand, incluis de leiding reageerde verbaal of non-verbaal op die woorden, waardoor de man enorm rood werd en snel doorfietste. Dit kenmerkte onze stilzwijgende saamhorigheid. De laatste dag schroeide de zon onze ruggen en verlangden we haast weer naar een regenbui. De moed tijdens de lange fietstocht werd er door de leiders ingehouden met behulp van een doos suikerklontjes. Of het lichamelijk hielp weet ik niet, psychisch in ieder geval wel. De thuiskomst gaf een glorieus gevoel, zeker nu we onze verhalen kwijt konden aan de kampgenoten, die waren teruggekeerd. Zij hadden op hun beurt ook het nodige beleefd.

Terug
Het was juni geworden en eind juni zou ik worden opgehaald om vervroegd naar huis te gaan in verband met een vakantie met m’n broer en ouders. De eigenlijke vakantieperiode voor het internaat liep van half juli tot ongeveer half augustus. Voordat het zover was maakte ik nog een indrukwekkend uitstapje mee. Met enkele collega-goudzoekers gingen we op zondagmiddag met de bus naar Assen. De eindbestemming was de verkeerstuin, alwaar je met een trapauto door een nagebootst wegennet reed, met meisjes als politieagent in de leeftijd van vijftien jaar. Voor ons een zeer aantrekkelijke leeftijd. In het midden van dat verkeerspark bevond zich een verkeerstoren met omroepinstallatie. Als je fouten maakte in het verkeer dan werd dat daar omgeroepen. Wij waren met z’n zessen en in een mum van tijd kende iedereen ons. We hielden ons aan geen enkele regel, reden agentes omver, zorgden voor botsingen en allerlei bizarre verkeerssituaties. Een enkele keer meldden we ons bij de toren en deden alsof we nergens vanaf wisten. Dat gedrag hielden we natuurlijk niet erg lang vol. Uiteindelijk werden we dan ook gesommeerd om te verdwijnen. Hetgeen op dat moment geen straf was, omdat de lol er inmiddels vanaf was. Wel liep een van de jongens een rake klap op van een kordate agente. Toch was zo’n uitje een geweldig feest, alweer omdat we onder de mensen kwamen van het dagelijkse leven. Daar botsten dan twee ‘culturen’. Ja, we gedroegen ons niet, maar kon je dat zo’n groep kwalijk nemen? Jongens die niets liever wilden dan deel uitmaken van dat normale leven, maar die door de omstandigheden gedwongen dit niet konden. Gelukkig gedroegen we ons meestal wel behoorlijk. Bij terugkeer in het kamp ging het er om vooral geen opschepperige verhalen te vertellen. Dat alleen al was moeilijk genoeg.
Tenslotte maakten we met het gehele kamp nog een busreis naar de motorcrosswedstrijden te Norg. Op een warme zomerdag streken we daar neer, al vlug onder de indruk van de scheurende motoren met hun bijna onuitstaanbare geluid. Voor mij was dit de eerste keer en ik vond het indrukwekkend hoe met grote snelheden en met gevaar voor eigen leven werd geraced. Vooral de reuzensprongen bij de heuvels en het wegspattende zand zorgden voor een schitterende spanning. Bij een aantal van ons kwam die dag het zakelijke instinct naar boven. Men kwam op het idee om lege flesjes bier en frisdrank te verzamelen, dat leverde redelijk wat geld op en dus snoep en frisdrank voor eigen gebruik. Nog steeds als ik jongeren dit zie doen, draait voor mij de film af van die dag in Norg. Tijdens de terugweg werden we voorbij geraasd door honderden motoren.

De laatste dagen van juni naderden, maar duurden wel erg lang. De alles overheersende gedachte was: de definitieve terugkeer naar huis. Op dat moment de allergrootste wens van een dertienjarige jongen die gedurende elf maanden van zijn ouders en zijn omgeving was beroofd. Tegengesteld daaraan was het gevoel van weemoed. Alle belevenissen en goede herinneringen kwamen juist toen naar boven. Tijdens dat alles in was er een vreemde gewaarwording van er niet meer bij horen, daar niet en thuis niet. Net als na een verhuizing naar een vreemde omgeving. Langzaam maar zeker nam je afscheid van mensen en zaken.
De dag voor mijn vertrek gebeurde een ernstig ongeluk op de weg langs de Drentse Hoofdvaart. Ongeveer tweehonderd meter van het internaat af. Deze weg stond bekend als een uitermate gevaarlijke provinciale weg en is dat overigens nog steeds. Alleen toen moest al het snelverkeer over die weg. Tijdens dat ongeluk kwam de bestuurder knel te zitten en moest hij worden uitgezaagd. Hele toestanden met brandweer, ziekenauto en takelwagen. Er was een vrachtauto tegen een personenauto geknald. Sommigen van ons zijn stiekem gaan kijken. Zelf heb ik het niet van dichtbij gezien, maar op een flinke afstand. Het maakte zo’n indruk op me dat ik me zorgen maakte over de reis van mijn ophalers en de reis terug met hen. M’n vader zou me komen ophalen met een kennis, die een Volkswagen had. Die nacht sliep ik slecht. Gelukkig verliep de reis naar huis voorspoedig, ik wilde zo snel mogelijk naar huis.

Posted in de Gowe, Jongenskamp de Eikenhorst | Leave a comment

Hoe hef ut skultehuus ur in ut echt uut eseene ?

In de Olde Möppeler (Möppeler Kraante) verscheen op vrijdag 1 november 1935 een bericht van de heer Jan Boesjes, secretaris van de gemiente Deever, over het schultehuis an de brink van Deever en zijn bewoners.

Het schultehuis te Diever en zijn bewoners
In den jare 1604 verrees aan den Brink te Diever het gebouw, dat thans -ruim drie eeuwen later- in veler belangstelling staat. Ten zuiden van de Nederlands Hervormde Kerk werd toen namelijk gesticht het zoogenaamde schultehuis. Stichter was de toenmalige schulte van Diever Berend Ketel. Na hem hebben nog vijf leden van de familie Ketel, die alle het schulte-ambt van Diever bekleedden, het huis tot woning gekozen.
De naam schultehuis zal zich in den loop der jaren gevormd hebben, doordat de woning steeds den schultes tot huisvesting diende. Van een gebouw met een publiekrechtelijke bestemming kan niet worden gesproken. Het huis was steeds particulier eigendom en is waarschijnlijk door vererving en koop achtereenvolgens overgegaan in handen van de elkander opvolgende plaatselijke magistraatpersonen. Eigendom van een publiekrechtelijk lichaam is het gebouw nimmer geweest.
’t Is niet onmogelijk, dat op de plaats van het tegenwoordige schultehuis vroeger (vóór 1604) een tot het klooster van Ruinen behoorend gebouw heeft gestaan. Bij de restauratie welke thans plaats vindt, kwamen verschillende steenen te voorschijn, die blijkbaar tot een vorig huis behoord hebben. Het betreft hier steenen van zeer bijzondere vorm, welke vermoedelijk vroeger hebben dienst gedaan voor de bevestiging van glas-in-lood ramen. Verder legde men een vloertje bloot van geglazuurde tegeltjes.
De tand des tijds heeft ook het huis der Ketels niet ongeschonden gelaten. De verschillende eigenaren tastten zowel het uit- als het inwendige van het gebouw aan, waarbij de voorgevel er gelukkig nog het beste afkwam. Deze gevel, die na de voltooiing der restauratie een sieraad voor het dorp en meer in het bijzonder voor de brink zal zijn, geeft een voornaam uiterlijk aan het gebouw. Het jaartal 1604 is met muurankers aangebracht. Ter linkerzijde van de zware voordeur -welke voorzien is van een antieken deurklopper- bevinden zich twee, ter rechterzijde drie groote ramen met ieder niet minder dan 48 ruiten.
Boven de deur is het wapen van de familie Ketel (van Hackfort) aangebracht, namelijk in zilver een blauwe dwarsbalk met gekroonde helm. Als helmteeken een zilveren drakenkop en hals met gouden tong en blauwe halsband. De kruisjes die er op voorkomen zijn waarschijnlijk toevoegsels van een bewoner en behooren niet tot het wapen. We hopen dat bij de restauratie dit wapen van de daarop aangebrachte verflaag zal worden ontdaan.
De zijgevels en de achtergevel hebben veel te lijden gehad van diverse verbouwingen. Op een bepaalde plaats was tegen den zuidelijken zijgevel zelfs een tweede muur aan gemetseld.
In het gebouw trekt een muurvak met tegels de aandacht en ook de bewerkte zolderbalken mogen niet aan onze opmerkzaamheid ontsnappen. Momenteel omvat het huis twee groote en één kleine voorkamer, gang, keuken, achterkamer en opkamer, waaronder kelder.
De bewoners
Omtrent de vroegere bewoners, meer specifiek de schultes, die tevens bewoner van het huis waren, kunnen we het volgende vermelden.
De eerste bewoner, zoals gezegd tevens stichter, was Berend Ketel. Deze was in 1595 schulte van Diever en schijnt tijdens zijn leven te zijn afgetreden, in dit geval na 18 juni 1619. Hij leefde nog in 1626, doch is vóór 21 maart 1628 overleden. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Helmich Ketel, die het eerst als schulte wordt vermeld op 20 april 1622, het laatst op 20 april 1642. Op hem volgde Richard Ketel, die 9 mei 1644 als schulte in functie was en laatst bekend op 18 januari 1660. Pierre Ketel, die dan volgde, werd 28 februari 1660 door Ridderschap en Eigenerfden den Stadhouder als schulte voorgedragen (hij was toen nog minderjarig) en door dezen benoemd. Hij teekende als schulte 19 mei 1666 en stierf vermoedelijk begin 1689. Vervolgens kregen we Richard Ketel, op 11 maart 1690 door Ridderschap en Eigenerfden aan den Stadhouder voorgedragen; vermoedelijk overleden begin 1713. Opvolger van Richard Ketel was Pierre Ketel Richardzoon. Gedoopt 10 september 1704, werd hij, nog geen 10 jaar oud zijnde, op 21 maart 1713 tot schulte aangesteld. Tijdens zijn minderjarigheid (1713-1724) trad er een soort regent (‘verwalter’) voor hem op. Pierre Ketel stierf in 1737. Evenals zijn beide voorgangers was hij tevens schulte van Wapserveen. De laatstgenoemde 4 schultes Ketel waren waarschijnlijk afstammelingen in rechte linie van elkander. Met het overlijden van Pierre Ketel Richardzoon was de familieregeering der Ketels voor Diever afgesloten. Van 1595 tot 1737, dus gedurende bijna anderhalve eeuw, heeft deze familie hier het heft in handen gehad. Bijna al dien tijd bewoonden ze het huis aan den brink, dat thans nog hun wapen boven de voordeur draagt.
Omtrent latere bewoners is weinig bekend. De schultes en burgemeesters, die na de familie Ketel kwamen, hebben vermoedelijk geen van allen het schultehuis bewoond. Wel is het waarschijnlijk, dat er een bakker in gehuisvest geweest is, waarop bepaald metselwerk duidt. Ook heeft een der vroegere bewoners blijkbaar in connectie gestaan met een walvischvaarder. Op den zolder van het oude gebouw is namelijk zoolang de heugenis reikt, een graat van een walvisch geborgen geweest. Deze graat geeft een lengte van ruim 2 meter met een diameter van ± 10 centimeter en is nog volkomen gaaf. In het gerestaureerde huis zal deze bezienswaardigheid stellig de aandacht trekken.
Restauratie
Ongeveer twee jaar geleden staken eenige personen, van wie we speciaal wenschen te noemen burgemeester van Os van Diever en dr. van Giffen te Paterswolde, de hoofden bijeen om te trachten het schultehuis als historisch voorwerp te behouden. De zaak kwam vervolgens ter sprake bij de commissie van bestuur van het provinciaal museum van oudheden en geschiedkundige voorwerpen in Drente, de zogenaamde museumcommissie. Aangezien deze commissie geen rechtspersoonlijkheid bezit en dientengevolge het gebouw niet in eigendom kan verkrijgen, wendde men zich tot de stichting Oud-Drente. In deze stichting hebben zitting: voor de provincie Drente: mr. dr. R.H. baron de Vos van Steenwijk, commissaris der koningin in Drente, voorzitter, voor het provinciaal museum van oudheden enzovoort: mr. dr. J. Linthorst Homan, burgemeester van Vledder, vice voorzitter, voor de Drentse praehistorische vereniging: dr. A.E. van Giffen, directeur van het biologisch-archeologisch instituut der rijksuniversiteit te Groningen en notaris Tonckens te Assen, penningmeester.
De stichting is rechtspersoon en heeft volgens de acte van oprichting ten doel onder andere het aankoopen van uit architectonisch oogpunt belangrijke gebouwen.
De museumcommissie vond het bestuur der stichting bereid de zaak ter hand te nemen.
Eerste zorg was de aankoop van het gebouw. Dit toch verkeerde in zoodanigen staat van verwaarloozing, dat herstel dringend was. Van de eigenaresse werd het huis aangekocht voor f. 2000. Door het rijksbureau voor de monumentenzorg werden de kosten voor herstel geraamd op f. 3520. Het ministerie van onderwijs, kunsten en wetenschappen zegde een rijksbijdrage toe van f. 1408. De gemeenteraad van Diever, die ook het belang van een dergelijk gebouw voor de gemeente inzag, subsidieerde met f. 1000. De stichting Oud-Drente zelf bestemde f. 1500 uit haar kasmiddelen voor het schultehuis, terwijl van verschillende zijden kleine en grootere giften binnenkwamen of toegezegd werden. De financiële zijde was hiermee dus bijna afgewikkeld.
Met de restauratie werd onmiddellijk aangevangen. De architect Onnes van het rijksbureau voor de monumentenzorg had de plannen reeds uitgewerkt. Omdat het werk zich niet leende voor publieke aanbesteding werd met de plaatselijke timmerlieden Bennen, Nijzingh en Koning een overeenkomst aangegaan en aan dezen het bouwwerk opgedragen. Begonnen met de afbraak, bleek echter pas hoe bouwvallig het huis was. Een geheel nieuwe kap moest worden aangebracht en verschillende muurgedeelten opnieuw opgemetseld. Uitwendig is daarvan evenwel weinig te zien. De deskundige architectuur heeft daarvoor gezorgd. De uitwendige restauratie verkeert thans in een vergevorderd stadium, de inwendige moet nog plaats vinden.
Reeds herhaaldelijk hoorden we de vraag stellen: ‘Wat wil men nu met dat gebouw ?’ Het ligt in de bedoeling een of meer vertrekken tegen vergoeding beschikbaar te stellen voor het houden van vergaderingen en dergelijke. Een plaatselijke commissie zal met het dagelijksch beheer worden belast. Niet onmogelijk is, dat in het gebouw oudheidkundige voorwerpen uit deze omgeving afkomstig, welke thans in het museum te Assen zijn geborgen, worden geplaatst.
We eindigen met den wensch, dat het gerestaureerde schultehuis nog eens een veelbezocht gebouw mag worden, bezocht zoowel door vreemdelingen uit oudheidkundig oogpunt, als door de ingezetenen om er vergaderingen en dergelijke bij te wonen.
J. Boesjes.
Diever, October 1935.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
J. Boesjes is Jan Boesjes. Hij was secretaris van de gemiente Deever.
De aandacht van de redactie werd vooral getrokken door de eerste zin van de derde alinea van het verhaal van Jan Boesjes. Blijkbaar was die uiterst speculatieve veronderstelling geen belemmering om in de vijftiger jaren van de vorige eeuw de nieuwe straat over ut Bultie de naam Kloosterstraat te geven. Was Jan Boesjes een soort van spindoctor van burgemeester Jan Cornelis Meyboom met de zijnen ? Een soort van straatnamenfluisteraar ?
Tussen 1737 en 1935 liggen bijna twee eeuwen, zodat anno 1935 na tweehonderd jaar van onderhoud, verbouwingen, vernieuwingen, verval, wederopbouw, enzovoort geen sprake meer kon zijn van een gebouw dat ook maar in de verste verte leek op het gebouw waarin de schulte anno 1604 woonde. Zijn van het huis waarin de schultes woonden beschrijvingen, tekeningen, schetsen, etsen, schilderijen, notariële akten, documenten uit de periode 1595-1737 bewaard gebleven ? Zo nee, dan is het gebouw van na de ‘restauratie’ een nepgebouw. Het resultaat van koffiedik kijken, in een wazige glazen bol koekeloeren, op een ontstoken dikke duim zuigen, enzovoort.
De redactie is fervent verzamelaar van foto’s, studies, krantenberichten, tijdschriftartikelen, rapporten, dissertaties, boeken, tekeningen, posters, bestekken, enzovoort, met als onderwerp ut huus woar ooit de skulte woonde an de brink van Deever.
Dit berichtje is hier voor de dossiervorming en ter informatie van de zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die met name is geïnteresseerd in de geschiedenis van ut huus woar ooit de skulte woonde an de brink van Deever. Wie van de zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief kan dit belangwekkende dossier verder aanvullen ?
De redactie heeft de kleurenfoto gemaakt op vrijdag 19 november 2021.

 

Posted in Skultehuus | Leave a comment

Ut woap’m van Deever hangt an ut tolhuussie

Het direct na de Tweede Wereldoorlog bij elkaar gefantaseerde en nota bene op 3 september 1946 door de Hoge Raad van Adel goedgekeurde wapen van de gemiente Deever is her en der binnen de grenzen van de gemiente Deever terug te vinden op bewaard gebleven ‘grensstenen’.
Zo hangt een kennelijk goed onderhouden exemplaar, uiteraard zonder sokkel, die voor het ontstaan van de gemeente Westenveld op 1 januari 1998 ergens op een sokkel op de gemeentegrens langs een weg stond, aan een muur van ut vroggere tolhuussie an de Bosweg 2 in Deever. Zie de afbeeldingen 1, 2 en 3. Door het ronde raampje in de zijgevel kon de (vrouw van de) tolgaarder het aankomende verkeer op de Bosweg uit de richting van Woater’n in de gaten houden.
Gegevens over ut woap’m van de gemiente Deever zijn onder meer te vinden in het Nederlandse deel van de webstee van Heraldry of the World (Internationale Overheidsheraldiek). De in die webstee opgenomen verklaring bij ut woap’m van Deever bevat helaas enige geschiedkundige onjuistheden. De geïnteresseerde bezoeker van ut Deevers Archief vindt na het aanklikken van het onderwerp Woap’m van Deever veel meer gegevens over ut woap’m van Deever.

De redactie van ut Deevers Archief heeft de drie kleurenfoto’s gemaakt op vrijdag 19 november 2021.

Op afbeelding 3 is het niet helemaal goed te zien, maar aan de linkerkant van het fietspad staat gelukkig nog steeds het enige eerste en echte Bert Haanstra-bankje. De Hoge en Lage Dametjes En Heertjes Van de Voorkant Van Het Ontzagwekkende En Onweerspreekbare Gelijk Van De Inrichting Van De Openbare Ruimte In De Gemiente Deever hebben als ‘wij bepalen wel wat goed voor u is’ sleutelaartjes alvast het tweede en onechte Bert Haanstra-bankje op de kaarkhof (ook wel kaarketuun genoemd) naast de brink van Deever geplaatst. Dit rare onduurzame niet-fair-trade stuk metaal moet daar zo snel mogelijk worden weggesloopt.

Afbeelding 1

Afbeelding 2

Afbeelding 3

Posted in Bosweg, Fanfare, Gemiente Deever, Woap'm van Deever | Leave a comment

Reinder vön un stien’n biele uut de neeje stientied

De redactie van ut Deevers Archief is zich met het schaamrood op de kaken bewust van het feit dat hij in ut Deevers Archief te weinig aandacht besteedt aan het verleden van ut mooie Oll’ndeever en ook aan het hele verre verleden in de gemiente Deever. Om dit enigszins recht te zetten toont de redactie hier het navolgende bericht dat verscheen in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 12 januari 1987. Het bericht beschrijft de vondst van een stenen bijl uit de nieuwe steentijd. Reinder van der Helm, boer in Oll’ndeever, vond deze bijl bij werkzaamheden op zijn land.. 

Van der Helm sr. vindt neolitische bijl in Diever
Hier woonden dus altijd al boeren ?
Diever – Bijlen zijn in de landbouw erg belangrijk en toen Reinder van der Helm uit Diever enkele weken geleden een stenen exemplaar op zijn land vond, was hij meteen op zijn hoede. Ook zijn zoon Jan, die oudheidkundig nieuws in de kranten volgt, zag onmiddellijk de waarde van het stenen voorwerp.
Maar wat moet je met zo’n ding ? Veel weet je er niet van en wat is eigenlijk de waarde in geld uitgedrukt ? Mag je zoiets houden of moet het naar een museum ?
Van der Helm sr. besloot de krant te bellen. Hij zocht contact met een man wiens oordeel hij het meest vertrouwde, Rein Schut uit Meppel, die zo mooi over vogels schrijft. Schut waarschuwde het provinciaal museum in Assen en onze redactie en zo kwam het archeologische balletje aan het rollen, want het werd al snel duidelijk dat de stenen bijl archeologische waarde bezat. Althans dat veronderstelden de deskundigen en zo bevonden zich op een winterse dag Arnold Berbers uit Meppel, die veel van steensoorten weet, Rein Schut, de natuurman, iemand van de krant en Jaap Beukers van het provinciaal museum zich per auto onderweg naar de familie Van der Helm aan de Wittelterweg.
Tot in de verre omtrek waren er alleen de silhouetten van bospartijen en woningen te zien. Toen men aankwam bij de Van der Helms, bleek het boerenerf bezaaid met stenen, grote en kleine. Hier woonde, dat was duidelijk, een ‘stenenman’.
Wolken
Dikke sneeuwwolken pakten zich samen boven de eenzame boerderij, toen men er naar binnen ging om ‘de bijl’ te zien, misschien wel de vondst van het jaar. De nieuwsgierigheid was extra geprikkeld door de mededeling van tussenpersoon Schut, die van Van der Helm sr. had gehoord dat er grote stenen gevonden waren in diens akker. Misschien was er wel een hunebed gevonden of resten daarvan. Misschien was Van der Helm wel op een steenkistgraf gestoten, een uit zwerfkeien bestaand langwerpig graf, zoals er al eens een exemplaar gevonden is in Diever.
Van der Helm liet de groep niet lang in het ongewisse. Als een goochelaar die een konijn uit een hoge hoed tovert, stond hij plotseling op kousenvoeten in de kamer met de bijl in de hand.
Geen gat
Het ding ging van hand tot hand. Het was meteen duidelijk, het betrof hier een oorspronkelijk gladde maar door erosie-invloeden beschadigde stenen bijl van het trechterbekertype. Minstens 4700 jaar oud. Van der Helm sr.: ‘Maar er zit geen gat in voor de steel’. Jaap Beuker legde uit: Het is niet zoals nu dat ze de steel in de bijl stopten, nee, het was net andersom, ze stopten de bijl in de steel. Het drukpunt zat daarbij aan de dunne rechte zijkanten en niet aan de gewelfde onder- en bovenkant, want dan zou het hout onmiddellijk splijten. Maar men hakte er hout mee, bomen met name, en je zou versteld staan als je zag hoe effectief men er mee werkte…
Klein
Het bijltje was vrij klein, ongeveer 15 centimeter lang bij een breedte van 6 centimeter en een dikte van 4 centimeter. Het hele oppervlak was sterk geërodeerd en er liepen bruine sporen door de steenaders. Petroloog Berbers stelde na enig wikken en wegen vast dat het hoogstwaarschijnlijk anifiboliet was, vandaar de roestkleur. Maar archeoloog Beukers dacht dat de bruine kleur afkomstig was van de vindplaats niet ver van een waterloopje. Zijn vragen richtten zich dan ook onmiddellijk op een nauwkeurige beschrijving ervan. Deze kon door Van der Helm sr. worden gelokaliseerd op de door Beukers meegebrachte topografische kaarten en alles werd nauwkeurig beschreven en ingetekend.
De landbouwer had de bijl uit het land zien steken met de scherpe kant naar boven. Voor hem was de situatie zo klaar als een klontje: ‘Er hebben hier dus al mensen gewoond ?’ Met deze uitspraak bevestigde hij de in de beroepsarcheologie steeds meer gehoorde mening dat er in de meeste Drentse nederzettingsgebieden sprake is van een doorgaande bewoning vanaf neolithische tijden, toen zich hier de eerste boeren vestigden.
Ook later op de middag getuigden Van der Helm sr. en zoon Jan op een oorspronkelijke en juiste wijze over archeologische vondsten zoals bijlen te kunne oordelen.
Hunebed ?
Bij het ploegen van een akker stootten beiden op een hard voorwerp. Bij controle van de bodem ontdekten vader en zoon Van der Helm op circa 1 meter diepte een dikke kei met er omheen een serie kleinere stenen. Alles leek door mensenhand aangebracht. Beuker wist er niet goed raad mee. Een hunebed ziet er totaal anders uit en van een steenkistgraf was evenmin sprake.
Na enige discussie kwamen de aanwezigen tot d conclusie dat het oordeel moest worden opgeschort. Eerst graven, aldus Beuker, die de situatie ter plekke graag had willen onderzoeken, maar die zich in dit voornemen gehinderd zag door de bevroren grond en het donkere weer.
‘Ik kom nog wel eens terug.’, zei de provinciaal archeoloog.
Wel werden de uitgegraven stenen bekeken. Het waren imposante zwerfkeien die de nog frisse kleuren bezaten van niet aan de buitenlucht blootgestelde gesteenten. Staande bij de verzameling stenen aan de rand van het bosje boerengeriefhout, dat Van der Helm de Tippe noemde, wees Beuker op de eigenaardigheden van de zwerfkeien. Er lagen enkele fraaie zandstenen bij, die vlak zijn en plat. Op deze stenen werden de bijlen gewet. ‘Je hebt hier een paar fraaie slijpstenen liggen Van der Helm,’, zei Beuker.
De landbouwer beschreef de situatie van kort na de oorlog., hoe het er allemaal had uitgezien in het Wittelterveld. Er waren toen nog houtwallen, heideveld zelfs en veel bos. Bij het graven was hij wel eens op oude wegen gestoten. karresporen die door zandverstuivingen leidden. Ook zijn echtgenote wist nog van de verdwenen heidevegetatie en betreurde het verloren gaan van veel moois in het landschap. Dat verdween trouwens langzaam maar zeker onder een dunne laag jachtsneeuw, alleen de paaltjes van de afrasteringen en de bomen toonden hun grauwe gestalte. De talloze grote zwerfkeien hurkten als vormloze gedrochten op de grond. De avond was gevallen.
Van der Helm bleef achter met zijn trechterbekerbijl die had toebehoord aan zijn voorvaderen. Beuker had hem uitgelegd dat die bijl niet naar het museum hoefde, het was zijn eigen land en hij had zelf de vondst gedaan. Alleen bij zeer belangrijke vondsten, zoals munten, grafheuvels en dergelijke speelt de overheid mee. Maar voor Van der Helm was de bijl wel degelijk belangrijk. ‘Dat daar nou nou mensen mee hebben gewerkt.’ Schut repliceerde onmiddellijk: ‘Ja daar werkten boeren vroeger mee en dat doen ze nu nog…’

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Het merkwaardige aan dit gemakkelijk leesbare bericht in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) is dat een aparte foto van dichtbij van de gevonden stenen bijltje uit de nieuwe steentijd ontbreekt. En daar ging alles toch om ?

De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die nog steeds teksten op papier wil lezen en nog steeds naar afbeeldingen op papier wil kijken, die kan het bovenstaande bericht en de hier getoonde illustraties ook ten zeerste bewonderen op de bladzijde 39, 40 en 41 van het Magnus Opus van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever. Maar ja, dan moet je wel in het bezit van dit dikke zware boekwerk zijn of dit dikke zware boekwerk bij iemand in kunnen zien. Wellicht is op de één of andere webstee al een pre-owned -om maar eens een nieuw Nederlands onwoord te gebruiken- exemplaar van dit dikke zware boekwerk te koop.


Posted in Oll'ndeever, Oudheidkunde | Leave a comment

Ut woap’m van Deever op un olde koate

De redactie van ut Deevers Archief herinnert zich dat na de opening van het nieuwe gemeentehuis an de brink van Deever in de vijftiger jaren van de vorige eeuw de gemeente presentkaarten met daarop gedrukt ut woap’m van de gemiente Deever uitdeelde, want ome Kees en tante Nel waar’n moar wat wies mit heur woap’m. Daar had ome Kees flink zijn best voor gedaan.
De redactie heeft deze kostelijke kaart al meer dan zestig jaar zorgvuldig bewaard en voor de gelegenheid voorzichtig en met witte handschoentjes aan uit het zuurvrije plastic mapje gehaald en gescand en daar een digitale kleurenafbeelding van gemaakt. Zie in bijgaande illustratie het op die manier bereikte.

In het op vrijdag 9 juli 2021 uitgegeven Magnus Opus Fragmenten Uit Het Verleden Van De Vroegere Gemeente Diever van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever is in het hoofdstuk Inleiding en vervolgens voor de zekerheid nog een keer in de paragraaf Het Wapen Van De Vroegere Gemeente Diever van het hoofdstuk Bestuur een respectabele verhandeling opgenomen over ut woap’m van de vroggere gemiente Deever. Hulde daarvoor, want dat wapen is echt wel een brokstukje uit het verleden van de vroggere gemiente Deever

De redactie verwijst de zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief voor meer gegevens over ut woap’m van de gemiente Deever voor het gemak naar het bericht Ut woap’m van de gemiente Deever. Bovendien kan de geïnteresseerde bezoeker ook het onderwerp Woap’m van Deever in het rechter deel van het scherm of aan het einde van dit bericht aanklikken voor nog veel meer zaken die betrekking hebben op ut woap’m van de gemiente Deever. Be my guest.

De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die nog steeds niet zonder afbeeldingen op papier kan, die kan het hier afgebeelde wapen van de gemiente Deever ook ten zeerste op de rug en helaas alleen in zwart-wit weergave bewonderen op bladzijde 2 en nog een keer op bladzijde 10 en nog een keer op bladzijde 86 van het Magnus Opus. Maar ja, dan moet je wel in het bezit van dit dikke zware boekwerk zijn of dit dikke zware boekwerk bij iemand in kunnen zien. Wellicht is op de één of andere webstee al een pre-owned -om maar eens een nieuw Nederlands onwoord te gebruiken- exemplaar van dit dikke zware boekwerk te koop.

Posted in Gemiente Deever, Woap'm van Deever | Leave a comment

Natuurmonement’n hef de Galama State begreu’m

Hans Salverda en Ebbing Kiestra besteden in hun prachtige boek Groot Wateren – Een oase van weldaad gelukkig ook terecht aandacht besteed aan de boerderijen op Groot Wateren. De redactie van ut Deevers Archief citeert met instemming van Hans Salverda de volgende tekst op bladzijde 27 van genoemd boek over de niet zo kleine boerderij met de naam Galama State:

De boerderij Galamastate (gebouwd rond 1900) lag net op de oude gemeentegrens van Diever en Vledder aan de Huenderweg. Deze boerderij werd in opdracht van Lodewijk Guillaume Verwer gebouwd met geld van de rijke familie Galama uit Koudum. Verwers moeder was Sietske IJsbrands Galama, een dochter van deze familie. Zij trouwde met Ids Johannes Verwer en werd in 1846 moeder van Lodewijk Guillaume en in 1853 van Julius Verwer.

Bij het bovenstaande citaat uit het boek van Hans Salverda en Ebbing Kiestra is een niet zo duidelijke afbeelding van een foto van de boerderij met de naam Galama State opgenomen. Deze bladzijde uit het boek op de scanner leggen en de afbeelding scannen en vervolgens tonen in ut Deevers Archief heeft daarom weinig zin. De bron van deze afbeelding is een foto die deskundig amateur-historicus-onderzoeker Hans Salverda met zijn slimme-telefoon heeft gemaakt bij de eigenaar van de originele zwart-wit foto, familie van de laatste boer van de Galama State. De originele foto is ongetwijfeld in het begin van de vijftiger jaren van de vorige eeuw gemaakt door het niet meer bestaande bedrijf Lucht Foto Nederland (L.F.N.).

De redactie toont hier met instemming van Hans Salverda een afbeelding van zijn slimme-telefoon foto. Zie afbeelding 1. Op het zwart geschilderde boeibord onder het wolfsdak van de boerderij is in witte letters Galama State geschilderd. De bouw van de boerderij is een beetje merkwaardig. Is het woonhuis met het boerderij gedeelte achter het woonhuis eerst gebouwd en later dwars daarop een nog veel grotere bedrijfsruimte ? Of is het geheel in één keer gebouwd ? De initiële omvang van het bedrijf van 110 hectare doet vermoeden dat het geheel niet in fasen is gebouwd. Gelukkig stond bij deze boerderij wel een pothokke ! De bewoners van de boerderij staan rechts naast de boerderij te zwaaien naar de bemanning van het vliegtuigje van het bedrijf Lucht Foto Nederland (L.F.N.).
De heer Hans Salverda heeft de foto van de L.F.N-luchtfoto ongeveer zes jaar geleden bij mevrouw Boersma in Wolvega gemaakt. De boerderij werd ten tijde dat de luchtfoto is gemaakt gepacht door de gebroeders Boersma. Eén broer woonde op de boerderij aan de Huenderweg en de andere woonde an de Dörpsstroate op Zorgvliet. De eigenaresse van de L.F.N.-foto woonde an de Dörpsstroate op Zorgvliet.

In de Tweede Wereldoorlog woonde Oosterhof op deze boerderij. Volgens de heer Hans Salverda was hij de eigenaar en later de verpachter van de boerderij en de bijbehorende gronden. De jongen die in op 8 september 1944 de executie in het Wapserveld overleefde, kroop vanuit een nabijgelegen onderduikershol naar de boerderij met de naam Galama State. Hij bleef in leven, maar werd blijvend invalide.

Op afbeelding 2 is de plaats van de boerderij met de naam Galama State an de Hünderweg op Groot Woater’n en nog net in de gemiente Deever te zien. Nergens elders in de gemiente Deever heeft een boerderij zo dicht op de gemeentegrens gestaan. De Hoge Heren Van De Vereniging Tot Behoud Van Natuurmonumenten In Het Verre ‘s-Graveland hebben de boerderij met alles wat er om heen stond rond 1970 laten afbreken. Denk nou niet dat die grote berg sloopmateriaal netjes naar een puinbreker is afgevoerd. Nee, in 1970 moesten woorden, zoals duurzaam, hergebruik, circulair, klimaatneutraal en planetproof nog worden uitgevonden. Nee, de Hoge Heren Van De Vereniging Tot Behoud Van Natuurmonumenten In Het Verre ‘s-Graveland hebben in 1970 die grote berg sloopmateriaal ter plekke laten begraven in een -het kan niet anders- gigantisch gat. En dat terwijl de Hoge Heren Van De Vereniging Tot Behoud Van Natuurmonumenten In Het Verre ‘s-Graveland misschien wel de uitvinders waren van de spreuk: Laat niet als dank voor het aangenaam verpozen, de eigenaar de schillen en de dozen. Moet deze ondergrondse berg bouw- en sloopafval aan de Huenderweg alsnog worden gesaneerd ?

De heer Gerard Galema reageerde op 30 november 2021 als volgt.
Sietske Galema was geen familie van de familie Galama uit Koudum. Zij was een dochter van Ysbrand Klazes Galema (Bolsward, Tjerkwerd). De Galama’s uit Koudum waren van adel. In 1813 is de laatste telg uit die familie overleden.
Dan de vraag wie op deze boerderij gewoond heeft. Lodewijk Verwer is in 1910 overleden in villa Zorgvlied.

Afbeelding 1
De boerderij met de naam Galama State in het begin van de vijftiger jaren van de vorige eeuw. De boerderij is van het zeldzame kop-lange-hals-brede-romp type. Is ut pothokke wit gekalkt of is het opgetrokken met witte kalksteen ?


Afbeelding 2
Op de topografische kaart uit 1964 is de boerderij met de naam Galama State aan de Huenderweg op Groot Wateren ingetekend.

Afbeelding 3
Op de topografische kaart uit 1974 is de boerderij met de naam Galama State aan de Huenderweg op Groot Wateren niet meer ingetekend. De Vereniging Tot Behoud Van Natuurmonumenten heeft de boerderij rond 1970 af laten breken.

Afbeelding 4
Dat de boerderij met de naam Galama State bij de stichting omstreeks 1900 bepaald geen kleine boerderij was, dat mag blijken uit het volgende bericht in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 22 mei 1922.
Diever – Dinsdagmorgen had ten overstaan van notaris Bolk te Dwingeloo, in ’t café Slagter, de inzate plaats van de kapitale boerenhoeve, genaamd Galama-State, gelegen onder Wateren. De 22 perceelen, groot ongeveer 110 hectare, werden ingezet voor een totaal bedrag van f. 20920.

Posted in Boerdereeje, L.F.N.-logtfoto, Lodewijk Guillaume Verwer, Woater’n | Leave a comment

Verkoop panden cum annexis van de erven Pereboom

Op 29 oktober 1983 verscheen in het Nieuwsblad van het Noorden bijgaande advertentie van de publieke verkoop van twee woonhuizen en een cafépand cum annexis op Zorgvliet.
De redactie van ut Deevers Archief weet niet in welk jaar Peter Pereboom zijn café in het pand is begonnen. Daarvoor was het pand ook een winkelpand (kruidenierswinkel, bakkerij).
Peter Pereboom is op 11 september 1925 in Diemen geboren, hij is op 10 september 1983 op Zorgvliet gestorven, hij was toen bijna 58 jaren oud (scheelde één dag). Zijn vrouw Margrietha Johanna Wesselink is op 3 april 1926 geboren in Amersfoort, zij is op 12 oktober 2009 op Zorgvliet overleden, ze was toen 83 jaren oud.
De redactie ontving bijgaande kleuren-ansichtkaart van Frank Halman (veel dank daarvoor), een zoon van Bernardus Valentinus Halman (zie de schoolfoto), die weer een zoon is van Johannes Halman, die vóór de Tweede Wereldoorlog een bakkerij in het op de foto zichtbare pand had.
De ansichtkaart is omstreeks 1978 uitgegeven door café-restaurant Peter Pereboom, Dorpsstraat 30, Zorgvliet, telefoon 05212-7254.

Linksboven op de ansichtkaart is de volgende spreuk te lezen:
Jaag vrij en blij,
Maar zorg daarbij,
Dat het jachtbedrijf,
Een redelijke verposing blijft.

De redactie van ut Deevers Archief zet deze causerie (zeg maar gebabbel) nu voort met het volgende gedicht:
De wens zij immer Zorg Vlied heen
Toch blijven Mens en Zorgen één
Zo slechts de Vlied niet wordt tot Vloed,
Wien zijn dan niet, ook zorgen goed !
Geloof en Liefd’rijk zorgen
Zij zijn den Mens tot Borgen
Der Hoop op schoner Morgen,

Dit gedicht stond op een bord (het stond niet op de muur) in het plaatselijke café Pereboom, zie de bijgaande afbeelding (de lijst van het bord is niet helemaal op de ansichtkaart afgebeeld).
Heeft het bord ook in café van der Helm en dáárvoor in café de Harmonie gehangen ? Waar is het bord gebleven ? Het zou aardig zijn dit grappige bord met gedicht op Zorgvliet te hebben en te plaatsen op de lokale materiële erfgoedlijst. Waar is de jukebox (een Wurlitzer ?) van Peter Pereboom gebleven ? Waar zijn de kinderen van Peter Pereboom en Margrietha Johanna Wesselink gebleven ?

Abracadabra-1605Abracadabra-1606

Posted in Ansichtkoate, Café Pereboom, De aandere kaante van de Deeverse bos, Dorpsstroate, Zorgvliet | Leave a comment

See hept de stee van de stienoo’m evun’n

De redactie ontving van de heer Hans Salverda op 19 september 2021 het volgende persbericht over de uitgave van het boek ‘Groot Wateren: een oase van weldaad’.

Groot Wateren: een oase van weldaad
Deze week komt een nieuw boek uit met als titel ‘Groot Wateren : een oase van weldaad’. Samen met Ebbing Kiestra heb ik een bodemkundig onderzoek gedaan bij Wateren bij de Huenderweg. Het doel was om de keiliemkoele te zoeken, die gebruikt is voor het opgraven van de keileem, waarmee zo’n 200 jaar geleden stenen zijn gebakken, ten tijde dat de Maatschappij van Weldadigheid eigenaar was van de kolonie Wateren.
Het is ons gelukt om deze liemkoele bij toeval te localiseren. En na het uitbreiden van het onderzoeksgebied hebben we hoogst waarschijnlijk ook de plek gevonden waar de steenoven heeft gestaan.
Uitgebreid met veel extra plaatselijk historisch onderzoek is volgens mij een leuk boek tot stand gekomen. In het boek wordt aandacht besteed aan de grote vloeiweide, de tillegruppe, de natuurontwikkeling omstreeks de laatste eeuwwisseling en de ruilverkaveling in de vijftiger jaren van de vorige eeuw. Veel oude en recente foto’s sieren het boek. In het boek staan in de diverse hoofdstukken veel unieke wetenswaardigheden. In het boek wordt ook aandacht besteed aan de families Ekkels en Benthem, die zich na 1850 vestigden in ‘nieuw Wateren’ op gronden die tot dan toe tot de marke van Diever behoorden. Veel aandacht wordt besteed aan de opbouw van de bodem. Als laatste noem ik nog het ‘mysterieuze plateau’ op Kolonie Landarbeid, waaraan in het boek ook aandacht wordt besteed.
Het boek verschijnt aan het einde van deze week en kost € 7,50. De prijs van het boek is laag, omdat de plaatselijke recreatiebedrijven als sponsor zijn opgetreden.

Tekst op de achterkant van het boek ‘Groot Wateren : een oase van weldaad’ (zie afbeelding)
In het westen van de provincie Drenthe ligt een bijzonder gebied. Dit gebied, dat grenst aan de gemeenten Oost- en Weststellingwerf in Friesland, kent een fascinerende geschiedenis. Een geschiedenis die je niet meteen verwacht wanneer je hier als toerist je vakantie viert op een van de fraaie campings of vakantieparken. Van oudsher is dit nog altijd wat onbekende deel van Drenthe dunbevolkt. Het bestond vooral uit heide, veen en zandverstuivingen. In het verre verleden settelden de eerste bewoners zich bij de samenkomst van de beken Tillegröppe en Vledder Ao. Bekend is dat er in 1832, vlakbij deze plek, een aantal boerderijen stonden rond het zeer oude kruispunt Huenderweg – Appelschaseweg. Vanuit Groot Wateren, zo werd deze
buurtschap genoemd, en het nabij gelegen Klein Wateren zijn later Wateren en Zorgvlied ontstaan. Voor de ontwikkeling van deze dorpen is met name de Maatschappij van Weldadigheid van groot belang geweest, maar ook de inzet van de bekende Lodewijk Guillaume Verwer was groot. Zo stichtte Verwer een zuivelfabriek in het aangrenzende Elsloo-Zuid en begon een hypotheekbank en sigarenfabriek in Zorgvlied. Daarnaast steunde de bekende filantroop P.W. Janssen de Maatschappij van Weldadigheid en bouwde een aantal boerderijen. Zijn ontginningsmaatschappij zou in 1924 overgenomen worden door ’De Drie Provinciën’.
Aanleiding voor het schrijven van dit boek is in de eerste plaats het onderzoek dat in 2020 en 2021 plaatsvond naar een steenbakkerij. Daarbij werd door de bodemkundigen Ebbing Kiestra en Hans Salverda eerst gezocht naar keileemlagen waar mogelijk leem voorkwam dat gebruikt werd voor het bakken van stenen. Aan de hand van het onderzochte gebied werd uiteindelijk begin 2021 de plek gevonden waar de steenbakkerij, die in gebruik is geweest door de Maatschappij van Weldadigheid, heeft gestaan. Onderzocht is ook welke gebouwen in de omgeving ervan gebouwd zouden kunnen zijn met de hier gebakken stenen. Van het bodemonderzoek werd door Kiestra en Salverda een rapport samengesteld, dat in het tweede deel van het boek opgenomen is.
In de tweede plaats wordt in het boek ingegaan op het gebruik van een paar vloeiweiden die eertijds naast de beide beken lagen. Bij vloeiweiden gaat het om een oud bevloeiingssysteem waarbij water uit een naastgelegen beek op grasland wordt gelaten en dat door middel van een uitlaat weer terug kan stromen in diezelfde beek.
In het boek is er ook aandacht voor andere interessante kenmerken en onderwerpen van het gebied rond Wateren. Door een en ander aanschouwelijk te maken is er bovendien een wandelkaart met uitleg in opgenomen, en er kan gebruik gemaakt worden van een exclusieve excursie door het beschreven gebied met als gids auteur Hans Salverda.
Foto: de kruising Huenderweg – Appelschaseweg in 2021 Prijs boek: € 7,50.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie is de heer Hans Salverda bijzonder erkentelijk voor dit bericht. Zo te lezen is het boek zonder tussenkomst van de historische vereniging uut Deever (an de aandere kaante van de bos) tot stand gekomen. De heer Hans Salverda gaf aan dat hij het boek in eigen beheer zal uitgeven. Het boek is te bestellen via zijn e-mail adres: hanssalverda@hetnet.nl.
Hij was zo vriendelijk een afbeelding van de voor- en de achterkant van het boek en een afbeelding van de voor- en de achterkant van de aan het boek toegevoegde bladwijzer ter beschikking te stellen voor opname bij dit bericht. De redactie is hem daarvoor bijzonder erkentelijk.
Bij de proefdruk van het boek was de kleur van de achtergrond van de achterkant van het boek groen, zie de bijgevoegde afbeelding. Groot Wateren was een groene oase van weldaad. Bij de uitgegeven versie van het boek is de kleur van de achtergrond van de achterkant van het boek echter diepblauw. Geen groene oase van weldaad zonder diepblauwe wateren. De achterkant met de groene achtergrond van de proefdruk is nu al een verzamelaarsobject.
De redactie zal te gelegener tijd, dus zeker niet in turbodraf en ook niet met turbospoed, aandacht besteden aan onderdelen van de inhoud van het boek.


 

Posted in Publicatie, Woater’n | Leave a comment

De allerièste kleur’n ansichtkoate uut Wapse

Bij neringdoenden in Wapse zijn na de Tweede Wereldoorlog erg weinig ansichtkaarten van onderwerpen uit Wapse te koop geweest. In de zestiger jaren van de vorige eeuw zijn een aantal zwart-wit ansichtkaarten uitgegeven door Hennie Koning’s Zelfbediening en Café Louwes in Wapse. De in Wapse geboren Roelof (Roof) van Goor, die an de Kruusstroate in Deever een boehandel en een drukkerij had, heeft ook een aantal zwart-wit ansichtkaarten van Wapser onderwerpen verkocht, waaronder een zwart-wit ansichtkaart, waarop het boerderijtje waar hij is geboren is te zien.
De allereerste kleuren ansichtkaart uit Wapse – zie de bijgevoegde afbeelding – was in het begin van de zeventiger jaren te koop bij café-restaurant Het Witte Huis, adres Wapse 88. Het pand staat nog steeds aan de provinciale weg met de naam Ten Darperweg. De kaart is gedrukt bij Uitgeverij Van der Meulen in Sneek. Jij kunt als verzamelaar van ansichtkaarten uut de gemiente Deever, maar beter wel een exemplaar van deze zeldzame, meer dan een halve eeuw oude Wapser kleuren ansichtkaart in jouw verzameling hebben. Ech wè.
Dit café is vroeger lang café Land geweest. Het kan zijn dat achter de twee linker parasols nog het voetbalveld van Sportvereniging Wapse lag, maar misschien ook net niet meer, want in het begin van de zeventiger jaren van de vorige eeuw is Sportvereniging Wapse verhuist naar de nieuwe sportvelden bij de Rollestraat. Toen hoefden de voetballers zich niet meer om te kleden in het café, maar konden ze gebruik maken van een eigen kleedruimte.
De naam van de voetbalvereniging Wapser Boys is in de tweede helft van de zestiger jaren van de vorige eeuw veranderd in Sportvereniging Wapse. Op het oude voetbalveld zijn in de eerste helft van de tachtiger jaren van de vorige eeuw de huisjes van zomerhuisjespark Nieuwland gebouwd.

De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die nog een verstokte liefhebber van Wapser afbeeldingen op papier is, die kan de hier afgebeelde kleuren ansichtkaart van café-restaurant Het Witte Huis ook ten zeerste in zwart-wit weergave bewonderen op bladzijde 37 van het in 2008 uitgegeven papieren boekwerkje Diever, zoals het was in de voormalige gemeente, 1930-1980, dat is samengesteld door vrijwilligers van de heemkunduge vurening uut Deever. Maar ja, dan moet je wel in het bezit van dat papieren boekwerkje zijn of dat papieren boekwerkje bij iemand in kunnen zien. Wellicht is op één of andere webstee een tweedehands exemplaar te koop.

Posted in Ansichtkoate, Café-Restaurant Het Witte Huis, Wapse | Leave a comment

Van ut eup’mlogtspel bestiet iene ansichtkoate

De redactie van ut Deevers Archief heeft in zijn digitale foto-archief wel een scan van enige zwart-wit ansichtkaarten -dus uit de periode tot 1970- van het oude originele openluchttheater an de Heezeresch bee Deever, maar slechts één scan van een kleuren ansichtkaart van ut eup’mlogtspel. De redactie wil een afbeelding van deze unieke kleuren ansichtkaart niet onthouden aan de zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief. Zie de bijgevoegde afbeelding.
Op de achterkant van de kleuren ansichtkaart, die is gedrukt bij uitgeverij Van der Meulen in Sneek is het jaar van uitgave helaas niet vermeld. De redactie kent wel een exemplaar van een op 14 september 1979 gelopen kaart. De vier foto’s van ut eup’mlogtspel zullen dan naar alle waarschijnlijkheid niet zijn gemaakt  in 1979, maar in 1978.
In 1978 werd het openluchtspel ‘The comedy of errors’ gespeeld, in het Nederlands ‘Een grappig vrolijk stuk over fouten’. Dit grappige vrolijke stuk over fouten is erg lang geleden -in 1592-1594- in het Engels geschreven door William Shakespeare, een toneelstukkenschrijver die wellicht bekend is bij de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief.
Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief herkent de vier afgebeelde scènes en kan bevestigen of het inderdaad gaat om scènes uit het grappige vrolijke stuk over fouten ? De redactie verneemt het graag. En een nog moeilijker vraag voor de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief is de vraag: wie herkent de spelers in de vier scènes ? De redactie verneemt het graag.

De saandvlakte veur ut eup’mlogttheater is gien saandvlakte mièr, maar een steenvlakte voor het eventjes parkeren van auto’s van mensen die in het bijna najaar één van die paar voorstellingen in ut eup’mlogttheater bezoeken. Vroeger werd op die zandvlakte door Deeversen gebolderd. Vroeger was het een mooie grote boldervlakte. Tegenwoordig -anno 2021- noemt een uitbater van een eet-, drink- en slaapgelegenheid in de buurt van de boldervlakte deze trieste verlaten verharde gratisparkeerplaats eufemistisch een cultuurbrink. Maar welke cultuur dan ? De elandenbiefstukeetcultuur ? De openluchtspelcultuur ? De williamshakespearecultuur ? De metverdelgingsmiddelenbesproeidebloembollenveldencultuur ?
In Drente kan een ruimte alleen een brink zijn als aan die brink enige boerderijen liggen, hebben gelegen. Dat is bij de ruimte voor ut eup’mlogttheater niet het geval. In Deever hebben wel meer mensen last van het toevoegen van een zelfstandig naamwoord aan brink. Zo wordt de brink van Deever ook wel foutief kerkbrink genoemd. De brink van Deever is zelfs geen origineel Saksische brink. Zo wordt ut maarktterrein van Deever, vaak ten onrechte marktbrink genoemd. Ergo de parkeervlakte bij ut eup’mlogttheater kan en mag geen cultuurbrink worden genoemd. Een niet door enige kennis gehinderde uitbaatzuchtig denkende cultuurbarbaar heeft waarschijnlijk die naam bedacht.

Posted in Ansichtkoate, Eup’mlogtspel, Heezeresch | Leave a comment

De greinsstien van de gemiente Deever is kloar

Zo rond het jaar 2000 mocht de redactie van ut Deevers Archief van Jan Hessels bij hem thuis heel veel foto’s van zijn broer dorpsfotograaf Harm (Haarm) Hessels scannen. De redactie is Jan Hessels daar postuum nog steeds bijzonder dankbaar voor.
Heel veel foto’s van Harm (Haarm) Hessels zijn geplaatst bij Deeverse berichten in de Olde Möppeler (Meppeler Courant). Deever mag zich daarvoor gelukkig prijzen.
Zo ook bijgaande foto van de onthulling van de grenssteen van de gemiente Deever in het gemeentehuis aan de brink van Deever. Burgemeester Hermen Gerrit Overweg (met bril) kijkt met belangstelling naar het gerede product.
De grenssteen is geplaatst in de berm van openbare wegen op de grens met naburige gemeenten. Zie het voorbeeld in ut Deevers Archief. De benodigde grensstenen moeten tijdens de regeerperiode van burgemeester Hermen Gerrit Overweg, dus in de periode 1975-1991, zijn geplaatst.
Maar wanneer ? De redactie heeft zich dagenlang een slag in de rondte gezocht, maar kon het betreffende bericht in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) nog niet vinden !
Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief weet de namen van de personen, die bij burgemeester Hermen Gerrit Overweg staan ? Wie is die mevrouw aan de linkerkant van de foto ?
Achter de jongeman aan de linkerkant van de groep mannen is te zien het wandkleed, dat in het gemeentehuis aan de brink van Deever in het trappenhuis hing. Op het wandkleed staat de spreuk ‘Hoor ieders mening, doch bewaar uw oordeel’. Deze spreuk is te lezen in het toneelstuk Midzomersnachtdroom van William Shakespeare. Maar waarom kozen de dames van de Deeverse afdeling van de Bond voor Plattelandsvrouwen, veelal boerinnen, bij het borduren van dit wandkleed in 1957, voor een eeuwenoude moralistische betuttelspreuk van een Engels toneelstukjesschrijvertje ? En waarom niet voor een eeuwenoude Deeverse boerenwijsheidspreuk ? Bijvoorbeeld : As de henne van huus is, kreej’t de haène ut hadst. Of : Hee löp as un stoterse haène mit voel an de poot’n en see löp as un henne mit un glaès’n gat.

De redactie ontving op 13 december 2023 de volgende zeer gewaardeerde reactie van mevrouw Ilse Boers.
De mevrouw links op de foto is Aaltje Seinen-Brunsting. In de tachtiger jaren van de vorige eeuw was zijn V.V.D.-wethouder van de gemeente Diever. Zij is mijn oma.

Posted in Gemiente Deever, Haarm Hessels, Woap'm van Deever | Leave a comment

Klaas Kleine over Kappie de Boer en Tante Nel

In november 1999 verscheen van dorpsfiguur alleskunner Klaas Kleine het boek 99 Krabbels – de laatste van het millennium. Drukkerij Japie van Goor an de Kruusstroate in Deever heeft het boek uitgegeven. Dat kon ook niet anders, want de krabbels waren in de periode 1998-1999 te lezen in ut Deeverse Blattie van Japie van Goor uut de Kruusstroate in Deever.
De laatste krabbel heeft in het boek het nummer 99-44, dat wil zeggen dat deze krabbel in ut Deeverse Blattie van 4 november 1999 stond. 
Klaas Kleine is daarna in 1999 en ook nog enige tijd in 2000, dus na de millenniumwisseling, doorgegaan met ‘krabbelen’ in ut Deeverse Blattie, voor zover zijn tanende gezondheid dat toeliet.
Tot grote verrassing en tot groot genoegen van de redactie van ut Deevers Archief zit in het boek ’99 Krabbels – de laatste van het millennium’ ná krabbel 99-4 een toegift in de vorm van een grappige krabbel over Zwarte Geert, Eppie Bas, Kappie de Boer, Arend Naber, Hendrik Moessie, Harm Mos en Tante Nel
De redactie heeft in dit bericht -met alle respect voor Klaas Kleine- de krabbel over Kappie de Boer en de krabbel over Tante Nel opgenomen, omdat beide dorpsfiguren samen op een mooie zwart-foto staan. 

