Monthly Archives: mei 2020

Un rooms katteliek centrum veur kiender op Zorgvliet

Op bijgaand afgebeelde zwart-wit ansichtkaart is een pand aan de Dorpsstroate op Zorgvliet te zien. Deze ansichtkaart is in het begin van de vijftiger jaren van de vorige eeuw verstuurd. In het zichtbare pand op de ansichtkaart was volgens de titel op deze ansichtkaart in die jaren een rooms katholiek jeugdcentrum gevestigd. De redactie van ut Deevers Archief heeft zich een tureluurse slag in de rondte gezocht naar berichten in kranten over dit jeugdcentrum van de rooms katholieke kerk, maar helaas niets kunnen vinden. Was het jeugdcentrum gevestigd in de schuur achter de woning ? Was het een soort van vakantiecentrum ?
De redactie heeft de in dit bericht afgebeelde kleurenfoto gemaakt op zaterdag 17 december 2022.

De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die nog steeds een verstokte liefhebber van afbeeldingen van ansichtkaarten op papier is, kan de hier afgebeelde ansichtkaart ook ten zeerste bewonderen op bladzijde 48 van het in 2007 uitgegeven onvolprezen papieren boekwerkje Voormalige Gemeente Diever in oude ansichtkaarten, dat is samengesteld door een keur van vrijwilligers van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever, zeg maar de heemkunduge vurening uut Deever. Maar ja, dan moet je wel in het bezit zijn van dat papieren boekwerkje of dat papieren boekwerkje bij iemand in kunnen zien.

Posted in Ansigtkoate, Zorgvliet | Leave a comment

Kinderkamp voor opvang van kinderen van N.S.B.’ers

Na de Tweede Wereldoorlog werden N.S.B.’ers en S.S.’ers geïnterneerd (gevangen gezet) in kampen. Kinderen waarvan beide ouders waren opgepakt, moesten worden opgevangen. Het Militair Gezag, dat na de bevrijding het dagelijkse bestuur op zich nam, stelde daarom commissarissen aan, die zich met de opvang van deze kinderen bezighielden.
Het Kinderkamp Diever viel onder de afdeling Jeugdzorg van het Militair Gezag te Assen. Het Kinderkamp Diever was van 1945 tot 1948 gevestigd in de Rijkswerkkampen Diever A en Diever B an de Woaterseweg in de Olde Willem. Op het terrein waar zich de twee kampen bevonden is nu Camping Hoeve aan den Weg, Bosweg 12, de Olde Willem gevestigd.
Gerhard V. was een van die kinderen waarvan beide ouders fanatieke N.S.B.’er waren.
De moeder van Gerhard V. was geïnterneerd (zat gevangen) in het kamp dat was gevestigd in de strokartonfabriek ‘Ons Belang’ aan de rand van Stadskanaal op de grens van Groningen en Drenthe.
Het is de redactie van ut Deevers Archief bekend waar de vader was geïnterneerd (hij zat op meerdere plaatsen gevangen), maar moet deze gegevens nog opzoeken uit de vele aantekeningen die de redactie heeft gemaakt tijdens een aantal interviews met Gerhard V.
Gerhard V was ondergebracht in Rijkswerkkamp Diever B. Hij mocht na een verblijf van een aantal maanden worden opgehaald door familie.
Van hem zijn twee brieven aan zijn moeder bewaard gebleven, zie de bijgaande afbeeldingen. De brieven mochten blijkbaar maar één bladzijde lang zijn. De tekst van de eerste brief is blijkbaar door de negenjarige Gerard V. zelf geschreven, terwijl de tweede brief – gelet op het handschrift – door iemand anders is geschreven (een oppasser ?).

De tekst van de eerste brief, die geschreven is op 18-**-1945 luidt als volgt:
Lieve Moeder,
Hoe gaat het daar in Stadskanaal. Wij hebben het hier goed Mama. Wij gaan eten en als we gegeten hebben gaan we wandelen in de bossen en heide een hut van stenen. En we zijn op de witte bergen. Probeer eens schrijven naar Oom Jan te komen en met Ernst gaat het goed. En Zondags vlees en pudig en witebrood en chocolade. En is het damspel klaar en ik lig met z’n 8ten op 1 kamer. En we gaan ook naar de zweevmolen geweest. Ik heb ook een vose hol gezien en een strik gezet maar has kregen. We moeten om 7 uur er uit en 8 uur naar bed.

De tekst van de tweede brief, datum van schrijven niet bekend, luidt als volgt:
Het is hier fijn. We hebben goed te eten. Het is hier allemaal bos en hei er zijn veel hazen en konijnen. Er zijn veel jarig. We hebben een bisquitje gehad ! We moeten rusten van 1-2.30. We worden ’s nachts gewekt. Het is hier mooi groen. Ze halen hier ook veel turf. We ….. niet ….. We worden ’s morgens lekker met koud water en zeep gewassen. We maken ringen van vliegtuigglas ook hangertjes maken we. Als er iemand jarig is moet hij op de stoel staan en wij zingen. Verder weet ik niets meer. Dag Moeder. Een zoen van Gerhard aan Vader en Moeder. Daag Gerhard.

Posted in de Olde Willem, N.S.B.'er, Tweede Wereldoorlog, Werkkampen Diever A en B | Leave a comment

Op de knee’jn veur Lodewiek en Johanna

In de Meppeler Courant van 26 januari 2009 publiceerde Lammert Huizing (leeft niet meer) in zijn rubriek ‘Eertieds in dizze streek’ het volgende artikel ‘Op de kneien veur Lodewiek en Johanna’ in een soort van vernederlandst en net niet Hoogeveens dialect.

In de room-katholieke Andreaskarke, midden in Zörgvlied in de gemiente Westenveld giet het karkevolk zunder dat zij er arg in hebt, op de kneien veur heur weldoeners van eertieds. As zij heur kneien buugt veur het altar, dan doet zij dat ok veur de bieltenis van een man en een vrouw, waorvan de petretten in medaillons an ebracht bint in de braandschilderde ramen achter het altaar. Dit posthume eerbetoon stamt uut 1923 doe de karke ebouwd weur op de stee van een veul kleinere karke, die al dik veertig jaor eerder esticht was.
De personen in het glas-in-lood bint mr. Lodewijk Guillaume Verwer en zien vrouwe Johanna Ludovica van Wensen. Zunder heur zul de rooms katholieke gemienschap Zorgvlied nooit van de grond ekomen wezen. Het was in 1879 dat de Friese advekaot mr. Verwer het laandgoed overnaamp van de schout bij nacht De Ruijter de Wildt. Die had het zölf weer verwörven rond 1850 van de Maatschappij van Weldadigheid. Bij dat bezit heurde ok de villa Castra Vetera (het Olde Kaamp), waorvan de name deur de femilie Verwer um edeupt weur töt Zorgvlied.
Verwer was een trouwe zeune van de roomse karke en een sociaal beweugen man. Dielen van zien grootgrondbezit stelde hij beschikbaor veur arme geleufsgenoten uut Braobant, die niks aans kunden inbrengen as een hiele köppel kiender en heur warkkracht. Zundags heurden dizze kolonisten de mis in de huuskapel van de familie Verwer, die deur de huuskapelaan J.W. van den Burgt weur op edragen. Verwer wol in zien kolonie een karke stichten, maor de staot weigerde subsidie hierveur te geven.
Het echtpaor leut doe op iegen kosten een karke mit pastorie zetten opzied van de kweekschoele van het vroggere Instituut veur de Laandbouw. Die kweekschoele was in 1823 de allereerste laandbouwschoele in oens land en die weur ummebouwd töt veer wonings veur olden van dagen. Er kwaamp een stichting, de Sint Anthony Gasthuus Stichting en die leut olderen van boven de 65 hier veur niks wonen. Butendat kregen ze elke weke een gulden as ‘loon’ uutbetaald. In 1910 kwaamp mr. Verwer uut de tied. Hij was nog maor 64 jaor.
In zien dreumerijen had Verwer hum alles wat te mooi veur esteld. Hij verwachtte dat zien vestiging an de zölfkaante van Drenthe zul uutgruien töt een parochie van welvarende laandbouwers. Zien ‘kleine boeren’ hebt het op de schraole grond an de Drents/Friese scheiding niet gemakkelijk had. Kuunstmesse um de grond vruchtbaor te maken, was nog niet veurhaanden. Butendat leuten hiel wat Braobaanders het project in de steek umdat ze onvoldoende kunde hadden van de laandbouw. Ok een klompenfebriek en een sigarenindustrie die Verwer opzette, sleugen niks an.
In 1923 was Zörgvlied toe an een neie karke. Pastoor Epping had gien rieke weldoener meer en mus zölf de boer op um de bouwsom bij mekaar te bedelen. Binnen het jaor had hij het geld bij mekaar en kun de neie Andreaskarke van de grond komen. In het dreiloek van glas-in-lood achter het altaar leut de bouwpastoor twei kleine petretties anbrengen van mr. Verwer en zien vrouw. Dat was um het karkvolk te herinneren an de weldoeners die zoveule zörg an Zorgvlied hadden spendeerd.
De veer Antoniushuussies naost de karke weuren in 1983 op eredderd en wordt nog altied deur bejaorden bewoond.
Van achter het altaar kiekt Lodewijk en Johanna Verwer al zowat 85 jaar onofgebreuken de karke in. En het karkvolk eert heur onbedoeld nog altied postuum deur op de kneien te gaon veur twei mensen, zunder wele het dörp en de karke er niet ekomen waren.

Aantekeningen van de redactie ut Deevers Archief
Het gaat om de medaillons die onder in de gebrandschilderde glas-in-lood-ramen zijn aangebracht. Zie de bijgaande afbeelding uit de zestiger jaren van de vorige eeuw.
Ook in dit artikel worden twee klassieke fouten gemaakt, dat komt van al dat overgeschrijf. Johannes Franciscus de Ruijter de Wildt was geen schout-bij-nacht, maar de broer van een schout-bij-nacht.
De villa heette eerst Zorgvlied. Het dorp Zorgvliet is vernoemd naar deze villa. Lodewijk Guillaume Verwer veranderde de naam van de villa in Castra Vetera. Hij moet een liefhebber van Latijnse namen zijn geweest (gymnasiumopleiding ?), want andere villa’s op Zorgvliet heetten, heten nog steeds Villa Aurora, Villa Nova, Villa Cornelia.
Vóór de afbraak van het pand van de Stichting Sint Anthonij Gasthuis was dit pand opgedeeld in vijf bejaardenwoninkjes. Na overdracht van dit pand aan de woningstichting Actium is het pand afgebroken en zijn ter plekke vier nieuwe bejaardenwoninkjes gebouwd.
De afgebeelde zwart-wit ansichtkaart van het interieur van de nieuwe rooms katholieke kerk op Zorgvliet is in juli 1966 uitgegeven en was te koop in het levensmiddelenbedrijf van A. van der Heide an de Dorpsstroate op Zorgvliet.
In het op vrijdag 9 juli 2021 uitgegeven Magnus Opus Fragmenten Uit Het Verleden Van De Vroegere Gemeente Diever van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever is in het hoofdstuk Zorgvlied op bladzijde 194 een enigszins bijgeknipte afbeelding van een exemplaar van de hier afgebeelde ansichtkaart opgenomen.


Posted in Ansigtkoate, de Ruiter de Wildt, Kattelieke Kaarke, Lammert Huizing, Lodewijk Guillaume Verwer, Sint Anthonij Gasthuis, Zorgvliet | Leave a comment

De Olde Willem lig in de gemiente Deever

De redactie van ut Deevers Archief weet niet wie de maker van deze uit historisch oogpunt als waardevol te beschouwen kleurenfoto uit de tachtiger jaren van de vorige eeuw is. Wie het wel weet, die mag het natuurlijk melden.
In die tijd bestond de gemiente Deever gelukkig nog en behoorde het kleine gehuchtje De Olde Willem an de Woaterseweg tot die gemeente, zoals duidelijk is te lezen op het plaatsnaambord.

Posted in de Olde Willem, Gemiente Deever | Leave a comment

Un grote saandvlakte in Ellert en Brammert

Deze zwart-wit ansichtkaart van een zandvlakte in recreatiecentrum Ellert en Brammert is in 1968 uitgegeven.

Posted in An de Deeverbrogge, Ansigtkoate, Bosgesigte, Ellert en Brammert | Leave a comment

Frömmes op de fietse op de Riekseweg

Niet veel verzamelaars van ansichtkaarten uut de gemiente Deever zijn in het bezit van een exemplaar van deze fraaie zwart-wit ansichtkaart. Let vooral op de auto bij het Hotel Dieverbrug van Johan Blok. Het merk van de auto is helaas niet te onderscheiden.
Werden dit soort ansichtkaarten in oplagen van 100 of 200 of 500 exemplaren gedrukt ? Jij kunt dus maar beter wel een echt exemplaar van deze kaart in jouw verzameling hebben.
Deze ansichtkaart uit juli 1954 is gedrukt door Jos-Pé in Arnhem en werd verkocht door de Firma Kuiper, Levensmiddelenbedrijf Diever, die toen ter tijd ook een vestinkje had an de Deeverbrogge an de Riekseweg bee’j ’t schut.
Wie zou de Riekseweg overstekende vrouw op de fiets toch kunnen zijn ?
Wie het weet, die mag het natuurlijk melden aan de redactie van ut Deevers Archief.

Posted in An de Deeverbrogge, Ansigtkoate, Hotel Blok | Leave a comment

An de Deeverbrogge – Proef met nagloeiende verf

De provincie Drenthe is een proef gestart met glow-in-the-dark-markeringen op het wegdek. Deze markering is aangebracht op één van de twee fietspaden tussen de Deeverbrogge en Deever langs de provinciale weg N855.

De provincie Drenthe onderzoekt of de toepassing van dit materiaal voordelen heeft boven het gebruik van de gebruikelijke markeringsstrepen. Aanleiding voor de proef is de vraag vanuit de omgeving om de zichtbaarheid van de fietspaden te verbeteren. Langs dit weggedeelte staan geen lichtmasten, omdat de provincie er naar streeft de openbare verlichting in het buitengebieden te beperken.
Omdat de fietspaden aan weerzijden van de N855 tussen Dieverbrug en Diever vanaf één richting worden bereden, hebben de paden geen middenlijn. Daardoor zijn de fietspaden in het donker niet altijd goed te zien en kunnen fietsers in de berm belanden.
De proef die nu wordt uitgevoerd, vindt plaats op een gedeelte van 650 meter van beide fietspaden tussen Dieverbrug en Diever. In de richting Diever is een reguliere strepenmarkering aangebracht. In de richting Dieverbrug zijn ronde plaatjes aangebracht die overdag licht absorberen. In het donker geven ze licht af. Het fietspad zou daardoor beter zichtbaar moeten zijn.
Via een enquête onder gebruikers van de fietspaden wil de provincie onderzoeken welk type markering het meeste effect heeft. De enquête wordt in het begin van 2015 uitgevoerd.

Bron: Provincie Drenthe, 7 november 2014

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Glow-in-the-dark-verf is nagloeiende verf, die als het donker is nog geruime tijd oplicht. Dit heeft als voordeel dat men gemakkelijk een weg kan volgen. Deze vorm van markering wordt voornamelijk toegepast in parkeergarages. Het toepassen van nagloeiende verf is in Duitsland in parkeergarages voor vluchtroutes al verplicht.
De vraag is of de genoemde plaatjes tussen pakweg een half uur na zonsondergang en pakweg een half uur voor zonsopkomst wel voldoende gelijkmatig blijven gloeien of dat ze bijna letterlijk als een nachtkaars uitgaan. En wat als het najaar of winter is, de zon de hele dag niet schijnt en het heel vroeg donker en heel laat licht is ?
Door blijven gloeien zou wel moeten, want de alcoholnuttigende jeugd op de brommer en op de fiets moet bij het zwalken over de weg bij nacht en ontij en regen en wind wel de mogelijkheid worden geboden tijdig bij te sturen. En wie heeft er tegenwoordig nog licht op zijn fiets ?
Maar zijn die ronde plaatjes nu aan beide kanten of in het midden van het fietspad aangebracht ?
In de vijftiger en zestiger jaren van de vorige eeuw waren in de betonweg tussen de Deeverbrogge en Deever in het midden van de weg twee rijstroken lichtweerkaatsende ‘katteogen’ aangebracht. Die vier ‘katteogen’ (voor beide richtingen twee) zaten nooit lang in het rubberen omhulsel, omdat de ‘padjongen’ deze mooie ‘hebbedingetjes’ met hun ‘kloezie’ uit het rubber peuterden. Als de proef met de nagloeiende verf mislukt, dan zou het aanbrengen van ‘katteogen’ een keuzemogelijkheid kunnen zijn.
De redactie beseft dat in het Deevers Archief tot nu weinig aandacht is besteed aan verkeer en vervoer in de gemeente Diever. De redactie biedt haar bezoekers excuses aan voor dit ongemak. In het vervolg zal over dit onderwerp regelmatig een berichtje worden geplaatst.
Hopelijk hebben de Deeverbrogse dorpskrachten niet vergeten dit voor het knoopunt Deeverbrogge zo belangrijke onderwerp, wellicht belangrijkste onderwerp in het boek ‘An de Brogge’ uitgewerkt: snikke, baarge, stoomboot, diligence, tram, tramhalte, tramemplacement, jaegpad, löswal, zeilende vrachtschepen, gemotoriseerde vrachtschepen, turfschepen, turfschippers, snikkejaegers, logementen, hotels, restaurants, café’s, kanaal, bruggen, noodbrug, brugwachter, sluus, sluuswachter, autobus, auto
bushalte, overstapplaats, autobusgarage, DABO, DVM, benzinestation, rijksweg, provinciale weg, straatwegen, knooppunt van wegen, auto’s, vrachtwagens, vertegenwoordigers, het jaarlijkse TT-gebeuren an de Brogge (moters kiek’n), en zo verder.

Posted in An de Deeverbrogge, Boek An de Brogge, Deever, Verkeer en vervoer | Leave a comment

Wie kent Jan Giessen uut Rotterdam nog ?

De redactie van ut Deevers Archief ontving op 24 mei 2020 van Jan Giessen uit Rotterdam het volgende korte bericht over zijn tijd in het jongenskamp ‘de Eikenhorst’ an de Gowe. De redactie is hem daarvoor bijzonder erkentelijk. Ook korte berichten dragen bij aan de beschrijving van de geschiedenis van jongenskamp ‘de Eikenhorst’. Jan Giessen zoekt met name contact met jongens uit barak Transvaal. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief, voormalige bewoners van het jongenskamp ‘de Eikenhorst’ an de Gowe wil reageren ? 

Mijn naam is Jan Giessen uit Rotterdam.
Ik was in de periode 1958-1959 een jaar in kamp ‘de Eikenhorst’ bij Diever.
Ik zat daar samen met nog een jongen uit Rotterdam.
Ik zat in barak Transvaal. Mijn bed stond bij de ingang van de slaapzaal.
We hadden een leuke groep jongens en we hadden altijd veel lol.
Wat mij tegenviel was dat wij pap moesten eten. Baaaaah.
Wie mij nog kan herinneren, daar hoor ik graag van …..

Afbeelding 1
Jongenskamp ‘de Eikenhorst’ an de Gowe was voor het eerst in 1954 aangegeven op de topografische kaart van de Topografische Dienst.

Posted in de Gowe, Jongenskamp de Eikenhorst | Leave a comment

In Ellert en Brammert stön somerhuussie ′de Sikke′

De redactie van ut Deevers Archief ontving op 23 mei 2020 de navolgende reactie van mevrouw Jannie de Jong – Van der Hoek. De redactie is haar bijzonder erkentelijk voor deze bijdrage. Ze heeft goede herinneringen aan vacantiecentrum Ellert en Brammert in de zestiger jaren van de vorige eeuw.
Elk stenen kampeerhuisje, ook wel zomerhuisje of bungalow genoemd, had een eigen naam. Op ansichtkaarten komen namen voor, zoals de Dankbèr, de Deele, de Karnmeule, de Nes, de Zödde, ’t Spinwiefien, ’t Knienegat, ’t Hemeretien, de Hilde, de Dobbe, de Eveltas, de Blekbèr en de Brummel. De redactie heeft veel gegevens over en afbeeldingen van zomerhuisjes in vacantiecentrum Ellert en Brammert tussen de Deeverbrogge en de Hoarsluus verzameld, maar had nog nooit gelezen of gehoord van het zomerhuisje met de naam ‘de Sikke’.
Wie van de zeer gewaardeeerde bezoekers van ut Deevers Archief kan de redactie voorzien van een goede scherpe scan van een foto van het zomerhuisje ‘de Sikke’ ? 

Ik was op zoek naar gegevens over Abe Brouwer en kwam daarbij in het Dievers Archief terecht. Dat was leuk, want zo las ik ook dingen over vacantiecentrum Ellert en Brammert. Ik heb goede herinneringen aan Ellert en Brammert. Ik logeerde in het begin van de zestiger jaren van de vorige eeuw bij de familie Lammertsma in het zomerhuisje met de naam ‘de Sikke’. De naam aan de muur was samengesteld uit boomtakken die de vorm van een letter hadden.
Ik ben geboren in 1953 en ik geloof dat ik een jaar of 10 was toen ik daar samen met mijn klasgenootje Akkie Koopal was.
De speeltuin was ons favoriete plek. Daar leerden we volleyballen. Ook gingen we op de camping op zondag wel naar de kerkdienst in de open lucht. We wandelden veel. We zijn als jonge meisjes ook eens echt verdwaald. Bij de Tolweg waren we verkeerd afgeslagen. Op de zandvlakte hebben rode mieren mij gebeten en mij een week koorts bezorgd. Voor de rest hebben we een geweldige tijd op de camping gehad.
We gingen in Ruinen naar de schaapskudde en in Dwingelo naar de sterrenwacht. We hebben ook gevaren op een groot water, ik weet niet meer precies waar, maar volgens mij in de buurt van Giethoorn.
Ik heb ook een keer de kerstdagen doorgebracht in het huis bij de kantine. In mijn herinnering zijn die kerstdagen in de sneeuw op de camping een sprookje geweest.

