In Deever hept wè seu’m of acht meuln’s estoane

De redactie van ut Deevers Archief ontving van Meint Noordhoek bijgaand bericht over de geschiedenis van de molens in het dorp Deever. Meint Noordhoek is molenaar van korenmolen De Vlijt in Oll’ndeever.

De verdwenen molens van Diever

Inleiding
In het dorp Diever staat momenteel maar één molen net even buiten het dorp. Toch is in dit dorp sprake van een rijke molenhistorie. In totaal hebben in Deever wel 7 à 8 molens gestaan. Zo staan op een getekend kaartje uit 1753 (afbeelding 1) van het dorp drie molens weergegeven. Het zijn een koornmoole, een vulmoole – beide zijn stellingmolens – en de ouden Dieverder koornmoole als beltmolen.
Van de laatste molen, duidelijk herkenbaar als beltmolen, zou je – gezien de naam – kunnen denken dat dit een voorganger moet zijn geweest van de huidige molen De Vlijt. Maar dit is niet het geval, omdat het wegenpatroon in het dorp niet overeenkomt met de standplaats van de huidige molen.

Afbeelding 1

Molen De Vlijt in Oll’ndeever (molen 1.1)
Molenbouwer Wiertsema uit Scheemda heeft de voorganger (molen 1.1) van de huidige molen De Vlijt gebouwd in het jaar 1879 in opdracht van Frederikus Westerling. Gelijktijdig is ook de molenaarswoning gebouwd, die in 1981 is afgebroken.
De molen was een zogenaamde grondzeiler. Dat is een molen die vanaf de grond wordt bediend. Deze molen is volgens het navolgende krantenbericht op maandag 4 april 1881 afgebrand. Van deze molen is helaas geen afbeelding bekend.
De voorganger van molen 1.1 was molen 1.0. Eigenaar Geert Aalders de Jonge verkocht deze molen publiekelijk op 13 november 1811, Aan wie is niet bekend. Van deze molen is helaas geen afbeelding bekend.

Afbeelding 2

Molen De Vlijt in Oll’ndeever (molen 1.2)
Op de Meulakkers -aan de rand van Oll’ndeever- staat en werkt sinds 1882 de achtkante stellingmolen De Vlijt. Deze molen stond oorspronkelijk in Friesland en is in 1882 verplaatst naar Oll’ndeever en herbouwd door molenbouwer Ritzen uit Deever. Bij de herbouw is veel houtwerk van een verbrande molen gebruikt. Dit is te zien aan een aantal balken met brandsporen, voornamelijk in de balklagen van de stenen romp. Ook zijn oude roeden gebruikt als zolderbalken en is een windpeluw als draagbalk voor de centrale spil gebruikt. Aan deze onderdelen is te zien dat de molen een groter gevlucht (diameter van het wiekenkruis) moet hebben gehad, dan de huidige molen.
De molen uit Friesland was van een veel oudere datum, want op een van de achtkantstijlen staat het jaartal 1823. De molen kreeg in 1929 een gietijzeren as uit 1852, afkomstig van de molen in Uffelte. Vóór 1929 had de molen een houten bovenas. Het wiekenkruis was Oud-Hollands opgehekt met wind- en steekborden.
Ook lagen in 1979 op het molenerf nog oude 17der molenstenen in de bestrating, die hadden een te grote diameter voor gebruik in de huidige molen.

Beltmolen aan het Moleneinde (molen 2)
Aan de weg naar Dieverbrug, nu Moleneinde, stond volgens een pentekening uit 1732 (afbeelding 3) al een molen die duidelijk herkenbaar is als een achtkante molen. Of de getekende molen (2e van links) dezelfde molen is of een voorganger van de in 1915 afgebroken molen is niet bekend. Wel is duidelijk te zien dat het een achtkante molen is. Deze molen is volgens bronnen afkomstig uit Enschede
De molen is lange tijd in bezit geweest van Jan Kok. Daarna was de molen eigendom van Egbert (Eppe) Bennen, die de molen in 1882 verkocht aan Jan Rabbinge. In maart 1915 verkocht Jan Rabbinge de beltmolen – een achtkante bovenkruier – aan het Katteneinde in Deever. Hij verkocht de molen aan molenaar Roelof Coster uit Staphorst. Die liet de molen afbreken en liet deze in de onmiddellijke nabijheid van zijn standerdmolen aan de Muldersweg op Staphorst opbouwen als korenmolen – een grondzeiler. De komst van dit maalwerktuig leidde tot de sloop van de oude standerdmolen. Voor het zagen van hout liet molenaar Roelof Coster in 1918 een horizontale raamzaag in de molen plaatsen. In 1929 werden de wieken van de molen verwijderd. In april 1933 brandde de molen volledig af.

Afbeelding 3

Afbeelding 4 – Beltmolen van Jan Rabbinge aan het Katteneinde in 1906

Twee volmolens op het Kasteel (molen 3 en molen 4)
Volgens het nieuwe inzicht stond deze volmolen (molen 4) niet vooraan op het Kasteel, maar verder uit het dorp, ongeveer ter hoogte van de huidige kampeerboerderij. Voor een volmolen was de noord-oost-zijde van een dorp gunstig vanwege de stank van dergelijke molens. Op dezelfde pentekening uit 1732 (afbeelding 3) is op deze plek duidelijk links een standerdmolen te zien.
Op het getekende kaartje uit 1753 (afbeelding 1) is de volmolen echter als stellingmolen weergegeven.
Dit betekent dat de volmolen (molen 4) een standerdmolen (molen 3) als voorganger heeft gehad. Deze gedaante verwisseling moet hebben plaats gevonden tussen 1732 en 1753.
Volgens oude gegevens wordt deze molen (molen 3) voor het eerste vermeld in 1643 met als eerste molenaar Jacue Coens. Ene Jacob Mulder was de laatste molenaar, toen de molen (molen 4) rond 1804 is verdwenen.
Van deze molens zijn verder geen afbeeldingen bekend.

Korenmolen(s) aan de Bosweg (molen 5 )
Van deze molen is volgens het kadaster de exacte standplaats bekend en wel sectie B nummer 669. De betreffende locatie bevindt zich tussen de begraafplaats en het nieuwe gebouw en heeft nog steeds dit sectie nummer.
Al in 1612 is op die plek sprake van een korenmolen en de eerste molenaar is ene Jan Mulder.
Deze molen moet een standerdmolen geweest zijn, omdat in Drente vóór 1700 geen achtkante molens voorkwamen. Stephanus Jacobus van Royen is vanaf 1803 de laatste molenaar/eigenaar. Hij bezit in 1832 nog wel de molenaarswoning, maar niet meer de molen. In 1884 is op deze plek sprake van een molenbrand. Of de verbrandde molen ooit is vervangen door een andere is niet bekend. Deze molen staat als stellingmolen afgebeeld op het getekende kaartje uit 1753 (afbeelding 1).

Korenmolen(s) aan de Molenes (molen 6 en molen 7 )
Vanaf 1616 is aan de Molenes in Deever sprake van een molen.
Deze molen is als derde molen heel wazig te zien naast de kerk op de pentekening van 1732 (afbeelding 3)
Deze molen staat duidelijk herkenbaar als standerdmolen afgebeeld op een andere pentekening uit 1732 (afbeelding 5).
en op een aquarel uit 1643 (afbeelding 6).
De Molenes wordt vanaf 1832 Binnenes genoemd en was een es die achter het Schultehuis lag. De straatnaam Binnenes herinnerd nog aan deze es. Van oorsprong was deze molen – net zoals het halve dorp – in het bezit van de familie Ketel.
Na vele eigenaren te hebben gehad werd de molen in 1796 verkocht voor 3348 gulden aan Hendrik Knieke. Een opvolger, een achtkante molen, werd in 1832 afgebroken. Een van de beide molens is waarschijnlijk verplaatst naar Veenhuizen, gezien het jaartal moet dit de standerdmolen geweest zijn.

 Afbeelding 5 – Abraham de Haan heeft deze pentekening gemaakt op 3 juli 1732.

Afbeelding 6 – Pieter Serwouters heeft deze pentekening in september 1643 gemaakt.

This entry was posted in Meule, Meule van Oll’ndeever. Bookmark the permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *