Ut vuslag van N.B.S.-commedant Aubut Wiglema

Albert Wiglema, district-architect van de gemeenten Diever, Dwingelo en Havelte van 1941 tot 1951, was in en kort na de Tweede Wereldoorlog de plaatselijke commandant van de Nederlandsche Binnenlandse Strijdkrachten in de gemiente Deever. In het najaar van 1945 schreef hij zijn volgende verslag van de gebeurtenissen in Deever op 9, 10, 11 en 12 april 1945.

In den nacht van 9 April zijn in de omgeving van het zogenaamde werkhuis aan de Groningerweg, in de bosschen plusminus 2 kilometer ten noord-oosten van het dorp, een groep parachutisten geland. Maandagmorgen 9 April werd de aanwezigheid der parachutisten door wandelaars ontdekt, die dit terstond hebben doorgegeven aan den waarnemend commandant der N.B.S. te Diever.

Door toevallige omstandigheden was ons bekend dat bij den landwachter Balsma en den burgemeester Posthumus het plan bestond om op de middag van 9 april er tusschen uit te gaan. Eigenhandig geschreven brieven van Posthumus, die later op hem werden gevonden, aan den secretaris der gemeente Diever en aan de Commissaris der Provincie, gedagtekend 9 april, waarin hij mededeeling deed van zijn vertrek met ziekteverlof, hebben bewezen dat het vermoeden van hun afreis juist was. Uit vroegere uitlatingen van deze heeren werd gevreesd dat zij voor hun vertrek nog last en leed zouden veroorzaken.

Als plaatselijk commandant heb ik in overleg met de waarnemend commandant het plan opgevat om de parachutisten te verzoeken Balsma en Posthumus voor hun vertrek, hetwelk vermoedelijk op 2 uur was gesteld, te arresteeren. Beide heeren en vooral Balsma, waren de gevaarlijkste N.S.B.’ers uit ons dorp en het kwam ons wenschelijk voor deze heeren de pas af te snijden daar zij anders tot alles in staat konden zijn.

Ook Posthumus, evenals andere inwoners van Diever, was het bekend dat er zich parachutisten in de bosschen bevonden.
De waarnemend commandant der N.B.S. was als postkantoorhouder bekend dat Posthumus in den morgen van 9 april een telefoongesprek had gevoerd met een Duitsche instantie te Assen over de aanwezigheid der parachutisten met de mededeeling dat de bewoners van Diever hierover in ongerustheid verkeerden. Hij had evenwel ten antwoord gekregen dat uit Assen geen hulp gezonden kon worden. De heeren in Assen gevoelden er blijkbaar niet veel voor hier heen te komen.

Gesteund door het feit dat van Duitsche zijde geen steun werd verleend, meenden wij dat er zoo spoedig mogelijk moest worden ingegrepen om de heeren Balsma en Posthumus te doen verdwijnen. Aan dezelfde wandelaars (den heer en mevrouw Ter Laan), die ons de aanwezigheid der Fransche parachutisten berichtten, hebben wij toen verzocht om den commandant te verzoeken onmiddellijk, het was toen kwart over 12, tot de arrestatie over te gaan. De afspraak was tevens dat een ons onbekende Nederlander, wonende in het zomerhuisje op de Hezeresch, die als tolk en gids dienst deed bij de parachutisten, mede zou komen aan wien wij in het dorp aanwijzingen zouden geven over de situatie van de woning van Balsma.

Nadat de wandelaars vertrokken waren begaf ik mij naar de begraafplaats vanwaar ik de zandweg kon overzien, uit welke richting de parachutisten moesten komen. Na zeer korten tijd zag ik de heeren reeds naderen in de nabijheid van het hunnebed.
Ik begaf mij daarop ten spoedigste weder naar het dorp om op de hoek bij mijn woning de noodige aanwijzingen te kunnen geven. De heer Schoemaker postte eveneens in de Hoofdstraat met dezelfde bedoeling. Toen de parachutisten juist onder het middaguur de Hoofdstraat binnen kwamen, waren er zeer weinig menschen op straat, doch toen zij goed en wel aan het einde der straat waren, kwamen de nieuwsgierigen buiten. De eerder genoemde Nederlander was niet meegekomen.