Kappie de Boer
In het huus an de Peperstroate, doar mien gezin nou onderdak hef, is Kappie de Boer lange tied mit de kamme en de schere in de weer ewest. Kapper was hij daor. De Boer was autodidact. Hoe of hij het vak onder de kneie kregen hef is niet dudelijk. Wellicht bint er ook gien Dieversen die het nog vertellen kunt. In allegeval hef hee jaoren de kost verdiend mit haor inkorten. Toen knipte hij niet langer.
Kappie de Boer was ter groots op zeins, dat hij Fraanse parachutisten in huus had hef. Kort veur de bevrijding ! En dat mit een foute cafébaos as buurman, op dartig meter ofstaand. Arg benauwd was hij toch al niet. Onderdukers vunden bij hum op de zolder onderdak. Onder die kneep in het dak, daoras pannen op ligt. Gaot mar ies kieken, ie kunt oe niet veurstellen dart daor meinsen onderdeuken. En toch is het zo.
Nao de oorlog was de Boer bij de gemiente te warken. Miesttied as straotveger. En nooit naodat hij der niet meer was, bint de straoten zó hemmel ewest. Peerdekeutels, hondepoep, blad en kladdegies, het kwaamp allemaole in Kappie de Boer zien gele bakfietse. Hij fietste een endtie, hij stapte of, hij meuk een praotie mit die of die en veegde allerhaande onnurigheid op. De vriendelijkste ambtenaar die Diever ooit hadde.
Die gele bakfiets speulde een grote rolle in Kappie zien leven. Der zat een iezern bak op die an de baovenkaante mit een ronde kap of esleuten was. An de kaante van het stuur gaapte de vulopening, daor de riezebezzem en de schöppestele uut steuken. An de veurkaante zat een kleppe die lös kun um de lading op de stortplaatse an de Grunnegerweg te kiepen.
Toen Kappie de Boer mit pensioen gunk, is hum een nuvere receptie anebeuden deur de gemiente. Ik had opdracht ekregen um Kappie zien bakfietse op schaol nao te maken, van keuper. Een mooi keupern bakfietsie van ongeveer tien centimeter laank en vief centimeter hoge. Mit het waopen van de gemiente der veurop. Dat hadden wij van een zulvern lepeltie of eknipt en der op soldeerd.
Kappie deud ook mitan in het Openluchtspel en zien rolle die nooit van mien netvlies wil, is die van de ‘Muur’. Het is hum niet altied in daank of eneumen deur zien geleufsgeneuten, mar hee meuk röstig en zeker zien eigen keuzes. Ien van zien mooiste eigenschoppen was wel dat hij toeristen zo behulpzaam de weg wiezen kun. Hij was de VVV in eigen persoon.
Kappie is al weer lange vertrökken. Hij wus de weg.

Tante Nel
‘Weet ie wel waorumme as een Belg zolt in zien broek strooit ? Nee ? Veur de flauwe kul !’ Dit was één van de moppen die Abel Koopman debiteerde tijdens de repetities in het Openluchttheater van Diever. Wie lag er dubbel van het lachen ? Nell Meyboom. Burgemeestersvrouw Nell Meyboom-Veltman, hulpregisseuse bij de Shakespearespelen. Ook vaak souffleuse, bij repetities zowel als uitvoeringen. Een merkwaardig mens. Ze had soms een waterpistooltje bij zich en als je haar aankeek tijdens het spel schoot ze een waterstraal in je gezicht. Ze had een typische opvatting van een correcte uitspraak van het Nederlands. Zo diende ik nadrukkelijk kastje te zeggen, waar het al sinds mensenheugenis klinkt als kasje. Dus prevelde ik braaf ‘kastje’ en ‘vogelnestje’.
Ze had een grote waardering voor pikante zinswendingen een bedenkelijke grappen. Ook in de Burgersdijk-vertalingen van het oeuvre van Shakespeare had dit haar instemming. Als het publiek tijdens de uitvoeringen dan niet reageerde met lachen, liet ze ons weten: ‘Ze zijn niet dirty mind’.
Vandaar ook haar spontane lachuitbarsting na die mop van die Belg. Overigens kon je met haar altijd lachen. Tante Nel werd ze wel genoemd. Hoe dit ontstaan is, daar moeten we eigenlijk naar raden. Ik houd het er maar op dat dit gekscherend ‘achter de coulissen’ in gebruik is geraakt. Wel herinner ik me dat we haar niet zo noemden als ze erbij was. Weinig mensen zullen weten dat Nell Veltman ook schreef. Kinderboeken zijn van haar uitgegeven en ook dichtte ze. Ze was zelfs lid van de Drentse Schrieverskring.
Haar verschijning leverde vaak een verholen commentaar op. Ze had namelijk een voorliefde voor gebreide jurken. Het gaat te ver om te zeggen dat ze altijd in een dergelijke robe verscheen, maar dat beeld liet ze op den duur wel achter. Het was niet altijd flatteus. Ongetwijfeld ontstonden deze producten door haar grote waardering voor nuttige handwerken.
Aan haar onvermoeide lust tot breien en haken dankten de Dieverse kinderen met Palmpasen hun eiernetje. De Palmpaasoptocht ging traditioneel richting de burgemeesterswoning en Nell stond dan klaar met een door haar zelf gehaakt eiernetje als beloning voor ieder kind. De kinderrijkheid van de Dieverse gezinnen noopte haar meer dan eens een berichtje in het ‘Van Goortje’ te plaatsen met het verzoek het eiernetje van vorig jaar terug te brengen.
Tante Nel in de hulpregie. Lachen kon je altijd. Met haar of om haar.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Klaas Kleine is geboren op 20 maart 1940 op Koldervene, hij is veel te jong gestorven op 24 oktober 2000 in Deever aan de ziekte van Kahler. De redactie verwijst de zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief graag naar de diverse berichten over Klaas Kleine in ut Deevers Archief.
Jan Jurjen de Boer is geboren op 30 oktober 1907. Hij is overleden op 24 oktober 1992. Zijn vrouw Griet Sinnema is geboren op 28 mei 1911. Zij is overleden op 26 november 1999. Beiden zijn begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.
De redactie wil – met alle respect voor Klaas Kleine- toch wel enige bescheiden kanttekeningen maken bij de twee krabbels.
Klaas Kleine heeft de krabbel over Jan de Boer niet echt in ut echte Deevers/Kolderveens geschreven. Deze krabbel is helaas doorspekt met Nederlandse woorden. Deevers is neet makkeluk.
Klaas Kleine heeft de krabbel over Nell Meyboom-Veltman in het Nederlands geschreven. Het zij Klaas Kleine postuum vergeven, dat in deze krabbel enige grammaticale fouten zitten. Nederlaans is neet makkeluk. Hij die meent geen grammaticale fouten te maken, die steke zijn rechterhand op.
Op de hier getoonde zwart-wit foto zijn Kappie de Boer (Jan Jurjen de Boer) en Tante Nel (Nell Meyboom-Veltman) te zien bij het huis dat nu als adres Garriesstroate 28 in Deever heeft. Links achter Jan Jurjen de Boer zijn enige huizen an de Veentiesweg te zien Ook zittend op zijn gele vuilnisbakfiets kon Kappie de Boer een genoeglijk praatje maken, en natuurlijk ook met Tante Nel.

Posted in Dorpsfiguur, Klaas Kleine | Leave a comment

Un speegel en un waandklied van de gemiente Deever

In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 9 december 2002 verscheen het volgende bericht over de schenking van de  spiegel en het wandkleed, die sinds 1957 in het trappenhuis van het gemeentehuis aan de brink van Deever hingen, aan de eigenaresse van restaurant The Shakespeare in de Aachterstroate van Deever.

Nieuwe stek voor wandkleed en spiegel uit gemeentehuis Diever
Diever – De spiegel en het wandkleed die jarenlang in het gemeentehuis in Diever hingen, hebben een plaatsje gekregen in restaurant The Shakespeare in Diever. Hiermee zijn  beide voorwerpen voor de inwoners van de voormalige gemeente Diever behouden.
Onder het genot van een hapje en een drankje in het bijzijn van wethouder Albert de Haan van de gemeente Westenveld en het bestuur van de historische vereniging werd vorige week de overdracht gevierd.
Het wandkleed is voor de opening van het nieuwe gemeentehuis in Diever gemaakt door de leden van de plattelandsvrouwen in Diever. Naast het gemeentewapen en een bloemenmotief prijkt de tekst Hoor ieders mening doch bewaar uw oordeel uit de Midzomernachtdroom van William Shakespeare.
Jarenlang hingen de spiegel en het wandkleed bij de trapopgang in het voormalige gemeentehuis aan de brink in Diever. Als er een huwelijk in het gemeentehuis plaats vond, dan werd het wandkleed opzij geschoven. Bruid en bruidegom konden met het opgaan van de trap elkaar in de spiegel bekijken.
De huurder van dit gedeelte van het gemeentehuis had te kennen gegeven geen belangstelling meer te hebben voor de spiegel en het wandkleed en had het gemeentebestuur van Westenveld verzocht het te verwijderen.
Het geheel werd het bestuur van de Historische Vereniging Gemeente Diever aangeboden. Er werd besloten de spiegel en het wandkleed te schenken aan restaurant The Shakespeare. Bianca Visser van dit restaurant was wild enthousiast over dit aanbod  en heeft het wandkleed zo goed als het kon gerestaureerd.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie is op zoek naar een goede scan van foto’s van het wandkleed en de spiegel in het trappenhuis van ut gemientehuus an de brink van Deever. Wie helpt de redactie ?
Veel ondernemingen in de Deeverse toeristenindustrie hebben een beperkte levensduur. Zo bestaat restaurant The Shakespeare (zie de bijgevoegde kleurenfoto) an de Aachterstroate in Deeve ook al enige tijd niet meer. Toch is de redactie op zoek naar een goede scan van foto’s van het wandkleed en de spiegel aan een muur in restaurant The Shakespeare. Wie helpt de redactie ?
De eigenaresse van restaurant The Shakespeare en daarmee ook de eigenaresse van het wandkleed en de spiegel is wellicht naar elders vertrokken en hangen het wandkleed en de spiegel nu elders aan een muur. Wie kan de redactie informeren over de huidige verblijfplaats van het wandkleed en de spiegel ? De redactie wil van deze twee objecten graag voor opname in ut Deevers Archief een foto maken.  


Posted in Aagterstroate, Gemiente Deever, Gemientehuus | Leave a comment

De keuneginne vun ut good en hef ut begreep’m

In de Nederlandsche Staatscourant verscheen op 27 juni 1906 Het Besluit betreffende de ongegrondverklaring van de bezwaren, ingebracht tegen de oprichting door het Departement van Oorlog van vier dubbele schietbanen nabij en in de zandweg van Diever naar Doldersum in de gemeente Diever, ten behoeve van de soldaten van de landweer in het legerkamp op de Oeren tussen Kalter’n en Wapse. 

IVde Afdeling, nummer 426, ’s Gravenhage, 13 juni 1906
Onderwerp: Schietbanen te Diever.

Aan de Koningin.
De ondergeteekende heeft de eer Uwer Majesteit hiernevens weder aan te bieden het van wege HoogstDezelve aan hem toegezonden Advies van den Raad van State, Afdeeling voor de Geschillen van Bestuur, en de verdere stukken, betreffende de ingebrachte bezwaren tegen de door het Departement van Oorlog voorgenomen oprichting van een viertal dubbele schietbanen, nabij den weg van Diever naar Doldersum in de Gemeente Diever.
Met betrekking tot deze aangelegenheid heeft hij de eer het navolgende mede te deelen.
Op 22 maart 1906 werd door eene Commissie uit Gedeputeerde Staten der provincie Drenthe zitting gehouden, ten einde belanghebbenden in de gelegenheid te stellen hunne bezwaren tegen de vorenbedoelde oprichting kenbaar te maken.
Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt door:
1°. den Burgemeester van Diever, namens het College van Burgemeester en Wethouders;
2°. den Heer Willem Huender, notaris te Steenwijk, zoo voor zich zelven, als voor de Heeren Jan Tromp Meesters en Jan Hendrik Tromp Meesters en Hendrik Kamp, allen te Steenwijk; en
3°. den heer mr. A.C. van Daalen, eigenaar van het landgoed Berkenheuvel, te Diever.
De ingebrachte bezwaren zijn gegrond op vrees voor gevaar op den weg van Diever naar Doldersum -die door de banen wordt doorsneden-, op de schaapsdriften van Diever en Wapse en op den weg van Wapse naar Wateren, alle openbare wegen, zoomede op de wegen en boschrijke terreinen achter de kogelvangers, op welke terreinen steeds veel gewerkt wordt.
Eerstgenoemde reclamant verklaart het door hem ingebrachte bezwaar niet overwegend en meent dat daarin kan worden voorzien, wanneer, tijdens van de schietbanen gebruik wordt gemaakt, wachtposten worden uitgezet, die het van genoemde openbare wegen gebruik makend publiek waarschuwen, waarop met vuren moet worden opgehouden om de passage niet te verhinderen.
De Commissie van Gedeputeerde Staten vereenigt zich, blijkens haar advies, met die meening en is van oordeel, dat in de verschillende bezwaren kan worden voorzien op de wijze, als door den burgemeester van Diever aangegeven, terwijl overigens in het uit te lokken Koninklijk Besluit nog de voorwaarde zou kunnen worden gesteld, dat, indien in de practijk mocht blijken, dat – ondanks vorenbedoelde voorzorgsmaatregelen toch uit een oogpunt van veiligheid op de wegen, van het wegenverkeer en van de exploitatie van gronden – nadere voorziening noodig is, de schietbanen moeten worden ingericht voor het gebruik in onveilig terrein en deze alsdan zullen moeten worden veranderd in schietbanen met schietpoorten.
De genoemde Afdeeling van den Raad van State is evenwel van gevoelen, dat de ingebrachte bezwaren grond opleveren om de inrichting van bovenbedoelde schietbanen niet toe te laten en bood daartoe het volgend ontwerp van Besluit aan:

Wij Wilhelmina, bij de gratie gods, koningin der Nederlanden, prinses van Oranje-Nassau, enz, enz, enz.
Gezien de stukken betreffende de door het Departement van Oorlog voorgenomen inrichting van een viertal dubbele schietbanen nabij den weg van Diever naar Doldersum in de gemeente Diever:
Den Raad van State, Afdeeling voor de Geschillen van Bestuur, gehoord, advies van 23 Mei 1906, n° 90;
Op de voordracht van Onzen Minister van Oorlog van….
Overwegende: dat in de zitting der Commissie uit Gedeputeerde Staten in Drenthe, gehouden ter voldoening aan artikel 26 van de Hinderwet, tegen bovenvermelde oprichting bezwaren ingebracht op grond van vrees voor gevaar op den weg van Diever naar Doldersum -die door de banen wordt doorsneden-, op de schaapsdriften van Diever en Wapse en op den weg van Wapse naar Wateren, alle openbare wegen, zoomede op de wegen en boschrijke terreinen achter de kogelvangers, op welke terreinen steeds veel gewerkt wordt;
Overwegende: dat voorzegde schietbanen de vrees voor gevaar op bovenbedoelde openbare wegen, zoomede op genoemde boschrijke terreinen alleszins wettigen;|
dat, daargelaten dat het in het algemeen belang niet wel aangaat openbare wegen door schietbanen te snijden, gelet op de plaatselijke gesteldheid, in casu geene voorzorgsmaatregelen kunnen worden genomen, waardoor op voldoende wijze aan de vrees voor gevaar zou worden tegemoet gekomen;
Gezien de Hinderwet;
Hebben goedgevonden en verstaan:
te verklaren, dat de ingebrachte bezwaren grond opleveren om niet toe te laten de door het Departement Van Oorlog voorgenomen oprichting van een viertal dubbele schietbanen nabij den weg van Diever naar Doldersum in de gemeente Diever.
Onze Minister van Oorlog is belast met de uitvoering van dit Besluit, waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State, Afdeling voor de Geschillen van Bestuur.
, den

De Minister van Oorlog
Met de door den Raad van State, Afdeeling voor de Geschillen van Bestuur, voorgedragen beschikking kan de ondergeteekende zich niet vereenigen.
Het komt den ondergeteekende voor, dat de omschreven voorzorgsmaatregelen, in acht te nemen tijdens het houden van schietoefeningen op de onderwerpelijke banen, inderdaad zeer voldoende zijn te achten met het oog op de veiligheid van de bedoelde wegen en van de in exploitatie zijnde nabij liggende terreinen.
Waar bovendien het voornemen bestaat, om zoo noodig overleg te plegen met het plaatselijk bestuur en de betrokken grondeigenaren en het in de bedoeling ligt, de schietbanen alléén in dit jaar en dan nog tot op afstanden van hoogstens 200 M. te bezigen, daar wordt gemeend, dat aan alle billijkerwijze te stellen eischen is voldaan.
Mochten al het verkeer of de werkzaamheden door die schietoefeningen worden belemmerd, dan is dit -naar de mening van ondergeteekende- toch slechts in zulk een geringe mate het geval, dat het niet als motief kan gelden, om de voorgenomen oprichting niet toe te laten en daarmede de oefeningen van een gedeelte der landweer te schaden.
Ten slotte zij opgemerkt, dat van den onder 3° genoemde reclamant de toezegging is verkregen, dat hij in dit jaar tijdens de schietoefeningen niet zal laten werken achter de kogelvangers en het uitzetten van wachtposten op zijn terrein zal toelaten.
Het moge Uwer Majesteit behagen het hiernevens aangeboden nieuw ontwerp van Besluit, dat in overeenstemming met vorenstaande beschouwingen is opgesteld te bekrachtigen.
De Minister van Oorlog,
H.P. Staal

(Staatsblad n°. 130)
Besluit van den 16den Juni 1960, houdende ongegrondverklaring van de bezwaren, ingebracht tegen de oprichting, door het Departement van Oorlog, van een viertal dubbele schietbanen nabij den weg van Diever naar Doldersum in de gemeente Diever.
Wij Wilhelmina, bij de gratie gods, koningin der Nederlanden, prinses van Oranje-Nassau, enz, enz, enz.
Gezien de stukken betreffende de door het Departement van Oorlog voorgenomen inrichting van een viertal dubbele schietbanen nabij den weg van Diever naar Doldersum in de gemeente Diever:
Den Raad van State, Afdeeling voor de Geschillen van Bestuur, gehoord, advies van 23 Mei 1906, n° 90;
Op de voordracht van Onzen Minister van Oorlog van 13 Juni 1906, IVde Afdeling, n° 426;
Overwegende: dat in de zitting der Commissie uit Gedeputeerde Staten in Drenthe, gehouden ter voldoening aan artikel 26 van de Hinderwet, tegen bovenvermelde oprichting bezwaren zijn ingebracht op grond van vrees voor gevaar op den weg van Diever naar Doldersum -die door de banen wordt gesneden-, op de schaapsdriften van Diever en Wapse en op den weg van Wapse naar Wateren, alle openbare wegen, zoomede op de wegen en boschrijke terreinen achter de kogelvangers, op welke terreinen steeds veel gewerkt wordt;
Overwegende, dat de onderwerpelijke banen alléén in dit jaar en dan nog slechts tot op afstanden van hoogstens 200 M. zullen worden gebruikt;
Overwegende, dat in de veiligheid op de weg van Diever naar Doldersum, op de schaapsdriften van Diever en Wapse en op den weg van Wapse naar Wateren zal worden voorzien door, gedurende den tijd, dat van de schietbanen gebruik wordt gemaakt, wachtposten uit te zetten, die het publiek op die wegen waarschuwen, waarop met vuren moet worden opgehouden, ten einde de passage niet te hinderen; voorts, dat dergelijke wachtposten mede zullen worden uitgezet in de boschrijke terreinen achter de kogelvangers;
Gezien de Hinderwet;
Hebben goedgevonden en verstaan:
te verklaren, dat de ingebrachte bezwaren geen grond opleveren, om niet toe te laten de door het Departement van Oorlog voorgenomen oprichting van een viertal dubbele schietbanen nabij den weg van Diever naar Doldersum in de gemeente Diever.
Onze Minister van Oorlog is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad en, tegelijk met het rapport van genoemden Minister, in de Nederlandsche Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State, Afdeeling voor de Geschillen van Bestuur.
Het Loo, den 16den Juni 1906. Wilhelmina.
De Minister van Oorlog, H.P. Staal.
Uitgegeven den zeven en twintigsten Juni 1906. De Minister van Justitie, E.E. van Raalte

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De Afdeeling voor de Geschillen van Bestuur van de Raad van State merkte volkomen terecht op dat het vanwege het publieke  belang niet aangaat dat het Ministerie van Oorlog openbare wegen doorsnijdt met schietbanen. Het Ministerie van Oorlog deed dat met het lomp en botweg doorsnijden van de openbare zandweg tussen Deever en Doldersum wel vier keer met de dubbele schietbanen op de Nul bee Wapse. Dus de vier schietbanen lagen niet nabij de weg tussen Deever en Doldersum maar ín de weg tussen Deever en Doldersum. Dus het Ministerie van Oorlog zat faliekant fout met het trekken van willekeurig vier schietbaanlijnen op een militaire stafkaart.
Kaarl, die vier lainen staèn vast, dèèr gaèn wij niet meer aèn sleutelan. Dèèr in Dievar in Drantha wonan toch alleen maar achterlakke domma boertjas en de burgemaister van Dievar is een Os. Laèt ze de klaère maèr kraige. Zie ik je vanaèvond in da sociëtait ?

Nu was het voor een Haagse club, die het vaderland mede met inzet van een krakkemikkerige landweer moest verdedigen, natuurlijk volstrekt totaal onbestaanbaar een domme asociale antipublieke fout in de planning van de oprichting van militaire inrichtingen toe te geven. En daarvoor grepen ze de gratis wachtposten-tip van burgemeester Hendrik Gerard van Os van de gemiente Deever maar wat gretig aan om niets meer te hoeven veranderen aan de foute ligging van de vier dubbele schietbanen door in Het Besluit het uitzetten van wachtposten op te nemen. Daarmee impliciet toegevend dat de ingebrachte bezwaren gegrond waren. Ergo, de ongegrondverklaring van de bezwaren was in feite een gegrondverklaring van de bezwaren.
Wilhelmina, koningin der Nederlanden en prinses van Oranje-Nassau, ondertekenende Het Besluit, want ze vond Het Besluit goed en ze had Het Besluit verstaan. Ze ondertekende Het Besluit op 16 juni 1906 op paleis Het Loo bij Apeldoorn. Wellicht na een knappen van een uiltje en onder het drinken van een kopje thee en het oppeuzelen van een maria koekje (un maèlkoekie).

De wachtposten op de Doldersummersaandweg bij de schietbanen en achter de kogelvangers zullen daar tijdens schietoefeningen voor Jan met de korte achternaam hebben gestaan, want de terecht argwanende boertjes uut Deever en Doldersum meden de Doldersummersaandweg tijdens schietoefeningen natuurlijk als ware het gebied besmet met de builenpest. Die gingen wel een eindje om. En mr. A.C. was ook argwanend, want hij liet zijn arbeiders niet werken in de bos achter de kogelvangers tijdens de schietoefeningen.
Op de topografische kaart uit 2009 staan de schietbanen ingetekend, die zijn veel langer dan 200 m. De veldopname voor deze kaart zal in éen of twee jaar daarvoor zijn gemaakt, zeg in 1907 en 1908. De redactie denkt dat de toezegging in Het Besluit de schietbanen alléén in 1906 en dan nog slechts tot op afstanden van ten hoogste 200 meter van de kogelvangers te zullen gebruiken wellicht niet gestand is gedaan.

Posted in de Kaamp op de Oeren | Leave a comment

Hans Kuper uut Deever meuk foto’s en skilderee’n

In het Weststellingwerver nieuwsblad Aanpakken (dit nieuwsblad houdt helaas per 1 januari 2018 op te bestaan) verscheen op 16 augustus 1997 (??) het artikel ‘Hans Kuiper maakte historische foto’s’ over de in Deever geboren huisschilder, fotograaf, kunstschilder, decorateur, glazenier en caféhouder Hans Kuiper. De vier bladzijden van het artikel zijn in dit bericht nagenoeg onleesbaar afgebeeld. De redactie van ut Deevers Archief heeft enige op Deever en op Zorgvliet betrekking hebbende stukken tekst uit genoemd artikel hierna weergegeven.

Verder is onder meer over Hans Kuiper bekend dat hij het plafond van de Rooms Katholieke huiskapel van de familie Lodewijk Guillaume Verwer in villa Castra Vetera in Zorgvlied heeft geschilderd gelijk Michelangelo de gewelven van de Sixtijnse Kapel beschilderde.

Hans Kuiper was de jongste van zeven kinderen. Zijn vader was huisschilder in Diever. Zoals toen te doen gebruikelijk trad Hans in de voetsporen van zijn vader. Hij werd huis- en decoratieschilder. Over zijn jeugd is minder bekend. Kuiper was erg ondernemend en nam aktief deel aan het verenigingsleven. Diever was te klein voor hem. Hij verbreedde zijn horizon met bezoeken aan verschillende plaatsen in Nederland.

Op 23 oktober 1890 trad hij in het gemeentehuis in Diever in het huwelijk met Margje Johanna Eits uit Noordwolde. Het huwelijk werd daar in de Nederlands Hervormde Kerk bevestigd. Uit het huwelijk werden vier dochters en een zoon geboren.

Tot de door Kuiper geportretteerden behoren de bekende familie Verwer uit Zorgvlied, de familie Fa. Becker & Co., Grossier en Groothandel Textiel in Amsterdam, B. Broekman van de Algemene Nederlandse Militie Verzekeringsmaatschappij te Heerenveen, vijf of meer portretschilderijen van familieleden E.D. de Jong, directie en/of voorheen directie Douwe Egberts, gezinsgroep schilderij familie Leemkoel uit Zorgvlied, Harlingen en Sneek plus circa vijf portretschilderijen. Ook Dreesman uit Bussum, oprichter/directeur van het Vroom & Dreesman-concern werd door de Noordwoldiger vereeuwigd.

De ongeschoolde schilder vergaarde veel kennis en kreeg waardevolle adviezen van bevriende en reeds bekende kunstschilders, zoals A.J. Sap (van Drenthe) van de bekende Schillergroep, vader en zoon Van Kregten (zoon Fedor was de bekendste) en Jan Manken. Zijn fotografische benadering van schilderen veranderde al vrij snel in de vereiste en juiste manier.

De Noordwoldiger schilderde ook het plafond van de Rooms Katholieke huiskapel van de familie Verwer in villa Castra Vetera in Zorgvlied. Verwer, grootgrondbezitter en eigenaar van Groot- en Klein Wateren en Zorgvlied had in zijn villa, ook wel ‘het Kasteel’, een eigen huiskapel. Later werd in Zorgvlied het nu nog bestaande Rooms Katholieke kerkje gebouwd. Daarin bevinden zich achter het altaar twee gebrandschilderde ramen met de portretten van Lodewijk Guillaume Verwer en zijn gemalin Eliza van Wensen. De door Kuiper gemaakte ontwerpfoto’s zijn bewaard gebleven. Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat voornoemde glas-in-lood-portretten van het echtpaar Verwer zijn vervaardigd door Hans Kuiper. Hij was derhalve dus ook werkzaam als glazenier.

Van Hans Kuiper verschenen vele schilderijen (naar schatting zo’n 500) plus diverse (series) prentbriefkaarten, later ansichtkaarten genoemd. De eerste waren in zwart-wit, later werden de kaarten ingekleurd. De prentbriefkaarten werden veelal geleverd op bestelling van opdrachtgevers, winkeliers en verschenen meestal in een oplaag van 500 en in series van 24 verschillende onderwerpen. De door hem gekozen locaties lagen in Noordwolde en omliggende plaatsen, zoals Zorgvlied, Wateren, Boijl, Frederiksoord, Diever en Nijensleek. Verder maakte Kuiper (tover)lantaarnplaatjes, de voorloper van de latere dia’s.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie heeft in diverse berichten aandacht besteed aan de an de Heufdstroate in Deever geboren Hans Kuiper.
Deze berichten zijn te selecteren door in de kolom aan de rechterkant de categorie Hans Kuiper aan te klikken of onder aan het bericht de categorie Hans Kuiper aan te klikken.
Als een zeer gewaardeerde trouwe bezoeker van ut Deevers Archief behoefte heeft een mooie digitale kopie van de vier bladzijden van het artikel, dan wordt hij of zij verzocht dit te melden bij de redactie.
De heer Jan Veldhuizen vroeg zich in een reactie op 15 april 2018 af of met de genoemde schilder Jan Manken de Heerenveense schilder Jan Mankes wordt bedoeld. Dat is inderdaad het geval. De redactie verwijst naar enige gegevens van Jan Mankes op het internet.

Posted in Alle Deeversen, Hans Kuiper, Skildereeje | Leave a comment

Bee Geert Dekker in de Heufdstroate in Deever

Aan de Deeverse dorpsfiguur Geert Dekker is in verschillende berichten in ut Deevers Archief aandacht besteed. De zeer gewaarde bezoeker van ut Deevers Archief klikke voor het lezen van deze berichten op het onderwerp Geert Dekker in het colofon aan de rechterkant van het scherm .De redactie van ut Deevers Archief geeft in dit bericht enige herinneringen van mevrouw Jantje Andreae-Oost aan Geert Dekker weer en toont in dit bericht enkele foto’s, die een beeld geven van zijn woning an de Heufdstroate in Deever in de vijftiger jaren van de vorige eeuw.

Bij het zien van de foto van Geert Dekker zittend in de woonkamer van zijn boerderijtje an de Heufdstroate in Deever kwamen bij mevrouw Jantje Andreae-Oost herinneringen naar boven:
Vrogger haad’n veule huus’n un liem’m vloere. De buutenste raand van de vloere was bee oons thuus swart emeuk’n. Doar stön’n de stool’n op. Wat veur swart spul see doar veur gebruukt’n , dat wee’k neet mièr. Bee de raèmen stön ok un stool. In ’t midden stön dan de toafel. Soater’s kreeg de kaèmer un grote beurte. Dan wödd’n ur rillegies van saand veur de stool’n laangs estrooid en ok um de toafel. Allerhaande feguur’n  meuk’n wee dan van saand. Mien mow deu dat wè, mien zuster Griet wè en ikke ok wè. Doar mög ie dan neet op trap’m. Dan waaide d’r wat.

Mevrouw Jantje Andreae-Oost ziet veel overeenkomsten tussen de woonkamer van Geert Dekker en de woonkamer van hun huis op ut Kastiel:
Ie stapt’n so van de kaèmer de deele op. Doar haaj de scheurstienmaantel. Doar stun de kookkachel veur, moar doar stön ok nog un aandere kachel veur, woar see mit stookten in de kolde tied. Die kachel wödde ’s meitieds schone emeuk’n en gunk dan vaèke de dele op, dan hai’j mièr ruumte in huus.

Over de tijd dat hout nog als brandstof werd gebruikt vertelt mevrouw Jantje Andreae-Oost:
Mien vaè stookte holt en ok wel un bool takkeboss’n. Die takk’n sneujden see sölf. Die bönn’n see an boss’n op. De takkeboss’n laag’n op un bulte bee oens aachter ut huus. Die vleug’n ur so deur, die waar’n seins so vertrökk’n, dat was ien en al vuur en vlam.

Het feit dat Geert Dekker destijds ook de lijkwagenrijder was, heeft wel indruk op mevrouw Jantje Andreae-Oost gemaakt:
Geert Dekker saat altied ok op de liekwaègn. Ik kan mee nog good urinner’n dat as de liekwaèg’n ur an kwaamp, dat Geert Dekker doar dan mit de kop hen boo’m op de waèg’n saat. Sien peerd haar een groot klied over. En Geert was ok hielemoale in ut kostuum. Hee haar dan gleuf ik soon wiede maantel umme. Joawè, dat kan ’k mee nog wel good urinner’n. As un vrou begreu’m wödde, dan haar ut pièrd un witte plume op en as ut un man was, dan wödde ut pièrd vesierd mit een swatte plume.

Mevrouw Jantje Andreae-Oost heeft over Geert Dekker een uitgesproken mening:
Geert dat was mee seins ok wat. Hee was altied mit sien suster Hillegie. Hee was seins oarig good bee de tied. Die Geert Dekker, wat was dat seins ok een ekstraante (redactie: flink, bijdehand, ook een beetje brutaal, vrijpostig, ondeugend) boas. Soo van hier bin ik. Oh, oh, dan stapte hee hen de kaarke en as hee dan uut de kaarke kwaamp, dan stapte hee as ik weet niet hoe en dan keek hee moar rond net as of hum hiel Deever toe kwaamp.

De redactie nodigt met name de zeer gewaardeerde oudere bezoekers van ut Deevers Archief graag uit te reageren op de foto’s van en het verhaal over Geert Dekker. Er moeten nog steeds veel Deeversen zijn die Geert Dekker hebben gekend.

De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die nog een verstokte liefhebber van mooie foto’s op papier is, die kan afbeelding 2 en afbeelding 3 in dit bericht ook ten zeerste bewonderen op bladzijde 78 van het in 2008 uitgegeven papieren boekwerkje Diever, zoals het was in de voormalige gemeente, 1930-1980, dat is samengesteld door vrijwilligers van de heemkunduge vurening uut Deever. Maar ja, dan moet je wel in het bezit van dat papieren boekwerkje zijn of dat papieren boekwerkje bij iemand in kunnen zien. Wellicht is op één of andere webstee een tweedehands exemplaar te koop.

De redactie van ut Deevers Archief heeft bijgaande kleurenfoto (afbeelding 7) gemaakt op vrijdag 19 november 2021.

Afbeelding 1
De woonkamer van het huis van Geert Dekker an de Heufdstroate in Deever had een vloer van leem. De kachel bij de betegelde schouw was de kookkachel. De ronde kachel was de stookkachel. Op de tafel in het midden van de kamer ligt een tafelzeil. Onder de tafel staat de kolenkit. Voor het raam aan de straatkant staat een ouderwetse lidcactus. De afgebeelde foto is aanwezig in het archief van de gemiente Deever.

Afbeelding 2
Deze foto van de negenenzeventigjarige op 30 april 1955 geridderde Geert Dekker is gemaakt in zijn woning an de Heufdstroate in Deever. De foto was aanwezig in de verzameling van wijlen Jans Roelof Tabak, maar is in 2020 na zijn overlijden bij het ontruimen van zijn woonhuis an de Aachterstroate in Deever helaas en tot grote spijt van de redactie van ut Deevers Archief verloren gegaan.

Afbeelding 3
Geert Dekker staat bij zijn boerderijtje mit bliend’n veur de raèm’m en mit un siedbaandertie an de Heufdstroate in Deever. De afgebeelde foto is aanwezig in het archief van de gemiente Deever.

Afbeelding 4
Geert Dekker staat op de hier afgebeelde foto bee de winkel van de Coperasie in de Heufdstroate in Deever. De redactie heeft geen idee wanneer deze foto is gemaakt.  De afgebeelde foto is aanwezig in het archief van de gemiente Deever.

Afbeelding 5
Het geschiedkundig waardevolle boerderijtje van Geert Dekker an de Heufdstroate in Deever is op de hier afgebeelde foto in de laatste jaren van zijn bestaan te zien. Dit boerderijtje -voorwaar Deevers aarfgood- had gemakkelijk kunnen worden behouden en gerestaureerd.

Afbeelding 6
Het boerderijtje met de bijbehorende grond werd door Geert Dekker bij testament vermaakt aan de plaatselijke afdeling van het Groene Kruis en de kerkvoogdij van de Nederlands Hervormde Kerk. Zij verkochten het huisje aan een aannemer uit Beilen, die het Deeverse erfgoedpand helaas sloopte. De weduwe Geertje Vos-Hessels, in die jaren de eigenaresse van een manufacturenwinkel in de Heufdstroate van Deever (ze verkocht ook mooie grote rode boerenzakdoeken), liet op de vrijgekomen grond de hier zichtbare woning bouwen. Coen Broekema heeft deze foto gemaakt op 27 juli 2002. De woning werd toen bewoond door mevrouw Geertje Noord-Moes.

Afbeelding 7

Posted in Dorpsfiguur, Geert Dekker | Leave a comment

Maarkturrein an ut begun van de Bosweg in 1929

Bijgaande enigszins onscherpe maar toch prachtige ansichtkaart van ut maarktturrein an ut begun van de Bosweg in Deever is uitgegeven in 1929. De uitgeefster van deze kaart was de weduwe Johannes Vos-Hessels (de moeder van Geertie Vos) an de Heufdstroate in Deever.
De foto is gemaakt in de richting van het tolhuis. Aan de linkerkant is het lijkwagenhuisje te zien. De Bosweg was vroeger de belangrijkste schapendrift van Deever.
Rechts van de Bosweg zijn betonnen palen en buizen te zien. Aangevoerde paarden en koeien werden aan die buizen vastgebonden. De paardenmarkt werd aan de rechterkant van de Bosweg gehouden. De koeienmarkt werd aan de linkerkant van de Bosweg gehouden. Maar waar werd dan toch de schapenmarkt gehouden ?
Op de foto zijn aan de rechter kant tegen het hek twee jongens te zien.
Het marktterrein was de plek waar woonwagens mochten staan.
Aan de rechterkant van de foto ligt ook de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever. Zo te zien hebben de dorpskrachten van de heemkundige vereniging uut Deever voor het restaureren van de oude situatie nog wel enig hekwerk te verrichten.
In de twintiger jaren van de vorige eeuw werd nog een paar keer per jaar veemarkt gehouden op dit marktterrein,
De vermeende brinkologen van de heemkunduge vurening uut Deever noemen het marktterrein bij gelegenheid en te pas en vooral zeer te onpas een marktbrink. Het is zeer waarschijnlijk dat zij daarbij zó ver gaan dat zij het gedeelte aan de linker kant van de Bosweg een koeienmarktbrink noemen en het gedeelte van het marktterrein aan de rechter kant van de Bosweg een paardenmarktbrink. De vermeende brinkologen onder de Minder Hoge Heren Van De Voorkant Van Het Onstuitbare Grote Gelijk In De Gemeente Westenveld zullen wellicht meer geneigd zijn het markterrein een VooralsnogNuNogEvenGratisLangParkerenBrink te noemen. Gelukkig staat het parkeerterrein op de richtingaanwijzer op de kleurenfoto wel gewoon met markterrein aangeduid. Dat valt dan een beetje mee.
De redactie van ut Deevers Archief heeft de kleurenfoto op 21 januari 2016 gemaakt. Het had de nacht ervoor een beetje gesneeuwd.

De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die nog steeds een verstokte liefhebber van afbeeldingen van mooie foto’s op papier is, kan de hier afgebeelde zwart-wit ansichtkaart van ut maarktturrein an ut begun van de Bosweg ook ten zeerste bewonderen op bladzijde 25 van het in september 2007 uitgegeven onvolprezen papieren boekwerkje Voormalige gemeente Diever in oude ansichtkaarten, dat is samengesteld door vrijwilligers van de heemkunduge vurening uut Deever. Maar ja, dan moet je wel in het bezit zijn van dat papieren boekwerkje of dat papieren boekwerkje bij iemand in kunnen zien.

Abracadabra-1534

Posted in Ansichtkoate, Bosweg, Deever, Maarktturrein | Leave a comment

Allerièste foto van ut ièste elftal van v.v. Diever

De redactie van ut Deevers Archief toont bijzonder graag oude sportfoto’s uut de gemiente Deever. Een topstuk onder de oude sportfoto’s is bijgaande afbeelding van een zwart-wit foto van het eerste en toen enige elftal van v.v. Diever. De spelers zijn in 1918, 1919 en 1920 geboren. De mannen op de foto zijn zo te zien ongeveer 20 jaren oud. De foto is gemaakt in juni 1941 tijdens de eerste wedstrijd na de oprichting van v.v. Diever. De foto is gemaakt op de hof van boer Roelof Bisschop an de Achterstroate in Deever. Steet de fietse van Henneman Rol’n teeg’n de hede ?

1.  Goosem Klasen (Goosem Boelen)
Hij was de rechtsbuiten.
De redactie is nog niet bekend met zijn geboortedatum en de datum van zijn overlijden.
Hij is een zoon van Roelof Klasen (Roof Boelen, de schoemaeker, hij werd Roof Boelen genoemd, omdat zijn moeder als achternaam Boelen had) (geboren op 5-10-1895, overleden op 12-7-1965) en Aaltje Mulder.
Volgens Lambertus (Bertus) Koning was hij onderwijzer en als hij zich niet vergist, dan is hij ook Inspecteur voor het Onderwijs geweest ergens in het Gooi.
De redactie moet in de openbare bronnen nog op zoek naar meer gegevens van hem.

2.  Jan Mulder (Jan Pikkie)
Hij was de rechtsbinnen.
De redactie is nog niet bekend met zijn geboortedatum en de datum van zijn overlijden.
Hij is een zoon van Jan Mulder (Jan Pikkie, de schoemaeker) (geboren op 31 maart 1893, overleden op 2 april 1974) en Jantje Willems (geboren op 7 december 1891, overleden op 30 november 1977).
Jan Mulder heeft een schoenmakersbedrijf in Dwingel gehad.
De redactie moet in de openbare bronnen nog op zoek naar meer gegevens van hem.

3.  Hendrik Krol Gzn.
Hij was de midvoor.
De redactie is nog niet bekend met zijn geboortedatum en de datum van zijn overlijden.
Hij is een zoon van Gerard Krol (geboren op 26 november 1892 in Wapse, overleden op ) en Anje Kuiper (geboren op 13 december 1893 in Ruinen, dochter van Albert Kuiper, bakker en Anna Wieringa).
Volgens Hendrik Krol Jaczn. (van Joapie) speelde zijn neef Hendrik Krol Gzn. in de middenlinie van de voorhoede.
Hendrik Krol was brood- en banketbakker in de Peperstraat, waar bakkerij August Van Vilsteren nu is gevestigd (Peperstraat 9). Hij was getrouwd met Jacoba (Coba) Hartsuiker. Zijn zoon Gerard heeft ook bij v.v. Diever gevoetbald.
De redactie moet in de openbare bronnen nog op zoek naar meer gegevens van hem.

4.  Willem Krol
Hij was de linksbinnen.
Hij is geboren op 20 oktober 1920 in Deever. De redactie is nog niet bekend met de datum van zijn overlijden. Hij is een zoon van Jan Krol (de jèger) en Vrouwgje (Vrougie) Bakker (geboren op 23 april 1886, overleden op 7 december 1968), die an de Heufdstroate in Deever woonden.
Volgens Hendrik Krol Jaczn. (van Joapie) speelde zijn neef Willem Krol in de voorhoede.
Willem Krol was in zijn werkzame leven boer an de Wittelerweg in Oll’ndeever.
Lambertus (Bertus) Koning kocht zijn eerste paar (gebruikte) voetbalschoenen voor een rijksdaalder van Willem Krol.
De redactie moet in de openbare bronnen nog op zoek naar meer gegevens van hem.

5.  Adolf (Atie) Strik
Hij was de linksbuiten.
Hij is geboren op 1 november 1919. Hij is overleden op 9 mei 2000 in Deever. Hij is een zoon van Albert Strik (geboren op 1 maart 1894 in Buinerveen) en Akke Zoer (geboren op 1 augustus 1894 in Odoorn). Albert Strik had een vrachtwagenbedrijf an de Brinkstroate in Deever.
Volgens Hendrik Krol Jaczn. (van Joapie Krol) speelde Atie Strik in de voorhoede.
Adolf (Atie) Strik was vrachtrijder in Deever. Hij was een broer van Berend Strik.
De redactie moet in de openbare bronnen nog op zoek naar meer gegevens van hem.

6.  Hendrik Krol Jacz.
Hij was de rechtshalf.
De redactie is nog niet bekend met zijn geboortedatum en de datum van zijn overlijden.
Hij is een zoon van Jacob Krol (geboren op 1 augustus 1889, overleden op 4 november 1948) en Aaltje Odie (de mutsenstijfster) (geboren op 28 maart 1891, overleden op 24 december 1959). Hij was getrouwd met Jantje Boverhof.
Hij was in zijn werkzame leven boer (melkbusnummer 37). Hij is altijd woonachtig geweest in de boerderij met het adres Hoofdstraat 19 in Diever, naast de woning van de hoofdmeester van de Gereformeerde School.
De redactie moet in de openbare bronnen nog op zoek naar meer gegevens van hem.

7.  Luite (Lu) Wolter Broer
Hij was de stopperspil.
Hij is geboren op 2 november 1918. De redactie is niet bekend met de datum en plaats van zijn overlijden.
Hij is een zoon van Willem Broer en wijkverpleegster Elje Doodhagen (zuster Broer) (geboren op 29 augustus 1894, overleden op 26 januari 1985).
Hendrik Krol Jaczn. (van Joapie Krol) wist zich te herinneren dat Lu Broer de stopperspil van het middenveld was.
Lu Broer heeft zijn hele leven in Deever gewoond. Laatstelijk an de Kloasterstroate. Lu Broer was getrouwd met schooljuffrouw Engel van Delden.
De redactie moet in de openbare bronnen nog op zoek naar meer gegevens van hem.

8.  Johannes (Hans, Hansie) Mulder
Hij was de linkshalf.
De redactie moet in de openbare bronnen nog op zoek naar zijn gegevens.
Volgens Lambertus (Bertus) Koning uit Delden is dit Egbert Mulder. Hendrik Krol Jaczn. (van Joapie Krol) weet echter zeker dat deze voetballer niet Egbert Mulder is, die is nooit bij de voetbal geweest, maar zijn broer Johannes (Hans, Hansie) Mulder.
Johannes (Hans) Mulder is een zoon van Teunis Mulder (Teunis Kuper) en Maria Houwer van ut Kastiel.
De redactie moet in de openbare bronnen nog op zoek naar meer gegevens van hem.

9.  Berend Strik
Hij was de rechtsachterspeler (rechtsback).
De redactie is nog niet bekend met zijn geboortedatum en de datum van zijn overlijden.
Hij is een zoon van Albert Strik en Akke Zoer. Hij is een broer van Adolf (Atie) Strik.
Berend Strik was vrachtrijder in Diever. Zijn zoon Albert heeft ook bij v.v. Diever gevoetbald.
De redactie moet in de openbare bronnen nog op zoek naar meer gegevens van hem.

10.  Hendrik Jan (Henneman) Rolden
Hij was de doelman (keeper).
Hij is geboren op 10 maart 1921 in Deever. De redactie is nog niet bekend met zijn datum van overlijden.
Hij is een zoon van Lambert Rolden (geboren op 15 maart 1891, overleden op 2 februari 1958 in Deever) en Elisabeth (Lize) Johanna Schoemaker (geboren op 14 oktober 1895, overleden op 13 januari 1989 in Deever).
Hendrik Jan Rolden had een rijwiel- en garagebedrijf an de Heufdstroate in Deever, op de plek waar nu de enige zelfbedieningswinkel van Deever is gevestigd. Hendrik Jan Rolden was getrouwd met Zijntje (Sina) Bel uut de Peperstroate. Zij is geboren op 14 september 1922 in Deever en is overleden op 8 februari 2014 in Deever.
De redactie moet in de openbare bronnen nog op zoek naar meer gegevens van hem.

11.  Anne Vierhoven
Hij was de linksachterspeler (linksback).
Hij is geboren op 22 oktober 1918. Hij overleed op zondagmiddag 10 november 1963 tijdens het kijken naar een wedstrijd van het eerste elftal van v.v. Diever op het oude voetbalveld aan de Tusschendarp in Deever. Zijn zonen Albert en Grietinus hebben ook bij v.v. Diever gevoetbald.
Hij was venter bij de Coöperatie (bakkerij en kruidenierswaren) an de Heufdstroate in Deever.
De redactie moet in de openbare bronnen nog op zoek naar meer gegevens van hem.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie verneemt van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief graag ontbrekende en aanvullende gegevens van de elf voetballers. Zo mogelijk ook andere sportfoto’s.
Hendrik Krol Gzn. (zoon van Gerard Krol), Willem Krol (zoon van Jan Krol) en Hendrik Krol Jaczn. (zoon van Jacob (Joapie) Krol) waren neven.
Het ligt voor de hand dat de groep jonge mannen van voor in de twintig in de voor die tijd alom toegepaste 1-2-3-5 opstelling op de foto is gezet: op de voorgrond de keeper (met de handen aan de bal), met de links- en de rechtsback, dan de
stopperspil met de links- en de rechtshalf, daarachter de voorhoede, met de midvoor, de twee binnenspelers en de twee buitenspelers. Maar wie zijn dan toch de spelers aan de linkerkant van het elftal ? Zijn dat de spelers die op de foto aan de linkerkant of aan de rechterkant zijn te zien ?

De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die nog steeds een verstokte liefhebber van afbeeldingen van mooie foto’s op papier is, kan de hier afgebeelde zwart-wit foto ook ten zeerste bewonderen op bladzijde 2-14 van het in 2007 uitgegeven onvolprezen papieren boekwerkje Geschiedenis Voetbalvereniging Diever, dat is samengesteld door vrijwilligers van de v.v. Diever en de heemkunduge vurening uut Deever. Maar ja, dan moet je wel in het bezit zijn van dat papieren boekwerkje of dat papieren boekwerkje bij iemand in kunnen zien.

De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die nog steeds een verstokte liefhebber van afbeeldingen van mooie foto’s op papier is, kan de hier afgebeelde zwart-wit foto ook ten zeerste bewonderen op bladzijde 2 van nr. 07/2 (juni 2007) van het papieren blad Opraekelen, dat is samengesteld door vrijwilligers van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever, zeg maar de heemkunduge vurening uut Deever. Maar ja, dan moet je wel in het bezit zijn van dat papieren blaadje of dat papieren blaadje bij iemand in kunnen zien.

Posted in Alle Deeversen, Sport, Topstuk, Voetbal | Leave a comment

Braand in de kappe van de postkarre

SOp 13 september 1851 verscheen in de Provinciale Drentsche en Asser Courant een uiterst merkwaardig bericht over een brand in een postkar in de buurt van de Deeverbrogge.

Den 8 dezer is de postkar van Meppel op Assen korten tijd na het verlaten van de Dieverbrug in brand geraakt; de kap was nedergeslagen, en hierin schijnt eene vonk van een sigaar, welke door een op de postkar zittenden passagier gerookt werd, te zijn geraakt en waarschijnlijk door den togt te zijn aangewakkerd, de pakketten van Havelte en Dieverbrug had de postillon gemakshalve in de kap gelegd en deze zijn gedeeltelijk verbrand, benevens de hoed van den passagier, enzovoort. Het is te wenschen, dat dergelijke ongelukken zoveel mogelijk worden voorgekomen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De heemkunduge vurening uut Deever heeft in 2014 haar 20-jarige bestaan opgeleukt met een zo genoemd jubileumboek, waarin ongetwijfeld onderwerpen aan de orde zijn gekomen, zoals scheepvaart, kalkovens, recreatie-centrum Ellert- en Brammert, de noodslachtplaats, de bedrijvigheid an de löswal, de törfschippers, de bedrijven an de Deeverbrogge, de tramlijn, het tramemplacement, de buslijnen, de bushaltes, de Deeverse sluus, de Deeverbrogge, de transportondernemingen, het boerenleven, logementen, cafés, hotel Blok, bouwmaterialenhandel Concordia, meubelfabriek De Toekomst, het postkantoor, de postkar, de postillon, het postpakket, de steenfabriek van Bolt, de winning van ijzeroer, het arrestantenlokaal achter hotel Blok, kermissen, markten, culturele voorstellingen, filmvoorstellingen en dansavonden. 
De redactie publiceerde de eerste versie van dit bericht op 23 oktober 2013, teneinde het de dorpskrachten van de heemkundige vereniging uut Deever, die met het zogenaamde jubileumboek bezig zijn geweest, wat gemakkelijker te maken bij het zoeken naar gegevens over het posthuis van kastelein Wind, later het logement van De Vroome, an de Deeverbrogge.
Het bericht geeft een indruk hoe in 1851 post werd vervoerd langs de Drentsche Hoofdvaart. Aardig is te weten dat de postkar ook passagiers vervoerde. Of het logement, annex bier- en koffiehuis an de Deeverbrogge, toen ook nog posthuis was, dat is bij de redactie niet bekend. En of het logement toen al eigendom was van Roelof de Vroome is ook niet bekend bij de redactie.
Dit is een mooie uitzoekklus voor de dorpskrachten van de heemkunduge vurening uut Deever. 

Posted in An de Deeverbrogge | Leave a comment

Harry Dolph en Ernst Scheufele geeft mekaèr de haand

In het Nieuwsblad van het Noorden verscheen op 23 augustus 1989 het navolgende bericht over de Amerikaanse boordschutter Harry Arthur Dolph, die in de Tweede Wereldoorlog werd neergeschoten boven Zuidwest-Drenthe en enige tijd in het Onderduikershol op het landgoed Berkenheuvel bij Diever heeft gezeten.

Luchtgevecht boven Zuidwest-Drenthe in 1944
Oorlogsvijanden sluiten nu vrede
Van een onzer verslaggeefsters. Meppel.
‘Dit is een grote dag. Ik ben blij dat ik dit nog mag meemaken.’ Ernst Scheufele (66) uit het Westduitse Beinsheim kon zijn emoties gistermiddag in Meppel nauwelijks onderdrukken. En ook de 71-jarige Harry A. Dolph uit de Amerikaanse staat Texas was zichtbaar ontroerd. Het was voor beide heren dan ook een bijzondere dag. Voor het eerst na 45 jaar konden ‘de vijand’ en de ‘held’ elkaar als vrienden in de armen sluiten.
Op 15 augustus waren Scheufele en Dolph betrokken bij een luchtgevecht boven Zuidwest-Drenthe. Tijdens dat gevecht kwamen negentien Amerikanen en vier Duitsers om het leven. Maar luitenant Scheufele landde met zijn kist, een Messerschmidt 109, veilig op de luchthaven in Havelte. En Dolph, die als schutter aan boord was gegaan van de bommenwerper B24 True Love, kon zichzelf met zijn parachute in veiligheid brengen.
Verstopt
‘Ik verstopte me in de bossen bij Havelte’, herinnert Dolph zich. ‘Ik had namelijk vernomen dat de Duitsers de jacht hadden geopend op Amerikaanse parachutisten. Drie dagen later kwam ik in contact met Peter van den Hurk. Hij verklaarde dat hij van de Verzetsgroep Meppel was en dat hij me ergens zou laten onderduiken.’
Van den Hurk, die gisteren als gastheer van Scheufele en Dolph optrad, zegt dat het op dat moment het belangrijkste was Dolph zo snel mogelijk in veiligheid te brengen. ‘Ik bracht hem naar weduwe De Groot in Meppel, die wel vaker Amerikaanse piloten verborgen hield. Na twee weken werd Dolph overgeplaatst naar het onderduikershol in Diever. Daar heeft hij zich zeker acht maanden schuil gehouden. Uiteindelijk werd hij op 15 april 1945 in Dokkum door de Royal Canadian Dragoons bevrijd’, aldus Van den Hurk.
Ooggetuige
Het was de Groninger Jan Mulder, op 14-jarige leeftijd in Ruinen ooggetuige van het luchtgevecht, die na jarenlang speuren  een ontmoeting tussen Scheufele, Dolph en Van den Hurk wist te bewerkstelliggen. En gisteren was het dus zover. ‘We waren natuurlijk erg nerveus. Maar toen we elkaar eenmaal de hand hadden gedrukt, was het ijs gebroken’, zegt Van den Hurk. ‘In kleine kring hebben we de strijders die tijdens het gevecht waren gedood, herdacht.’
Dolph kijkt nog eens naar zijn voormalige vijand. ‘In 1944 waren we nog jong, en deden we wat ons werd opgedragen. Maar Scheufele is een beste man. Ik wil hem zeker nog eens ontmoeten.’