Posted in Ansigtkoate, Ellert en Brammert | Leave a comment

Gezin van Philippus Zaligman

In de webstee van het Digitaal Monument Joodse Gemeenschap (joodsmonument.nl) in Nederland wordt aandacht besteed aan in Diever geboren Joden en ook aan het gezin van Philippus Zaligman.
De informatie is afkomstig uit het artikel ‘De familie Zaligman. Het gezicht van een joodse familie uit Meppel’ van Th. Rinsema, gepubliceerd in Waardeel, Drents Historisch Tijdschrift, jaargang 22 (2002), nr. 3, bladzijden 16-19.
Philippus (in Deever werd hij Flip genoemd) Zaligman had een textielwinkel an de Heufdstroate in Deever.

Posted in Joodse inwoner, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Willy Hielkema-Bos is estör’m op 11 december 2019

Op bladzijde 55 van de krant De Westervelder verscheen op 18 december 2019 het overlijdensbericht van mevrouw Wemke Wilhelmina Maria (Willy) Bos, sinds 22 november 1987 weduwe van Gerrit Hielkema.

Mevrouw Willy Hielkema-Bos is op 26 april 2013 voor haar vele vrijwilligerswerk voor de gemeenschap benoemd tot lid in de Orde van Oranje-Nassau, zie het bericht Drie lintjes in Westerveld.
In nummer 2014/1 (maart 2014) van het papieren blad Opraekelen van de heemkundige vereniging uut Deever verscheen op de bladzijden 14 tot en met 27 haar levensverhaal in het bericht Op de proatstoel zit Willy Hielkema-Bos (na het openen van het bestand even bladeren naar bladzijde 14). De redactie van ut Deevers Archief hoopt dat dit bericht nog lang via het internet bereikbaar zal zijn voor de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief.
De redactie van ut Deevers Archief heeft in de periode 2010-2018 verschillende keren een bezoek gebracht aan mevrouw Willy Hielkema-Bos. De redactie bewaart goede herinneringen aan deze bijzonder aangename bezoeken. Zo wist ze zich nog goed mijn in de Tweede Wereldoorlog overleden grootmoeder, de moeder van mijn moeder, te herinneren.
De redactie heeft de bijgaande kleurenfoto van het graf van Wemke Wilhelmina Maria (Willy) Bos en haar man Gerrit Hielkema gemaakt op woensdag 11 mei 2022.
De redactie heeft bijgaande kleurenfoto van het inmiddels door de erfgenamen verkochte uit 1920 daterende woonhuis van mevrouw Willy Hielkema-Bos gemaakt op maandag 6 juni 2020.



Posted in Alle Deeversen, De aandere kaante van de Deeverse bos, Overlijdensbericht, Zorgvliet | Leave a comment

De botterfubriek bestön 40 joar op 30 mièt 1939

 In het Nieuwsblad van Friesland verscheen op 31 maart 1939 het volgende artikel over het 40-jarig jubileum van de Coöperatieve Zuivelfabriek aan het Moleneinde in Diever.

40-jarig jubileum Coöperatieve Zuivelfabriek Diever
Diever, 30 maart.
Gisteren was het 40 jaar geleden, dat alhier werd opgericht de Coöperatieve Zuivelfabriek en Korenmalerij ‘Diever’ te Diever. Dit feit is op grootsche wijze herdacht. De gansche bevolking van het dorp leefde met deze herdenking mede. Van tal van huizen wapperde de Nederlandsche driekleur.
De feestelijkheid begon reeds des middags, toen in de fabriek een gedenksteen onthuld werd, aangeboden door directeur en personeel der fabriek. Deze gedenksteen is met een toepasselijk woord door den directeur, den heer J. Andree, aan het bestuur aangeboden en bevat de namen van de leden van het bestuur en de raad van commissarissen.
In den loop van den middag werd in het café Slagter een openbare bestuursvergadering gehouden. Hier bestond tevens gelegenheid tot feliciteeren, waarvan door verschillende personen gebruik werd gemaakt.
Het eigenlijke feest vond echter ’s avonds plaats.
Niet minder dan 19 prachtige bloemstukken waren aangeboden.
De voorzitter, de heer J. Seinen, heette de leden en gasten welkom en in het bijzonder den Burgemeester en mevrouw van Os, wiens vader de oprichter van deze Coöperatie is geweest; den heer J.H. Bentum, oud-directeur; de oud-bestuursleden H.L. Barelds en G. Meijering; de nog in leven zijnde eerste leden, de heeren B. de Ruiter, J. Bult, J. de Ruiter, C. Andree, J. Bennen, en K. Bennen; de eerste draaier J. Jonkers; de bestuursleden van de N.C.Z., de heeren Van Leusen, te Frederiksoord en Lettinga te Amsterdam; het bestuur van de D.B.K.; de besturen van de Boerenleenbank te Diever; de Coöperatie ‘Samenwerking’ te Diever, de V.V.V. te Diever; het comité Zonnedag Ouden van Dagen Diever; de kantoorhouder der posterijen te Diever; bestuursleden en directeuren van omliggende fabrieken.
De directeur, de heer J. Andree, gaf vervolgens een historisch overzicht, waarna het muziekcorps ‘Excelsior’ ’n serenade bracht.
Verschillende sprekers voerden daarna het woord. Burgemeester H.G. van Os bood namens het gemeentebestuur van Diever de gelukwenschen aan. De boterfabriek neemt een belangrijke plaats in. We kunnen ons er niet zonder denken. Het begint reeds als ’s morgens de emmers op ’t plaveisel komen; ’s middags weer als de sirene de tijd aangeeft en tenslotte bij den maaltijd, wanneer we de kostelijke producten nuttigen. We zijn blij met de fabriek, aldus spreker. Spreker eindigt met de wensch, dat de volgende 10 jaren zich zoodanig mogen ontwikkelen, dat het vijftigjarig bestaan kan worden herdacht, bevrijd van crisismaatregelen, als een vrije fabriek, in een vrije maatschappij.
Vervolgens spraken de heeren G. van Leusen te Frederiksoord namens de N.C.Z.; de heer J. Klijzing, directeur der zuivelfabriek te Dwingelo; R.J. Lubbers, voorzitter van de D.B.K. te Zweeloo; Jager, directeur der zuivelfabriek te Uffelte; J. Boesjes voor de V.V.V. Diever en ’t Comité Zonnedag Ouden van Dagen Diever; L. Schoemaker als kantoorhouder P.T.T. en namens de Boerenleenbank; G. Post, namens de Coöperatie ‘Samenwerking’ te Diever; S. Keizer, namens de Zuivelfabriek te Wapse; Moes, namens de Zuivelfabriek te Eemster. Als oud-lid van het personeel spreekt de heer J. Boelens te Ruinerwold; de heer J, Driesen dankt namens het personeel en hun echtgenooten; de heer K. Timmerman tenslotte vertelt in dichtvorm het voorheen en het thans.
De directeur las vervolgens een heele lijst van telegrammen en gelukwenschen voor, waaraan schier geen einde scheen te komen.
Daarna werd opgevoerd de historische revue ‘Eendracht maakt macht’ van het 40-jarig bestaan van de vereniging ‘Coöperatieve Stoomzuivelfabriek en Korenmalerij Diever’ te Diever, met proloog, in 2 bedrijven, 14 tafereelen en 1 tableau ‘Hoe het groeide’, samengesteld door den heer J. Andree, directeur.
De revue gaf een beeld uit het boerenleven in 1898, een vergadering op 20 februari 1899 bij Huiskes, enzovoort. Het mooist vonden we wel ‘Het lied van den oogst’ en ‘29 maart 1899’. Dit laatste gaf eerst te zien de tegenwoordige fabriek in transparante verlichting en daarna hetzelfde bij schijnwerperverlichting. Na de vertooning voerden nog de directeur en de burgemeester het woord.
Wat in Diever gisteravond is vertoond, en ook de komende week nog een drietal keeren vertoond zal worden, heeft hier nog nimmer eerder plaats gevonden. Er zijn hier tal van vereenigingen, waarin alle richtingen samenwerken. En juist daardoor kan hier in Diever worden bereikt, wat elders faalt.
Voor de geheele gemeente hebben we één Groene Kruis, één Vereeniging voor Ziekenhuisverpleging, één Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer, één Comité Zonnedag Ouden van Dagen, één Boerenleenbank, één Vereeniging voor Luchtbescherming en in al deze vereenigingen werken links en rechts, rijk en arm, alle richtingen, gezamenlijk mede, tot heil van de gemeente Diever.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Jan Andree
Berend Slagter
Harm Lefferts Barelds
G… Meijering
Barteld de Ruiter
Jans Bult
Jan de Ruiter
Cornelis Andree
J… Bennen
K… Bennen
J. Jonkers
Hendrik Gerard van Os
Jan Boesjes
Lambert Schoemaker
Gerrit Post
S…. Keizer
J… Boelens
J… Driesen
K. Timmerman

Posted in Alle Deeversen, Bedrief, Deever, Süvelfubriek Deever | Leave a comment

Saut en Hollande: Mission Amherst

De Franse parachutist René Gaston Giguelay nam van 5-18 augustus 1944 deel aan S.A.S.-operatie Derry (regiment 3, compagnie 1, stick 4) in Normandië, hij nam van 27 augustus 1944 tot 22 september 1944 deel aan S.A.S.-operatie Abel (regiment 3, stick 3) in Doubs in Franche-Compté aan de Zwitsers grens en hij nam van 4 april 1945 tot 20 april 1945 deel aan S.A.S.-operatie Amherst (regiment 3, compagnie 2, stick 8) in Drenthe.
René Gaston Giguelay heeft zijn herinneringen vastgelegd in het boek ‘Van Oran tot aan de Ardennen, via Bretagne, het Midden-Oosten, Schotland, de Doubs en Nederland’ met als ondertitel ‘Het relaas van een S.A.S.-parachutist van het vrije Frankrijk (1941-1945)’. Zie de bijgaande afbeelding van de voorkant van dit boek.

Herinneringen van René Gaston Giguelay
Landing in Nederland: Missie Amherst

Het was slechts een uitstel van vertrek, want op 5 april waren wij, de zevenhonderd parachutisten van het derde en vierde regiment van de S.A.S. (redactie: Special Air Service), bij elkaar op de afgelegen basis van Mushroom om op verzoek van koningin Wilhelmina van Nederland een militaire operatie uit te voeren in het Noorden van haar land, in de provincie Drenthe. Deze militaire operatie had als doel het vergemakkelijken van het offensief van het eerste Canadese leger, dat slechts een gemiddelde opmars van twee kilometer per dag maakte. Dit kwam, omdat zij meerdere kanalen moest oversteken. Daarnaast had zij moeilijkheden om in dit platte land onder vijandelijk vuur bruggen te bouwen.

De vijftig sticks (redactie: groepen) bestonden elk uit dertien tot vijftien man. Zij hadden zich op 6 april in de namiddag verzameld voor de briefing, waar de Britse generaal Calvert, commandant van de S.A.S.-brigades, ons de tactiek van de militaire operatie precies uitlegde: zorgen voor wanorde in de vijandelijke achterhoede en de bruggen en de sluizen beschermen. Vervolgens gingen wij in een cirkel om de jeep van generaal Montgomery staan, die zijn toespraak beëindigde met: “Succes”.

Wij waren gewaarschuwd dat Hitler het bevel had gegeven om iedere S.A.S.’er, die gevangen werd genomen in de door het Duitse leger bezette gebieden, te fusilleren. Daar het grote Canadese leger zojuist Zutphen en Almelo had bereikt, moesten wij aan beide kanten van de verkeersweg en het kanaal tussen Meppel, Assen en Groningen opereren: het derde S.A.S.-regiment aan de westkant en het vierde S.A.S.-regiment aan de oostkant, dus zo’n vijftig tot negentig kilometer achter de vijandelijke linies.

Luitenant Thomé was de commandant van onze stick, die verder bestond uit de tweede luitenanten Anspach en Puy-Dupin, sergeant Klein, Dubosc, Domingo, Mendiondo, Pralon, Pantalacci, Uranga, Le Nabour, Morandi, Bertrand, Coppi en ik zelf.

Op 7 april tegen de avondschemering steeg ons vliegtuig van het type Sterling op, koerste eerst in zuidelijke richting en vloog vervolgens over het departement Pas-de-Calais, België en Nederland. Tegen tien uur ’s avonds sprongen wij uit het vliegtuig. De nacht was aardedonker, het waaide en de landing duurde erg lang. In tegenstelling tot gewoonlijk werden wij op een hoogte van vijfhonderd meter gedropt. Eindelijk kwam de grond naderbij, deze was donker met een lichte strook: het was een bos met een open plek. Ik viel door de takken van een boom naar beneden, waarbij enkele takken knakten. Mijn parachute bedekte de kruin van de boom, ik bleef hangen, mijn voeten bungelden vijftig centimeter boven de grond. Ik ontkoppelde de gesp van mijn tuig en maakte dan de zachtste landing van de tien sprongen die ik heb gemaakt.

Ik moest eerst de parachute uit de boom halen, vervolgens moest ik in die duisternis mijn kameraden terugvinden. Gelukkig had luitenant Thomé met dit soort omstandigheden rekening gehouden: we waren allemaal voorzien van een kompas en een rond lichtje op onze helmen, met het gegeven dat het vliegtuig ons in noordelijke richting zou droppen. De parachutist die in de achtste positie landde, bleef waar hij was geland, terwijl de eerste in noordelijke richting ging om vervolgens onderweg de zes anderen mee te nemen. Tegelijkertijd bewoog de vijftiende parachutist zich in zuidelijke richting, onderweg de zes mannen die voor hem waren gesprongen, meenemend. Zo slaagden wij erin om ons binnen twintig minuten te verzamelen zonder lawaai te maken.

In onze parachutes gewikkeld namen wij een rustpauze. Deze werd echter af en toe onderbroken door ontploffingen en schoten van automatische wapens. Zouden de andere sticks (redactie: groepen) al in gevecht zijn geraakt ? Nee, later kwamen we te weten, dat onze vliegtuigen ook poppen hadden gedropt, die bij het landen gevechtsgeluiden maakten, die de vijand moesten doen geloven dat het om een grote militaire operatie ging.

In de ochtend (redactie: zondag 8 april) gingen we met z’n drieën, samen met Anspach, op zoek naar de containers die de dispatcher (lid van de bemanning van de Sterling) had gedropt, nadat wij waren gesprongen. Plotseling bemerkten wij een grote man gekleed in een zwart uniform met een zwarte pet op. Een S.S.’er? Wij gingen om hem heen staan en richtten onze wapens op hem. Wij ondervroegen hem eerst in het Frans en vervolgens in het Engels. Hij maakte ons duidelijk dat hij een Nederlander was en dat hij boswachter was (redactie: wie was die boswachter?). Hij maakte ons eveneens duidelijk dat er in de omgeving geen vijandelijke soldaten waren gelegerd en dat het ‘bos’ in werkelijkheid een woud van vijf bij vijf kilometer was, dat voor een groot deel bestond uit jonge dennebomen. We vonden de containers dankzij het kompas. We namen er één mee, die bevatte voedsel; de tweede container zou in de loop van de dag door andere kameraden worden opgehaald.

Wij installeerden ons op een heuvel, waar we een eventuele vijand al van ver zouden kunnen zien aankomen.

Via onze radio-ontvanger vernamen we van de zender van Londen, die ons onder meer instructies over onze militaire operatie moest geven onder het pseudoniem ‘Jeanette 45’, dat twee luchtmachtdivisies, een Amerikaanse en een Britse divisie en een Franse brigade (dat was dus ongeveer 5000 mannen) een grote aanval waren begonnen in het gehele noorden van Nederland. Wij waren hierover erg verbaasd ! Vervolgens begrepen wij dat het ging om een psychologisch bericht, dat tot doel had de vijand te doen laten geloven dat onze operatie veel groter was dan in werkelijkheid (zevenhonderd parachutisten).

De volgende dag (redactie: dit moet maandag 9 april zijn geweest) kwam een manke Nederlander met een emmer vol met gekookte aardappelen bij ons. Hij vertelde aan de commandant van onze stick in het Engels dat hij bij het verzet hoorde. Georges vertelde ons dat wij twee kilometer ten noorden van Diever waren, laten we zeggen een twintig kilometer van onze bestemming vandaan.

Vervolgens kwam een dapper meisje langs: Gees, de postbeambte. Zij bood aan ons naar het dorp te brengen, waar geen Duitsers waren gestationeerd. Zij wees ons op het belang dat er zou zijn om de burgemeester (Posthumus) en enkele andere collaborateurs van de nazi’s uit te schakelen.

Begeleid door Puy-Dupin en Anspach, begaven wij ons met tien S.A.S.’ers naar Diever, naar de woning van de burgemeester en van twee andere collaborateurs. Deze drie personen namen wij mee naar onze basis. Thomé besloot om hen gevangen te nemen en bij het vallen van de nacht bonden wij hun armen en voeten vast met de koorden van een parachute.

Die middag van de volgende dag, 10 april (redactie: dit moet maandag 9 april zijn geweest), vormden Thomé en Anspach twee groepen van vijf S.A.S.’ers en vertrokken naar de verkeersweg van Meppel naar Assen, ten einde daar twee hinderlagen op te kunnen stellen. De eerste slachtoffers van de groep van Thomé zijn de bestuurder van een motor met zijspan en zijn medepassagier. Klein raakte op een afstand van honderd meter van de verkeersweg met één karabijnschot het hoofd van de bestuurder. De motor slingerde en viel in een sloot. Door de val kwam de medepassagier om het leven.

In het zijspan ontdekten wij documenten van de Gestapo, die we hebben geborgen om ze naar het opperbevel te sturen.

De groep van Anspach verraste drie burgers te voet, gevolgd door een grote zwarte auto met een vaantje, die stapvoets reed. De burgers werden uitgenodigd hun armen omhoog doen. Zij zagen ons uniform aan voor het uniform van Duitse parachutisten en riepen daarom “Reichs Polizei, Reichs Polizei”. Deze leden van de Gestapo werden direct neergeschoten. De zwarte auto reed in op de S.A.S.’ers, die vervolgens de chauffeur en de twee passagiers neerschoten en het voertuig vernietigden met een ‘gamon bom’. Slechts één soldaat werd gespaard door Dubosc, die hem meenam naar de basis en hem drie op de vijand buit gemaakte zakken liet dragen.

Op onze basis zag ik zo deze gevangene van ongeveer veertig jaar oud binnenkomen (voor ons een oudje), hij was klein en verpletterd door die zware lading en uitgeput door de gedwongen mars van een kilometer. Dubosc gaf de gevangene het bevel om de zakken neer te zetten en verklaarde opgewonden tegen mij: “Van die persoon wil ik af”. Ik keurde het af en onmiddellijk gooide de soldaat zich op zijn knieën voor mijn voeten en smeekte: “Ik ben nooit in Frankrijk geweest!… Ik heb drie kinderen van zo oud, zo oud en zo oud” en hij wees met zijn hand drie verschillende hoogtes aan. Geëmotioneerd richtte ik mij tot Dubosc: “Philippe, je gaat deze ellendige toch niet fusilleren, nadat je hem gevangen hebt genomen?” Dubosc was verbaasd door deze tegenstand. Zijn vastberadenheid verminderde. Ik kon hem overhalen te wachten op de commandant, die de beslissing moest nemen.

Tien angstige minuten wachtten voor de soldaat. Thomé was edelmoedig en was het met mij eens. Wij waren toen belast met vier gevangenen. Ik begreep echter de houding van Dubosc, omdat de Gestapo familieleden van hem had vermoord en gemarteld in Normandië.

De volgende dag, 11 april (redactie: dit moet maandag 9 april zijn geweest), kwam verzetsman Georges (redactie: Van der Hengel) ons waarschuwen dat twee boten met materieel door het kanaal naar het noorden voeren. Deze boten waren ongeveer in de buurt van onze basis in het bos. Onmiddellijk ging onze groep van zeven parachutisten, onder bevel van Thomé, in snel tempo op weg naar het kanaal. Onderweg namen wij een afgezonderd geraakte jonge soldaat met een verbonden arm gevangen. Plotseling zagen wij voor ons op driehonderd meter afstand aan de andere kant van het kanaal een dozijn gewapende mannen opduiken. Vrienden of vijanden? Ik haalde de oranje sjaal te voorschijn, ons herkenningsteken, en zwaaide ermee.

Het antwoord was gunstig: dezelfde sjaal. Het was de stick van kapitein Sicaud (die tijdens de landing gewond was geraakt), die nu onder leiding van Drablier stond.

De boten bevonden zich vijfhonderd meter verderop. Toen gaf Anspach mij en Uranga de opdracht om terug te keren naar het kamp om versterking te halen. Wij legden de vijftienhonderd meter af om het bevel over te brengen naar Puy-Dupin, vervolgens keerden we met de versterking van zes S.A.S.’ers terug naar het kanaal, maar we kwamen aan op het moment dat het gevecht net voorbij was. De beide boten waren onmiddellijk uitgeschakeld geweest door de schoten van de groep van Thomé op de bemanning en vervolgens door de groep van Drablier tot zinken gebracht met ‘gamon bommen’.