De woning van Balsma en het gemeentehuis werden omsingeld en alleen Posthumus werd meegenomen. Balsma bleek onvindbaar, hoewel hij voor de komst der parachutisten mede aan tafel zat te eten. Hij had zich in de woning verstopt en er was geen kans geweest nadien de woning te verlaten, omdat de omwonenden uiterst waakzaam waren. De vrouw van Klamer (Paulientje) die toen ter tijd bij Balsma de huishouding verzorgde en hem tevens de noodige gezelligheid verschafte, zag nog kans naar Dwingeloo te ontvluchten. (Balsma was weduwnaar).

Posthumus is met de parachutisten meegenomen naar het bosch. In de middag is de woning nogmaals doorzocht, doch Balsma bleek onvindbaar. Om 8 uur zijn zij nog eens terug gekomen en hebben toen de auto van Posthumus, die achter het gemeentehuis gestald was, meegenomen.

Na het eerste bezoek der parachutisten werd door ons besloten direct leden van de N.B.S. te doen posten om de woning van Balsma, omdat het zeker was dat hij er nog in moest zijn. Ook voor de nacht werden wachten aangewezen, tevens zijn leden van de N.B.S. naar het bosch gezonden om ter bewaking van de arrestanten behulpzaam te zijn. In het late avonduur (plusminus 22.30 uur) arriveerde langs de Achterstraat bij de woning van Balsma de N.S.B.’er en evacuatieleider Stephan (deze is eenigen tijd na de bevrijding naar zijn vroegere woonplaats Zwolle overgebracht), die naar zijn zeggen eens naar de kinderen van Balsma wilde gaan kijken. Later stond wel vast dat hij met Balsma zou overleggen om er tusschenuit te gaan.

Stephan werd door de N.B.S.’ers in samenwerking met de politie gearresteerd en naar het gemeentehuis overgebracht, waar hij onder bewaking werd gesteld van de overige leden van de wacht. Hoe riskant deze activiteit van de N.B.S. was, blijkt destemeer indien wordt vermeld dat in dezelfde nacht van maandag op dinsdag er nog geregeld Duitsche militairen per fiets en auto door het dorp passeerden. Het kwam zelfs voor dat enkele fietsende Duitsche militairen één der posten (H. Zoer) vroeg wat hij in het late avonduur op straat deed, waarop deze prompt ten antwoord gaf dat hij tot het bewakingspersoneel van het distributiekantoor en het gemeentehuis behoorde, en even een luchtje ging happen. Op het zelfde moment had men de arrestant Stephan even buiten, deze werd bij het hooren van de Duitschers onder bedreiging van de revolver door J. Koning direct weer naar binnen gedreven. Stephan is diezelfde nacht (plusminus half vijf) naar het bosch bij de parachutisten gebracht. De bewaking van de woning van Balsma werd ook dinsdag nog voortgezet.

Ondanks de bewaking is het Balsma evenwel toch gelukt zijn woning te verlaten. In de nacht van maandag op dinsdag (plusminus 23.30) is hij ontvlucht en is in Wateren door J. Oosterhof onderdak verleend tot dinsdagmiddag, daarna is hij vertrokken in de richting Appelscha en is daar aldaar gearresteerd door K.P.’ers. Dat hij de kans heeft gehad te ontvluchten kan alleen zijn op een moment dat de wacht op de weg zich even moest verwijderen voor passeerende Duitschers.