Het bijschrift van de foto luidt als volgt.
Oorlogsvliegers bijeen met links de Duitse jachtvlieger Ernst Scheufele en rechts de Amerikaan Harry Arthur Dolph. Tussen hen in staat links Jan Mulder en rechts Peter van den Hurk.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Als de Amerikaanse boordschutter Harry Arthur Dolph op 15 augustus 1944 is neergeschoten en de Duitse bezetter het onderduikershol op het landgoed Berkenheuvel op 22 november 1944 overviel en vernielde, dan kan de Amerikaanse boordschutter Harry Arthur Dolph geen acht maanden in het hol ondergedoken hebben gezeten, hooguit drie maanden.
Wellicht was het geheugen van de 71-jarige Amerikaanse boordschutter Harry Arthur Dolph in 1989 – 45 jaren na het gebeurde – wat wokkelig geworden en verdraaide hij acht maanden met acht weken of acht dagen of acht uren.
In de webstee www.backtonormandy.org zijn de namen van de bemanningsleden van de neergestorte Liberator bommenwerper B-24-24H-41-29449-D-True Love  te vinden. Harry Arthur Dolph heette toen nog Harry Arthur (Knobby) Clark. Hij was boordschutter aan de linker kant bij de staart (left waist gunner). Op de afgebeelde foto in bijgaande afbeelding wijst Harry Arthur Dolph zijn plaats in het vliegtuig aan.
Harry Arthur Dolph is geboren op 12 maart 1918 in Kalamazoo, Michigan, U.S.A. en is op 12 juni 1994 overleden in Marietta, Ohio, U.S.A. Harry Arthur Dolph schreef het boek ‘The Evader: An American Airman’s Eight Months with the Dutch Underground’. Zijn boek is op 1 oktober 1990 uitgegeven door Eakin Press.

 

Posted in Onderduikershol, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Mit trillings suuk’n noar gas onder Wapse

De redactie van ut Deevers Archief vond bij het digitaliseren (scannen) van zijn papieren archief bestaande uit vooral veel dozen en veel mappen en veel ordners met veel foto’s, kranten- en tijdschriftenknipsels, reclamemateriaal, folders, en zo voort, en zo voort, en zo voort, uut de gemiente Deever bijgaand geschiedkundig niet onbelangrijke berichtje in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 2 mei 1997 over onderzoek naar aardgasvelden met behulp van mini-mini-mini-mini-aardbevingen.

Seismisch onderzoek in Diever
Diever.
In het kader van opsporingsactiviteiten naar mogelijke aardgasvelden zal door de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) een seismisch- en vibro-seismisch onderzoek worden verricht in de gemeenten Diever, Ooststellingwerf, Weststellingwerf, Opsterland en Heerenveen. De werkzaamheden zijn inmiddels begonnen en zullen ongeveer 1 tot 2 maanden in beslag nemen.
Bij dit onderzoek worden door middel van trillingen ondergrondse bodemlagen in kaart gebracht.
Daar waar seismisch onderzoek wordt gedaan, worden de trillingen opgewekt door middel van lichte ondergrondse springladingen.
Daar waar vibro-seismisch onderzoek wordt gedaan, worden door trillingen opgewekt met behulp van op trucks geïnstalleerde vibratoren. Vibro-seismiek wordt ’s avonds en ’s nachts uitgevoerd.
In het betrokken gebied worden bewoners per brief nader geïnformeerd over het aanstaande onderzoek. In die gevallen waar de sticker ‘… geen ongeadresseerd drukwerk…’ is aangebracht, wordt deze brief mogelijk niet bezorgd.
Eigenaren/gebruikers van gronden waar het onderzoek moet plaats vinden, worden vooraf bezocht voor het verkrijgen van toestemming.
Dit onderzoek wordt in opdracht van de NAM uitgevoerd door het in dit werk gespecialiseerde bedrijf Compagnie Générale de Geophysique (CGG).

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
Bij seismisch onderzoek worden een soort van mini-mini-mini-mini-aardbevinkjes opgewekt. Het in 1997 uitgevoerde onderzoek naar aardgasveldjes in de gemeente Diever heeft blijkbaar voldoende gegevens opgeleverd om na een geslaagde proefboring in 2015 aan de Noordenveldweg in Wapse door het Canadese bedrijf Vermilion Energy met succes het daar aanwezige aardgasveldje leeg te laten lopen.
De NAM vindt het winnen van aardgas uit kleine veldjes nog steeds erg belangrijk. De NAM geeft wel aan dat het winnen van aardgas aardbevingen kan veroorzaken. Daar weten ze om Slochteren in de provincie Groningen heel veel over mee te praten.
Hoe dichter woningen of bedrijven in de buurt van het epicentrum van de gasboring in Wapse staan, hoe groter in de komende jaren de kans op enige vorm van schade aan deze woningen of bedrijven is, als gevolg van mini-mini-aardbevinkjes – wat 
voor kracht zouden die hebben op de logaritmische schaal van Richter ? – die zouden kunnen optreden, als gevolg van plotselinge en onvoorspelbare bodemverschuivinkjes en bodembeweginkjes, als gevolg van de voorspelde ongelijkmatige bodemdalinkjes. Wellicht was het toch verstandig geweest voor het leeg laten lopen van de gasballonnetjes een nul-metinkje van woningen en bedrijven te hebben gedaan (fotootjes, waterpassinkjes en zo). Dit wordt in bebouwd gebied ook gedaan bij heiwerken, die mini-mini-aardbevinkjes veroorzaken, die schade aan bebouwing kunnen toebrengen.

Posted in Aardgaswinning, Vermilion Energy, Wapse | Leave a comment

Ut kuunstwaark ‘Grauw is goud en goud is grauw’

.De redactie van ut Deevers Archief vond bij het digitaliseren (papier scannen en vervolgens in de papier-container gooien) van zijn papieren archief bestaande uit vooral veel dozen en veel mappen en veel ordners met veel foto’s, kranten- en tijdschriftenknipsels, reclamemateriaal, folders, en zo voort, en zo voort, en zo voort, uut de gemiente Deever bijgaand geschiedkundig niet onbelangrijke berichtje uit het juni-juli nummer van het jaar 1996 van het tijdschrift Metaal en Techniek van de Metaalunie, over een smeedmanifestatie op de brink in Deever.

Kunstwerk gemaakt ter ere van Shakespeare
Smeedmanifestatie trok duizenden bezoekers
‘Fair is foul and foul is fair’. Deze veelbetekenende tekst uit MacBeth van William Shakespeare is verwerkt in het kunstwerk dat gemaakt is tijdens de Smeedmanifestatie op 24 en 25 mei in het Drentse Diever. Zo’n veertig smeden van het Nederlandse Gilde van Kunstsmeden (NGK) hebben samen met een aantal buitenlandse gasten uit België, Luxemburg en Duitsland daarvoor samengewerkt. Het unieke resultaat daarvan werd aan het eind van de tweedaagse manifestatie aangeboden aan burgemeester Cox van Diever.
Aanleiding voor het houden van de manifestatie was het 50-jarig jubileum van de Shakespeare-vereniging en de uitvoering van één van Shakespeare’s toneelstukken in het plaatselijke openluchttheater.
Naar een idee van Klaas Kleine, NGK-bestuurslid en smid in Diever, is een boog met gesmede ornamenteningevuld, waaraan een rijk versierde kroon hangt (omgekeerd opgehangen). De boog symboliseert de vergankelijkheid van roem, een element dat zo typerend is voor de toneelstukken van Shakespeare.
Aan de manifestatie is door de regionale media veel aandacht besteed. Meer dan tweeduizend bezoekers hebben gedurende de twee dagen de verrichtingen van de deelnemers gadegeslagen. Ook de goede onderlinge sfeer in de gemoedelijke omgeving heeft er toe bijgedragen dat de deelnemers met veel genoegen op deze manifestatie terugkijken.
Op 7 augustus aanstaande zal de burgemeester van Stratford upon Avon, de geboorte- en woonplaats van Shakespeare, naar Diever komen om de première van het jubileumtoneelstuk ‘A winters tale’, bij te wonen en om tevens het NGK-kunstwerk te onthullen, dat een permanente plaats krijgt bij het openluchttheater van Diever.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie heeft bijgaande kleurenfoto op 2 november 2017 gemaakt; let op de nog steeds bloeiende planten.
Het kunstig gemaakte object met de naam ‘Grauw is goud en goud is grauw’ staat net buiten de steeds meer verpretparkiseerde ondeeverse toneelspeelplaatsen an de Heezeresch bee Deever.
Op het groene bordje bij het kunstig gemaakte object staat: ‘Fair is foul and foul is fair’ (MacBeth). Aangeboden door het Nederlands Gilde van Kunstsmeden op 7 augustus 1996 in verband met 50 jaar Shakespaere in Deever.
Aan de lange lijst van kundes en beroepen van alleskunner Klaas Kleine kan een kunde worden toegevoegd, namelijk bestuurder van het Nederlands Gilde van Kunstsmeden.
Alleskunner wijlen Klaas Kleine (dertien ambachten en geen ongelukken, van nature kritisch en een beetje cynisch) was dus onder meer hoefsmid, siersmid, kunstsmid, edelsmid, romanticus, historicus, bouwkundige, huizenbouwer, restaurateur, timmerman, metselaar, landgeitenfokker, landgeitenhouder, landgeitenkaasmaker, vioolbouwer, toneelspeler, schrijver, dichter, vertaler, docent Dreins, bestuurder, onderzoeksjournalist, klokkenluider, koster, ouderling, kerkvoogd (als nog een kunde of een beroep aan deze lijst moet worden toegevoegd, aarzel dan niet die kunde of dat beroep aan de redactie door te geven).

Posted in Brink, Deever, Eup’mlogtspel, Heezeresch, Klaas Kleine, Kuunst in de gemiente Deever | Leave a comment

De toor’n en de kaarke in de kaarkhof an de brink

De redactie van ut Deevers Archief laat graag zijn bezoekers meegenieten van mooie afbeeldingen uut de gemiente Deever.
In het archief van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in Den Haag bevindt zich een prachtige zwart-wit foto van het kerkgebouw en de gemeentelijke toren in de schitterende kaarhof an de brink van Deever. Deze hier afgebeelde foto is gemaakt in 1938. De naam van de fotograaf is niet bekend. Deze foto is een topstuk en is fotografisch aarfgood van de gemiente Deever.
Het uurwerk in de gemeentelijke toren in de schitterende kaarkhof an de brink van Deever zat voor de grote restauratie in 1956-1957 boven de galmgaten. Aan de stand van de zon te zien moet de foto om zesentwintig minuten over tien uur in de ochtend zijn gemaakt. Dit is af te leiden uit de schaduw in de linker benedenhoek van de foto.
Was de fotograaf speciaal naar Deever gekomen voor deze foto en heeft hij naast deze foto nog een hele serie foto’s gemaakt ? Dat is wel te hopen. Wellicht was hij al daags tevoren aangekomen en had hij overnacht in hotel Brinkzicht an de brink van Deever.
In die tijd was de hof van de kerk voorzien van een afrastering van betonnen palen en gaas. Om te voorkomen dat de vertrekkende of terugkerende schaapskudde op de hof zou gaan grazen ? Of om te voorkomen dat het mit de Deevermaarkt een rotzooitje zou worden op de hof ? De grafstenen op de kerkhof zijn misschien al lang vóór 1938 verdwenen. De graven zijn pas bij de grote restauratie van de kerk in 1956-1957 geruimd. Wie in die jaren in Deever woonde, zal zich wellicht de berg botten bij het graafwerk rond de kerk nog herinneren. Zijn de nieuwe boompjes met de juiste kennis van de ligging van de graven geplant of kan het zijn dat onder de stammen van de thans aanwezige bomen nog resten van menselijke botten zijn te vinden ?
Aan de rechterkant is wit wasgoed in de hof van de kerk te zien. De met gras begroeide hof kon immers mooi worden gebruikt als bleek (de was lag op de blieke). Wie bleekte daar de was ? Was het de vrouw die in de boerderij op de hoek van de Peperstroate en de Kaarkstroate woonde of was het de vrouw van Hendrik Gruppen (geboren op 10-07-1868, overleden op 15-8-1955), die in de boerderij op de hoek van de Heufdstroate en de Kaarkstroate woonde ?
Heette de verbindingsweg tussen de Heufdstroatre en de Peperpstroate toen ook al Kaarkstroate of is die saaie naam later bedacht ? De naam van deze straat zou met enige goede wil nog steeds kunnen worden veranderd in Aquamanileweg of Orgelpomperstraat of Jans Tabaklaan. Deze straat bestond in 1938 uit een klinkerverharding met aan weerskanten zo’n mooie echte strook van veldkeien en veldkeitjes. Is de verharding van deze straat ten prooi gevallen aan de naoorlogse slooplust van De Hoge Heren Van De Voorkant Van Het Grote Gelijk In De Gemiente Deever, dat Deever in de naoorlogse vaart der volkeren wilde opstoten ?
Aan de rechterkant van de foto is een pand te zien. Of zijn het twee panden ? Bij vergroting van de foto is boven het rechter zonnescherm een niet te ontletteren naam te zien. Was in het pand een winkel gevestigd ? Van wie was het pand of de pandenl ? Van bakker Albert Kuiper (Aubut Kuper) ? Wat is na 1938 met dit pand of met deze panden gebeurd ?
Aan de rechterkant is een houten paal van het bovengrondse elektriciteitsnet te zien. Bij vergroting van de foto zijn aan de paal de porceleinen isolatiepotjes te zien en ook de stroomdraden. Was de spanning op de draden toen al 220 Volt ?
Aan de linker kant van de foto is te zien dat een hoekje van de hof in gebruik was als een soort plantentuintje. Was dit het tuintje van dorpsfiguur Geert Dekker, koster en orgelpomper van de kerk en menner van de lijkwagen ? Geert Dekker woonde immers an de Heufdstroate tegenover de Kaarkstroate ? Het zou best kunnen, want Geert Dekker had zijn moestuin op ut Bultie. 
Aan de linkerkant van de foto is op de achtergrond de boerderij van Jan Seinen te zien. Deze boerderij bestaat nog steeds, zij het dat aan één kant de muren beetje bij beetje steeds schever zakken.
De redactie heeft de kleurenfoto gemaakt op 22 april 2021.

Posted in Aarfgood, Brink, Kaarke an de brink, Toor'n an de brink, Topstuk | Leave a comment

Duustere doad’n van de duvel van Deever

In de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog verschenen in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) regelmatig verslagen van rechtzaken tegen Nederlanders die fout waren geweest in de Tweede Wereldoorlog. Deze rechtzaken dienden in Drente bij het Bijzonder Gerechtshof in Assen, veelal het Tribunaal van Assen genoemd. In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van dinsdag 8 april 1947 verscheen het navolgende verslag van de rechtzaak tegen de beruchte N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma uut Deever.

Bijzonder Gerechtshof Assen
Duistere daden van Diever’s duivel
Doodstraf geëischt tegen Klaas Balsma

“Het is slechts een bloemlezing van uw wandaden, die we vanmiddag zullen behandelen”, aldus verwelkomde de president den 54-jarigen caféhouder Klaas Marcus Balsma uit Diever. Balsma was een fel aanhanger van ‘Landbouw en Maatschappij’ [1] en werd in 1941 lid van de N.S.B. Bij de oprichting in 1944 werd hij lid van de Landwacht en wel als sectie-commandant van de Hulplandwacht.
Op aanvrage van ex-burgemeester Posthumus [2], werd te Diever in September 1944 een afdeeling Beroepslandwacht gestationneerd in het Schultehuis, de sadistische groep Sanner. Met Sanner onderhield Balsma nauwe betrekkingen. In October 1944 zag hij Sanner bezig met het uithooren van een persoon, die zich Dijkstra noemde. Verdachte stapte binnen en zei: “Zoo Groenewoud, ben je daar ook !” Hiermee was de ware identiteit van ‘Dijkstra’ bekend, het was de ambtenaar ter secretarie Groenewoud.
Verdachte: “Ik was verrast en liet me het ontvallen.”
Groenewoud werd weggevoerd en is nooit teruggekeerd [3].
President: “Dat heeft hij te danken aan die verrassing van U.”
Balsma als welkome gids
Begin 1944 kwam bij Balsma een ambtenaar bij den ‘Arbeits Kontroll Dienst’ te Meppel, H. Zijlstra genaamd. Zijlstra vertelde dat zijn werk was het arresteeren van onderduikers voor den ‘Arbeitseinsatz’ [4]. Wanneer hij niet genoeg arrestaties verrichte, zou hij, Zijlstra, worden ontslagen. Balsma zegde alle medewerking toe. Op een Zondagavond ontmoetten zij elkaar op de Dieverbrug en Balsma verstrekte Zijlstra een aantal adressen van onderduikers. Daarna ging Balsma mee om als gids te dienen. Verschillende adresssen werden afgewerkt. Geen resultaten werden geboekt ten huize van de weduwe Pot, de weduwe Timmerman, den heer Kerssies, den heer Vos en een zekeren Hessels. Bij de familie Boelens werd de zoon Pieter opgehaald [5], de heer Madhuizen te Wapse werd gearresteerd, toen zijn zoons niet thuis bleken tezijn [6], bij de familie Hessels te Oldendiever werden twee onderduikers gevonden. Eén à twee maanden later gaf Balsma aan Zijlstra het adres van Berend Strik en een lijst met namen. Berend Strik zou gedwongen worden om Zijlstra de andere adressen te wijzen.
President: “Dit lijstje is nu in mijn handen, verdachte. Jammer, dat jullie zoo slordig waren!”
Nog een derde keer hielp Balsma den A.K.D.-man Zijlstra [7] door een aantal adressen te wijzen.
Ook voor Sanner was Balsma dikwijls een welkome gids.
Razzia te Dwingeloo
Balsma ging met de Beroepslandwacht mee naar de gemeente Dwingeloo voor een razzia. Te Lheebroek werden de landbouwer Jan Kiers en zijn vier onderduikers gearresteerd en voorts nog drie andere onderduikers. De heer Kiers is nimmer teruggekeerd.
Bij een andere gelegenheid werd een huiszoeking gedaan bij de familie Zwanenburg aan de Beilervaart [8]. Er werd niets gevonden. Toen kwamen Balsma en zijn collega Hinten op het idee om in de beerput te kijken. Daarin vonden zij een doosje met bonkaarten en foto’s van Geallieerde piloten. De heer Zwanenburg en zijn dochter Wietske werden gevangen genomen. Zwanenburg werd naderhand gefusilleerd [9].
De ondergedoken landbouwer Jacob Hessels te Diever werd door Balsma ontdekt en gearresteerd.
Cornelis de Boer, die had verondersteld dat de Duitschers van de aardappels V-1 brandstof maakten, werd door den Landwachter Van der Veen uit Meppel en door Balsma ernstig mishandeld.
De gearresteerde ambtenaar ter secretarie Pook moest in het Schultehuis diepe kniebuigingen maken tot hij er bij neerviel. Daarna werden hem de teennagels met een karabijn afgeslagen. Toen men met deze mishandelingen wilde ophouden, zei Balsma: “Ga maar door, hij weet het wel.”
Tijdens de rechtzitting hoorde Balsma alles uiterlijk kalm aan. Hij wist zich niet anders te verdedigen dan door onbeteekende aanmerkingen te maken op getuige-verklaringen.
President: “Als U nu terugziet, hoe denkt U er dan over ?”
Balsma: “Het is niet goed geweest.”
President: “Als Duitschland gewonnen had, was U nu burgemeester.”
Advocaat-fiscaal: “Dan was U minstens Beauftragte [10] in Engeland.”
Doodstraf geëischt
In zijn requisitoir wees de advocaat-fiscaal er op, dat verdachte klaarblijkelijk zijn wandaden in koelen bloede en bij het volle verstand heeft bedreven. Diever werd in dezen man zwaar getroffen. Spreker vergeleek verdachte met den beruchten Jan Smit uit Beilen, die ter dood is veroordeeld. “Deze verdachte is nog veel erger,”, aldus spreker, “men zou hem de ‘Duivel van Diever’ kunnen noemen. Deze man mag mijns inziens niet in de maatschappij terugkomen en daar bij levenslang gratie steeds mogelijk is, eisch ik den doodstraf.”
De verdediger Mr. L.G. Brouwer uit Beilen, vond het zeer merkwaardig, dat er tot 1944 vrijwel geen klachten over Balsma zijn en dat hij zich juist na de eerste ontmoeting met Zijlstra ontpopte als een verschrikkelijke handlanger van den vijand. Spreker achtte het mogelijk, dat Balsma onder den invloed van Zijlstra is gekomen. Voorts lag hij aan de leiband van de Beroepslandwacht. Spreker achtte den doodstraf een veel te zware straf.
Uitspraak op 17 April aanstaande [11].

Opmerkingen bij het artikel in de Olde Möppeler (Meppeler Courant)
[1] In de grote crisis in de dertiger jaren van de vorige eeuw richtten ontevreden boeren Landbouw en Maatschappij op, een protestbeweging, die ook  in de gemeente Diever steun kreeg. Een aanzienlijk deel van het kader en de aanhang van deze beweging stapte later over naar de N.S.B.
[2] De N.S.B.’er Pier Obe Posthumus.
[3] Cornelis Marinus Groenewoud was ambtenaar bij de gemeente Diever. Hij dook op 24 april 1944 onder. In november 1944 arresteerden landwachters van de groep Sanner hem op zijn onderduikadres in Nijeveen. Hij overleed op 21 februari 1945 in het concentratiekamp Neuengamme.
[4] Arbeitseinsatz is het Duitse woord voor tewerkstelling van arbeiders.
[5] Zie het interview met Pieter Boelens in het hierna volgende artikel.
[6] Luitzen Madhuizen werd gearresteerd, omdat zijn zonen Gerard en Hendrik Jan waren ondergedoken, om te ontkomen aan de Arbeitseinsatz.
[7] A.K.D. is de afkorting van Arbeits Kontroll Dienst.
[8] De razzia van de landwachters Balsma en Hinten vond plaats in de nacht van 18 op 19 oktober 1944.
[9] Naderhand bleek nog dezelfde dag te zijn. Lammert Zwanenburg, geboren op 22 juni 1894, werd na ernstig te zijn mishandeld, in de avond van 19 oktober 1944 doodgeschoten in kamp Westerbork.
[10] Beauftragte is het Duitse woord voor gevolmachtigde.
[11] De beruchte N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma kreeg van het oorlogstribunaal in Assen niet de doodstraf, maar een gevangenisstraf. Hij heeft vastgezeten in de strafgevangenis in Veenhuizen. Hij moest werken in de keuken van de gevangenis. Hij kwam aan het einde van de vijftiger jaren van de vorige eeuw vrij.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die een verstokte liefhebber van artikelen op papier is, kan het hiervoor weergegeven artikel ook ten zeerste lezen op de bladzijden 8, 9, 10 en 11 van Opraekelen 05/1, het in maart 2005 uitgegeven papieren blad van de heemkunduge vurening uut Deever. Maar ja, dan moet je wel in het bezit zijn van dat papieren blad of dat papieren blad bij iemand in kunnen zien.

Afbeelding 1
Wolter Smit, de niet onbemiddelde bosbaas van Berkenheuvel, in dienst van Mr. Albertus Christiaan van Daalen, kocht in 1928 het oude boerencafé Brinkzicht an de brink in Deever, liet het afbreken en liet ter plekke het nieuwe café Brinkzicht bouwen voor zijn dochter Gesina (Siene), die getrouwd was met de in de Tweede Wereldoorlog in Deever en omstreken zo berucht geworden N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma. De foto voor deze ansichtkaart is in 1930 gemaakt, kort na de bouw van het nieuwe café Brinkzicht an de brink in Deever. Het zou best eens zo kunnen zijn dat één van de twee vrouwen, die bij het café in de schaduw van de kastanjeboom staan, Gezina (Siene) Smit is.

Afbeelding 2
De redactie van ut Deevers Archief heeft deze foto van de in 2019 en 2020 verprutste brink in Deever, met het in 1928 gebouwde café Brinkzicht op de achtergrond, gemaakt op vrijdag 28 november 2020.

Afbeelding 3
Artikel in de de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van dinsdag 8 april 1947.

Posted in Café Balsma, Café Brinkzicht, Klaas Marcus Balsma, N.S.B., Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Kees Verhoef sög nog steeds Kees van Duin

De redactie van ut Deevers Archief heeft bijgaand artikel samengesteld op basis van een telefonisch interview met de heer Kees Verhoef, die in de periode 1950-1952 een jaar in kamp ‘de Eikenhorst’ an de Gowe verbleef.

Ik ben geboren in 1939 in Putten in Gelderland geboren. Mijn moeder is met mij van mijn vader weggelopen. In de oorlog heb ik in de Lombokstraat in Amsterdam gezeten bij mijn opa. Daarna ging ik in de oorlog naar een inrichting in Utrecht.

De man die bij mijn moeder was, dat was mijn stiefvader. Die had niet veel met mij. Die sloeg en schopte mij. Als dat gebeurde, dan kon ik niet thuis zijn, dan klom ik lang de regenpijp het dak op en ging ik achter de schoorsteen zitten. Daar kon hij mij niet pakken. De buren hebben op een gegeven moment de politie ingeschakeld. Daarna hebben mensen van de gemeente mij weggehaald. Zo ben ik in kamp ‘de Eikenhorst’ terecht gekomen.

Ik ben twee keer ondervoed geweest. We kenden thuis geen vettigheid. Thuis was het armoede. In het kamp was het eten goed. We kregen prima te eten. Er was goed brood met beleg. We aten in de barak met de keuken en de eetzaal.

Ik kan mij de naam van de commandant van het kamp niet meer herinneren. De commandant had een eigen woning. Die man zag je nooit. Die zat heel ver weg. Die kreeg z’n centen zeker voor niks. De naam van de adjudant was meneer Groen. We wisten zijn voornaam niet. Zo ging dat. Gelijk links van de ingang stond de barak van de leiding. We mochten het terrein niet af. We mochten niet in café Jonkers komen. We gingen niet naar het zwembad in Diever. Ik herinner mij het kanaal nog wel.

In het begin kregen we geen school in het kamp. Mijn taak was werken in het magazijn. Ben Nielen uit Wormerveer was de magazijnmeester. Hij was ook onze sportleraar. In het magazijn had ik wat verantwoordelijkheid. Dat gaf ook enige macht. We droegen militaire kistjes, van die hoge schoenen. Die werden steeds maar gerepareerd, totdat ze uit elkaar vielen. Ik zei dan dat zo’n versleten paar schoenen nog wel een tijdje meeging, maar daar besliste de magazijnmeester dan anders over.

We hadden ook corvee. Daar was een corveelijst voor. We moesten werken in de keuken en in de kantine. We moesten de afwas doen van de jongens uit alle barakken. Voor mij was structuur en discipline in mijn leven positief. In de afwasbarak moesten we alles met de hand afwassen. Met de corveelijst was alles goed geregeld. Er was structuur. Je wist waar je aan toe was. Dat was thuis heel anders. Ik heb in het kamp geleerd voor me zelf te zorgen. Het was goed dat je wat moest doen. Aan mijn tijd in kamp ‘de Eikenhorst’ heb ik veel gehad.

De jongens uit de barak Perú gingen met elkaar om en gingen weinig met de jongens van de andere barakken om. Daar heb ik geleerd wat kameraadschap en discipline is. De jongens onder elkaar vochten wel, maar als je onder kwam te liggen, dan had je verloren, dan was het afgelopen. Maar die Henk Staal hield zich daar niet aan en bleef de jongen die onder lag hard in zijn gezicht stompen. Dat was heel gemeen. In de barak sliepen we op een stromatras. Zo nu en dan werd het stro vervangen door nieuw stro.

Elke ochtend werd de Nederlandse vlag gehesen, net zoals tijdens de militaire dienst. We liepen in de gelid naar de vlag, dan werd de vlag gehesen. We moesten ook regelmatig flink wat kilometers door de bossen lopen. Dat was zwaar.

We hadden eens een hut gegraven in de zandvlakte. Dat mocht van de leiding. We gingen kijken waar de kippen van de commandant waren. We roofden de eieren van zijn kippen. We kregen leverpastei uit een blikje op ons brood. In zo’n leeg blikje kookten we de geroofde eieren van de commandant.

Kees van Duin was mijn kameraad, die kwam uit Scheveningen, vlak bij de haven. Ik kwam uit Groede, vlak bij de haven van Breskens. We praatten over loggers en botters en vissersschepen. Ik ben hem kwijt geraakt. Ik heb naar hem gezocht op Facebook, maar ik heb hem nog steeds niet gevonden.

Ik heb een hele mooie tijd gehad in het kamp. Ik heb een goed gevoel over het kamp ‘de Eikenhorst’. Ik ben daar een jaar geweest. Het is een mooie tijd geweest. De leiding was niet streng. Ze schreven wel alles over je op. Na een jaar ben ik overgeplaatst naar een kamp in Maarsbergen, daar moest ik een vak leren. Ik heb daarna nog in een kamp in Veenendaal gezeten, daar mocht je roken. In een metaalfabriek in Veenendaal heb ik als leerling gaten in scharnieren geponst. Later ben ik gaan varen op de binnenvaart.

Alles wat ik had van het kamp ‘de Eikenhorst’ is verdwenen. Ik had ook grammofoonplaten met uitvoeringen van heldentenoren gekregen van meneer Pols. Mijn stiefvader heeft alles weggegeven. Het enige wat ik nog heb, dat is deze foto. Ik kon niks van vroeger van ‘de Eikenhorst’ terugvinden. Ik zit sinds zes jaar op de computer en heb via Google in de website www.dieversarchief.nl verhalen over ‘de Eikenhorst’ gevonden. Dat was een hele gewaarwording.

Op de foto zie ik Kees van Duin staan. Hij is de jongen met het streepjesshirt. Ik zie aan de kopjes van de jongens dat ze gelukkig waren. Jantje Scholten staat ook op de foto. Hij was een klein mannetje en werd daarmee altijd geplaagd. Ik sta op de foto aan de rechterkant, met mijn handen bij elkaar. Meneer Pols, onze leider, staat achteraan op de foto. Zijn voornaam ken ik niet. Je zei meneer tegen hem, dat was alles. Alles was netjes geregeld. De foto is bij de barak van de groep Perú genomen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De jongens die omstreeks 1951-1953 in de barak met de naam Perú verbleven worden dringend verzocht te reageren op dit artikel van Kees Verhoef en vooral op de groepsfoto. In het bijzonder is de redactie op zoek naar Kees van Duin. Is Kees van Duin nog in leven ?

Abracadabra-1410

Posted in de Gowe, Jongenskamp de Eikenhorst | Leave a comment

Ansichtkoate en foto van ‘de Keet’ op de Heezebaarg

De oudheidkundige professor doctor Albert Egges van Giffen (geboren op 14 maart 1884 te Noordhorn, overleden op 31 mei 1973 te Zwolle, begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever) staat op deze ansichtkaart in de voordeur van zijn geliefde buitenhuisje genaamd de Keet op zijn landgoed de Heezebaarg aan de rand van de Heezeresch bee Deever.
Professor doctor Albert Egges van Giffen stuurde deze fotokaart -gemaakt van een eigen foto- op 16 september 1956 naar de familie Zijp-Laan, Oostwoud 56 in Noord-Holland. De kaart is ondertekend door professor doctor Albert Egges van Giffen en zijn vrouw Guda Erica Gerharda Duijvis (ja, die van de pinda’s) (klik hier voor meer gegevens over Albert Egges van Giffen). De tekst op de kaart luidt: Diever, de ‘Heezeberg’, ons buitenhuisje. Veel dank voor uw kaart van de reis. Met vele groeten.
De Keet is inderdaad de keet die bij de grote oudheidkundige afgraving van de terp van Ezinge stond (klik hier voor meer gegevens over de afgraving van de terp van Ezinge). Deze keet werd na 1934 afgebroken en weer opgebouwd op de Heezebaarg (de baarg an de raand van de Heezeresch).
In 1997 was met name de houten onderkant van de Keet in een dusdanig slechte toestand (houtrot) dat de eigenaren, een kleindochter van professor doctor Albert Egges van Giffen en haar echtgenote, het houten huisje hebben laten afbreken, waarna direct daarna op dezelfde plaats een groter stenen vakantiehuis is gebouwd. De afbraak van het oude en de bouw van het nieuwe is uitgevoerd door bouwbedrijf Schipper uut Dwingel (eerder gevestigd in Leggel).
Kleindochter Tineke Zweers-van Giffen schreef op 8 december 1997 aan de redactie van ut Deevers Archief:
Het heeft ons beslist moeite gekost te besluiten de oude Heezeberg af te breken en te vervangen door een nieuwe woning. We zijn nu uiteindelijk toch wel blij, dat we de beslissing hebben genomen, want het huisje bleek hard aan vervanging tot. 

De avond voor de afbraak in de tweede helft van oktober 1997 hebben de redactie van ut Deevers Archief en de eigenaren van de Keet bij wijze van afscheid nog lekker gezellig een poosje in het woonkamertje van de Keet op de Heezebaarg gezeten en daar een kopje thee gedronken en een koekje gegeten.
De redactie van ut Deevers Archief heeft de hier afgebeelde kleurenfoto op de dag vóór de afbraak tegen het vallen van de avond met flitslicht gemaakt. Het zal één van de allerlaatste ooit gemaakte foto’s van dit huisje zijn geweest.

Reactie van J. Smit van 5 december 2017
Ik ben in de zestiger jaren van de vorige eeuw enkele keren met mijn vader Wolter Smit, die de exclusieve jachtrechten op de gronden rond de Heezeresch had verkregen van de familie Van Giffen, in aanwezigheid van Jan van Giffen (de zoon van professor doctor Albert Egges van Giffen) in het verblijf geweest. Het was inderdaad een eenvoudig zomerhuisje op een prachtige locatie in een fraaie omgeving !

Abracadabra-1253
Abracadabra-844Abracadabra-1254

Posted in Albert Egges van Giffen, Ansichtkoate, Deever, Heezerbaarg, Heezeresch, Oudheidkunde, Topstuk | Leave a comment

De sloop van de hüsies van de Sint Anthonij Stichting

In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 15 juni 1981 verscheen het volgende korte bericht over het slopen van de gasthuisjes van de Sint Anthonij Stichting naast de Rooms Katholieke Kerk op Zorgvlied.

Slopershamer in gasthuisjes
Zorgvlied. De vier gasthuisjes in Zorgvlied naast de rooms katholieke kerk worden afgebroken. Op dezelfde plaats zullen door de Stichting Woningbouw Zuidwest-Drenthe nieuwe woningen worden gebouwd. De gasthuisjes hebben jaren op de monumentenlijst gestaan, maar zijn onlangs afgevoerd.
De huisjes zijn altijd eigendom geweest van de Stichting van Weldadigheid ‘Het Sint Anthony Gasthuis’. Men is jaren bezig geweest om te proberen ze te laten restaureren. Het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk had echter geen geld voor de restauratie. Door de slechte toestand van de woningen was men genoodzaakt om ze toen dicht te spijkeren.
Wanneer met de nieuwbouw wordt begonnen is nog niet bekend, want financieel is de zaak nog niet helemaal rond.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie verwijst de zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief tevens naar bijvoorbeeld het bericht Anthonij Gasthuis – Gratis wonen en een gulden toe.
De eerste afbeelding is een afbeelding van een foto, die gemaakt is door de welbekende Deeverse dorpsfiguur en dorpsfotograaf Harm (Haarm) Hessels, en die de situatie van de gasthuisjes tijdens de sloop toont.
De tweede afbeelding is een afbeelding van een zwart-wit ansichtkaart en toont de situatie van de gasthuisjes vóór de sloop. Nog net aan de rechterkant is te zien het huis dat op de plek staat waar vroeger een koetshuis stond. Deze ansichtkaart werd nota bene niet door een neringdoende op Zorgvliet verkocht, maar door Roelof (Roof) van Goor an de Kruusstroate in Deever. Deze kaart is in juni 1966 gedrukt door JosPé in Arnhem.
In het op vrijdag 9 juli 2021 uitgegeven Magnus Opus Fragmenten Uit Het Verleden Van De Vroegere Gemeente Diever van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever is in het hoofdstuk Zorgvlied op bladzijde 193 een enigszins bijgeknipte afbeelding van een exemplaar van de hier afgebeelde ansichtkaart opgenomen.

Abracadabra-1409

Posted in Ansichtkoate, Lodewijk Guillaume Verwer, Sint Anthonij Gasthuis, Verdwenen object, Zorgvliet | Leave a comment

Stien van 13 tunne efun’n in ’t Oldendeeverseveld

De redactie van ut Deevers Archief vond bij het digitaliseren (scannen) van zijn papieren archief bestaande uit vooral veel dozen en veel mappen en veel ordners met veel foto’s, kranten- en tijdschriftenknipsels, reclamemateriaal, folders, en zo voort, en zo voort, en zo voort, uut de gemiente Deever bijgaand krantenknipseltje, dat de redactie de zeer gewaardeerde trouwe bezoekers van ut Deevers Archief niet wil onthouden.

De tekst van het onderschrift bij de foto luidt als volgt.
Bij grondwerk voor de ruilverkaveling in het Oldendieverseveld in Diever is een kei van 13 ton gevonden.
Bulldozermachinist J. van Beers haalde het gevaarte naar boven.
De kei, 3,5 meter lang, 2,5 meter breed en 1,5 meter hoog, krijgt vermoedelijk een plaatsje op de brink voor het gemeentehuis van Diever.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie betreurt het wel dat hij op de achterkant van het knipseltje niet heeft genoteerd in welke krant het berichtje heeft gestaan en op welke datum (ergens in de zeventiger jaren van de vorige eeuw ?) het berichtje is gepubliceerd. Maar wie van de zeer gewaardeerde trouwe bezoekers van ut Deevers Archief kan deze gegevens melden bij de redactie ?
De stien van daartien tunne is een stien van de buut’n-categerie. Echt wel. Zelfs de stenensjouwers en bouwvakkers van de stammen uit de nieuwe steentijd zouden deze hiele dikke stien veel te zwaar hebben gevonden voor het bouwen van hun hunnebedden. Echt wel.
De dikke stien is inderdaad naar de brinQ van Deever gesleept (en het was niet eens oudejaarsavond). De redactie verwijst de zeer gewaardeerde trouwe bezoeker van het Deevers Archief voor nog een foto van de Oldendeeverse Stien op de brinQ van Deever naar het berichtje Een hiele dikke stien veur’t gemientehuus van Deever.
De grote vraag is natuurlijk staat deze dikke stien op de lijst van gemeentelijke aardkundige monumenten ?|
De nog grotere vraag is natuurlijk wat de namen van de drie kinderen bee’j de hiele dikke stien zijn. Deze kinderen zullen inmiddels in de vijftig zijn. Wie van de zeer gewaardeerde trouwe bezoekers van ut Deevers Archief herkent de drie kinderen ? De redactie verneemt het graag.
Een scherpere versie van de foto staat op bladzijde 124 van het onvolprezen boekje ‘Oldendiever in de twintigste eeuw’ (elk dorp, elke kluft en elk gehucht in de gemiente Deever heeft het onvervreembare recht op een eigen soort van geschiedkundig boekje, dus bewoners van de Gowe, Kalter’n,
 ’t Moer, ’t Noave, ’t Noord, Olde Willem, Veenhuus’n, Veldhuus’n, Soerte, Wapse, Woater’n en Zorgvlied aan de slag).
Is de Deeverse dorpsfiguur en dorpsfotograaf wijlen Harm Hessels de maker van deze foto ?
De redactie heeft de kleurenfoto van de Oldendeeverse Stien op de BadQualityBrinQ van Deever op 11 november 2017 gemaakt.

Posted in Aardkundig monument, Brink, Deever, Oll'ndeever, Oudheidkunde | Leave a comment

Deever is gien echte Saksische nedersetting

De heer Anne Post, de eigenaar van de webstee www.dorpshistorie.nl, heeft een bijzonder originele kijk op het ontstaan van het dorp Deever. Hij gaf de redactie van ut Deevers Archief toestemming bijgaande – door de redactie enigszins geredigeerde – tekst en bijgaande afbeelding van de plattegrond van het dorp Deever in 1832 te publiceren. De redactie van ut Deevers Archief is de heer Anne Post daarvoor bijzonder erkentelijk.

Diever is op de kaart van 1832 een vrij groot dorp.
In het bebouwingsbeeld is echter geen deel te ontdekken dat wijst op een oorspronkelijk Saksische nederzetting. Dat komt omdat het Saksische Diever gezocht moet worden in Oldendiever.
Diever zelf is ontstaan als gevolg van het aanleggen van een landgoed op basis van verordeningen van Karel de Grote (zie de webstee www.dorpshistorie.nl: deel 4 voor de ligging). Het is niet met zekerheid te zeggen wanneer deze aanleg heeft plaatsgevonden.
In 2004/2005 is ten noordwesten van Diever in het gebied van een nieuw aan te leggen woonwijk het verplichte archeologische onderzoek uitgevoerd. De plattegrond van een zeer groot gebouw is blootgelegd. Het onderzoek doet vermoeden dat dit gebouw, waarschijnlijk een grote hoeve, omstreeks 1150 moet zijn gebouwd.
Uit oorkonden is bekend dat er een leengoed Calthoren of Calthorne is geweest, in bezit van de bisschop van Utrecht, omstreeks 1200 in leen bij Hugo Sturm. Het leengoed zelf zal vermoedelijk zijn aangelegd na het jaar 1040, omdat dit landgoed niet wordt vermeld in de oorkonde van dat jaar, waarin de Duitse keizer zijn landgoederen in Drente schenkt aan de bisschop van Utrecht, vooruitlopend op de overdracht in 1047 van het wereldlijke bestuur over Drente aan diezelfde bisschop.
Maar ook het feit dat Diever zeker drie houten kerken heeft gehad vóór de bouw van de huidige. Elk landgoed moest een kapel hebben en evenals bij andere landgoederen in Drente, zoals bij Gieten, Gasselte en Een, heeft men ook hier een (houten) kerk gebouwd, ongeveer halverwege de Saksische nederzetting (Olden)Diever, zodat deze gekerstende Saksen hier ter kerke konden gaan. Rondom deze kerk heeft het huidige Diever zich ontwikkeld tot een centrum van handel en nijverheid.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De heer Anne Post concludeert in zijn webstee dat Deever geen echte Saksische nederzetting is. Dan is de open ruimte bij het kerkgebouw ook geen echte Saksische brink, deze lijkt dus eigenlijk meer een soort van geforceerd ontstane NepBrinQ, waaraan de notabelen en de machtigen van de boerengemeenschap zich vestigden.  
Dan duidt het bebouwingsbeeld rond de Kleine Brink aanzienlijk meer op een echte Saksische brink, dat wil zeggen een willekeurige ongeordende organische samenklontering van boerderijen rond een open ruimte.
Gelukkig is op de plattegrond uit 1832 echt wel in de verste verte geen beeld te herkennen van wat de ronkende en zichzelf op de borst kloppende deskundologen, historologen, histerielogen, brinkologen en ietsologen de marktbrink van Deever durven te noemen.

Posted in Deever, Oudheidkunde | Leave a comment

Wièr un emiste kaans op goodkope huurwonings

De redactie heeft het bericht Voormalige locatie Dingspilhuus wordt ’t Olde Schoelplein in zijn geheel geciteerd van de webstee van de gemeente Westenveld.

Voormalige locatie Dingspilhuus wordt ’t Olde Schoelplein
Er ligt een voorlopig ontwerp klaar voor de voormalige locatie van het Dingspilhuus in Diever. Gemeente Westerveld wil dit ontwerp graag delen met inwoners van Diever en andere belangstellenden.
Gezien de huidige coronamaatregelen is het helaas niet mogelijk een fysieke informatiebijeenkomst te organiseren. Het totale beeld van de locatie is daarom te bekijken op de website van Diever op Dreef. Hier is ook een film te bekijken. In deze film wordt u meegenomen in het ontwerp en de beleving. Op de locatie zelf staat een informatiebord.
Verschoven accent
De gesprekken met de buurt en met de brede projectgroep Diever op Dreef hebben geresulteerd in een programma van eisen. Dit is de basis voor het voorlopige ontwerp, waarbij de locatie van de voormalige gymzaal kan worden ingevuld met woningbouw. In de rest van het gebied is ruimte voor een groene invulling waarin ontmoeten, beleven en rust centraal staan. Er is voldoende plaats voor de weekmarkt, een multifunctioneel/geïntegreerd podium en parkeren. Tijdens het ontwerpproces is, door toevoeging van kunstenaar Jeroen Doorenweerd aan de werkgroep, (aangedragen door de stichting Village of Shakespeare) een andere kijk ontstaan op de invulling. Hierdoor is er een meer organisch geheel ontstaan en is het accent verschoven van de woningbouw naar de openbare ruimte. Het ontwerp is enthousiast ontvangen door de werkgroep en het college van burgemeester en wethouders.
Sociale woningbouw
Er is nog steeds ruimte voor sociale woningbouw. Er kunnen door Actium zes levensloopbestendige (slaap- en badkamer op de begane grond) huurwoningen worden gerealiseerd. Binnen het voorlopige ontwerp zijn concept stedenbouwkundige randvoorwaarden opgenomen. Hierbij is het uitgangspunt circulaire woningbouw. Het ontwerp voor de woningen wordt nog uitgewerkt.
’t Olde Schoelplein
De historische vereniging gemeente Diever heeft voor deze locatie de naam; ’t Olde Schoelplein, aangedragen. Het college heeft hiermee ingestemd. Op deze locatie hebben in het verleden meerdere scholen gestaan. Daarnaast is een schoolplein een ontmoetingsruimte voor jong en oud en kan er gespeeld en ontdekt worden. Dit past heel goed bij de toekomstige invulling.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie heeft de tien kleurenfoto’s van het braakliggende terrein van het afgebroken Dingspilhuus, het enige en echte warme hart van Deever, an de Heufdstroate in Deever, gemaakt op een tamelijk bewolkte donderdag 22 april 2021. Welke idioot neemt tegenwoordig nog foto’s van een braakliggend terrein in Deever, dat vroeger een bouwakker op de esch was, vòòrdat de tweede lagere school in Deever werd gebouwd ?
Het mag duidelijk zijn dat de Hoge en Lage Dametjes en Heertjes Van De Westenveldse Voorkant Van Het Grote Gelijk Van Enkel Nog Nieuwbouw Wijken Voor Ten Minste Twee Keer Modalers Voor Het Dorp Deever veel te weinig, goed beschouwd helemaal niets op heeft met sociale woningbouw. Waarom zou je je druk maken om betaalbare sociale huisvesting voor de minimumloner ?
De gemeente Westenveld schrijft heel grof in het bericht ‘er is nog steeds ruimte voor sociale woningebouw’; nota bene ruimte voor een karige zes levensloopbestendige huurwoningen. En dat terwijl op het braakliggende terrein ruimte is voor wel twintig deels levensloopbestendige circulaire duurzame klimaatbestendige fairtrade aardgasloze kooldioxideloze energieneutrale sociale huurwoningen. Die veertien huurwoningen zijn onder meer opgeofferd aan de bewijfelbare lepe belangetjes en lepe fratsjes van het stichtinkje Village of Shakespeare, in dienst van het optimaal commercieel uitbaten van de naam Shakespeare in Deever. Een erg verschoven en erg asociaal accent. Een zeer zwaar ongeneeslijk geval van Shakespearitis.
En de heemkunduge vurening uut Deever heeft zich met het bedenken van de onpassende eufemistische pseudo-historische nepnaam ’t Olde Schoelplein voor de aanstaande grote verspilde openbare ruimte weer eens voor het karretje laten spannen. Ditmaal voor een erg asociaal karretje.

Posted in Gemeente Westenveld, Shakespearitis | Leave a comment

Oersicht op ut oerolde hunnebedde bee Deever

In de bijna oerolde Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 13 juli 2012 verscheen het volgende belangwekkende bericht van de hand van de Deeverse krantencorrespondent over het opschonen van het oerolde hunnebed an de oerolde Grönnegerweg bee Deever.

Zicht op hunebed weer vrij
Diever – Vrijwilligers van de Historische Vereniging Gemeente Diever hebben deze week, in overleg met Staatsbosbeheer, een informatiebord geplaatst bij het hunebed van Diever. Met het plaatsen van het bord is het werk om het hunebed beter toegankelijk te maken, bijna afgerond. Met het opschonen van de omgeving van het hunebed aan de Groningerweg en het verplaatsen van het zitbankje, is de beleving van de bijzondere historische plaats geheel veranderd. Door enkele keien te verplaatsen, is het niet meer mogelijk om met de auto tot het hunebed te rijden. De vrijwilligers willen op korte termijn de grasklinkers bij de parkeerplaats nog schoon maken. Staatsbosbeheer plaatst nog een hekwerk voor het plaatsen van fietsen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Als gevolg van het verwijderen van enige bomen en struiken om het oerolde hunnebed an de Grönnegerweg is in 2012 vanaf de wegkant de zichtbaarheid van het oerolde hunnebed vergroot. Voorwaar een goed bedoelde vrijetijdsbesteding van enige vrijwilligers van de heemkunduge vurening uut ut lang neet oerolde Deever. Driewerf hulde: hulde, hulde, hulde. Bij de snoeiactie kwam voor de vrijwilligers flink wat hout voor de open haard en de houtkachel vrij.
De vraag is natuurlijk of deze snoeiactie de kans op vandalisme heeft verkleind ?
De redactie is groot voorstander van het nog verder opschonen, sterker gezegd volledig, maar dan ook volledig opschonen en kaal maken van het gehele terrein om het oerolde hunnebed, dus met inbegrip van het verwijderen van alle bomen, het verwijderen van die vervelende kermis van betuttelende borden en weg met dat zitbankje en weg met die grasklinkers en weg met dat hekwerk voor het plaatsen van fietsen en weg met die parkeerplaats voor auto’s, dus van het gehele terrein weer een echt oerveld maken voor de ultieme oerconsumptie van dit oerobject uit de oertijd van ver voor het ontstaan van het lang niet oerolde Deever.
De redactie is wel benieuwd wat de oervrijwilligers van het verpretparkiserende oermuseum in het lang niet oerolde verprutste gebouw met de naam Schultehuis aan de lang niet oerolde verloederende niet origineel Saksische brinQ van het lang niet oerolde Deever van dit voorstel voor een kwaliteitsimpuls vinden. Heeft het oerverleden wel een toekomst in de gemiente Deever ?
De redactie heeft bijgaande kleurenfoto van het oerolde hunnebed bij een laagstaand zonnetje in de ochtend van 2 januari 2017 gemaakt. Het had die ochtend een beetje gesneeuwd. Echt wel.

 

Posted in Deever, Grönnegerweg, Hunnebedde D52, Oudheidkunde, Toeristenindustrie | Leave a comment

Theo Rutgers speult Peer Gynt van Henrik Ibsen

De redactie van ut Deevers Archief heeft in het najaar van 2005 met veel zorg, plezier en voldoening de zo genoemde ‘historische kalender’ voor het jaar 2006 samengesteld voor de toen nog vele leden van de lokale heemkundige vereniging uut Deever. Het onderwerp van die kalender was ‘het Openluchtspel in de beginjaren van zijn bestaan’. Bijgaande tekst en afbeelding stonden op de bladzijde voor de maand april 2006 (grasmaand). 

Toneelvereniging Diever voerde in 1949 met veel succes het enige niet door William Shakespeare geschreven stuk in haar geschiedenis op. Het was het buitengewoon moeilijk speelbare stuk Peer Gynt van Henrik Ibsen.
De jonge zeer talentvolle dominee Theo Rutgers, die toen nog in de pastorie op de brinQ van Deever woonde, speelde de rol van Peer Gynt op fenomenale wijze.

Een krant beschreef de voorbereiding op het stuk van de eveneens zeer talentvolle Jantina Figeland als volgt:
In de herberg op de hoek (café Brinkzicht in Diever) stond een meisje te zemen. Naast haar op een tafeltje lag het opengeslagen boek ‘Peer Gynt’ van Henrik Ibsen. Zij wuifde naar de voorbijgangers en riep door de open deur dat zij terloops haar rol nog even doornam voor de voorstelling van die avond.

Busmaatschappij N.T.M. bood, vanwege het toen nog geringe particuliere autobezit, bezoekers van het openluchtspel gunstig geprijsd busvervoer.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie vindt het bijzonder jammer dat in het openluchttheater an ut Grunedal in Deever ná 1949 steeds maar weer, op weliswaar bijna perfecte wijze, een toneelstuk van William Shakespearer is opgevoerd.
Wat een monocultur, wat een gebrek aan toneeldiversiteit. Schotel het grote publiek maar weer een lekker stuk fast cultural food voor in het verpretparkiserende William Shakespeare Theatre an ut Grunedal. Succes verzekerd. Hoge luister- en kijkcijfers. Hoge inkomsten. Hoog rendement. Hoge beoordelingen in De Telegraaf ……

Waarom niet elk jaar een toneelstuk van een andere, zo niet grotere toneelstukkenschrijver dan Willem Schudspeer opgevoerd ? Denk aan schrijvers, zoals: Aischylos, Aristofane, Armando, Edward Albee, Benno Barnard, Samuel Beckett, Thomas Bernhard, Marian Boyer, Berthold Brecht, Gerbrand Bredero, Abe Brouwer, Jacob Cats, Hugo Claus, Samuel Coster, Noël Coward, Jan Decorte, Euripides, August Defresne, Don Duyns, Rainer Werner Fassbinder, Dimitri Frenkel Frank, Esther Gerritsen, John Galsworthy, Johann Wolfgang Goethe, Maria Goos, Ron de Graaf, Günther Grass, Andreas Gryphius, Paul Haenen, Peter Handke, Herman Heijermans, Gerben Hellinga, Lillian Hellman, Judith Herzberg, Pieter Corneliszoon Hooft, Victor Hugo, Henrik Ibsen, Tom Lanoye, Lope de Vega, Federico Garcia Lorca, Sarah Kane, William Somerset Maugham, Arthur Miller, Molière, Heiner Müller, John Nederlof, Pablo Neruda, William Jan Otten, Harold Pinter, Jean Racine, Wanda Reisel, Gerard Jan Rijnders, Jean Paul Sartre, Wim T. Schippers, Werner Schwab, George Bernard Shaw, Sophokles, August Strindberg, Koos Terpstra, Anton Tsjechov, Lot Vekemans, Joost van den Vondel, Ton Vorstenbosch, Alex van Warmerdam, Oscar Wilde, Tennessee Williams, Willem de Wolf, Karst Woudstra en zeer zeer vele anderen.

Abracadabra-476Abracadabra-552

 

Posted in Cultuur, Deever, Dorpskracht, Eup’mlogtspel, Historische kalender | Leave a comment

Bee de scheerboas in Deever

De redactie van ut Deevers Archief heeft van Lammert Joustra toestemming de door hem geschreven artikeltjes voor het papieren blad Opraekelen van de heemkundige vereniging uut Deever op te nemen in ut Deevers Archief. Bijgaande drie korte artikeltjes -voorzien van een korte inleiding van de redactie- zijn gepubliceerd in het papieren blad Opraekelen 03/4 (december 2003) van de heemkunduge vurening in Deever..

De redactie heeft Lammert Joustra uit Zuidwolde (Drente) bereid gevonden grappige herinneringen en voorvallen (annekedotes) uit de tijd dat hij in Deever kapper was op papier te zetten.
Hij begon in 1956 als leerling-kapper in de zaak van Geert Vierhoven an de Heufdstroate (tegenover de Wiba) in Deever. In de tijd dat hij leerling was, ging hij ’s maandagmiddags naar de vakschool in Grönning’n. Hij was tot in 1962 in dienst van Geert Vierhoven, toen nam Lammert de herenkapsalon van Geert over. Geert heeft toen nog een paar jaar bij Lammert gewerkt.
In 1965 begon Lammert zijn dames- en herenkapsalon in de voormalige Boerenleenbank an de Heufdstroate in Deever. In december 1991 heeft hij zijn zaak verkocht aan Wemmenhove, waarna hij naar Zuidwolde is verhuisd.
In sommige van zijn korte verhaaltjes worden om voor de hand liggende redenen geen namen van personen genoemd, maar misschien herkent iemand zichzelf of iemand uit zijn of haar familie.
In sommige verhaaltjes worden wel namen genoemd, maar dan gaat het om dorpsfiguren, zoals Geert Dekker, Harm (Haarm) Hessels, de gebroeders Mulder (Gaarke Bakker’s jongen) of Jans (Jansie) Grit.
Als lezers zich ook mooie of leuke voorvallen in de kapsalon herinneren, dan vernemen wij die graag ! De redactie zoekt ook foto’s van het interieur van de zaak !

Over kauwers van sigarentabak
Wij hadden klanten die tabak pruimden, we hadden ook klanten die op sigarentabak kauwden. We verkochten aan onze klanten ook sigaren per stuk (losse sigaren). Als in een doos een kapotte sigaar zat, dan verkochten we die aan een kauwer van sigarentabak. Die klanten keken zelf of in de dozen kapotte sigaren zaten.
Er was op een gegeven moment één bepaalde klant, die altijd kapotte sigaren vond. Bij andere klanten was dat veel minder het geval. Toen we bij hem iets scherper opletten, bleek ons dat zo gauw hij een doos open deed, hij dan met zijn duim op de sigaren drukte. Zo ‘vond’ hij steeds één of twee beschadigde of kapotte sigaren, die hij dan voor weinig geld kon kopen. Toen hebben we zelf maar weer de controle van de dozen ter hand genomen.

Over het in model knippen van haar
Op een keer kwam een jonge klant binnen met in zijn hand een briefje, waarop de instructie stond hoe hij moest worden geknipt. De moeder had het duidelijk opgeschreven. Er stond: “Gaarne model zo laten, recht van voor, schuin af, van achteren aflopend op.” Ze moet gedacht hebben dat het zo voor ons wel duidelijk zou zijn.
Ik begreep de tekst toch niet helemaal. Harm Hessels kwam juist de zaak binnen en ik vroeg hem om advies. Harm was bekend in Deever als fotograaf en adviseur. Harm las het briefje en zei: “Wat hier staat is mij volkomen duidelijk, maar ik kan niet knippen.”

Over het knippen van kinderen op woensdagmiddag
We knipten in onze kapsalon op woensdagmiddag kinderen voor een gereduceerde prijs. De reden daarvan was dat de kinderen op woensdagmiddag vrij van school hadden. Zodoende hadden we minder kinderen op andere dagen te knippen.
Op een woensdagmiddag voor de kerstdagen was het ontzettend druk. Er zaten en stonden wel tweeëntwintig kinderen te wachten op hun beurt. Geert en ik deden wie het snelste de kinderen kon knippen. We werkten razendsnel en pakten zelf de kinderen op en zetten deze in de stoel.
Ik pakte een jongen op, zette hem in de kinderstoel, sloeg hem het kaplaken om, knipte hem, deed hem het kaplaken af en zette hem weer op grond. Toen keek hij mij verwonderd aan en zei: “Ik moest niet geknipt worden, maar ik moet sigaretten hebben voor mijn vader.” Deze zaak is gelukkig zonder problemen opgelost en werd hij toch nog een betalende klant voor ons.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie heeft de kleurenfoto op woensdag 11 december 2019 gemaakt ten tijde van de uitvoering van het peperdure herbestratingswerk met de eufemisiische naam Diever op Dreef (in ut Deevers: Deever op Drift).
Geert Vierhoven had zijn kapperszaak in het pand waarvan op de kleurenfoto aan de linkerkant de voorgevel is te zien. De kapperszaak zat aan de rechterkant van het pand. De ingang zat rechts van het grote winkelraam, die ingang is later dichtgemetseld. 

Tekst bij de foto van Geert Vierhoven
Geert Vierhoven is geboren op 3 oktober 1902 in Deever en is overleden op 14 augustus 1985 in Deever. Hij had van 1945 tot 1962 een kapperszaak an de Heufdstroate in Deever. De herenkapsalon werd overgenomen door Lammert Joustra. Dorpsfiguur en dorpsfotograaf Harm (Haarm) Hessels is de maker van de foto van Geert Vierhoven.

Tekst bij de afbeelding van een deel van een bladzijde van het ‘opschrijfboek’
Een detail van een bladzijde uit het ‘opschrijfboek’ van de kapsalon; schulden van klanten werden vaak ‘opgeschreven’. In het begin van de zestiger jaren van de vorige eeuw kostte een pakje North State sigaretten f. 1,40, een pakje Stuyvesant sigaretten f. 1,50 en een doos Hofnar sigaren f. 2,80. Als de schulden waren afbetaald, dan werd een streep door de betreffende schuld gehaald. (document uit de verzameling van Lammert Joustra, Zuidwolde)

Posted in Alle Deeversen, Deever, Dorpsfiguur, Haarm Hessels, Heufdstroate, Neringdoende, Opraekelen | Leave a comment

Ut neeje Canadees’n monement in de Olde Willem

Reeds op 22 november 1999 bleek al direct bij de onthulling van het monument ter nagedachtenis van de omgekomen zeven bemanningsleden van een neergestorte Canadese bommenwerper van het type Halifax op 22 november 1943 in de bossen bij de Olde Willem, dat de gedenkplaat op de zwerkei veel te laag zat en dat de tekst op de gedenkplaat nauwelijks te lezen was. De aanwezigen bij de onthulling op 22 november 1999 moesten krom gaan staan of op de knieën gaan liggen en dan op twintig centimeter van de gedenkplaat met de leesbril op de punt van de neus de tekst proberen te oncijferen.
Pas na twintig jaren kwam het bestuur van de heemkundige vurening uut Deever plotseling achter dit vooral voor ouderen ergonomische probleempje. En zo kon het gebeuren dat vrijwilligers van de heemkundige vurening uut Deever omstreeks 22 november 2021 een vonkelnagelnieuw van roestig maar weervast staal gemaakt monument 2.0 bij monument 1.0 plaatsten, zie de afbeeldingen 1 tot en met 6. Zo te zien en in de praktijk door de redactie uitgeprobeerd is de lessenaar van monument 2.0 te laag, zie afbeelding 5. Toch niet op naar monument 3.0 ?
In de digitale Olde Möppeler (Meppeler Courant) is het bericht Historische Vereniging Gemeente Diever plaatst informatiepanelen te vinden.
De redactie citeert het volgende stukje tekst uit dit bericht: ‘Om financiële redenen hebben wij daar toen te kleine tekstplaatjes aangebracht.’ Dat is voor ut Canadees’n monement in de Olde Willem een dubieus en merkwaardig argument. Want wie rechts onder op de gedenkplaat op de zwerfsteen kijkt, die ziet toch duidelijk staan: Aangeboden door Koop Tjuchem b.v. Dus de heemkundige vurening uut Deever had geen financiële redenen te kiezen voor een te klein tekstplaatje. Niet de heemkundige vurening uut Deever, maar weldoener Koop Tjuchem b.v. heeft het tekstplaatje gesponsord. De redaksie wil dat gevallegie vedder moar blau blau loat’n.
De redactie citeert het volgende stukje tekst uit het bericht in de digitale Olde Möppeler (Meppeler Courant): ‘Het is geheel hufterproof’.’  Met ‘het’ wordt het paneel van weervast staal bedoeld, zie afbeelding 5. De redactie heeft sterk de indruk dat de zwerfsteen op zijn minst net zo bestand is tegen een aanval van vandalen als het paneel van roestig maar weervast staal.
In het kader van de door de Lage en Hoge Dametjes En Heertjes Van De Voorkant Van Het Ontzagwekkend Grote Circulaire Gelijk Van De Gemeente Westenveld omarmde politiek van het minimaal gebruiken van niet hernieuwbare grondstoffen en het maximaal hergebruiken van toegepaste materialen is monument 2.0 volledig en ten zeerste afgekeurd. Dat monument 2.0 is toch wel een klein blundertje van het bestuur van de heemkundige vurening uut Deever. Maar dat is gemakkelijk goed te maken.
De metselsdeskundologen onder de vrijwilligers van de heemkundige vurening uut Deever kunnen van plaatselijk verzamelde zwerfkeitjes een redelijk hoge mooi ogende sokkel onder de zwerfsteen van het monument maken. De gedenkplaatdeskundologen onder de vrijwilligers van de heemkundige vurening uut Deever kunnen gedenkplaat 1.0 van de zwerfsteen en gedenkplaat 2.0 van de lessenaar schroeven en vervolgens gedenkplaat 2.0 aan de zwerfsteen schroeven. Dan kan de vrijgekomen gedenkplaat van monument 1.0 en de vrijgekomen lessenaar van monument 2.0 elders uiterst nuttig circulair en duurzaam worden hergebruikt.
Maar het bestuur van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever zou natuurlijk ook voor het verwijderen van het door weldoener Koop Tjuchem b.v. gesponsorde monument 1.0 kunnen kiezen en dat verwijderen dan vooral stilzwijgend en zonder tamtam in de regionale pers te doen. Dan komt een einde aan de belachelijke en beschamende situatie aan de Hunterweg in de Olde Willem.

De tekst op de gedenkplaat van monument 1.0 en monument 2.0 luidt als volgt:
Op 22 november 1943 is op deze plaats een Halifax bommenwerper van de Royal Canadian Air Force neergestort. Het vliegtuig is om 19.00 uur aangeschoten door een Duitse jager. De Halifax B-11 LW-231 VR-F (F for Freddy) van het 419de squadron was die dag om 16.33 uur opgestegen van Middleton Saint George in Engeland. De vlucht bestond uit 776 bommenwerpers, waarvan 764 voor de aanval op Berlijn en 12 op Leverkusen.
De bemanning van de Halifax bestond uit:
Piloot : pilot officer William Langenbeck Hunter, geboren op 4 mei 1922 in Canada;
Waarnemer : luitenant Richard John Newman, geboren op 17 november 1922 in Canada;
Bombardier : sergeant Malcolm Archie Mc Kellar, geboren 19 april 1923 in Canada;
Draadloze telegrafist : sergeant George Alexander Howitson, geboren 7 februari 1922 in Canada;
Luchtkanonnier : warrant officer Joseph Alexander Lesage, geboren op 3 november 1921 in Canada;
Luchtkanonnier : sergeant George Alexander May, geboren 6 november 1924 in Canada;
Bemanningslid : sergeant Wilbert Blare Jones, 18 jaar, geboren te Crayford in Engeland.
De zeven omgekomen bemanningsleden liggen begraven op de algemene begraafplaats in Diever.
Bron: Historische Vereniging Gemeente Diever

Afbeelding 1
Het oude monument 1.0 ter nagedachtenis van de omgekomen zeven bemanningsleden van een neergestorte bommenwerper van het type Halifax van de geallieerden op 22 november 1943 in de bossen bij de Olde Willem.
Blijkbaar zijn na de onthulling van het monument op 22 november 1999 om de zwerfkei nog met behulp van zwerfkeitjes de vleugels van de Halifax-bommenwerper gesymboliseerd. Wie zat daar nou op te wachten ?
De redactie heeft de kleurenfoto gemaakt op donderdag 22 april 2021.


Afbeelding 2
De gedenkplaat op het oude monument 1.0 ter nagedachtenis van de omgekomen zeven bemanningsleden. De redactie heeft de kleurenfoto gemaakt op donderdag 22 april 2021.

Afbeelding 3
Het oude mounument 1.0 en het nieuwe monument 2.0 ter nagedachtenis van de omgekomen zeven bemanningsleden. De redactie heeft de kleurenfoto gemaakt op donderdag 22 april 2021.

Afbeelding 4
Het oude mounument 1.0 en het nieuwe monument 2.0 ter nagedachtenis van de omgekomen zeven bemanningsleden. De redactie heeft de kleurenfoto gemaakt op woensdag 11 mei 2022.

Afbeelding 5
Het nieuwe monument 2.0 van weervast staal ter nagedachtenis van de omgekomen zeven bemanningsleden. De redactie heeft de kleurenfoto gemaakt op donderdag 22 april 2021.

Afbeelding 6
De gedenkplaat op het nieuwe monument 2.0 van weervast staal ter nagedachtenis van de omgekomen zeven bemanningsleden. De redactie heeft de kleurenfoto gemaakt op donderdag 22 april 2021.

Posted in Canadees’n, de Olde Willem, Oorlogsmonement, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Un olde foto van de kaarke an de brink van Deever

Afbeelding 1
Fotograaf Adolph Joannes Mathias Mulder heeft de in afbeelding 1 getoonde foto gemaakt in augustus 1898.
Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort / Object 005482.
De hier zichtbare toren met kerkgebouw staat an de brink van Deever. Let daarbij vooral op de zeer bekend voorkomende voorgevel van het huis links naast de kerk achter de bomen. Boven het galmgat aan de westkant van de toren was geen wijzerplaat aangebracht. In die jaren was onder de toren geen toegangsdeur tot het kerkgebouw aanwezig.
Let vooral ook op de verticale zonnewijzer aan de rechterkant net onder de rand van het dak. Zie afbeelding 2. De wijzerplaat van de zonnewijzer is niet helemaal noord-zuid gericht. De foto zal omstreeks 14.00 uur zijn gemaakt. Deze zonnewijzer is helaas bij de grote restauratie in de vijftiger jaren van de vorige eeuw niet gerestaureeerd, dat is er wellicht bij ingeschoten, maar moet alsnog wel gebeuren. Zeg nou zelf, waar in Drente vind je een zonnewijzer tegen de muur van een kerkgebouw ?

Afbeelding 3
Fotograaf Adolph Joannes Mathias Mulder heeft de in afbeelding 3 getoonde foto gemaakt in augustus 1898.
Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort / Object 005481.
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed vermeldt bij object 005481 als locatie de hervormde kerk van Deever. De in afbeelding 3 zichtbare toren met kerkgebouw lijkt an de brink van Deever te staan, maar dat is niet juist. Let daarbij vooral op het huis links naast de kerk achter de bomen.
De redactie van ut Deevers Archief moet nog uitzoeken waar deze foto dan wel is gemaakt. Wellicht herkent een zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief om welke kerk in welke plaats het gaat ? De redactie verneemt het graag.

De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die ook nog steeds een verstokte liefhebber van afbeeldingen op papier is, kan de hier getoonde afbeeldingen 1 en 3 ook ten zeerste bewonderen op bladzijde 33 van het in juni 2020 verschenen papieren boekwerkje Opraekelen, Nr. 20/2, dat is samengesteld door vrijwilligers van de heemkundige vurening uut Deever. Maar ja, dan moet je wel in het bezit van dat papieren boekwerkje zijn of dat papieren boekwerkje bij iemand in kunnen zien.
De zeer gewaardeerde heren redacteuren van Opraekelen hebben waarschijnlijk een beetje zitten slapen en hebben klakkeloos de gegevens van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed bij de twee foto’s overgenomen en vermelden daarom dat op afbeelding 3 de hervormde kerk van Deever is te zien.

Afbeelding 1
Toren en kerkgebouw an de brink van Deever in augustus 1898.


Afbeelding 2
Zonnewijzer, detail van afbeelding 1.

Afbeelding 3
De hier afgebeelde foto is niet in Deever gemaakt.

Posted in Kaarke an de brink, Toor'n an de brink | Leave a comment

Ut Canadees’n monement in de Olde Willem

In de gratis huis-aan-huis versie van het regionale nieuwsblad Aanpakken van 24 november 1999 verscheen het bericht ‘Verongelukte Halifax blijft in de herinnering’. Zie afbeelding 1. Het regionale nieuwsblad Aanpakken is helaas eind 2007 ter ziele gegaan.

Gedenksteen om zeven Canadezen te herdenken – Verongelukte Halifax blijft in de herinnering
Wateren. ‘Ik hoorde een enorme dreun. Het dak van ons huis bewoog. Het leek wel alsof er een luchtballon naar beneden  kwam. Het was een vuurzee.’ Op 22 november 1943 zag de toen 9-jarige Ginus van der Velde vlak bij zijn huis een brandend vliegtuig neerstorten. De familie Van der Velde woonde bij de bossen tussen Wateren en Diever aan de zogeheten Pispot. Het vliegtuig dat naar beneden kwam, bleek een door een Duitse nachtjager getroffen Halifax bommenwerper van de Canadese luchtmacht. De zeven bemanningsleden, zeven Canadese militairen in de leeftijd van 18 tot 22 jaar, kwamen allen om. Ter nagedachtenis werd maandagmiddag in het bos een gedenksteen onthuld.
De Drentse kei met daarop een koperen plaatje met de namen van zeven slachtoffers staat niet op de plaats waar de Halifax neerstortte. ‘Dat was zeker 1500 meter verderop’, weet de nu 65-jarige Van der Velde uit Smilde. Vlak na de fatale crash gingen zijn vader Jan Albert en zijn oom Johannes Meines (beiden zijn inmiddels overleden) naar de plaats des onheils. Het wemelde er echter van de Duitse militairen. ‘Je mocht er niet heen’, herinnert Ginus van der Velde zich.
Vlak voordat de Halifax de grond raakte, wierp de vliegtuigbemanning volgens Van der Velde twee bommen weg. Die sloegen kraters in de Dieverse bodem. Op de plaats waar het vliegtuig verongelukte, moeten nog veel tastbare herinneringen in de grond zitten. ‘Ze hebben de motoren en andere onderdelen nooit weggehaald’, zegt Van der Velde, die bij de onthulling van het sobere monument aan het Hunterpad aanwezig was.
Dat de gedeksteen er staat, is vooral te danken aan de inspanningen van de Historische Vereniging in Diever. Burgemeester Anne Meijer onthulde het monument. Hij stond stil bij de Tweede Wereldoorlog en de bijna uitzichtloze situatie waarin ons land destijds verkeerde. ‘We hebben toen hulp gekregen van anderen. Van Amerikanen, Canadezen, Polen en Russen. Hulp die noodgedwongen gepaard ging met veel geweld, met heel veel slachtoffers en met veel menselijk leed. Veel jonge mensen hebben hun leven gegeven voor onze vrijheid’, aldus Meijer.
Zo ook de zeven jonge Canadezen die op de fatale datum om 16.33 uur waren opgestegen van Middleton St. George. De kist (officieel de Halifax B11 W231 VR-F F for Freddy) was onderdeel van een grote strijdmacht die door de R.A.F. in de lucht werd gebracht. In Engeland was het helder weer, maar boven het Europese vasteland lagen de wolken dicht opeengepakt. Het wolkendek gaf de vliegers de mogelijkheid om ongezien naar Duitsland te vliegen. Berlijn en Leverkusen waren het doelwit van de bommenwerpers.
Er was die nacht weinig tegenstand van Duitse nachtjagers. Door de bewolking konden die vrijwel niet opstijgen. De bemanning van de F for Freddy trof boven Drents grondgebied één van de weinige Duitse vliegtuigen die wèl het luchtruim had gekozen. De afloop was fataal. Van de 762 bommenwerpers die ’s middags waren opgestegen, keerden er twee niet terug op de basis. Eén van die twee was de F for Freddy.
De zeven Canadese militairen kregen een laatste rustplaats op het kerkhof in Diever. ‘Het is goed om te gedenken, gedenken betekent niet vergeten’, hield burgemeester Meijer de aanwezigen voor. ‘Wie zijn geschiedenis niet kent, kan niet volledig van zijn democratische vrijheid genieten. Een vrijheid waar we niet zuinig genoeg op kunnen zijn.’

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Direct na de onthulling in de stromende regen trok het monument veel bekijks.
Zie de afgebeelde foto in afbeelding 1.
De redactie herkent aan de rechterkant de man met de hoed, dat is wijlen dorpsfiguur, top-amateur-geschiedkundige en alles-verzamelaar Jans Roelof Tabak uut de Aachterstroate in Deever.
De man met baret, die diep gebukt voor de zwerfsteen de tekst op het kleine metalen gedenkplaatje probeert te ontcijferen, is oud-luchtmachtmedewerker A. Zandstra. Als de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief andere personen op de afbeelding herkennen, dan verneemt de redactie dat graag. De redactie zou graag willen weten wie de schrijver van het bericht is en wie de foto voor het bericht heeft gemaakt.
De redactie verwijst voor de volledigheid ook naar het bericht Monument Crash Halifax B11. W231 in de webstee Tracesofwar.nl.
Het monument bevindt zich aan het Hunterpad in de Olde Willem, achter de natuurcamping van Staatsbosbeheer, achter de zendmast en dan een stukje over het Hunterpad. Het monument is bereikbaar met de auto.

Afbeelding 1
Het artikel ‘Verongelukte Halifax blijft in de herinnering’ is op 24 november 1999 gepubliceerd in het nieuwblad Aanpakken.

Afbeelding 2
Gedenkplaat op de zwerfsteen aan het Hunterpad in de Olde Willem.
De redactie van ut Deevers Archief heeft deze zwart-wit foto op 14 februari 2001 gemaakt.

Afbeelding 3
Zwerfsteen met gedenkplaat aan het Hunterpad in de Olde Willem.
De redactie van ut Deevers Archief heeft deze zwart-wit foto op 14 februari 2001 gemaakt.

Posted in Canadees’n, de Olde Willem, Oorlogsmonement, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Un olde ansichtkoate van ut Onderdukershol

Het Onderduikershol van het verzet in de gemiente Deever uit de Tweede Wereldoorlog is te vinden aan de Wouwenaarsweg in de bossen van het landgoed Berkenheuvel. Marten Wouwenaar was de eerste boswachter van het landgoed Berkenheuvel. Mr. Albertus Christiaan van Daalen uit Bennekom, de eigenaar van landgoed Berkenheuvel, bedacht de naam Wouwenaarweg uit respect voor het werk van zijn eerste boswachter. Gemeente-architect Albert Wiglema is de ontwerper van de gedenksteen bij de ingang van het Onderduikershol. Het Onderduikershol is hier in de toestand na de eerste naoorlogse restauratie te zien.
De hier afgebeelde zwart-wit ansichtkaart met witte rand is in mei 1949 uitgegeven. De redactie van ut Deevers Archief weet nog niet bij welke neringdoende in Deever de ansichtkaart was te bekomen. De redactie weet niet zeker of dit de eerst uitgegeven ansichtkaart met een afbeelding van het Onderduikershol met gedenksteen is. Wie van de zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief kan hier uitsluitsel over geven ? De redactie van ut Deevers Archief is op zoek naar oude foto’s van het Onderduikershol uit de vijftiger en zestiger jaren van de vorige eeuw. Wie van de zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief kan de redactie helpen aan goede scherpe scans van die foto’s ?

Posted in Ansichtkoate, Landgoed Berkenheuvel, Onderduikershol, Oorlogsmonement, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Un patattie Sjeekspier eet’n an de Aachterstroate

De redactie van ut Deevers Archief is in de eerste maanden van 2021 – ten tijde van de coronapandemie – druk bezig geweest met het digitaliseren (scannen) van vele oude jaargangen van ut Deeverse Blattie (Weekblad voor de gemeente Diever, Van Goor’s Blattie). De redactie kwam bij het scannen van jaargang 1996 van ut Deeverse Blattie op bladzijde 6 van ut blattie van 4 juli 1996 de hier afgebeelde reclame voor un patattie Sjeekspier tegen. De redactie wil dit reclamebercht de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief uiteraard niet onthouden.
Eetcafé De Lanteern an de Aachterstroate in Deever maakte met dit bericht reclame ter gelegenheid van 51 jaren openluchtspel in het openluchttheater an de Heezeresch bee Deever.
Het was niet zo maar un patattie Sjeekspier in een putie, nee het was een heel bord vol patat met mayonaise, witte bonen in tomatensaus, gebakken spek, gebakken ei en sla. Voor een lekkere vette bek. De uitbaters van eetcafé De Lanteern hebben zich ongetwijfeld laten inspireren en beïnvloeden door het Engelse ontbijt dat William Shakespeare rond 1600 elke ochtend in Stratford aan de Avon gewend was te verorberen, alvorens de veer in de inktpot te steken. Patat Sjeekspier is een typisch, maar niet zo’n zwaar gevalletje van de in Deever steeds maar weer uitbrekende shakepearitis.
Un patattie Sjeekspier kostte f. 6,50, dat is omgerekend € 2,95. Da’s echt wel een prijs uit lang vervlogen tijden. Bij de uitbater van het Deeeverse patatmonopolie kost een normale patatje met mayonaise (half april 2021) al € 2,60.
Eetcafé De Lanteern an de Aachterstroate in Deever bestaat niet meer. In het pand is nu een woonhuis gevestigd. De redactie weet niet waarom de uitbaters van eetcafé De Lanteern zijn gestopt. Te weinig omzet ? Te lage winstmarge ? Te weinig toeristen ?  Te seizoensgebonden ? Te veel concurrentie ? Verkeerd verdienmodel ? De redactie heeft nog niet uitgezocht wanneer de uitbaters van deze onderneming in de toeristenindustrie zijn begonnen en wanneer zij zijn gestopt.
Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief kan de redactie helpen aan een scherpe scan van een mooie foto van eetcafé De Lanteern.

Posted in Shakespearitis, Toeristenindustrie | Leave a comment

Now ee’m over die rotzooi op ut gemientehuus

De redactie van ut Deevers Archief is ten tijde van de coronapandemie al een tijdje druk bezig met het digitaliseren (scannen) van zijn veel ruimte in beslag nemende papieren archief (papperrassie scannen en vervolgens dat papperrassie in de container voor het oude papier gooien), bestaande uit vooral veel dozen en veel mappen en veel ordners met veel foto’s, kranten- en tijdschriftenknipsels, reclamemateriaal, folders uut de gemiente Deever, en zo voort, en zo voort, en zo voort.
Tot dit grote karwei behoort ook het digitaliseren (scannen) van vele oude jaargangen van ut Deeverse Blattie (Weekblad voor de gemeente Deever, Van Goor’s Blattie). De redactie vond bij het scannen van jaargang 1999 van ut Deevers Blattie op bladzijde 3 van ut blattie van 21 januari 1999 het hier afgebeelde geschiedkundig en bestuurskundig waardevolle kleine krabbel van klokkenluider Klaas Kleine. De redactie wil dit bericht uiteraard niet onthouden aan de zeer gewaardeeerde trouwe bezoekers van ut Deevers Archief.

Kleine krabbel
“Wat heb je toch steeds te schrijven over die rotzooi op de zolder van het gemeentehuis ? En steggelen schrijf je niet met een g, maar met ch, stechelen dus.” Aldus een lezer over mijn laatste krabbel van vorig jaar. Eerst maar even in het woordenboek gekeken. Tot mijn ergernis staat daar stechelen. Maar na even doorlezen: ook wel steggelen. Gelukkig maar ! U was het misschien al vergeten, maar aan fouten maken heb ik een hekel.
Nou even over die ‘rotzooi’ op het gemeentehuis. Die ‘rotzooi’ bestond uit ongeveer zeventig stuks antieke gebruiksvoorwerpen, geschonken door inwoners van de vroegere gemeente Diever.
Om daar een oudheidkamer mee in te richten. Diever had het destijds hoog in z’n bol. De klokkeluiderswoning zou gerestaureerd worden en ingericht als oudheidkamer. In veel gemeenten in de buurt hadden ze ook zoiets en Diever wilde blijkbaar bijblijven. Sommige dingen gelukken in Diever wonderwel, maar met die oudheidkamer wil het niet vlotten. Prutswerk. Bij de gemeentelijke herindeling bleek dat er van al dat moois op de zolder van het gemeentehuis niets meer over was. De gemeente heeft het nooit weggegeven en over verkoop van de spullen is totnogtoe niets terug te vinden in het archief. Het moet dus mijns inziens gestolen zijn. Wie heeft er wel eens iemand met een dikke bobbel onder de jas het gemeentehuis zien verlaten ? Burgemeesters en wethouders in ieder geval niet. Althans, dat is de officiële lezing tot nu toe.
U kent allemaal wel de lotgevallen van Paul van Buitenen, die de knoeierijen in de Europese Commissie aan de kaak stelde. Een hoop geschut in het Europese Parlement, maar ach, de grap ging uit als een nachtkaars. En Paul van Buitenen ? Die werd daarvóór al naar huis gestuurd en zijn salaris werd gehalveerd. Over een paar weken weet niemand meer wie Paul van Buitenen is. Zulke kwesties lossen vanzelf op.
Erg vervelend voor het gemeentebestuur, maar in de kwestie van het verdwenen antiek is het niet mogelijk iemand op nonactief te stellen en zijn inkomen te halveren. Desalniettemin heeft het er veel van weg dat de vroede vaderen rekenen op het vanzelf oplossen van de affaire. Al een jaar ben ik bezig. Meters brieven, maanden op antwoorden wachten en uiteindelijk mondeling contact. Maar nee, even stevig zoeken naar mogelijke dieven zit er niet in. Zelfs een excuus van het gemeentebestuur aan de bevolking van Diever of aan de gevers van destijds kan er niet af. Het is maar dat u het weet. Geef nooit wat in bewaring bij de gemeente. Het kan ‘zomaar’ verdwijnen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie vond het destijds en vindt het ook nu nog steeds uiterst, maar dan ook uiterst merkwaardig, dat de door klokkenluider Klaas Kleine zo genoemde vroede vaderen – lees de top van het gemeentebestuur van de gemiente Deever of de gemeente Westenveld – destijds geen aangifte van diefstal van die zeventig antieke gebruiksvoorwerpen van de zolder van het gemeentehuis hebben gedaan. Na aangifte hadden die dieven kunnen worden opgespoord. Als na opsporing zou hebben gebleken dat die dieven ambtenaren van de gemiente Deever waren, dan hadden deze op staande voet kunnen worden ontslagen, niks op nonactief en niks inkomen halveren. 
Klokkenluider Klaas Kleine schreef in zijn kleine krabbel heel beleefd en heel eufemistisch dat het er veel van weg had dat de vroede vaderen rekenden op het vanzelf oplossen van die affaire. Anders en harder uitgedrukt: het stinkende brandende zaakje moest met turbospoed en in turbodraf de doofpot in.

Afbeelding 1 – De kleine krabbel van Klaas Kleine in ut Deeverse Blattie van 21 januari 1999.

Afbeelding 2 – Bericht in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 5 februari 1999.

 

Posted in Gemiente Deever, Klaas Kleine, Verdwenen object | Leave a comment

Kiender van de skoele op Woater’n in 1946

Achtenzestig leerlingen en twee onderwijzers (moest de skoele op Woater’n het doen met twee onderwijzers ?) van de openbare lagere school op Woater’n (an de aandere kaante van de bos) zijn in 1946 op het schoolplein bij de school op de foto gezet.
De foto is gemaakt in het warmere deel van het jaar; het was weer weer voor korte mouwen en weer weer voor korte broeken.
De redactie van ut Deevers Archief heeft alle maar dan ook echt alle hulp van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief nodig om achter de ontbrekende gegevens van de kinderen op deze foto te komen. Wie is bereid te reageren ?
De verstokte liefhebber van afbeeldingen op papier kan de hier afgebeelde foto van de kiender van de skoele op Woater’n in 1946 ook ten zeerste bewonderen op bladzijde 18 van het in 2008 verschenen papieren boekwerkje Diever, zoals het was in de voormalige gemeente, 1930-1980, dat is samengesteld door vrijwilligers van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever, zeg maar de heemkunduge vurening uut Deever. Maar tja, dan moet je wel in het bezit zijn van dat papieren boekwerkje of dat papieren boekwerkje bij iemand in kunnen zien.


1.  Anne Rooks
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

2.  Harm Groen
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

3.  Anne Dijkstra
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

4.  Piet Goettsch Azn.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

5.  Johan Goettsch Gzn.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

6.  Hilbert Oord
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

7.  Arie Stuiver
Zijn vader was werkman in de kaasmakerij van de zuivelfabriek ‘De drie gemeenten’ in Elsloo.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

8.  Johan van der Woude
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

9.  Evert-Jan Hummel
Hij is een zoon van het zeer kinderrijke echtpaar Molle Hummel en Geesje Kloesen.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

10.  Jan Werner Pol
Hij is een zoon van Harm Pol en Klaasje Schreuder. Hij is een oudere broer van The Incredible Doctor Pol.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

11.  Evert Arnoldus Goettsch Azn.
Hij is geboren op 20 januari 1934. Hij is overleden op 22 augustus 2014 op 80-jarige leeftijd in Elsloo.
Hij is begraven op de kaarhof an de Verwersweg op Zorgvlied.
Hij is een zoon van Arnoldus Goettsch en Margje de Vegt.
Gegevens moeten nog verder worden uitgezocht.

12.  Tjibbe Goettsch Gzn.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

13.  Juffrouw Naleke Bos-Evers
Zij is geboren op 9 juli 1893 in Noordwolde en is overleden op 27 december 1978.
Zij was getrouwd met Jan Geert Bos, die is geboren 17 augustus 1889 en is overleden op 3 oktober 1958.
Zij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog verder worden uitgezocht.

14.  Janna Hunneman
Zij was een zuster van Wijnand Hunneman en Hillie Hunneman.
Zij was getrouwd met Harm van Nijen.
Zij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

15.  Lena Meijerink
Zij is geboren op 15 mei 1937.
Zij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

16.  Sietske Visser
Zij is een dochter van winkelier Hidde Visser en Trijntje Dijkstra.
Zij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

17.  Klazina Groen
Zij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

18.  Aaltje de Vries
Zij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

19.  Baukje Donker
Zij is geboren op ..-..-1938. Zij is overleden op ..-..-2014.
Zij is een dochter van Jan Donker en Ida Schipper.
Zij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

20.  Hinderkien (Hennie) van Loenen
Zij is geboren op 17 maart 1932. Zij is op 76-jarige leeftijd overleden op 27 juli 2008.
Zij was getrouwd met Reint Veenstra.
Gegevens moeten nog verder worden uitgezocht.

21.  Berendina van Loenen
Zij is geboren op 6 mei 1937.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

22.  Annie Benthem
Zij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

23.  Roelie Mulder
Zij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

24.  Margje Goettsch Adr.
Zij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

25.  Geesje Hummel
Zij is een dochter van het zeer kinderrijke echtpaar Molle Hummel en Geesje Kloesen.
Zij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

26.  Hillie Mulder
Zij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

27.  Meester Hendrik Onstee
In de woning bij de school woonde meester Hendrik Onstee. Hij is geboren op 3 januari 1900 in de Wijk. Hij is overleden op 11 april 1977 op 77-jarige leeftijd in het Diaconessenhuis in Möppel. Hij was getrouwd met Jantje Otten. Zij is geboren op 22 augustus 1905 in Wapse. Zij is overleden op 17 december 1996 in Wapse.
Gegevens moeten nog verder worden uitgezocht.

28.  Leentje (Lena) Oostra
Zij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

29.  Annie Schipper
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

30.  Eefje Jongsma
Zij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

31.  Aaldert Dijkstra
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

32.  Geertje Dijkstra
Zij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

33.  Alberdina Wieldraaier
Haar vader was boer.
Zij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

34.  Rennie Mailly
Haar vader werkte op de zuivelfabriek in Elsloo.
Zij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

35.  Janna (Jannie) Wever
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

36.  Janke Tjassing
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

37.  Klaasje Hummel
Zij is een dochter van het zeer kinderrijke echtpaar Molle Hummel en Geesje Kloesen.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

38.  Sietske Krans
Zij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

39.  Anneke Veldmeier
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

40.  Marietje Mulder
Zij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

41.  Klaasje Hunneman
Zij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

42.  Rensje Goettsch Gdr.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

43.  Margje Tjassing
Zij is een dochter van Franke Tjassing en Tinie Boerhof.
Zij is getrouwd met Egbert Marinus Urff, die ook op deze foto staat.
Zij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

44.  Hendrikje (Hennie) Hof
Zij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

45.  Sijke de Vries
Hij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

46.  Hillie Terpstra
Zij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

47.  Albert (Appie) Groen
Hij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

48.  Marcus Hof
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

49.  Hendrik (Henk) Goettsch Azn.
Hij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog verder worden uitgezocht.

50.  Martinus Hummel
Hij is een zoon van het zeer kinderrijke echtpaar Molle Hummel en Geesje Kloesen.
Hij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog verder worden uitgezocht.

51.  Albert Oostra
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

52.  Tjibbe Visser
Hij is een zoon van winkelier Hidde Visser en Trijntje Dijkstra.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

53.  Johannes de Vries
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

54.  Sijbrand Groen
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

55.  Jacob Donker
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

56.  Albert (Appie) Ekkels
Hij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

57.  Rinke Betten
Hij is geboren in juni 1936 op Zorgvlied. Hij is een zoon van Andries Betten en Tjitske Pijpstra.
Hij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog verder worden uitgezocht.

58.  Edy (Eddie) Jongstra
Hij is geboren in 1934. Hij was een goede amateur-wielrenner. Hij was ondermeer kampioen van de vier noordelijke provincies. Hij is een zoon van Eesge Jongstra en Trijntje Hoekstra.
Hij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog verder worden uitgezocht.

59.  Henk Pluim
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

60.  Jelke de Boer
Hij woonde in de boerderij waar eerder Fokke Dieuwko Lindeboom woonde.
Hij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

61.  Piet Jongsma
Hij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Hij is een broer van Eefje Jongsma.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

62. Jacob Oostra
Hij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

63.  Ko Stuiver
Zijn vader was werkman in de kaasmakerij van de zuivelfabriek ‘De drie gemeenten’ in Elsloo.
Hij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

64.  Foeke Albert Dijkstra
Hij is geboren in de week van 7 maart tot en met 13 maart 1939 op Zorgvlied.
Hij is een zoon van Keimpe Dijkstra en Ardiana van Olphen.
Hij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog verder worden uitgezocht.

65.  Sieger de Vries
Hij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog verder worden uitgezocht.

66.  Harm Hummel
Hij is een zoon van het zeer kinderrijke echtpaar Molle Hummel en Geesje Kloesen.
Hij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

67.  Jurrie Meijerink
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

68.  Piet Meijerink
Gegevens moeten nog worden uitgezocht.

69.  Egbert (Eb) Marinus Urff
Hij is getrouwd met Margje Tjassing, die ook op deze foto staat.
Hij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog verder worden uitgezocht.

70.  Cornelis (Cor) Goettsch Azn.
Hij is geboren in de week van 26 maart tot en met 1 april 1940 op Zorgvlied.
Hij is een zoon van Arnoldus Goettsch en Margje de Vegt.
Hij staat ook op de schoolfoto uit 1948.
Gegevens moeten nog verder worden uitgezocht.

Posted in Woaterse skoele | Leave a comment

Ut jonkvolk van Deever hef wè wat te weins’n

In de Meppeler Courant (de Olde Möppeler) van 30 november 1970 verscheen het volgende bericht over de plannen voor een nieuw te stichten gemeenschapshuis, dat na de bouw de naam het Dingspilhuus kreeg.

Voor gemeenschapshuis
Jeugd van Diever dient verlanglijst in
De jeugd van Diever kon vrijdagavond op de cultuurzolder van het gemeentehuis te Diever haar mening geven over de plannen van een nieuw te stichten gemeenschapshuis. In totaal waren 70 van de 350 genodigden aanwezig. De bijeenkomst stond onder leiding van de heer K. de Vries, van de raad voor jeugdaangelegenheden in Drenthe.
‘Als de jeugd zegt dat er een gemeenschapshuis moet komen, dan moeten ze ook maar zeggen hoe het er uit moet zien’, aldus de heer de Vries.
Volgens de aanwezige jongelui moeten de volgende ruimten in het gemeenschapshuis worden geprojecteerd:
1. een dancing;
2. een koffiebar;
3. een ruimte waar men kan sporten zonder lid te zijn van een vereniging;
4. een zaaltje voor films;
5. een ruimte om creatief bezig te zijn;
6. een zaal voor biljarten, tafeltennis, enzovoort;
7. een ruimte voor een goede beatband;
8. een ruimte voor cursussen;
9. een ruimte waar overnacht kan worden, bijvoorbeeld in vakantietijd.
Deze ruimte zal speciaal zijn voor jongeren, die op doortocht zijn, die niet in een jeugdherberg of camping willen overnachten.
Volgens de heer de Vries zijn al deze ruimten met een beetje goede wil in één gebouw onder te brengen.
Er waren verschillende jongeren, die graag een gesprek met de architect, de heer Kalfsbeek uit Borger wilden hebben. Er werden 10 jongeren in de zaal aangewezen, die 15 december met de werkcommissie en de architect rond de tafel gaan zitten.
De heer de Vries merkte op dat er in Drenthe verscheidene dorpshuizen staan, maar dat het nog nooit is gebeurd, dat een gemeente zijn jeugdige inwoners heeft gehoord, hoe een gemeenschapshuis er nu eigenlijk moet uit zien.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie kwam bij het digitaliseren (scannen) van dozen met papieren knipsels uit de Olde Möppeler (Meppeler Courant) bijgaand verbazingwekkende berichtje tegen.
Watte ?? Ehhh ?? Mocht de Deeverse jeugd bij het ontwerp van het Dingspilhuus zijn verlanglijstje indienen als ware het een lijstje voor Sinterklaas en mochten zij zomaar ook een paar uurtjes meemompelen en meebrabbelen met de werkcommissie van Lage En Hoge Dametjes En Heertjes Van Het Sociaal-Culturele Gelijk Van De Gemiente Deever en de architect ?
Inspraak ? Het effect van het democratiseringsgolfje in de zestiger jaren van de vorige eeuw ? Waar een benepen gemientebestuur zich zoal groot in wilde achten. Inspraak ? Nee dus. Vergeet het maar.
Kreeg de bepaald niet verwende Deeverse jeugd alle cadeautjes die op het verlanglijstje stonden.?
Dat 
valt ten zeerste te betwijfelen, maar is niet meer ter plekke te toetsen, want ut Dingspilhuus, ut ienugge waarme hart van Deever is helaas afgebroken. Maar het ongewilde koude Hart van Deever op de Westeresch kan wel getoetst worden aan het zeer realistische verlanglijstje van de Deeverse jeugd,

Posted in Cultuur, Deever, Dingspilhuus | Leave a comment

Ut beeld Ut Behagen kö’j vanof de weg neet seen

De redactie van ut Deevers Archief vindt bij het digitaliseren van zijn papieren archief (papperrassjus scannen en vervolgens die papperrassjus in de container voor het oude papier gooien), bestaande uit vooral veel dozen en veel mappen en veel ordners met veel foto’s, kranten- en tijdschriftenknipsels, reclamemateriaal, folders uut de gemiente Deever, en zo voort, en zo voort, en zo voort, zo nu en dan een door hem belangwekkend geacht bericht.
In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 1 september 1999 verscheen bijgaand bericht over de onthulling van het dubbelbeeld ‘het Behagen’ bij het bedrijf Heluto an de weg tuss’n Deever en de Deeverbrogge. De redactie wil dit bericht met name vanwege het twintigjarige jubileum van het dubbelbeeld ‘het Behagen’ in september 2019 de trouwe bezoekers van ut Deevers Archief uiteraard niet onthouden

Fraaie plaats voor ‘Behagen’ langs het fietspad
Bedrijfsjubileum: kunstwerk voor Diever
Diever – ‘We staan hiet vanmiddag in feite door een actie van het personeel, dat haar waardering wil uitspreken over het bedrijf. Een werkgever die goed is voor haar personeel is dan ook lovenswaardig. Samen bent u sterk en dat leidt tot een beter produkt en dat is een visie die mij aanspreekt’. Dat zei burgemeester Anne Meijer van Westerveld toen hij maandagmiddag in Diever een kunstwerk onthulde.
Het is een schepping van kunstenaar Charles Henri de Vries, beeldend kunstenaar uit Meppel. Het beeld ‘het Behagen’ moet het behaaglijke binnenklimaat symboliseren dat bij het bedrijf Heluto heerst. Het kunstwerk is een kado van het personeel aan de direktie vanwege het 30-jarig bedrijfsjubileum van het Dieverder bedrijf.
Al eerder werden bedrijfsjubilea opmerkelijk gevierd, want ter gelegenheid van het zilveren jubileum ging men met het hele personeel op reis naar Curacao. ‘Geen dure receptie voor genodigden, want wij doen dit als personeel allemaal samen. Vandaar deze grote personeelsreis’, stelde de direktie indertijd.
Ditmaal koos men dus voor een mooi kunstwerk. Het is langs het fietspad van Dieverbrug naar Diever geplaatst en werd daardoor ook een kado voor de bevolking. Al fietsend van Dieverbrug naar Diever of omgekeerd passeert men het 1.80 meter hoge kunstwerk.
Twee beelden
Na het aanbieden van het kado was er een barbequefeestje voor de ongeveer 50 mensen die bij het bedrijf in Diever werken. ‘En we zijn bezig ons te certificeren, dus misschien komt er aan het eind van het jaar nog eens een feestje.’, zegt direkteur Geert Room.
De uitvoering, die de kunstenaar koos voor ‘het Behagen’ is uitgedrukt in twee beelden: de ene persoon spreidt behaaglijk een doek uit over de ander. Het behaaglijke is gekozen, omdat het bedrijf naam heeft gemaakt in een behaaglijke omgeving door een goed omgevingsklimaat met voldoende warmte en voldoende frisse lucht.
‘Slechts één procent van de 6 miljoen woningen in Nederland voldoet aan de normen voor binnenluchtkwaliteit’, stelde Heluto indertijd op haar offertemap, waarmee duidelijk werd gemaakt dat men zich heeft gespecialiseerd in luchtverwarming en uitgebalanceerde ventilatie. Volgens Meijer is het uniek dat men bij elke klant zoekt naar het meest geschikte systeem en dat elk personeelslid daarin kan meedenken. Dat werkt motiverend en is volgens de burgemeester de juiste filosofie voor succes.
Heluto maakt sinds 1978 deel uit van de club van installatiebedrijven, de KNG (Klimaatgroep Nederland), waarin ideeën en kennis worden uitgewisseld. Men probeert door kennis uit te wisselen samen tot betere prestaties te komen. Met haar systeem van uitgebalanceerd ventilatie, warmteterugwinning, kostenbesparing en maximaal woon- en werkcomfort maakte het Dieverder bedrijf ook naam in de VS. De NOM, de Noordelijke Ontwikkelings Maatschappij droeg het bedrijf indertijd voor als voorbeeldbedrijf.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Het bericht in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) is toch wel een merkwaardig bericht. De voorzitter van de personeelsvereniging van het bedrijf Heluto wordt in het bericht niet genoemd en dat was toch wel de man om het beeld namens het personeel aan de eenkoppige directie aan te bieden. Het personeel zelf komt ook niet aan het woord. In het bericht wordt ook niet duidelijk of de eenmansdirektie van het bedrijf Heluto blij was met het kunstwerk.
Het toch wel erg realistische dubbelbeeld ‘het Behagen’ is vanaf het fietspad Deever-Deeverbrogge, goed verscholen in een klein paradijsje achter dicht struweel en wuivend riet, in zijn geheel niet te zien.
En wilde V.V.D.-burgemeester Anne Meijer zomaar het toch wel erg realistische dubbelbeeld ‘het Behagen’ onthullen, of stelden De Lage En Hoge Dametjes En Heertjes 
Van Het Absolute Puriteinse Behoudende Gelijk Van De Gemeente Westenveld daarbij als voorwaarde dat het dubbelbeeld niet zichtbaar mocht zijn vanaf de openbare weg en daarom discreet verdween in een paradijselijke omgeving achter dicht struweel en wuivend riet ?
In het bericht worden allerlei zaken aangehaald die helemaal niets met het onderwerp hebben te maken, maar meer lijken te dienen voor het opschroeven van de geldelijke vergoeding van de krantencorrespondent van dienst.
De kunstenaar Henri Charles de Vries uut Möppel, die werkte onder de schuilnaam Charles Henri, is de maker van het dubbel
beeld ‘het Behagen’. Kreeg hij een dubbelhonorarium voor een dubbelbeeld of matste hij de personeelsvereniging van het bedrijf Heluto en vroeg hij slechts een enkelhonorarium voor het dubbelbeeld ?
Bij het bericht in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) is geen foto van het dubbelbeeld ‘het Behagen’ geplaatst.
Op de bladzijde van Charles Henri in de online-encyclopedie Wikipedia is ook nog geen foto van het dubbelbeeld ‘het Behagen’ te vinden.
Op de luchtfoto van het bedrijf Heluto, die te zien is in de webstee www.heluto.nl, is het dubbelbeeld ‘het Behagen’ niet te onderscheiden.
In de webstee www.groenengroei.nl zijn wel enige belangwekkende gegevens van de kunstenaar Charles Henri te vinden, maar geen foto van het dubbelbeeld ‘het Behagen’.
De webstee www.drenthekunstbreed.nl toont een soort van enigszins kuise versie van het toch wel erg realistische dubbelbeeld ‘het Behagen’.
De redactie van ut Deevers Archief zag zich daarom toch wel een beetje genoodzaakt tijdens een fietstochtje even bij het bedrijf Heluto af te stappen en achter het dichte struweel en het wuivende riet te kijken, teneinde van de twee toch wel erg realistische beelden op een roestige sokkel van weervast staal aan de rand van een goedgevulde goudvissenbadkuip op maandag 27 juli 2019 bijgaande twee realistische kleurenfoto’s te maken.
Is het dubbelbeeld ‘het Behagen’ opgenomen in de plaatselijke kunstwerkenroute ? 

Posted in Beeld, Kuunst in de gemiente Deever | Leave a comment

Anne Mulder spreuk as ièste in un eup’mlochtspel

De redactie van ut Deevers Archief kreeg in de jaren 2000-2008 bij zijn bezoeken aan wijlen Anne Mulder – een Deeverse uut de Aachterstroate – die eerst an de Kloosterstroate in Deever, daarna in Gasselte en later in Assen woonde – steeds van hem verhalen, schrijfsels, artikelen, krantenknipsels en documenten over Deever ter hand gesteld met de bedoeling deze voor hem al dan niet in geredigeerde vorm te publiceren.
Het is de redactie bij het leven van Anne Mulder helaas niet gelukt al zijn Deeverse documenten in het papieren blad Opraekelen van de heemkundige vereniging uut Deever te publiceren, dan maar posthuum – en met alle respect – en beetje bij beetje opnemen in
ut Deevers Archief.
Tussen de documenten zat ook een door hem zelf getypt verhaaltje met correcties – zie bijgaande afbeelding – over het eerste openluchtspel in Deever en zijn eigen rol als hertog Theseus in dat openluchtspel.

Waarom Shakespeare-toneel in Diever ?
De arts L.D. Broekema, die in juli 1945 huisarts te Diever werd, voelde veel voor toneelspel. Een toneelvereniging werd opgericht met Broekema als regisseur. Als eerste toneelstuk werd ‘de verdwenen ring’ van Jan Fabritius gespeeld.
Maar in dat stuk speelde maar een deel van het grote ledental mee. Vandaar dat dokter Broekema voorstelde een openluchtspel uit te voeren waar iedereen bij betrokken was. Het werd een midzomernachtsdroom van William Shakespeare (leefde van 1564 tot 1616 in Stratford upon Avon in Engeland). De eerste opvoering vond plaats op 31 augustus 1946.
Ik ga er prat op dat ik de allereerste woorden van de Dieverse openluchtspelen heb gesproken, namelijk als Theseus, hertog van Athene.
Sedertdien zijn steeds stukken van Shakespeare opgevoerd, behalve in 1949 toen ‘Peer Gynt’ van de Noorse schrijver Hendrik Ibsen werd gebracht.
Dokter Broekema werd na zijn overlijden opgevolgd door Wil ter Horst, die de regie na vele jaren in 1999 heeft overgedragen aan Jack Nieborg uit Groningen.
Was dokter Broekema de grote stimulator, er is in Diever nog een andere welkome omstandigheid die de spelen mogelijk maken. Dat is de HAVO/MAVO-scholengemeenschap. Een aantal leerkrachten speelt steeds in de stukken mee.
Handige Brabanders hebben op de bekendheid ingespeeld door van het reeds bestaande restaurant aan de Achterstraat in Diever een specialiteiten-restaurant met de naam ‘The Shakespeare’ te maken.
Een beeldje achter de Hervormde Kerk in Diever stelt een scene uit ‘een midzomernachtdroom’ voor, waarin handwerkslieden optreden. Deze scene is bedoeld als een spotternij op het amateurtoneel. Titiana, de elfenkoningin, wordt gekust door een ezel.
En toch de voornaamste spreuk uit ‘de droom’ is: ‘En nooit is iets verkeerd of ongepast wat eenvoud in oprechte ijver biedt’. Deze spreuk kan immers worden toegepast op het amateurtoneel !. Het is zelfs de lijfspreuk van de toneelvereniging Diever geworden.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief

Anne Mulder speelde in 1946 de rol van Theseus, hertog van Athene.
In het in 1980 uitgegeven 1264 bladzijden tellende standaardwerk ‘The complete works of William Shakespeare’  van W.J. Craig is te lezen dat in scene 1 van akte 1 hertog Theseus als eerste aan de beurt is zijn mond open te doen en de volgende tekst uit te spreken:

Now, fair Hippolyta, our nutial hour
Draws on apace: four happy days bring in
Another moon; but O ! methinks how slow
This old moon wanes; she slingers my desires,
Like to a step-dame, or a dowager
Long withering out a young man’s revenue.

Regisseur en dorpsdokter Ludolf Dirk Broekema gebruikte in 1946 voor de opvoering van ‘een midzomernachtsdroom’  van William Shakespeare de mooie Nederlandse benadering van Leendert Burgersdijk uit 1880. Het ligt wel voor de hand aan te nemen dat Anne Mulder deze benadering declameerde:

Thans komt, Hippolyta, ons huwlijksuur
Met spoed nabij. Vier blijde dagen brengen
Een nieuwe maan, maar O! wat talmt die oude
Met af te nemen! Wat ik vurig wensch
Vertraagt ze, dralend als een weduwvrouw,
Die van haars stiefzoons renten ’t leven rekt.

Jan Jonk probeerde deze Engelse tekst als volgt te benaderen:

Ons huwelijksuur, mooie Hippolyta 
Nadert nu snel; vier dagen is het nog maar
Tot nieuwe maan: maar, O, hoe langzaam
Neemt de oude af! Zij tempert mijn verlangen, 
Zoals door stiefmoeder of douairière
Het kindsdeel langzaam wegteert van de zoon.

Koos Terpstra benadert de Engelse tekst als volgt:

Het duurt niet lang meer, Hippolyta, voor
We gaan trouwen. Nog vier dagen,
Maar alle mensen wat duurt het lang voor die tijd
Voorbij is! Ik wil maar één ding
En het duurt en het duurt maar. Het voelt als zo’n
Ellenlange zondagmiddag toen ik 8 was

En zo zijn nog wel tientallen arrogante of gedreven toneelfreaks en eigenwijze zelfverklaarde anti-dikdoenerige amateurtoneelregisseurs te vinden die gemeend hebben voor die prachtige schier onvertaalbare teksten van die vermaledijde Willem uit Stratford aan het riviertje de Avon in het Engelse graafschap Warwickshire met een betere en meer eigentijdse Nederlandse benadering dan die van de fraai besnorde dr. L.A.J. Burgersdijk uit 1880 op de proppen te moeten komen. De redactie verontschuldigt zich nederig voor de lengte van deze bepaald niet Shakespeariaanse zin.

Posted in Alle Deeversen, Cultuur, Deever, Eup’mlogtspel | Leave a comment

Wie bakt ur now nog rechthookugge knieperties ?

In de Provinciale Drentsche en Asser Courant van 30 december 1886 verscheen het volgende berichtje over de oeroude traditie van ut knieperties bakk’n teeg’n ut olde joar.

De laatste dagen van het jaar leveren in de Drentsche dorpen in den regel een eigenaardige drukte op door het nieuwjaarskoeken bakken. Stapels dezer koeken worden in de meeste gezinnen gebakken en wel van roggen- of gerstenmeel.
Dagen te voren zijn de nieuwjaarskoeken-ijzers ter leen gevraagd door diegenen, die deze voorwerpen niet bezitten, en hen, die twee of drie ijzers tegelijk willen gebruiken en er slechts één bezitten. Het bij de dorpelingen veelal in toepassing gebrachte “dienst om wederdienst” doet zich vooral bij dit gebruik voor.
De nieuwjaarskoeken-ijzers zijn meestal zeer oud. Onze voorouders bakten geen ronde, doch langwerpig vierkante koeken. Hunne bakijzers zijn meestal zoodanig veranderd, dat men er thans ronde koeken in bakt. Dit soort ijzers zijn de oudste. Zij zijn voor het merendeel van het begin dezer eeuw, blijkens de daarin staande jaartallen, die men op de gebakken koeken terugvindt, gelijk ook de namen der toenmalige eigenaren.
Het eten van nieuwjaarskoeken is dus een goede gelegenheid om het aandenken aan het voorgeslacht te verlevendigen. de oorsprong van het nieuwjaarskoeken bakken verliest zich in het grijze verleden. De overlevering weet daarvan niets meede te deelen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie kwam in het berichtje wel de term ‘langwerpig vierkante koeken’ tegen; de schrijver van het bericht zal bedoeld hebben ‘langwerpige rechthoekige koeken’.  

De redactie herinnert zich zeer goed dat zijn moeder aan de keukentafel voor al haar kinderen grote hoeveelheden knieperties bakte, niet in een smeedijzeren knijpijzer, maar met een elektrisch rond bakijzer. De knieperties werden na het afkoelen bewaard in grote luchtdicht afsluitbare blikken, dan werden ze niet slof. Ze bakte van het beslag platte ronde knieperties. Een deel van de platte ronde knieperties rolde ze direct na het bakken op met behulp van een stukje pijp van plastic.Die opgerolde knieperties noemden we rülegies.
De redactie weet niet of in de verwesterende en verdrentenierende gemiente Deever de oeroude traditie van ut sölf knieperties bakk’n nog bestaat. De redactie is op zoek naar een echt oud Deevers recept voor het bakken van knieperties. De redactie verneemt het graag van de trouwe bezoekers van ut Deevers Archief.

Posted in Traditie | Leave a comment

De fumilie Halman woonde op Woater’n en Zorgvliet

De redactie van ut Deevers Archief ontving van Frank Halman bijgaand interview van Greta Heesterbeek-Halman.. Hij is een zoon van Bernardus Valentinus Halman (zie een in 1925 gemaakte foto van leerlingen van de skoele op Woater’n), die een zoon is van Johannes (Johan, Jan) Halman. De familie Johannes Halman heeft in de periode mei 1908 – maart 1924 op Zorgvlied gewoond. Greta Heesterbeek-Halman is Margaretha Bernardina Halman, een tante van Frank Halman. De redactie is de heer Frank Halman bijzonder erkentelijk voor het toezenden van dit bericht. De redactie heeft de tekst van het interview in enige mate aangepast en chronologisch geordend. 

Greta Heesterbeek-Halman vertelt over haar ouders Jan Halman en Griet Brinkmann
Ten tijde van het interview was Greta in de tachtig en sprak met een licht Brabants accent. Soms, als de herinneringen bovenkomen, dan kwam in haar stem de oude Zorgvliedse tongval weer boven.
Mijn vader Jan Halman was in 1899 als 18-jarige al slim op Grietje Brinkmann. Maar Grietje moest hem niet. Dus gooide mijn vader de kop in de wind, want hij was een stijfkop …
Hij ging toen als boerenknecht naar Duitsland. Mijn vader heeft het goed gehad in Duitsland. Hij vertelde dat hij net zoveel melk kon drinken als hij wilde. Mijn vader is zeker een paar jaar in Duitsland geweest. Hij vertelde dat de Duitse boer verbaasd was over de melkproductie: “Wat doe je toch met die koeien ? Ze leveren veel meer melk dan als ik voor ze zorg.” Mijn vader gaf de koeien op een andere manier voer: “Met bieten en zo.” Ja, ze waren in Duitsland best tevreden over hem.
Mijn zus Hannie heeft nog een kaart, die vader Jan uit Duitsland heeft gestuurd aan mijn moeder Griet in Zorgvlied. Hij was haar al die tijd niet vergeten.
Na een paar jaar kwam hij terug in Zorgvlied en toen werd het toch echt iets tussen Grietje en hem. Toen hij verkering met haar had, is hij een keer afgebatterd door jongens uit het dorp. Dat ging vroeger zo. Hij kwam zelf niet uit Zorgvlied. Hij kwam uit Steggerda.
Later is zijn moeder en zijn enige broer ook van Steggerda naar Zorgvlied gekomen. Dat was mijn grootmoeder Cathrina Voklage. Moeder vertelde dat ze zelf acht zusters en een broer had. Die ene broer was oom Volkert, die was zo klein bij de geboorte dat hij wel in een klomp paste.
Eerst woonden we in een boerderijtje aan de Zandlaan. Mijn vader was een goede, maar wel een driftige man. Ik weet nog, toen woonden we nog op de boerderij, dat hij de varkens moest voeren in de grote boomgaard. Die varkens liepen hem steeds tegen de benen aan. Toen werd mijn vader een keer zo kwaad dat hij de hele emmer slobber op het land gooide in plaats van in de bak waaruit de beesten moesten eten.
Vandaar zijn we verhuisd naar de bakkerij. Eigenlijk was hij geen bakker, maar hij had een oude bakkerij gehuurd. Hij ging zelf met paard en kar de omgeving van Diever rond om brood te bezorgen. In de winter haalde hij een hele grote slee tevoorschijn en zette het paard op scherp. Dan stapelde hij brood op de slee en ging zo bij de mensen langs.
Mijn zusje is nog daar in Zorgvlied gestorven. Zondags gingen we naar het kerkhof. Onderweg naar het kerkhof hingen we flessen in de berkenbomen. Dat was om berkenwater te tappen wat we voor het haar gebruikten. Bij het kerkhof was een beukenhaag, waar we jonge vogeltjes uit het nest haalden om deze te bekijken. Daarna zetten we de vogeltjes weer terug in het nest. We gingen samen met de neven en nicht Emy van ome Volkert.
Mijn moeder was trouwens ook heel pienter, heel slim. Zij was ook erg praktisch. Dat had ze allemaal van haar moeder geleerd. Die wist voor alle kwaaltjes een middel. Tante Anna had suikerziekte. Zij diende bij de familie Verwer. Op een dag kwam ze thuis, omdat ze niet meer kon lopen, ze was met het rijtuig thuisgebracht. Toen ging mijn grootmoeder, ze had een heel oud receptenboekje, kijken naar iets voor opgetrokken pezen en zenuwen. In het boekje stond dat ze peren moest zoeken en die op brandenwijn zetten. Daar werd tante Anna mee ingesmeerd. “Je kunt het geloven of niet,” zei moeder, “na een week kon ze weer om de tafel heen lopen.” Dat soort dingen deed mijn moeder ook. Smeerwortel en zo. Als je een zwerende vinger had, dan deed ze weegbreeblad op die vinger. Als je pijn in de keel had, dan kreeg je een kletsnatte doek om je keel, met daar om heen een dikke sjaal. “Ach kind.” zei ze dan.
We hadden knechten in de bakkerij, die bij ons thuis in de kost waren. Alleen waren die knechten niet katholiek. Maar ’s nachts zaten ze aan de deur van de meisjesslaapkamer te rammelen. En dat wilde mijn moeder niet meer.
Nadat de bakkerij was verkocht, hebben we een jaar gewoond op een boerderij met de naam Landzicht. Van daar was het een heel eind lopen naar het dorp, de school en de kerk. Dan liepen we langs het bos. Mijn vader moest in die tijd natuurlijk wel wat doen voor de kost. Ik herinner me dat hij op een gegeven moment eieren langs de deur verkocht. En ik herinner me nog dat we elke avond eierpannenkoeken moesten eten. Want als hij ’s avonds thuiskwam, dan bracht hij weer een bak vol gekneusde eieren mee.
Hij had toen al acht kinderen, want de pil was er nog niet. Hij had toen de boerderij en hij had de bakkerij goed verkocht.
Op een dag zei hij: “Morgen gaan we naar Friesland.” Hij had een stuk hooiland gehuurd. Om vier uur ’s ochtends gingen we allemaal hooien. Ook zijn broer Jozef broer was daarbij. Het staat me nog heel goed bij. Als we moe werden, gingen we slapen in het hooi. Toen we klaar waren en weer lopend naar huis gingen, hadden we goed geld verdiend.
We zijn veel verhuisd. Vader was heel pienter, heel slim. Vader was een ondernemende man en hij kon geen baas boven zich hebben. We zijn uit Zorgvlied weggegaan, toen onze Riek een jaar of veertien was en mijn tweede zus in Steenwijkerwold op kostschool zat. Ook zei mijn moeder dat in Zorgvlied voor ons, de kinderen, geen werk was. Zelf heeft mijn moeder en hebben haar twee zussen bij de Verwers gediend. Volgens Greta waren er meerdere redenen om weg te gaan. De belangrijkste reden was dat er geen werk en geen toekomst voor de kinderen zou zijn. Volgens Greta noemde haar moeder Griet nog een reden: “Het was ook om het plagen en de ‘minsen’ (mensen)”. Greta herinnerde zich dat ze uitgescholden werden met een liedje: ” ……de katholieken klimmen in de bomen om bij Maria te komen.”
Bij de verhuizing naar Ankeveen gingen we met z’n allen in een vrachtwagen. Moeder droeg het bedje met de baby erin. Ze ging in de vrachtwagen zitten naast het bedje. Op een gegeven moment moesten we met de vrachtwagen op een pont over een water. We waren aan de overkant en de auto zou de pont afrijden, maar de pont wilde al weer wegvaren. De vrachtwagen moest toen op volle kracht de wal optrekken. Vader riep: “Duwen kinderen, duwen!!” Alle kinderen duwden de vrachtwagen, anders gingen we het water in. De vrachtwagen had hij gehuurd, maar die wagen kon het niet trekken. Ik kan dat niet vergeten, want het waren griezelige momenten. In Ankeveen had mijn vader een hotel gekocht. Maar daar hebben we maar een jaar gewoond. We zijn van Ankeveen naar Eindhoven gegaan.
Ik heb nog hele goede herinneringen aan Zorgvlied. Volgens mij zijn de familie Damhuis en de familie Sweering later ook vertrokken. Mijn vriendinnetje Catharien Sweering is later naar het klooster gegaan. We gingen ’s avonds schaatsen. Het was een plezierige meid en die is naar het klooster gegaan. Daar snap ik niets van. Van de Brinkmannen is niemand het klooster ingegaan. Ze waren wel heel katholiek en heel trouw. Brinkmannen hadden een pienter verstand, ze dachten eerst goed na. Ze liepen niet zomaar overal achteraan. Dat was opvallend, toen ik later in Brabant woonde. De mensen uit het Noorden waren veel slimmer. Kijk, God heeft ons de tien geboden gegeven, maar wij wisten best wel hoe we dat moesten regelen. Ik zeg maar als je een goed mens bent, dan zijn alle geboden goed.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Greet (Greta) Hesterbeek-Halman is Margaretha Bernardina Halman. Zij staat op een in 1925 gemaakte foto van leerlingen van de skoele op Woater’n. Jan Halman is Johannes Halman. Griet Brinkman is Maria Margaretha Brinkmann.

Johannes Halman
Hij is geboren op 23 oktober 1881 in Vinkega in de gemeente Weststellingwerf. Hij is overleden op 2 februari 1966 op 84-jarige leeftijd in Eindhoven. Johannes Halman trouwde op 9 mei 1908 in Deever met Maria Margaretha Brinkmann. De trouwacte vermeldt dat Johannes Halman landbouwer is.
Maria Margaretha Brinkmann
Zij is geboren op 7 juni 1886 op Zorgvlied in de gemiente Deever. Zij is overleden op 31 mei 1959 op 72-jarige leeftijd in Eindhoven. Zij is een dochter van Bernardus Frederik Brinkmann (geboren op 8 december 1845 in Haskerdijke, overleden op 28 februari 1901 op Zorgvlied) en Johanna Elisabeth Meijer van Putten (geboren op 15 mei 1850 in Zuidveen, overleden op 25 oktober 1914 op Zorgvlied).

Het echtpaar Johannes Halman en Maria Margaretha Brinkmann kregen een grote schare kinderen:
Hendrika Maria Halman
Zij is geboren op 21 februari 1909 op Zorgvlied in de gemiente Deever. De geboorteacte vermeldt dat vader Johannes Halman arbeider is. Zij is op 19 november 1937 op 28-jarige leeftijd in Waalre getrouwd met Franciscus Bonifacius Flapper. Zij is overleden op 9 oktober 1999 in Aalst.
Johanna Anna Maria Halman
Zij is geboren op 7 juli 1910 op Zorgvlied in de gemiente Deever. De geboorteacte vermeldt dat vader Johannes Halman landbouwer is.
Johanna Maria Halman
Zij is geboren op 26 januari 1912 op Zorgvlied in de gemiente Deever. De geboorteacte vermeldt dat vader Johannes Halman landbouwer is. Zij is overleden op 25 september 1919 op Zorgvlied in de gemiente Deever. Haar overlijdensacte vermeldt dat vader Johannes Halman van beroep bakker is.
Alida Elisabeth Halman
Zij is geboren op 21 mei 1913 op Zorgvlied in de gemiente Deever. Zij is getrouwd op 23 september 1938 op 25-jarige leeftijd in Waalre met Thomas Joseph Maria Strijbos. Zij is overleden op 21 oktober 2003 in Veldhoven.
Johannes (Jan) Jozeph Halman
Hij is geboren op 14 januari 1915 op Zorgvlied in de gemiente Deever. Hij is overleden op 4 april 1984 op 69-jarige leeftijd in Eindhoven. Hij staat op een in 1925 gemaakte foto van leerlingen van de skoele op Woater’n.
Bernardus Valentinus Halman
Hij is geboren op 26 september 1916 op Zorgvlied in de gemiente Deever. Hij is overleden op 16 mei 1999 op 82-jarige leeftijd in Eindhoven. Hij staat op een in 1925 gemaakte foto van leerlingen van de skoele op Woater’n.
Margaretha Bernardina Halman
Zij is geboren op 9 juni 1918 op Zorgvlied in de gemiente Deever. Zij is overleden op 24 december 2008 op 90-jarige leeftijd overleden in Waalre. Zij staat op een in 1925 gemaakte foto van leerlingen van de skoele op Woater’n.
Joseph Antonius Halman
Hij is geboren op 14 mei 1922 op Zorgvlied in de gemiente Deever.
Elisabeth Hendrika Halman
Zij is geboren op 6 februari 1925 in Luyksgestel.
Valentinus Johannes Antonius Halman
Hij is geboren op 5 mei 1931 in Waalre.

Van de vijf na 1912 op Zorgvlied geboren kinderen, te weten Alida Elisabeth Halman, Johannes Jozeph Halman, Bernardus Valentinus Halman, Margaretha Bernardina Halman, Joseph Antonius Halman, is nog steeds geen geboorteacte te vinden in de webstee www.alledrenten.nl.

Inzake de volgende tekst uit het interview: Mijn vader Jan Halman was in 1899 als 18-jarige al slim op Grietje Brinkmann.
Toen vader Johannes Halman in 1899 achttien jaren oud was, toen was zijn latere vrouw Maria Margaretha Brinkmann nog maar dertien jaren oud. De afstand tussen Steggerda en Zorgvlied was ongeveer 15 kilometer, een uurtje fietsen. Johannes Halman trouwde op 9 mei 1908 in Deever met Maria Margaretha Brinkmann. Toen was Johannes Halman 26 jaren oud en was Maria Margaretha Brinkmann 21 jaren oud.

Inzake de volgende tekst in het interview: Mijn zus Hannie heeft nog een kaart, die vader Jan uit Duitsland heeft gestuurd aan mijn moeder Griet in Zorgvlied.
Zus Hannie is Johanna Anna Maria Halman. Vader Jan is Johannes Halman. Moeder Griet is Maria Margaretha Brinkmann. Ook Frank Halman, zoon van Bernardus Valentinus Halman en kleinzoon van Johannes Halman was in het bezit van een Duitse ansichtkaart, die zijn grootvader Johannes Halman naar zijn grootmoeder Maria Margaretha Brinkmann op Zorgvlied stuurde. Wellicht heeft Johannes Halman bij een boer in Voltlage in het Munsterland in Duitsland gewerkt. Wellicht bij familie van zijn moeder Hendrika Vroklage, want die familie kwam uit Voltlage. Vroklage is een verbastering van Voltlage.

Inzake de volgende tekst uit het interview: Toen hij verkering met haar had, is hij een keer afgebatterd door jongens uit het dorp.
De jongens van Zorgvlied hebben Johannes Halman een keer ‘afgebatterd’, omdat hij verkering had gekregen met een meisje op Zorgvlied. Dat was in die tijd zo de gewoonte. Een jongen uit een ander dorp werd gezien als een concurrent, als een indringer. Afbatteren is een werkwoord dat in het Brabantse dialect wordt gebruikt. Dit werkwoord komt niet in ut Deevers voor. Deeverse vertalingen van ‘afbatteren’ zijn bijvoorbeeld ‘op sien falie sloan’, ‘un pakkie klapp’n gee’m’, ‘op de peinse gee’m’ of ‘un pakkie meet’n’.

Inzake de volgende tekst uit het interview: Later is zijn moeder en zijn enige broer ook van Steggerda naar Zorgvlied gekomen. Dat was mijn grootmoeder Cathrina Voklage.
Hier vergiste de geïnterviewde mevrouw Greta Heesterbeek-Halman zich. De naam van haar grootmoeder was Hendrika Vroklage. Hendrika Vroklage is geboren op 1 augustus 1847 in Oldeholtpade (gemeente Weststellingwerf) en is overleden op 25 mei 1933 in Wolvega. De broer van Johannes Halman is Joseph Halman. Hij is geboren op 26 april 1880 in Vinkega en is overleden op 18 juli 1947 in Leeuwarden. De redactie heeft in de openbare bronnen nog niet kunnen vinden of grootmoeder Hendrika Voklage en Joseph Halman ook daadwerkelijk op Zorgvlied hebben gewoond.

Inzake de volgende tekst uit het interview: Eerst woonden we in een boerderijtje aan de Zandlaan.
Johannes Halman en Maria Margaretha Brinkmann zijn waarschijnlijk al direct na hun huwelijk in het boerderijtje aan de Zandlaan gaan wonen. Het echtpaar zal dit boerderijtje hebben gepacht. De redactie heeft nog niet uitgezocht waar de Zandlaan was te vinden en in welk boerderijtje aan de Zandlaan de familie Halman heeft gewoond. Het adres van het boerderijtje aan de Zandlaan was Wateren 52.

In het bijvoegsel van de Staatscourant van zaterdag 18 juli 1908 is de oprichtingsacte van de Coöperatieve Roomboterfabriek ‘De Drie Gemeenten’, te Elsloo, gemeente Weststellingwerf, opgenomen, waaruit blijkt dat Johannes Halman, van beroep veehouder, behoort tot de achtenveertig boeren die de fabriek hebben opgericht.

Inzake de volgende tekst uit het interview: Vandaar zijn we verhuisd naar de bakkerij.
In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 11 maart 1916 verscheen de in bijlage 1 getoonde advertentie over een boeldag op Zorgvlied, vanwege de afschaffing van de boerderij van de familie Johannes Halman. De familie Halman zal in 1916 zijn verhuisd van het boerderijtje aan de Zandlaan naar de woning annex bakkerij aan de Dorpsstraat op Zorgvlied.

Wie denkt dat Johannes Halman na de afschaffing van zijn boerderij en na de verhuizing naar de woning annex bakkerij op Zorgvlied het boerenvak niet meer uitoefende, die vergist zich, want in een advertentie in de Oprechte Steenwijker Courant van 23 december 1922 biedt hij twee beste drachtige varkens te koop aan. Zie bijlage 3. Was Johannes Halman een boerkende bakker of was hij een bakkerende boer ?

Inzake de volgende tekst uit het interview: Mijn zusje is nog daar in Zorgvlied gestorven.
Het zusje is Johanna Anna Maria Halman. Zij is overleden op 25 september 1919 op Zorgvlied in de gemiente Deever. Haar overlijdensacte vermeldt dat vader Johannes Halman van beroep bakker is.

Inzake de volgende tekst uit het interview: Tante Anna had suikerziekte. Zij diende bij de familie Verwer.
Tante Anna is een zuster van haar moeder Maria Margaretha Brinkmann, omdat haar vader Johannes Halman alleen broer Jozeph had. Tante Anna is Anna Brinkmann. Zij is geboren op 13 mei 1884 op Zorgvlied. Zij is overleden op 16 april 1957. Zij trouwde op 21 mei 1904 in Deever met Johannes van Opzeeland. De trouwacte vermeldt dat Anna Brinkmann het beroep dienstbode heeft. De redactie moet in de openbare bronnen nog nazoeken bij wie van de familie Verwer Anna Brinkman dienstbode is geweest. 

Inzake de volgende tekst uit het interview: Nadat de bakkerij was verkocht, hebben we een jaar gewoond op een boerderij met de naam Landzicht.
De familie Halman is in eind maart 1924 uit Zorgvlied vertrokken. Dus de familie Halman zal in het voorjaar van 1923 zijn verhuisd naar de boerderij met de naam Landzicht. Op 27 januari 1925 verkocht een zekere heer Dijkstra het woonhuis annex bakkerij aan de heer Alle Brouwer. De heer Dijkstra is bakker Roelof Dijkstra. Zie de foto van het woonhuis annex bakkerij annex kruidenierswinkel van Alle Brouwer.
De redactie heeft in de openbare bronnen nog niet kunnen vinden of het echtpaar Halman het woonhuis annex bakkerij destijds heeft gekocht en in 1923 heeft verkocht aan bakker Roelof Dijkstra, of dat het echtpaar Halman in de periode 1916-1923 het woonhuis annex bakkerij heeft gehuurd van bakker Roelof Dijkstra.
Het echtpaar Halman zal de boerderij met de naam Landzicht hebben gepacht. De redactie heeft nog niet uitgezocht waar de boerderij met de naam Landzicht stond. Het adres van de boerderij was Zorgvlied 30. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief weet waar boerderij Landzicht stond ?

Inzake de volgende tekst uit het interview: We zijn uit Zorgvlied weggegaan, toen onze Riek een jaar of veertien was en mijn tweede zus in Steenwijkerwold op kostschool zat.
Onze Riek was Hendrika Maria Halman. Zij is geboren op 21 februari 1909 op Zorgvlied. De genoemde tweede zus is Johanna Anna Maria Halman, maar die is op 25 september 1919 overleden op Zorgvlied.

In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 15 maart 1924 verscheen de hier getoonde advertentie, zie bijlage 2, over een boelgoed op Zorgvlied, vanwege het vertrek van de familie Johannes Halman naar Ankeveen in de gemeente Weesperkarspel. De familie Halman is op 26 maart 1924 uit het bevolkingsregister van de gemiente Deever geschreven.

Inzake de volgende tekst uit het interview: Mijn vriendinnetje Catharien Sweering is later naar het klooster gegaan.
De door mevrouw Greet Heesterbeek-Halman (Margaretha Bernardina Halman) genoemde Catharien Schwering is Catharina Sophia Schwering, geboren op 26 september 1902 op Zorgvlied. Een zuster van haar was Sophia Maria Josephina Schwering, geboren op 1 maart 1908 op Zorgvlied. De redactie moet in zijn aantekeningen nog uitzoeken wie van de twee zusters Schwering in het klooster is gegaan. Het is aannemelijk dat -gelet op de leeftijdverschillen- geen van de twee zusters Schwering vriendinnetje is geweest van de in 1918 geboren Margaretha Bernardina Halman. 

Bijlage 1 – Advertentie in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 11 maart 1916

Boeldag Zorgvlied.
Notaris Bon te Dwingeloo, zal op dinsdag 14 maart aanstaande, des voormiddags 11 uur, ten huize en ten verzoeke van Johannes Halman te Zorgvlied, wegens afschaffing der boerderij, publiek verkoopen: 5 stuks hoornvee (waaronder 4 melk- en kalfde koeien (vetgehalte gemiddeld omstreeks 4 %, waarvoor melkbriefjes ter inzage)) en 1 vaarskalf, 2 varkens (waaronder 1 drachtig), varkenshok, ruim 100 draadpalen, varkensboeien met stukken, wan, een partij beste eetaardappelen en wat meer te voorschijn zal worden gebracht. Voorts 8 zware dennen op Laanzicht en 1 populier, die door B. Klaster worden aangewezen. Borgbriefjes worden niet aangenomen.


Bijlage 2 – Advertentie in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 15 maart 1924

Boelgoed – Zorgvlied (Wegens vertrek.)
Notaris Bolk te Dwingeloo zal op dinsdag 18 maart 1924, des voormiddags 10.30 uur, ten huize en ten verzoeke van den heer Johannes Halman te Zorgvlied, publiek verkoopen: 2 voorj. kalfde koeien, 9 loopvarkens, zoo goed als nieuwe breack (geschikt voor bakker en venter), stookpot, waschmachine, kruiwagen, ladder, draadpalen, kippegaas, eenig huisraad, als: kolomkachel, kast, stoelen, ledikanten en wat verder te voorschijn zal worden gebracht. Kopers moeten twee bekende en solide borgen stellen.


Bijlage 3 – Advertentie in de Opregte Steenwijker Courant van 23 december 1922.

Posted in Alle Deeversen, Woater’n, Zorgvliet | Leave a comment

Ut holt’n sitbaankie an de Betonweg hef ut neet ered

In het in 2019-2020 uitgevoerde peperdure onderbestratingswerkje van het binnendorp van Deever met de naam Diever op Dreef (Deever op Drift), zie afbeelding 3, moest ook de merkwaardige klomp zwerfstenen met de naam Burgemeester Van Osbank op ut kaampie grond bij de Betonweg en naast de woning met adres Hoofdstraat 1 in Deever verdwijnen. De Van Osbank werd op tactische redenen verplaatst naar het paardenmarktterrein aan het begin van de Bosweg in Deever.
Het duurzame toekomstbestendige milieuvriendelijke circulaire fairgetrade houten zitbankje met de reclamesticker van de Koninklijke Landmacht met de wervende tekst ‘Reservist bij de Koninkljke Landmacht. Je moet het maar kunnen’ was op woensdag 22 april 2020 nog aanwezig. Op die datum heeft de redactie van ut Deevers Archief bij wijze van afscheid nog even op dat duurzame toekomstbestendige milieuvriendelijke circulaire fairgetrade houten zitbankje in de zon gezeten, zij het met opgetrokken benen op de berg zand voor het bankje.
Het was de redactie op die datum volstrekt duidelijk dat de Hoge En Lage Dametjes en Heertjes Van Het Onweerspreekbare Grote Gelijk Van De Inrichting Van De Openbare Ruimte Van Ut Dörp Deever Zetelend In Het Luxe Kantoorparkencomplex Aan De Gemeentehuislaan In Deever dit duurzame toekomstbestendige milieuvriendelijke circulaire fairgetrade houten zitbankje binnenkort zouden gaan elimineren, liquideren en vernietigen. Eliminist bij het Publieke Bedrijf Gemeente Westenveld. Je moet het maar durven.
De redactie hoopte in een eerder bericht dat dit eerlijke zitbankje niet zou worden vervangen door een snorkerig, superlux, superduur, onduurzaam, niet-circulair, toekomstonbestendig, milieuonvriendelijk, vandaalonbestendig geverfd metalen zitbankje van het type Ikarus van het bedrijf Gardelux b.v. Met een plaatselijk gemaakt zitbankje van plaatselijk bewerkt hout uit plaatselijke duurzaam beheerde productiebossen van de Stoat zijn de doelstellingen van de circulaire economie wel direct en met geschwinde spoed en in gestrekte draf te bereiken.
Maar die hoop was bij voorbaat al diep de grond in geslagen en bovendien werd op ut kaampie grond niet één exemplaar, maar twee exemplaren van het geverfde metalen zitbankje van het type Ikarus van het bedrijf Gardelux b.v. geplaatst. Zie de afbeeldingen 1 en 2. Tussen de twee zitbankjes is een voorgeprogrammeerd verhard slijtpad van een of ander merkwaardig soort kunstachtig materiaal aangelegd.
Van het indoctrinatiedocumentje Diever The Place To Be Or Not To Be dat nog steeds onder de naam Leporello is te vinden op een webstee van de gemeente Westenveld is bladzijde 14 weergegeven in afbeelding 5. Op die bladzijde 14 staan ten aanzien van de plaatsing en de beleving van het openbare zitmeubilair in het kader van het peperdure werkje Diever op Dreef de volgende volkomen volslagen onbegrijpelijke opgeklopte lulkoek brabbeltekst: Voor dit plan is een belangrijke vraag: waar staan de bankjes, en welk uitzicht heeft degene die erop zit en wat is het uitzicht voor degene die de bank passeert ? Wat voor tafereel wordt er geboden aan de zitter ? Kan dat tafereel opnieuw betekenis krijgen of kan de werking van het uitzicht versterkt worden ?

Mien vèè see seins: skroet’n en in de brook driet’n bint gien kuunst.

Afbeelding 1 – De redactie heeft deze kleurenfoto op vrijdag 28 november 2020 gemaakt.

Afbeelding 2 – De redactie heeft deze kleurenfoto op vrijdag 28 november 2020 gemaakt.

Afbeelding 3 – De redactie heeft deze kleurenfoto op vrijdag 28 november 2020 gemaakt.
Afbeelding 4 – De redactie heeft deze kleurenfoto op woensdag 11 december 2019 gemaakt.

Afbeelding 5 – Bladzijde 14 uit het indoctrinatiedocument Diever The Place To Be Or Not To Be.

Posted in Heufdstroate, Verdwenen object | Leave a comment

Un meteoriet in de koele van un besunder stiengraf

In de Leeuwarder Nieuwsblad verscheen op 28 augustus 1929 een uitgebreid bericht over het onderzoek van de grafheuvel nabij de Grönnegerweg bee Deever, die onder leiding stond van professor doctor Albert Egges van Giffen

De opgravingen te Diever
Een zeer bijzonder steengraf – Menschelijke overblijfselen van 4000 jaar oud – Een meteoorsteen in den grafkuil
Waar in den ouden tijd de belangrijke ruiterwegen van Steenwijk naar Groningen en van Coevorden naar Friesland, elkander kruisten, ligt het oude Drentsche brinkdorp Diever. Naar het Oosten, over Dwingelo en Wijster, loopt over de hooge heide de weg naar Coevorden, naar het Noorden over het oude Calthorn en Wijster, die naar Groningen; naar het Zuiden, over Ruinen en Echten, de oude verbinding via de Ommerschans met Deventer; naar het Zuidwesten, over Vledder, de heerbaan naar Steenwijk; naar het Noordwesten, over Wateren en vandaar over Elsloo of Oosterwolde, de weg naar Friesland. De namen Ruiterweg, Groningerweg, Friescheweg, die in den Dieverschen volksmond nog leven, herinneren aan deze ouden toestand.
De hooge zandgrond, waarop het dorp is gelegen, zendt van hier uitlopers uit naar Havelte en naar Steenwijk en zet zich noordwaarts voort naar Oosterwolde en Bakkeveen; even ten Noorden van het dorp begint de inzinking, in welke zich de venen hebben afgezet, die zich van Smilde langs Appelscha en Fochteloo tot aan Haule uitstrekken.
Hoewel Diever in Drente ligt, is de bodem er dan ook dezelfde als die van de Frieschen Zuid-Oosthoek en we mogen dan ook, met terzijdestelling van de provinciale grenzen, deze landstreek als één geheel beschouwen.
Reeds in de alleroudsten tijden is deze streek door menschen bewoond geweest. Meende men tot voor kort, dat de oudste bewoners hier tusschen 3000 en 2000 jaar vóór Christus leefden, de nieuwe onderzoekingen hebben aangetoond, dat men nog veel verder terug moest gaan.
Het is vooral aan den heer H.J. Popping van Oosterwolde te danken, dat er een nieuw hoofdstuk aan de geschiedenis van Friesland kan worden toegevoegd. Deze ijverige bodemonderzoeker heeft uit de zandstuivingen een grote collectie vuursteenen werktuigjes verzameld en systematisch gerangschikt, die ten duidelijkste aantoonen, dat deze bodem reeds bewoond was, lang vóórdat de bouwers der hunnebedden zich verstigden.
In de jongste aflevering van ‘De Vrije Fries’ komt dr. A.E. van Giffen naar aanleiding van deze vuursteenen werktuigjes tot de conclusie, dat zij moeten afkomstig zijn uit een tijdperk, waarin de menschen nog niet de kunst verstonden om vaatwerk uit leem en klei te maken, om steenen werktuigen te polijsten en te slijpen, om paalwoningen en steengraven te bouwen.
Wanneer deze menschen precies geleefd hebben, is niet in jaartallen uit te drukken, doch men kan er zich op de volgende wijze eenige voorstelling van maken.
Het brons leerden de bewoners van ons land kennen tusschen 2000 en 1500 vóór Christus. De hunnebedden en de steengraven, zoals die bij Oosterwolde ontdekt zijn, dateeren uit het eerste gedeelte van dit tijdperk, of uit het laatst van het nieuw-steen-tijdperk (neolithicum); dit neolithicum (neo, nieuw, lithus, steen) heeft duizenden jaren geduurd; daaraan vooraf ging het midden-steen-tijdperk (mesolithicum) en daarvoor het oud-steen-tijdperk (paleolithicum), dat is dus duizenden jaren vóór de hunnebedden. Dit paleolithicum wordt verdeeld in 14 tijdperken; het laatst noemt men het Azilien.
Welnu, de door den heer Popping verzamelde werktuigjes behoorden tot het laatste deel van het Azilien, waarvan bijvoorbeeld ook de overblijfselen zijn gevonden in Denemarken en in Frankrijk, en het staat vast, dat dit de droog-warme tijd is, die volgde op den laatsten ijstijd. Dat kan ongeveer 8 à 9000 jaar geleden zijn, de zogenaamde Ancylustijd, zoo genoemd naar de zoetwaterslak Ancylus fluviatilus, die toen in de Oostzee leefde. Noorwegen was toen namelijk met Denemarken verbonden en de Oostzee was een zoetwatermeer. Onze kleistreken bestonden toen nog niet, vandaar dat dr. van Giffen dan ook meent, dat de voornaamste resten uit dezen tijd te zoeken zijn in de veenlagen, diep onder de klei.
De menschen, die hier toen woonden, waren afstammelingen van het West- of Middel-Europeesche laat-paleolithische ras. Zij vonden hier oer-ossen, beeren, wilde zwijnen, elanden, herten en vischrijke wateren.
Van hoe groot belang het werk van den heer Popping is, moge blijken uit het feit, dat nog in 1927 Mr. P.C.J.A. Boeles naar den toenmaligen stand der wetenschap in zijn boek Friesland tot de elfde eeuw, moest schrijven: ‘Eerst in de derde periode van den lateren steentijd (het neolithicum) krijgen wij in Friesland onze oudste bewoners, die als voornaamste monument hebben nagelaten het hunnebed bij Rijs.
Thans weten we dus, dat plusminus 5000 jaar daarvóór de Friesche bodem reeds door menschen bewoond werd ! Wie weet, hoe spoedig onze Oostelijke zandgronden de bewijzen zullen leveren, dat gedurende al die duizenden jaren dit terrein nimmer onbewoond is geweest ! Nu ligt er nog een klove tusschen de makers van die eenvoudige vuursteenen werktuigjes uit de zandstuivingen en de bouwers der hunnebedden.
In Friesland treffen wij van deze laatste slechts één aan, namelijk in Gaasterland, doch vlak over onze grenzen liggen er op dezelfde zandgronden meerdere. Ieder heeft wel gehoord van de hunnebedden bij Havelte; verder is er een geweest bij Eeze en ten Noorden van Diever ligt er een aan den zandweg van dit dorp naar het Werkhuis.
Uit oude papieren was bekend, dat er hier vroeger nog een is geweest, namelijk op den Berkenheuvel, in den volksmond de potties- en pannegiesbaarg.  Dit hunnebed is echter reeds in 1735 door boeren uit den omtrek afgebroken om de steenen te gebruiken of te verkoopen. Uit den volksmond blijkt wel, dat er hier in de loop der tijden heel wat urnen zijn gevonden.
Van dit afgebroken hunnebed heeft dr. van Giffen thans de grondsporen blootgelegd en het is hem gelukt om den geheelen opbouw te reconstrueeren. Uit gevonden scherven bleek, dat het op één lijn is te stellen met de hunnebedden van Havelte.
Er zit daar in den omtrek van Diever heel wat uit den grijzen voor-tijd in den bodem en herhaalde malen zijn er bij den landarbeid potties opgedolven en helaas vernield. Des te gelukkiger is het, dat er nu een belangrijk vóór-historisch monument in geheel ongeschonden toestand te voorschijn is gekomen !
De bekende rijks-archeoloog dr. A.E. van Giffen heeft in dit dorp een groot deel van zijn jeugd doorgebracht en hij kent er de eigenaardigheden van den bodem dus als weinig anderen. Zoo was hem dus ook ’t bestaan van een grooten, gaven grafheuvel in het bosch tegenover het Werkhuis, niet ver van het hunnebed, wel bekend en ook wist hij, dat uit een heuvel daar kortbij jaren geleden urnen zijn opgegraven. Eerst thans echter kon hij gevolg geven aan zijn lang gekoesterd verlangen om deze heuvel zijne geheimen te ontrukken ! En met een zeer bijzonder resultaat !
Reeds bij het proefboren bleek, dat er steenen in zaten en bij het afgraven stuitte men dan ook al spoedig op een laag ‘keien’, die met keienpuin was aangevuld. Voorzichtig werd thans verder gewerkt en ten slotte werd een langwerpig steengraf blootgelegd, liggende in de richting Oost-West. Het Westelijk einde was met een zware, zuiver vlak gespleten ‘sluitsteen’ afgesloten, juist zooals men dit bij de hunnebedden aantreft. Ook de verdere bouw herinnerde aan dien van de hunnebedden, met dit verschil, dat hier veel kleinere steenen gebruikt waren en een afdekking van den grafkelder geheel ontbrak.
Nadat de steenen ommanteling geheel was schoongemaakt, begon men met uiterste zorgvuldigheid den grafkelder uit te graven en wat men hier aantrof, stelde alle andere vondsten in menig opzicht in de schaduw !
Vrijwel alle hunnebedden, die in ons land zijn onderzocht, waren grootendeels vernield en de inhoud bestond slechts uit scherven en geschonden voorwerpen; menselijke overblijfselen werden nog nooit aangetroffen. Hier daarentegen werd alles in ongeschonden staat te voorschijn gebracht.
Men vond twee trechterhalsbekers en een rond urntje, typisch hunnebedden-aardewerk; een groote en een kleine vuursteenen beitel en enkele pijl- en lansspitsen. In zooverre stemde alles met de bekende hunnebedden-cultuur overeen. Doch groote verrassing baarde een rond urntje met een oor, want zoiets is in Nederland en Noord-Duitschland in hunnebedden nog nimmer aangetroffen. Zijn gelijkenis heeft dit zeer merkwaardige urntje alleen in Hongarije.
En wat nog verrassender was: in dit urntje lag een lampje van aardewerk (zie afbeelding). Dergelijke lampjes, die veel overeenkomst hebben met de latere Romeinsche, vond men in hunnebedden wel meer. Zij zijn den doode waarschijnlijk meegegeven ter voorlichting op de reis door het duistere schimmenrijk, en zij bewijzen, op welk een betrekkelijk hoog beschavingspeil deze hunnebeddenbouwers reeds stonden, hoewel ze nog geen metaal konden bewerken !
Toch bevatte deze grafkelder een metalen voorwerp, doch een, dat niet door menschenhanden is gemaakt. Midden in het graf vond men namelijk een zware metalen kogel, ter grootte van een gewonen stuiter, een meteoriet of meteoorsteen. Ook dit is een zeer zeldzame vondst. Uit de onbegrensde hemelruimte is deze klomp metaal eens gloeiend, als een vallende ster, op de aarde neergeslagen. Hoe hij in handen der hunnebeddenbouwers is gekomen, valt niet te gissen, doch dat hij als een kostbare bezitting is beschouwd, valt wel af te leiden uit het feit dat hij den afgestorvene in het graf is meegegeven. Misschien is het wel een amulet geweest ter bezwering van booze invloeden.
Het meest opmerkelijke echter is, dat in dit steengraf voor het eerst menschelijke overblijfselen zijn gevonden, namelijk een zeer verweerd gedeelte van een schedel (op de teekening is deze plaats met een kruisje gemerkt) en de resten van menschelijk gebit. Misschien, dat uit de resten iets nieuws is op te maken omtrent de lichamelijke gesteldheid van den hier begravene.
En ten slotte vertoonde dit graf nog een eigenaardigheid, die al evenzeer eenig is ons land. In den Noord-Oosthoek werd namelijk een uitgebouwde nis ontdekt, die zorgvuldig met vlakke keien was geplaveid. Deze ontdekking stelde den archeoloog voor een raadsel. In ons land is zooiets nog nimmer aangetroffen; alleen in Frankrijk is er een voorbeeld van bekend. Waartoe deze nis heeft moeten dienen, ligt nog geheel in het duister.
Geen wonder, dat dr. van Giffen met het resultaat dezer opgraving buitengewoon in zijn schik was. Het hier blootgelegde graf is te beschouwen als een overgang tusschen de hunnebedden en de gewone steengraven. Het is aangelegd op boschgrond, waarin eerst een kuil is gegraven; later is over dit graf een heuvel van schierzand opgeworpen.
De grafkelder is een zogenaamd hoofdgraf, waarin meerdere lijken zijn ter aarde besteld; sporen van verbranding zijn er niet in aangetroffen.
Ten Noorden van dit hoofdgraf vond men in den heuvel op hetzelfde niveau nog een vrouwengraf met enkele urnscherven en een kindergrafje met eenige steentjes en een lampje !
In denzelfden heuvel bleken, ongeveer 50 centimeter boven het steengraf, in veel lateren tijd nog twee grafurnen te zijn ingegraven. Ze bevatten verbrande menschenbeenderen en waren bedekt met een laagje brandaarde en houtskool, waartusschen verbrande dierenbeenderen, afkomstig van offerdieren. Een dezer urnen was een typische Germaansche urn met gekartelde rand.
Meer dan 1500 jaar nadat de nakomelingen der hunnebeddenbouwers hier hunne afgestorvenen met veel zorg hebben ter aarde besteld, hebben dus de Germaansche bewoners dezer streken op denzelfden heuvel een brandstapel opgericht om hunne dooden naar toenmalig gebruik tegelijk met hunne lijfdieren (paarden) te verbranden en de asch in urnen te verzamelen.
En nog eens tweeduizend jaar hebben deze menschelijke resten hier ongestoord gerust, tot ze ter wille van de wetenschap met grote zorgvuldigheid aan het daglicht zijn gebracht.
Er was voor dit opgravingswerk voortdurende groote belangstelling. Jongstleden zaterdagmiddag kwamen de leden der Prae-Historische Vereeniging te Assen het graf bezichtigen en bij dezelfde gelegenheid vervaardigden wij de teekening, die hierbij gereproduceerd is.
Nadat alles gefotografeerd en geteekend is, de verschillende afmetingen zijn vastgelegd, enzovoort, wordt de kuil weer dicht geworpen. Thans is aan den heuvel dus niets bijzonder meer te zien.
W.H.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie is nog niet bekend met de naam van de auteur en de tekenaar van de twee afbeeldingen met de initialen W.H. van het bericht in het Leeuwarder Nieuwsblad van 28 augustus 1929. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief kan hier duidelijkheid in verschaffen ?

Posted in Albert Egges van Giffen, Oudheidkunde | Leave a comment

Un conté-tiekening van de kaarke an de brink

De kunstenaar Jaap van Zijderveld sr. (Jaap van Zyderveld, Jacob Maria Zijderveld) heeft bijgaand afgebeelde conté-tekening in 1976, staande of zittend, in de Kloas Kleinestroate (vrogger de Kleine Peperstroate) in Deever gemaakt. De kunstenaar Jaap van Zijderveld sr. is geboren op 25 september 1919 in Den Haag en is overleden op 8 maart 1985 in Den Haag. De tekening is in het bezit van de kinderen van kunstenaar Jaap van Zijderveld sr. en komt uit hun ‘voorraad’. De kunstenaar heeft het schilderij links onder aan de tekening voorzien van zijn zwierige handtekening, de naam Diever en het getal 76 (1976).
De redactie van ut Deevers Archief heeft toestemming van een dochter (van de kinderen) van Jaap van Zijderveld sr. deze tekening te tonen in ut Deever Archief. De redactie is die dochter (de kinderen) bijzonder erkentelijk voor deze toestemming.
Jaap van Zijderveld sr. tekende en schilderde altijd ter plekke. De redactie van ut Deevers Archief hoefde dus in dit geval niet naarstig op zoek te gaan naar een foto of een ansichtkaart, die de kunstenaar als voorbeeld zou kunnen hebben gediend. Het zij de kunstenaar van deze mooie realistische tekening uiteraard vergeven, dat hij al dan niet bewust gebruik makend van zijn kunstzinnige vrijheid de urenborden van het torenuurwerk naast de galmgaten niet heeft getekend. Wellicht deed hij dat, omdat in een vacantie in ut Deeverse laand tied neet bestiet.
Wel toont de redactie als referentie een kleurenfoto die hij op 4 oktober 2017 heeft gemaakt. De zichtbare bomen op de kleurenfoto waren in 2017 een stuk groter dan in 1976. Alleskunner Klaas Kleine was in 1976 al een paar jaar klaar met zijn ‘grote restauratie’ van de olde kouwe van de weduwe Aaltje Koning-Haveman (Oaltie Keuning-Hoaveman) op de hoek van de Peperstroate en de Kloas Kleinestroate (vrogger Kleine Peperstroate) in Deever.

Posted in Klaas Kleine, Kuunst in de gemiente Deever, Tiekening | Leave a comment

Ut boerdereegie van Marinus Bel is vot

De redactie van ut Deevers Archief vond bij het digitaliseren van oude jaargangen van ut Deeverse Blattie (Weekblad voor de gemeente Diever of Van Goor’s Blattie) op bladzijde 4 van het nummer van 31 augustus 1995 bijgaande nieuwsadvertentie over de tijdelijke verplaatsing van de winkel van Henk ten Hoor Textiel an de Peperstroate in Deever hen ut Kastiel in Deever in verband met de afbraak van het pand an de Peperstroate. Het pand was vroeger het boerderijtje van het echtpaar Marinus Bel en Jantje Bentem en kinderen. Marinus Bel was varkenskoopman.

Henk ten Hoor Textiel is verhuisd
Vanaf vrijdag 25 augustus is Henk ten Hoor Textiel tijdelijk gevestigd aan het Kasteel 1 (schuin tegenover De Graaf Transport) te Diever. Hier wordt gestart met de verkoop van de nieuwe voorjaarsmode. Het huidige pand aan de Peperstraat 23 moet plaats maken voor nieuwbouw. Dit zal bestaan uit 4 winkelunits met daarboven appartementen. Henk ten Hoor Textiel zal op deze plaats een grotere winkelruimte gaan betrekken.

De verkoop gaat gewoon door
Zoals vermeld gaat Henk ten Hoor Textiel natuurlijk door met acties, aanbiedingen, advertenties en folders. Elke week treft u verscheidene verrassingen aan. Het tijdelijke onderkomen zal uitpuilen van de nieuwste najaarscombinaties. De collectie voor jong en oud blijft afgestemd op de vraag van de klant en de trends in het hedendaagse modebeeld. Uiteraard vindt u nog steeds het vertrouwde vaste assortiment terug.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie heeft de kleurenfoto van de Peperstraat gemaakt op vrijdag 28 november 2020. Zie afbeelding 2. Aan de linkerkant is het voormalige postkantoor te zien. Daarachter zijn de in het bericht genoemde vier winkeleenheden met daarboven appartementen te zien. De kleurenfoto is gemaakt, nadat de Peperstraat in Deever in het kader van het in 2019-2020 uitgevoerde peperdure herbestratingswerk met de naam ‘Deever op Drift’ is aangepakt. De Peperstraat is over de gehele breedte dicht bestraat en oogt daardoor ogenschijnlijk en schijnbaar erg voertuigdrukbestendig, duurzaam, klimaatbestendig, hittestressbestendig ? (waar zijn de bomen ?), glasvezelkabelbestendig, vuitlwaterrioolonderhoudbestendig, fairtradeproof en waterondoorlatend. Vandaar dat aan beide zijden van de straat een soort van bestrate bedding van een nogal diepe waterafvoer is gemaakt. Zijn het beekjes of wadi’s. Zijn de kolken en de regenwaterafvoerbuizen wel op de steeds grotere en zwaardere stortbuien en regenperioden berekend ? Zal het regenwaterafvoersysteem het wel dertig jaar uithouden ?
Afbeelding 3 toont een afdruk van een kleurenpositief (kleurendia) van een deel van de Peperstraat met het boerderijtje van Marinus Bel en Jantje Bentem. De maker van het kleurendiapositief is U.L.O.-meester Henk van den Bos. De kleurendia is in elk geval na de opening van het nieuwe postkantoor op 11 november 1964 gemaakt. De redactie schat in dat Henk van den Bos de kleurendia aan het einde van de zestiger of aan het begin van de zeventiger jaren van de vorige eeuw heeft gemaakt.
Op de voorgrond is dorpsfiguur Harm Mulder te zien. Hij werd in de Deeverse volksmond Harm Bakker genoemd. De gebroeders Harm, Hendrik en Jacob Mulder werden in de volksmond Gaarke Bakker’s jongen genoemd, omdat hun vader Gerke Mulder bakker was. Zo konden ze al die Mulders in Diever van elkaar onderscheiden. Harm Mulder was ook voorloper van de begrafenisverenging en had op die manier nauw contact met dorsfiguur Geert Dekker, die koster van de hervormde kerk was.
De redactie kan de liefhebbers van zwart-wit foto’s melden, dat een zwart-wit weergave van het kleurendiapositief (afbeelding 3) van Henk van den Bos is te bewonderen op het septemberblad van de zo genoemde historische kalender van het jaar 2014 van de Historische Vereniging Gemeente Diever. Voor wat deze melding waard is.

Afbeelding 1

Afbeelding 2

Posted in Peperstroate, Verdwenen object | Leave a comment

Ut Instituut veur de Landbouw op Klein Woater’n

In 1860 kwam het einde van het Instituut voor den Landbouw op Klein Wateren, toen kwam een einde aan een merkwaardige episode in het Nederlandse landbouwonderwijs. Het volgende artikel van ir. J.D. Dorgelo over het Instituut voor den Landbouw van de Maatschappij van Weldadigheid op Klein Wateren verscheen in het Jaarboek 1861 van de Maatschappij van Weldadigheid.

Het Instituut voor den Landbouw te Wateren
De Maatschappij van Weldadigheid heeft sinds de stichting van de koloniën in 1816 steeds zeer veel aandacht besteed aan het onderwijs. De kinderen van 5 tot 12 jaar waren leerplichtig, uitgezonderd die van 10 tot 12 jaar in de maanden mei, september en oktober in verband met het aardappelpoten en -rooien. Verder mocht in de vrije koloniën één kind per gezin van 1 april tot 1 november thuis zijn als koehoeder. De schooltijden waren van 10.00-12.00 uur en van 14.00-16.00 uur, gedurende vijf dagen per week.
De jongelieden (13- en 14-jarigen) waren bovendien verplicht de avondscholen te bezoeken van 18.00-20.00 uur; de jongens op maandag, woensdag en vrijdag, de meisjes op dinsdag en donderdag [1]. Dit avondonderwijs is te beschouwen als voortgezet onderwijs. Andere mogelijkheden tot het volgen van voortgezet onderwijs, zoals vakonderwijs, waren er toentertijd nog niet,
totdat in 1823 het Gesticht van Opvoeding te Klein Wateren in de gemeente Diever ging functioneren. Zie afbeelding 1.
Over de doeleinden van de opleiding aldaar liepen de meningen uiteen. In het het jaarverslag van de Maatschappij over 1822 werd vermeld, dat men zou beginnen 50-100 koloniale kinderen op te leiden tot wijk- en sectiemeesters en onderdirecteurs, etcetera, dus tot ambtenaren bij de Maatschappij.
De meest begaafde kinderen werden uitgekozen om eene meer volkomene opvoeding van een volledig onderwijs in den landbouw op de daarvoor bestemde gronden te ontvangen [2].
Men speelde echter ook wel met de gedachte, dat Wateren een meer dan zuiver interne betekenis voor de Maatschappij zou kunnen krijgen. Met name Jan Kops was hiervan een voorstander. In zijn verslag over de toestand van de koloniën, hoofdzakelijk aan de landbouw gewijd, schreef hij in 1823 [3]:
‘Dit gesticht, zoo als ik aan den Heer Generaal en den daartoe bestemden Direkteur, den Heer Mulder, breeder heb te kennen gege-ven, wenschte ik mede dienstbaar te zien gemaakt aan de algemene belangen van den Nederlandschen Landbouw: immers dat daar ook jongelingen gevormd wierden tot arbeiders en opzieners, die met de betere wijze van landbouw bekend, met de schadelijke vooroordelen der landlieden niet bezet, en in het gebruik van de beste werktuigen ervaren zijnde, gretig zullen gezocht worden door verlichte landbouwers, die gaarne het oude verkeerde spoor willen verlaten, maar door gebrek aan kundige werklieden of opzieners hiervan worden afgeschrikt, of het begonnen werk uit dezen hoofde moeten laten steken. Zulke jonge lieden zouden alzoo te allen tijde van een goed bestaan verzekerd zijn.’

Inderdaad beoogde men een Opvoedings-Instituut voor den Landbouw daar te stellen, waarvan tot nu toe in ons vaderland geen voorbeeld bestaan heeft [4]. Ofschoon bij het Instituut voor den Landbouw wel enkele landbouwkundige proeven zijn genomen, is het echter nooit een modelschool geweest in de ware zin van het woord. Het bestuur van de Maatschappij zette in het jaarverslag over 1828 openlijk uiteen waarom zij, die dáár een model zoeken eener landbouwkundige school, die meer bijzonder, tot het nemen van proeven en het oplossen van geschillen in het landbouwkundige bestemd zouden zijn, met de eigenlijke bedoeling van dit gesticht niet bekend schijnen te wezen.
Men maakte deze opmerkingen opdat de toestand van dat gesticht niet verkeerd zoude worden beoordeeld en wij geen grooteren
dunk van hetzelve zouden geven dan het inderdaad verdient.
Het hoofddoel van het Instituut voor den Landbouw is steeds geweest de opleiding van jongelui tot opzichters en zetboeren in Dienst van de Maatschappij. Leerlingen van buiten de koloniën werden dan ook niet toegelaten, zodat de instelling van beperkte betekenis is gebleven. Ook als vormingscentrum voor toekomstige ambtenaren voldeed het Instituut voor den Landbouw slechts
ten dele, doordat de meeste jongens de Maatschappij verlieten, hoewel deze doorgaans beter terechtkwamen dan de kinderen uit de andere koloniën. In 1834 constateerde de commissie tot opneming van de toestand der koloniën na haar inspectie dan ook:
Het schijnt, dat het doel der instelling niet geheel bereikt wordt. Een soortgelijk geluid liet de commissie horen, die de koloniën in 1838 inspecteerde. Als kweekschool voor toekomstige opzichters scheen Wateren geenszins al dat nut te hebben daargesteld, hetwelk men zich daarvan bij de oprigting heeft voorgesteld. De commissie adviseerde meer te letten op de natuurlijke aanleg van de leerlingen en de zekerheid, dat zij in dienst van de Maatschappij zouden treden. In 1860 werd het Instituut voor den Landbouw te Wateren opgeheven in verband met de jaarlijkse financiële tekorten van ongeveer 5000 gulden. De kwekelingen ontvingen een minder kostbare opleiding in de landbouw te Frederiksoord.
De verkoop van het gehele gebied Wateren en omgeving, groot 2000 hectare, grotendeels nog heideveld, bracht netto 78.000 gulden op. Dit bedrag moest voorzien in de behoefte aan bedrijfskapitaal na de reorganisatie van de Maatschappij in 1859 [5]. Het Instituut voor den Landbouw met naastgelegen gronden ter grootte van 500 hectare kwam in handen van J.F. de Ruyter de Wildt, een nazaat van Michiel Adriaanzoon de Ruyter [6]. Deze gaf zijn buiten de naam Zorgvlied, de huidige naam van het dorpje, dat bij het voormalige Instituut voor den Landbouw is ontstaan. Nadien is het landgoed verscheiden malen van eigenaar veranderd.

De inrichting van het Instituut voor de Landbouw
In 1823 werd te midden van een heideveld, dat de Maatschappij van Weldadigheid had gekocht in de Marke van Diever en Wateren, een gebouw opgericht dat bestond uit twee woonzalen en een school, capaciteit 75 leerlingen, een keuken, een woning voor de zogenaamde instituteur en een woning voor de onderdirecteur-boekhouder. Verder verrezen er een washuis en een broodbakkerij, alsmede een boerderij, waarop de onderdirecteur van de landbouw van de Maatschappij woonde. Deze boerderij bevatte stalruimte voor 25 stuks rundvee en vier paarden, terwijl drie afzonderlijke hokken 400 schapen en enige varkens konden herbergen. Tenslotte behoorden tot de boerderij enkele gereedschaps- en werktuigenloodsen en een graanschuur [7]. Volgens het jaarverslag over 1823/24 was van de 100 morgen [8] bij het Instituut van Opvoeding in het voorjaar van 1824 reeds 20 á 25 morgen ingezaaid, terwijl in hetzelfde jaar nog een grote uitbreiding van de oppervlakte cultuurgrond was te verwachten. Het verslag van 1826/27 meldde, dat 42 morgen te Wateren was ontgonnen.

Het onderwijs te Wateren
In de geschiedenis van het onderwijs te Wateren zijn drie perioden te onderscheiden. De eerste strekt zich uit van de oprichting tot 1832. In deze jaren berustte de leiding bij een oud-leerling van het instituut van Fellenberg (Zwitserland), een geestverwant van Pestalozzi. Het onderwijs moet naar toenmalige maatstaven modern (verlicht) zijn geweest, hetgeen strookte met de bedoeling van Wateren een modelschool te maken. In 1831 werd de eerste directeur overgeplaatst en tevens een aanmerkelijke
uitbreiding gegeven aan de oppervlakte cultuurgrond, die bij het Instituut behoorde. Ook stichtte men een veevokkerij ten dienste van de Maatschappij.
Een gevolg hiervan was, dat het theoretische onderwijs in het gedrang kwam en werd beperkt tot enig avondonderwijs in elementaire vakken, die met de landbouw weinig verband hielden. Deze situatie duurde voort tot ongeveer 1851.
De laatste te onderscheiden periode (1851-1860) kenmerkte zich door meer afwisselend praktisch onderwijs overdag en op een hoger peil staande avondlessen. Op 20-jarige leeftijd konden de leerlingen nog 1 à 2 jaren als boerenknecht worden geplaatst op de grote boerderijen te Veenhuizen, die behoorden bij de aldaar door de Maatschappij opgerichte wezengestichten en het bedelaarsgesticht.
Dat het Instituut voor den Landbouw te Wateren niet beantwoordde aan de gestelde doeleinden, blijkt uit de door de ontslagen leerlingen verrichte werkzaamheden. Fabius vermeldt [9], dat in de periode 1831 tot en met 1840 van de 145 ontslagen jongens slechts 18 een betrekking in de koloniën waren gaan vervullen. Het aantal vacante plaatsen bij het bestuur van de koloniën is in
deze tien jaar ongetwijfeld groter geweest. Verreweg de meeste oud-leerlingen van het Instituut vertrokken echter naar de gewone maatschappij. Zesendertig jongens werden boerenknecht, vijfentwintig gingen in de steden werken en twee bij de binnenscheepvaart, terwijl niet minder dan zevenenvijftig jongens beroepsmilitair werden, te weten één officier, zes onderofficieren, veertien korporaals, één schermmeester en vijfendertig fuseliers. Slechts ongeveer éénderde van de kwekelingen vond een werkkring in de landbouw, zodat het Instituut ook in dit opzicht van beperkte betekenis was.
Niettemin pleitte de toenmalige directeur van de Maatschappij, die bijna dertig jaar in de koloniën had gewerkt, in april 1859 in een brochure voor het behoud van het Instituut voor den Landbouw [7]. Na hun opleiding kregen de meeste leerlingen volgens hem een gunstige plaatsing: Van Konijnenburg noemde nog betrekkingen bij het onderwijs en als huisbediende. Hij ontving vele verzoeken tot toelating en gaf als bijlagen enkele uittreksels uit brieven van ontslagen kwekelingen, die gedurende zes jaar in Wateren waren opgeleid. Ondanks deze pogingen tot voortbestaan van het Instituut voor den Landbouw besloot de Maatschappij tot verkoop van Wateren en omgeving. In 1860 kwam het einde van het Instituut voor den Landbouw, dat tevens de afsluiting betekende van deze merkwaardige episode uit de geschiedenis van het landbouwonderwijs in Nederland.

Noten
[1]
De Vriend des Vaderlands, maandblad der Maatschappij voor Weldadigheid, 1830, bladzijde 151.
[2]
De Star, Eerste maandblad der Maatschappij voor Weldadigheid, Vijfde jaargang, 1823, bladzijde 946.
[3]
De Star, Eerste maandblad der Maatschappij voor Weldadigheid, Vijfde jaargang, 1823, bladzijden 942 en 943.
[4]
De Star, eerste maandblad der Maatschappij voor Weldadigheid, Zesde jaargang, 1824, bladzijden 789.
[5]
Mr. W. J. van Welderen Baron Rengers: Overzicht van het beheer der Maatschappij van Weldadigheid, ná de reorganisatie van 1839, 1893, bladzijde 7.
[6]
Het landgoed Zorgvlied van den heer J.F. de Ruyter de Wildt. In: Staatscourant, jaargang 23, 2 oktober 1869, nummer 42, bladzijde 174.
[7]
J. van Konijnenburg. De toestand der vrije koloniën en het Instituut te Wateren bij de afscheiding der gestichten van de goederen, Meppel, 1859.
[8]
Eén morgen = 0,855 hectare.
[9]
F.W. Fabius. De Maatschappij van Weldadigheid in hare werking, strekking en geldelijken toestand. Amsterdam, 1841.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
In het op vrijdag 9 juli 2021 uitgegeven Magnus Opus Fragmenten Uit Het Verleden Van De Vroegere Gemeente Diever van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever is in het hoofdstuk Zorgvlied op bladzijde 186 ook een afbeelding van een exemplaar van de hier afgebeelde tekening opgenomen.

Afbeelding 1
Het Instituut voor den Landbouw op Klein Wateren (thans Zorgvlied) functioneerde als een Gesticht van Opvoeding van de Maatschappij van Weldadigheid. Het Instituut bestond in de periode 1823-1860.

Posted in Maatschappij van Weldadigheid, Tiekening, Verdwenen object, Woater’n | Leave a comment

Hoe un neeje meister uut ekeus’n wödde

Het boek met de titel ‘Folmers en zijne tijdgenooten. Eene Drentsche novelle’ is geschreven door Hendrik Tillema uit De Wijk. Het boek is in 1868 verschenen bij uitgeverij K. van Hulst te Kampen.
Hoofdstuk 1 is gesitueerd in het gehucht W. en beschrijft het onderzoek naar de bekwaamheden van vijf gegadigden voor de vacante betrekking van meister an de skoele van het gehucht W..
Het mag duidelijk zijn dat uit de eerste alinea van hoofdstuk 1 blijkt dat het verhaal in het gehucht Wapse is gesitueerd, echter de schrijver had zijn verhaal ook met gemak in vele andere boerendorpen of boerengehuchten in het Drente van 1868 kunnen situeren.
De redactie van ut Deevers Archief heeft hier alleen het met humor en sarcasme en veel dialect geschreven hoofdstuk 1 van het genoemde boek weergegeven, zeg maar als een soort van gemakzuchige bladvulling.
Dit hoofdstuk 1 is ook letterlijk als bladvulling (bladzijden 2 tot en met 13) opgenomen in nummer 15/4 (december 2015) van het papieren blad Opraekelen van de heemkundige vereniging uut Deever.

Hoofdstuk 1

Stil en vredig, doch niet onaardig, ligt te midden van eene hier en daar onafzienbare heide, het gehucht W (redactie: Wapse). Verdeeld in vijf kluften of boerschappen, behoort het burgerlijk zoowel als kerkelijk, tot de gemeente D (redactie: Deever). Van de kom dier gemeente ligt het ongeveer een uur gaans verwijderd.

Wij bevinden er ons in het najaar van 182*. De aardappelen zijn gerooid. Op den esch moet hier en daar nog ’n akkertien met winterrogge bezaaid worden, doch overigens is er de noodzakelijkste veldarbeid geëindigd. Het rundvee verlaat des daags nog slechts eenige oogenblikken de stallen en wordt dan naar eene dorre weide gedreven, doch as ’t weer umslat en regenachtig wordt, zal ’t veur vaste op ezet moên worden. Geen wonder ! Allerhilligen is kort op handen. ’t Is opmerkelijk, dat de Drenthenaar, ofschoon over ’t algemeen afkeerig van alles wat naar de gebruiken der Roomsche kerk zweemt, in zijn dagelijkschen spreektrant, de Sinten, voor de verdeeling des jaars, behouden heeft. Zoo spreekt hij gedurig van Allerhilligen, Lichtmissen, St. Jan, St. Jaopek, enz. ’t Schöt dan nou, al ’n mooi stukkien, nao Allerhilligen too.

’t Vee is gemolken en verzorgd. De scheper is eenige oogenblikken eerder, dan overigens anders zijne gewoonte is, met de kudde huiswaarts gekeerd. De wollige langstaarten verdeelen zich in onderscheidene koppels, en zonder opzicht, begeeft elke koppel zich naar het voor hem bestemde hok. De scheper begeeft zich met zijnen hond, naar de woning waar hij (met zijn trouwen volgeling) in den kost is, ten einde daar het voor hem bestemde middagmaal, dat reeds eenigen tijd op de gladgeschuurde vuurplaat heeft gestaan, te gebruiken. Zoo Haarm! bin ie daor al’, spreekt de vrouw des huizes hem toe, ‘as ie wat eer ekomen had, haije good gelieke mit oeze volk kunnen eten. Jans is nao de schoele toe, want de boer is daor te hoope.’ Uit het verdere tusschen beiden gevoerde gesprek, waaraan nu en dan ook de andere huisgenooten deelnemen, komen wij te weten, dat de huisvaders van het gehucht W. (redactie: Wapse) dien avond in het schoollokaal zullen vergaderen, om onderzoek te doen naar de bekwaamheden van een vijftal sollicitanten, naar de vacante betrekking van onderwijzer te W. (redactie: Wapse) en na den afloop hiervan, tot de benoeming over te gaan.

Zoo was dan de stok of bongel, die in het voorjaar, ten teeken dat het schoolonderwijs gestaakt was, door den ring der schooldeur was gestoken, weggenomen. Twee kaarsen, eene op eene ledige flesch, de andere op een houten blok, dienen tot verlichting van het tochtige lokaal. Tusschen de planken der zoldering door, ziet men hier en daar een gat in het rieten dak, waardoor men tot de gevolgtrekking komt, dat het hier niet alleen tochten, maar ook lekken kan. De aanwezende personen hebben zich zelven en elkander reeds in een dikken tabaksdamp gehuld. Twee der laatst aangekomenen, geene wettige redenen voor hun te laat komen kunnende aanvoeren, worden met bijna eenparige stemmen, tot de vooraf vastgestelde boete van tien cents voor ieder die te laat komt, veroordeeld. Na vruchteloos protest, wordt de boete eindelijk pruttelend betaald.

De vijf adspiranten, hebben op eene in een hoek staande bank, plaats genomen en zien elkander ter sluiks, met niet zeer vriendelijke blikken aan. De boeren schijnen weinig notitie van hen te nemen, en hunne gesprekken loopen over geheel andere onderwerpen, dan over onderwijs en opvoeding. Deze en gene groep is druk bezig om de marktprijzen van rogge en boter te bespreken. Ginds is een paar ijverig bezig om de zwaarte van ’n onverstaandeg zwaor vaarken te taxeeren, dat tegen achttien cents per pond verkocht, en te Steenwijk op de stadswaag gewogen en afgeleverd zal worden. Elders hoort men klagen over het weinige hooi, dat in den afgeloopen zomer gewonnen is, en over het dunne beschot, dat het dorschen der rogge oplevert. Kortom, men kan uit de gesprekken der vergaderden volstrekt niet afleiden, met welk doel zij in het schoollokaal zijn saamgekomen.

Eindelijk nam Jans het woord. Daar hij een van de voornaamste eigenaren der marktegronden, en tevens jaren lang lid van den gemeenteraad was, was hij gewoon de boerenvergaderingen te leiden, vele zaken van algemeen belang te regelen, en kon door een en ander veel invloed op zijne gehucht- en marktgenooten uitoefenen. Wanneer de man als voorzitter het woord voerde, scheen hij dit nimmer te kunnen doen, zonder lange inleiding en voorloopige opmerkingen. Zoo begon hij thans mede te deelen, dat het schoollokaal sedert den 10 Mei slechts éénen keer was ontsloten, en wel bij gelegenheid van de veiling van het algemeene gras. Velen knikten hier toestemmend; trouwens elk een was overtuigd, dat de man de waarheid sprak. Maar, dat deze inleiding dienen moest om een paar der aanwezige pachters, hunne geldelijke verplichting van een vorig jaar in herinnering te brengen, wisten slechts zij, die in deze zaak betrokken waren. Waarlijk! men dwaalt, zoo men meent, dat de Drentsche landman in sommige zaken van teederen aard, soms niet zeer kiesch kan zijn.

‘Wij bint hier‘ vervolgde de spreker ‘dan ekomen om ’n neije meister an te stellen. Deur de dood van Zwarte Klaos bint we daortoo geneudzaakt’. Hierop volgde weder eene uitweiding waardoor Jans te kennen gaf, dat hij gaarne gezien zou hebben, dat men bij ’t onderzoek naar de bekwaamheden der sollicitanten, de adsistentie van den hoofdonderwijzer te D. (redactie: Deever) had gevraagd. Hier schudden eenigen der aanwezenden het hoofd, waardoor ze te kennen wilden geven ‘wij bint hier baos en hebt mit de meister van D. (redactie: Deever) niks te maken.’

Eindelijk volgde de voorstelling der sollicitanten. No. 1 Jan Hindriks uut de Graafschop, oud 48 jaren. Bijna twintig achtereenvolgende jaren had hij des zomers de provincieën Holland en Friesland bezocht om er gras te maaien. Toen zijne kameraden den vorigen zomer huiswaarts waren gekeerd, was hij door ziekte verhinderd geworden, hen te vergezellen. In Friesland achtergebleven, had hij om de tijdens zijne ziekte gemaakte onkosten te bestrijden, na zijne herstelling aldaar en in Drenthe, werk gezocht en gevonden. Voor eenigen tijd gehoord hebbende, dat er te W. (redactie: Wapse) een onderwijzer noodig was, had hij niet geaarzeld, zich voor deze betrekking aan te bevelen.

Hij kon volgens zijn zeggen good mit de penne umgaon, en was ’n baos in ’t zingen. Hij had lange genog in Holland verkierd, om in goed Hollandsch te kunnen leeren. ’t Kwam hem hiel veurdieleg. Nao schoeltied kon hij klompen en manden maken”. En wanneer hij te W. (redactie: Wapse) aangesteld werd, was hij dicht bij Friesland, en kon dan, wanneer des voorjaars de bongel op de schoeldeure ehangen werd, nao Friesland gaan om daar turfveen te baggeren, en wanneer dien arbeid des zomers ten einde liep, gras te maaien. Nee ! ’t was hum miseraobel veurdieleg. Zoo behoefde hij dan niet langer jaarlijks van de Graofschop nao Holland en omgekeerd te reizen. Zeer verlangend naar de plek waar eens zijn wieg op stond, was Jan Hindriks niet. Hij was in den rechten zin des woords een wereldburger. Waar hij het meeste geld verdienen, en het goedkoopst aan den kost komen kon, zou hij het eerst en het langst zijne tenten opslaan. Voor de schoonheden der natuur, even als voor die der vrouwelijke sekse, was hij ongevoelig. Van zijn uiterlijk is niets bijzonders te zeggen. De roode kleur van zijn vleezig gelaat werd nog aanmerkelijk verhoogd door een rooden doek, dien hij stijf om den hals gebonden had. Zijne kolossale gestalte gaf groote lichaamskracht te kennen. De blauwe kiel, die onze sollicitant gewoon was te dragen, had dien avond plaats gemaakt voor een kort buisje, en de van zware spijkers voorziene schoenen, vervingen de gewone plaats der groote houtsblokken.

Van het uiterlijke en innerlijke van Jan Hindriks niets meer te zeggen hebbende, stellen wij voor No 2. Ouderdom 36 jaar. Naam: Rieks de Snieder, doch om zijne gebogene gestalte algemeen en beter als kroeme Rieks! bekend. Over zijn vaal gelaat, hingen zijne roode haren, sluik neer. Hij was uit de gemeente Z. afkomstig, waar zijne zaken in den laatsten tijd sterk achteruitgegaan waren, doordien onze held te sterken lust gevoelde, om op godsdienstig gebied als kampvechter, tegen den predikant en vele notabele ingezetenen dier gemeente, op te treden. Wijl hij daardoor niet zelden onrust verwekte, en ’s mans eerlijkheid bij velen niet boven alle bedenking verheven was, verloor hij te Z. eindelijk geheel en al de weinige achting, die hij er voorheen genoten had. Een en ander had ten gevolge, dat hij besloot, niet alleen de gemeente Z. voor goed te verlaten, maar tevens zijn handwerk, tegen een volgens zijne zienswijze, gemakkelijker ambt, te verwisselen. Doorkneed, als hij meende te zijn in de leer van den catechismus, dien hij even als de meeste psalmen letterlijk van buiten kende, dacht hij hierdoor, alsmede om zijne bijbelvastheid en welbespraaktheid, de meeste aanspraken op de vacante betrekking te kunnen doen gelden.

No 3. was iemand, wien het duidelijk was aan te zien, dat hij een zeer teringachtig gestel bezat, dat hem voor zwaren handenarbeid ongeschikt deed zijn. Ouderdom 22 jaar, bekwaamheden geene.

No 4. Een boerenzoon 20 jaar oud, ingezeten van het gehucht W. (redactie: Wapse) en aldaar algemeen onder den naam van Jan de Wiesneuze bekend. Tot in zijn negentiende jaar had hij des winters trouw de gehuchtsschool bezocht, en daar met den overleden onderwijzer Zwarte Klaos, het hoogste gezag gedeeld, echter niet altijd in vredelievenden geest. Tusschen de meister en wiesneuze was er gedurig oneenigheid over de uitoefening der tucht en de handhaving van het gezag ontstaan, die soms tot hevige tooneelen aanleiding gegeven had. Zulke wiesneuzen in de school te moeten dulden, was in voorgaande jaren, voor vele bijschoolhouders in Drenthe, een waar kruis. Alle tucht en orde, zooals ze meenden, ontwassen zijnde, verkeerden zij met den meister meestal op eenen te gemeenzamen voet, waarvan door hen niet zelden misbruik gemaakt werd. No 4. had hoegenaamd niets, dat hem aanbeval, als dat hij lange schoele elegen hadde en dat hij den meister in de handhaving der tucht tegenover jongere wiesneuzen, dikwerf geholpen had.

Eindelijk komt de beurt aan No. 5. Wij zien in hem een jongeling, die zich door zijn gunstig uiterlijk en door zijne bescheidenheid aanbeveelt. Wat hem inzonderheid bij de boeren te W. (redactie: Wapse) had moeten aanbevelen, was zijne acte als onderwijzer en de gunstige getuigschriften, die hij van den schoolopziener van zijn distrikt en van den man, bij wien hij zijne opleiding ontvangen had, overlegde. Hendrik Folmers, zoo heette onze sollicitant, was hoewel een Drenthenaar van geboorte, niet van Drenthsche afkomst. Zijn vader was landsambtenaar geweest te S. (redactie: Smilde). Hier werd zijn huwelijk met de geboorte van twee zonen en eene dochter gezegend. Vrede en liefde heerschten in het huisgezin. Doch donkere wolken pakten zich boven de hoofden van ’t gezin te samen. De beide echtelingen werden op het ziekbed geworpen, en toen de moeder uit den bewusteloozen toestand ontwaakte, waarin ze ten gevolge van hare ziekte langen tijd verkeerd had, was zij weduwe geworden. Wij verwijlen niet bij, hare smart. Van een zeer gering jaargeld moetende leven, waren hare zorgen vele. Doch dit was niet het eenige dat haar ter neder drukte. Zij dacht aan de toekomst van haar kroost. In haren oudsten zoon meende zij een goeden aanleg te ontdekken, en in deze meening werd zij versterkt door den onderwijzer, bij wien hij ter school ging. Na onderling beraad werd besloten, dat hij na zijn twaalfde jaar voorloopig nog te S. (redactie: Smilde) zou blijven schoolgaan. Dat de knaap de gunstige verwachting zijns Onderwijzers en die zijner moeder niet te leur stelde, blijkt daaruit, dat hij op zijn 16e jaar den vierden, en op zijn achttiende jaar den derden rang, als onderwijzer verkreeg. Nadat hij van zijn zestiende jaar af als ondermeester bij zijn gewezen onderwijzer was werkzaam geweest, had deze hem, na het verkrijgen van den derden rang, aangeraden van standplaats te verwisselen. Geen wonder dus, dat wij, onder de sollicitanten, die naar de betrekking van onderwijzer te W. (redactie: Wapse) stonden, Hendrik Folmers aantreffen, te minder daar de woonplaats zijner moeder slechts ruim drie uren gaans van daar verwijderd lag.

Wij hebben nu de sollicitanten voorgesteld en zullen thans iets mededeelen van het vergelijkend examen, dat door Jans, hierin bijgestaan door al de huisvaders van W. (redactie: Wapse), werd afgenomen. Koman volk !’ zoo ving hij aan, ‘wij zult deenen te begunnen.’ Hierop werd door den spreker voorgesteld, om met elkander te zingen Ps. 119, v. 3. ‘Deze baos daor’ , ging hij voort op Jan Hindriks wijzende ‘zal wel veurzingen willen.’ Hieraan werd door dezen gereedelijk voldaan. En al kon de stem des voorzangers niet op groote helderheid aanspraak maken, hij leverde toch het bewijs, dat hij een paar krachtige longen bezat, hetgeen te meer uitkwam, daar kroeme Rieks herhaaldelijk pogingen aanwendde, om hem te overschreeuwen. ‘Nou zullen we de meisters liet de president, na den geëindigden zang, zich hooren ‘mit de condities bekend maken.’ De goede man had dezen term dikwerf van den Notaris, bij publieke verkoopingen, gehoord. Uit de door hem medegedeelde voorwaarden bleek, dat de aan te stellen meister te W. (redactie: Wapse) zou genieten een jaarlijksch traktement van twaalf gulden, en van elk bij hem ter school gaand kind, een halven stuiver in de week. Verder zou hem ten gebruike worden afgestaan een akkertje op den hoek der esch gelegen, algemeen bekend onder den naam van ’t meisterlaand, en tevens het recht om eenige schapen in het heideveld van W. (redactie: Wapse) te weiden, onder de hoede van den scheper. De meister zou bovendien kost en inwoning genieten, onder dien verstande, dat hij bij iederen boer, die te W. (redactie: Wapse) woonde en schoolplichtige kinderen had, beurtelings eenige dagen in den kost zou gaan. Ter tegemoetkoming van hem, bij wien hij in de slaopsteê kwam, zou de meister gehouden zijn, des morgens bij het dorschen de behulpzame hand te bieden. Wanneer de meister wat redelek was, had hij veul aventuur om begunstigd te worden met de levering der schoolbehoeften. ‘Maor’, hier liet een der boeren zich hooren, ‘dan mussen ze neet doon as Zwarte Klaos edaone had. Hij wol de man niks te nao komen, maar bij tiên had hij veur ’n harst pampier twie centen, en veur twie pennen ’n halve stuver erekend. En dan wassen de pennen wat gou an ’t ende west.’  ”k Wil ’t leuven!’ viel Jan de Wiesneuze in ‘hij versneed mit ’t vermaken de pennen soms hielemaol. ’t Is mij niet klaor, of hij ’t pennenvermaken niet good kon, dan of hij er zooveule of sneê, om meer pennen te kunnen verkoopen.’ Wel wus hij, dat Zwarte Klaos in de leste tied, veul in de schoele had laoten schrieven, um daordeur ’t makkelek te hebben en veul pampier te kunnen verkoopen.‘Stilte volk !’ begon weer de president, ‘wat de pennen en ’t pampier betreft, dat komt later. Wij kunt die dingen mit de neije meister ’t beste overleggen. En wat meer is’, hier richtte hij zijn oog op Jan de Wiesneuze, ‘Zwarte Klaos is dood en kan zuk neet verantwoorden.’ Uit de verder door hem medegedeelde voorwaarden bleek, dat aan den onderwijzer de verplichting werd opgelegd, des voormiddags van tien tot twaalf, en des namiddags van half twee tot vier uur, school te houden. Hoe de onderwijzer zich in de school had te gedragen, zou hem door eene verordening, door het plaatselijk bestuur ontworpen en door den schoolopziener goedgekeurd, worden medegedeeld. ‘Wij kunt’, besloot de spreker, ‘als elk en iene mit de condities tevreën is, tot ’t vergeliekend exaomen overgaon.’

Wij zullen niet trachten de koddige tooneelen, die er voor en bij ’t examen plaats grepen, breedvoerig mede te deelen. Jan Hindriks verklaarde, dat hij wat het traktement betrof ’t wel ’n tikkeltien minder zou willen doen, en dat hij ’s avonds na volbrachten arbeid in de school, voor de lieden bij wie hij in den kost was, zoo ze hem goed behandelden, klompen zou willen maken, en manden vlechten, mits men hem hout en teenen verschafte, en terstond tot zijne benoeming overging.
Kroeme Rieks nam met de gestelde voorwaarden genoegen, en wilde zich gaarne aan een examen onderwerpen, opdat daardoor zijne bijbelkennis en vastheid in de leer zouden kunnen blijken. Echter deed hij de vraag, indien de keus op hem mocht vallen, of het hem niet vergund zoude zijn, om ’s morgens in plaats van te helpen dorschen veur de luu te meugen sniederen’.
No. 3 bleef bescheidenlijk zwijgen.
De vader van No. 4 bracht in het midden, dat as men zien zeune Jan benuumde, ’t akkertien op de nes, tot zoo lange zien zeune trouwde, verhuurd kon worden, en dat hij zien zeune zölfs in de kost bleef holden. ‘As men’, besloot hij ”n ingezeten, dee ’t waark hier in de schoele en de kiender kent, anstelt, wint de boerschop de kost uut, en komt de huure van ’t akkertien, ten bate van ons allemaol.’
No. 5 nam met de gestelde voorwaarden genoegen.
Eindelijk stelde nog de scheper, die na haastig zijn middagmaal te hebben gebruikt, ook in de vergadering verschenen was, bij wijze van amendement voor, dat de schapen, die de nieuw te benoemen onderwijzer in het gehucht zou willen invoeren, eerst door hem zouden moeten onderzocht worden, opdat er geene schurftige onder de kudde kwamen. ‘Mos ’n olderling’, hier vestigde de man zijn oog op Jans, ‘waken, dat er gien wolven in de giestelieke kudde kwamen; hij mos zörgen, dat er niks verkierds in de kudde kwam, dee hum toovertrouwd was.’

Bij het nu volgende examen gaf Jan Hindriks zoo vele bewijzen van onbekwaamheid, dat er van zijne benoeming geen sprake kon zijn. De man kende ter nauwernood de tafel van vermenigvuldiging. En toen hem in zeker oud schoolboek, dat toen nog hier en daar in zwang was, de namen Qaudragesima, Quintilianus en meerdere anussen en gesima’s ter lezing werden opgegeven, zei de man, dat dit heksentaal was.
Rieks verschafte den president veel moeite en gaf zelfs aanleiding tot oneenigheden onder de boeren. Hem werd opgegeven om zeker Evangelisch gezang te zingen, waarop hij antwoordde, dat de Heere hem bewaren zol, om zukke Baoälsleeder te zingen. Hierop bracht hij in het midden, dat men bij het woord Gods niets toe mocht doen, en dat de gezangen er aan toegevoegd waren geworden, door den wil eens menschen, waarop de president na eenige opmerkingen besloot met te zeggen, dat men de belijdenis des geloofs, den catechismus enz. volgens de redenering van Rieks, dan evenmin gebruiken mocht, dewijl zij ook tot het woord Gods waren toegevoegd geworden. Verder moest de sollicitant niet vergeten, dat hier geene godsdienstoefening, maar een examen gehouden werd, en dat zij, die daaraan wenschten deel te nemen, geene wetten hadden voor te schrijven, maar aan de bepaalde verordeningen zich hadden te onderwerpen. Hierop volgde weer eene levendige discussie, naar aanleiding van Rieks opvatting, van het ‘men moet Gode meer gehoorzamen dan de menschen’, waarbij volgens de meening van vele der aanwezigen, de kleermaker het recht aan zijne zijde had. Elk een wonderd over de smeuje bek van Rieks. Doch toen hem werd opgedragen, eenige Nederl. (redactie Nederlandse) Ellen en Palmen in oude maat, en oude Ellen en Duimen in Nederl. (redactie: Nederlandse) te herleiden, ging dit zijne bevatting te boven. ”n Tummerman’, zoo drukte hij zich uit, ‘had wel doemen en misschien ook wel strepen op de doemstok staon, maor op ’n gewone elle, stunden niks anders as vörrels en halfvörrels. Hij had lange nog mit de elle ummegaone, um dit good te wieten. Maar misschien was dit wel nije leere. ’t Olde geloove deugde volgens sommegen ook neet meer, zoo zol ’t ook wel mit de elle waezen. Hij had mit die neijegheden niks op, en höld zuk an ’t olde.’ Niettegenstaande zijne ombeschaamdheid, was de publieke opinie over het algemeen gunstig voor hem, doch toen ’s mans schrift te voorschijn kwam en ter sprake werd gebracht, werd er algemeen geoordeeld, ‘dat ’n kleine schoeljonge beter mos kunnen schrieven.’
Aan No. 3 werd opgedragen een bekend psalmvers te zingen; doch toen hij reeds bij den tweeden regel, deerlijk van de wijs raakte, werd niet alleen hierover, maar ook over zijn geheelen persoon, een afkeurend oordeel uitgesproken.
Wat Jan de Wiesneuze betreft, het bleek, dat hij, naar ’t zeggen der boeren ‘neet veur nimmedal zo lange schoele had elaegen.’ Indien er geen No. 5 was geweest, men zou hem zekerlijk tot meister benuumd hebben.
‘Nou is hier nog Folmers’, begon de president, ‘dee ons ’n acte hef mitebracht, waaruut bliekt, dat hij al twie examens hef ofelegd. Ik leuve, dat het dwaos van ons zal wezen, om hum in alles to examenieren. Dee hum de acte egeven hebt, bint ander kerels as wij. ’n Bewies van bekwaomheid tot schoelholden en ’n getuugschrift van good gedrag, hef hij ons ook laoten zeen.’ ‘O’, merkte hierop een der boeren aan, ‘as ie hum hier hebben wilt, dan hadden wij ’t hiele examen wel achterwege kunnen laoten.’ Het recht, dat zij bezaten om te examineeren, lieten zij zich door geene heeren uit Assen uit de handen nemen. En ’n geëxamenierde meister verdiende volgens zijne meening in het geheel geen vertrouwen. Zoo had men onder anderen, te S. (redactie: Smilde) ook ’n geexamenierde veearts, maar die niet de minste kennis bezat. ‘Hooge rekeningen schrieven, dat kon hij’. Bij ’t kalven der koeijen, had deze en gene boer getoond, veel beter hulp te kunnen verleenen, dan de veearts. Zoo was ’t ook met geëxamenierde dokters. De mulder te N. en de duvelbanner te Steenwiek, wisten beter en goedkooper raad te verschaffen, dan alle geneesheeren in Drenthe. ‘En komt maor ies’, zoo besloot de spreker zijne rede, ‘as er wat van oe esteulen is bij de scholte of bij ’n advekaot. Ze wieten gewoonlek nargens van, maor kom ook iets bij de duvelbanner ?’ Nee, ’t kon en zol unit ’n geëxamenierde schoelmeister wel krek zoo wezen, as mit alle geëxamenierde luu.’ ‘Men mos’, zooals hij zich uitdrukte, ‘gien katte in de zak koopen, en zuk niks deur de Asser heeren in de handen laoten stoppen.’ Daar zijne woorden in de vergadering weerklank vonden, werd er besloten, dat Hendrik Folmers en Jan de Wiesneuze, na eenige regels geschreven en eenige rekenkundige voorstellen opgelost te hebben, een mondeling examen zouden ondergaan, loopende over geschiedenis en aardrijkskunde. Door middel, van voor dien tijd goede handboeken, gelukte het den president en eenige boeren, sommige vragen te doen, die beantwoord konden worden. Wij weten echter niet wat komischer was, de wijze waarop de vragen soms ingekleed en voorgesteld werden, of de manier waarop Jan de Wiesneuze meende, ze te moeten beantwoorden. ’t Gevolg van een en ander was, dat menigeen, die misschien met recht van meening was, dat elk geëxamineerde geen heksenmeester was, tot de overtuiging geraakte, dat Hendrik Folmers een geleerde bol was. Wel was er, volgens de zienswijze van sommigen, iets op zijn zingen aan te merken, daar hij de gewone loopjes en de sierlijke, draaingen bij ’t zingen van psalmen niet scheen machtig te zijn. Maar anders had hij eteund wied genog de baos te wezen.

Nadat het onderzoek naar de bekwaamheden der sollicitanten was afgeloopen, stelde Jans voor, dat deze, omdat ze zoo deksels mit de kop ewaarkt hadden, zich zouden verwijderen. Zij zouden zich nao Roege Garriet begeven, waor de olde meister altied in de slaopstee ewest hadde. Daor zouden ze op koffie en stoetebruggen onthaald worden. De uitslag der beraadslaging over de benoeming, zou hun misschien nog denzelfden avond, bekend worden gemaakt. De sollicitanten verwijderen zich; en in het schoollokaal te W. (redactie Wapse) werd, na eenige discussie, door de boerenvergadering bij meerderheid van stemmen benoemd tot onderwijzer der jeugd aldaar, Hendrik Folmers. Toch had het Jans eenige moeite gekost om deze benoeming door te drijven. De vader van Jan de Wiesneuze had zich reeds lang voor het examen van een aantal stemmen voor zijnen zoon meester gemaakt. Deze brachten bij de beraadslaging over de benoeming in het midden, dat Folmers wel eenige vragen had beantwoord, die Jan had laoten zitten, maor wat betiekende dat? As Jan neet wis, waor Chinaò of Jepan of meer van die vrömde laanden laggen, wat zol dat? Allemaol ballast! De kiender hoofden neet nao dee vrömde laanden too te gaon, en hadden er niks mit te maken. ’t Was beter, dat ze de weg good deur Drenthe leerden. En wat hadden ze te maken mit dee olde kerels, die al lange dood wassen, zooals Olde Sander de groote, mit zien oorlogen! Mit Greeken en Parzen en al dat olde volk? Stund je niks van in de biebel ? ’t Was beter, dat ze wisten van Groote Willem, hoeveul schaopen dat dee bij de koppel mog doen enz. Jan was mans genog om dit de kiender te leeren. Men wus wee Jan was. ’t Was ’n jendarege jongen. Maor de Smildegers ? ’t Was al gelieke ligt volk. Enkele boeren zeiden, voor Rieks te zullen stemmen. ’t Was wel waor, hij schreef neet mooi, maar ’t kereltien was biebelvast. Wat hölp al dat mooije geschrief? Wat dat veule rekenen ? As men maor good antiekenen en berekenen kon wanneer de koên mossen kalven, en de motte biggen mos kriegen en de meere ’t vul. Wat hölp al dee geleerdheid en al dee wiesneuzerij”. Gelukkig dat Jans door het verlichtste deel van W’s (redactie Wapse’s) ingezetenen bijgestaan, deze en gene redenen wist te ontzenuwen. Sterk deed hij uitkomen, dat men thans, volgens de wet, verplicht was een geëxamineerd onderwijzer te benoemen. ‘Men mos ook neet denken’, vervolgde hij, ‘dat men juust hier de wiesheid in pacht had. Dee in de regiering zatten wassen ook gien kwaojongens, al luup er ook ’n enkelde onder, dee soms kwaojongersstreken dee. Geleuf ook maor’, ging hij voort, ‘dat de scholte en doomeneer wanneer we de bekwaomste neet neemt, biester kwaod zullen wezen. Misschien hebben we dan umtied te wachten, dat de pestoor er ’s Zundags in zien preke, er nou en dan op smeelt.” Na deze en dergelijke redenen besloot men tot de stemming over te gaan, waarbij bleek, dat het gezond verstand van velen had gezegevierd. Hierop werd besloten, dat Jans aan Folmers van zijne benoeming zou kennis geven, en dat hij den nieuwen onderwijzer, daags nao Elf Duzend aan de kinderen zou voorstellen. Toen daarop de voorzitter nog de opmerking maakte, dat wegens het vergevorderde uur de sollicitanten niet wel de terugreis konden aanvaarden, namen terstond eenige der meest gegoede ingezetenen op zich, om hun nachtverblijf aan te bieden. Hierop scheidden de vergaderden.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie heeft in het verhaal de woorden, die niet in het Nederlands, maar in dialect zijn geschreven, cursief en in vette letters weergegeven. Het mag duidelijk zijn dat de uit De Wijk afkomstige auteur niet schreef in het dialect dat in de gemiente Deever werd gesproken en ook is te merken dat de auteur al langere tijd in het Westen verbleef. De redactie heeft de cursief en in vette letters overgezet naar ut Deevers en waar nodig overgezet in het Nederlands.
’n akkertien
= un akkertie
as ’t weer umslat = as ut wièr umslat = als het weer omslaat
’t veur vaste op ezet moên worden = ’t veur vaaste op eset möt’n wöd’n = vast op stal gezet moet worden.
Allerhilligen = Allerhilligen = Allerheiligen (1 november).
St. Jaopek = Sunt Joapik = Sint Jacobus.
’t Schöt dan nou, al ’n mooi stukkien, nao Allerhilligen too. = ’t Schöt al un mooi stukkie hen Allerhilligen = Het schiet al mooi op naar Allerheiligen.
Zoo Haarm bin ie daor al ! = Zoo Haarm, bin ie ur a = Zo Harm, je bent er al.
As ie wat eer ekomen had, haije good gelieke mit oeze volk kunnen eten. = Ai’j wat èerder ekoo’m waar’n, hai’j glieke mit oense volk könn’n eet’n. = Als je wat vroeger was gekomen, dan had je gelijk met ons volk kunnen eten.
Jans is nao de schoele toe, want de boer is daor te hoope.
= Jans is hen de skoele, want de boer is doar te hoope. = Jans is naar de school, want de boeren komen daar samen.
Bongel = Bongel = Stok.
Wij bint hierdan ekomen om ’n neije meister an te stellen. = Wee bint hier ekoo’m um de neeje meister an te stell’n = Wij zijn hier gekomen voor het aanstellen van de nieuwe onderwijzer.
Deur de dood van Zwarte Klaos bint we daortoo geneudzaakt
= Dit is te veel vernederlandst dialect.
’n onverstaandeg zwaor vaarken = un onvurstaandug zwaor vaark’n = een onverstandig zwaar varken (een te vet gemest varken).
Wij bint hier baos en hebt mit de meister van Deever niks te maken. = Wee bint hier boas en hept mit de meister van Deever niks van doon. = Wij zijn hier de baas en hebben niets te maken met de schoolmeester van Deever.
uut de Graafschop = uut de Graafschop = uit de Graafschap.
Hij kon good mit de penne umgaon, en was ’n baos in ’t zingen. = Hee kön good mit de penne ummegoan en was un boas in ut sing’n = Hij kon goed omgaan met de pen en was een baas in het zingen.

De redactie zal bij beschikbare tijd en zeker niet met geschwinde spoed en in gestrekte draf beetje bij beetje de rest van de in dialect geschreven zinnen in ut Deevers vertalen.
Dit geeft
personen die ut Deevers echt willen gaan beheersen, zoals kiender van Deeversen die ut Deevers neet meer van heur Deevers proat’nde vae en mow hept elièed, of Drentenierders (import) die druk en ernstig bezig zijn met een indeeveringscursus Deevers op Drift, de hiervoor weergegeven leerstof tot zich te nemen,.

Posted in Deevers | Leave a comment

Jeudse mann’n uut Amsterdam in kaamp Deever A

In het kader van de systematische intimidatie, discriminatie, isolatie, deportatie en vernietiging van de Joden besloot de Duitse bezetter in december 1941 Amsterdamse joodse mannen naar de Drentse rijkswerkkampen in Diever, Geesbrug, Gijsselte, Kremboong, Mantinge, Orvelte, Stuifzand en Vledder te sturen. Het eerste resultaat was dat 905 van de 1402 geplaatste mannen op zaterdag 10 januari 1942 vanaf het Centraal Station in Amsterdam per trein vertrokken naar Drente. Op een met potlood beschreven velletje papier, dat bewaard is gebleven in het Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, is te lezen dat de mannen voor de rijkswerkkamp Diever A (zie afbeelding 2) en rijkswerkkamp Diever B om 9.45 uur vanaf het vijfde perron moesten vertrekken. Naar aanleiding van de ‘lage opkomst’ van 905 van de eerste groep van 1402 Amsterdamse joodse mannen, die aangewezen was voor tewerkstelling in de werkkampen van den Nederlandschen Rijksdienst voor de Werkverruiming op 10 januari 1942, voerde de Duitse bezetter direct de druk op.

Op 13 januari 1942 deed de Joodsche Raad voor Amsterdam in opdracht van de Duitse bezetter een oproep aan alle mannelijke Joden in Amsterdam die geen arbeid of vaste bezigheid hadden, tot het invullen van een formulier (zie afbeelding 1). Daarin kon men verklaren ‘geen arbeid, noch vaste bezigheid’ te hebben. Uiteraard was het de bedoeling van de Duitse bezetter meer Amsterdamse joodse mannen via rijkswerkkampen in onder meer Drente en vervolgens via concentratiekamp Westerbork te deporteren naar de vernietigingskampen in Duitsland en Polen.

Op 14 april 1942 schreef de Joodsche Raad voor Amsterdam in opdracht van de Duitse bezetter een nota (bron: collectie 182, Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies) over de werkverruiming met de navolgende tekst.
Een belangrijk percentage van hen, die voor keuring en tewerkstelling ten behoeve van de werkverruiming wordt opgeroepen, laat niets van zich horen. Hun wegblijven leidt ertoe, dat anderen worden opgeroepen. De Nederlandsche autoriteiten kunnen en mogen te dezen geen maatregelen nemen. De Duitsche autoriteiten mogen dat wel; zij hebben dan ook den Voorzitters (van de Joodsche Raad voor Amsterdam, redactie) medegedeeld, dat zij er ernstig over dachten, hen, die zonder gegronde redenen niet opkomen, te straffen. Teneinde zoveel als mogelijk is moeilijkheden te voorkomen, is daarom de volgende circulaire verzonden, aan welke is voorafgegaan een herhaalde oproep van het Gewestelijk Arbeidsbureau:
De autoriteiten hebben gelast, dat Joden, ongeacht het feit of zij werk hebben dan wel werkloos zijn, bij de Werkverruiming moeten worden geplaatst en wel in de Nederlandse kampen van den Nederlandschen Rijksdienst voor de Werkverruiming. Ook Gij zijt voor keuring ten behoeve van dezen arbeid opgeroepen, doch hebt aan dezen oproep geen gevolg gegeven. Wellicht leeft Gij in de veronderstelling, dat Ge niet naar de keuring behoeft te gaan, omdat Ge werk hebt. Daarom wijzen wij er U nadrukkelijk op, dat het thans niet meer gaat om keuring van werkloozen, doch om keuring en tewerkstelling van allen, ongeacht of zij al dan niet werkloos zijn. In uw eigen welbegrepen belang raden wij u dringend aan, aan den oproep, welke
het Gewestelijk Arbeidsbureau U heeft gezonden, gehoor te geven. Bij niet voldoen hieraan wacht U, naar wij weten, ernstige straf. Wij hebben verkregen, dat deze straf nog vermeden kan worden, indien Gij alsnog aan de oproeping gevolg geeft, en wel onmiddelijk.

De oproep van de Duitse bezetter van 13 januari 1942 enkel aan mannelijke Joden in Amsterdam, die geen arbeid of vaste bezigheid hadden, tot het invullen van een formulier (zie afbeelding 1) was een brutale repressieoproep, want van de personen op de lijst met namen van Amsterdamse joodse mannen, die op 10 januari 1942 naar rijkswerkkamp Diever A hadden moeten vertrekken, hadden de meesten wel degelijk eerbare arbeid: chauffeur, winkelbediende, koopman, musicus, reclameschilder, diamantbewerker, postsorteerder, boekbinder, gids, reiziger, kleermaker, marktkoopman, huidenzouter, sigarenmaker, agent, kleermaker, verplegende, huidenkoopman, glasbewerker, fotograaf, toneelspeler, slager, huisschilder, loopknecht, behanger, kantinehouder, boekhouder, venter, magazijnbediende, havenarbeider, diamantslijper, toneelspeler, darmenbewerker, schijvenschuurder, heilgymnast.

In het Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies is document 363A bewaard gebleven in doos 235 in archief 216. In dit document deelt de directeur Sociale Zaken (van … ?) mede de namen van 90 Amsterdamse joodse mannen, die met ingang van 10 januari 1942 waren geplaatst in het werkverruimingkamp Diever A aan de Waterseweg in de Olde Willem. Welke van deze 90 mannen daadwerkelijk niet op sabbad 10 januari 1942 naar rijkswerkkamp Diever A vertrokken, dat is niet bekend, maar zal aanzienlijk zijn geweest. Welke van de 90 mannen die niet op 10 januari 1942 naar rijkswerkkamp Diever A waren vertrokken, maar op een latere datum naar rijkswerkkamp Diever A vertrokken, dat is ook niet bekend.
De redactie van ut Deevers Archief neemt aan dat de in die lijst genoemde Saul Monnikendam niet in rijkswerkkamp Diever of rijkswerkkamp Diever B is geweest. De redactie neemt aan dat de in de lijst genoemde Jacob Knegje ook niet in rijkswerkkamp A of rijkswerkkamp B is geweest, hij overleed op 13 juli 1942 in Amsterdam.
De redactie heeft de namen van de mannen op deze lijst opgezocht in de webstee van het Joods Monument en de gegevens van deze mannen (sommigen met foto) in de volgende lijst weergegeven.

De Duitse bezetter en zijn Nederlandse handlangers ontruimden de rijkswerkkampen Diever A en Diever B in de nacht van vrijdag 2 oktober 1942. De toen nog aanwezige joodse mannen uit diverse delen van Nederland moesten in de nacht van vrijdag 2 op 3 oktober 1942 (op de joodse Grote Verzoendag) vanuit de Olde Willem zo’n vijfentwintig kilometer lopen naar concentratiekamp Westerbork.

Het merendeel van de mannen in de navolgende lijst van Amsterdamse Joden zullen in rijkswerkkamp Diever A zijn geweest en stierven vóór vrijdag 2 oktober 1942 in Auschwitz of Sobibor: Mozes Aandagt, Alexander Aldewereld, Levie Appelboom, Bernard Aussen, Mozes Bacharach, Izaäc Blitz, Juda Canes, Abraham Cohen, Andries Couvern, Jacob van Esso, Abraham Groothuis, Benjamin van Hes, Elias Korthoef, Benjamin de Levie, Aäron van Rooijen, David Salomon, Barend Waas, Isaäc Walvisch, Siegried Wolder, Joseph Zwaab.
Daarmee mag het duidelijk zijn dat de Duitse bezetter het rijkswerkkamp Diever A (en het naastliggende rijkswerkkamp Diever B) gebruikt heeft als doorstroomkamp (durchgangslager) van concentratiekamp Westerbork.
Slechts enige in de lijst genoemde mannen overleden na het einde van Tweede Wereldoorlog: Samuel Bierman (1951), Israel Cohen (1970), Isaac Gobets (1993).

Lijst van Amsterdamse Joden die op 10 januari 1942 moesten vertrekken naar werkkamp Diever A
Mozes Aandagt, woonachtig in de Sint Antoniesbreestraat 67 II in Amsterdam, geboren op 15 juni 1883 in Amsterdam, overleden op 7 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 59 jaar, beroep: niet bekend
Naftalie Achttienribben, woonachtig in de Oleanderstraat 21 huis in Amsterdam, geboren op 30 juli 1897 in Amsterdam, overleden op 28 februari 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 45 jaar, beroep: chauffeur.
Alexander Aldewereld, woonachtig in de Van Woustraat 101 II in Amsterdam, geboren op 16 augustus 1901 in Amsterdam, overleden op 30 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 41 jaar, beroep: winkelbediende.
Levie (Louis) Appelboom, woonachtig in de Nieuwe Achtergracht 113 III, geboren op 22 februari 1878 in Amsterdam, overleden op 21 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 64 jaar, beroep: koopman.
Willem David Augurkiesman, woonachtig in de Sarpathiestraat 96 I in Amsterdam, geboren op Sobibor, bereikte de leeftijd van 49 jaar, beroep: musicus.
Bernard Aussen, woonachtig in de Hofmeyrstraat 5 I in Amsterdam, geboren op 14 januari 1881 in Amsterdam, overleden op 10 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 60 jaar, beroep: reclameschilder.
Mozes Bacharach, woonachtig in de Blasiusstraat 116 I in Amsterdam, geboren op 2 december 1879 in Amsterdam, overleden op 10 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: diamantbewerker.
Barend Beek, woonachtig in de Boterdiepstraat 19 II in Amsterdam, geboren op 2 mei 1892 in Amsterdam, overleden op 11 december 1944 in Extern Kommand Burggraben, bereikte de leeftijd van 52 jaar, beroep: diamantbewerker.
J. Baan, woonachtig in de Ruijschstraat 91, geboren op 1 juli 1912 in Amsterdam.
Van deze persoon is niet vastgesteld of hij de oorlog heeft overleefd.
Samuel Bierman, woonachtig in de Latherusstraat 78 in Amsterdam, geboren op 2 februari 1881 in Amsterdam, overleden op 20 november 1951 in Amsterdam, bereikte de leeftijd van 70 jaar, beroep: loswerkman.
Isaäc Blitz, woonactig in de Spitskopstraat 12 huis in Amsterdam, geboren op 18 april 1887 in Amsterdam, overleden op 10 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 55 jaar, beroep: postsorteerder.
Nathan Bonewit, woonachtig in de Louis Bothastraat 17 huis in Amsterdam, geboren op 13 december 1900 in Amsterdam, overleden op 9 april 1943 in Sobibor, beroep: niet bekend.
Jacob Bueno de Mesquita, woonachtig in de Van Zesenstraat 7 huis in Amsterdam, geboren op 4 april 1886 in Amsterdam, overleden op 21 mei 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 57 jaar, beroep: boekbinder.
Hijman Buijs, woonachtig in de Schalk Burgerstraat 12 huis in Amsterdam, geboren op 4 april 1883 in Amsterdam, overleden op 5 maart 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 59 jaar, beroep: diamantbewerker.
Juda Canes, woonachtig in de Uiterwaardenstraat 75 II in Amsterdam, geboren op 17 januari 1880 in Amsterdam, overleden op 14 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: niet bekend.
David Cavalje, woonachtig in de Van Ostadestraat 328 II in Amsterdam, geboren op 15 december 1894, overleden op 7 mei 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 48 jaar, beroep: niet bekend.
Abraham Cohen, woonachtig in Amstel 128 I, geboren op 24 april 1881, overleden op 17 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 61 jaar, beroep: gids.
Israel Cohen, woonachtig in Govert Flinckstraat 84 IV in Amsterdam, geboren op 10 augustus 1907 in Amsterdam, overleden op 19 juli 1970 in Amsterdam, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: niet bekend.
Andries Couvern, woonachtig in de Nieuwe Prinsengracht 48 huis in Amsterdam, geboren op 7 maart 1887 in Amsterdam, overleden op 14 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 55 jaar, beroep: reiziger.
Emanuel Degen, woonachtig in de Danie Theronstraat 36 in Amsterdam, geboren op 15 maart 1913 in Amsterdam, overleden op 31 maart 1944 in Midden-Europa, bereikte de leeftijd van 31 jaar, beroep: kleermaker.
Samuël Degen, woonachtig in de President Brandstraat 28 III in Amsterdam, geboren op 9 juli 1880 in Amsterdam, overleden op 5 oktober 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: reiziger.
Levie Abraham Drukker, woonachtig in Nieuwe Kerkstraat 31 II in Amsterdam, geboren op 10 maart 1883 in Zaandam, overleden op 30 april 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 60 jaar, beroep: marktkoopman.
Jacob van Esso, woonachtig in de Minervalaan 19 huis in Amsterdam, geboren op 15 juli 1881 in Meppel (Drente), overleden op 28 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 61 jaar, beroep: huidenzouter.
Abraham Fraenkel, woonachtig in de Zwanenburgwal 112 III in Amsterdam, geboren op 2 juli 1880 in Amsterdam, overleden op 26 maart 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: sigarenmaker.
Levie Fraenkel, woonachtig in de Reitzstraat 31 I in Amsterdam, geboren op 30 juni 1879 in Leeuwarden (Friesland), overleden op 12 februari 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 63 jaar, beroep: koopman.
Marcus Eliazer Friezer, woonachtig in de Volkerakstraat 50 I in Amsterdam, geboren op 13 oktober 1904 in Amsterdam, overleden op 2 april 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 38 jaar, beroep: agent.
Salomon Gobes, woonachtig in de Plantage Badlaan 3 II in Amsterdam, geboren op 29 augustus 1893 in Amsterdam, overleden op 4 juni 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 49 jaar, beroep: marktkoopman.
Isaac Gobets, woonachtig in Nieuwe Prinsengracht 102 in Amsterdam, geboren op 14 mei 1907 in Amsterdam, overleden op 14 augustus 1993 in Amsterdam, bereikte de leeftijd van 86 jaar, beroep: niet bekend.
Jacob Gobets, woonachtig in de Veeteeltstraat 104 huis in Amsterdam, geboren op 8 maart 1896 in Amsterdam, overleden op 9 juli 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 47 jaar, beroep: coupeur en tailleur.
Samuel Mendel Goldstein, woonachtig in de Nieuwe Kerkstraat 14 I in Amsterdam, geboren op 27 oktober 1889 in Chrzanów (Polen), overleden op 11ereikte de leeftijd van 53 jaar, beroep: verplegende.
Abraham Groothuis, woonachtig in de Nieuwe Herengracht 51 I in Amsterdam, geboren op 16 juli 1881 in Amsterdam, overleden op 28 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 61 jaar, beroep: niet bekend.
David Halmans, woonachtig in de Govert Flinckstraat 227 II in Amsterdam, geboren op 17 september 1877 in Amsterdam, overleden op 21 mei 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 65 jaar, beroep: niet bekend.
Willem Harpman, woonachtig in de Ruijschstraat 47 I in Amsterdam, geboren op 19 juli 1905 in Amsterdam, overleden op 31 maart 1944 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 38 jaar, beroep: niet bekend.
Maurits Hartog, woonachtig in de Van Woustraat 118 III in Amsterdam, geboren op 1 februari 1897 in Eindhoven, overleden op 26 maart 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 46 jaar, beroep: huidenkoopman.
Abraham Benjamin de Hes, woonachtig in Lepelstraat 73 I in Amsterdam, geboren op 4 februari 1882 in Hoogeveen (Drente). Van deze persoon is niet vastgesteld of hij de oorlog heeft overleefd.
Benjamin van Hes, woonachtig in de Weesperstraat 30 I in Amsterdam, geboren op 19 juni 1899 in Amsterdam, overleden op 30 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 43 jaar, beroep: koopman.
Marcus Hoed, woonachtig in de Borssenburgstraat 31 I in Amsterdam, geboren op 9 juli 1894 in Amsterdam, overleden op 16 juli 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 49 jaar, beroep: glasbewerker.
Eliazer Jacobs, woonachtig in de 2e Boerhaavestraat 19 I in Amsterdam, geboren op 3 maart 1888 in Amsterdam, overleden op 5 oktober 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 54 jaar, beroep: fotograaf.
Jacob Jacobs, woonachtig in de Albert Cuijpstraat 134 III in Amsterdam, geboren op 9 februari 1879 in Amsterdam, overleden op 5 februari 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 63 jaar, beroep: niet bekend.
Philip Elias Jacobs, woonachtig in de Waverstraat 101 III in Amsterdam, geboren op 2 9 februari 1884 in Zutphen, overleden op 28 mei 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 59 jaar, beroep: reiziger.
Georg Jacobsohn, woonachtig in de Zandstraat 13 huis in Amsterdam, geboren op 23 februari 1880 in Berlijn, overleden op 26 februari 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 63 jaar, beroep: toneelspeler.
Samuel Kats, woonachtig in de Tilanusstraat 68 II in Amsterdam, geboren op 18 mei 1880 in Rheden (Gelderland), overleden op 2 april 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: slager.
Jacob Knegje, woonachtig in de Tugelaweg 115 huis in Amsterdam, geboren op 23 mei 1889 in Amsterdam, overleden op 13 juli 1942 in Amsterdam, bereikte de leeftijd van 53 jaar, beroep: niet bekend.
Elias Korthoef, woonachtig in de Blasiusstraat 127 I in Amsterdam, geboren op 13 december 1900 in Amsterdam, overleden op 30 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 41 jaar, beroep: koopman.
A. de Leeuw, woonachtig in de ’s Gravenzandestraat 18 in Amsterdam, geboren op 6 augustus 1894.
Van deze persoon is niet vastgesteld of hij de oorlog heeft overleefd.
S. Lelie, woonachtig in de Tweede Jan van der Heijdenstraat 22 II in Amsterdam, geboren op 2 september 1880.
Van deze persoon is niet vastgesteld of hij de oorlog heeft overleefd.
Benjamin de Levie, woonachtig in de Rapenburg 98 huis in Amsterdam, geboren op 20 augustus 1888 in Groningen, overleden op 24 september 1942 in Monowitz, bereikte de leeftijd van 54 jaar, beroep: huisschilder.
Marcus Lisser, woonachtig in de Schalk Burgerstraat 24 huis in Amsterdam, geboren op 23 april 1884 in Amsterdam, overleden op 23 april 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 59 jaar, beroep: sigarenmaker.
Jacob Haïm de Mesquita, woonachtig in de Zandstraat 13 I in Amsterdam, geboren op 24 januari 1877 in Amsterdam, overleden op 26 januari 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 66 jaar, beroep: koopman.
Emanuel Mok, woonachtig in de Valkenburgerstraat 206 II in Amsterdam, geboren op 16 juli 1882 in Amsterdam, overleden op 2 april 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 60 jaar, beroep: koopman.
Saul Monnikendam, woonachtig in de Gaaspstraat 56 I in Amsterdam, geboren op 18 mei 1901 in Amsterdam, overleden op 2 april 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 41 jaar, beroep: heilgymnast.
Joseph Naarden, woonachtig in de Nieuwe Kerkstraat 61 I in Amsterdam, geboren op 25 september 1883 in Amsterdam, overleden op 16 april 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 59 jaar, beroep: niet bekend.
Joseph Neuman, woonachtig in de Vechtstraat 14 II in Amsterdam, geboren op 4 september 1880 in Roermond (Limburg), overleden op 21 januari 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: niet bekend.
Aron Nunes Vaz, woonachtig in de Nieuwe Kerkstraat 19 III in Amsterdam, geboren op Sobibor, bereikte de leeftijd van 26 jaar, beroep: huisschilder.
Lion Pesaro, woonachtig in de Louis Bothastraat 29 I in Amsterdam, geboren op 18 juni 1879 in Amsterdam, overleden op 7 december 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 63 jaar, beroep: loopknecht.
David Polak, woonachtig in de Rapenburgerstraat 58 I in Amsterdam, geboren op 30 augustus 1898 in Amsterdam, overleden op 28 mei 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 44 jaar, beroep: koopman.
Levie Polak, woonachtig in de Lange Houtstraat 17 II in Amsterdam, geboren op 11 oktober 1880 in Amsterdam, overleden op 3 december 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: koopman.
Meijer van Praag, woonachtig in de Tweede Boerhaavestraat 3 II in Amsterdam, geboren op 9 februari 1882 in Amsterdam, overleden op 26 maart 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 61 jaar, beroep: niet bekend.
Emanuel Querido, woonachtig in de Van Woustraat 189 III in Amsterdam, geboren op 24 mei 1894 in Amsterdam, overleden op 11 juni 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 49 jaar, beroep: diamantbewerker.
Jozeph Reens, woonachtig in de Nieuwe Kerkstraat 115 III in Amsterdam, geboren op 15 januari 1909 in Amsterdam, overleden op 28 februari 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 34 jaar, beroep: behanger.
Joël de Roos, woonachtig in de Camperstraat 16 III in Amsterdam, geboren op 25 december 1879 in Amsterdam, overleden op 5 maart 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 63 jaar, beroep: niet bekend.
Juda Roos, woonachtig in de Tilanusstraat 83 II in Amsterdam, geboren op 20 maart 1893 in Amsterdam, overleden op 11 december 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 49 jaar, beroep: kantinehouder.
Aäron van Rooijen, woonachtig in de Kraaijpanstraat 44 huis in Amsterdam, geboren op 28 februari 1885 in Amsterdam, overleden op 30 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 57 jaar, beroep: koopman.
Aäron Salomons, woonachtig in de Zuider Amstelstraat 10 I in Amsterdam, geboren op 30 september 1882 in Amsterdam, overleden op 27 november 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 60 jaar, beroep: koopman.
David Salomon, woonachtig in de Borssenburgstraat 24 II in Amsterdam, geboren op 23 juli 1905 in Rogasen (Polen), overleden op 30 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 37 jaar, beroep: boekhouder.
Joseph Sacksioni, woonachtig in de Tugelaweg 82 in Amsterdam, geboren op 25 september 1882 in Amsterdam, overleden op 13 maart 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 60 jaar, beroep: niet bekend.
David Santen, woonachtig in de Spitskopstraat 4 II in Amsterdam, geboren op 7 mei 1878 in Amstedam, overleden op 26 februari 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 64 jaar, beroep: koopman.
Mozes Schuijer, woonachtig in de Nieuwe Uilenburgerstraat 117 III in Amsterdam, geboren op 21 april 1883 in Den Haag, overleden op 19 november 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 59 jaar, beroep: huisschilder.
Levie Sluijter, woonachtig in de Plantage Doklaan 32 huis in Amsterdam, geboren op 17 juli 1879 in Amsterdam, overleden op 21 mei 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 63 jaar, beroep: koopman.
Sander Speelman, woonachtig in de Zwanenburgwal 48 I in Amsterdam, geboren op 11 oktober 1876 in Rotterdam, overleden op 4 juni 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 66 jaar, beroep: reiziger.
Salomon Speelman, woonachtig op het Waterlooplein 84 II, geboren op 24 december 1881 in Amsterdam, overleden op 19 november 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 60 jaar, beroep: koopman.
Elkan van Sijs, woonachtig in de Vaalrivierstraat 20 huis in Amsterdam, geboren op 17 december 1896 in Amsterdam, overleden op 4 juni 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 46 jaar, beroep: venter.
Mozes Tailleur, woonachtig in de Borssenburgstraat 18 IV in Amsterdam, geboren op 5 september 1879 in Amsterdam, overleden op 13 november 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 63 jaar, beroep: magazijnbediende.
Jozes Tertaas, woonachtig in de Foeliestraat 40 II in Amsterdam, geboren op 27 februari 1880 in Amsterdam, overleden op 27 november 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: havenarbeider.
Aäron Troeder, woonachtig op het Afrikanerplein 32 II in Amsterdam, geboren op 13 oktober 1896 in Amsterdam, overleden op 28 februari 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 46 jaar, beroep: diamantslijper.
Bernard Troostwijk, woonachtig in de Iepenweg 26 I in Amsterdam, geboren op 6 april 1878 in Amsterdam, overleden op 27 november 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 64 jaar, beroep: koopman.
Mozes Veffer, woonachtig in de Tugelaweg 50 I in Amsterdam, geboren op 4 mei 1894 in Amstersam,. overleden op 4 juni 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 49 jaar, beroep: diamantwerker.
David Vierra, woonachtig in de Lepelstraat 61 I in Amsterdam, geboren op 17 juni 1885 in Amsterdam, overleden op 4 juni 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 57 jaar, beroep: venter.
… Vierra, woonachtig in Amsterdam, zijn gegevens moeten nog worden uitgezocht.
Van deze persoon is niet vastgesteld of hij de oorlog heeft overleefd.
Cosman Vos, woonachtig in het Sarpathipark 36 II in Amsterdam, geboren op 17 november 1891 in Amsterdam, overleden op 9 april 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 51 jaar, beroep: toneelspeler.
Barend Waas, woonachtig in de Zwanenburgerstraat 21 I in Amsterdam, geboren op 21 augustus 1900, overleden op 29 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 42 jaar, beroep: sigarenmaker.
Gabriël Walvis, woonachtig in de Weesperstraat 18 I in Amsterdam, geboren op 2 augustus 1877 in Amsterdam, overleden op 26 maart 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 65 jaar, beroep: niet bekend.
Isaäc Walvisch, woonachtig in de Amstellaan 27 II in Amsterdam, geboren op 21 september 1888 in Amsterdam, overleden op 14 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 53 jaar, beroep: koopman.
… de Vries, woonachtig in de Lutmastraat 11 II in Amsterdam, geboren op 3 januari 1877, gegevens ontbreken.
Van deze persoon is niet vastgesteld of hij de oorlog heeft overleefd.
Abraham Winnik, woonachtig in de Vaalrivierstraat 18 huis in Amsterdam, geboren op 4 november 1884 in Amsterdam, overleden op 2 april 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 58 jaar, beroep: darmenbewerker.
Joseph Winnik, woonachtig in de Sparrenweg 1 III in Amsterdam, geboren op 30 maart 1907 in Amsterdam, overleden op 30 april 1943 in Midden-Europa, bereikte de leeftijd van 36 jaar, beroep: venter.
Siegried Wolder, woonachtig in de Tweede Jan Steenstraat 73 I in Amsterdam, geboren op 24 november 1918 in Amsterdam, overleden op 30 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 23 jaar, beroep: niet bekend.
Jacob Zak, woonachtig in de Krugerstraat 17 II in Amsterdam, geboren op 5 juni 1877 in Amsterdam, overleden op 17 september 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 66 jaar, beroep: schijvenschuurder.
Izak Zilverberg, woonachtig in de Retiefstraat 15 II in Amsterdam, geboren op 9 augustus 1885 in Coevorden, overleden op 28 mei 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd vn 57 jaar, beroep: huisschilder.
Joseph Zwaab, woonachtig op de Nieuwe Keizersgracht 56 II in Amsterdam, geboren op 18 november 1879 in Amsterdam, overleden op 24 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: diamantbewerker.

Afbeelding 1
Mannelijke Joden in Amsterdam zonder arbeid of vaste bezigheid moesten een formulier invullen, dat leidde tot tewerkstelling in rijkswerkkampen in onder meer Drente. Dit formulier is aanwezig in het archief van het Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies in Amsterdam.

Afbeelding 2
Ingang van rijkswerkkamp Diever A op een door Roelof (Roef) van Goor uut Deever in 1935 uitgegeven ansichtkaart

Afbeelding 3
Gedenkteken bij de rijkswerkkampen Diever A en Diever in de Olde Willem

Posted in Ansichtkoate, Oorlogsmonement, Tweede Wereldoorlog, Werkkampen Diever A en B | Leave a comment

De kapelle van Obadja op Zorgvlied

In het online-magazine InWesterveld verscheen op 11 september 2020 het bericht De Obadja kapel in Zorgvlied. Dit bericht is geschreven in het kader van de Open Monumentendagen van 2017, waarbij de gemeente Westenveld gastheer was van de landelijke opening. In dat jaar verschenen in een speciale uitgave van het magazine InWesterveld interessante artikelen over monumenten in de gemeente Westenveld. Vanwege de corona-pandemie zijn de Open Monumentendagen in 2020 niet doorgegaan, vandaar dat het bericht De Obadja kapel in Zorgvlied opnieuw is gepubliceerd in het magazine InWesterveld.
De redactie van ut Deevers Archief heeft toestemming van de redactie van het online-magazine InWesterveld dit bericht in zijn geheel op te nemen in ut Deevers Archief. De redactie van ut Deevers Archief is de redactie van InWesterveld bijzonder erkentelijk voor deze toestemming.

De Obadja kapel in Zorgvlied
Westerveld telt vele monumentale kerkgebouwen. Van de imposante Pancratiuskerk in Diever tot het kleinste stenen kerkje van Drenthe in Leggeloo. De kleinste houten kapel van Drenthe staat in Zorgvlied: De Obadja kapel, een rijksmonument.
Het bijzondere witte kapelletje aan de Dorpsstraat in Zorgvlied werd in 1904 gebouwd en doet nog steeds dienst als hervormde kerk. In de zomermaanden weliswaar, als er veel vakantievierende kerkgangers zijn, want met de huidige negen leden is een kerkdienst in de winter niet rendabel.

Eigen kerk bouwen
Dat was ruim honderd jaar geleden wel anders. Toen moesten de kerkgangers uit Zorgvlied, Oude Willem en Wateren te voet naar Diever. Anderhalf uur heen en anderhalf uur terug over de toen nog niet verharde Bosweg. Tot Wolter Benthem de mensen in de gelagkamer van zijn boerencafé in Wateren uitnodigde voor de wekelijkse kerkdienst. Dominee Kan leidde de diensten. Toen ook die situatie niet ideaal bleek, besloot Benthem het initiatief te nemen voor het bouwen van een eigen kerk. Van de zeventig leden werd een extra bijdrage van 25 cent gevraagd. Daarnaast werden er vanuit het hele land door middel van postwissels diverse bijdragen ontvangen.
Het houten witte kerkgebouwtje verrees binnen zeer korte tijd. Op 18 oktober 1904 werd de eerste steen gelegd (de binnenkant van de houten kerk bestaat uit een halfsteens muur), op 14 december vond de eerste kerkdienst plaats.

Druk bezocht
In de jaren zestig van de vorige eeuw werd het kerkje zo druk bezocht dat er twee diensten werden gehouden om iedereen een plek te kunnen geven. In 1968 werd er een stuk bij de kerk aangebouwd. Daarvoor werd de gehele voorgevel naar voren geplaatst. Maar ook de jaren erna was het kerkgebouw al weer snel te klein en werd een legertent aan het gebouw gekoppeld om mensen onderdak te bieden. In de jaren tachtig bezochten wekelijks 120 mensen het kleine kerkje.

Alle protestanten voelen zich hier thuis
De getallen staat in schril contrast met de huidige situatie, waarbij de kerk slechts negen leden telt. Maar Dirk Ferwerda, voorzitter van de evangelisatievereniging Obadja, die ook het historische pand beheert, is niet pessimistisch. ‘Naast de negen leden hebben we 34 gastleden, mensen die langdurig in een zomerverblijf in de omgeving wonen. Met daarbij nog de losse zomergasten hebben we van april tot eind oktober wekelijks een mooi gevulde kerk. Tijdens de zomermaanden is de kerk met zestig tot zeventig mensen helemaal vol. Gereformeerden, christelijk gereformeerden, hervormden, doopsgezinden, alle protestanten voelen zich hier thuis.’

Gastvrijheid
‘Mensen zijn verrukt van de kleine kapel. Vooral de gastvrijheid en het na afloop met elkaar gezellig een kopje koffie drinken wordt zeer gewaardeerd,’ vult penningmeester Attie Goettsch-Tol aan. ‘Dat geeft een band.’ De kerk heeft een prettige sfeer, met tapijt als vloerbedekking en een aangename temperatuur. ‘Vroeger werd er een kachel gestookt met turf. Kijk, dat was het turfhok.’ Dirk wijst naar het schuurtje naast de kerk. ‘Later kwamen er gaskachels en nu hebben we centrale verwarming.’

Historische waarde
Aan de wand van de kerk hangen foto’s van hoe de kerk en het interieur er vroeger uit heeft gezien. Er was in 1933 een brand in de toren. Later werd een andere toren teruggebouwd. Waar nu losse stoelen staan, stonden in de beginjaren rotanbanken. Later werden er ossenbloedrode houten banken geplaatst.
De evangelisatievereniging is verantwoordelijk voor het onderhoud van het gebouw. Doordat het kerkgebouw als rijksmonument staat geregistreerd heeft de vereniging een grote verantwoordelijkheid. En de vereniging neemt dat heel serieus. ‘We zijn trots op deze mooie kerk en we doen er alles aan om dit in stand te houden. De monumentenwacht komt eens in de twee jaar langs om het pand te controleren en aandachtspunten aan te geven. Dat is zeer prettig, want je krijgt tips om bepaalde onderhoudswerkzaamheden in te plannen.
Dit jaar wordt de houten buitenkant opnieuw in de verf gezet. ‘Dat betekent alle verf er af branden en opnieuw verven. Daarvoor hebben we een contract met een schilder, dat moet je niet als amateur gaan doen.’

Het kerkorgel is ook een monument
Het kerkorgel is als apart monument beschermd. Het eenklaviersorgel, in 1785 gemaakt door J.S. Strumphler, heeft niet altijd in deze kerk gestaan. ‘Het staat er in ieder geval vijftig jaar,’ weet Attie. ‘Er stond eerst een oud kamerorgel. Dit is een bijzonder orgel. Het werd in 1969 gerestaureerd. Ik weet nog dat er ooit binnen het bestuur over werd gesproken om het te vervangen door een elektronisch orgel. Maar goed dat we dat niet hebben gedaan.’

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie heeft in een aantal berichten aandacht besteed aan de evangelisatievereniging Obadja.
In het bericht De Obadja kapel in Zorgvlied zijn vier kleine afbeeldingen opgenomen, die hier in een groter formaat zijn weergegeven. Daarnaast stelde de redactie van het online magazine InWesterveld enige foto’s beschikbaar die te zelfder tijd en te zelfder plaatse zijn gemaakt en niet in het magazine InWesterveld zijn gepubliceerd, maar wel in ut Deevers Archief worden getoond. De maker van deze serie foto’s is Charlie Wessels. Hij heeft deze foto’s gemaakt op 13 juni 2017.

Afbeelding 1 – Voorgevel van de Obadja kapel (© Charlie Wessels)
Afbeelding 2 – Voorgevel van de Obadja kapel met rechts het voormalige turfhok (© Charlie Wessels)

Afbeelding 3 – Voorgevel van de Obadja kapel (© Charlie Wessels)

Afbeelding 4 – Voorgevel van de Obadja kapel met de dr. Jan Harm Pol-bank  (© Charlie Wessels)

Afbeelding 5 – De olde kaarkhof met de achtergevel van de Obadja kapel  (© Charlie Wessels)

Afbeelding 6 – Interieur met het orgel van de Obadja kapel  (© Charlie Wessels)

Afbeelding 7 – Kansel met het orgel van de Obadja kapel  (© Charlie Wessels)

Posted in Obadja, Zorgvliet | Leave a comment

De messies saat’n wel hiel lös in de büse

In de Leeuwarder Courant van 6 september 1883 verscheen het volgende bericht over een groote onenigheid tussen de jeugd van Deever en Dwingel op de Deeverse kermis.

Makkinga, 4 september.
Tusschen de jongelingschap van Diever en Dwingelo bestaat sedert de Dieversche kermis groote twist. Op dien dag namelijk werden de kermisbezoekers uit Dwingelo door de Dieversche jongelingen letterlijk bij klaarlichten dag naar huis gejaagd. Die van Dwingelo besloten wraak te nemen, en alle jongelieden aldaar werden bij geheimen brief uitgenoodigd om Zondag daar aan volgend, te acht uur, op den Brink zamen te komen en een togt naar Diever te maken, natuurlijk niet met edele bedoelingen. Aan die uitnoodiging werd door plusminus honderd man gevolg gegeven, waarvan sommige met pistolen gewapend, en onder ’t zingen van krijgshaftige (?) liederen ging ’t op Diever los.
De Burgemeester van Dwingelo, van de zaak bewust en wonende te Dieverbrug, posteerde zich met eenige veldwachters vóór zijne woning, en toen de troep, onder het lossen van eenige schoten, de gemeente Diever zou betreden, trad de burgervader voor de bende en kommandeerde: ‘Retireren !’
Dank zij de doortastende maatregelen van dien ambtenaar en de omstandigheid dat de troep nog niet te veel aan Bacchus gewijd had, werd de terugtogt aangenomen. Echter de dappere (?) Dwingelo’ster jonkheid heeft nu aan de inwoners van Dwingelo eene andere proclamatie uitgevaardigd, namelijk: Niet van Dieversche ingezetenen te koopen, en dat, wordt deze bepaling overtreden, met het inwerpen der glasruiten van den overtreder zal worden bestraft.
En die laatste bedreiging schijnt te helpen; althans de bakkers en andere neringdoenden uit Diever verkoopen nu in Dwingelo niets en worden door die dapperen (?) met steenen begroet. Een kuiper met eenige vaatjes moest door de laagheden dier bengels den terugtogt aannemen.
Ook Diever had zich op den voorgenomen togt voorbereid; men verzekert ons, dat op dien dag vele geladen pistolen aan de wand hingen.
’t Is te hopen, dat de belhamels van weerszijden eens kennis maken met het pakhuis van Themis, want zulke daden moeten bestraft worden.

In het Algemeen Handelsblad van 31 oktober 1883 verscheen het volgende korte bericht.

Ter gelegenheid der jaarmarkt te Diever is een persoon, terwijl hij buiten de herberg was, door anderen aangegrepen en zóódanig in ’t aangezicht gesneden, dat hij bijna onherkenbaar was. Bovendien werden de jassen van een tiental personen op verschillende plaatsen aan stukken gesneden. Van een en ander is proces-verbaal opgemaakt.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Op de Deeverse jaarmarkten met kermis werd natuurlijk stevig gedronken en was er voor de jeugd uit de toen nog gesloten dorpsgemeenschappen altijd wel een aanleiding om met elkaar op de vuist te gaan, bijvoorbeeld de omgang met een mooi meisje uit een ander dorp.
De aanleiding van de hier beschreven twist moet echter wel heel ernstig zijn geweest, in het artikel in de Leeuwarder Courant wordt daar geen aandacht aan besteed. De verslaggever wil de belhamels in het pakhuis van Themis (de gevangenis) opsluiten.
Wellicht heeft de twist te maken met het bericht in het Algemeen Handelsblad van 31 oktober 1883.
De messies saat’n wel hiel lös in de büse.

Abracadabra-443

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Abracadabra-444

 

Posted in Deever, Joarmaarkt | Leave a comment

De greinse löp wat aans in de kaarspel Deever

In de Nieuwe Drentsche Volksalmanak 1905, bladzijden 22 tot en met 39, verscheen het artikel ‘Het voormalige kerspel Diever en de latere grensveranderingen’ van burgemeester H. G. van Os van de gemeente Diever

Bij de mededeling van de oorspronkelijke uitgestrektheid van het kerspel Diever heb ik gemeend niet verder te moeten teruggaan dan tot het begin der 15de eeuw, omdat gegevens omtrent de vroegere indeling van Drenthe in kerspelen nagenoeg ontbreken en ongeveer op dat tijdstip in de oude Landschap ene gewijzigde orde van zaken intrad, welke gedurende de volgende vier eeuwen in hoofdzaak onveranderd bleef. Immers eerst na den afstand van Drenthe door Reynold van Coevorden aan de Utrechtsen bisschop Frederik van Blankenheim in 1395, werd door laatstgenoemde een meer geregeld bestuur in Drenthe ingesteld en het is dan ook van omstreeks deze tijd, dat enigszins betrouwbare inlichtingen, vooral ook aangaande het burgerlijk bestuur in de kerspelen, tot ons zijn gekomen en de benaming kerspel een scherper omlijnde betekenis kreeg.

Deze betekenis van een tweeledige: de indeling in kerspelen betrof zowel het werkelijk als het kerkelijk machtsgebied, zodat men sedert genoemde afstand in de regel in elk kerspel een schulte en een pastoor aantrof.

De oudst bekende volledige opgaaf van de Drentse kerspelen vindt men in een handschrift van omstreeks het jaar 1435, medegedeeld in den Nieuwe Volksalmanak van 1904, bladzijde 182, waarin Diever voorkomt als ‘Deueren’. Uit de vermelding van de namen van de overige kerspelen is na te gaan, dat het kerspel Diever ten Noorden en Noord-Oosten begrensd werd door het kerspel Beilen, ten Oosten door Dwingelo, ten Zuiden door Westerhessel en Wapserveen en ten Westen door Vledder. Overigens grensde het noordelijk aan Friesland (Stellingwerf).

Men zal tegenwoordig deze grenzen niet overal met even grote juistheid kunnen aanwijzen, onder andere op die plaatsen, waar vroeger uitgestrekte onbewoonde heidevelden, moerassen of venen werden aangetroffen; nauwkeuriger echter waar een riviertje of stroom een natuurlijke grens vormde. En daar dergelijke natuurlijke grenzen tussen de tegenwoordige burgerlijke gemeente en de meeste der omliggende gemeenten, in de opgaaf van 1435 reeds als kerspelen voorkomende (de gemeente Havelte als gevormd uit de kerspelen Westerhessel en Wapserveen), bijna overal aanwezig zijn, mag men, ook gelet op de benamingen en grenzen der marken, velden, maden enzovoort van de verschillende buurtschappen en kluften, die natuurlijke grensscheiding veilig aannemen als de grens van het oude kerspel Diever, behoudens de plaats gehad hebbende grensveranderingen, waaromtrent echter voldoende zekerheid bestaat. Deze grenzen waren: de Oude of Beilerstroom tegen het kerspel Dwingelo, de Wapserveensche Aa tegen het kerspel Wapserveen, de Vledder Aa tegen het kerspel Vledder.

De grens tegen het kerspel Westerhessel vormde waarschijnlijk een moeras ter plaatse van het tegenwoordige gehucht ‘het Moer’, dat daaraan blijkbaar zijn naam heeft ontleend (voetnoot 1), terwijl in het Noorden en Noord-Oosten uitgestrekte moerassen en venen werden aangetroffen tussen het kerspel Diever aan de ene zijde, Friesland en het kerspel Beilen aan de andere zijde. Juist terwijl deze streek niet bewoond was, zal het vergeefse moeite zijn, na te sporen, hoever in die tijden het kerspil zich in deze richting uitstrekte. Van ene eigenlijke grenslijn zal wel geen sprake zijn geweest. Eerst later, toen de venen vergraven en de gronden dientengevolge productief gemaakt werden, zal de grens der onder de verschillende kerspelen gelegen marken, als gevolg van het op de voorgrond tredend eigenbelang van de wederzijdse deelgerechtigden, door deze zijn vastgesteld. En deze markegrenzen, welke ook thans nog wel zijn aan te wijzen, werden alzo tevens de grenzen tussen de kerspelen, van welke die marken deel uitmaakten.

Op het tijdstip, waarmede deze verandering begint, bestond het kerspel Diever, behalve uit het dorp Diever (in ene acte van 1181 of 1182 reeds voorkomende als Devere), uit de buurtschappen of gehuchten Kalteren (in 1209 of 1210 Calthorne), Oldendiever (in een register van de jaren 1298-1304 Oldendene, waarschijnlijk een schrijffout voor Oldendever), Wittelte (21 mei 1040 Withelte), Wapse (5 februari 1384), Leggelo (in 1207 of 1208 Leggelo) en Eemster (in 1210 of 1211 Hemsere) (voetnoot 2). Enige kleinere gehuchten schijnen eerst later te zijn ontstaan, zoals Krommevoort (reeds in 1633 bekend), Wateren (in de 17e eeuw bekend als Achter- en Voor-Wateren, terwijl de benaming Klein-Wateren voor ’t eerst in 1761 voorkomt), ’t Moer in 1683, de Brugge of Dieverbruggge in 1685, de Voshaar in 1737, de Geeuwenbrug in 1768 en de Haart in 1772 (voetnoot 3).

Magnin (voetnoot 4) vermeldt nog, dat na de 14e eeuw Lhee onder ’t kerspel Diever heeft gehoord. Ik heb niet kunnen ontdekken, waarop deze mening gegrond is en ben geneigd aan een onwillekeurige vergissing bij die schrijver te denken. Volgens die mening zou Dwingelo, dat toen reeds een afzonderlijk kerspil vormde, behalve aan den kant van Ruinen geheel door ’t kerspel Diever zijn ingesloten geweest, terwijl Lheebroek, dat steeds een deel van Dwingelo heeft uitgemaakt, een enclave zou hebben gevormd. Een en ander komt mij zeer onwaarschijnlijk voor en ook bij overlevering is van een vereniging van Lhee met het kerspel Diever niets bekend.

De enige malen uitgesproken mening, dat Wapserveen nog geruime tijd, althans nog in de 15de eeuw, onder Diever heeft behoord, zal wel op een dwaling berusten. Volgens Romein (voetnoot 4) en waarschijnlijk in navolging daarvan de Nieuwe Drentse Volksalmanak van 1902, bladzijde 73, zou het in 1461 kerkelijk van Diever zijn afgescheiden, terwijl op laatstgenoemde plaats nog vermeld wordt, dat er toen eveneens een schulte werd aangesteld en de schrijver blijkens de bewoordingen wil te kennen geven, dat Wapserveen voor ‘t eerst sedert dat jaar zowel in ’t burgerlijke als in ’t kerkelijke een afzonderlijk kerspel uitmaakte, in overeenstemming met de stelling onder andere bij Magnin (voetnoot 4). Dat dit niet het geval geweest is, mag blijken uit een open brief van het jaar 1285 (voetnoot 4), waarin van de kerk aldaar reeds als van een parochiekerk wordt melding gemaakt, alsook uit de lijst der kerspelen van 1435, waarop Wapserveen eveneens reeds als zodanig voorkomt.

Wel is het aan te nemen, dat Wapserveen in vroegere tijd met Diever en de omgelegen buurtschappen een kerspil vormde. Niet alleen de naam, in verband met die van de buurtschap Wapse onder Diever, maakt dit zeer waarschijnlijk, doch ook de omstandigheid, dat Wapserveen, sedert het een afzonderlijk kerspel werd, meest met Diever tot een schultambt verenigd was. Tot dusver heeft men alleen in de jaren 1461, 1469 en 1480 (voetnoot 4) afzonderlijke schulte van Wapserveen aangetroffen; overigens was de schulte van Diever tevens schulte van Wapserveen, althans van 1595 tot 14 april 1795, toen laatstgenoemd kerspel bij besluit van de Representanten van het volk van Drenthe in ’t burgerlijke bij Havelte werd gevoegd.

Een eigenaardige illustratie van de verhouding tussen de kerspelen Diever en Wapserveen (misschien wel een uitvloeisel van de vroegere afscheiding), leverde de sinds onheugelijke tijden bestaande gewoonte, dat de schulte van Diever van elk erf te Wapserveen een voer turf genoot, waartegenover de schulte om het andere jaar twee tonnen bier placht te geven.

Bij een contract van 17 juni 1768 (voetnoot 6) werd tussen de schulte L. Nysingh en de carspellieden van Wapserveen tot onderling gemak en gerief overeengekomen, dat de carspellieden, zolang de heer Nysingh schulte zou zijn, in plaats van turf voor elk voer zouden betalen 14 stuivers, terwijl de schulte vrij zou zijn van het geven van bier. Er waren toen te Wapserveen 59 of 60 erven.

Behalve Wapserveen, schijnt ook Vledder enige tijd met het kerspel Diever in het burgerlijke te zijn verenigd geweest. Met zou dit kunnen opmaken uit een ordel van de Etstoel, in 1454 te Rolde gewezen, aldus aanvangende: “Soe iss gewiset tusschen den Drost unde den Kasspil van Deueren unde Vledderen…”. Deze vereniging is dan echter slechts zeer tijdelijk geweest, want op de lijst van 1435 komt Vledder als een afzonderlijk kerspel voor, in 1595 weer, terwijl het korte tijd daarna dezelfde schulte had als Havelte. Wellicht dat dus een enkele schulte van Diever tevens schulte van Vledder was, evenals later Hendrik van Barneveld, bijgenaamd Magere Hein, sedert 1530 tegelijkertijd schulte was van Meppel en Diever en Arent Dannenberg in 1737 en 1738 tegelijkertijd van Diever en Hoogersmilde.

In de loop der jaren is de grens van het kerspel Diever, zoals die hierboven is aangegeven als te zijn geweest in het begin van de 15de eeuw, meermalen gewijzigd door de afscheiding van enkele buurtschappen. Deze afscheiding betrof nu eens het wereldlijk, dan weder het kerkelijk gebied, doch nimmer het een en ander tegelijk.

De eerste afscheiding had plaats in 1633 en betrof de uitgestrekte hoge venen in het Noorden en Noord-Oosten van het kerspel onder de marken Diever en Leggeloo, tot de vervening waarvan in 1612 octrooi was verleend. In 1625 waren de meeste gronden reeds van veen ontbloot en ontgonnen, terwijl zich daar inmiddels een kolonie gevormd had, de Hoogersmilde genoemd. Bij een acte van 19 februari 1633 werden door Ridderschap en Eigenerfden ten behoeve van Adriaan Pauw, Ridder, Heer van Heemstede, Raadpensionaris van Holland en Westfriesland, deze venen, genaamd de Dieverder en Leggelder Smilder venen ‘beginnende t’eydens de Crommevoerder veenen (voetnoot 7), streckende opwaerts aen tot aen Hycker- ende andere Marcken ende tot aen de Vriesche Custen respective’ tot een Heerlijkheid verheven onder de naam van ‘de Heerlickheyt van Hooger-Smilde’. Dientengevolge kreeg Hoogersmilde een eigen schulte; een enkele maal was de schulte van Diever tevens schulte van de Heerlijkheid (voetnoot 8).

Kerkelijk bleef ze onder Diever ressorteren en ook de armenzorg, destijds uitsluitend een zaak van de diaconie, bleef aanvankelijk op de oude voet bestendigd. Op de duur gaf dit laatste echter aanleiding tot bezwaren en onenigheden, welke bij de Ridderschap en Eigenerfden werden aanhangig gemaakt. Een notitie in een oud kerkelijk register (voetnoot 6) leert ons de uitslag. Op 22 maart 1711 werd namelijk de kerk te Diever afgekondigd, dat ingevolge sententie van Ridderschap en Eigenerfden, op de laatstgehouden landdag genomen, de diakenen van het kerspil Diever ‘van alle gemeynschap met de Smildinger armen of armcassa ten enemaal aftreden en niet voornemens sijn eenich support an deselve te verlienen. Noch oock van haar armpenningen te profiteeren en dat diensvolgens de Smildinger haar armgeld en almosen separaat sullen konnen manieren, distribueren end imployeren so als sullen goedvinden’. Doch hiermee was het geschil niet uit de weg geruimd, want daarna vinden wij de zaak voor de Etstoel gebracht. Bij een uitspraak van 6 juni 1714 (voetnoot 9) van Gecommitteerden namens de Etstoel werd, na verhoor van diakenen en volmachten van Diever en Smilde, een minnelijke overeenkomst tot stand gebracht, in hoofdzaak hierop neerkomende, dat het armoortjesgeld (voetnoot 10) van de verpachtingen en de opbrengst van de bussen, in de herbergen hangende, door elke diaconie op haar eigen gebied zou worden genoten; evenzo hetgeen in het bekken op het kerkhof te Diever gegeven werd bij de begrafenissen van doden uit het kerspil Diever en uit Smilde. Daarentegen zou de opbrengst  der collecten in de kerk te Diever voor 9/10 aan Diever, voor het overige 1/10 gedeelte aan de Smilder diaconie komen en zouden in dezelfde verhouding de rente en huur van de armengoederen verdeeld worden, uitgezonderd de goederen, welke reeds voor de stichting van Hoogersmilde aanwezig waren en waarvan de opbrengst geheel aan de diaconie van Diever verbleef.

Zoals gezegd , bleef Hoogersmilde kerkelijk onder Diever behoren en het is vrij nauwkeurig na te gaan, hoever zich destijds het gebied van de kerk te Diever noordelijk uitstrekte. Deze grens moet worden aangenomen ongeveer ter plaatse, waar zich tegenwoordig de Leembrug over de Drentse Hoofdvaart bevindt. In de oude doopboeken immers ziet men, dat herhaaldelijk personen van den- achter den- of tegenover de Wolvenberg (gelegen in de nabijheid van de vervening van het Oranjekanaal met de Drentse Hoofdvaart) hun kinderen in de kerk te Diever lieten dopen.

Een grote verandering bracht de vereniging van het Koninkrijk Holland met het Franse Keizerrijk, bij Keizerlijk decreet van 9 juli 1810 en de daarop gevolge verdeling in departementen, arrondissementen, kantons en gemeenten, definitief omschreven bij decreet van 21 oktober 1811, ten opzichte van Diever teweeg.

Werd bij deze verdeling Vledder met Diever tot een commune verenigd, de welvarende buurtschappen Eemster en Leggeloo werden van Diever afgescheiden en in het burgerlijke bij Dwingelo gevoegd. Bij deze afscheiding wens ik enigszins uitvoeriger stil te staan, omdat ze – en vooral de daaruit gevolgde kerkelijke afscheiding – op hevig verzet van de zijde van de belanghebbenden stuitte en vooral ook omdat, zonderling genoeg, noch Magnin in zijn overigens zo volledig ‘Overzicht van de Kerkelijke Geschiedenis van Drenthe’, noch Romein in ‘de Hervormde Predikanten van Drenthe’ hiervan met een enkel woord gewag maken.

De beweegreden voor deze afscheiding schijnt minder te moeten worden gezocht in de wens om de ingezetenen van deze buurtschappen welgevallig te zijn, dan wel om het zielental van Dwingelo tot een behoorlijk cijfer op te voeren; van een andere overweging is mij althans niet gebleken. In Diever schreef men de afscheiding toe aan kuiperijen van de zijde van Dwingelo, gegrond als men ze noemde op willekeurigheid, misverstand, overijling of persoonlijke berekeningen. In elk geval is het duidelijk, dat daarbij geen rekening is gehouden met de wensen van de bevolking van de beide buurtschappen, die op ondubbelzinnige wijze blijk gaf van haar tegenzin tegen deze verandering.

In Dwingelo daarentegen heeft men zich gemakkelijker bij het geval neergelegd en haastte men zich de nieuwe gemeentenaren ook de voorrechten van een kerkelijke vereniging te doen deelachtig worden. Reeds in november 1811 richtte de maire van Dwingelo een verzoek tot de prefect van het departement van de Wester-Eems, om de beide buurtschappen thans ook in de geestelijke onder Dwingelo te doen ressorteren. Dit verzoek werd in dier voege toegestaan, dat bij besluit van de perfect van 16 december daar aan volgende, no. 15, werd verklaard, dat met ingang van 1 januari 1812 Eemster en Leggelo ten aanzien van het kerkelijk zouden gehouden worden tot de mairie van Dwingelo te behoren ‘tenzij daartegen gegronde inconvenienten mogten militeeren, dewelke existerende, door den onderprefekt opgegeven en ter kennisse van den prefekt moeten gebragt worden.’

Niettegenstaande de laatste zinsnede van deze beschikking, die door de onderprefect in het arrondissement Assen ook aan de maire van Diever werd gezonden en die als ’t ware een uitnodiging was aan belanghebbenden om met hun bezwaren voor de dag te komen, bleef men van die zijde aanvankelijk stilzitten. De maire van Dwingelo schijnt daaruit niet zonder reden te hebben afgeleid, dat er geen ‘inconvenienten’ aanwezig waren, waarom hij de vrijheid nam om op de 7 mei 1812 in de kerk te doen afkondigen, dat sedert 1 januari van dat jaar Eemster en Leggelo kerkelijk met Dwingelo verenigd waren.

Deze mededeling was wel in staat, de belanghebbenden op onzachte wijze uit de slaap te wekken. Reeds de 16 mei daarop volgende werd een adres, door een aanzienlijk getal inwoners van Eemster en Leggelo en leden van het Hervormde kerkgenootschap te Diever ondertekend, ingezonden, waarbij zij te kennen gaven ‘niets hartelijker te verlangen dan met de gemeente Diever op de oude voet verknocht te blijven en wel op grond van een door de tijd diep ingewortelde en door niets te wraken gehechtheid aan een gemeente, in welke kring hun voorvaderen sedert onheugelijke jaren en zijzelf de zegeningen van de godsdienst genoten hebben, alsmede op grond van de nadelen, die door de voorgenoemde afscheidingen bedreigen’.

Nu ook achtte de maire van Diever de tijd gekomen om te voldoen aan de aanschrijving van de onderprefect te Assen van 23 december van het vorige jaar, om ten spoedigste te rapporteren ten aanzien van de inconvenienten, die bij hem tegen het besluit van de prefect mochten aanwezig zijn. En nu worden wij bekend gemaakt met tal van bezwaren, sommige wel wat al te breed uitgemeten, andere daarentegen volstrekt niet denkbeeldig, uit welke opsomming blijkt, dat men het ook destijds reeds een goede gewoonte achtte, de meest afdoende argumenten tot het laatst te bewaren.

In de eerste plaats dan zouden de ingezetenen van Diever voor de afscheiding in de onmogelijkheid worden gebracht, hun kerkgebouw en aanhoren naar eis te onderhouden. Deze kerk zou veel te groot worden en die van Dwingelo te klein voor de vermeerderde bevolking. Verder hadden de bewoners van Eemster en Leggelo te Diever in de nabijheid van de kerk sedert jaren bij hun oude vrienden en bloedverwanten, met wie zij – zowel als deze met hen – de broederlijke gemeenschap wensten te onderhouden, een zogenaamde ‘vrije intrek’, waar zij bij slecht weer, te vroege aankomst en tot verblijf tussen de kerkdiensten kosteloos vertoefden en verfrissing vonden, hetgeen zij te Dwingelo misten en zich dus tegen betaling moesten verschaffen. Te Diever hadden zij merendeels in de kerk hun vaste zitplaatsen en eigen voorouderlijke graven; hier waren zij gedoopt en in de echt verbonden, hier stonden ook hun familie van de oudste tijden er in de kerkelijke registers opgetekend en hadden zij van hun jeugd af het godsdienstonderwijs genoten, zodat een onlaakbare vooringenomenheid en van hun kindsheid af aan de plaats, medelidmaten en leraar verbond. Bovendien viel hun de uitoefening van de eredienst te Diever gemakkelijker, terwijl de weg daarheen korter en te allen tijde te voet en per rijtuig begaanbaar was, terwijl die naar Dwingelo, vooral in de winter wanneer de Oude stroom buiten zijn oevers was getreden, veelal onbruikbaar was, bepaaldelijk voor voetgangers. Het slotargument, dat naar de mening van adressanten moest beslissen, was, dat zij voor hun aandeel wettige eigenaars waren van de kerk en pastorie te Diever van welke eigendom zij door de afscheiding verstoken zouden worden, terwijl hun aandeel in de lasten voor rekening van de Dieverse leden zou komen.

De zaak schijnt daarna geruime tijd hangende te zijn gebleven, waarschijnlijk een gevolg van de algemene toestand van het land, welke in het volgende jaar tot de val van het Franse Keizerrijk en de herstelling van onze onafhankelijkheid leidde. Wel opmerkelijk is het, dat juist tussen januari 1812 en juli 1813 geen enkel kind uit Eemster of Leggelo te Diever is gedoopt, later wel weer.

Uit een in mijn bezit gekomen ontwerpadres van ingezeten uit Eemster en Leggelo blijkt, dat men nu de tijd gekomen achtte om opnieuw, ditmaal bij de Staten van de Landschap Drenthe, aan te dringen op een hereniging met Diever, waartoe de op handen zijnde reorganisatie van het inwendig bestuur een ongezochte gelegenheid aanbood. Dit verzoek betrof zowel de burgerlijke als de kerkelijke indeling, zodat wij, behalve de reeds vroeger gebezigde argumenten, daarin ook de bezwaren tegen de politieke afscheiding aantreffen.

Vooropstellende, dat van de oudste tijden er de Oude stroom de natuurlijke grens was geweest tussen de kerspelen Diever en Dwingelo, betoogde men, dat door de afscheiding de evenredigheid tussen bouwland, heide en zandgrond met hooi- en weilanden in eenmaal verbroken werd, daar bijna al het groenland van de gemeente onder de afgescheiden buurtschappen gelegen was. Dientengevolge zou de gemeente niet bestand zijn tegen de aanmerkelijke quota’s en aanslagen, inzonderheid van de grondbelasting, welke over de zo weinig opleverende overgebleven gronden moest worden verdeeld. Talloze onenigheden zouden hieruit voortvloeien, daar de grondeigendommen wederzijds zodanig door elkander waren gelegen, dat dit alleen reeds de afscheiding als geheel absurd en als zonder kennis van zaken tot stand gebracht moest doen voorkomen. Ook had door de afscheiding het traktement van de schoolmeester te Diever een aanmerkelijke vermindering ondergaan, terwijl deze functionaris toch mede door adressanten was beroepen, welke verbintenis zij voor hun aandeel thans verhinderd waren na te komen (voetnoot 11). Ten slotte gaven zij hun vast voornemen te kennen, niettegenstaande alle politie betrekkingen, bij voortduring van het kerkgebouw te Diever gebruik te zullen maken en tot het onderhoud van kerk en eredienst aldaar te blijven bijdragen, wat toch wel niemand hun zou kunnen beletten. Ook hun liefdegaven ten bate van de diaconie zouden zij te Diever blijven besteden.

Deze poging heeft evenmin het gewenst gevolg gehad. In het burgerlijke bleven Eemster en Leggelo met Dwingelo verenigd, terwijl Diever en Vledder afzonderlijke gemeenten werden.

Op 15 juli 1817 heeft de commissaris-generaal, provisioneel belast met de zaken van de Nederlands Hervormde kerk enzovoort, Eemster en Leggelo kerkelijk van Diever afgescheiden en met Dwingelo verenigd. Bij Koninklijk Besluit van 12 september 1823, no. 103, werd die afscheiding definitief tot stand gebracht.

De bedreiging, dat de ingezetenen van de buurtschappen niettegenstaande de burgerlijke afscheiding toch te Diever de bevrediging van hun godsdienstige behoeften zouden blijven zoeken, is niet lang volgehouden. Werden in de eerste jaren na 1823 hun kinderen nog op de oude voet te Diever gedoopt, spoedig verminderde dit, om in 1830 geheel op te houden. Reeds sedert 1814 waren uit Leggelo, sedert 1816 uit Eemster geen nieuwe lidmaten meer te Diever aangenomen. Enkele families daarentegen bleven nog een 30-tal jaren te Diever naar de kerk gaan.

Nog tweemaal moest de kerk te Diever een deel van haar gebied afstaan.
De eerste maal was dit een gevolg van de kolonisatie der buurtschappen Wateren door de Maatschappij van Weldadigheid, die daar een opvoedingsgesticht vestigde. Bij beschikking van de Minister voor de zaken van de Hervormde eredienst enzovoort van 17 april 1834, no. 3, werden de godsdienstige belangen der Protestantse kwekelingen van het opvoedingsgesticht te Wateren en van de Protestantse bewoners van de te Groot-Wateren gelegen woningen aanbevolen aan de predikant te Vledder. Nadat in 1860, dus een jaar nadat de bedelaarsgestichten te Ommerschans en Veenhuizen door het Rijk van de Maatschappij van Weldadigheid waren overgenomen, alle bezittingen van de Maatschappij te Wateren, de kweekschool daaronder begrepen, in openbare veiling waren verkocht en in handen aan bijzondere personen overgegaan, werd bij besluit van dezelfde Minister van 7 maart 1862, no. 8, op een adres van het Classicaal bestuur van Meppel vorenbedoelde beschikking van 1834 ingetrokken, zodat sedert dat jaar geheel Wateren weer kerkelijk onder Diever behoort.
De laatste afscheiding betrof de voormalige Heerlijkheid Hoogersmilde, in 1633 reeds in het burgerlijke van Diever gescheiden. Met het oog op de verre afstand ligt het voor de hand, dat het voor de bewoners op de duur een groot ongerief was, hun godsdienstplichten te Diever blijven te vervullen. Een deel van hen bezocht dan ook reeds sedert jaren de op 17 februari 1788 ingewijde nieuwe kerk te Kloosterveen. Op verzoek van de Hervormde ingezetenen van Hoogersmilde werd hun bij Koninklijk Besluit van 23 maart 1844, no. 70, toegezegd, dat zij van Diever zouden worden afgescheiden en een afzonderlijke kerkelijke gemeente uitmaken, indien zonder bezwaar van ’s lands kas aldaar een geschikt kerkgebouw met predikantswoning werd gebouwd. De kerk te Diever zou alle kerkelijke bezittingen behouden, de ingezetenen van Hoogersmilde zouden daarentegen worden vrijgesteld van de kerkelijke omslag te Diever, in te gaan op 1 januari na het jaar waarin de nieuwe kerk zou zijn ingewijd. Deze inwijding had plaats op 26 december 1844, zodat op 1 januari 1845 ook deze afscheiding haar beslag kreeg.

Volledigheidshalve werd nog vermeld, dat te Wateren, waar voor de afscheiding van de Maatschappij van Weldadigheid door de Rooms Katholieke bewoners gebruik werd gemaakt van de Rooms Katholieke kerk te Frederiksoord. (rectoraat onder de parochie Steenwijkerwold), zich vooral sedert het jaar 1880 meer Rooms Katholieke gezinnen vestigden, zodat zich langzamerhand de behoefte aan een eigen kerk deed gevoelen. In 1883, toen het getal van de gezinnen 9 bedroeg met 50 gezinsleden, richtte de Vikaris Kapitulair van het Aartsbisdom Utrecht tot de Minister van Financiën het verzoek om ten behoeve van de pastoor een te Wateren op te richten parochie een rijksjaarwedde, benevens een subsidie voor de bouw van een kerk, toe te kennen. Niettegenstaande dit verzoek, met het oog op de weinig talrijke nederzetting, werd afgewezen, werd bij beschikking van de Aartsbisschop van Utrecht van 3 september 1884 met ingang van 18 september daaropvolgende te Wateren een kerkelijke parochie opgericht onder de bescherming van de H. Andreas.

Voetnoten:
1)
Van de vroegste tijden af, dat deze naam in oude stukken voorkomt, werd de bevolking van dit gehucht steeds aangeduid als wonende “op het Moer”.
2)
Deze oorkonden zijn te vinden in het Oorkondenboek van Groningen en Drenthe onder de nrs. 39, 48, 199, 19, 726, 44 en 49.
3)
Deze jaartallen zijn geput uit de oude kerkelijke doopboeken, aanwezig op het gemeentearchief te Diever, beginnende op het jaar 1676.
4)
Magnin. Overzicht der Kerkelijke Geschiedenis van Drenthe, bladzijde 141.
5)
De Hervormde Predikanten van Drenthe.
6)
In het gemeentearchief van Diever.
7)
In de nabijheid van de Geeuwenbrug.
8)
Zie de Nieuwe Drentse Volksalmanak van 1902, bladzijde 197.
9)
Kopie in het “Protocol aangaande de administratie der armen wegens de Hooger Smilde”, in het gemeentearchief te Smilde.
10)
Een vierde gedeelte, namelijk een oortje (2 duiten of 4 penningen) van elke stuiver, welke van elke gulden op de pachtsommen der Generale Middelen ten laste van de pachters werd geheven.
11)
Dat Eemster en Leggeloo inderdaad het welvarendste deel van het kerspil Diever hebben uitgemaakt, mag blijken uit de volgende lijst van zuivere bezittingen (daaronder begrepen de gekapitaliseerde waarde van revenuen van ambten, bedieningen en beneficiën) van de ingezeten, welke tot een bedrag van minstens 100 gulden gegoed waren. Deze lijst strekte ten behoeve der heffing van den 100sten penning, ingevolge resolutie van de representanten van het Drentse volk van 11 oktober 1796.
Diever                 83 huizen     201515,– gulden
Oldendiever        19 huizen       38525,– gulden
Kalteren                3 huizen           400,– gulden
Wateren                6 huizen         5400,– gulden
Wittelte               12 huizen       32050,– gulden
’t Moer                  4 huizen         1450,– gulden
Wapse                36 huizen       61990,– gulden
Leggeloo            22 huizen       79550,– gulden
Eemster              25 huizen       57635,– gulden

Posted in Deever, Kaarke an de brink, Kalter’n, Kerspel Diever, Oll'ndeever, ut Moer, Wapse, Wittelte, Woater’n | Leave a comment

Een steenen potje met tien oude muntstukken

In de Provinciale Drentsche en Asser Courant verscheen op 4 december 1928 het volgende belangwekkende bericht over de vondst van oude munten in een weiland op Kalteren.

Oude munten gevonden
Terwijl een zoon van den landbouwer Seinen met een knecht op het weiland te Kalteren bezig was met graafwerk, deden ze een merkwaardige vondst. Reeds eenige malen waren op dit land voorwerpen gevonden, welke er op duidden dat daar vroeger een woning had gestaan. Toen de knecht nu wederom op iets stootte met zijn schoffel, zei hij uit de grap, dat hij nu de pot met goud had gevonden. En waarlijk kwam er een steenen potje te voorschijn, hetwelk door een kei afgedekt was.
De inhoud werd zorgvuldig nagezocht en bestond uit 10 oude muntstukken, 4 gouden en 6 zilveren. Tussen de munten zat telkens een stukje zak (nog geheel gaaf). De gouden munten waren ter grootte van bijna een gulden, de zilveren als van een rijksdaalder.
Bij nadere beschouwing bleek ons dat de muntstukken verschillende randschriften droegen.
Op een gouden munt stond: P. HS. D.G. HISPZ. REX. DUX. BR aan de eene zijde en aan de andere DOMINUS MIHI ADJUTOR, benevens een beeld van Philips II.
De tweede gouden munt bevatte eveneens het woord Philips.
Deze beide munten zijn dus uit den tijd van Philips de Tweede. Koning van Spanje.
Van de beide overige gouden munten bevatte de eene een massa (vermoedelijk) Hebreeuwse letterteekens en de andere een wapen, voorstellende een Engel.
Vier van de zes zilveren munten waren gelijk. Aan de eene zijde stond een wapen, voorstellende een leeuw met als randschrift CON FIDENS DNO NON MOVETVR, benevens het jaartal 1616. Aan de andere zijde een wapen, voorstellende een geharnaste ridder met een leeuw in een apart wapen er onder. Het randschrift vermeldde: FOE BELG IRAN MO. ARG PRO : CON.
De beide andere zilveren munten waren eveneens gelijk en vertoonden aan beide zijden een wapen. Het randschrift aan de een zijde luidde: Albert et Elisabeth Dei Gratia en als vervolg daarop aan de andere zijde: Archid. Aust. Duces. Burg. Brab. Zd.
De heer Seinen heeft de muntstukken onder zijn berusting gehouden, terwijl kennis is gegeven aan dr. A.E. van Giffen te Groningen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Landbouwer Seinen moet Jan Seinen uit Wapse zijn geweest. Jan Seinen is geboren op 15  juli 1876 in Wapse. Jan Seinen is overleden op 13 december 1950 in Deever. Wellicht is de bijzondere muntschat nog steeds in het bezit van een nazaat van Jan Seinen.

Dominus mihi adiutor (DOMINVS MIHI ADIVTOR) (de Heer is mijn helper) was de lijfspreuk van de Spaanse koning Philips II, daarmee ligt de datering van de betreffende munt ongeveer vast, namelijk 1555-1581. 
PHS. D.G. HISP. Z. REX. DUX. BR is voluit: Philippus Dei gratia Hispaniarum z rex dux Brabant. Dit betekent: Philips, bij de gratie Gods koning van Spanje en hertog van Brabant.

Posted in Alle Deeversen, Kalter’n, Oudheidkunde, Wapse | Leave a comment

De plakette mit de keuneginne höng in de roadsael

In de Provinciale Drentsche en Asser Courant verscheen op 20 juni 1957 een bericht over de opening van het nieuwe gemeentehuis van de gemiente Deever an de brink van Deever (in Deever heurt een gemientehuus an de brink te stoan).
Tijdens de opening van ut neeje gemientehuus an de brink van Deever bood de commissaris van de koningin mr. Jaap Cramer namens het bestuur van de provincie Drente een fraai kostbaar kunstwerk in de vorm van een plaquette met de beeltenis van koningin Juliana aan de bevolking van de gemiente Deever aan.
Het kostbare kunstwerk heeft altijd in de raadzaal van ut gemientehuus an de brink van Deever gehangen. De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief wordt voor de beeldvorming verwezen naar de zwart-wit foto aan het einde van dit bericht.

De redactie stuurde op 12 mei 2020 per e-mail het volgende bericht aan de gemeente Westenveld.
Geachte heer/mevrouw
Het ligt in mijn bedoeling het krantenartikel ‘Diever heeft het prachtige raadhuis officieel in gebruik genomen’ op te nemen in een bericht in ut Deevers Archief.
Dit krantenartikel is te raadplegen in https://www.delpher.nl.
Mijn vraag betreft de foto in het genoemde artikel, waarop burgemeeester J.C. Meyboom is te zien, waarbij boven zijn hoofd een plaquette van H.M. koningin Juliana is te zien.
Ik zou graag een scherpe foto van deze plaquette bij het bericht in ut Deevers Archief willen tonen.
Ik veronderstel dat de gemeente Westerveld zuinig is op dit kostelijke stukje erfgoed van de gemeente Diever, en dat dit ergens in het raadhuis van de gemeente Westerveld een waardige plek heeft gekregen ?
Behoort het tot uw mogelijkheden mij een scherpe foto van deze plaquette te doen toekomen ?
Ik ben u bij voorbaat bijzonder erkentelijk voor de te nemen moeite.
Of zou ik langs kunnen komen om zelf een scherpe foto van dit object te maken ?
Ik verneem graag uw reactie.

De redactie stuurde op 22 mei 2020 per e-mail het volgende herinneringsbericht aan de gemeente Westenveld.
Geachte heer/mevrouw,
Ik stuurde u op 12 mei 2020 een bericht per elektronische post.
Tot op de dag van vandaag heb ik geen antwoord van u ontvangen, dit tevens inhoudende dat u aan het bericht ook geen zaaknummer heeft toegekend.
Ik wil bij deze u beleefd verzoeken mijn bericht alsnog te beantwoorden, opdat ik het betreffende krantenartikel met de enig passende illustratie kan verluchtigen en in ut Deevers Archief kan opnemen.
Ik neem aan dat bij het opgaan van de gemeente Diever in de gemeente Westenveld een inventarisatie van de overgedragen kunst, kunstzinnige voorwerpen, kunstnijverheid, enzovoort in eigendom van de gemeente Diever en daarmee eigendom van de burgers van de gemeente Diever is opgemaakt en op papier is vastgelegd en wellicht ook fotografisch is vastgelegd. Ik zou graag een kopie van die inventarisatie ontvangen.
Ik wacht in spanning uw reactie af.

De redactie stuurde op 7 juni 2020 per e-mail het volgende herinneringsbericht aan de gemeente Westenveld.
Geachte heer/mevrouw,
Ik stuurde u op 12 mei 2020 een bericht per elektronische post.
Tot op de dag van vandaag heb ik geen antwoord van u ontvangen, dit tevens inhoudende dat u aan het bericht ook geen zaaknummer heeft toegekend.
Ik wil u graag attenderen op het bericht Woar is toch die plaquette van de keuneginne eblee’m in ut Deevers Archief, waarbij het met name gaat om de aantekeningen aan het einde van het bericht.
Het is zoals raadlid E. Bergsma in het hiervoor bedoelde krantenbericht uit 1957 zegt:
De raad koestert de verwachting, dat men gaarne naar het gemeentehuis toe zal gaan en hij hoopte dat de inwoners daar geholpen worden, zoals het behoort in een democratische staat.
Ik verneem graag uw reactie.

De redactie stuurde op 30 juni 2020 per e-mail het volgende herinneringsbericht aan de gemeente Westenveld.
Geachte heer/mevrouw,
Ik stuurde u op 12 mei 2020 een bericht per elektronische post.
Tot op de dag van vandaag heb ik geen antwoord van u ontvangen, dit tevens inhoudende dat u aan het bericht ook geen zaaknummer heeft toegekend.
Ik wil u graag attenderen op het bericht Woar is toch die plaquette van de keuneginne eblee’m in ut Deevers Archief, waarbij het met name gaat om mijn aantekeningen aan het einde van het bericht van 12 mei 2020.
Ik verneem graag uw reactie.

De redactie stuurde op 2 november 2020 per e-mail het volgende herinneringsbericht aan de gemeente Westenveld.
Geachte heer/mevrouw,
Ik stuurde u op 12 mei 2020 per e-mail een bericht, inzake de verblijfplaats van de plaquette met de beeltenis van koningin Juliana, die de bevolking van de gemiente Deever bij de opening van het nieuwe gemeentehuis aan de brink van Deever op 19 juni 1957 ten geschenke heeft gekregen van het bestuur van de provincie Drente.
Ik betreur het ten zeerste dat ik tot op de dag van vandaag – ondanks enige herinneringsberichten – geen antwoord van u heb ontvangen, dit tevens inhoudende dat u aan het bericht ook geen zaaknummer heeft toegekend.
Ik wil u voor de goede orde graag attenderen op het bericht Woar is toch die plaquette mit de keuneginne eblee’m in ut Deevers Archief, waarbij het met name gaat om de aantekeningen aan het einde van het bericht.
En ik wil u voor de goede orde graag attenderen op het bericht De plakette mit de keuneginne höng in de roadsael in ut Deevers Archief. Voor de goede orde meld ik u dat de tekst van de berichten, die ik per e-mail over dit onderwerp aan u heb gestuurd, bij dit bericht zijn opgenomen.
Maar waar hangt deze plaquette nu ?
Maar hangt dit stukje Deevers erfgoed nu ?
Ik verneem graag uw reactie.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Waar is die kostbare plaquette met de beeltenis van koningin Juliana toch gebleven ? Waar is dat kostelijke stukje Deevers erfgoed toch gebleven ?
Het kan niet anders zo zijn dan dat dit kostbare kunstwerk na het gedwongen samengaan van de gemiente Deever mit de gemiente Vledder, de gemiente Dwingel en de gemiente Oavelte en de tijdelijke vestiging van het raadhuis van de gemeente Westenveld in O
avelte en de definitieve ontruiming van het gemeentehuis aan de brink van Deever, samen met andere te behouden kunstwerken zorgvuldig is opgeslagen en ná de opening van het Raadhuis van de gemeente Westenveld aan de Gemeentehuislaan in Deever een passend plekje in dit gebouw heeft gekregen !
De redactie van ut Deevers Archief heeft op 12 mei 2020 aan de gemeente Westenveld de vraag gesteld: “Waar is die kostbare plaquette toch gebleven ?”  De redactie heeft tot op de dag van vandaag ondanks herinneringsberichten geen antwoord gekregen.

Posted in Aarfgood, Gemeente Westenveld, Gemiente Deever, Kuunst in de gemiente Deever | Leave a comment

De olde braandkoele an de Peperstroate in Deever

De redactie van ut Deevers Archief heeft al heel lang veel belangstelling voor gegevens van gedempte braandkoel’n in de olde gemiente Deever en deelt zijn vorderingetjes dienaangaande graag met de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief heeft gegevens -hopelijk ook foto’s- van olde braandkoel’n in de gemiente Deever en is bereid deze te delen met de redactie van ut Deevers Archief  ?

Een notitie van het college van burgemeester en wethouder van de gemiente Deever, de dato 31 december 1941, nota bene in de Tweede Wereldoorlog, vermeldt het volgende.
De aan de Peperstraat in Diever liggende brandkuil is eigendom van de gemeente Diever, kadastraal bekend sectie B, no. 2585 en heeft een oppervlakte van -.-.63 hectare. Hij wordt begrensd:
– ten noorden door de Peperstraat;
– ten zuiden door een tuin, sectie B, no. 2380, van Lambertus Schoemaker, kantoorhouder der Posterijen te Diever;
– ten westen door huis en erf, sectie B, no. 2736, van Vennootschap onder de firma A. Kuiper en Zoon, gevestigd te Diever;
– ten oosten door huis, werkplaats en erf, sectie B, no. 2116, van Albert Kloeze Sr., smid te Diever. 

De gedempte braandkoele an de Peperstroate vertegenwoordigde voor de gemiente Deever begin 1942 geen direct gebruiksbelang. Daarom wilde de gemiente Deever het kleine stukje grond van 63 centiare van de voormalige braandkoele wel verpachten en deelde dit schriftelijk mee aan de aanwonenden Lambertus Schoemaker, Albert Kuiper en Albert Kloeze.
Postkantoorhouder Lambertus Schoemaker wilde het stukje grond niet pachten, maar wel kopen. Bakker Albert Kuiper liet niks van zich horen en smid Albert Kloeze wilde het stukje terrein van 63 m² wel pachten.
Smid Albert Kloeze werd ingaande 1 januari 1942 tot wederopzegging voor f. 10 per jaar de pachter van het perceeltje grond van de gedempte braandkoele an de Peperstroate.

De redactie heeft bijgaande kleurenfoto op 2 januari 2017 staande in de Peperstroate gemaakt. Het had die dag een beetje gesneeuwd. Ongeveer op de plaats van de olde braandkoele tegenover de witgekalkte drogisterij van Koopman stond op 2 januari 2017 een groene container. Het kan zijn dat de olde braandkoele iets voorbij de groene container en enig meters links van de op de foto zichtbare straatkolk lag. Enig onderzoek in ut olde archief van de gemiente Diever zou uitsluitsel kunnen geven.

In het kader van het onderbestratingswerk Deever op Drift van de straten van ut olde Deever dat in 2019-2020 miljoenen belastingeuro’s heeft gekost, zal het straatbeeld van de Peperstroate ter plekke van de olde braandkoele geheel zijn veranderd. De redactie zal te zijner tijd en zeker niet met geschwinde spoed en zeker ook niet in gestrekte draf een nieuwe serie foto’s van de Peperstroate maken en één daarvan toevoegen aan de hier getoonde inmiddels toch wel al een beetje geschiedkundig waardevolle foto.

Posted in Aarfgood, Alle Deeversen, Braandkoele, Peperstroate, Verdwenen object | Leave a comment

Schor getoeter over de someroam’dheide

Arnold Izaäk Kan Junior is geboren op 26 juni 1871 in Heerjansdam. Hij is overleden op 17 juli 1946 in Velp. Hij promoveerde in 1901 op het onderwerp “Ludwig Feuerbach in zijn verhouding tot de Christelijke Zedenleer”. Hij was tot 12 oktober 1905 hervormd predikant in Boijl (Buil) in Friesland. Hij vertrok vanuit Boijl (Buil) naar Assen.
Arnold Izaäk Kan Junior is de schrijver van de geldbedel-publicatie “Uit verre eenzaamheid”, waarvan de tekst in dit bericht in zijn geheel is weergegeven. In deze publicatie beschrijft Arnold Izaäk Kan Junior de totstandkoming van het kerkje van de ‘Vereniging tot behartiging van Godsdienstige belangen der Hervormden’ op Zorgvlied-Wateren. Lezers werden ten zeerste uitgenodigd geld te geven voor de bouw van het kerkje van de ‘Vereniging tot behartiging van Godsdienstige belangen der Hervormden’. Meer gegevens over Arnold Izaäk Kan Junior zijn te vinden in het boek Encyclopedie van Drente.

Uit verre eenzaamheid (Drente).

Inleiding.
De ondergeteekenden gevoelen zich gedrongen, U te vragen: “Och, lees even dit treffend boekske door !” Het werd door broeder Arnold Izaäk Kan Junior, predikant te Boijl (Weststellingwerf), uit den drang zijns harten geschreven. Het spreekt van hoogst-ernstige, doch ook van hoogst-heerlijke dingen. Het zal u zeggen, hoe fel de zonde woedt, maar ook hoe machtig Gods genade werkt. En als gij er door getroffen, in u de begeerte voelt ontwaken om voor het zendingswerk op dit plekje in ons vaderland iets te doen, dan zijn ondergeteekenden zeer gaarne bereid, Uwe gave in ontvangst te nemen. “Laat ons maar werken, zolang het dag is !”
Dit zij het doel, waarnaar gij streeft
Eens aan den eindpaal uwer wegen
Te mogen denken: “neen ‘k heb niet vergeefs geleefd
Ik was gezegend en tot zegen.”
Amsterdam, October 1904.
Dr. J.Th. de Visser, Keizersgracht 451.
Dr. J.J. van Noort, Nassaukade 82.
Dr. P.A. Klap, Sarphatipark 77.
W. J. Wellensiek, Johannes Verhulststraat 57.

De Dieversche heide.
Na een prachtigen Augustusdag ging de zon onder, en de schaapsherder van Wateren, keerde met zijn kudde terug van de Dieversche heidevelden.
De Drentsche “scheper” is niet meer de man van vroegere tijden, toen menigmaal duizend schapen aan zijn hoede waren toevertrouwd. De nieuwe tijd met practische uitvindingen ook ten bate van onze boeren, heeft de vroeger onmisbare schapenmest minder noodig gemaakt. Velen schaffen hun kudden af, en men leert uit de “Veldpost” of uit andere bladen, of van zijn buurman, hoe men met chilisalpeter en kainiet de stugge heide kan omtooveren in vruchtbaar bouw- en weiland.
Maar – gelukkig voor de poëzie van ons landleven – er zijn hier nog schapen en een schaapskooi, die het terrein zoo teekenachtig maken. Er klinken nog schapebellen, die de stilte op de heide breken, wij hebben nog een poëtischen schaapherder.
In Oosthoorn, zoo vertelt ons Ulfers, was een schaapherder in dienst van één boer. Zo is het bij ons niet. Éen scheper past hier op bijna al de schapen van Wateren, die hun voedsel in de heide moeten vinden. Dat zijn de “drenten”. De friesche schapen, die iedere boer en arbeider houdt, blijven bij huis of op het weiland met beter voedsel om veel melk te geven. De “drenten” worden niet om de melk gehouden en behoeven het dus niet zóó goed te hebben !
Laat in den morgen, als de dauw is opgetrokken, gaan zij naar de heide. Tegen zonsondergang hoort gij een schor getoeter. Men zegt u, dat dit het sein is dat de scheper geeft om de terugkomst aan te kondigen en gij vindt dit getoeter opeens idyllisch. Nu moeten de staldeuren openstaan, de schapen zijn in aantocht, en ieder dier kent en vindt zijn eigen stal, zonder dat iemand behoeft te geleiden.
Wat geeft meer stemming – het schor getoeter over de zomeravondheide – of orchestmuziek in een opgepronkte concertzaal met kunstlicht ?

Toen ik de laatste keer het sein van den scheper hoorde, waren wij juist op weg naar de ouderwetsche dorpsherberg van Wolter Benthem. Wij vonden de dochters op de bank vóór het huis, de lage gelagkamer reeds nagenoeg gevuld met mannen en vrouwen en groote kerkboeken. De boeken echt oud en veel gebruikt door ouders en grootouders, maar misschien door de tegenwoordige bezitters helaas hoofdzakelijk als familieantiquiteit bewaard. Immers kerkgaan is hier geen mode meer. Maar voor dien avond waren de boeken weer eens uit de kast gehaald, want er was een bode rond geweest om aan te zeggen, dat er weer preek en vergadering zou wezen bij Wolter Benthem. En de gelagkamer werd voller. Het jongvolk kwam ook binnen, en meer mannen en vrouwen, tot alle stoelen en banken bezet waren.
Wat was het heerlijk voor mij, daar in die herberg te mogen preeken over den goeden Herder, den Heiland, die innerlijk met ontferming bewogen was over de schare, die vermoeid en verstrooid was ….
Na de preek ging het jongvolk naar huis door den maneschijn, en de vrouwen ook. Maar de mannen stopten hun pijpen en kregen koffie.
En even ernstig en waardig als dit de Oosthoornsche boeren zouden doen, werd er nu vergadering gehouden en werden plannen gemaakt. Want hoe gezellig wij het ook vinden in de landelijke herberg aan den rand van de heide, toch zouden wij liever samen komen in een kerkje, waar dan ook de catechisaties konden gehouden en waar ruimte was voor onze kerstfeestviering om den boom.
Gelukkig schijnt dat verlangen naar een kerkje niet lang meer op vervulling behoeven te wachten. Wij hebben tenminste op dien avond na de preek, al heel wat plannen gemaakt. De dagen werden verdeeld, en bepaald, wanneer telkens een vijf- of zestal mannen de fondamenten uitgraven, en zand zouden kruien; en wanneer de boeren paard en wagen zouden beschikbaar stellen; en welken arbeider als polderjongen reeds met de juiste wijze van graven bekend was, en dus leiding kon geven aan het werk.

’t Was op dien Augustusavond waarlijk niet voor de eerste maal, dat wij daar op die plaats tot dat doel samenkwamen. Wij hadden dit verleden winter, vóór de drukke veldarbeid begon, reeds meermalen gedaan. Ja, daar was in de omgeving van Zorgvlied-Wateren al heel wat gebeurd op maatschappelijk en geestelijk gebied, vóór wij over durfden te gaan tot het uitgraven van de kerkfondamenten.
Toen eenige tientallen jaren geleden slechts een paar Hervormde huisgezinnen in Zorgvlied-Wateren woonden; toen de bevolking nog zóó gering was, dat, bij gebrek aan een eigen school, de kinderen dagelijks uren mochten loopen door het heidezand naar Diever; toen ongeloof en onverschilligheid bij de arbeidende bevolking meer en meer ingang vond, wie zou toen in Zorgvlied-Wateren verlangd hebben naar een evangelieprediking, en wie droomde toen van een Hervormd bedehuis in dit afgelegene, eenzame hoekje van de heide ? Hoe is dat alles zoo wonderlijk anders geworden ? Hoe is er een villadorpje en een toenemende boerenbevolking gekomen op de plaats, vanwaar nauwlijks een halve eeuw geleden op uren afstand geen straatweg te bereiken was ?

Bovenal langs welke paden heeft Gods Geest de harten geleid van zoo velen Zijner kinderen, die jaren lang zonder Hem geleefd hebben, maar die nu belangrijke offers willen brengen, opdat zij geregeld de prediking des Evangelies zouden kunnen horen ?
Gaarne wil ik U daarvan vertellen, zooveel mij daarvan bekend is geworden.
In hoofdzaak maak ik daartoe gebruik van de mededeelingen, aan welke in den vorm van een paar courantenartikeltjes, eenige maanden gelden door de redacties van de Nederlander en de Kerkbode welwillend plaatsing werd verleend.
Langs de grens van den Zuid Oost hoek van Friesland, strekt zich in Drente een groote heidevlakte uit, die omringd wordt door de dorpen Vledder, Diever en Hooger Smilde, en aan den Frieschen kant begrensd door Boijl, Elsloo en Appelscha.
Daar in die heidevlakte is in de laatste halve eeuw een nieuw dorp ontstaan. Een oase in een echte woestijn. De Gelderse heidevelden hielden, met hun heuvels, een veelzijdige afwisseling, wanneer men ze vergelijkt met die vlakke Drentsche eenzaamheid. Maar midden in dat stuk kale oneindigheid staan nu bosschen en huizen een een school, ja zelfs een paar villa’s. ’t Is Zorgvlied-Wateren, een nieuw dorp.

Ieder heeft wel eens gehoord van de Maatschappij van Weldadigheid, maar niet ieder weet, dat haar gebied zich vroeger veel verder uitstrekte dan thans. Tegenwoordig spreekt men hier van de kolonies Willemsoord, Frederiksoord en Boschoord, de laatste op sommige kaarten nog vermeld met den ouden naam Kolonie 7. In vroegere jaren behoorden daarbij ook nog de tegenwoordige bedelaarskolonie Veenhuizen en de bezittingen Zorgvlied en Wateren, toenmaals onontgonnen en onbebouwde vlakten.
Zorgvlied kreeg echter spoedig een eigenaardige bestemming. Nog ten huidigen dage staat daar een ouderwetsch, wit, breed gebouw, ’t welk alle kenmerken draagt, dat het in vroegere jaren deel uitmaakte van een gesticht. En inderdaad zijn er in dat huis heel wat jongens opgevoed, waarvan er velen …. als matroos den grooten oceaan hebben bevaren !
Is het niet kostelijk ? Twee uur gaans van den naasten openbaren verkeersweg, de Drentsche hoofdvaart, midden in de barre heide, een bakermat voor Neêrlands zeehelden ?
En toch is het zoo. De Maatschappij van Weldadigheid had daar namelijk een inrichting tot opvoeding van verwaarloosde jongens uit de groote steden. Er waren soms 70 tot 80 verpleegden. De kalme, rustige natuur zal wel van uitnemende opvoedkundige waarde zijn geweest, maar ’t is toch te begrijpen, dat er niet veel keus van ambachten was.
In het Hervormde kerkje van Elsloo vindt men tegenwoordig nog “de kraak” (galerij) waar de Zorgvliedsche jongens hun zitplaats hadden. Om de beurt werden namelijk godsdienstoefeningen bezocht te Elsloo, Vledder en Oud-Appelscha. Ook in het schilderachtige oude kerkje van laatstgenoemde gemeente, dat eenige jaren geleden is afgebroken, wees men een “kraak” aan, waaraan dezelfde geschiedkundige herinnering verbonden was.
Dat zullen voor die jongens heele tochten geweest zijn door die zandwegen, ’s zomers zoo mul en droog, ’s winters ware modderpoelen !
In deze tijden stonden er te Zorgvlied-Wateren slechts een paar boerderijen.

In 1860 kwam er een andere toestand. Wegens allerlei omstandigheden, die hier voor ons van geen belang zijn, deed de Maatschappij van Weldadigheid in dat jaar afstand van een groot deel hare bezittingen. Het rijk kreeg Veenhuizen, waar de thans nog bestaande rijkswerkinrichting werd opgericht, terwijl Zorgvlied en Wateren in particulier bezit overgingen. De opleidingsschool werd opgeheven.
Op maatschappelijk gebied is deze overgang van onberekenbare waarde geweest voor onze gansche omgeving. Daarover terloops een enkel woord.
De uitgeveende heidevelden op de Oostelijke Zuidgrens van Friesland worden voornamelijk bewoond door een eigenaardige bevolking, afkomstig van kolonisten uit “de Maatschappij”. Het zijn polderwerkers, hooiers, turfmakers, enzovoort, die in de naaste omgeving geen voldoend-loonenden arbeid kunnen vinden, en dus zomers “van huis” moeten. Het schijnt, dat voor deze gezinnen de jaren tusschen 1860 en 70 een moeilijke tijd geweest zijn. Een brochure getiteld: “Open brief aan Klaasje Zevenster” van den toenmaligen predikant van Noordwolde, dr. Ellerts de Haan, geeft een afgrijselijke schilderij van de heerschende bittere ellende. De mandjesmakerij en stoeleninsdustrie, waardoor de Noordwoldensche omgeving thans bekend is, bestond toen nog niet, terwijl de geweldige overbevolking het arbeidsloon bij den landbouw gevaarlijk drukte.
Ik beschouw het nu als een wonderbare uitredding, dan toen ter tijd niet slechts de industrie werd ingevoerd, die voor het groeiende geslacht den toestand geheel zou veranderen, maar ook, dat de eigenaren van Zorgvlied en Wateren op reusachtige schaal de landontginning ondernamen, daartoe in staat gesteld door vorstelijke Indische fortuinen. Het was niets bijzonders wanneer daar dagelijks 300 arbeiders uit onze omgeving wekenlang werk vonden. Uitgestrekte bosschen werden er aangelegd. Zorgvlied is op deze wijze allengs een lustoord geworden, een oase midden in de heidewoestijn.
Maar nog altijd stonden er slechts weinige woningen. Ook daarin kwam verandering, toen Zorgvlied en Wateren in ’t bezit kwamen van den tegenwoordigen eigenaar. Door de energie van mr. Verwer ontstond een dorp. Heide werd ontgonnen tot bouw- en weideland; er kwamen meer en meer boerderijen en arbeiderswoningen. Een sigarenfabriek, kruidenier, bakker, hulppostkantoor, school, hypotheekbank, helaas ook een herberg, geven thans het recht om van Zorgvlied als een dorp te spreken. Sedert een paar jaren is de voormalige zandweg of modderpoel vervangen door een straatweg (Elsloo – Diever), die het dorp met de bewoonde wereld verbindt.
Dit is nu de stoffelijke, gansch niet onbelangrijke, zijde van het Zorgvliedsche vraagstuk.

Toen ik hierboven de gebouwen noemde, die het recht geven om Zorgvlied-Wateren een dorp te noemen, heeft de lezer niets vernomen van een kerk,
Hoe ? een dorp, en geen kerk ?
Laat mij u dan vertellen, om mijn schetsje vollediger te maken, dat de heer Verwer voor zijn Rooms Katholieke geloofsgenooten een kerkje heeft gesticht, maar dat de Hervormden natuurlijk niet zoo gelukkig zijn.
Zorgvlied-Wateren behoort burgerlijk en kerkelijk tot de Gemeente Diever.
Daar staat het kerkgebouw, daar moeten de kinderen gedoopt, daar moeten de catechisaties bezocht, daar moeten de lidmaten bevestigd worden. Daarheen ging men soms ter kerk, als weer en wind gunstig waren of de zandweg niet al te mul of al te moerassig was.
Wat dunkt u over een kerkgang van anderhalf uur heen, en evenlang terug ? Die in het aller westelijkste uithoekje wonen, kunnen in een uurtje naar Boyl of Elsloo gaan.
Maar ik vraag de brave stedelingen en de kerksche dorpsbewoners, die al bang zijn voor een regenbuitje op hun Zondagscvhe kleeren, wanneer zij een kwartiertje ver naar de kerk moeten wandelen; ik vraag of zulke afstanden erg bevorderlijk zijn voor getrouw bezoek aan kerk en catechisatie ?
Voeg daarbij (waarnaar men eens moet informeeren bij dr. Westrik, vroeger te Smilde, nu te Zutfen) het feit, dat in nagenoeg alle dorpen rondom, in het eind der vorige eeuw modernisme en socialisme welig tierden, en dientengevolge het kerkgaan een dwaasheid werd. Is het dan een wonder, dat er ook in ons dorpje weinig geestelijk leven was ?

Enige jaren geleden kwam, Goddank, ook op dit gebied een andere toestand.
Een reizend koopman uit Appelscha, Br. Bisschop, daarin gesteund door zijn toenmaligen predikant ds. Van Lelyveld, deelde “Blijde boodschappen” uit, en andere traktaten.
De bejaarde predikant van Diever, ds. Hingst, begon godsdienstoefeningen te houden in het schoolgebouw te Wateren.
De bijbelcolporteur Van Veenen kwam, gesteund door andere leden der. Chr. Jongelingsvereniging, wekelijks uit Appelscha wandelen over de heide, en hield Zondagsschool in een boerenwoning.
Enige maanden, nadat Van Veenen door het bestuur der Colporteursvereeniging naar Munnekeburen was overgeplaatst, werd, in overleg met ds. Hingst, het werk onder de schooljeugd door mij voortgezet in den vorm van een kindercatechisatie.
Een jaar daarna gaf men de wensch te kennen, dat ook voor de jongelingen en jongedochters godsdienstonderwijs zou gegeven worden. Alzoo geschiedde.
En op het vriendelijke voorstel van den pastor der uitgestrekte, volkrijke Hervormde Gemeente van Diever, droeg haar kerkeraad den herderlijken arbeid onder de Hervormden in het afgelegen dorp op aan schrijver dezes, den wielrijdenden predikant van het aangrenzende kleine Boijl. Zoo is het nu gekomen, dat schrijver dezes in Zorgvlied-Wateren zieken mag bezoeken, begrafenissen leidt en …. steeds meer en meer belangstelling gevoelt voor de belangen van deze nieuwe Gemeente.
Er wordt wel eens verteld van predikanten, die het zich maar niet kunnen begrijpen, dat wij hier in het Noorden zoo blijmoedig kunnen spreken in die benauwde Evangelisatielokaaltjes. Zij hebben kathedralen noodig !
Wat zou zulk een redenaar vreemd opkijken van onze samenkomsten in een gelagkamer !
Vóór dat de pas aangelegde straatweg naar Diever het boschrijke Wateren verlaat, en de reiziger plotseling eindelooze heide voor zich ziet, komt men aan de gezellige dorpsherberg van Wolter Benthem. Ja, een geheelonthouder schrijft het; de gezellige dorpsherberg aan den rand van het bosch !
’t Was op een Woensdagavond in Februari jongst leden, toen wij voor de eerste maal daar Godsdienstoefening hielden. Wij hebben daar gebeden, gezongen en gepreekt. En inzonderheid baden wij om een zegen op onze plannen. Want wij wilden zoo graag een heel bescheiden gebouwtje hebben, voor het Godsdienstonderwijs, voor onze Godsdienstoefeningen, voor Christelijke vereenigingen.
Sedert dien avond is er nog menige avondpreek gehouden in die gastvrije kamer, voor de nieuw zich vormende gemeente in het nieuwe dorp. Maar ook menigmaal hebben wij er over beraadslaagd, wat wij toch doen konden om de opbloeiende belangstelling in stand te houden, en een eigen “kerkje” te krijgen.
Het resultaat is, dat wij hebben opgericht een vereeniging van ruim 70 leden, wier grondslag is het geloof in Jezus Christus, den Zoon van God, den eenigen en algenoegzamen Zaligmaker. Die overgeleverd is om onze zonden, en opgewekt is om onze rechtvaardigmaking. Leden zijn, Hervormde mannen en vrouwen, die zich op bovengenoemden grondslag willen aansluiten, den leeftijd van 18 jaar bereikt hebben, en een kleine contributie van minstens f. 0,25 betalen.
De Statuten der Vereeniging zijn naar Den Haag gezonden, en wij ontvingen de Koninklijke goedkeuring.
Maar …. men denkt toch niet te hoog van den rijkdom, en de weelde bij eenvoudige heideboertjes ? Weet gij ook wel, dat er in Zorgvlied en Wateren bijna niets dan pachtboeren wonen, en dat ongeveer de helft der bewoners uit arbeiders bestaat ?
De levensstandaard is allereenvoudigst, ja de stedelijke fabrieksarbeider of ambachtsman zou verbaasd staan, als hij zag, dat allerlei hem onmisbare levensbehoeften, hier nog ongekende weelde zijn. Onder de belangstellende Hervormden is slechts één villabewoner.
Welnu, getuigt het dan niet van grote offervaardigheid en belangstelling, wanneer er in dit kringetje ruim 250 (tweehonderd en vijftig) gulden is samen gebracht voor een kerkje ?
Maar er is reeds meer gedaan.
Weet men wat het zeggen wil, wanneer hier een arbeider zijn daghuur verzuimen moet, of wanneer een kleine boer in het voorjaar zijn eigen werk laat liggen ?
Zoo hebben onze mannen samen gewerkt, hout gehakt, boomwortels uitgerooid; kortom een terrein klaar gemaakt, waar, midden in het lieflijke groen, nu plaats is voor “een eigen kerkje”.
Daarna hebben zij nu ook onlangs den grond voor de fondamenenten uitgegraven en wit zand ingekruid, zoodat bij het bouwen nagenoeg geen kosten meer voor het grondwerk behoeven gemaakt te worden.

Maar voor ruim f. 250 kan men geen kerkje krijgen. ’t Is waar, dat in vroegere jaren hier in onze omgeving menigeen een plaggen hut bouwde en voor minder dan f. 100 meende een fatsoenlijke woning te bezitten, maar voor een bedehuis, al wordt het nog zoo sober ingericht, zal men bovengenoemd bedrag wel wat heel gering achten !
Wij hebben eerst advertenties geplaatst en op aanbiedingen geschreven, om voor oud een houten gebouw te koopen. Maar daarin slaagden wij niet.
Toen heeft de heer Meek, architect te Donkerbroek, een allereenvoudigst, net plan voor ons gemaakt, een houten gebouwtje op steenen grondslag, en als de boeren hun paard en wagen beschikbaar stelden, zouden de kosten – zonder het schilderen, zonder banken en verdere meubels – ongeveer duizend gulden hebben bedragen.
Maar hoe nu aan dit geld te komen ?
Gelijk hierboven reeds is medegedeeld, werden in een paar bladen, eenige mededelingen over Zorgvlied-Wateren opgenomen, en vroegen wij om geldelijke steun.
Tot onze grote blijdschap is men ons heerlijk te hulp gekomen. Velen hebben ons reeds hun gaven gezonden. De postbode bracht massa’s postwissels en vele aangeteekende brieven.
Toch zijn wij – alles te samen – niet hooger gekomen dan f. 1050. Hoe komen we nu aan banken ? Hoe bekostigen wij nu het verfwerk, en de lampen, en een kacheltje ?
Daarbij moeten wij nog iets bekend maken.
Van bevoegde zijde, ja zelfs door meer dan een gever, werd ons de raad gegeven: “bouwt uw kerkje toch niet van hout, maar gebruikt steenen !”
Eerst durfden wij naar dien mooien raad niet luisteren.
Juist omdat wij wisten, hoeveel er in ons land voor velerlei doeleinden wordt gevraagd en gegeven. Juist omdat wij beseffen, dat ons kerkje hoofdzakelijk van bijeengebedeld materiaal moet worden opgebouwd – daarom wilden en durfden wij niet meer dan het noodige vragen – daarom wilden wij zoo eenvoudig mogelijk onze plannen maken.
Maar toch hebben wij ten slotte geluisterd naar de vriendelijke stemmen van hen, die ons opwekken, dat wij toch niet op het aller zuinigst moeten bouwen; en na wekenlang dralen en overleggen en berekenen zijn de plannen nu eenigszins gewijzigd.
Wij hopen nu, dat de belangstellende vrienden, wier verdere hulp wij moeten inroepen, ons niet van verkwisting en onbescheidenheid zullen beschuldigen.
Het kopje op het dak zal iets minder kaal worden dan volgens ’t eerste plan; de ruimte voor 50-60 personen zij iets minder benepen; de pannen iets solieder. En vooral: de muren zullen, ter afwering van zomerhitte en winterkoude, niet slechts van planken worden gemaakt, maar aan de binnenkant versterkt door een kwarto-steenen beschutting.
Dit eischt f. 400 extra ! En dan het schilderen, en de banken !
Vriendelijke lezer, voelt gij eenige belangstelling voor de nieuwe gemeente die hier in ons afgelegen hoekje in wording is ?
Ons kringetje breidt zich uit. De toestanden zijn van dien aard, dat steeds meer Hervormden zich in Zorgvlied-Wateren vestigen, en terwijl helaas in tal van steden en dorpen de tijdgeest afkeerig is van Evangelie en kerk, vinden wij hier het merkwaardige verschijnsel dat verreweg de meeste Hervormden metterdaad toonen, dat zij voor zich zelven een geregelde Evangelisatieprediking verlangen, en hun kinderen merkwaardig getrouw ter catechisatie zenden.

Zijt gij dezen zomer op het zendingsfeest te Middachten geweest ?
Daar sprak dominee H. Pierson van Zetten zoo fijn over den Macedonischen man, en stelde ons voor de vraag of de roepstem van dien Griek berustte op waan, op werkelijheid of op waarheid ?
Men zal mij misschien vragen, of mijn vrienden in het nieuwe dorpje, reeds krachtig aangegrepen zijn door de Heilge Geest en aldus ontwaakt, roepen om het Evangelie ? Of dat zij misschien reeds zoozeer gezien hebben de heerlijkheid van het Koninkrijks Gods, dat zij alles opofferen voor den Heiland ?
En dan antwoord ik met een paar wedervragen.
Is het niet waar, dat ook mijn vrienden hier in het heidedorpje geroepen zijn, en daarom geroepen moeten worden tot de heerlijkheid van het kindschap Gods ?
Is het niet wonderlijk, dat hier door Gods leidingen de deuren wijd geopend zijn ?
Is het niet een teeken van bereidheid des harten, dat geld en tijd en arbeid geofferd worden ?

Het antwoord, dat ik op deze vragen meen te moeten geven, schonk mij de vrijmoedigheid om uwe hulp in te roepen. Hoezeer ook ik het gevaar vrees, om zelfgekozen paadjes te verwarren met Gods wegen, toch geloof ik vast, dat de arbeid in deze nieuwe en groeiende gemeente, duidelijk door ’s Heeren leidingen is aangewezen. Dat geeft mij moed, ja dat dringt mij, uw hulp in te roepen. U dringe de liefde van Christus !

Dr. Arnold Izaäk Kan Junior
Hervormd Predikant
Boijl (Weststellingwef)
19 October 1904.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De moeder van de redactie is in 1918 geboren op Woater’n en woonde tot 1945 op Woater’n en op Zorgvlied. Zij heeft als jong meisje de laatste scheper van Woater’n nog gekend. Zij herinnerde zich zijn naam. Hij was Siebrand Donker. Ut was moar un klein mannegie. Ze wist dat Siebrand Donker tijdens het schapen hoeden op bestelling wollen sokken breide. Hij kon enige paren sokken per dag breien. Zijn echte voornaam was Sijbrand, maar werd in het dialect uitgesproken als Siebrand. Sijbrand Donker is op 31 oktober 1861 geboren in Makkinga. Hij is op 18 april 1929 op 67-jarige leeftijd overleden op Woater’n.

Posted in De aandere kaante van de Deeverse bos, Obadja, Woater’n, Zorgvliet | Leave a comment

Surogaatbotter uut de stad Grönning’n

In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van zaterdag (!) 11 maart 1905 verscheen het volgende korte bericht over een ook Deever passerende reclamekaravaan van margarinefabriek ‘Gruno’ uut Grönning”n. 

Diever.
Dinsdagmorgen, tegen elf uur ’t speelkwartier der kinderen, werd de jeugd in rep en roer gebracht door een reclamewagen van de maragarinefabriek ‘Gruno’ te Groningen. Zoo iets was nog nooit alhier vertoond. De wagen was zoo in ’t oog loopend mogelijk beschilderd. Twee in ’t wit gekleede mannen geleidden de zaak.
Bij de school begon het feest. De meisjes kregen elk een vingerhoed, reclame-artikel natuurlijk en de jongens ontvingen werkelijk fraaie plaatjes in overvloed. De jeugd was uitgelaten, dol van pret. Langs de huizen werden pakjes margarine als proefjes met kwistige hand uitgedeeld.
’t Geheele dorp had het hoofd vol van deze wonderlijke vertooning. Een paar fraai versierde paarden waren voor den wagen gespannen. In de richting van Steenwijk is de optocht verdwenen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief.
Margarinefabriek Groningen voerde in 1905 en begin 1906 een grote landelijke reclamecampagne voor het merk Gruno. De fabriek ging het land in met paard en wagen om de mensen te bereiken. Op de wagen stond een verpakking van de margarine in de vorm van een hele grote kubus, met daarop een verpakking van de margarine in de vorm van een kleinere kubus. De wagen werd voortgetrokken door twee met groen en wit bepluimde paarden.
De redactie zou dit bericht nooit in ut Deevers Archief hebben getoond, ware het niet dat een afbeelding van de reclamekaravaan bewaard is gebleven.
Dat moet in die tijd in het arme Deever inderdaad een wonderlijke gebeurtenis zijn geweest. Zouden Deeverse arbeiders en dagloners die met veel moeite rond konden k
omen en dus geen geld hadden om roomboter te kopen, nu opeens surogaatroomboter uut Grönning’n zijn gaan kopen ? Zouden dikke Deeverse boeren die te gierig waren om hun eigen roomboter op hun brood te smeren, nu opeeens surogaatroomboter uut Grönning’n zijn gaan kopen ?   

Posted in Deever | Leave a comment

Op de pompestroate in un boerdereegie in Deever

De kunstschilder Adrianus (Arie) Johannes Zwart is geboren op 30 augustus 1903 in Rijswijk en is overleden op 27 augustus 1981 in het Rosa Spierhuis in Laren in Noord-Holland.
Na zijn huwelijk in 1926 was hij voor het levensonderhoud van zichzelf en zijn gezin afhankelijk van de inkomsten uit de verkoop van zijn schilderijen. Hij reisde veel door Nederland, eerst alleen, later met zijn gezin in een omgebouwde verhuiswagen. In 1936 werd deze vervangen door een speciaal voor het gezin gebouwde woonboot, die de naam De Trekschuit kreeg. Hiermee gingen hij en zijn gezin verder op reis door Nederland. Hij was vaak te vinden op de Beulakker Wiede en in Meppel. In de winter lag De Trekschuit in Meppel. Zwart is door zijn contacten met Meppeler schilders na 1940 overgestapt op het gebruik van lichtere kleuren, zoals op het afgebeelde schilderij is te zien. Donkere interieurs maakten plaats voor een lichter palet met een lossere penseelvoering. Zijn schilderijen werden in de kunsthandel voor goede prijzen verkocht en waren vaak te zien op tentoonstellingen.
Hij gaf zijn hier afgebeelde schilderij de naam Een van de straten van Diever. Het werk is met olieverf geschilderd op een linnen doek. Het schilderij is voorzien van de handtekening van de schilder. De kunstenaar schreef de locatie Diever en naam van het schilderij op de achterkant van het schilderij. Het schilderij heeft een breedte van 410 mm en een hoogte van 310 mm. Het schilderij is in september 2018 via een veiling van eigenaar verwisseld.
De grote vraag is natuurlijk of Arie Zwart dit schilderij daadwerkelijk binnen de grenzen van de gemiente Deever op de pompestroate van een boerdereegie heeft geschilderd. De pompestroate was de plek waar met name de melkbussen werden geborsteld en schoongespoeld. Het kan natuurlijk zo zijn dat hij met De Trekschuit een reis door de Drentse Hoofdvaart heeft gemaakt en enige tijd an de löswal an de Deeverbrogge heeft gelegen en zo boerderijen in Deever heeft leren kennen.
De redactie van ut Deevers Archief heeft in zijn jeugd in de zestiger jaren van de vorige eeuw veel boerderijen in Deever en alle boerderijen in Oll’ndeever en Wittelte van binnen gekend en weet uit eigen herinnering dat alle boerderijen vanaf 15 mei 1957 zijn aangesloten op de drinkwaterleiding en geen waterpomp meer hadden. Als Arie Zwart zijn schilderij met de naam Een van de straten van Diever inderdaad wel op een pompestroate mit un wèterpompe van un boerdereegie in Deever heeft geschilderd, dan moet dit flink wat jaren voor 1957 zijn geweest. De redactie schat in dat Arie Zwart zijn schilderij dan tussen 1945 en 1950 heeft gemaakt.
Het is de redactie niet duidelijk waarom de schilder zijn werk de naam Een van de straten van Diever heeft gegeven. Door het raam en de geopende deur is geen straat te zien. Wel is in het tegenlicht een erf met kippen en een berg hooi te onderscheiden. Maar ut pothokke stond altijd tegenover de zijdeur aan de kant van de pompestroate. En op het schilderij is geen pothokke te zien. De pompestraote is impressionistisch, romantisch en nostalgisch geschilderd. Pompestroat’n in de gemiente Deever kunnen in oude boerderijen er vóór 1950 wel zo hebben uitgezien.
Zoals bijvoorbeeld de pompestraote in de boerderij van Hendrik Mulder en Jantje Wesseling an de brink van Deever, die op de hier afgebeelde kleurenfoto is te zien. In het interieur is onder meer te zien de pompestroate van stroatklinkers, un waeterpompe, un sieddeure en un halfrond geetieser’n raem. De fotograaf Kris Roderburg heeft deze foto op 7 maart 2008 gemaakt. De foto is aanwezig in de fotocollectie van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De redactie van ut Deevers Archief heeft de foto niet bewerkt.

Posted in Boerdereeje, Kuunst in de gemiente Deever, Skildereeje | Leave a comment

Ik blieve in mien beddestee sloap’m tot mien dood

In de maand augustus van het jaar 1963 schreven de voogden van de Stichting van Weldadigheid ‘het Sint Anthonij-Gasthuis’ op Zorgvlied ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van deze stichting een brief aan de nakomelingen van mr. Lodewijk Guilaume Verwer en mr. Julius Verwer, teneinde deze nakomelingen te herinneren aan de vooruitstrevende en edelmoedige daad van de beide stichters en hen vanwege het interende vermogen van deze ‘stichting van weldadigheid’ te stimuleren geld te doneren aan deze stichting.

Arnhem/Voorburg, augustus 1963.
Aan de nakomelingen van wijlen Lodewijk en Julius Verwer.

Onderwerp: Sint Anthony-Gasthuis

Beste familieleden,
Op 22 september aanstaande zal het 75 jaar geleden zijn, dat voor notaris A.B. Sjerps te Leeuwarden werd verleden de stichtingsakte van het Sint Anthony-Hasthuis te Zorgvlied (gemeente Diever). Als de stichters en eerste voogden van deze ‘stichting van weldadigheid’ compareerden Uwe en onze grootvaders, respectievelijk overgrootvaders, de Meesters Lodewijk en Julius Verwer.
Deze stichting had en heeft nog steeds ten doel ‘huisvesting en zover mogelijk een wekelijkse toelage in geld te verstrekken aan gehuwde of ongehuwde personen, onverschillig van welke Christelijke Geloofdsbelijdenis, wier eigen inkomsten onvoldoende zijn’. De kennelijke strekking is voorts geweest, dat in de eerste plaats financieel minder draagkrachtige ouden van dagen uit Zorgvlied en omgeving voor dit ‘benefice’ in aanmerking kwamen.
Gedurende 75 jaar hebben de opvolgers van de genoemde stichters zoveel als mogelijk getracht hun doelstelling te verwezenlijken. De vier woningen worden thans bewoond door twee bejaarde echtparen en twee bejaarde weduwen, van wie de echtgenoten in of nabij Zorgvlied, veelal in hun jonge jaren in dienst van een der stichters, de beste tijd van hun leven hebben doorgebracht. Zij ontvangen behalve vrije huisvesting en het vrije gebruik van een strook grond voor en achtrer het ‘huisje’ voor het verbouwen van groenten en het houden van kippen, een geldelijke toelage. Sedert de inwerkingtreding van de Algemene Ouderdomswet is de wekelijkse toelage van één gulden vervangen door toelagen van f. 25,-, welke jaarlijks met Pasen en Kerstmis worden verstrekt.
In de laatste maanden heeft de stichting blijkbaar ook de belangstelling getrokken van enkele journalisten, die op hun tocht Zorgvlied passeerden. Op 18 mei j.l. verscheen in de Drentse en Asser Courant een uitvoerig artikel onder het motto ‘Gratis wonen in Zorgvlied met zelfs nog geld toe’, gevolgd door een minder uitvoerige publicatie in de Tijd/Maasbode van 8 augustus jongst leden onder het hoofd: ‘In een bejaardenhuis met geld toe’. In beide artikelen wordt de nadruk niet slechts gelegd op het unieke feit, dat bejaarden gratis mogen wonen, maar voorts ook op het oecumenische karakter van deze katholieke stichting, waar katholieken en protestanten in goede verhouding naast elkaar leven. Momenteel  worden drie van de vier woningen door protestanten bewoond.
Hoewel de woningen uiteraard van bescheiden omvangn zijn, is de erkentelijkheid van de ‘proveniers’ voor de sociale bewogenheid van de beide stichters steeds groot geweest. Zonder zorgen slijten zij in dit gasthuis hun oude dag. De voogden zijn dan ook wel eens genoodzaakt om acte de présence te geven bij gelegenheid van gouden en zelfs diamanten bruiloften. In elk geval hebben zij tot nog toe nimmer gebruik behoeven te maken van de statutaire bepaling, dat ‘mochten zich niet dadelijk geschikte proveniers voordoen, dan zullen de voogden, in afwachting daarvan, de kamers ten behoeve van de stichting kunnen verhuren’.
De huidige voogden – van wie krachtens de stichtingsakte twee bloedverwanten zijn van de beide stichters, terwijl de derde in Zorgvlied woonachtig moet zijn – hebben gemeend dit jubileum niet onopgemerkt voor de overige bloed- en aanverwanten te mogen laten voorbijgaan. Zij ontveinzen zich niet, dat er nakomelingen zijn, die ofwel van deze stichting nimmer vernomen hebben, ofwel het bestaan daarvan amper uit een ver verleden zullen herinneren.
De voornaamste reden van dit rondschrijven is dan ook, dat dit jubileum wordt aangegrepen om de in 1888 wel zeer vooruitstrevende en edelmoedige daad van de beide stichters in de herinnering van hun nakomelingen terug te roepen. Zorgvlied zij voor hen niet alleen de plaats, waar hun moeder repsectievelijk grootmoeder werd geboren of heeft gewwond. Het Sint Anthony-Gasthuis met de daaraan grenzende Rooms Katholieke Kerk en pastorie – eveneens een geschenk van de familie Verwer – blijve voor hen tevens een monument van grote waardering voor de door hun voorvaderen beoefende christelijke caritas.
Daarnaast willen de voogden niet nalaten de belangstellenden van de familieleden te vragen voor de financiële belangen der stichting. Haar vermogen is nimmer van grote omvang geweest en heeft tengevolge van de geldontwaarding sedeet 1888 ernstig ingeboet. Voorts zijn in de laatste decennia slechts weinig giften en legaten ingekomen. Niettemin zijn er met name sedert de laatste wereldoorlog belangrijke verbeteringen in de huisjes aangebracht, zoals de voorziening in elctriciteit en waterleiding en het opruimen van de bedsteeën. (Slechts één 87-jarige bewoner wenst nog tot zijn dood de bedstee te behouden.)
Het behoeft geen toelichting, dat voor onderhoud en verdere verbetering van deze oude woningen veel geld benodigd is. De huidige voogden zullen het daarom op hoge prijs stellen, indien dit vermogen bij gelegenheid van dit jubileum weer in enige mate zou kunnen worden opgevoerd. Giften aan deze ‘stichting van weldadigheid ‘ gedaan, zijn fiscaal aftrekbaar. Zij kunnen worden gedaan door storting op postrekening nr. 6269 van de Twentsche Bank N.V. te Amsterdam met de aantekening ‘ten gunste van rekening-courant nr. 27729 van het Sint Anthony-Gasthuis te Zorgvlied (Dr.)’.

De voogden van het Sint Anthony-Gasthuis
Lodewijk Verwer
Julius Woltring
Hendrik Bos

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
In ut Deevers Archief is de akte van schenking en stichting van de Stichting van Weldadigheid Het Sint Anthonij-Gasthuis opgenomen. De broers mr. dr. Lodewijk Guillaume Verwer en mr. Julius Verwer zijn de stichters van Het Sint Anthonij-Gasthuis.
Voogd mr. Lodewijk Verwer is Lodewijk Guillaume Verwer. Hij is geboren op 2 mei 1913 in Zwolle en is overleden op 31 maart 1985. Hij is een zoon van Idse Johannes Verwer en Elisabeth Maria Becker en hij is een kleinzoon van mr. Lodewijk Guillaume Verwer.
Voogd mr. dr. Julius Woltring is geboren op 22 januari 1912 in Amsterdam. Hij is een zoon van Herman Woltring en Bertha Carolina Verwer. Zij is een dochter van mr. Julius Verwer. Mr. dr. Julius Woltring is een kleinzoon van mr. Julius Verwer. 
Boer Hendrik Bos was in 1962 voogd van het Sint Anthonij-Gasthuis geworden. In die functie was hij belast met de dagelijkse zorg voor de provenierswoningen van het Sint Anthonij-Gasthuis. De redactie verwijst gemakshalve naar het bericht Pauselijke onderscheid Pro Ecclesia et Pontifice.
De redactie bracht in de negentiger jaren van de vorige eeuw een bezoek aan de gepensioneerde voogd mr. dr. Julius Verwer en zijn echtgenote, die in Renkum hoog in een chique complex in een appartement woonden, met een prachtig uitzicht over de Nederrijn en de uiterwaarden. De redactie kreeg van hem een kopie van bijgaand afgebeelde brief. Opdat ook Zorgvlied zijn zorgen om het Sint Anthonij-Gasthuis moge weten.
De hierna afgebeelde zwart-wit foto van de vijf proveniershuisjes van het Sint Anthonij-Gasthuis is aanwezig in het Drents Archief in de fotocollectie MZ-Diever van Monumentenzorg. Deze zwart-wit foto is gemaakt op 8 augustus 1995. Deze foto is met bronvermelding vrij te gebruiken. De redactie is het Drents Archief daarvoor bijzonder erkentelijk.

Posted in Sint Anthonij Gasthuis, Zorgvliet | Leave a comment

Dorpsfotograaf Haarm Hessels is in 1995 estör’m

In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 22 maart 1995 stond het bericht van overlijden van dorpsfiguur en dorpsfotograaf Harm (Haarm) Hessels. Harm (Haarm) Hessels is geboren op 8 oktober 1927 an de Kruusstroate in Deever. Hij is overleden op 21 maart 1995 an de Kruusstroate in Deever. Hij is begraven op de kaarkhof an de Gröningerweg bee Deever. De redactie van ut Deevers Archief heeft de kleurenfoto van de steen bij zijn graf gemaakt op vrijdag 28 november 2020.

Harm (Haarm) Hessels heeft in de periode 1970-1995 honderden, misschien wel duizenden foto’s van gebeurtenissen in de gemiente Deever gemaakt. Veel van zijn foto’s zijn geplaatst bij berichten in de Olde Möppeler (Meppeler Courant). In ut Deevers Archief zijn in heel wat berichten een zwart-wit foto van Harm (Haarm) Hessels opgenomen.

De redactie van ut Deevers Archief geeft hierbij de noeste ijverige toegewijde vrijwilligers van de heemkundige vereniging uut Deever, die zijn gevraagd of worden gevraagd of zullen worden gevraagd voor het maken van een zo nodig zo genoemde ‘historische jaarkalender’ en zich geen raad weten over welk onderwerp nu weer een jaarkalender in elkaar kan worden gedraaid, de suggestie een jaarkalender met ‘de mooiste en historisch waardevolste’ foto’s van Harm (Haarm) Hessels te maken. Als een soort van postume hulde aan Harm (Haarm) Hessels.

Op een foto uit omstreeks 1930 is Harm (Haarm) Hessels te zien, zie de bijgaand afgebeelde foto, samen met zijn vader Jacob (Jaap) Hessels, zijn moeder Margje Veenhuis en zijn zuster Jantje Hessels. Broer Jan Hessels was toen nog niet geboren of lag in de wieg.

De zwart-wit foto van de familie Jacob (Jaap) Hessels is gemaakt bij de voordeur van de oude boerderij an de Kruusstroate in Deever. Zie de voordeur die zichtbaar is op de kleurenfoto die de redactie van ut Deevers Archief niet geheel toevallig op donderdag 22 november 2019 heeft gemaakt, ten tijde van de glorieuze uitvoering van de te vele miljoenen euro’s gekost hebbende niet voldoende op klimaatverandering voorbereide en niet op hittestress voorbereide herbestrating van het oude Deever. Dit herbestratingsproject had de eufemistische wegkijknaam Deever op Drift.

Harm (Haarm) Hessels en zijn broer Jan Hessels zijn ongetrouwd gebleven en hadden samen een boerenbedrijfje an de Kruusstroate in Deever. Ze leverden melk aan de zuivelfabriek aan het Moleneinde in Deever. Op hun melkbussen stond het nummer 59. De redactie ziet Harm (Haarm) Hessels nog voorbij gaan op zijn transportfiets, waarbij aan beide kanten van de bagagedrager een melkbus hing te rammelen. De redactie moet nog uitzoeken wanneer de broers Harm (Haarm) en Jan Hessels zijn gestopt met hun boerenbedrijfje.

Posted in Alle Deeversen, Dorpsfiguur, Haarm Hessels, Kruusstroate, Overlijdensbericht | Leave a comment