Tijdens het gevecht kwamen acht vijandelijke soldaten om, twee anderen werden gevangen genomen. Klein wilde zich meester maken van het teken van een S.S.-sergeant, die zich verzette en schreeuwde: “Schwein” (varken). Een dodelijk woord, zou men kunnen zeggen. Klein, afkomstig uit Lotharingen, begreep de belediging en doodde de S.S.’er met twee schoten uit zijn Colt pistool. Thomé uitte zijn ongenoegen, maar matigde zijn reactie tegenover zijn onderofficier, rekening houdend met het feit dat Hitler het bevel had gegeven gevangen S.A.S.’ers te fusilleren.

Wij kwamen terug in ons kamp met twee nieuwe gevangenen. Hun aantal was nu zes. Een zware taak voor een stick van vijftien S.A.S.’ers, die vijftig kilometer verwijderd was van de geallieerde troepen.

De volgende dag, 12 april (redactie: dit moet dinsdag 10 april zijn geweest), gingen Thomé en Anspach op verkenning uit. Aan het begin van de middag hoorde wij geluiden van tanks uit de richting van Diever. Puy-Dupin dacht dat de Canadezen waren aangekomen, en nam tien kameraden mee in de richting van het dorp. Maar halverwege kwamen zij onder vuur te liggen. Drie lichte Duitse mitrailleurs hielden hen met verspreide schoten aan de grond genageld.

Die schoten begrepen hebbende, kwam Thomé het kamp ingesneld en vroeg mij: “Waar zijn de anderen ?”

Direct na mijn antwoord, en mijn aanbod hem te vergezellen afwijzend, vertrok hij snel in de richting van Diever en voegde zich bij de nog steeds onbeweeglijk liggende groep. Op zijn bevel kropen de tien S.A.S.’ers door een greppel die uitkwam in een sloot. Een groot aantal vijandelijke infanteristen kwam in hun richting. Thomé begon snel achter elkaar te gooien met granaten en met ‘gamon-bommen’. De S.A.S.’ers hadden nauwelijks tijd om te zien dat de lichamen van vijandelijke soldaten vielen, ze zijn allemaal in de sloot gesprongen, ze zakten tot hun middel in het modderige water en zijn er pas aan de rand van ‘ons bos’ weer uitgekropen. Zo zijn ze teruggekeerd naar ons kamp. We waren tevreden dat ze het er zonder verliezen hadden afgebracht, dankzij de tussenkomst en de bekwaamheid van de commandant (redactie: eerste luitenant Edgard Thomé) van de stick.

Tijdens deze verwikkelingen was het geluk nog een keer aan mijn kant. Ik lag op de heuvel voor een grote boom om de komst van de vijand en de terugkeer van de kameraden waar te nemen, toen ik de waarschuwende raad van Coppi hoorde. Ik deed mijn hoofd omlaag en op hetzelfde moment sloeg een kogel in de stam van de boom in, precies op de plek waar mijn hoofd zich had bevonden. “Merci Coppi”, zei ik tegen hem, terwijl ik mijn ogen ten hemel richtte.

De luitenant (redactie: eerste luitenant Edgard Thomé) besloot direct te vertrekken, toen de stick weer bij elkaar was, want hij voorzag een krachtige reactie van onze vijanden, die in groten getale in Diever waren aangekomen. Wij lieten onze parachutes en de lege containers achter, we namen onze uitrusting mee en voerden de zes gevangenen onder strenge bewaking af om vluchtpogingen of te onpas komend lawaai te voorkomen.

Wij hadden nauwelijks honderd meter gelopen, toen ons kamp werd geraakt door een granaat. We waren op tijd vertrokken. Wij liepen meer dan een uur in noordelijke richting, waarna we bijna aan de andere kant van het bos waren.

Rond middernacht (redactie: de avond van dinsdag 10 april) werden wij gewekt door geroep, geschiet en geschreeuw uit de richting van Diever, dat toen op zes kilometer afstand lag. Een uur later kwam Gees bij ons. Het was haar gelukt om uit het dorp te ontsnappen en wist ons blindelings te bereiken. Buiten adem geraakt en in een uitbarsting van tranen vertelde zij ons dat S.S.’ers twaalf burgers hadden doodgeschoten (redactie: Jan Koning op de Hezeresch en elf mannen op het marktterrein aan de Bosweg; pas de volgende ochtend zou blijken dat Koop Westerhof de moordpartij op het marktterrein had overleefd). Wij waren ontdaan door deze ontketening van haat en geweld tegen niet-strijders.

De volgende ochtend, 13 april (redactie: dit moet zijn woensdag 11 april) rustten wij uit. In de middag nam ik deel aan een beperkte verkenningspatrouille in noordelijke richting, toen op vijfhonderd meter afstand van ons vier jachtbommenwerpers een vijandelijk konvooi met granaten aanvielen. We waren op een open plek, toen één van de vliegtuigen, na het voltooien van zijn missie, op kleine hoogte over ons heen vloog. De piloot moet ons zeker hebben opgemerkt, want hij maakte rechtsomkeerd. Ik zwaaide onmiddellijk met mijn oranje sjaal. De piloot liet de vleugels van zijn vliegtuig bewegen als teken van herkenning en vloog verder.

De volgende ochtend, 14 april (redactie: dit moet zijn donderdag 12 april) vernamen wij dat de geallieerde troepen op enkele kilometers ten oosten van Diever waren gearriveerd. Wij verlieten hierop het bos, staken de verkeersweg en het kanaal over en na een mars in klassieke formatie (achter elkaar in een rij) kwamen we de eerste tank met een witte ster tegen. Onder het tonen van de oranje sjaal riepen we: “Franse S.A.S.”. De commandant van de tank antwoordde: “Frans-Canadees, Chaudière-regiment”. Vreugde, gelukwensen en omhelzingen volgden.

Wij kwamen aan in Dwingeloo, waar de bevolking ons enthousiast verwelkomde onder het zingen van het Nederlandse volkslied en met de uitroep ”Oranje… Oranje…”. Jonge meiden omhelsden ons en gaven ons souvenirs (foto’s van dorpsgezichten en plaatjes met het beeld van koningin Wilhelmina). De hele dag was het feest! Voor ons lag er echter een schaduw over het feest: de twaalf burgers, die de vorige avond (redactie: de avond van 10 april) waren gefusilleerd…

Onze gevangenen werden overgedragen aan een Engels sprekende Canadese kapitein, die hen met een zekere ruwheid ‘onder zijn hoede’ nam. Nadat Thomé zijn verbazing had uitgesproken, legde de kapitein hem uit, dat de vorige dag twintig vijandelijke soldaten zich met de handen omhoog overgaven, toen anderen, ongetwijfeld S.S.’ers, die verborgen waren achter struikgewas, op zijn sectie hadden geschoten. Daarbij stierven zes van zijn mannen, die vertrouwen hadden in de wens van de vijand de strijd te staken.

Wij werden ’s avonds (redactie: de avond van 12 april) in vrachtwagens overgebracht naar Coevorden, een stad in de buurt van de Duitse grens. Onze vriend Layral (redactie: hij maakte deel uit van stick 12 onder commando van eerste luitenant Duno) leidde ons de volgende twee dagen rond over het Duitse platteland in een kleine bus, die was buitgemaakt na een gevecht in Appelscha (redactie: op 10 april viel een Duitse autobus in handen van de Franse parachutisten). Het was voor ons een mooi vervoermiddel voor een kennismaking met het land van de vijand, met name met haar burgers en hun woonomgeving.

Thomé nam een klein deel van zijn mannen mee terug naar Diever om het verwoeste kamp te bekijken, om enkele parachutes op te halen en om Georges en Gees, onze ‘inlichtingen-agenten’, weer te ontmoeten.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Het verhaal van René Gaston Giguelay is vertaald door mevrouw Karin Broekema, die een dochter is van Coen Broekema, die een zoon is van dorpsdokter Ludolf Dirk Broekema. De redactie is bezig met een herziening van deze vertaling.
De eerste vertaling van het verhaal is opgenomen in Opraekelen 04/1 (maart 2004), het papieren blad van de heemkundige vereniging uut Deever.
De redactie verwijst voor de samenstelling van de stick van commandant Edgard Tüpet-Thomé naar het bericht Operatie Amherst: De parachutisten van stick 8.

De manke Nederlander, die door de Franse parachutisten Georges werd genoemd, moet Van der Hengel zijn geweest, die vlak bij het kamp van de parachutisten in het zomerhuis met de naam ‘de Ossekoele’ an de Grönnegerweg woonde.
Stick 10 van commandant Pierre Sicaud bestond uit de volgende vijftien commando’s: kapiteit Piere Sicaud, Jean-Louis Albert, Charles Baudry, Pierre Beylier, Victor Boyer, Coulier (voornaam ombekend), Raymond Denis, Roger Dilenseger, Pierre Drablier, Faigt (voornaam onbekend), adjudant Piere Laboube, Octave Merlin, Néblot (voornaam onbekend), Jacques Ourinowski en Schepers (voornaam onbekend)
Enige foto’s van René Gaston Giguelay zijn te vinden in een webstee op het internet.
Een andere foto van René Gaston Giguelay is te vinden in de webstee https://www.chemin-de-memoire-parachutistes.org

Posted in Fraanse parachutist, Operatie Amherst, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Camping Diever v/h Gemeentelijk Kampeerterrein

In de Friese koerier – onafhankelijk dagblad voor Friesland en aangrenzende gebieden – van 21 april 1967 verscheen de hier afgebeelde advertentie van Camping Diever voorheen Gemeentelijk Kampeerterrein in de bos an de Bosweg tegenover zwembad Deeversaand. Het Gemeentelijke Kampeerterrein was eigendom geworden van Marinus Mulder, schoenhandelaar en schoenmaker an de Heufdstroate in Deever en kreeg als nieuwe naam Camping Diever.
Marinus Mulder verkocht in 1970 in het campinghuis op de camping bijgaand afgebeelde fraaie kleuren-ansichtkaart van het campinghuis op de camping.
De redactie van ut Deevers Archief zou van zijn zeer gewaardeerde bezoekers graag willen weten van wel merk en welk type het rode automobiel is. Wie reageert ?
De redactie van ut Deevers Archief is ook op zoek naar verhalen en foto’s van mensen die in de zestiger en zeventiger en tachtiger jaren van de vorige eeuw op deze camping hun vakantie hebben gevierd. Wie reageert ?

Posted in Ansigtkoate, Bosweg, Camping Deever | Leave a comment

Obbe Verwer groet zijn zuster Euphemia Verwer

De redactie van ut Deevers Archief laat de zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief graag de mooiste ansichtkaarten uut de gemiente Deever zien. De hier getoonde ansichtkaart – een zo genoemd drieluik – is op 2 maart 1904 verstuurd en is daarmee een van de oudste bewaard gebleven ansichtkaarten uut de gemiente Deever.  

Bijgaande ansichtkaart is op 2 maart 1904 op Zorgvlied verstuurd naar mejuffrouw E. Verwer, woonachtig aan de Oosterdijk in Sneek. De kaart is in Noordwolde gestempeld. De afzender is Obbe Verwer. De redactie van ut Deevers Archief zal uitzoeken wie Obbe Verwer en mejuffrouw E. Verwer waren. De redactie zal ook uitzoeken wat hun familierelatie met de gebroeders Lodewijk Guillaume en Julius Verwer was.
De foto’s op de ansichtkaart zijn waarschijnlijk gemaakt door de fotograaf en schilder Hans Kuiper uit Noordwolde.
Op de foto rechtsboven op de ansichtkaart is de voorgevel van het grote landhuis Castra Vetera op Zorgvlied te zien. Dit is een van de weinige foto’s waarop Castra Vetera is te zien. De familie Lodewijk Guillaume Verwer woonde tot de dood van Lodewijk Guillaume Verwer in 1910 in dat landhuis, dat ook wel het Heerenhuis of het Kasteel werd genoemd.
Is op de foto linksonder de Dorpsstraat op Zorgvlied te zien ?
Links boven is een foto van een brug in het wandelbos van villa Castra Vetera te zien, die heeft gediend als voorbeeld voor het schilderij Brug in ’t bos op Zorgvlied van fotograaf en schilder Hans Kuiper uit Noordwolde.

De redactie hoefde het in het bericht toegezegde uitzoekwerk niet te doen, want de heer Claudio Verwer stuurde naar aanleiding van dit bericht op 19, 21 en 22 september 2016 en 9 oktober 2016 enige waardevolle reacties. De redactie is hem bijzonder erkentelijk voor deze reacties. De redactie heeft de vier reacties geredigeerd tot de volgende tekst.
De schrijver van de getoonde ansichtkaart uit 1904 was een verre oom van mij. Ik heb hem nooit gekend. Mijn vader en zijn broers en zusters zijn in Zeeland opgegroeid en voor zover ik weet hadden zij geen contact (meer) met de Friese tak.
Abondus Theodorus Franciscus (Obbe)Verwer stuurt op 2 maart 1904 een prentbriefkaart naar zijn moeder Elise Verwer-Thies. Hij is op 8 augustus 1886 in Sneek geboren. Hij is op 30 maart 1945 in Sneek overleden. Hij was koopman en had een manufacturenzaak aan de Oosterdijk 12-14 in Sneek (het adres op de ansichtkaart). Hij trouwde op 15 april 1920 met Geertruida Agatha Wajer. Zij is in 1899 in Medemblik geboren, Zij is op 28 mei 1981 in Sneek overleden.
Albertus Regnerus Obbes Verwer is de vader van Abondus Theodorus Franciscus (Obbe) Verwer. Hij is op 20 december 1851 in Sneek geboren. Hij is op 26 december 1895 in Sneek overleden. Hij was koopman en had een manufacturenzaak aan de Oosterdijk 12-14 in Sneek (het adres op de ansichtkaart). Hij trouwde op 18 april 1882 in Rethen an der Leine in Duitsland met Maria Margaretha (Elise) Thies. Zij is op 8 oktober 1856 in Brandlecht in het graafschap Bentheim in Duitsland geboren. Zij is op 14 december 1928 in Sneek overleden.
Obbe Verwer is de grootvader van Abondus Theodorus Franciscus (Obbe) Verwer. Hij is op 4 oktober 1813 in Sneek geboren. Hij is op 23 december 1863 in Sneek overleden. Hij was koopman en drankhandelaar en tot zijn dood exploitant van de Buiten-Sociëteit De Harmonie in Sneek. Hij trouwde op 6 juni 1841 in Bolsward met Johanna Sijbes Oosterbaan. Zij is op 27 september 1813 in Bolsward geboren. Zij is op 10 juli 1904 in Sneek overleden.
Lodewijk Guillaumes Verwer is de overgrootvader van Abondus Theodorus Franciscus (Obbe) Verwer. Hij is op 29 januari 1790 in Leeuwarden geboren, Hij is op 24 november 1827 in Sneek overleden. Hij was koopman. Hij trouwde op 5 augustus 1810 in met Thekele Obbes Schaap. Zij is op 14 maart 1785 in Sneek gedoopt. Zij is op 8 augustus 1850 in Sneek overleden.
Idse (Ytzen) Johannes Verwer was een zoon van Lodewijk Guillaume Verwer en Thekele Obbes Schaap en een jongere broer van Obbe Verwer. Hij is op 5 november 1815 in Sneek geboren. Hij is op 28 juni 1877 in Bolsward overleden. Hij is op 2 juli 1877 in Blauwhuis op de Rooms Katholieke begraafplaats ter aarde besteld. Hij was notaris te Makkum tot september 1866 en daarna te Bolsward. Hij trouwde op 18 mei 1845 in Bolsward met Sytske IJsbrands Galama. Zij is op 11 juni 1823 in Tjerkwerd geboren. Zij is op 1 september 1897 in Bolsward overleden. 
Idse Johannes Verwer en Sytske IJsbrands Galama kregen vier zonen, waarvan alleen Lodewijk Guillaume en Julius volwassen werden:
Lodewijk Guillaume Verwer was een zoon van Idse Johannes Verwer en Sytske IJsbrands Galama. Hij is geboren op 4 maart 1846 in Makkum. Hij is overleden op 8 november 1910 op Zorgvlied. Hij was advocaat. Hij trouwde met Johanna Cornelia Ludovica van Wensen (zuater van Elisabeth Maria Louisa van Wensen). Zij is geboren op 17 juli 1846 in Leiden. Zij is overleden op 25 maart 1917 in Leiden. 
Julius Verwer was een zoon van Idse Johannes Verwer en Sytske IJsbrands Galama. Hij is op 11 augustus 1853 in Makkum geboren. Hij is op 6 november 1917 in Hilversum overleden. Hij was advocaat. Hij trouwde met Elisabeth Maria Louisa van Wensen (zuster van Johanna Cornelia Ludovica van Wensen). Zij is geboren op 19 januari 1850 in Leiden. Zij is overleden op 19 november 1921 in Hilversum.
De conclusie is als volgt. De opa van Abondus Theodorus Franciscus Verwer (Obbe) (de verzender van de ansichtkaart) was een broer van de vader van Lodewijk Guillaume Verwer en Julius Verwer.
Op de website wordt vermeld dat de familie Verwer tot de dood van Lodewijk Guillaume Verwer op Zorgvlied woonde. De Leidse Courant bericht op 10 april 1912 dat Johanna Cornelia Ludovica van Wensen met haar gezin in Leiden is ingeschreven op het adres Hoogewoerd 144. Op 8 mei 1916 verscheen nog een advertentie waarin gevraagd werd naar een huishoudelijke hulp op hetzelfde adres. Vermoedelijk is zij dus in Leiden begraven.
De uit Friesland afkomstige familie Verwer was belijdend rooms-katholiek. De bemoeienis van de twee broers in Zorgvlied moet mijns inziens vooral in het licht van de emancipatiebeweging van de katholieken in Nederland in de tweede helft van de negentiende eeuw worden beoordeeld.
Ik complimenteer u met uw website die ik met veel genoegen en interesse heb bekeken en ook verder zal volgen. De geschiedenis rond Zorgvlied heeft namelijk vele aspecten die ik interessant vind. Ruim een week geleden heb ik samen met mijn vrouw nog heerlijk op het terras van Villa Nova gezeten.

De heer Klaas van der Hoek stuurde op 18 mei 2020 de volgende reactie
Onlangs kocht ik een ansichtkaart van Workum die in 1907 is verstuurd aan een mejuffrouw E. Verwer, Oosterdijk, Sneek. Zoekend naar haar identiteit kwam ik onder meer op deze website terecht. 

De geadresseerde Mej. E. Verwer is, denk ik, niet Obbe Verwers moeder Maria Margaretha Elisabeth Verwer-Thies, maar zij moet wel Euphemia Agatha Lucia Verwer zijn., het jongere zusje van Obbe Verwer. Zij is geboren op 9 januari 1889 in Sneek en is overleden op 21 december 1973 in Amsterdam. Zij huwde in 1915 met Theodorus Anthonius Wajer (1889–1975), een broer van de latere echtgenote van Obbe.

abracadabra-1490

abracadabra-1489

Posted in Ansigtkoate, Castra Vetera, De aandere kaante van de Deeverse bos, Dorpsstroate, Hans Kuiper, Julius Verwer, Lodewijk Guillaume Verwer, Topstuk, Verdwenen object, Zorgvliet | Leave a comment

Ut skoelpattie van ut Kastiel hen ut Meul’nende

Tussen het Kasteel en het begin van het Moleneinde in Deever liep tot in de zestiger jaren van de vorige eeuw een fraai smal pattie tussen de weilandjes van de Kleine Es door, aan weerszijden begrensd door kromme weidepalen met prikkeldraad. Ut pattie werd vroeger door de schoolgaande jeugd van ut Kastiel – en had daarom in de volksmond de naam ut skoelpattie – gebruikt om zonder om te hoeven lopen bij de lagere school aan de Hoofdstraat te komen.
De lagere school aan de Hoofdstraat stond waar tot eind 2019 ut Dingspilhuus stond en waar daarvóór de lagere school stond. Later stond de lagere school aan de Tusschendarp.
Een deel van ut skoelpattie bestaat nog steeds. Ut pattie loopt nu van de straat met de naam Van Osstraat tot aan de straat met de naam Kleine Es. Het gedeelte tussen de straat met de naam Kleine Es en het Moleneinde bestaat helaas niet meer.
De met de kneuterig kleindorpse planologie belaste Mindere Hogere Heertjes Van Het Grote Gelijk Van De Gemiente Deever waren om onduidelijke redenen volstrekt niet bij machte dit kleine stukje culturele erfgoed volledig te laten bestaan. Het deel tussen de straat met de naam Kleine Es en het Moleneinde werd volkomen onnodig opgeofferd aan het uitbreidingsplan met de naam Kleine Es waarin ut skoelpattie lag.
De redactie van ut Deevers Archief heeft de ongedateerde foto’s gemaakt op 13 november 2014.
Wie van de bezoekers van ut Deevers Archief heeft een foto van ut skoelpattie uit de vijftiger of zestiger jaren van de vorige eeuw ?

Abracadabra-331

Abracadabra-333Abracadabra-332

Abracadabra-336 Abracadabra-337

Posted in Aarfgood, Cultuur, Kleine Es, Meul’nende, ut Kastiel | Leave a comment

Coöperatie Samenwerking U.A. an de Heufdstroate

In het programmaboekje van het Openluchtspel uit 1952 is een reclameboodschap van de Coöperatie Samenwerking U.A. Diever opgenomen. Zie de bijgevoegde afbeelding van deze reclameboodschap. Het programmaboekje van het Openluchtspel stond vol met reclameboodschappen van de Deeverse middenstand (neringdoenden).
In de volksmond werd de Coöperatie Samenwerking U.A. Diever (bakkerij en kruidenierswinkel en brandstoffenhandel) altijd de koeperasie genoemd.
Dit bedrijf was gevestigd an de Heufdstroate in Deever. In dit pand is tegenwoordig een winkel met de naam Boerenbonje gevestigd.
De afgebeelde zwart-wit ansichtkaart is in 1952 uitgegeven. De koeperasie is gevestigd in het pand met het neergelaten zonnescherm.
Tegenwoordig is an de Heufdstroate nummer 82 in Deever een supermarkt met de naam Coop gevestigd, die volgens de beschikbare informatie op internet in coöperatief verband opereert. Maar niet in een verband zoals de koeperasie was bedoeld.

De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die ook een verstokte liefhebber van afbeeldingen op papier is, kan de hier afgebeelde ansichtkoate van de Heufdstroate mit an de linkerkaante de koeperasie ten zeerste bewonderen op bladzijde 30 van het in 2008 verschenen papieren boekwerkje Diever, zoals het was in de voormalige gemeente, 1930-1980, dat is samengesteld door vrijwilligers van de heemkundige vurening uut Deever. Maar ja, dan moet je wel in het bezit van dat papieren boekwerkje zijn of dat papieren boekwerkje bij iemand in kunnen zien.

Posted in Ansigtkoate, Eup’mlogtspel, Heufdstroate, Neringdoende | Leave a comment

Uutzicht op de gemientelukke toor’n an de brink

De redactie van ut Deevers Archief heeft deze kleurenfoto, staande op ut Zwatte Pattie tussen de Heufdstroate en de Vlasstroate, kijkend in de richting van de brink Deever, gemaakt op vrijdag 29 november 2019. Ut was al laete in de haast. De Nederlandse vertaling van dit zinnetje in ut Deevers is: Het was al laat in de herfst.
De redactie vond een uitsnede van deze kleurenfoto wel geschikt als kopafbeelding van de webstee van ut Deevers Archief. Als zodanig is deze uitsnede op 14 mei 2020 als kopafbeelding opgenomen.
De redactie vervangt regelmatig de kopafbeelding van de webstee van ut Deevers Archief. Als je in het bezit van een mooie scherpe afbeelding van een onderwerp uut de gemiente Deever en je acht een uitsnede van deze afbeelding geschikt als kopafbeelding van deze webstee, aarzel dan niet deze afbeelding naar de redactie te sturen.

Posted in Kopplètie, Toor'n an de brink | Leave a comment

De oprichters van de koeperasie an de Heufdstroate

In het ‘Bijvoegsel uit de Nederlandsche Staatscourant’ van donderdag 11 december 1919, nummer 261 is te vinden onder nummer 6165 de oprichtingsakte van de Coöperatieve Bakkerij en Winkelvereniging ‘Samenwerking’, te Deever. Deze oprichtingsakte bevat op de eerste drie bladzijden de namen van alle oprichters, dus bijzonder veel namen van inwoners uut de gemiente Deever. En dat maakt dit document zo belangwekkend.
De Coöperatieve Bakkerij en Winkelvereniging ‘Samenwerking was daarmee de vierde coöperatie in de gemiente Deever.
De andere drie waren de Coöperatieve Stoomzuivelfabriek en Korenmalerij ‘Diever’ in Deever, de Coöperatieve Stoomzuivelfabriek ‘Ons Belang’ in Wapse en de Coöperatieve Boerenleenbank in Deever.
De Coöperatieve Bakkerij en Winkelvereniging ‘Samenwerking’ was bijna een halve eeuw gevestigd an de Heufdstroate in Deever’.
Wie van de bezoekers van ut Deevers Archief heeft gegevens over de genoemde personen en gegevens over deze bakkerij en winkel ?

Heden, 25 october 1919, verschenen voor mij, Martinus Gijsbertus Bon, notaris ter standplaats Dwingelo, in tegenwoordigheid van na te noemen getuigen, de heeren:
1. Frederik Westerhof, kleermaker, wonende te Diever;
2. Jans Vos, landbouwer, wonende te Oldendiever, gemeente Diever;
3. Jan Bennen, timmerman, wonende te Diever;
4. Harm Hummelen, landbouwer, wonende te Diever;
allen voor zich en als gemachtigden van:
Johannes Ekkelboom, gemeenteveldwachter te Diever;
Gerrit Jan Zeilmaker, landbouwer te Diever;
Jelle Toussaint, arbeider te Diever;
Jan Hendrik Bentum, directeur der Coöperatieve Stoomzuivelfabriek en Korenmalerij ‘Diever’ te Diever;
Roelof van Wester, landbouwer te Oldendiever;
Roelof Seinen, landbouwer te Diever;
Harm Smit, boschbaas te Kalteren;
Hubertus Schuring Janszoon, landbouwer te Oldendiever;
Andries van der Sluis, koopman te Oldendiever;
Hendrik Warries Johanneszoon, koopman te Oldendiever;
Albert Bentum, landbouwer te Diever;
Jan Bentum, landbouwer te Diever;
Wolter Folkerts, timmerman te Diever;
Jantje Zoer, weduwe Egbert Bennen, landbouwster te Diever;
Willem Mulder Albertszoon, arbeider te Diever;
Jan van Nijen, arbeider te Diever;
Roelof Jonker, arbeider te Diever;
Anne Nijzingh, landbouwer te Diever;
Roelof Thijs Barelds, landbouwer te Diever;
Hendrik Houwer, timmerman te Diever;
Roelof Vos, postbode te Diever;
Jan Egberts Mulder, koperslager te Diever;
Cornelis Offerein, landbouwer te Diever;
Lucas Tymes, landbouwer te Diever;
Hilbert Folkerts, landbouwer te Diever;
Willem Bakker, landbouwer te Diever;
Hendrik Daleman Roelofszoon, landbouwer te Diever;
Roelof Santing, timmerman te Diever;
Hendrik Koning, landbouwer te Diever;
Marinus Bakker, landbouwer te Diever;
Klaas Bennen, landbouwer te Diever;
Hendrik Mulder, landbouwer te Diever;
Mannes Boelens Janszoon, schoenmaker te Diever;
Jan Krol senior, landbouwer te Diever;
Gerard Krol Janszoon, landbouwer te Kalteren;
Jan Hessels Wesseling, landbouwer te Diever;
Roelof Hessels Wesseling, landbouwer te Diever;
Jan Seinen, landbouwer te Diever;
Hendrik Gerard van Os, burgemeester der gemeente Diever te Diever;
Roelof van Kampen, kleermaker te Diever;
Hendrik Daleman Klaaszoon, landbouwer te Diever;
Jannes Bult, landbouwer en koopman te Oldendiever;
Jan Kiers, landbouwer te Kalteren;
Teunis Mulder, arbeider te Diever;
Hendrik en Jacob Mulder, arbeiders te Diever;
Mannes Boelens Frederikszoon, landbouwer te Diever;
Albert Vierhoven junior, arbeider te Diever;
Jan Kloosterman, arbeider te Diever;
Arend Kloosterman, arbeider te Diever;
Reinder Postema, arbeider te Diever;
Cornelis Andreae, arbeider te Diever;
Andries Smit, arbeider te Diever;
Lambert Wanningen, machinist te Diever;
Nicolaas Houwer Hendrikszoon, landbouwer te Diever;
Henderikus Ofrein, landbouwer te Oldendiever;
Wolter Oost, arbeider te Oldendiever;
Jacob Oost Barteldzoon, arbeider te Diever;
Harm Moes, landbouwer te Diever;
Jan Schoemaker, brievengaarder te Diever;
Roelof Jans Hessels, landbouwer te Oldendiever;
Hendrik Donker, arbeider te Oldendiever;
Egbert Beuving, gemeente-arbeider te Diever;
Willem Fledderus, landbouwer te Diever;
Jan Mulder Lambertszoon, landbouwer te Diever;
Evert Donker, arbeider te Oldendiever;
Hendrik Kerssies, landbouwer te Oldendiever;
Albert Trompetter, herbergier te Diever;
Jan de Ruiter Janszoon, landbouwer te Oldendiever;
Geert Kok, landbouwer te Oldendiever;
Harm Jonkman, landbouwer te Oldendiever;
Anton Donker, landbouwer te Oldendiever;
Hilbert Smit, arbeider te Diever;
Lambert Oosterveen, arbeider te Oldendiever;
Willem Gerrits, arbeider te Kalteren;
Mannes Nyboer, rietdekker te Kalteren;
Albert Dolsma, landbouwer te Kalteren;
Hendrik Boers, landbouwer te Kalteren;
Arend Grit, landbouwer te Kalteren;
Albert Keizer, arbeider te Diever;
Teunis Wesseling, herbergier en landbouwer te Diever;
Geert Wesseling, landbouwer te Dieverbrug;
Jannes Smit, koopman en landbouwer te Dieverbrug;
Hendrik Kloosterman, arbeider te Diever;
Jan Westerhof, tolgaarder te Kalteren;
Johannes van der Wey, arbeider te Kalteren;
Deeltje Pit, weduwe Jan Noorman, arbeidster te Kalteren;
Eise Winters, petroleumventer te Kalteren;
Jan Monsuur, arbeider te Diever;
Aaldert ter Mast, arbeider te Diever;
Froukje van de Burg, weduwe Jacob Offerein, zonder beroep te Diever;
Jan de Ruiter senior, landbouwer te Oldendiever;
Marinus Dolsma, fabrieksarbeider te Oldendiever;
Arend Oosterhof, arbeider te Oldendiever;
Jentje Wolters Kruit, weduwe Jan Moes Oost, landbouwster te Oldendiever;
Roelof van Nijen, landbouwer te Diever;
Jacob Oost Janszoon, arbeider te Diever;
Lambert van Nijen, arbeider te Diever;
Harm Smit, molenaar te Dieverbrug;
Margaretha Sidonia Wiebier, weduwe Hendrik Davids, landbouwster te Diever;
Barteld Oost, landbouwer te Diever;
Geert de Leeuw, koopman te Oldendiever;
Nicolaas Houwer Koopzoon, arbeider te Diever;
Berend Bijker, arbeider te Kalteren;
Roelof Oost Helprichzoon, arbeider te Diever;
Lammigje Westerhof, weduwe Nicolaas Houwer, arbeidster, wonende te Kalteren;
Jan Booiman, arbeider te Diever;
Frederik Boelens, schoonmaker te Diever;
Geert van Ankorven, arbeider te Diever;
Aaldert Bolding, kassier van de Coöperatieve Boerenleenbank te Diever;
Jantje Schipper, weduwe Roelof Hoogenkamp, zonder beroep te Diever;
Jans Benthem, arbeider te Kalteren;
Jan van der Helm, landbouwer te Oldendiever;
Arend van der Helm, arbeider te Oldendiever;
Arend Hessels, brugwachter te Oldendieverbrug;
Hendrik Jonkers, landbouwer te Dieverbrug;
Koop Doorten, brievengaarder te Dieverbrug;
Grietje List, weduwe Hendrik Warries, landbouwster te Dieverbrug;
Jan Jacob Hilkemeijer, fabrikant te Dieverbrug;
Jan Kannegieter, fabrieksarbeider te Dieverbrug;
Egbert Vierhoven, arbeider te Dieverbrug;
Geert Moes, arbeider te Diever;
Aaltje Stevens, weduwe Hendrik Noord, landbouwster te Diever;
Abel Wijkstra, landbouwer te Diever;
Thijs Hessels, landbouwer te Diever;
Aalt Oost, arbeider te Diever;
Geesje Rodermond, weduwe Cornelis Meekhof, arbeidster te Diever;
Lammigje Daling, weduwe Thomas Heiblom, arbeidster te Kalteren;
Gerrit Rozeboom, arbeider te Wittelte;
welke lastgevers allen wonen in de gemeente Diever.

Posted in Alle Deeversen, Deever, Heufdstroate, Neringdoende | Leave a comment

Pentekening van Peperstraat en kerk aan de Brink

De foto voor deze zwart-wit ansichtkaart van de Kleine Peperstroate en de kerk en de gemeentelijke toren aan de brink van Deever is gemaakt in de vijftiger jaren van de vorige eeuw, maar wel vóór de restauratie van de kerk in 1956/1957. Dit is af te leiden van de klok boven het galmgat in de toren, die eigendom is van de gemiente Deever. Bij de restauratie werd de klok naast het galmgat geplaatst.
Het boerderijtje van de familie Wijnand Hunneman op de hook van de Aachterstroate en de Peperstroate, te zien aan de linkerkant van de foto, was gelukkig nog niet gesloopt. Ook de schuur van de beruchte N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma, te zien aan de rechterkant van de foto, stond er toen nog.
De naam van de overtekenaar van deze ansichtkaart staat rechts onder op de tekening, maar was niet te lezen. Wie kent de naam van de overtekenaar ?

Posted in Ansigtkoate, Boerdereeje, Kaarke an de brink, Kuunst, Peperstroate, Tiekening | Leave a comment

Koaties uut ut 3e maegieskaamp V.C.S.B. in 1926

In het slimme-telefoonloze tijdperk – ver voor de Tweede Wereldoorlog – was de brief en de ansichtkaart het middel om met elkaar in verbinding te zijn. In dit geval gaat het om de hier afgebeelde ansichtkaart van het V.C.S.B.-kamp bij het Mastenveldje aan de Bosweg tussen Deever en de Olde Willem.
Op 21 augustus 1926 stuurde mejuffrouw Jeanne Ackermann een exemplaar van de hier afgebeelde ansichtkaart naar den Heer A. Ackermann, Weimarstraat 28 in Den Haag met de volgende met potlood geschreven tekst:
Diever, 21 augustus 1926.
Lieve Pa en Ma,
Lucie en Ik zijn goed en wel in ’t kamp aangekomen.Van Meppel af hebben we gefietst. Iedereen loopt hier met een roode doek op ’t hoofd. Ik heb de mijne dus ook maar op gezet. Nu dag pa en ma ! Met een zoen van Jeanne.
Afzender: J. Ackermann, 3e Meisjeskamp V.C.S.B., Diever (Dr.), Station Dieverbrug N.T.M.
Op 26 augustus 1926 stuurde mejuffrouw Jeanne Ackermann nogmaals een exemplaar van de hier afgebeelde ansichtkaart, deze keer naar mejuffrouw A. Godefroy, van Speijkstraat 8 in Den Haag met de volgende met de inktpen geschreven tekst:
Diever, 25 augustus 1926.
Lieve Annie,
Eindelijk eens bericht van me hè. Ja, we hebben ’t hier zoo druk, dat  ik haast niet tot schrijven kom. Over 5 minuten gaan we een fietstocht maken, dus ik moet me haasten. Hoe gaat ’t met Willytje ? Is ze al weer helemaal beter. Nu dag An, tot ziens, je vriendin Jeanne.
Afzender: J. Ackermann, 3e Meisjeskamp V.C.S.B., Diever (Dr.)

Posted in Ansigtkoate, Student’nkaamp | Leave a comment

De holt’n noodgebouw’n van de U.L.O.

Op de hoek van de Tusschendarp en de Vlasstroate in Deever stond jarenlang – tot in het jaar van de de opening van de nieuwe U.L.O.-school op de Westeresch van Deever in 1965 – een houten noodgebouw, dat diende als leslokaal voor een eerste klas van de U.L.O.-school van ome Piet Zijlstra. De zichtbare linker kortere kant van het gebouw grensde an de Vlasstroate. De zichtbare rechter langere kant van het gebouw grensde an de Tusschendarp. De ingang zat aan de andere niet zichtbare kortere kant van het gebouw. Achter het deel zonder ramen aan de rechterkant waren de kapstokken en de toiletten. De redactie herinnert zich zeer wel dat hij hier in het schooljaar 1962-1963 de eerste klas heeft doorlopen.
Aan de rechterkant van het éénklassige houten gebouw stond op enige afstand een tweeklassig houten noodgebouw an de Tusschemdarp. De nog net zichtbare ingang zat in het midden van het gebouw. De redactie herinnert zich zeer wel dat hij in het rechter klaslokaal in het schooljaar 1963-1964 de tweede klas heeft doorlopen.

Posted in Tusschendarp, U.L.O.-skoele, Verdwenen object, Vlasstroate | Leave a comment

In de winter van 1925 in de olde Peperstroate

Op 9 april 2020 kreeg de redactie van ut Deevers Archief toestemming van de Deeverse kunstenaar Ernest Mols bijgaande afbeelding van een door hem gemaakt waterverfschilderij in ut Deevers Archief op te nemen. De redactie is hem bijzonder erkentelijk voor deze toestemming. Hij was zo vriendelijk een goede digitale afbeelding van zijn schilderij ter beschikking te stellen voor opname in ut Deevers Archief.
De veelzijdige kunstenaar Ernest Mols, die in 2015 en 2018 Deevers, Drents en daarmee eigenlijk ech wè meteen ook Nederlands, Europees en Werelds kampioen vuistbijl hakken werd, liet zich bij het maken van dit waterverfschilderij, ook wel aquarel genoemd, bijzonder inspireren door bijgaand afgebeelde prachtige zwart-wit ansichtkaart van de olde Peperstroate in Deever.
Bezoekers van ut Deevers Archief kunnen met de kunstenaar Ernest Mols in contact treden via zijn telefoonnummer 0521-592005 of via de webstee van Kunstrondje Diever of via de Schilderskring Diever. Hij is bezig met de ontwikkeling van een eigen webstee.
De foto van de olde Peperstroate in de winter is gemaakt door Willem Egbert Mulder, geboren in Deever op 30 maart 1904 in de boerderij an de Heufdstroate, tegenover bejaardencentrum de Weiert, waar eerder ‘de Koetsenman’ woonde, waar daarvoor de familie Roelof Fransen woonde, waar daarvoor de familie Jan Mulder woonde.
De zwart-wit ansichtkaart is in juli 1925 uitgegeven. De redactie weet helaas nog niet welke neringdoende in Deever deze ansichtkaart heeft verkocht. Het bij de redactie bekende oudste verzonden en gestempelde exemplaar van deze ansichtkaart dateert uit 1926.

Posted in Ansigtkoate, Kuunst, Peperstroate, Skildereeje | Leave a comment

Ut monement van mr. A.C. op Baark’nheuvel

Drukkerij en Boekhandel Roelof (Roef) van Goor an de Kruusstroate in Deever heeft het boek De historie en pre-historie van Diever in woord en beeld in januari 1975 uitgegeven. De Deeverse boerenzoon Arend Mulder is de schrjjver/samensteller van dit boek. In het boek is op bladzijde 133 een afbeelding van een ansichtkoate van ut monement op Baark’nheuvel uut 1933. De tekst op bladzijde 133 luidt als volgt.

Het monument te Berkenheuvel
Even voorbij het zwembad aan de bosweg Diever-Wateren voert een zandweg links ons naar een monument (daar destijds geplaatst door de eigenaar van het landgoed Berkenheuvel, mr. A.C. van Daalen), welks onthulling ik mij nog goed herinner.

Op één der zijden staan duidelijk de volgende woorden gegraveerd:
1851
“Daar rijz’ uit stuivend zand en ledige aard een lachend paradijs”.
Berkenheuvel 1925

Op een ander vlak:
Bosbazen
Marten Wouwenaar 1854 – 1894
Harm Smit 1900 – 1934
Wolter Smit 1934 – 1964

Op het volgende vlak:
Mr. A.C. van Daalen
1890
950 ha: 500 zand, 320 bosch, 130 hei, 4 bouw- en weiland, 1 woning
1925
1350 ha: 1000 bosch, 20 zand, 230 hei, 60 wegen en waterleiding, 40 bouw- en weiland, kweekerij, 10 woningen

Hieruit is dus af te leiden, dat in 35 jaar nog 400 ha grond werd aangekocht en meer bos is aangeplant. Daar deze zandverstuivingen en heidevelden voor de boeren destijds van nul en gener waarde waren, kreeg mr. Van Daalen ze voor een appel en een ei in handen. Van welk een grote waarde zijn werk geweest is, kan elk thans aanschouwen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie heeft in ut Deevers Archief in een flink aantal berichten aandacht besteed aan het monument van mr. A.C. van Daalen op Berkenheuvel.

Posted in Albertus Christiaan van Daalen, de Deeverse bos, Landgoed Berkenheuvel, Monement op Baark'nheuvel, Publicatie | Leave a comment

An Oosting hei’w oens lee’m te daank’n

De redactie van ut Deevers Archief besteed in veel berichten aandacht aan de Tweede Wereldoorlog. In het papieren blad Zoolstede van de Historische Vereniging Appelsga verscheen in nummer 1 van het jaar 2005 het artikel ‘Aan Oosting hebben we ons leven te danken’. Het artikel is geschreven door Johan Oosterloo. Hij beschrijft op basis van een interview met Mia Lezer hoe het Joodse gezin Lezer 22 maanden lang tot aan de bevijding zat ondergedoken in twee schaftketen in het bos bij de Grenspoel. De redactie heeft toestemming van het bestuur van de Historische Vereniging Appelsga dit artikel op te nemen in ut Deevers Archief. De redactie is het bestuur van de Historische Vereniging Appelsga bijzonder erkentelijk voor deze toestemming.

Historische Vereniging Appelsga – Zoolstede 2005/1 – Bladzijde 4

Aan Oosting hebben we ons leven te danken

Mia Lezer zat 22 maanden met haar ouders en broertje ondergedoken in het bos bij de Grenspoel.

Johan Oosterloo

In oktober 2003 bezocht ik Mia Lezer.
In onze eerste Zoolstede (2000-0) publiceerde ik reeds het verhaal van Arend Oosting over de familie Lezer en ik prees mij gelukkig het enige nog in leven zijnde lid van dit gezin in Amsterdam te ontmoeten.
Het meest werd ik getroffen door haar openheid en vooral door haar verhaal over de angsten, de moeilijkheden en de zorgen die ze hadden en de dankbaarheid naar Oosting toe.
Mia deed twee doctoraalstudies: Algemene Taalwetenschap (1953) en Nederlandse Taal en Letterkunde, met geschiedenis als verplicht bijvak (1958).
Haar vader Jozef Lezer was voor de oorlog handelsagent/importeur van een Duitse fabriek, de Radium Gummiwerke. Hij trok (eerst met de trein, later per auto) met koffers vol rubberproducten door het hele land (badmatten, hospitaallinnen, enz.).
Na mei 1940 dreven de Duitsers geen handel meer met de Joodse Nederlanders en de heer Lezer zat dus thuis.
De grootvader van Mia was oorspronkelijk onderwijzer in Drenthe. Hij kwam in 1902 naar Amsterdam. Hij zette daar een textielfirma op en kreeg toen de agentuur van de Radium Gummiwerke.
In de jaren twintig zei hij de vader van Mia: Hier kunnen wel twee gezinnen van leven en hij trok vader Jozef in zijn zaak, maar dan moest hij wel gaan trouwen. Zo kon het zijn dat Jozef (toen 29 jaar) Klara van Kleef ten huwelijk vroeg. Moeder was 20 toen Mia geboren werd.
De zaak bleef de naam de Firma Ph. J. Lezer houden. Vader was op 2 juli 1925 compagnon geworden. Dat was de trouwdag van vader en moeder.
Nadat de agentuur verdwenen was, was vader gewoon thuis. Hij ontmoette toen Louis Meyer, directeur en oprichter van de Koninklijke Fabriek van Meyers Suikerwerken. De fabriek bestond niet meer, maar de naam was gepatenteerd.
Vader Jozef Lezer nam de naam en het patent over en het recht op suikertoewijzing. Hij huurde het onderstuk van een huis aan de Nieuwe Prinsengracht. ’t Was maar een klein bedrijfje.
Vader Jozef vond het werk heel leuk. Hij kocht een machine, een plastomaat, om zuurtjes te maken. Louis Meyer was de uitvinder van de lolly, maar vader had het patent.
Met Pasen moesten vrome joden kosjer eten. De fa. Meyer maakte kosjere zaken onder rabbinaal toezicht o.a. citroenballetjes en kokosballetjes (een soort kussentjes). Daaroe moest de kokende suikermassa op een koeienhuid gestort worden. De koeienhuis was voordien met kosjere olie ingesmeerd.
Al spoedig na de Duitse inval in mei stelde de nieuwe overheid een toezichthouder (een Verwalter) aan voor ieder joods bedrijf. Het geld werd dan rechtstreeks naar de onder Duitse leiding staande bank Lippmann Rosenthal gesluisd.

Historische Vereniging Appelsga – Zoolstede 2005/1 – Bladzijde 5

Ondertussen was de jodenvervolging begonnen. Als er ’s nachts een vrachtauto door de straat reed was je blij dat hij doorreed volgens Mia. Elke morgen miste er op school weer een aantal leerlingen.
Op een gegeven ogenblik moest Mia zich melden bij de Duitsers. Ze was er al twee keer aan ontsnapt. Oom Arthur was al vermoord in Mauthausen. Hij was zeer geliefd binnen de familie.
Iedere dag zat je in angst. Ze wilde niet naar Duitsland. Je wist niet wat er zou gebeuren.
Het jaar 1943 was een moeilijke tijd voor Mia om onder te duiken. Immers de studenten moesten de loayaliteitsverklaring ondertekenen. Het was ook het jaar waarin de in 1940 uit dienst ontslagen Nederlandse milititairen zich weer moesten melden. De meeste studenten tekenden niet, de soldaten meldden zich niet en doken onder. En het was nu eenmaal zo dat de Nederlanders gauwer een Hollandse jongen dan een joods meisje namen, in verband met de risico’s.
Ze dook onder in Amsterdam in het huis aan de Prins Hendrikkade hoek Martelaarsgracht waar nu café ‘de Karpershoek’ is.
Er kwam een razzia. Moeder en broertje Philip doken onder aan de Westerdoksdijk in Amsterdam bij een dochter van de mensen waar Mia zat. Vader had in Kampen bij een neef een onderkomen gevonden.
Broer Philip was erg lastig. Moeder kon hem niet de baas.
Ze konden naar het Noorden en de familie Lezer kreeg een duikadres bij de familie Dien en Jan de Bruin in Veenwouden. eerst waren Philip en Mia er samen, later kwamen de ouders ook.
Ze werden daar uitgezogen. Mevrouw nam alle vier bonkaarten, waar de L.O. voor zorgde en pa Lezer moest veel bijbetalen. Ze kregen nauwelijks eten. Bovendien was Dien zwarthandelaarster.
De L.O.-organisatie Friesland had het in de gaten en wilde hen daar vandaan hebben.
En de kans kwam. De L.O. zei dat ze met zijn vieren langs de weg moesten gaan lopen.
Een dag tevoren waren ze ook even aan het wandelen. Er raakte toen een meisje te water, dat niet kon zwemmen. Vader Jozef redde haar. Hij kon goed zwemmen.
De volgende dag moesten ze, zoals gezegd, ook gaan lopen, maar deze keer de andere kant op. Er kwam een auto langszij. (In de L.O. Friesland was ook Ds. Miedema actief, die later bij hen ondergedoken was).
De koffer met kleren werd apart verstuurd. Die is echter gestolen op het station in Gorredijk, de familie bezat dus alleen nog de kleding die ze droegen.
Een auto bracht hen bij ‘Us Blau Hiem’, bij boswachter Assies. Ze kregen een plaats in het bos bij het ven achter ‘Us Blau Hiem’ in een soort schaftkeet. Dit was in juni/juli 1943.
Vader Jozef heeft een artikel over het begin van zijn onderduikerstijd. Het begon met:

Historische Vereniging Appelsga – Zoolstede 2005/1 – Bladzijde 6

“Dit is Uw huis, zei de boswachter (assies J.O.) en hij wees op een stel planken.”
In de buurt van het ven zaten ook Bram Gans (bijnaam Jodocus), de twee broers F.H. en J.C. van der Linde van Sprankhuizen, allen uit Assen, een joodse kleermaker uit Amsterdam. (Mia heeft van hem later een overlijdensadvertentie gezien.)
In een andere hut in een ander vak zat Rein Koole.
Vaak gingen ze naar de keuken van Assies om te fourageren.
Op een dag moest er een put gegraven worden. Bram, Hans, Frits en Mia haalden twee ladders van 1½ meter elk. Er op lag een zak aardappelen. Ze kwamen een hele groep mensen tegen, die door de vader van de jeugdherberg rond geleid werden. Hij scheen hun met een zaklantaarn recht in het gezicht. Het was eigenlijk te link. Ze hadden het advies gekregen dart ze net moesten doen alsof ze een vrijend paartje waren als ze mensen tegen kwamen, maar hoe moest je dat doen met twee ladders op de schouder ?
Sommige jongens brachten hun verzorgers in gevaar. Ze hielden zich niet gedeisd.
In een ander vak in het bos zaten twee oude mensen (Leo en Tiny) in een hol onder de grond. Er was sprake van dat men hen wilde dood schieten.
Op15 december 1943 heeft Oosting de familie Lezer verhuisd naar de plaats in de buurt van de Grenspoel.
Er zou verraad in het spel kunnen zijn, omdat een boer die tegenover de jeugdherberg woonde wist dat er joden bij het ven verscholen zaten. Die boer had tegen Oosting gezegd: “Ik wil me er niet mee bemoeien, maar jij hebt mensen in het bos, hè ?”
Op de nieuwe locatie werden twee schaftketen tegen elkaar gezet. De deur zat in het hoogste gedeelte. De deuren werden tegenover elkaar gezet op een meter afstand van elkaar. Die ene meter werd voorzien van een dak en een autoruit. Daaronder stond de tafel met aan weerszijden een vaste bank. Samen was het 2 bij 5 meter. De autoruit moest altijd goed verduisterd worden. Aan elke kant van de tafel stond een tweepersoons bed.
Op 15 december, toen ze verhuisden, de verjaardag van haar vader, was de grond hard bevroren. Ze konden “haast niet in de grond komen” met de schep. “Het vroor dat het kraakte”, aldus Mia. De keten moesten ongeveer een halve meter in de grond staan.
De buitendeur bestond uit twee halve deuren.
Arend Oosting bracht meestal het eten, maar ook zijn beide broers deden dat wel.
Van haar zeventiende tot haar negentiende heeft Mia nooit een meisje gezien. Ook haar broertje ontmoette nooit een kind. Philip was geboren in 1935 en dus 8 jaar. Hij moest altijd heel stil zijn. Het geluid droeg namelijk heel ver. Bij stormachtig weer vroeg hij soms of hij één keer heel hard mocht schreeuwen. Wel klom hij vaak in de bomen of zette strikken.
Ze hadden altijd een poes.
Het was heel erg vochtig in de keet. Ze hadden veel last van vlooien. Kwam dat door de poes ? Vooral vader had er erg veel  last van. Hij werd vaak gebeten. Moeder en Mia haalden iedere dag de dekens naar buiten in de hoop dat ze de vlooien weg kon den krijgen.
Mia vraagt zich nu af of de vlooien, die vooral in het stro zaten, omdat ze twee jaar lang op hetzelfde (vochtige) stro sliepen.
Ze liepen op klompen.
Eerst werd er op carbid gekookt en met een carbidlamp hadden ze verlichting.
Maar het carbid werd schaars. Soms hadden ze een kaars, maar meestal niet en dan duurden de nachten in de winter lang. Om vier werd het donker en om acht à negen uur was het weer licht. Je kon dan niets doen en je zocht de warmte onder de dekens.
Spoedig hadden ze een potkacheltje om op te koken. Daar weckte moeder Lezer ook op, bijvoorbeeld een deel van een varken of cantarellen. Onder andere toen Oosting een paar dagen vast zat in het Scholtenshuis in Groningen hebbenze die voorraden aangesproken.
Er mocht bij helder weer niet gestookt worden, want dan ging de rook recht omhoog en was zichtbaar vanaf de brandtoren.
Het koken duurde lang. Er kon maar één gerecht tegelijk op het kacheltje.
Het kon in de winter de keet niet verwarmen. Daarbij komt nog dat de winter van 1944 erg streng was. Vaak kropen ze dan maar onder de dekens in het altijd vochtig aanvoelende bed.
Vader Jozef hakte meestal nieuw hout. Dit werd gedroogd op de kachel. ’s Nachts was die uit. Soms waren dan de stukken hout ’s morgens vastgevroren aan de kachel.
Ze zaten altijd binnen. Mia is in die tijd drie keer naar tandarts Rodermond geweest in Assen. Dat was eigenlijk wel gevaarlijk.
Vader is één keer op jacht geweest. De poes liep achter hem aan en sprong onverhoeds op de loop van zijn geweer.
Je zat altijd in angst. Als het waaide kon er hout gehakt worden. Dan overstemde de wind wel het andere geluid. Je moest altijd zachtjes spreken. Je was altijd op je qui-vive.
Maar ze hadden het er voor over. Vader zei altijd volgens Mia: “Wij hebben geen huisnummer hier, dus de Duitsers weten niet waar we zijn.

Historische Vereniging Appelsga – Zoolstede 2005/1 – Bladzijde 7

Later kwamen ds. Miedema uit Drachtster Compagnie en Leffert Klok, de postkantoorhouder uit Hoogersmilde ook in een hut vlak bij hen.
Het was voor Oosting soms ook moeilijk voldoende eten te brengen. Daarom hebben ze op advies van Oosting een schaap weggehaald uit het land van een boer. (’t Was toch een ‘rotboer’, volgens Oosting) en hebben dat geslacht. Ds. Miedema zou het dood schieten. Hij schoot drie keer., maar het schaap bleef staan. Het schaap was echter rond de paal voor de hut gaan lopen. Het had zichzelf met de riem opgehangen. Daarom viel het niet.
Helaas bleek het schaap niet van de boer, maar van één van de arbeiders te zijn. Die mocht zijn enige schaap er bij in het land laten lopen. Men kon op dat moment niets zeggen, maar Lezer heeft het na de oorlog vergoed.
In augustus 1944 werd er een razzia gehouden. Ook het bos werd uitgekamd. De dag voor de razzia hoorde Mia twee mannen die het blijkbaar mee organiseerden zeggen: “Deze bossen lijken wel ondoordringbaar.”
De Duitsers zijn niet in het vak gekomen waar de onderduikers zaten, anders hadden ze hen gevonden. Ze zijn gestopt bij de Drents-Friese grens. Als ze honderd meter verder gegaan waren hadden ze de keten ontdekt.
De familie Lezer heeft niets gemerkt van de razzia. De beide kinderen waren rustig aan het schie-

Historische Vereniging Appelsga – Zoolstede 2005/1 – Bladzijde 8

ten met een luchtbuks met pluimpjes en vader was zich in de hut aan het wassen.
In april 1945 landden er Franse parachutisten. Oosting maakte contact met hen. Vader Jozef had hem een briefje mee gegeven waarin stond: “I know somebody who can speak French, German and English.” Dit kon hij aan de para’s geven. Hij kwam op een gegeven moment terug met een Franstalige Canadese officier. Deze had tegen zijn mensen gezegd: “Als ik binnen een uur niet met hem terug ben, schiet je deze mensen (de familie Oosting) allemaal neer.
Allen waren echter te vertrouwen en de groep Fransen kwam naar de hut.
De parachutisten hadden ook twee landwachters opgepakt, die met een paard en wagen wilden wegvluchten. De landwachters hadden een pan met gekookte eieren bij zich. Het pannetje is nog op een foto te zien. Eén was al dood.
De overgebleven landwachter had een leren jasje aan. Voor ze hem neerschoten moest hij het uittrekken.
De familie Lezer heeft de eieren opgegeten.
Tijdens deze ‘bevrijding’ was moeder net bezig snert te koken. De parachutisten lagen om de hut in het bos. Mia ging rond met ‘du thé’ en ‘de la soupe’ (de snert). Het was erg opwindend. Later hebben ze nooit weer iets van de Fransen gemerkt.
Mia besluit haar verhaal: “Ja, aan Oosting hebben we ons leven te danken.”
Tenslotte: Vader is in 1946 overleden, moeder in 1984 en Philip in 1997, alle drie aan een hartaanval.

Posted in Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Manuel Smit hef in ut N.A.D.-kamp an de Gowe eseet’n

De redactie van ut Deevers Archief ontving op 9 maart 2017 van mevrouw Marianne Smit bijgaand bericht en bijgaande afbeeldingen over de tewerkstelling van een broer van haar vader in de Tweede Wereldoorlog in het werkkamp van de Nederlandse Arbeidsdienst (N.A.D.) an de Gowe.

Hierbij stuur ik u een scan van de voorkant en de achterkant van een ansichtkaart, die op 1 mei 1943 is verstuurd vanuit Dieverbrug. De broer van mijn inmiddels overleden vader, mijn oom Manuel Smit (hij is geboren in 1924), werd in het kader van de oproep voor de Arbeitseinsatz begin mei 1942 te werk gesteld in de omgeving van Diever.
De voorzijde laat de Dieversluis bij Dieverbrug zien met op de achterkant slechts de tekst: ‘Alles goed” met een vermelding van ‘nummer 214 N.A.D. ploeg 3’.
De briefkaarten hebben jarenlang ingeplakt gezeten en zijn pas vorige jaar boven tafel gekomen. De beschreven kant is daardoor van slechte kwaliteit.
Van die ploeg 3 bestaat ook een foto, waarvan ik helaas alleen een fotokopie heb kunnen scannen; deze is waarschijnlijk niet geschikt voor plaatsing op uw website.
Ik heb uw website helemaal uitgeplozen op zoek naar meer informatie.
De laatste nog levende zus van deze oom weet nog te vertellen dat hij verbleef bij de familie Overeim/Overijm (?), terwijl de meeste mannen ingekwartierd lagen in de barakken aan de Geeuwenbrug. Alle gegevens hierover zijn mij zeer welkom, teneinde een volledige biografie te kunnen samenstellen.

Hierbij stuur ik ook een scan van een ansichtkaart met twee N.A.D.-mannen op een bruggetje. Deze ansichtkaart is op 29 mei 1943. De in de navolgende tekst genoemde Frans, August en Karel zijn broers van hem. De volledige tekst op de achterkant van deze ansichtkaart luidt als volgt:
Diever, 29 mei.
Dierbare ouders, broers en zusjes.
Hierbij laat ik u weten dat wij waarschijnlijk 9 juni afzwaaien.
Hoe gaat ’t thuis met Karel en August, ik heb tot nu toe niets gehoord.
Frans moet ook maar eens schrijven, voordat hij weer weggaat. Hij is zeker nog aan de boemel, hè ?
Ik beleef hier ook fijne avonden bij de boeren en ook overdag gaat alles best.
Nu meer nieuws heb ik niet, dus eindig ik maar weer met de hartelijke groeten van uw liefhebbende zoon en broer,
Manuel.

Hem was gezegd dat hij na de N.A.D.-dienst niet naar Duitsland zou hoeven. Echter eenmaal terug in Utrecht werd mijn oom Manuel binnen twee weken op de trein naar Duitsland gezet, waar hij in Hernborn te werk werd gesteld. Hij overleed daar door ziekte en slechte leefomstandigheden in december 1944 (hij was toen 19 jaar) en werd ter plaatse begraven. De familie thuis kreeg pas drie maanden later bericht van zijn overlijden. Zijn lichaam is in 1951 overgebracht naar Nederland en ligt nu bij de oorlogsslachtoffers op de begraafplaats Sint Barbara in Utrecht. ​Zijn broer Frans heeft drie jaar in Duitsland gewerkt, en kwam in juni 1945 thuis. De broers Karel en August hebben de oorlog overleefd zonder in Duitsland te werk gesteld te zijn geweest.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Een afbeelding van de voor- en achterzijde van de in het bericht genoemde ansichtkaart van de Deeversluus an de Deeverbrogge moet nog aan dit bericht worden toegevoegd.

Met de familie Overeim/Overijm zal zonder twijfel de familie Offerein of de familie Ofrein zijn bedoeld. Wie het anders weet, die mag dat natuurlijk aan de redactie melden.
Alle arbeidsmannen waren vanwege de militairistische kampdiscipline ingekwartierd in het N.A.D.-kamp, dus nooit bij mensen buiten het kamp. Wel was het zo dat de arbeidsmannen in hun ‘vrije tijd’ bij de plaatselijke bevolking over de vloer kwamen.
De ansichtkaart van twee N.A.D.-mannen op een bruggetje van berkehouten stammen over een droge sloot is overduidelijk een propagandistische ansichtkaart. De redactie vraagt zich zelfs niet eens af of de foto voor deze ansichtkaart in het N.A.D.-kamp an de Gowe is genomen, de is ongetwijfeld in een N.A.D.-kamp elders gemaakt. De maker van de foto voor deze ansichtkaart is Frans Ferdinand van de Werf, Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakte hij in opdracht van de Nederlandse Arbeidsdienst (N.A.D.) propagandistische foto’s, waaronder deze.

Posted in de Gowe, N.A.D.-kamp, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Laan’n in de bos bee ut aar’mhuus: un bos te vrog

Het is 2020: een belangrijk kroonjaar voor het vieren en herdenken van 75 jaar vrijheid in de gemiente Deever. In dit jaar zal ut Deevers Archief in vele berichten het einde van de Tweede Wereldoorlog herdenken en vieren.
De redactie van ut Deevers Archief blijft om niet voor zijn trouwe bezoeker aansprekende berichten over de Tweede Wereldoorlog in de gemiente Deever maken. De redactie heeft geen sappige vette subsidie van de Hoge Heren Van De Provincie Drenthe nodig voor het ontplooien van initiatieven en activiteiten die bijdragen aan het vastleggen van ut vrogger in de gemiente Deever.
De afgelopen periode heeft de redactie zonder sappige vette subsidie heel veel tijd besteed aan de vertaling van de verhalen die enige van de Fraanse parrechutist’n van stick 49 op papier hebben gezet, bijvoorbeeld in dit bericht is het lange verhaal van commandant luitenant Edgard Tüpet-Thomé weergegeven.
De redactie heeft hoofdstuk 35 ‘L’intermède hollandais’, hoofdstuk 36 ‘Embuscades’ en hoofdstuk 37 ‘Le dernier combat’ van het boek ‘Spécial Air Service, 1940-1945: L’épopée d’un parachutiste en France occupée’, geschreven door luitenant Edgard Tüpet-Thomé, speciaal voor de trouwe bezoekers van ut Deevers Archief vanuit het Frans in het Nederlands vertaald.
Het boek heeft het formaat van een paperback en telt 346 bladzijden. Het boek is in 1980 in het Frans op de markt gebracht door uitgever B. Grasset. Het internationale standaard boeknummer is ISBN 9782246252610. Zie de in dit bericht afgebeelde voorkant van het boek.
De francofielen onder de liefhebbers van ut vrogger in de gemiente Deever, die op een toevallige wijze in het bezit zijn van het genoemde boek, of die het boek gaan aanschaffen, worden vriendelijk verzocht de Nederlandse vertaling van het Franse verhaal te controleren en de redactie van ut Deevers Archief te attenderen op mogelijke vertaalfouten of verbeteringen.
De hoofdstukken 36, 37 en 38 staan op de bladzijden 315 tot en met 335 van het genoemde boek. Bij een memorabel bezoek van de redactie van ut Deevers Archief, zo rond het begin van 2008, aan mevrouw Geesje van der Werf – Schoemaker, die toen nog in Den Helder woonde, mocht de redactie van haar de voorkant, de achterkant en de bladzijden 315 tot en met 335 van het boek in een plaatselijke zelfbedieningswinkel kopiëren.
Mevrouw Geesje van der Werf – Schoemaker had het boek cadeau gekregen van haar einde-van-de-oorlog-kameraad commandant luitenant Edgard Tüpet-Thomé, die het boek deed vergezellen van enige woorden van respect voor Gees, la postière de Diever. Zie de bijgevoegde afbeelding en zie verderop in het bericht de Franse tekst en de Nederlandse vertaling.
Luitenant Edgard Tüpet-Thomé was commandant van stick 49, een uit twee kleinere sticks samengestelde groep commando’s van vijftien Franse parachutisten van de Special Air Service, die tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog geheel tegen de geallieerde plannen in in de bos bee Deever landden. In plaats van bij Appelsga te landen, landde stick 49 in de bos bee ut aar’mhuus an de Grönnegerweg bee Deever, dat was een bos te ver.
Het bericht moet nog worden verluchtigd met enige afbeeldingen.
De redactie moet zijn aantekeningen aan het einde van het bericht nog verder uitwerken.
Als een lezer van dit bericht opmerkingen, enzovoort heeft bij dit bericht, aarzel dan niet een reactie naar de redactie te sturen.

35 – Het Nederlandse intermezzo
Het begon allemaal slecht… door een valfout: we zijn altijd gewend geweest om tussen de honderd en de honderdvijftig meter te springen. Die nacht worden we vanaf rond de drieduizend meter hoogte gedropt…
Mijn knie, die gewond is geraakt in de Jura, maakt me soms bijna gehandicapt. Om anderen niet te hinderen en voor hen in het vliegtuig te hinken, wisselde ik met Klein: hij springt als eerste en ik, voor die ene keer, als
laatste. Ik moet gewoon de menigte volgen en ik vind mezelf in de lucht zonder na te denken of mezelf vragen te stellen. De tijd die nodig is voor een afdaling van vierhonderd voet lijkt bijna ten einde en ik ben me aan het voorbereiden om de grond onmiddellijk te raken.
Maar ik ga nog steeds tussen mistige lakens naar beneden, in evenwicht gehouden door mijn beenzak, die eindeloos heen en weer beweegt aan het einde van zijn koord.
Er
was ergens iets mis in deze eindeloze afdaling… Ik hoor het geluid van de branding. Deze idioten moeten ons boven de zee hebben laten vallen. Als zelfs de piloten van de R.A.F. nonchalant beginnen te navigeren, wie is dan nog te vertrouwen, grote God !
Omdat het in dit geval sterk wordt aanbevolen om te doen, maak ik mijn tuig los en houd ik het op armlengte; wanneer je het water aanraakt, laat je het los, dan drijft de parachute weg en zwem je na het opblazen van je Mae West. Als u het tuig niet hebt losgemaakt, dan bedekt de parachute u en sleept de parachute u naar de bodem.
Ik hoor het gebrul van de golven steeds beter. Ik daal nog steeds, geslagen door een vuile koude wind. Hoeveel meters onder mij beweegt de zee ? Mijn verlamde handen weigeren nog langer vast te houden. A
h ! en dan … naar de hel ! Ik laat alles vallen ! En ik zit dom op mijn achterwerk temidden van varens: een goede minuut later had mijn parachute de enige belangrijke boom op twintig kilometer in de omtrek bedekt. Ik dacht dat ik weer daalde, terwijl ik idioot zwaaide, als een makaak aan het einde van een liaan. De branding, het geluid van de golven … Het was alleen het suizen van de harde wind in de aanplant van jonge dennen.
En in elk geval heeft deze nogal verontrustende fout, de tijd die nodig is voor een hergroepering op het land, verdrievoudigd. De dag is al gevaarlijk licht geworden, terwijl we elkaar nog steeds zoeken, terwijl we al lang veilig en gecamoufleerd hadden moeten zijn en op de uitkijk hadden moeten staan, ver van het springgebied. Alsof we bij toeval twintig kilometer van de geplande plaats waren geland.

Ik heb mijn troepen teruggevonden. Onzichtbare Duitse tanks rammelen over een nabijgelegen weg. Gelukkig vielen we in een vrij jong bos, waarvan de dennen nauwelijk hoger zijn dan een man en die golven zover het oog reikt.
Gilles Anspach had een beetje een ruwe landing. Hij is licht euforisch en zich nog niet erg bewust van de aardse werkelijkheid. – “Hoor je dat, Thomé ?”
“Ja, natuurlijk !”

“Dat zijn tanks !”
“Zonder enige twijfel… en zeker geen Canadese.”
“Wat gaan we doen ?”
“Niets… We halen
de parachutes op en verbergen ons in het bos.”
“En daarna ?”
“Daarna… slapen we.”
“En daarna ?”
“Daarna, zullen we zien.”
“En de brug over het kanaal, wanneer vallen we die aan ?”
“L
uister lastige man, ik vind je leuk, maar je praat te veel. Haal je mannen op en ga op weg. We gaan de hele dag slapen, als de Moffen het ons toestaan. Ik weet niet waar we zijn, maar in elk geval niet waar we zouden moeten zijn. Ik moet ons eerst lokaliseren en het terrein herkennen. Daarna zullen we de situatie in ogenschouw nemen. De brug over het kanaal is niet voor morgen. Hoor je de tanks die voorbijrijden ? Dat zijn geen Engelse tanks. Ik verwacht de Canadezen niet eerder dan over vier of vijf dagen… en ik ben zonder twijfel optimistisch. Herinner jij je Clerval ? Slechts één zo’n stommiteit is genoeg voor de rest van je leven. Ik heb mezelf beloofd jullie allemaal terug te brengen… en heel. Tijdens deze operatie zal niemand Fort Alamo spelen. We gaan eerst slapen. Daarna zullen we ons beraden, afhankelijk van de omstandigheden.”
“Vooruit, mijn konijnen, de gebruikelijke orders. Drie wachtposten, die elk uur worden afgelost. En een granaat in de helm binnen handbereik. Doe je laarzen uit en.. naar bed. En droom lekker, als jullie het kunnen. Luitenant Puydupin blijft ter plekke. Luitenant Anspach vergezelt me bij de verkenning. Gilles, kom je ?”
“We vertrekken om te gaan ontdekken.”

“Zeg, Thomé, we lopen al meer dan een uur… en we zijn nog steeds in het bos.”
“Des te beter, het bewijst alleen maar dat we geluk hebben. Het is waarschijnlijk het enige bosgebied in heel Noord-Nederland. Het verschijnt niet op de kaarten als een bos, maar als een omgeving met boomkwekerijen. Eerst moeten we eruit. Als we één of twee torens, een weg of een watertoren in zicht krijgen, dan weten we misschien waar we zijn. In elk geval ben ik bereid mijn volgende soldij te verwedden, dat onze verdomde brug niet naast de deur staat. Alsjeblieft, we komen bij een bosrand, kijk, daar is een weg.”
“Ja, en op de weg rijden vrachtwagens… en het zijn geen Canadese. Er
is ook een kanaal en, in het noordwesten, een dorp. Neem jouw kaart. Geef me jouw kompas om te verifiëren dat het overeenkomt met het mijne. Ok. Of ze wijken beide af, of ze werken normaal. In elk geval geven ze beiden hetzelfde resultaat. Doe jouw beoordeling, we zullen onze resultaten vergelijken.”
De resultaten zijn gelijk:
het kanaal loopt van Assen naar Meppel en ‘onze’ brug ligt twintig kilometer hier vandaan. Het dorp is Diever en de weg is die van Appelsga.
Wel nu, het is niet triest: ons doel bevindt zich op vier uur lopen in een gebied zo vlak als een biljart en dit gebied is waarschijnlijk vergeven van de Duitsers. We zullen ’s nachts gemakkelijk de brug kunnen bereiken. Hem in te nemen en hem te ontdoen van springstoffen zal niet onoverkomelijk zijn. Maar daarna ? Daarna moeten we hem bezet houden. Met dertig mannen en drie machinegeweren, zullen we het ongeveer… een uur volhouden ! Om het spel speelbaar te maken, moeten we de zekerheid hebben dat de komst van de Canadese tanks met een speling van een kwartier samenvalt met onze helpende hand.
“Zie je een elegante oplossing, mijn kleine oude man ?”
“Wat een stom spel ! En jij, heb jij een idee ?”
“A
ls ik echt cynisch was, dan zou ik denken dat ze het expres hebben gedaan: ons vanaf een ongewone hoogte laten springen, op goed geluk. De oorlog kan eindigen zonder ons en we zullen pissig zijn als de vredestijd terugkeert: als we zwijgend zouden verdwijnen, zou dat voor veel dingen beter zijn en misschien ook wel voor veel mensen. Ik ben het met je eens dat dit een waanhypothese is, maar geef toe dat het grappig zou zijn.”
“Dat denk je toch niet serieus, Thomé… Zo ben je niet. Niet jij !”
“Natuurlijk niet, gek ! Maar aangezien ik niet verantwoordelijk ben voor de foute landing, noch voor de navigatiefout, ga ik me niet uitsloven om ze koste wat kost te corrigeren door een verplaatsing vol risico’s. Integendeel, ik ben verantwoordelijk voor het leven van onze jongens. En ik weet hoe ik daar mee moet omgaan. We gaan uiterlijk morgen de Moffen het leven moeilijk maken. Wat betreft de brug, ik wil er voorlopig niets van weten. We zullen wachten om er zeker van te zijn dat de Canadezen oprukken. Als we zien dat de Duitsers zich voorbereiden op een terugtocht, dan zal ik beslissen of ik we ons al dan niet daar me bezig gaan houden. Ik wil er alles aan doen om de Canadezen te helpen, maar ik wil geen man meer verliezen.”
“De jongens gaan zeuren !…”
“En daarna ?… Ik heb liever dat ze levend dan stervend zeuren.”
“Ze zullen gaan geloven dat je niets durft te doen !”
“En daarna ?… Laat ze geloven wat ze willen, het kan me niets schelen. Maak je geen zorgen, ze zullen hun rantsoen gevechten krijgen, maar ik zal beslissen wanneer en hoe. De situatie is niet in overeenstemming met de missieverklaring. Er is een misrekening. Ergo, ik draai de factoren om, ik houd ik mij eerst bezig met de Moffen en daarna met de brug… als de omstandigheden het toelaten. Je weet goed, jammer genoeg zonder twijfel, dat ik nergens meer bang voor ben … behalve om een van onze jongens voor niets te zien sterven.”
“M
aak je geen zorgen, de geallieerden zullen niets te klagen hebben over onze prestaties en we zullen ze waarschijnlijk een hoop strijders besparen… Maar ik wil geen dode en geen gewonde meer onder onze mannen hebben.”

Dit begin van april in Nederland is nogal onverwacht: wolkenloos en een lucht en een zon van de volle zomer.
Ons dwergbos ziet eruit als een betoverend domein. Het is een kleine stille en geheime wereld waarvan we ons nauwelijks kunnen voorstellen dat het inderdaad in het hart van de oorlog ligt. Voor ons is het de perfecte kalmte, zoals het lijkt in het centrum van alle cyclonen. De Duitsers zijn overal om ons heen, maar lijken ontwetend te zijn van onze aanwezigheid. Voor zolang het duurt. Dit is geen tijd en geen plaats om te sterven !
We zijn volledig uitgerust na een dutje van achtenveertig uur. Als we te lang inactief blijven, dan zullen vroeg of laat vijandelijke verkenners uiteindelijk over ons struikelen. Dan zal het nodig zijn om in de verdediging te vechten en te vluchten als opgejaagde hazen… Ik wil me liever niet voorstellen wat de uitkomst zal zijn. Sinds mannen vechten, heeft ervaring hen een onbetwistbaar principe doen ontdekken: de beste manier om je te verdedigen, dat is nog steeds aanvallen. Dat is hoe vanaf het begin der tijden de aanvaller, die aanvankelijk geen schijn van kans leken te hebben tegen een mammoet, een wollige neushoorn, een sabeltandkat of een holenbeer, toch veelvuldig overleefden door deze te doden. Aantrekkelijk of niet, het principe is ook op ons van toepassing. We zullen hem moeten volgen en het initiatief nemen de vijandelijkheden te starten.
Aantrekkelijk of niet, het moet een keer gebeuren: leg de Duitsers het idee op dat we met velen zijn, zeker van onszelf, onkwetsbaar en zonder medelijden. Het is de enige manier om al hun verlangens weg te nemen rond te snuffelen in ons jachtgebied. Toch… is het zo goed, op het warme mos te liggen en het boek Het eiland der Pinguïns te herlezen… Het boek met ezelsoren slingerde rond op een tafel in de mess en ik heb het bij het instappen in het voorbijgaan gegrepen.
“Er is bezoek, mijn luitenant !”
Het is
een kreupele Hollander, bruin als een zuiderling en met een wakkere blik. Hij woont op drie kilometer van ons kamp aan de rand van het bos en noemt zichzelf een verbindingman voor het plaatselijke verzet.
Bij wijze van verzoenend spijsoffer brengt hij ons een emmer, die tot aan de rand is gevuld met gekookte aardappelen… nog dampend ! Dat is wel verleidelijk na twee dagen van droge rantsoenen…
“Verboden om het op dit moment aan te raken !”
“Oh !”…
“Er is geen Oh !” E
en als het een valstrik is ?… Hoe zou je te instrueren zijn na het slikken van een dosis slaappillen of een dosis rattenvergif !”
Na het biechten van de man in het Engels, weet ik vrij zeker dat hij geen verhalen vertelt en dat ik hem kan vertrouwen.
Tijdens het babbelen schilde ik een aardappel en gaf deze aan het puntje van mijn dolk aan hem. Hij nam zonder aarzeling een hap. Ik word door deze verdomde oorlog overdreven voorzichtig. Door mijn streven te veel te combineren om alle valstrikken te vermijden, verlies ik zowel mijn instinct als mijn spontaniteit. Ik moet er voor zorgen dat deze neiging wordt gecorrigeerd, anders komt er een dag dat ik met niemand meer kan samenleven. Altijd op je hoede zijn vermijdt waarschijnlijk misrekeningen. maar op de lange termijn lopen we het risico niet meer dan een wild beest te zijn...

Het verzet zou graag willen dat we Diever, dat op drie kilometer in westelijke richting ligt, bezetten. Mijn gast verzekert mij dat in het dorp geen Duitsers zijn, maar alleen een groep colloborateurs onder leiding van de burgemeester, mijnheer Posthumus. Ze staan op het punt hun biezen te pakken… gewapend, en dát is het knelpunt, en de bevolking zou willen dat we dat zouden verhinderen.
Terwijl ik uitleg dat onze missie niets van doen heeft met dat soort zaken, komt een knap meisje, een beetje opgewonden, op haar beurt bij ons kamp: het is de postbeambte van Diever, nog een verbindingsofficier van het verzet. Ook zij verzoekt onze hulp en zij biedt aan ons te gidsen.
De zaak interesseert me niet. Maar iets anders is de argumenten van een mooie vrouw te weerstaan ! De mannen draaien om haar heen als jonge ……. honden en ik zie goed aan hun houding dat ze in de war zijn geraakt door mijn ontoegeeflijkheid. Anspach en Puydupin hebben zich opgeworpen als gedienstige ridders van de jongedame en ik denk dat als ze het nog wat dramatischer voorstelt, dat ze zich dan aan haar voeten zullen werpen, de twee handen op hun hart. Alleen de jongens van mijn eigen stick, met Klein aan het hoofd, blijven onverschillig onder het gesprek.
Bah !… Trouwens, ik kan hen er toch niet van weerhouden… en Gilles heeft genoeg ervaring en gezond verstand om hem te kunnen vertrouwen: dat ze dus gaan, als ze daar zin in hebben, een verkenning in het dorp uitvoeren…, maar slechts een verkenning. Iedereen die de benen wil strekken kan gaan, behalve mijn stick en ik, we zullen in het kamp blijven.
Het lijkt wel een militaire wandeltocht: drie uren na hun vertrek, keert mijn deftige landingsploeg terug, beladen met vers voedsel, mijnheer Posthumus en enkele idiote Duitsers voor zich uit drijvend.
Gees, de postbeambte, kijkt me triomfantelijk aan: de slechte vaderlanders zijn begonnen voor hun misdaden te boeten, en daar is ze niet weinig trots op. De arme Posthumus voortgeduwd door zijn drie bewakers, een touw om zijn nek, zijn handen vastgebonden met koorden van een parachute, stortte in aan de voet van een boom.
De ‘bevrijders’ van Diever vieren hun overwinning nogal bedeesd… Ze doen me denken aan mijn hond Tell ! Dat was een prachtige Duitse brak (redactie: jachthond), een staande hond, die volmaakt was afgericht door mijn vader. Gehoorzaam, bescheiden, erg waardig, hij deed zijn werk zonder ooit een fout te maken, hij had het hart van een goede grote hond. Hij wist zelfs deuren te openen. Dora, mijn Duitse herder, bezat die talenten niet, maar zij gebruikte hem als een Jan Klaassen: zij troonde hem mee naar het erf, Tell opende de deuren van de konijnehokken… en Dora slachtte de konijnen af. Daarna kwam die arme grote hond het huis binnen, schurend langs de muren, helemaal niet trots.
Ten slotte ! Zelfs al is dit niet roemrijk, toch wil ik hier niet neerbuigend over zijn. Ik doe mij schaamteloos te goed aan de levensmiddelen, die zijn geplunderd uit de kelder van Posthumus.
In het sterk onwaarschijnlijke geval dat de Duitsers ons bestaan tot nu toe niet kenden, zullen zij geen excuses meer hebben om het nu te blijven doen. De avond valt, dit zal waarschijnlijk onze laatste rustige nacht zijn.
Morgen zullen we de zaken serieus moeten nemen, anders zijn zij het die zich met ons zullen bezig houden !

36 – Hinderlagen
De weg naar Appelsga was de enige belangrijke weg waar de Duitsers ons met zwaar materieel konden aanvallen. Het is daarom noodzakelijk ze eerst af te schrikken zich daar te wagen. We gaan in een hinderlaag liggen en wachten op het wild.
Op honderd meter van ons staat een uitgebrande vrachtwagen, die door een Engelse jager met een machinegeweer in brand is geschoten. De weg loopt van west naar oost en vanaf onze aankomst rijdt het verkeer van west naar oost. Het is zes uur in de ochtend, de dag ervoor is al lang geleden. Het is tegen onze gewoonte in om op klaarlichte dag te vechten, maar een nachtelijke hinderlaag zou mijn doeleinden minder goed dienen: ik wil dat de Duitsers denken dat we met velen zijn en dat we zo zeker van onszelf zijn, dat we ons zelfs een aanval op klaarlichte dag op een drukke weg kunnen veroorloven. Het is de enige manier om hen ervan te weerhouden onze sector uit te kammen. Ons eerste slachtoffer is een zijspan met zijn berijder en zijn inzittende. Klein verbrijzelde, op iets minder dan honder meter afstand, met een kogel uit zijn karabijn de schedel van de bestuurder. De machine zigzagde stuurloos de sloot in. Mijn domoren, door woede bezeten, doorzeven tegen beter weten in, de reeds dode passagier. “Stop met schieten, idioten… Denken jullie dat jullie in het circus zijn ?”
In feite
wil ik vooral dat ze hun munitie sparen, maar deze zinloze schietpartij moet degenen die dit van ver hebben gehoord, doen geloven in de manoeuvres van een hele compagnie en dat is uiteindelijk helemaal in overeenstemming met mijn wensen.
De zijspan
bevat de archieven van de Gestapo uit Groningen en verschillende dossiers zijn gemerkt met ‘sehr geheim’. Ze mogen niet zonder belang zijn, maar dat kan me pas later wat schelen, ik laat ze met de machine naar onze schuilplaats in het bos rijden.
Terwijl ik mijn bevelen geef, wordt honderd meter aan mijn rechterkant opnieuw geschoten: Gilles Anspach en zijn stick moeten nieuwe klanten hebben gemaakt ! Ik voeg me zonder te wachten bij hen.
Een half dozijn lijken liggen midden op de weg… Burgers !… Gilles is helemaal gek geworden !
“Maak je geen zorgen, Thomé, het waren echt Moffen. Ze kwamen op de fiets, ik heb de eerste laten stoppen, ik pakte zijn papieren, hij was een man van de Gestapo ! Toen de anderen begrepen dat ik dat had begrepen, wilden ze wegrennen … en hebben we ze neergeschoten.” We verzamelen de wapens, de papieren, de vreemde voorraad in de bagage en ik besluit plotseling het beste deel uit de rotzooi te halen die me wordt aangeboden.
“Leg de lijken
en de twee dode soldaten op een rij langs de weg, alsof ze met opzet zijn geëxecuteerd !”
Kapotte koffers, lijken, bloed, de verwrongen fietsen, de uitgebrande vrachtwagen … Het geheel vormde
een nogal walgelijk schouwspel: een in scène gezette grote poppenkast.
“Laten we weer het bos ingaan, nu !”

Er gaat een uur voorbij. Geïnstalleerd aan de rand van het kamp, ​​observeer ik met verrekijker het weggedeelte dat we tot een massagraf hebben gemaakt. Twee Duitse motorrijders naderen.
“Verboden te schieten !”
De twee koeriers stappen af, aanschouwen even het tafereel en vertrekken dan zonder te treuzelen.
Nog tien minuten verstrijken…
Het is deze keer een commando-auto, met vijf officieren aan boord. Ze stoppen, stappen uit, lopen naar de lijken en ook zij maken rechtsomkeert.
“En nu, Thomé ?”
“Nu ?…
We gaan wachten”
Ik wilde dat de Duitse officieren op hun gemak konden vaststellen dat het alle schijn had van een moord met voorbedachten rade. Anderen van ons zouden
zichzelf het schieten wel hebben toegestaan, als ze geloven dat ze onoverwinnelijk zijn. Omgekeerd zullen die anderen denken dat wij ons, om zo te durven handelen, op onze beurt zeer machtig moeten voelen.
“Je denkt dat het zal werken ? ”
“Ik geloof dat er kansen zijn…”
Het lijkt te hebben gewerkt: tot de aankomst van de eerste Canadezen, drie dagen later, bleef de weg zo leeg als de pet van een politieman.

Georges, ‘onze’ verbindingsofficier, komt ons waarschuwen dat twee belangrijke boten in het kanaal zijn gesignaleerd: een sleepboot, naar het schijnt geladen met munitie, en een zelfvarend schip met onbekende vrachtbrieven. Als we niet de mogelijkheid hebben de Canadezen de brug aan te bieden, die we voor hen moesten innemen, dan denk ik dat twee schepen die dwars in het kanaal zijn gezonken, hen een beter bruikbare kruising zullen geven. Het is de gebruikelijke hinderlaagroutine: de Duitsers duikelen overboord als bowlingkegels. Ze vallen al dood naar beneden of verdrinken in het kanaal. Sommigen hebben meer geluk, zij springen op de oever en rennen met opgeheven armen naar ons toe. Zij zullen onze gevangenen zijn en zij zullen onze zakken dragen. Meer geluk ?… Niet allemaal: ik heb voor me staan, met opgeheven armen en handen in de nek, een Wehrmacht-adjudant en een S.S.-sergeant. De S.S.’er draagt ​​een vrij zeldzame badge op zijn tuniek, die van de elite-strijders van het Russische front. Klein, in zijn vrije tijd verzamelaar, strekt zijn linkerhand om het te grijpen. De andere gaat arrogant achteruit met een plotselinge beweging, hij laat de armen zakken en behandelt mijn verbaasde onder-officier als een varken. Jammer genoeg voor de Duitser heeft Klein reflexen … als bliksems: hij droeg zijn geweer niet, maar de S.S.’er kronkelt jameerend over de grond. Hij krijgt een kaliber dertig kogel in het midden van zijn maag, de arme idioot heeft daarvoor uren nodig om te sterven.
“M
aak het nu af, Lucien, want u bent begonnen.”
En Lucien schiet een kogel door zijn hoofd.
“U denkt dat het zo goed is ?” vraagt ​​de gevangen adjudant kalm.
“N
ee… het is niet goed, maar ondanks de schijn is het een ongeluk, niet een moord. Sinds Bretagne hebben we geen S.S.-gevangenen meer gemaakt. U weet waarschijnlijk ook dat uw meneer Hitler in een dagorder heeft bevolen de Franse parachutisten als sluipschutters te beschouwen en ze neer te schieten ? Uw collega heeft zijn kans gehad. Hij heeft het dom verpest. Laten we gaan.”
We hebben de boten dwars in het kanaal tot zinken gebracht. Het is zo al een geïmproviseerde brug. Als de knutselaars van de Canadese genie een beetje weten hoe ze het moeten doen, kunnen ze er een acceptabele doorgang van maken.
We dwingen onze gevangenen in de richting van het bos. De adjundant loopt zeer waardig met mij mee. Ik deel met hem een ​​plak chocolade, een grote schok voor mijn jongens. Als ze wisten hoeveel ik walgde van de slachting van de afgelopen twee dagen, dan zouden ze nog vele andere redenen hebben om geschokt te zijn.

Ik heb een dropping van materieel gevraagd. De dropping zal morgen gebeuren. We moeten gewoon wachten… Het gebeurt voortijdig, buiten de geplande vierhoek, en niemand is aanwezig om het te ontvangen. De risico’s hoeven niet toe te nemen: we vertrekken alleen, Gilles en ik, op zoek naar containers.
De middag is al vergevorderd en we lopen al uren rond zonder iets te hebben ontdekt, behalve een Nederlandse politieagent die, zo vertelt hij ons, ons kamp zoekt. De ongelukkige is mooi ontsnapt: Hij ziet er met zijn zwarte uniform als vreselijke S.S.’er uit. Toen ik hem zag, ging ik in dekking liggen en wachtte ik tot hij binnen mijn bereik zou zijn. Als hij te maken had gehad met een maniak die direct de trekker overhaalt, dan was hij misschien tien keer neergeschoten. Hij vertelt ons dat de Duitsers op volle sterkte Diever hebben bezet met tanks, artillerie en S.S.-infanterie.
“Laten we snel teruggaan naar het kamp, Gilles !”
In de richting van Diever worden de enkele schoten afgewisselend met lange salvo’s. W
e vinden geen meer mensen in het kamp, dan vier benauwde wachters, Gees en onze groep gevangenen.
“Waar zijn de anderen ?”
“Die zijn vertrokken naar Diever, mijn luitenant… met luitenant Puydupin.”
“Wat ?”
“Ja… We hoorden salvo’s schoten uit het dorp komen. Luitenant Puydupin
zei dat het de Canadezen waren en hij nam iedereen mee om hen te ontmoeten.”
“Zelfs mijn stick ?”
“Ja !”
De idioten !… Nog
verdomder was om de staccato te herkennen, toch heel bijzonder, Duitse machinegeweren ! En Puydupin ! Ah, die !… Vervanger van Robin Hood en tweederangs vrijbuiter, met zijn uiterlijk van een jonge eerste minister op zijn retour, die gelooft dat hij verplicht is altijd vertegenwoordiger te zijn. Het ontbreekt hem niet aan persoonlijke fysieke moed, maar aan de kant van het gezonde verstand heeft hij zorgwekkende hiaten. Een verwarrende persoonlijkheid, zijn stemming kan in hetzelde halve uur van uitzinnige opgetogenheid veranderen in zwartgallige verslagenheid. In zijn perioden van optimisme heeft hij een uniek talent om een ​​jong publiek te verleiden en zijn mannen volgen hem in vertrouwen, te onschuldig om de fout in zijn misleidende argumenten te ontdekken. Moedig en onbewust, Puydupin gaat er armzalig en tevreden roekeloos voor en leidt zijn mannen, te vaak naar mijn smaak, regelrecht de problemen in.
Gilles Anspach grijpt mijn arm.
“Waar ga je heen, Thomé ?”
“Ik ga kijken of ik ze uit de stront kan halen !”

37 – Het laatste gevecht
Mijn twintig idioten liggen met hun neus tegen de grond op vijfhonderd meter van het bos. Achthonderd meter verderop aan de rand van het dorp houden drie Duitse machinegeweren ze aan de grond genageld. Wat een kalveren ! Hoe hebben ze in zo’n situatie terecht kunnen komen ?
Ze hebben een kans weg te komen: de wei, waar ze liggen, heeft een soort greppel, veertig centimeter lager dan de grond waarover de Duitsers aan het schieten zijn. Misschien kunnen ze wegkomen, mits niemand van hen het hoofd opheft.
Onder bescherming van de verrassende rand vanwege het niveauverschil tussen de twee velden, kruip ik vooruit naar de man aan de staart. Het is Pantalacci. Voor één keer stottert hij nauwelijks.
“Breng ze aan het verstand dat iedereen achterwaarts naar mij moet terugkruipen… En
vooral dat ze als teken aan de grond blijven plakken !”
Ik tel mijn verloren kudde.
“Is iedereen aanwezig ?
“Iedereen… behalve Puydupin.”
Jammer ! L
uister nu aandachtig: u draait zich ter plaatse om en blijft aan de grond geplakt. Probeer niet te begrijpen wat er aan de hand is en kruip achter me aan… Doe net als ik en hef vooral niet je hoofd op. Wees ook absoluut stil !”
Voordat ik mijn jongens bereikte, kon ik zien dat een afwateringssloot de weide doorsnijdt. Evenwijdig aan de rand van het bos mondt het uit in een grote sloot, die zelf naar een dekmantel loopt: als ik bij de grote sloot kan komen, kunnen we terug naar het kamp zonder gezien te worden. Het Duitse geschiet komt dichterbij. Ze moeten heel snel op ons afkomen om ons te ontdekken.
“Kruip sneller… Sneller… Doe, zoals ik… En stil zijn !

Oef !… Ik glipte uiteindelijk in de grote sloot. Hij is overwoekerd met bramen en bijna ondoordringbaar. Ik ben zoals gewoonlijk blootshoofds en de doornen raken verstrikt in mijn haren.
“Geef me een helm.”
André le Nabour, met de neus op mijn laarzen, reikt me zijn helm aan. Nu beschermd,
kan ik lopen als een mol in zijn tunnel, terwijl ik met mijn dolk de grootste bramen doorsnij. Ik ga door en de rest volgt… Beschut op de bodem van de sloot zijn we helemaal onzichtbaar. De Duitsers stoppen met schieten, we zijn bijna bij de grote sloot. Voordat ik me er in laat zakken, zou ik me graag even niet meer als een blinde willen gedragen. Ik moet een idee hebben van wat de Moffen aan het voorbereiden zijn.
Ik geef zijn helm terug aan André, ik bedek mij met mijn camouflagenet, ik richt mij heel langzaam op, centimeter voor centimeter, en zonder duidelijke beweging steek ik mijn hoofd door de bramen.
Gelukkig gehoorzamen mijn jongens me tot op de letter en dat als ik zeg ‘stilte’, het betekent dat je nauwelijks nog moet ademen: op vijf meter voor mij speurt een S.S.-kapitein met een verrekijker het bos af ! Infanteristen en scherpschutters
komen vijftig meter achter hem op ons af. Ze zijn met meer dan veertig mannen.
Ik zou bezweet moeten zijn van angst. In feite ben ik onverschillig.
Ik ben ervan overtuigd dat de enigszins serieuze verantwoordelijkheden altijd verbonden zijn met de passende gratie.
Ik herinner me dat, op het moment dat ik normaal gesproken in paniek had moeten raken, ik werd gehypnotiseerd door de verrekijker van de Duitser: die zorgde ervoor dat ik wilde … en zou hem van hem afnemen. Ik heb hem nog steeds.
Een merkwaardige geheugenkronkel, tegelijkertijd kwam een gedicht van Paul Valery in mij op: Palm: Kalm… kalm… Blijf kalm… Ken het gewicht van een palm… Die zijn overvloed draagt. Natuurlijk was ik terug in het verleden, omdat het gedicht werd gebruikt om berichten te coderen, toen ik geheim agent was, maar ik zou logischerwijs andere beelden in mijn gedachten moeten hebben.
Ik liet me langzaam in mijn sloot zakken, als een schildpad in zijn schild… Alles gaat zich nu op de kleine oppervlakte afspelen.
“André ?”
“Ja ?”
“Geef door… Laat iedereen zich wapenen met een Gammon… De Moffen zijn heel dichtbij, recht vooruit.
Als ik uit de sloot spring, zullen jullie allemaal tevoorschijn komen, terwijl je schreeuwt en met je Gammons zwaait. Daarna schieten jullie op alles wat beweegt met alles wat je hebt.
“OK !”
Bj het verlaten van het bos pakte ik in het wilde weg een zwaar Thomson machinegeweer. Ik sta op het punt de S.S.-kapitein met een kogelregen te slopen. Maar mijn beschermengel moet me op mijn schouder hebben geslagen. Ik laat het wapen rusten en ik werp een granaat.
Een… twee… drie… vier… De granaat onploft juist bij het raken van
zijn doel en we springen allemaal uit de sloot en uiten onze oorlogskreet.

De met schalmen van fietskettingen gevulde Gammon-bommen maaiden de infanteristen neer, net zoals een mortiervuur.
“Mijn luitenant ! Ga liggen !”
En Lucien schiet, boven mijn hoofd, een sergeant neer, die me tot op tien meter was genaderd.
De Duitsers hebben niets begrepen van wat hen overkwam. Ze dachten een bange prooi na te jagen en zie daar de prooi die van hen de veren steelt. Het is erop of eronder. Mjn mannen schieten ze in de rug met korte, onverbiddelijke salvo’s.
Als we hier uiteindelijk uit geraken, dan schaf ik mij een pak aan. Hoe meer we nu naar het tapijt sturen, hoe minder we later op rug zullen hebben.
Tac…
Mijn slagpen slaat in de leegte, het machinepistool dat ik eerder leende was niet geladen. Als ik het tegen de S.S.-kapitein had gebruikt, zoals het eerst mijn bedoeling was, zou ik er niet in geslaagd zijn mijn aanwezigheid te tonen…
En God alleen weet wat toen had kunnen gebeuren !
We achtervolgen de Duitsers al blaffend als een roedel honden. Ze vluchten steeds sneller, steeds meer geschrokken. Nog steeds vallen sommige pechvogels onder onze schoten van steeds grotere afstand.
“Staakt het vuren ! Rechtsomkeert… en
allemaal de sloot in ! Loop langs me heen. Is iedereen er ? OK ! Go ! En een beetje snel !”
Tot onze middel in het modderige water gedoken, bereiken we ons kamp. Ik denk dat een bad me nog nooit zo aangenaam heeft geleken.

Onderweg kruisen we Puydupin. die ons tegemoet komt… Het maakt nu niet meer uit en, zoals de Engelsen zeggen: The less said about it, the better. Hoe minder erover wordt gezegd, hoe beter.
“Nou dan, mijn luitenant… Gelukkig dat…”
“Het gaat, het gaat, u
mag uw complimenten houden. U bent helemaal niets waard, juist goed genoeg om de mis te dienen. U hebt gezien hoe uw Canadezen werden ondermijnd. In Feldgrau. Met een mooie S.S.-speld op hun helmen. En hun gemeenschappelijke automatische wapens, die heten MG42, mijne heren… En die spugen helemaal niet, maar dan ook helemaal niet, zoals Engelse bren guns. We gaan, schiet op. We kunnen geen seconde langer wachten. Laad uw zakken, pak de reservemunitie en op pad !”
“Waar gaan we heen ?”, vraagt Gilles.
“Naar de duivel !… En zo snel mogelijk. A
ls de Duitsers een beetje verstand hebben, dan zullen ze hier over een uur met geweld zijn, met tanks en het hele zootje, om ons te laten boeten voor het pak slaag dat we ze hebben gegeven.”
“E
n maken we de gevangenen dood ?”
Nee maar ?… Het zijn gevangenen… en ze dragen onze zakken.”
“En
wat als ze schreeuwen om onze positie aan hun vrienden door te geven ? En wat als een van hen ontsnapt en vertelt waar we zijn?”
“Wacht, laten we het oplossen… Gunther, kom hier.”
De Duitse adjudant, die ik onder mijn hoede heb genomen,
nadert, nog steeds heel ontspannen.
“Ja, meneer.”
“We gaan zo snel mogelijk de andere rand van het bos bereiken. Als we hier blijven hangen, loopt iedereen het risico hier te blijven.”
“Ja, meneer.”
“De gevangenen zullen onze zakken dragen. Het kan zijn dat
uw collega’s ons zoeken. En wat ons betreft, mijn parachutisten en ik, zullen zij daarmee hun tijd en waarschijnlijk ook wat mannen verspillen.”
“Ja, meneer.”
“M
aar de gevangenen zouden in de verleiding kunnen komen te schreeuwen om onze positie aan te geven. Zeg hen niets te doen, anders zullen we ze doden.”
Pralon… wilt u hen laten zien hoe dat zal gebeuren ?”
Pralon zet zijn Sten, die speciaal is uitgerust met een geluiddemper, op scherp. Hij vuurt een kort salvo af, niet luidruchtiger dan het geritsel van vleugels in de bladeren boven de hoofden van de gevangenen.
“Ziet u wel ?”
“Ja, meneer.”
“Op pad !”
We komen zomaar het bos binnenstormen als een kudde wilde everzwijnen.

Gedurende vijftig minuten bewogen we ons snel voort zonder te vertragen. Gees springt als een geit, maar de enorme Posthumus, met de handen geketend, snakt naar adem, zodat we hem liever zouden willen doden.
“Kom op, Jules, geen theater ! Als je moet worden gedood, zullen de anderen zich daarmee belasten, daar zijn wij niet voor. Het enige
wat je met ons zult doen, dat is rennen. Ren, dikzak, dit is je beste kans.” Als per ongeluk voor jou, jouw kleine nazi-vrienden ons in de gaten krijgen… inderdaad, ja … zal je met de voeten vooruit vertrekken… vóór ons. Posthumus ! Dat is nogal een programma.”
Tien minuten om op adem te komen en opnieuw rennen we tussen de dennen. Behalve Gunther, die ik mijn zak laat dragen, kunnen de gevangenen ons niet helpen met de trein. Toch geven we ze precies hetzelfde als wat wij eten. Erg overschat, dat herenras ! Mijn weerzinwekkende jongens nemen hun bagage terug.
“We
hebben geen geluk, mijn luitenant, we kwamen slechteriken tegen.”
Honderd minuten op de vlucht, ruim acht kilometer afgelegd. Ik denk dat we nu kunnen kamperen en slapen.
“W
elterusten engeltjes… Zie je wat we winnen door stomme dingen te doen ? We hadden zo stil kunnen uitrusten in onze kleine optrekje, dat niets van iemand vroeg.
We worden uit onze eerste slaap gehaald door kanonsalvo’s die polyfonisch vergezeld gaan van schoten van zware machinegeweren.
Sinds ons vertrek heb ik me naar het noordoosten gehaast, zonder van de richting af te wijken: de flitsen van de explosies komen uit de diametraal tegenovergestelde richting.
“De Canadezen, mijn luitenant !”
“Alweer ! Beslist, dat wordt een obsessie… Probeer daarom in hun nek te springen, zoals eerder in Diever. De Canadezen… mijn reet: dat zijn de Duitsers die ons aanvallen. D
e kans is groot dat, als we terug zullen keren naar ons kamp, ​​jullie je kanten parachutes daar zult vinden. Als je de bedoeling had daar burgeroverhemden van te maken, dan heb je pech. Dus zeg, Gunther, ze zijn niet snel, jouw kleine maatjes. Het heeft hen meer dan drie uur gekost om onze schuilplaats te ontdekken… En ik vraag me zeker af waar ze hun munitie aan verspillen.”
Gunther glimlacht.
“U bent heel anders dan de Duitse officieren, weet u.”
Dat mag ik hopen…

De Canadezen zijn eindelijk aangekomen. Ze hadden een week nodig, langer dan in de planning van de operatie was voorzien ! Ons basiskamp is geëgaliseerd, onze individuele mangaten zijn verdwenen, de begraven parachutes bevinden zich, zoals verwacht, in een rommelige staat. We zien weer Georges, onze Nederlandse verbindingsofficier: zijn huis werd met de grond gelijk gemaakt door de tanks en de zelfrijdende kanonnen, die door de Duitsers waren meegebracht om ons te vernietigen…
Gees neemt ons mee naar haar familie, in het postkantoor van Diever. We worden als helden onthaald… Maar de helden zijn moe. A
lles wat ze nu vragen is een warm bad en schone lakens…
Dan is het vertrek naar Nijmegen, waar de twee regimenten elkaar vinden. Veel van onze vrienden zijn dood: Valayer, verbrandt door een vlammenwerper met zijn hele stick in de boerderij waar ze waren verschanst; de Sablé is 
verdronken in een kanaal tijdens het afwerpen van de parachutisten… Het waren jonge nog niet ervaren officieren, die zich na de Franse campagne bij ons hadden gevoegd om de gaten te vullen die de campagne ons had nagelaten. Taylor, een van mijn laatste familieleden, werd ook vermoord en zoveel jongens werden gevangen genomen en vervolgens vermoord door de S.S….
Aan de andere kant vind ik een Engelse kameraad die ik sinds september vorig jaar dood waande: John zat in de eerste luchtlandingsdivisie en gedurende die paar weken dat ik daar was geplaatst, waren we onafscheidelijk geworden. We hadden dezelfde smaak voor het gevecht met platte handen, de knokpartijen in het café, de mix van whisky-cider en hetzelfde ongeduld van elke pompeuze gezagsdrager.
“Thomé… oh ! Thomé…”
Wij zijn met zijn twintigen en zepen onszelf in in het geroezemoes van de gemeenschappelijke douches in de kazerne in Nijmegen. De jongen die mij begroet lijkt op de levende doden die we later in de films over Mauthausen te zien zullen krijgen. Zijn gezicht doet me aan niemand denken, maar om niets toe te voegen aan de angst die ik daar ontdek, doe ik alsof ik hem herken. Dan komen mijn herinneringen boven: John !… Hij is onherkenbaar. De atleet met wie ik Peterborough op stelten zetten, de onberispelijke luitenant van de Irish Guards, die me in het gevecht zijn arm over mijn schouder legde, is niets meer dan een arm skeletachtig lichaam bedekt met doorligwonden. Hij staat scheef op een verkort been met verzwakte pezen. Alleen zijn glimlach hielp me hem te herinneren.
Hij kreeg een salvo kogels in zijn been tijdens de catastrofale operatie van Arnhem. Hij werd
naar het ziekenhuis gebracht, waar hij ontsnapte, nadat hij zelf was verbonden en zeven maanden lang leefde hij alleen als een beest, op de vlucht voor de Nederlanders die hij wantrouwt, de nazi’s vermijdend, die hij haat en minacht. De optrekkende Canadezen vinden hem in het bos waar hij zich verstopt hield… En zie daar ! Hij vertelt me ​​rustig zijn verhaal, zonder naar effecten te zoeken, alsof het een normaale tegenslag is.
“Je verblijft in deze kazerne ?”
“Ja,
maar ik heb geen papieren meer, de tantes van de Inlichtingendienst willen mijn verhaal niet geloven en ik sleep mij elke vijf dagen van het ene bureau naar het andere, wachtend op een vliegtuig.”
“Wees niet ongerust, mijn konijntje, we gaan een rode baret voor jou vinden. Je zult Dupont heten en je zult met ons terugkomen.”

Een paar dagen ontspanning in Nijmegen, daarna de vlucht naar Engeland en weer terug naar Randelsham Hall.
In het nieuw gekleed keren de twee regimenten met verlof naar Frankrijk terug. We moeten elkaar weer ontmoeten op 8 mei 1945 in Fort Neuf in Vincennes, om terug te keren naar Londen, waar een nieuwe missie voor ons wordt voorbereid.
Op 8 mei geeft Duitsland zich over.
Het is duidelijk dat bijna niemand op het weerzien in Vincennes is ! Jammer… De geplande missie was een soort petjeaf missie: als dank voor de verleende diensten zouden de twee Franse regimenten in Noorwegen moeten landen om daar de nazi-overgave te verkrijgen. Dat had grappig kunnen zijn. De Engelse kameraden die daarheen zouden worden gestuurd in onze plaats spraken er dertig jaar later nog over.
In juni zijn we terug op onze Engelse uitvalsbasis. W
e bereiden ons voor om naar Ceylon te vertrekken: het lijkt erop dat we van wezenlijk belang zijn om de Japanners te overwinnen ! Maar het is Hiroshima, de Japanse capitulatie en de nacht van het jubelende gejuich in een Londen zonder verduistering, waar de sirenes eindeloos het wanordelijke geloei hervatten die, tot voor kort, het all clear aankondigden: einde van de waarschuwing…
De voorlopig laatste wereldoorlog is voorbij.
Terugkeer naar Frankrijk, kazerneleven. Ik word aangesteld als kapitein.
Sommige kameraden blijven in het leger. Persoonlijk zie ik echt niet wat ik daar zou kunnen doen: Ik heb voldaan aan het contract, dat ik mijzelf meer dan vijf jaar geleden had opgelegd, ik heb mijn best gedaan opdat de Duitsers mijn provincie verlaten.
Vaarwel aan de wapens !
Spijt ? Nee… Alleen een beetje nostalgie naar een tijdperk waarin we enorm veel geluk hadden ver weg te leven van de huichelaars, de bedriegers en de ‘bekwamen’ tussen de mensen van goede wil.
En, hoewel zonder spijt, de bitterheid die het najagen an een droom achterlaat in het hart dat het heeft uitgekozen, schreef Paul Valery…
Met het risico meer dan zeker door te gaan voor een romantische achterlijke of voor een mentale achterlijke, ondanks alle modieuze snobisme, ik zal altijd de centurion verkiezen boven de Romein die zich in orgies wentelt, en boven alle filosofieën de stoere drie geboden van de Kelten: “Eert de goden, doe niets verachtelijks, oefent uw moed.”

Edgard Tüpet-Thomé schreef in zijn boek voor mevrouw Geesje van der Werf – Schoemaker de volgende opdracht:
Pour Gees, mon ‘camerade de guerre’, dont le dévouement. la gentillesse et le courage nous ont été d’un grand reconfort, quand nous nous battions en enfants perdus dans son pays.
Elle nous a donné une haute idée de ce que pouvait été la qualité d’une jeune fille hollandaise.
C’est pourqoui se lui dedio ces quelques souvenirs acec toute le respet et toute l’affection fraternelle qui elle a suscitée parmi ses freres d’arme francais.
Hommage reconnaissant et amical de l’auteur.
Edgard Thomé

De Nederlands vertaling van de opdracht van Edgard Tüpet-Thomé luidt als volgt.
Voor Gees, mijn ‘oorlogskameraad’, wiens toewijding, vriendelijkheid en moed voor ons een grote troost zijn geweest, toen we als verdwaalde kinderen in haar land vochten.
Ze gaf ons een hoge dunk van wat de kwaliteit van een jong Nederlands meisje zou kunnen zijn.
Het is om deze reden dat deze paar herinneringen aan haar zijn opgedragen met alle respect en alle broederlijke genegenheid die ze onder haar broers in het Franse leger heeft opgewekt.
Dankbaar en vriendelijk eerbetoon van de auteur.
Edgard Thomé

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Hoofdstuk 35 – Het Nederlandse intermezzo
De schrijver gaat in dit hoofdstuk 35 enigszins in op de arrestatie van de N.S.B.-burgemeester Pier Obe Posthumus op 9 april 1945 in café Brinkzicht aan de Brink van Deever op klaarlichte dag door enige parachutisten van de stick van Gilles Anspach, waarbij Geesje (Gees) Schoemaker, dochter van de postkantoorhouder Lambert Schoemaker van Deever, optrad als gids. Bij deze actie lukte het niet de N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma te pakken te krijgen.
In dit hoofdstuk 35 is sprake van een Mae West. Een Mae West is een reddingsvest, dat is vernoemd naar een beroemde actrice vanwege haar volle borsten.

Gees (Geesje) Schoemaker was in de Tweede Wereldoorlog koerierster voor het verzet. Gees (Geesje) Schoemaker is op zondag 11 augustus 2013 op 92-jarige leeftijd in haar woonplaats Den Helder overleden. Zij is op donderdag 15 augustus 2013 vanuit de kerk op de Brink op de kaarkhof an de Grönnegerweg in Deever begraven.
Uit het relaas van luitenant Edgard Tüpet-Thomé blijkt dat hij helemaal niet van plan is geweest Deever te bezetten, dit in tegenstelling tot de bewering van een zekere mevrouw Ter Laan in het artikel ‘Bevrijding van Diever’ in Opraekelen 95/1 (het blad van de heemkundige vereniging van Diever). Op het artikel ‘Bevrijding in Diever’ in Opraekelen 95/1 valt wel meer af te dingen.
In de laatste zin van hoofdstuk 35 wordt met ‘uit de kelder van Posthumus’ bedoelt ‘uit de kelder van de beruchte N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma’. De N.S.B.-burgemeester Pier Obe Posthumus van de gemiente Deever was in café Brinkzicht aan de brink van Deever in de kost bij de N.S.B.-caféhouder Klaas Marcus Balsma.
De redactie moet zijn aantekeningen bij het verhaal van luitenant Edgard Tüpet-Thomé nog verder uitwerken.

Afbeelding 1 – Luitenant Edgard Tüpet-Thomé

Afbeelding 2 – Voorkant van het boek van Edgard Tüpet-Thomé

Afbeelding 3 – Opdracht van Edgard Tüpet-Thome aan Geesje Schoemaker

Afbeelding 4 – Geesje Schoemaker en Edgard Tüpet-Thomé in Den Helder in juni 1981

Posted in Fraanse parachutist, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Bouwers van de noodbrogge kriegt un gedenkplaete

De redactie van ut Deevers Archief besteedde op 5 augustus 2013, alweer in een tamelijk ver en grijs verleden, in zijn eerste versie van het bericht Plaquette voor de Royal Canadian Dragoons aandacht aan het veel te lang ontbreken van een gedenkteken voor de mannen die in de nacht van 11 op 12 april 1945 an de Deeverbrogge een noodbrogge over de Voat bouwden, de noodbrogge waarover in de vroege morgen van 12 april 1945 met succes zwaar materieel van het Eerste Canadese Leger, de Royal Canadian Dragoons, kon passeren, waarna in de gemiente Deever een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog en de Canadezen via de de Kop van Overijssel snel konden oprukken naar en in Friesland.

De redactie citeert het volgende stukje tekst uit zijn eigen hiervoor genoemde bericht:
Het moet in samenwerking tussen de gemeente Westenveld, de heemkundige vereniging van Deever en die van Dwingel, de oorlogsdeskundige van de heemkundige vereniging uut Deever en de plaatstelijke Dorpskrachten, die bezig zijn met de samenstelling van een boek over de geschiedenis van de Deeverbrogge, toch voor een paar centen mogelijk zijn om bij, op, aan, onder of boven de Deeverbrogge een eenvoudige teken (bij voorkeur geen teken aan een zwerfkei) aan te brengen ter herinnering aan de succesvolle bouw van de tijdelijke noodbrug, de daarover oprukkende Canadeze bevrijders en de daardoor versnelde bevrijding van Deever, de kop van Overijssel en Friesland met alle goede gevolgen vandien.

De redactie was bijzonder verbaasd in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van vrijdag 14 februari 2020 het bericht ‘Historie wordt in beeld gebracht’ te lezen. In dit bericht wordt verslag gedaan van het tijdverdrijf van het stelletje steeds hoogbejaarder, eigenwijzer, eenkenniger en geraniumfähiger wordende vrijwilligers van de induttende heemkundige vereniging uut Deever in het kader van het herdenken van het feit dat het op 12 april 2020 het vijfenzeventig jaar zal zijn geleden dat in de gemiente Deever een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog.

De redactie citeert uit het hier afgebeelde bericht ‘Historie wordt in beeld gebracht’ het volgende stukje tekst:
Op initiatief van de Historische Vereniging wordt er dit jaar ook een gedenkplaat geplaatst bij de Dieverbrug. In de nacht van 11 op 12 april 1945 werd door burgers van Dwingelo en Diever hier een noodbrug gebouwd, ter vervanging van de opgeblazen Dieverbrug. Dit gebeurde om de gevechtswagens van het Canadeze leger de mogelijkheid te bieden de Drentse Hoofdvaart over te steken om het getroffen Diever te bevrijden. ‘We willen de inspanningen die burgers uit Dwingelo en Diever hebben geleverd om een noodbrug te bouwen blijven herinneren.’, zo vult redactielid Henk ter Walle aan.

De redactie denkt dat hij in zijn hiervoor genoemde bericht uit 2017 het eerste stille voorzetje en het eerste stille aanzetje voor het plaatsen van een gedenkplaat an de Deeverbrogge heeft gegeven. Geen herrie, geen bombarie, geen poeha-publiciteit. De redactie is bijzonder verrast dat het stelletje steeds hoogbejaarder, eigenwijzer, eenkenniger en geraniumfähiger wordende vrijwilligers van de induttende heemkundige vereniging uut Deever nu, maar wel met veel herrie, veel bombarie en veel poeha-publiciteit, opvolging geeft aan het voorzetje en aanzetje van de redactie en eindelijk uitvoering gaan geven aan het plaatsen van de door de redactie bedoelde gedenkplaat bee, op, an, onder, boo’m, veur of aachter de Deeverbrogge. En dan doaluk mit ut hiele stellegie mit de snötkoker veuran bee de gedèènkplaete bee de brogge stoan veur de foto in de kraante. Dat kan ook weer een mooi sappig persmomentje opleveren voor de politiek gesneefde ex-wethouder en nog steeds voorzitter van de induttende heemkundige vereniging uut Deever.

De redactie van ut Deevers Archief wil de wakkere bezoeker van ut Deevers Archief graag aanraden vooral ook het bericht De zeven lange sterke ijzeren balken van Oere Chris te lezen. In dat bericht beschrijft wijlen Albert Schipper uut Leggel in zijn eigen streektaal op bijzonder nuchtere wijze de bouw van de noodbrogge an de Deeverbrogge. Geen herrie, geen bombarie, geen poeha-publiciteit en bij leven geen erkenning.

Posted in An de Deeverbrogge, Canadees’n, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Plaquette voor de Royal Canadian Dragoons

In de voorgevel van het Stadskantoor van Leeuwarden is een plaquette ingemetseld. De tekst op de plaquette herinnert aan 15 april 1945, de dag waarop de Royal Canadian Dragoons (het eerste Canadeze leger) Leeuwarden bevrijdde van de Duitse bezetter.
De tekst op de plaquette luidt:
Het jaartal 1883. Het wapen van de Royal Canadian Dragoons. Het jaartal 1983.
De Engelse tekst: This plaque commemorates the liberation of Leeuwarden on 15 april 1945 by the Royal Canadian Dragoons. It was placed here during the centennial of the Regiment.
De versnelde bevrijding van Friesland was mogelijk geworden, omdat mannen uit de omgeving van de Deeverbrogge in de nacht van 11 op 12 april 1945 met vereende krachten en met succes voor de tanks van het oprukkende Canadeze leger een sterke noodbrug bouwden ter plaatse van de door de Duitsers opgeblazen Deeverbrogge over de Drentse Hoofdvaart.
Van wijlen de schrijver Reinder Smit uut Dwingel is het volgende korte citaat:
Het schijnt, dat de Canadeze bevelvoerder na deze voorspoedige vorming van het bruggehoofd Dieverbrug het krijgsplan gewijzigd heeft en meteen Friesland en de Kop van Overijssel heeft meegenomen. Dezelfde morgen omstreeks elf uur stonden de Canadeze verkenners voor Steenwijk en nog dezelfde dag werd Wolvega bereikt. Is het teveel gezegd dat de Friezen, die er op enkele plaatsen na (onder andere Pingjum) bijna zonder kleerscheuren zijn afgekomen, dit mede te danken hebben aan de man(nen) van Rijkswaterstaat en hun Drentse medewerkers.
Het moet in samenwerking tussen de gemeente Westenveld, de heemkundige vereniging van Deever en die van Dwingel, de oorlogsdeskundige van de heemkundige vereniging uut Deever en de plaatstelijke Dorpskrachten, die bezig zijn met de samenstelling van een boek over de geschiedenis van de Deeverbrogge, toch voor een paar centen mogelijk zijn om bij, op, aan, onder of boven de Deeverbrogge een eenvoudige teken (bij voorkeur geen teken aan een zwerfkei) aan te brengen ter herinnering aan de succesvolle bouw van de tijdelijke noodbrug, de daarover oprukkende Canadeze bevrijders en de daardoor versnelde bevrijding van Deever, de kop van Overijssel en Friesland met alle goede gevolgen vandien. Op verschillende plekken in Friesland zijn wel platen te vinden, die respectvol herinneren aan de Canadeze bevrijders. Zo ook de plaquette in de voorgevel van het Stadskantoor van Leeuwarden, zoals te zien op bijgaande foto.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De eerste versie van dit bericht is gepubliceerd op 5 augustus 2013.

Posted in An de Deeverbrogge, Canadees’n, Dorpskracht, Gemiente Deever, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

De brink en de kaarkhof bint now ech wè vurknooid

Het verbijsterend veel belastinggeld verslindende doodgewone herbestratingsplan met de snorkende, intimiderende en arrogante titel Deever op Drift van de Hoge en Minder Hoge Dames En Heren Van De Verhollandiseerde Voorkant Van Het Onevenaarbare Gelijk Van De Gemeente Westenveld Belast Met Het Toekomstbestendig En Shakespeareproof Maken Van Het Commerciële Centrum Van Deever voorziet in de grondige en definitieve vernietiging van wat nog over is van de oorspronkelijke brink en de kaarkhof bee de brink van Deever. Het lukt de redactie van ut Deevers Archief vooralsnog niet zijn verbijstering over deze dieptreurige gang van zaken onder woorden te brengen, söls neet in ut Deevers.
Wel heeft de redactie op woensdag 22 april 2020 met veel moeite en met tranen in de ogen enige kleurenfoto’s kunnen nemen van de uitvoering in volle gang van de vernieling van de brink en de kaarkhof bee de brink. Die prachtige zonovergoten voorjaarsdag was wis en waarachtig een veel te mooie dag voor het fotograferen van zoveel vernielzucht en zoveel ellende.
Op de afbeeldingen 1 tot en met 7 zijn de in aanbouw zijnde gele kunstpaden over de brink te zien
Op de afbeeldingen 8 tot en met 11 zijn de in aanbouw zijnde gele kunstpaden over de kaarkhof bee de brink te zien.
Het is historisch gezien wel even goed te vermelden dat de hof van de kaarke bee de brink niet bij de brink hoort. De kaarkhof werd gebruik als de plaats waar dode mensen werden begraven, het was een dodenakker, die ook wel kaarketuun werd genoemd..
De Hoge En Minder Hoge Dametjes En Heertjes Van De Voorkant Van Het Gelijk Van De Verhollandiseerde Gemeente Westenveld En Belast Met De Verbijsterende En Ongenaakbare Betutteling Van De Deeverse Bevolking hebben in hun niet te beteugelen betuttel- en regeldrang bedacht de bevolking voorgeprogrammeerde, kaarsrechte, uiterst saaie, volstrekt overbodige, gele kunstpaden over de brink en de kaarkhof bee de brink door de strot te duwen. De gele kunstpaden lijken in de verste verste niet op de echte kronkelende slijtpaden in ut Deeverse saand, die vrogger al naar behoefte over de brink en de kaarkhof bee de brink liepen. De gele kunstpaden zijn niet duurzaam, zijn niet toekomstbestendig, zijn niet mens- en diervriendelijk en belemmeren de bewegingsvrijheid van de burger in de Deeverse openbare ruimte. Streng vingertje in de lucht. Gij zult over de paden lopen !
Het viel de redactie van ut Deevers Archief wel op dat in één van de gele kunstpaden een rare kronkel zit. Zie afbeelding 3. Die rare kronkel was zeer zeker niet de bedoeling, maar blijkbaar was het de verantwoordelijke rechte lijnentrekker in het luxe kantorencomplex in het Raadhuis aan de Gemeentehuislaan in Deever ontgaan dat een boom de rechtlijnigheid van het gele kunstpad onderbreekt. En wellicht hebben De Hoge Dametjes En Heertjes Van De Voorkant Van Het Grote Boomkapgelijk Van De Verhollandiseerde Gemeente Westenveld het vervolgens niet aangedurfd de sta-in-de-weg-eik op te offeren voor het verwezenlijken van de grote gele kunstdroom.
Of zijn de rechtlijnige gele kunstpaden over de brink en de hof van de kaarke bee de brink civiele kunstwerken die passen in het Grote Kunstenmakersplan van het Miljoenen Euros Belastinggeld Verslindende Project Deever Op Drift ?
Overigens is het ontstaan van een echt stukje slijtpad nu al voorspelbaar. Zie afbeelding 11; mensen die over het gele kunstpad naar de patat- en ijszaak aan de Hoofdstraat willen lopen, zullen niet omlopen, maar gewoon rechtdoor langs het beeld op de kaarkhof naar de ingang van de patat- en ijszaak lopen. De redactie van ut Deevers Archief zal te zijner tijd, dus niet met geschwinde spoed en ook niet in getrekte draf een kleurenfoto van dit echte slijtpad in ut Deeverse saand in ut Deevers Archief tonen.

Afbeelding 1

Afbeelding 2

Afbeelding 3

Afbeelding 4

Afbeelding 5

Afbeelding 6

Afbeelding 7

Afbeelding 8

Afbeelding 9

Afbeelding 10

Afbeelding 11

Posted in Brink, Kaarkhof an de brink | Leave a comment

Ut holt’n sitbaankie bee de Van Osbaank redt ut neet

In het schrikbarende en benauwende kader van de uitvoering in 2019 en 2020 van het miljoenen euro’s belastinggeld verslindende onderbestratingsproject van het centrum van Deever met de opschepperige naam Deever op Drift moest ook de merkwaardige klomp zwerfstenen met de naam Burgemeester Van Osbank op ut kaampie grond naast de woning met adres Hoofdstraat 1 van de op afbeelding 1 zichtbare standplaats verdwijnen. De Van Osbank werd verbannen naar het paardenmarktterrein. De Van Osbaank lag in het verlengde van de Gemeentehuislaan en was daardoor vanaf het luxe kantorencomplex van de Hoge En Lage Dames En Heren Van De Voorkant Van Het Grote Gelijk Van De Gemeente Westenveld Op De Eerste Verdieping Van Het Raadhuis te zien. Zij hebben het wellicht als erg storend ervaren steeds maar weer aan te moeten kijken tegen het afscheidscadeau van de bevolking van de gemiente Deever voor een scheidende burgemeester van de gemiente Deever. En wie een hond wil slaan, kan gauw een stok vinden.
Het duurzame toekomstbestendige milieuvriendelijke houten zitbankje met de reclamesticker van de Koninklijke Landmacht met de wervende tekst ‘Reservist bij de Koninkljke Landmacht. Je moet het maar kunnen’ was op woensdag 22 april 2020 nog aanwezig. Op die datum heeft de redactie van ut Deevers Archief bij wijze van afscheid nog even op het duurzame toekomstbestendige milieuvriendelijke houten zitbankje in de zon gezeten, zij het met opgetrokken benen op de berg zand voor het bankje. Het was de redactie op die datum volstrekt duidelijk dat de Hoge En Lage Dametjes en Heertjes Van Het Grote Openbare-Metalen-Zitbankjes-Gelijk dit duurzame toekomstbestendige milieuvriendelijke houten zitbankje binnenkort zullen vernietigen en hopelijk niet zullen vervangen door een snorkerige, derkerige, superluxe, superdure, onduurzame, toekomstonbestendige en milieuonvriendelijke geverfde metalen zitbank van het type Ikarus van Gardelux b.v. Geverfde metalen zitbanken voldoen bij lange na niet aan de voorwaarden die een duurzame toekomstbestendige milieuvriendelijke circulaire economie aan objecten in de openbare ruimte stelt. Met plaatselijk bewerkt hout uit duurzaam beheerde plaatselijke bossen zijn de doelstellingen van de circulaire economie wel direct en met geschwinde spoed en in gestrekte draf te bereiken.

Afbeelding 1 – Situatie in maart 2019 – Bron: google.nl/maps

Afbeelding 2 – Situatie op woensdag 11 december 2019

Afbeelding 3 – Situatie op woensdag 22 april 2020

Afbeelding 4 – Situatie op woensdag 22 april 2020

Afbeelding 5 – Situatie op woensdag 22 april 2020

Posted in Burgemeister Van Osbank, Gemeente Westenveld | Leave a comment