Maandagmiddag na de arrestatie van Posthumus werd vanuit Vledder door burgemeester Boelens het gemeentehuis te Diever opgebeld ter informatie naar het gebeurde. Het bleek toen dat deze al van het geval afwist. Wij vreesden toen S.D. maatregelen vanuit Steenwijk, zoodat ik na overleg met de waarnemend commandant er de parachutisten mee op de hoogte bracht en verzocht de weg van Wapse nabij de rand van het dorp te doen bewaken. Later bleek dat dit verzoek niet rechtstreeks was gericht aan den commandant, doch aan de eerder genoemde Nederlander (Hengel). Gebleken is dat hij dit verzoek niet had overgebracht. Wij vreesden voor de komst van de S.D. uit Steenwijk en hebben er zelfs dinsdags nog herhaaldelijk op aangedrongen om vanuit Berkenheuvel den weg vanaf Vledder onder vuur te nemen. Wij hadden daarvoor de hulp van de parachutisten nodig, aangezien wij zelf helaas over geen wapens beschikten.

Door de N.B.S. werden de parachutisten waardevolle inlichtingen verstrekt omtrent het verkeer op de rijksweg en in de Drentsche Hoofdvaart, ten gevolge waarvan door deze parachutisten werden vernield, een schip met machines en munitie, een sleepboot, verschillende motorvoertuigen, enzovoort. Het bericht van het munitieschip werd aanvankelijk ook door de Nederlander in twijfel getrokken. Later vervoegden wij ons uitsluitend tot de commandant van de parachutisten.

De bevolking van Diever, die zich door de aanwezigheid van de parachutisten eenigszins bevrijd voelde, begon vijandigheden tegen de geëvacueerde N.S.B.’ers, welke in de woningen van de ondergedoken hoofden van scholen woonden en bezig waren met medeneming van verschillende eigendommen van de wettige bewoners de beenen te nemen. Leden van de N.B.S. waarschuwden de bevolking tegen deze activiteit, maar konden niet verhinderen dat de N.S.B.’ers lastig werden gevallen. De politie wist echter tusschen beide te komen en het liep dan ook met een sisser af. Een zekeren Van der Veen (heeft zich door ophanging van kant gemaakt tijdens zijn verblijf in de cel te Diever enkele weken na de bevrijding), die in de woning van Roosjen huisde, heeft tijdens het voorval 2 kinderen van Keisper (huizende in dezelfde woning) naar Havelte gezonden om hulp bij de daar nog aanwezige Duitschers te vragen. Dit is door het meisje van Keisper zelf verklaart. Als gevolg hiervan is op 10 April een detachement Duitschers naar Diever gekomen.

Dinsdagmiddag 4 uur verschenen op de Brink te Diever een 5-tal heel gewone Duitschers, die naar het leek op de terugtocht waren, later bleek dat dit 5-tal de voorpost vormde. Direct werd dit aan den commandant der parachutisten gemeld welke direct bereid was om hulp te zenden. Op hetzelfde moment brachten nog enkele jongens en burgers een gewezen S.S.-man genaamd Jan de Weerd, die zij opgehaald hadden uit Oldendiever, naar het kamp der parachutisten. Een groep van 8 parachutisten vertrok onmiddellijk onzichtbaar in de richting van het dorp. De eerder genoemde Hengel meende dat het niet van veel belang was dat deze melding werd gedaan. Hij merkte nog op dat wij steeds wat anders hadden. Gelukkig dat wij nu rechtstreeks met de commandant zelf hadden overlegd. Na eenigen tijd verschenen er meerdere Duitschers in het dorp uit de richting Wittelte en Vledder.

Op het moment dat de 8 parachutisten in de richting van het dorp verdween, bevond ik mij in het kamp en wilde vanaf de Hezenberg (zomerhuisje van Van Giffen) naar het dorp, toen nabij dit huisje de kogels reeds door de boomen vlogen. Ik bleef toen in dit huisje en zag vandaar dat de Duitschers op de hoek van de Burgemeester van Oslaan, nabij de kadaverbak uit een auto stapten en achter elkaar door een sloot optrokken in de richting van de vuilnisbelt. Ik zag dat de parachutisten de Duitschers, die zich inmiddels verscholen hadden in het hakhout bij de vuilnisbelt, deze door de droge sloot op zeer korte afstand naderden en plotseling een handgranaat van groot formaat op de Duitschers wierpen. Dit moet tot gevolg gehad hebben dat daarbij een tiental Duitschers, waaronder waarschijnlijk ook de commandant van het detachement zijn gedood.

Dit zal in hoofdzaak de aanleiding geweest zijn dat ’s avonds een 10-tal dorpelingen gefusilleerd werden. Vermoedelijk had deze commandant de opdracht om bij de aftocht der Duitschers uit Steenwijk daar belangrijke gebouwen, zoals postkantoor, kazerne, station, enzovoort te vernielen, hetgeen nu niet is gebeurd.

Ik zag iemand kruipende over het bouwland vanaf Diever in de richting van het bosch vluchten. Later bleek dit de B.S.’er H. Zoer te zijn, die gewond was. Tijdens het gevecht van de parachutisten met de Duitschers was de koerierster G. Schoemaker alleen met de 6 arrestanten in het kamp achter gebleven en moest deze bewaken. Na de gevechten trokken de parachutisten weer terug naar het kamp waar inmiddels 4 dorpelingen hun bescherming vonden, namelijk de plaatsvervangend commandant en de koerierster, terwijl de twee politie agenten, die in het dorp nog met de Duitschers van de voorpost hadden staan praten en zich ook in het dorp niet meer veilig voelden.
Daarna is de groep parachutisten met de 6 arrestanten en de 4 burgers verder het bosch ingetrokken. Twee nachten hebben wij in het bosch doorgebracht, de eerste nacht in de omgeving van de Haarsluis en de tweede aan de Torenlaan.
In de loop van dinsdagavond hadden de Duitschers nog versterking gekregen en zijn in het wilde weg vanaf het dorp begonnen te schieten in de richting van het bosch waar zij de parachutisten nog verwachten. Een woning van J. Bijker en een schuur bij het werkhuis werden in brand geschoten. De Duitschers durfden het bosch niet in te trekken. Woensdagmorgen werd ons vanuit Berkenheuvel bericht gezonden van de 11 slachtoffers.

Verslag van K. Westerhof te Diever, dinsdag 10 april.
Om ongeveer 16.00 uur liepen K. Westerhof en R. Hunneman op de nieuwe weg en zagen twee Duitschers op hun afkomen, die hen arresteerden en mede namen naar een autoschuilplaats aan dezelfde weg gelegen. Drie kwartier later werden H. Houwer en K. Houwer opgepakt, welke ook in dezelfde schuilplaats werden ondergebracht. Even daarna kwamen er nog twee vreemden, te weten A. Janssen en J. Janssen, wonende te Tilburg, welke hetzelfde lot ondergingen. Vervolgens werden al de gevangenen om17.00 uur naar de Burgemeester van Osbank gebracht, waar reeds aanwezig waren: H. Bennen, K. Daleman, J. Houwer en C. Kerssies, welke op aanwijzing van hier na te noemen Van der Veen waren gearresteerd.
Allen werden op een auto geladen en naar de kerkhofwal achter het woonwagenkamp gebracht, waar een woonwagenbewoner H. Akkerman genaamd ook nog werd gearresteerd.

Intusschen hadden J. Koning en H. Zoer gepoogd om de Fransche parachutisten te waarschuwen, doch deze werden door de Duitschers onder vuur genomen, waarbij J. Koning zwaar gewond bleef liggen en aan een verbloeding overleed, wegens het  ontbreken van medische hulp, daar deze niet mogelijk was, aangezien de Duitschers alles onder vuur namen. H. Zoer kon, hoewel licht gewond, ontkomen, daar de Duitscher welke Konning neerschoot, direct daarop door een parachutist werd neergelegd.

Toen de gearresteerden bij het woonwagenkamp waren aangekomen, werden zij met de handen omhoog tegen de wal gezet, onder bewaking van drie Duitschers. Op hun vraag wat zij hier moesten, vroegen de Duitschers wat zij misdreven hadden. Toen zij antwoorden dat zij niets hadden gedaan, zeiden de Duitschers dat er een auto naar Steenwijk was om een paar hooge officieren te halen. Later om ongeveer 18.45 uur, kwamen er drie luxe auto’s waarin de bewuste officieren zaten. Eén van deze officieren stapte uit, keek de gevangenen aan en maaide ze direct met een mitrailleur neer. De slachtoffers vielen over en door elkaar, waardoor het K. Westerhof, welke een schot in de buik en drie schampschoten langs zijn dijbeen had, doch niet doodelijk gewond was, gelukte zich schijndood te houden.

Daar de getroffenen in hun doodsstrijd geweldig kreunden, gaven de Duitschers nogmaals vuur, waarna het stil werd.
Westerhof hoorde nog iemand van het detachement Duitschers zeggen: “Ze zijn allemaal dood.” Dit werd in het Hollandsch gesproken. Na nog eenige tijd te hebben staan praten en zoo nu en dan gekeken te hebben of alle levensteekenen geweken waren, vertrok het Duitsche detachement om ongeveer 22.00 uur in de richting Steenwijk.

De namen der slachtoffers en de verdere bijzonderheden zijn als volgt:
Akkerman, Hendrik, geboren 25 februari 1904 te Zwolle, grondwerker, gehuwd, wonende te Diever in een aldaar gestationeerde woonwagen, 7 kinderen.
Bennen, Harm, geboren 4 augustus 1891 te Diever, veekoopman, wonende te Diever, Hoofdstraat 59, gehuwd, 1 kind.
Daleman, Klaas, geboren 23 juli 1906 te Diever, postbode, wonende te Diever, Hoofdstraat 58, gehuwd, 2 kinderen.
Houwer, Jan, geboren 23 juli 1911 te Diever, broodventer, wonende te Diever, Hoofdstraat 11, gehuwd, 1 kind.
Houwer, Koop, geboren 16 mei 1915 te Diever, landarbeider, wonende te Diever, Boschweg 4, ongehuwd.
Houwer, Nicolaas, geboren 8 mei 1882 te Diever, landarbeider, wonende te Diever, Boschweg 4, gehuwd, 4 kinderen.
Hunneman, Roelof, geboren 6 juni 1898 te Diever, landarbeider, wonende te Diever, Peperstraat 4, weduwnaar, 3 kinderen.
Janssens, Antonius, Maria, Gerardus, geboren 26 mei 1926 te Tilburg, grondwerker, als geëvacueerde verblijvende te Kalteren 5, gemeente Diever, ongehuwd.
Janssens, Jozef, Antonius, Cornelis, Maria, geboren 10 october 1930 te Tilburg, zonder beroep, als geëvacueerde verblijvende te Kalteren 5, gemeente Diever.
Kerssies, Cornelis, geboren 15 maart 1885 te Diever, landbouwer, wonende te Diever, Hoofdstraat 57, gehuwd, geen kinderen.
Koning, Jan, geboren 19 mei 1901 te Diever, timmermanpatroon, wonende te Diever, Moleneinde 3, gehuwd, 2 kinderen. Hij was lid van de verzetsgroep te Diever.

Zoals eerder is genoemd heeft een zekere N.S.B.’er, Van der Veen genaamd, twee kinderen van Keisper, welke ook in Diever geëvacueerd waren, naar Havelte gestuurd om hulp te halen. Als gevolg hiervan is er een detachement Duitschers naar Diever gekomen.
Genoemde Van der Veen, Gerrit, heeft zich, nadat hij van Amersfoort naar Diever was overgebracht in de cel te Diever door middel van ophanging destijds van het leven beroofd (enkele weken na de bevrijding).
Niet kon worden vastgesteld of de slachtoffers door Duitschers of door Nederlandsche S.S.’ers werden doodgeschoten.
Tot zover uit de verklaringen van Westerhof.

Woensdagmorgen 11 april kwam het dorp tot de verschrikkelijke ontdekking dat de personen, die door de Duitschers naar de begraafplaats waren gevoerd, gefusilleerd bleken te zijn.
Woensdagmiddag bereikten de Canadeesche tanks Dwingeloo. Door het opblazen van de Dieverbrug, die de verbinding vormt tusschen Diever en Dwingeloo, ondervonden zij oponthoud.
Bij het vallen van de avond zijn veel burgers uit Diever de Drentsche Hoofdvaart over gestoken om de nacht in bevrijd gebied door te brengen. In deze nacht van woensdag op donderdag is er echter in Diever niets bijzonders voorgevallen. In deze nacht werd een noodbrug gelegd, naast de vernielde Dieverbrug, door burgers uit Dwingeloo en Diever, onder leiding van eenig personeel van de Rijkswaterstaat.
Donderdag 12 april werd Diever zonder gevechtshandelingen bevrijd.
Donderdagmorgen zijn wij met de groep parachutisten en de arrestanten via Berkenheuvel het dorp ingekomen. De arrestanten werden direct in de cel onder de toren van de Nederlands Hervormde Kerk te Diever geborgen.

B.S. in functie.
Aanvankelijk moest het verkeer in het dorp door leden van de B.S. worden geregeld.
Door de parachutisten werd er nog flink gesnuffeld in de burgemeesterskamer van het gemeentehuis en in de woning van Balsma. Zij waren belust op souvenirs en al die N.S.B.-vlaggen zijn dan ook op deze wijze verdwenen.
Vrijdag 13 april is het café Brinkzicht door de B.S. in gebruik genomen en werd een begin gemaakt met de arrestatie van de N.S.B.’ers, waarvoor een bepaalde ploeg werd ingesteld.
Op zaterdag 14 april zijn de slachtoffers van dinsdag op plechtige wijze begraven en liet de geleende klok in de toren voor het eerst na langen tijd van rust zijn klanken weer hooren.
De N.S.B.’ers werden aanvankelijk allemaal in de groote zaal van het café Brinkzicht opgeborgen, waarbij ook vele vluchtende vreemdelingen. Na enkele dagen werden de vrouwen in het daarvoor gereed gemaakte gymnastieklokaal overgebracht.
De binnenplaats bij Brinkzicht met de toegang tot de cel onder de toren werd met prikkeldraad afgezet, op welke ruimte de heeren N.S.B.’ers zich verdienstelijk konden maken met het zagen van hout.
Op bijgaande lijst is het juiste aantal gearresteerden met naam en woonplaats genoemd.
Diever was destijds opgescheept met twee zendingen gevluchte N.S.B.’ers, die uit Duitschland weer terug kwamen, deze hoofdzakelijk bestaande uit vrouwen en kinderen zijn na enkele dagen in de twee rijkswerkkampen A en B opgenomen.
Voor de wacht- en patrouillediensten bleek het aantal B.S.’ers van de vaste kern veel te klein te zijn. Ik heb het aantal wachtdoenden derhalve uitgebreid, zoodat elke persoon twee à drie maal per week een half etmaal dienst hoefde te doen.
Verschillende van de vaste kern waren in vaste dienst, waaronder bijvoorbeeld de arrestatieploeg.
Direct na de bevrijding had ik de vroegere wethouder J. Hessels aangesteld als waarnemend burgemeester, die deze functie heeft waargenomen tot de burgemeester Meijboom op vrijdag 20 april weer terug kwam en eerst enkele dagen later definitief zijn ambt als burgemeester weer ter hand kon nemen.
Tot 21 juni bleef het meerendeel der leden van de B.S. in functie, daarna werd een groep gevormd die was ingedeeld bij een bataljon in Assen.

Diever, najaar 1945.
De voormalig plaatselijk Commandant
A. Wiglema.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie heeft de door Albert Wiglema genoemde lijst van het juiste aantal gearresteerden met naam en woonplaats hier niet opgenomen.

This entry was posted in Fraanse parachutist, Tweede Wereldoorlog. Bookmark the permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *