Monthly Archives: november 2020

Wallegies en sloties van de Witteler Wière

In de Nieuwe Drentse Volksalmanak 1907, uitgegeven door de Commissie van Bestuur over het Provinciaal Museum van Oudheden in Drente, is op de bladzijden 34 tot en met 51 het artikel ‘De Wittelter Schans’ van Hendrik Gerard van Os, burgemeester van de gemiente Deever, opgenomen. De redactie van ut Deevers Archief toont hier enkel een afbeelding van de bladzijden 34, 35, 36 en 37 en een schets van de situatie ter plekke van die ene Wittelter schans, waarin Hendrik Gerard van Os, burgemeester van de gemiente Deever, de toestand ter plekke van die ene Wittelter schans vergelijkt met de toestand ter plekke van die ene Wittelter schans, zoals dr. L.J.F. Janssen die in 1847 heeft beschreven in zijn boek ‘Drenthsche Oudheden’. Leonardus Jan Frederik Jansen was Lit. Doctor en Conservator bij het Museum van Oudheden in Leiden. De tekst op de bladzijden 35, 35, 36 en 37 van het artikel van Hendrik Gerard van Os is hierna weergegeven. De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief en hopelijk zeer geïnteresseerde in de Deeverse oudheidkunde wordt voor het lezen van het volledige artikel verwezen naar de Nieuwe Drentse Volksalmanak 1907. 

De Wittelter Schans
In het Wittelterveld (gemeente Diever), tusschen het gehucht Wittelte en de buurtschap ’t Moer, bevinden zich verschillende wallen en grachten, blijkbaar door menschenhanden aangelegd, welke onderling verbonden zijn en daardoor den indruk wekken dat ze bij elkander behooren en tot een gemeenschappelijk doel hebben gediend. Tot dusver echter liggen de oorsprong en de bestemming van het werk in het duister.
Reeds vele jaren geleden heeft deze plek de aandacht getrokken van oudheidkundigen, die wel hunne veronderstellingen daaromtrent hebben neergeschreven, doch niet tot een beslist resultaat zijn gekomen. Zij schijnen evenwel eenstemmig de meening te zijn toegedaan, dat men hier heeft een gedenkteeken der oudheid, behoorende tot de met wildgraven of landweeren verbonden schansen.
Intusschen maakt ons deze indeeling niet veel wijzer, want men heeft de benaming schans niet op te vatten in de meest gangbare en in dien zin tamelijk begrensde beteekenis van het woord, maar in de meer algemeene beteekenis welke in de oudheidkunde daaraan gehecht wordt, n.l. van een aardhoogte door menschenhanden opgeworpen en door een of meer droge grachten omringd, zonder dat daarbij bepaald aan een krijgskundige bestemming behoeft gedacht te worden. Wildgraven of noemt men de wallen met droge grachten, die in velerlei vorm uit vroegere eeuwen bewaard zijn gebleven.
In 1847 heeft dr. L. J. F. Janssen deze schans bezocht en vrij uitvoerig beschreven in zijn het volgend jaar uitgekomen werk ‘Drentsche Oudheden’. In deze beschrijving komen echter eenige onjuistheden voor ten opzichte van de windstreken waarschijnlijk een gevolg van de omstandigheid dat het bezoek bij schemeravond plaats vond en slechts van korten duur was. Ik laat hier de beschrijving volgen, zooals ze op pagina’s 128 en 129 van genoemd werk voorkomt en voeg tusschen haakjes daarbij de resultaten eener onlangs door mij verrichte opmeting, waaruit men zou kunnen opmaken, dat – indien althans niet ook in dit opzicht de opneming door dr. Janssen wat al te vluchtig is geweest – de schans c.a. door vergravingen is geschonden:
Deze schans is nagenoeg rond, doch van boven plat (men ziet thans boven in den heuvel een vrij diepe ingraving, het werk van schatgravers), heeft 15 ellen middellijn en 3 tot 4 ellen hoogte. Zij is omgeven van eene drooge gracht van 2 ellen breedte; daarna volgt een wal van 3 ellen breedte en 2 tot 3 ellen hoogte, hierop weder eene drooge gracht van 2 ellen breedte en eindelijk een laag walletje. (ik vond voor de breedte der grachten gemiddeld 3 meter, voor die der beide wallen gemiddeld 5 meter; het verschil zal wel zijn oorzaak vinden in het sehuin beloop der wallen.) De eerste wal en de tweede gracht (volgens mijne meening, waarover later, de tweede gracht en de tweede of buitenste wal) verlengen zich zuidwaarts (lees: noordwest- en verder noordwaarts) tot eene uitgestrektheid van meer dan 350 ellen (thans volgens opmeting circa 300 meter, op enkele plaatsen onderbroken door een veldweg; tot circa 200 meter is de wal op maaiveldshoogte 6 meter, de gracht 3 meter breed, de overige 100 meter wal en gracht elk circa 3 meter, terwijl op dit laatste gedeelte de wal ook veel lager is); dit doen zij ook noordwaarts (lees; zuidoostwaarts), doch daar slechts eenige ellen ver, terwijl 40 ellen ten noorden (lees: ten zuidoosten), doch geheel in dezelfde richting als de daar verlengde wal en gracht, nog een wal gelegen is van 50 ellen (57½ meter) lengte, die aan zijne oostzijde (lees: zuidzijde) ook eene gracht heeft. Vermoedelijk is deze noordelijke (lees: zuidoostelijke) wal eertijds evenzeer met de schans vereenigd geweest als het thans de zuidelijke (lees: noordwestelijke) nog is; hij is misschien door den ouden weg van Diever op Steenwijk geschonden geworden. Opmerkelijk is bij deze schans nog, dat er nergens een in- of opgang te vinden is, en dat de eerste wal, tegenover de oostzijde der schans, veel breeder is dan de wal, die de overige zijden omgeeft; deze heeft n.l. de breedte van 8 ellen. Deze schans, als zeer weinig geschonden zijnde, verdient een nauwkeurig onderzoek, vergezeld van opgravingen en teekeningen. Dewijl zij eenzaam is gelegen, zich rondom enkel heide bevindt en in de nabijheid niets te ontdekken is wat te verdedigen valt, zij bovendien ook zeer gemakkelijk kan beklommen worden, zal er bezwaarlijk eene krygskundige bestemming aan kunnen worden toegeschreven;
ten ware men stelde, dat er de tent van een veldheer opgestaan, die van deze hoogte althans een verspiedend uitzigt zou gehad hebben. Opgravingen zouden omtrent de bestemming misschien opheldering geven.
Voor zoover ik kon nagaan, is de verbinding van heuvel en wildgraaf anders geweest dan dr. Janssen vermeldt. Immers volgens bijgaand schetskaartje, dat den tegenwoordigen toestand weergeeft, zijn de gracht en de wal van den wildgraaf verbonden respectievelijk met de buitenste gracht en wal om den heuvel en hebben ze zich aan de andere zijde van den heuvel op dezelfde wijze voortgezet tot over den Ruiterdijk. Dat de toestand ook vroeger zoo zal zijn geweest, mag men afleiden uit de omstandigheid, dat de buitenste wal om den heuvel bij het verbindingspunt dezelfde breedte en hoogte heeft als de wal van den wildgraaf en eerst geleidelijk smaller en lager wordt. Trouwens, waar de eerste wal om den heuvel door de tweede gracht geheel is omringd, kan die wal bezwaarlijk met een anderen wal verbonden zijn geweest.
Aan de zuidoostzijde van den heuvel is de verbinding, zooals ik mij voorstel dat ze vroeger geweest is, niet meer aanwezig, doch ik meen dat hiervan ook een verklaringkan worden gegeven. Het komt mij n.l. voor, dat in lateren tijd de gracht van den wildgraaf dwars door de schans is gegraven, met het doel, het water uit een in de nabijheid gelegen turfveentje langs de bestaande gracht (waarmee het door een nog aanwezig slootje verbonden is geweest) en verder langs een bermsloot van den Ruiterdijk …………………….

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Oudheidkundigen tasten wat betreft de oorsprong en het doel van de Witteler Wière volledig in het diepzwarte aardeduister. Zij veronderstellen dat mensen de niet meer aanwezige wallen en sloten bij het Holleveen en de Ruiterdijk in het Wittelerveld hebben aangelegd. De wallen en sloten waren onderling verbonden en leken daardoor bij elkaar te horen. Zij veronderstellen dat de wallen en sloten behoren tot met wildwallen of landweren verbonden schansen.
Wellicht was het de bedoeling van de boeren van de marke van Wittelte de gewassen op de bouwakkers op de Westeresch tegen hordes oprukkend wild uit het Wittelter Veld 
te beschermen met een sloot en een wildwal begroeid met een dicht gesloten struweel. Misschien hebben de Wittelter boeren zich wel laten inspireren door de Friese landweer op de grens van de gemiente Deever en de gemeente Ooststellingwerf op Woater’n ?
De hoogdoorgestudeerde heer doctor Leonardus Jan Frederik Jansen heeft de Witteler Wildwal met dat ene merkwaardige onverklaarbare schansje (was het wel een schansje ?) in 1847 goed zichtbaar gezien in de heidevelden van het Wittelter Veld. Ook de edelachtbare heer burgemeester Hendrik Gerard van Os heeft de Wittelter Wildwal met dat ene merkwaardige onverklaarbare schansje (was het wel een schansje ?) nog goed zichtbaar gezien in de heidevelden van het Wittelter Veld. Zie zijn bijgevoegde schets uit 1906.
De Wittelter Wildwal met dat ene merkwaardige onverklaarbare schansje (was het wel een schansje ?) is door ontginningen van de heide en stevig doorploegende en noest doorwerkende en ruilverkavelende Wittelter boeren weggevaagd. Weggevaagd ? Toch niet helemaal, want vanuit de ruimte zijn de contouren van de sloten en de met grond uit de sloten opgeworpen wildwallen en dat ene merkwaardige onverklaarbare schansje (was het wel een schansje ?) wel degelijk zichbaar. Zie de bijgevoegde satelietfoto uit 2019 van het gebied, met linksboven het Holleveen en rechts de Ruiterdijk.
Hebben de hoogdoorgestudeerde heer doctor Leonardus Jan Frederik Jansen en de edelachtbare heer burgemeester Hendrik Gerard van Os destijds toch wel een behoorlijk beetje lopen te slapen op de Wittelter heide ? Want op de satelietfoto zijn aan de rechterkant van de Ruiterdijk, dus rechtsboven op de satelietfoto ook contouren van sloten en wallen te onderscheiden, die op de grens van de Westeresch liggen.
De redactie vraagt zich tot op de dag van vandaag af waarom het stuk weg tussen het Noordsweggie en de Wapserveenseweg nog steeds geen Ruiterdijk heet, temeer nu aan deze weg een paardenspul staat. De echte oude Steenwijkerweg boog gezien vanuit de kant van Oll’ndeever bij het Noordsweggie rechtsaf richting Wapserveen. Die cultuurhistorisch zeer waardevolle zandweg moest bij de ruilverkaveling om volstrekt onduidelijke redenen sneuvelen. De weg tussen het Noordsweggie en de Wapserveenseweg heette tot in 1986 nog Ruiterweg, in ut Deevers dus Ruterweg. Stuit het teruggeven van de echte naam aan een stukje weg tussen het Noordsweggie en de Wapserveenseweg op onwillige Minder Hoge Dametjes en Heertjes Van De Voorkant Van Het Grote Straatnamen Gelijk Van De Gemeente Westenveld ? Ervaren de Minder Hoge Dametjes en Heertjes Van De Voorkant Van Het Grote Straatnamen Gelijk Van De Gemeente Westenveld Stuit het teruggeven van de echte naam aan een stukje weg tussen het Noordsweggie en de Wapserveenseweg als een nederlaag ?

Afbeelding 1
Schets van de ‘Wittelter Schans’ , in 1906 gemaakt door de edelachtbare heer Hendrik Gerard van Os, burgemeester van de gemiente Deever.

Afbeelding 2
Satelietfoto van de Ruiterdijk en zichtbare sporen van de Witteler Wildwal

Afbeelding 3
Satelietfoto van de Westeresch van Wittelte met aan de linkerkant de Ruiterdijk
Afbeelding 4
Foto van de Ruiterdijk met links het weiland waarin de sporen van de Wittelter Wildwal nog zijn te vinden.
De redactie van ut Deevers Archief heeft deze foto op vrijdag 28 november 2020 gemaakt.


Posted in Oudheidkunde, Wittelte | Leave a comment

De kapelle van Obadja op Zorgvlied

In het online-magazine InWesterveld verscheen op 11 september 2020 het bericht De Obadja kapel in Zorgvlied. Dit bericht is geschreven in het kader van de Open Monumentendagen van 2017, waarbij de gemeente Westenveld gastheer was van de landelijke opening. In dat jaar verschenen in een speciale uitgave van het magazine InWesterveld interessante artikelen over monumenten in de gemeente Westenveld. Vanwege de corona-pandemie zijn de Open Monumentendagen in 2020 niet doorgegaan, vandaar dat het bericht De Obadja kapel in Zorgvlied opnieuw is gepubliceerd in het magazine InWesterveld.
De redactie van ut Deevers Archief heeft toestemming van de redactie van het online-magazine InWesterveld dit bericht in zijn geheel op te nemen in ut Deevers Archief. De redactie van ut Deevers Archief is de redactie van InWesterveld bijzonder erkentelijk voor deze toestemming.

De Obadja kapel in Zorgvlied
Westerveld telt vele monumentale kerkgebouwen. Van de imposante Pancratiuskerk in Diever tot het kleinste stenen kerkje van Drenthe in Leggeloo. De kleinste houten kapel van Drenthe staat in Zorgvlied: De Obadja kapel, een rijksmonument.
Het bijzondere witte kapelletje aan de Dorpsstraat in Zorgvlied werd in 1904 gebouwd en doet nog steeds dienst als hervormde kerk. In de zomermaanden weliswaar, als er veel vakantievierende kerkgangers zijn, want met de huidige negen leden is een kerkdienst in de winter niet rendabel.

Eigen kerk bouwen
Dat was ruim honderd jaar geleden wel anders. Toen moesten de kerkgangers uit Zorgvlied, Oude Willem en Wateren te voet naar Diever. Anderhalf uur heen en anderhalf uur terug over de toen nog niet verharde Bosweg. Tot Wolter Benthem de mensen in de gelagkamer van zijn boerencafé in Wateren uitnodigde voor de wekelijkse kerkdienst. Dominee Kan leidde de diensten. Toen ook die situatie niet ideaal bleek, besloot Benthem het initiatief te nemen voor het bouwen van een eigen kerk. Van de zeventig leden werd een extra bijdrage van 25 cent gevraagd. Daarnaast werden er vanuit het hele land door middel van postwissels diverse bijdragen ontvangen.
Het houten witte kerkgebouwtje verrees binnen zeer korte tijd. Op 18 oktober 1904 werd de eerste steen gelegd (de binnenkant van de houten kerk bestaat uit een halfsteens muur), op 14 december vond de eerste kerkdienst plaats.

Druk bezocht
In de jaren zestig van de vorige eeuw werd het kerkje zo druk bezocht dat er twee diensten werden gehouden om iedereen een plek te kunnen geven. In 1968 werd er een stuk bij de kerk aangebouwd. Daarvoor werd de gehele voorgevel naar voren geplaatst. Maar ook de jaren erna was het kerkgebouw al weer snel te klein en werd een legertent aan het gebouw gekoppeld om mensen onderdak te bieden. In de jaren tachtig bezochten wekelijks 120 mensen het kleine kerkje.

Alle protestanten voelen zich hier thuis
De getallen staat in schril contrast met de huidige situatie, waarbij de kerk slechts negen leden telt. Maar Dirk Ferwerda, voorzitter van de evangelisatievereniging Obadja, die ook het historische pand beheert, is niet pessimistisch. ‘Naast de negen leden hebben we 34 gastleden, mensen die langdurig in een zomerverblijf in de omgeving wonen. Met daarbij nog de losse zomergasten hebben we van april tot eind oktober wekelijks een mooi gevulde kerk. Tijdens de zomermaanden is de kerk met zestig tot zeventig mensen helemaal vol. Gereformeerden, christelijk gereformeerden, hervormden, doopsgezinden, alle protestanten voelen zich hier thuis.’

Gastvrijheid
‘Mensen zijn verrukt van de kleine kapel. Vooral de gastvrijheid en het na afloop met elkaar gezellig een kopje koffie drinken wordt zeer gewaardeerd,’ vult penningmeester Attie Goettsch-Tol aan. ‘Dat geeft een band.’ De kerk heeft een prettige sfeer, met tapijt als vloerbedekking en een aangename temperatuur. ‘Vroeger werd er een kachel gestookt met turf. Kijk, dat was het turfhok.’ Dirk wijst naar het schuurtje naast de kerk. ‘Later kwamen er gaskachels en nu hebben we centrale verwarming.’

Historische waarde
Aan de wand van de kerk hangen foto’s van hoe de kerk en het interieur er vroeger uit heeft gezien. Er was in 1933 een brand in de toren. Later werd een andere toren teruggebouwd. Waar nu losse stoelen staan, stonden in de beginjaren rotanbanken. Later werden er ossenbloedrode houten banken geplaatst.
De evangelisatievereniging is verantwoordelijk voor het onderhoud van het gebouw. Doordat het kerkgebouw als rijksmonument staat geregistreerd heeft de vereniging een grote verantwoordelijkheid. En de vereniging neemt dat heel serieus. ‘We zijn trots op deze mooie kerk en we doen er alles aan om dit in stand te houden. De monumentenwacht komt eens in de twee jaar langs om het pand te controleren en aandachtspunten aan te geven. Dat is zeer prettig, want je krijgt tips om bepaalde onderhoudswerkzaamheden in te plannen.
Dit jaar wordt de houten buitenkant opnieuw in de verf gezet. ‘Dat betekent alle verf er af branden en opnieuw verven. Daarvoor hebben we een contract met een schilder, dat moet je niet als amateur gaan doen.’

Het kerkorgel is ook een monument
Het kerkorgel is als apart monument beschermd. Het eenklaviersorgel, in 1785 gemaakt door J.S. Strumphler, heeft niet altijd in deze kerk gestaan. ‘Het staat er in ieder geval vijftig jaar,’ weet Attie. ‘Er stond eerst een oud kamerorgel. Dit is een bijzonder orgel. Het werd in 1969 gerestaureerd. Ik weet nog dat er ooit binnen het bestuur over werd gesproken om het te vervangen door een elektronisch orgel. Maar goed dat we dat niet hebben gedaan.’

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie heeft in een aantal berichten aandacht besteed aan de evangelisatievereniging Obadja.
In het bericht De Obadja kapel in Zorgvlied zijn vier kleine afbeeldingen opgenomen, die hier in een groter formaat zijn weergegeven. Daarnaast stelde de redactie van het online magazine InWesterveld enige foto’s beschikbaar die te zelfder tijd en te zelfder plaatse zijn gemaakt en niet in het magazine InWesterveld zijn gepubliceerd, maar wel in ut Deevers Archief worden getoond. De maker van deze serie foto’s is Charlie Wessels. Hij heeft deze foto’s gemaakt op 13 juni 2017.

Afbeelding 1 – Voorgevel van de Obadja kapel (© Charlie Wessels)
Afbeelding 2 – Voorgevel van de Obadja kapel met rechts het voormalige turfhok (© Charlie Wessels)

Afbeelding 3 – Voorgevel van de Obadja kapel (© Charlie Wessels)

Afbeelding 4 – Voorgevel van de Obadja kapel met de dr. Jan Harm Pol-bank  (© Charlie Wessels)

Afbeelding 5 – De olde kaarkhof met de achtergevel van de Obadja kapel  (© Charlie Wessels)

Afbeelding 6 – Interieur met het orgel van de Obadja kapel  (© Charlie Wessels)

Afbeelding 7 – Kansel met het orgel van de Obadja kapel  (© Charlie Wessels)

Posted in Obadja, Zorgvliet | Leave a comment

Wat overbleef van de boerdereeje van Oar’nd Mogg’n

In de geparametriseerde Duitsgezinde krant het ‘Drentsch dagblad: officieel orgaan voor de provincie Drenthe’ verscheen op 4 augustus 1942 het navolgende indoctrinatieberichtje.

Diever.
In café Balsma was een vergadering belegd om te komen tot een vrijwillige organisatie van den Nederlandsche Volksdienst en Winterhulp Nederland.
De leiding van dezen avond berustte bij het wijkhoofd den heer Muggen te Dieverbrug.
De spreker de heer Zuurveen gaf een uiteenzetting van den Nederlandsche Volksdienst en Winterhulp Nederland.
Het doel van deze vergadering is volkomen geslaagd, aangezien een voldoend aantal personen aanwezig was om een vrijwillige organisatie tot stand te brengen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De vergadering werd gehouden in het café Brinkzicht van de beruchte N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma an de brink van Deever. Tussen de regels door van het gecensureerde bericht is te lezen dat in Deever de belangstelling voor beide genoemde organisaties te verwaarlozen was.

De N.S.B.’er en commies van de distributie Arend Muggen schreef op zaterdag 11 mei 1940 de  volgende mededeling:
Van officiële zijde wordt vernomen, dat na afloop van de thans lopende distributieperiode, welke donderdag j.l. eindigde, de distributieregeling voor bonen en capucijners en grauwe erwten komt te vervallen. Met ingang van gisteren is de verkoop van deze artikelen aan het publiek vrij en behoeft bij aflevering door de winkelier geen bonnen van de rijksdistributiekaart te worden ingeleverd. Er wordt nadrukkelijk op gewezen dat bonen, capucijners en grauwe erwten dan weder vallen onder het hamsterverbod

Voor wat het waard is, vermeld de publiek toegankelijke webstee nl.wikipedia.org over de Nederlandsche Volksdienst het volgende.
De Nederlandsche Volksdienst werd in juli 1941 opgericht naar voorbeeld van de National Sozialistische Volkswohlfahrt in nazi-Duitsland. De oprichters van de Nederlandsche Volksdienst wilden al het sociale werk in Nederland bundelen in de Nederlandsche Volksdienst. De Nederlandsche Volksdienst werd opgericht op initiatief en met hulp van de Duitse bezetter. Het ging de bezetters om de nazificering van het maatschappelijk werk in Nederland. Door zich in te zetten voor de Nederlandsche Volksdienst steunde men in feite de vijand.

Voor wat het waard is vermeld de publiek toegankelijke webstee nl.wikipedia.org over de organisatie Winterhulp Nederland het volgende.
Winterhulp was de gemeenzame benaming van de Stichting Winterhulp Nederland, de nationaal-socialistische organisatie die tijdens de Tweede Wereldoorlog alle maatschappelijke hulpverlening, zoals verleend door de overheid, particuliere en kerkelijke organisaties in Nederland moest overnemen.

De publiek toegankelijke webstee www.alledrenten.nl bevat de volgende gegevens over het wijkhoofd an de Deeverbrogge:
Beilen, huwelijksakte, 1 mei 1931, aktenr. 18
Bruidegom: Arend Muggen, geboren te Diever; oud: 28 jaren; beroep: landbouwer, zoon van Albert Muggen, beroep: landbouwer, en Klaasje van Wester, beroep: zonder.
Bruid: Henderika Ovinge, geboren te Beilen; oud: 27 jaren; beroep: zonder, dochter van Hendrik Ovinge, beroep: landbouwer, en Jantje Lutken, beroep: zonder.
Diever, geboorteakte, 17 september 1902, aktenr. 47
Kind: Arend Muggen, geboren te Diever op 16-09-1902, zoon van Albert Muggen, beroep: landbouwer; oud: 29 jaren, en Klaasje van Wester, beroep: zonder.

Klaasje van Wester was een dochter van Hendrik van Wester en Geertje Huisman, die tuss’n de Oll’ndeeversebrogge en Wittelte bee ‘t Olde Voartie woonden. Klaasje van Wester was een zuster van boer en wethouder Roelof van Wester uut Oll’ndeever.
Een plaatselijk wijkhoofd was een vaste medewerker van de nationaal-socialistische liefdadigheidsorganisatie Stichting Winterhulp Nederland. Winterhulp had tot politieke doel hulpbehoevenden in de winter materieel te ondersteunen.

Op de foto, die de redactie van ut Deevers Archief heeft gemaakt op 8 februari 2008, is de situatie te zien, zoals deze al sinds jaar en dag is te zien op de plek waar de woning van de N.S.B.’er Arend Muggen tot in de Tweede Wereldoorlog stond. Het huis is in de Tweede Wereldoorlog afgebrand. De geruchten gingen dat een belangrijk lid van het Drentse verzet het huis in de brand heeft gestoken. Maar dat is niet meer na te gaan. In de volksmond was het commentaar: See hept hum in de braand esteuk’n.

De redactie heeft nog niet na kunnen gaan of in het boek met de titel ‘An de Brogge’, dat de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever heeft samengesteld ter gelegenheid van haar twintigjarig bestaan, enige aandacht is besteed aan ‘de Brogge in oorlogstied’.

Posted in An de Deeverbrogge, N.S.B., N.S.B.'er, Tweede Wereldoorlog, Verdwenen object | Leave a comment

De situatie an de Deeverbrogge bij tegenlicht

Deze afbeelding van de Deeverbrogge en van hotel-café-restaurant-pension Blok staat op een ansichtkaart die in augustus 1955 is uitgegeven door Hotel Blok, telefoon 05219-456.
Diverse Deeverse verzamelaars zijn in het bezit van een exemplaar van deze ansichtkaart.
Van deze ansichtkaart is ook een herdruk bekend uit juni 1959.
Deze kaart is dus veel verstuurd. Blijkbaar hadden toen lang onderweg zijnde handelsreizigers en vrachtvervoerders tijdens een eet- en drinkpauze in café-restaurant Blok even de tijd een kaartje met een berichtje naar huis te sturen. Hotel-café-restaurant Blok stond in 1955 aan de drukst bereden route tussen Meppel en Assen; de autosnelweg A28 tussen Meppel en Assen bestond toen nog niet.
Op de bij tegenlicht gemaakte kleurenfoto, die de redactie van ut Deevers Archief op 21 november 2014 om ongeveer twee uur in de middag heeft gemaakt, is een enigszins ander beeld te zien.

Posted in An de Deeverbrogge, Ansigtkoate, de Voat, Hotel Blok | Leave a comment

Sukersakkie van Hotel Blok – TT Assen – 29 juni 1957

De klanten van het hotel-café-restaurant van Johan Blok an de Deeverbrogg kregen in 1957 bij hun kopje koffie of kopje thee ter gelegenheid van de motorracewedstrijden op het oude TT-circuit bij Assen op 29 juni 1957 een tijdlang -zolang de voorraad strekte- suiker in een zakje met rode opdruk: 29 juni 1957, TT, Hotel Blok, Dieverbug (Dr), aan de weg Assen-Meppel, telefoon 05219-456.
In die tijd -de autosnelweg A28 bestond nog niet- gingen veel inwoners uut de gemiente Deever in de namiddag na afloop van de TT hen de Gowe, hen de Deeverbrogge, hen de Oll’ndeeversebrogge of hen de Wittelerbrogge om -stinkende en schadelijke uitlaatgassen trotserend- naar de zeer vele voorbij komende motoren te kijken.

Posted in An de Deeverbrogge, Hotel Blok, Sukersakkie | Leave a comment

Stroatveger Jan Jurjen de Boer stopt ur mit

In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van woensdag 1 november 1972 verscheen het volgende artikel over de pensionering van gemientewaarker Jan Jurjen de Boer uut de Kloasterstroate in Deever.

Straatveger de Boer stopt ermee
Laten ze er in Diever nu geen smeerboel van maken
Diever. De heer J. de Boer, straatveger van de gemeente Diever heeft maandagavond in café Centrum afscheid van het gemeentepersoneel genomen. Iedere zaterdagmorgen en in de week veegde Jan Jurjen de Boer de straten in het dorp Diever. Het vegen van de straten op zaterdagmorgen was een traditie, die niet zal terugkomen. De opvolger van de oude veger zal in het vervolg de straten alleen door de week vegen.
De heer de Boer is in al die jaren een bekend figuur in het dorp geworden. De Boer heeft het straatvegen in de gemeente bijna 25 jaar gedaan. Iedere morgen trok hij er met zijn karretje op uit, om de route van die dag af te leggen. Zaterdagmorgens werd hij wel door de inwoners geholpen, want dan veegde men het vuil op hoopjes en dan behoefde hij het alleen maar in de kar te doen. Ook had hij dan altijd een vast adres om koffie te drinken.
Onprettig
Trouwens, ook onprettige werkzaamheden, zoals het schoonhouden van de kadaverbakken werden hem niet bespaard. Daarnaast was hij de rattenvanger van de gemeente. Met het met pensioen gaan van de heer J.J. de Boer verdwijnt een bekend en moeilijk te vergeten figuur uit het dorp.
Receptie
Tijdens de afscheidsreceptie voerde J.C. Meyboom, burgemeester van Diever als eerste het woord. Daarna sprak de heer K.T. de Vries als voorzitter van de personeelsvereniging Diever. Hij bood namens het personeel een vuilniswagentje op schaal aan. Het vuilniswagentje werd gemaakt door plaatsgenoot K. Kleine.
Door beide sprekers werd de heer de Boer geschetst als een man die men in de gemeente niet gauw zal vergeten, want alle werkzaamheden die hem werden opgedragen heeft hij met volle overgave gedaan.
Namens de motorclub sprak de heer Snoeken, die de heer de Boer een gouden dasspeld aanbood, terwijl mevrouw de Boer een zilveren kandelaar kreeg.
De heer de Boer sprak aan het einde een dankwoord, waarin hij ook het personeel van de gemeente-secretarie betrok. ‘Ik heb altijd prettig samengewerkt’, zei hij onder meer.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie kwam bij het digitaliseren (scannen) van dozen vol met oude krantenknipsels bijgaand afgebeeld bericht over dorpsfiguur Jan Jurjen de Boer tegen. 

Dorpsfiguur Jan Jurjen de Boer heeft in zijn vrije tijd ook mooi toneel gespeeld in het openluchttheater. Jan Jurjen de Boer begon ooit als kapper. In Diever heeft hij als een soort van hobby en om een beetje bij te verdienen nog lange tijd in zijn vrije tijd een aantal voornamelijk wat oudere mannen het haar geknipt.
De in de Lemmer in Friesland opgegroeide Jan Jurjen de Boer (geboren op 30 oktober 1907 in de Lemmer, overleden op 24 oktober 1992 in Assen) en zijn vrouw Grietje Sinnema (geboren op 28 mei 1911 in de Lemmer, overleden op 26 november 1999 in Assen) liggen begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg in Deever.

Posted in Alle Deeversen, Deever, Dorpsfiguur, Gemiente Deever, Klaas Kleine | Leave a comment

De messies saat’n wel hiel lös in de büse

In de Leeuwarder Courant van 6 september 1883 verscheen het volgende bericht over een groote onenigheid tussen de jeugd van Deever en Dwingel op de Deeverse kermis.

Makkinga, 4 september.
Tusschen de jongelingschap van Diever en Dwingelo bestaat sedert de Dieversche kermis groote twist. Op dien dag namelijk werden de kermisbezoekers uit Dwingelo door de Dieversche jongelingen letterlijk bij klaarlichten dag naar huis gejaagd. Die van Dwingelo besloten wraak te nemen, en alle jongelieden aldaar werden bij geheimen brief uitgenoodigd om Zondag daar aan volgend, te acht uur, op den Brink zamen te komen en een togt naar Diever te maken, natuurlijk niet met edele bedoelingen. Aan die uitnoodiging werd door plusminus honderd man gevolg gegeven, waarvan sommige met pistolen gewapend, en onder ’t zingen van krijgshaftige (?) liederen ging ’t op Diever los.
De Burgemeester van Dwingelo, van de zaak bewust en wonende te Dieverbrug, posteerde zich met eenige veldwachters vóór zijne woning, en toen de troep, onder het lossen van eenige schoten, de gemeente Diever zou betreden, trad de burgervader voor de bende en kommandeerde: ‘Retireren !’
Dank zij de doortastende maatregelen van dien ambtenaar en de omstandigheid dat de troep nog niet te veel aan Bacchus gewijd had, werd de terugtogt aangenomen. Echter de dappere (?) Dwingelo’ster jonkheid heeft nu aan de inwoners van Dwingelo eene andere proclamatie uitgevaardigd, namelijk: Niet van Dieversche ingezetenen te koopen, en dat, wordt deze bepaling overtreden, met het inwerpen der glasruiten van den overtreder zal worden bestraft.
En die laatste bedreiging schijnt te helpen; althans de bakkers en andere neringdoenden uit Diever verkoopen nu in Dwingelo niets en worden door die dapperen (?) met steenen begroet. Een kuiper met eenige vaatjes moest door de laagheden dier bengels den terugtogt aannemen.
Ook Diever had zich op den voorgenomen togt voorbereid; men verzekert ons, dat op dien dag vele geladen pistolen aan de wand hingen.
’t Is te hopen, dat de belhamels van weerszijden eens kennis maken met het pakhuis van Themis, want zulke daden moeten bestraft worden.

In het Algemeen Handelsblad van 31 oktober 1883 verscheen het volgende korte bericht.

Ter gelegenheid der jaarmarkt te Diever is een persoon, terwijl hij buiten de herberg was, door anderen aangegrepen en zóódanig in ’t aangezicht gesneden, dat hij bijna onherkenbaar was. Bovendien werden de jassen van een tiental personen op verschillende plaatsen aan stukken gesneden. Van een en ander is proces-verbaal opgemaakt.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Op de Deeverse jaarmarkten met kermis werd natuurlijk stevig gedronken en was er voor de jeugd uit de toen nog gesloten dorpsgemeenschappen altijd wel een aanleiding om met elkaar op de vuist te gaan, bijvoorbeeld de omgang met een mooi meisje uit een ander dorp.
De aanleiding van de hier beschreven twist moet echter wel heel ernstig zijn geweest, in het artikel in de Leeuwarder Courant wordt daar geen aandacht aan besteed. De verslaggever wil de belhamels in het pakhuis van Themis (de gevangenis) opsluiten.
Wellicht heeft de twist te maken met het bericht in het Algemeen Handelsblad van 31 oktober 1883.
De messies saat’n wel hiel lös in de büse.

Abracadabra-443

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Abracadabra-444

 

Posted in Deever, Joarmaarkt | Leave a comment

De greinse löp wat aans in de kaarspel Deever

In de Nieuwe Drentsche Volksalmanak 1905, bladzijden 22 tot en met 39, verscheen het artikel ‘Het voormalige kerspel Diever en de latere grensveranderingen’ van burgemeester H. G. van Os van de gemeente Diever

Bij de mededeling van de oorspronkelijke uitgestrektheid van het kerspel Diever heb ik gemeend niet verder te moeten teruggaan dan tot het begin der 15de eeuw, omdat gegevens omtrent de vroegere indeling van Drenthe in kerspelen nagenoeg ontbreken en ongeveer op dat tijdstip in de oude Landschap ene gewijzigde orde van zaken intrad, welke gedurende de volgende vier eeuwen in hoofdzaak onveranderd bleef. Immers eerst na den afstand van Drenthe door Reynold van Coevorden aan de Utrechtsen bisschop Frederik van Blankenheim in 1395, werd door laatstgenoemde een meer geregeld bestuur in Drenthe ingesteld en het is dan ook van omstreeks deze tijd, dat enigszins betrouwbare inlichtingen, vooral ook aangaande het burgerlijk bestuur in de kerspelen, tot ons zijn gekomen en de benaming kerspel een scherper omlijnde betekenis kreeg.

Deze betekenis van een tweeledige: de indeling in kerspelen betrof zowel het werkelijk als het kerkelijk machtsgebied, zodat men sedert genoemde afstand in de regel in elk kerspel een schulte en een pastoor aantrof.

De oudst bekende volledige opgaaf van de Drentse kerspelen vindt men in een handschrift van omstreeks het jaar 1435, medegedeeld in den Nieuwe Volksalmanak van 1904, bladzijde 182, waarin Diever voorkomt als ‘Deueren’. Uit de vermelding van de namen van de overige kerspelen is na te gaan, dat het kerspel Diever ten Noorden en Noord-Oosten begrensd werd door het kerspel Beilen, ten Oosten door Dwingelo, ten Zuiden door Westerhessel en Wapserveen en ten Westen door Vledder. Overigens grensde het noordelijk aan Friesland (Stellingwerf).

Men zal tegenwoordig deze grenzen niet overal met even grote juistheid kunnen aanwijzen, onder andere op die plaatsen, waar vroeger uitgestrekte onbewoonde heidevelden, moerassen of venen werden aangetroffen; nauwkeuriger echter waar een riviertje of stroom een natuurlijke grens vormde. En daar dergelijke natuurlijke grenzen tussen de tegenwoordige burgerlijke gemeente en de meeste der omliggende gemeenten, in de opgaaf van 1435 reeds als kerspelen voorkomende (de gemeente Havelte als gevormd uit de kerspelen Westerhessel en Wapserveen), bijna overal aanwezig zijn, mag men, ook gelet op de benamingen en grenzen der marken, velden, maden enzovoort van de verschillende buurtschappen en kluften, die natuurlijke grensscheiding veilig aannemen als de grens van het oude kerspel Diever, behoudens de plaats gehad hebbende grensveranderingen, waaromtrent echter voldoende zekerheid bestaat. Deze grenzen waren: de Oude of Beilerstroom tegen het kerspel Dwingelo, de Wapserveensche Aa tegen het kerspel Wapserveen, de Vledder Aa tegen het kerspel Vledder.

De grens tegen het kerspel Westerhessel vormde waarschijnlijk een moeras ter plaatse van het tegenwoordige gehucht ‘het Moer’, dat daaraan blijkbaar zijn naam heeft ontleend (voetnoot 1), terwijl in het Noorden en Noord-Oosten uitgestrekte moerassen en venen werden aangetroffen tussen het kerspel Diever aan de ene zijde, Friesland en het kerspel Beilen aan de andere zijde. Juist terwijl deze streek niet bewoond was, zal het vergeefse moeite zijn, na te sporen, hoever in die tijden het kerspil zich in deze richting uitstrekte. Van ene eigenlijke grenslijn zal wel geen sprake zijn geweest. Eerst later, toen de venen vergraven en de gronden dientengevolge productief gemaakt werden, zal de grens der onder de verschillende kerspelen gelegen marken, als gevolg van het op de voorgrond tredend eigenbelang van de wederzijdse deelgerechtigden, door deze zijn vastgesteld. En deze markegrenzen, welke ook thans nog wel zijn aan te wijzen, werden alzo tevens de grenzen tussen de kerspelen, van welke die marken deel uitmaakten.

Op het tijdstip, waarmede deze verandering begint, bestond het kerspel Diever, behalve uit het dorp Diever (in ene acte van 1181 of 1182 reeds voorkomende als Devere), uit de buurtschappen of gehuchten Kalteren (in 1209 of 1210 Calthorne), Oldendiever (in een register van de jaren 1298-1304 Oldendene, waarschijnlijk een schrijffout voor Oldendever), Wittelte (21 mei 1040 Withelte), Wapse (5 februari 1384), Leggelo (in 1207 of 1208 Leggelo) en Eemster (in 1210 of 1211 Hemsere) (voetnoot 2). Enige kleinere gehuchten schijnen eerst later te zijn ontstaan, zoals Krommevoort (reeds in 1633 bekend), Wateren (in de 17e eeuw bekend als Achter- en Voor-Wateren, terwijl de benaming Klein-Wateren voor ’t eerst in 1761 voorkomt), ’t Moer in 1683, de Brugge of Dieverbruggge in 1685, de Voshaar in 1737, de Geeuwenbrug in 1768 en de Haart in 1772 (voetnoot 3).

Magnin (voetnoot 4) vermeldt nog, dat na de 14e eeuw Lhee onder ’t kerspel Diever heeft gehoord. Ik heb niet kunnen ontdekken, waarop deze mening gegrond is en ben geneigd aan een onwillekeurige vergissing bij die schrijver te denken. Volgens die mening zou Dwingelo, dat toen reeds een afzonderlijk kerspil vormde, behalve aan den kant van Ruinen geheel door ’t kerspel Diever zijn ingesloten geweest, terwijl Lheebroek, dat steeds een deel van Dwingelo heeft uitgemaakt, een enclave zou hebben gevormd. Een en ander komt mij zeer onwaarschijnlijk voor en ook bij overlevering is van een vereniging van Lhee met het kerspel Diever niets bekend.

De enige malen uitgesproken mening, dat Wapserveen nog geruime tijd, althans nog in de 15de eeuw, onder Diever heeft behoord, zal wel op een dwaling berusten. Volgens Romein (voetnoot 4) en waarschijnlijk in navolging daarvan de Nieuwe Drentse Volksalmanak van 1902, bladzijde 73, zou het in 1461 kerkelijk van Diever zijn afgescheiden, terwijl op laatstgenoemde plaats nog vermeld wordt, dat er toen eveneens een schulte werd aangesteld en de schrijver blijkens de bewoordingen wil te kennen geven, dat Wapserveen voor ‘t eerst sedert dat jaar zowel in ’t burgerlijke als in ’t kerkelijke een afzonderlijk kerspel uitmaakte, in overeenstemming met de stelling onder andere bij Magnin (voetnoot 4). Dat dit niet het geval geweest is, mag blijken uit een open brief van het jaar 1285 (voetnoot 4), waarin van de kerk aldaar reeds als van een parochiekerk wordt melding gemaakt, alsook uit de lijst der kerspelen van 1435, waarop Wapserveen eveneens reeds als zodanig voorkomt.

Wel is het aan te nemen, dat Wapserveen in vroegere tijd met Diever en de omgelegen buurtschappen een kerspil vormde. Niet alleen de naam, in verband met die van de buurtschap Wapse onder Diever, maakt dit zeer waarschijnlijk, doch ook de omstandigheid, dat Wapserveen, sedert het een afzonderlijk kerspel werd, meest met Diever tot een schultambt verenigd was. Tot dusver heeft men alleen in de jaren 1461, 1469 en 1480 (voetnoot 4) afzonderlijke schulte van Wapserveen aangetroffen; overigens was de schulte van Diever tevens schulte van Wapserveen, althans van 1595 tot 14 april 1795, toen laatstgenoemd kerspel bij besluit van de Representanten van het volk van Drenthe in ’t burgerlijke bij Havelte werd gevoegd.

Een eigenaardige illustratie van de verhouding tussen de kerspelen Diever en Wapserveen (misschien wel een uitvloeisel van de vroegere afscheiding), leverde de sinds onheugelijke tijden bestaande gewoonte, dat de schulte van Diever van elk erf te Wapserveen een voer turf genoot, waartegenover de schulte om het andere jaar twee tonnen bier placht te geven.

Bij een contract van 17 juni 1768 (voetnoot 6) werd tussen de schulte L. Nysingh en de carspellieden van Wapserveen tot onderling gemak en gerief overeengekomen, dat de carspellieden, zolang de heer Nysingh schulte zou zijn, in plaats van turf voor elk voer zouden betalen 14 stuivers, terwijl de schulte vrij zou zijn van het geven van bier. Er waren toen te Wapserveen 59 of 60 erven.

Behalve Wapserveen, schijnt ook Vledder enige tijd met het kerspel Diever in het burgerlijke te zijn verenigd geweest. Met zou dit kunnen opmaken uit een ordel van de Etstoel, in 1454 te Rolde gewezen, aldus aanvangende: “Soe iss gewiset tusschen den Drost unde den Kasspil van Deueren unde Vledderen…”. Deze vereniging is dan echter slechts zeer tijdelijk geweest, want op de lijst van 1435 komt Vledder als een afzonderlijk kerspel voor, in 1595 weer, terwijl het korte tijd daarna dezelfde schulte had als Havelte. Wellicht dat dus een enkele schulte van Diever tevens schulte van Vledder was, evenals later Hendrik van Barneveld, bijgenaamd Magere Hein, sedert 1530 tegelijkertijd schulte was van Meppel en Diever en Arent Dannenberg in 1737 en 1738 tegelijkertijd van Diever en Hoogersmilde.

In de loop der jaren is de grens van het kerspel Diever, zoals die hierboven is aangegeven als te zijn geweest in het begin van de 15de eeuw, meermalen gewijzigd door de afscheiding van enkele buurtschappen. Deze afscheiding betrof nu eens het wereldlijk, dan weder het kerkelijk gebied, doch nimmer het een en ander tegelijk.

De eerste afscheiding had plaats in 1633 en betrof de uitgestrekte hoge venen in het Noorden en Noord-Oosten van het kerspel onder de marken Diever en Leggeloo, tot de vervening waarvan in 1612 octrooi was verleend. In 1625 waren de meeste gronden reeds van veen ontbloot en ontgonnen, terwijl zich daar inmiddels een kolonie gevormd had, de Hoogersmilde genoemd. Bij een acte van 19 februari 1633 werden door Ridderschap en Eigenerfden ten behoeve van Adriaan Pauw, Ridder, Heer van Heemstede, Raadpensionaris van Holland en Westfriesland, deze venen, genaamd de Dieverder en Leggelder Smilder venen ‘beginnende t’eydens de Crommevoerder veenen (voetnoot 7), streckende opwaerts aen tot aen Hycker- ende andere Marcken ende tot aen de Vriesche Custen respective’ tot een Heerlijkheid verheven onder de naam van ‘de Heerlickheyt van Hooger-Smilde’. Dientengevolge kreeg Hoogersmilde een eigen schulte; een enkele maal was de schulte van Diever tevens schulte van de Heerlijkheid (voetnoot 8).

Kerkelijk bleef ze onder Diever ressorteren en ook de armenzorg, destijds uitsluitend een zaak van de diaconie, bleef aanvankelijk op de oude voet bestendigd. Op de duur gaf dit laatste echter aanleiding tot bezwaren en onenigheden, welke bij de Ridderschap en Eigenerfden werden aanhangig gemaakt. Een notitie in een oud kerkelijk register (voetnoot 6) leert ons de uitslag. Op 22 maart 1711 werd namelijk de kerk te Diever afgekondigd, dat ingevolge sententie van Ridderschap en Eigenerfden, op de laatstgehouden landdag genomen, de diakenen van het kerspil Diever ‘van alle gemeynschap met de Smildinger armen of armcassa ten enemaal aftreden en niet voornemens sijn eenich support an deselve te verlienen. Noch oock van haar armpenningen te profiteeren en dat diensvolgens de Smildinger haar armgeld en almosen separaat sullen konnen manieren, distribueren end imployeren so als sullen goedvinden’. Doch hiermee was het geschil niet uit de weg geruimd, want daarna vinden wij de zaak voor de Etstoel gebracht. Bij een uitspraak van 6 juni 1714 (voetnoot 9) van Gecommitteerden namens de Etstoel werd, na verhoor van diakenen en volmachten van Diever en Smilde, een minnelijke overeenkomst tot stand gebracht, in hoofdzaak hierop neerkomende, dat het armoortjesgeld (voetnoot 10) van de verpachtingen en de opbrengst van de bussen, in de herbergen hangende, door elke diaconie op haar eigen gebied zou worden genoten; evenzo hetgeen in het bekken op het kerkhof te Diever gegeven werd bij de begrafenissen van doden uit het kerspil Diever en uit Smilde. Daarentegen zou de opbrengst  der collecten in de kerk te Diever voor 9/10 aan Diever, voor het overige 1/10 gedeelte aan de Smilder diaconie komen en zouden in dezelfde verhouding de rente en huur van de armengoederen verdeeld worden, uitgezonderd de goederen, welke reeds voor de stichting van Hoogersmilde aanwezig waren en waarvan de opbrengst geheel aan de diaconie van Diever verbleef.

Zoals gezegd , bleef Hoogersmilde kerkelijk onder Diever behoren en het is vrij nauwkeurig na te gaan, hoever zich destijds het gebied van de kerk te Diever noordelijk uitstrekte. Deze grens moet worden aangenomen ongeveer ter plaatse, waar zich tegenwoordig de Leembrug over de Drentse Hoofdvaart bevindt. In de oude doopboeken immers ziet men, dat herhaaldelijk personen van den- achter den- of tegenover de Wolvenberg (gelegen in de nabijheid van de vervening van het Oranjekanaal met de Drentse Hoofdvaart) hun kinderen in de kerk te Diever lieten dopen.

Een grote verandering bracht de vereniging van het Koninkrijk Holland met het Franse Keizerrijk, bij Keizerlijk decreet van 9 juli 1810 en de daarop gevolge verdeling in departementen, arrondissementen, kantons en gemeenten, definitief omschreven bij decreet van 21 oktober 1811, ten opzichte van Diever teweeg.

Werd bij deze verdeling Vledder met Diever tot een commune verenigd, de welvarende buurtschappen Eemster en Leggeloo werden van Diever afgescheiden en in het burgerlijke bij Dwingelo gevoegd. Bij deze afscheiding wens ik enigszins uitvoeriger stil te staan, omdat ze – en vooral de daaruit gevolgde kerkelijke afscheiding – op hevig verzet van de zijde van de belanghebbenden stuitte en vooral ook omdat, zonderling genoeg, noch Magnin in zijn overigens zo volledig ‘Overzicht van de Kerkelijke Geschiedenis van Drenthe’, noch Romein in ‘de Hervormde Predikanten van Drenthe’ hiervan met een enkel woord gewag maken.

De beweegreden voor deze afscheiding schijnt minder te moeten worden gezocht in de wens om de ingezetenen van deze buurtschappen welgevallig te zijn, dan wel om het zielental van Dwingelo tot een behoorlijk cijfer op te voeren; van een andere overweging is mij althans niet gebleken. In Diever schreef men de afscheiding toe aan kuiperijen van de zijde van Dwingelo, gegrond als men ze noemde op willekeurigheid, misverstand, overijling of persoonlijke berekeningen. In elk geval is het duidelijk, dat daarbij geen rekening is gehouden met de wensen van de bevolking van de beide buurtschappen, die op ondubbelzinnige wijze blijk gaf van haar tegenzin tegen deze verandering.

In Dwingelo daarentegen heeft men zich gemakkelijker bij het geval neergelegd en haastte men zich de nieuwe gemeentenaren ook de voorrechten van een kerkelijke vereniging te doen deelachtig worden. Reeds in november 1811 richtte de maire van Dwingelo een verzoek tot de prefect van het departement van de Wester-Eems, om de beide buurtschappen thans ook in de geestelijke onder Dwingelo te doen ressorteren. Dit verzoek werd in dier voege toegestaan, dat bij besluit van de perfect van 16 december daar aan volgende, no. 15, werd verklaard, dat met ingang van 1 januari 1812 Eemster en Leggelo ten aanzien van het kerkelijk zouden gehouden worden tot de mairie van Dwingelo te behoren ’tenzij daartegen gegronde inconvenienten mogten militeeren, dewelke existerende, door den onderprefekt opgegeven en ter kennisse van den prefekt moeten gebragt worden.’

Niettegenstaande de laatste zinsnede van deze beschikking, die door de onderprefect in het arrondissement Assen ook aan de maire van Diever werd gezonden en die als ’t ware een uitnodiging was aan belanghebbenden om met hun bezwaren voor de dag te komen, bleef men van die zijde aanvankelijk stilzitten. De maire van Dwingelo schijnt daaruit niet zonder reden te hebben afgeleid, dat er geen ‘inconvenienten’ aanwezig waren, waarom hij de vrijheid nam om op de 7 mei 1812 in de kerk te doen afkondigen, dat sedert 1 januari van dat jaar Eemster en Leggelo kerkelijk met Dwingelo verenigd waren.

Deze mededeling was wel in staat, de belanghebbenden op onzachte wijze uit de slaap te wekken. Reeds de 16 mei daarop volgende werd een adres, door een aanzienlijk getal inwoners van Eemster en Leggelo en leden van het Hervormde kerkgenootschap te Diever ondertekend, ingezonden, waarbij zij te kennen gaven ‘niets hartelijker te verlangen dan met de gemeente Diever op de oude voet verknocht te blijven en wel op grond van een door de tijd diep ingewortelde en door niets te wraken gehechtheid aan een gemeente, in welke kring hun voorvaderen sedert onheugelijke jaren en zijzelf de zegeningen van de godsdienst genoten hebben, alsmede op grond van de nadelen, die door de voorgenoemde afscheidingen bedreigen’.

Nu ook achtte de maire van Diever de tijd gekomen om te voldoen aan de aanschrijving van de onderprefect te Assen van 23 december van het vorige jaar, om ten spoedigste te rapporteren ten aanzien van de inconvenienten, die bij hem tegen het besluit van de prefect mochten aanwezig zijn. En nu worden wij bekend gemaakt met tal van bezwaren, sommige wel wat al te breed uitgemeten, andere daarentegen volstrekt niet denkbeeldig, uit welke opsomming blijkt, dat men het ook destijds reeds een goede gewoonte achtte, de meest afdoende argumenten tot het laatst te bewaren.

In de eerste plaats dan zouden de ingezetenen van Diever voor de afscheiding in de onmogelijkheid worden gebracht, hun kerkgebouw en aanhoren naar eis te onderhouden. Deze kerk zou veel te groot worden en die van Dwingelo te klein voor de vermeerderde bevolking. Verder hadden de bewoners van Eemster en Leggelo te Diever in de nabijheid van de kerk sedert jaren bij hun oude vrienden en bloedverwanten, met wie zij – zowel als deze met hen – de broederlijke gemeenschap wensten te onderhouden, een zogenaamde ‘vrije intrek’, waar zij bij slecht weer, te vroege aankomst en tot verblijf tussen de kerkdiensten kosteloos vertoefden en verfrissing vonden, hetgeen zij te Dwingelo misten en zich dus tegen betaling moesten verschaffen. Te Diever hadden zij merendeels in de kerk hun vaste zitplaatsen en eigen voorouderlijke graven; hier waren zij gedoopt en in de echt verbonden, hier stonden ook hun familie van de oudste tijden er in de kerkelijke registers opgetekend en hadden zij van hun jeugd af het godsdienstonderwijs genoten, zodat een onlaakbare vooringenomenheid en van hun kindsheid af aan de plaats, medelidmaten en leraar verbond. Bovendien viel hun de uitoefening van de eredienst te Diever gemakkelijker, terwijl de weg daarheen korter en te allen tijde te voet en per rijtuig begaanbaar was, terwijl die naar Dwingelo, vooral in de winter wanneer de Oude stroom buiten zijn oevers was getreden, veelal onbruikbaar was, bepaaldelijk voor voetgangers. Het slotargument, dat naar de mening van adressanten moest beslissen, was, dat zij voor hun aandeel wettige eigenaars waren van de kerk en pastorie te Diever van welke eigendom zij door de afscheiding verstoken zouden worden, terwijl hun aandeel in de lasten voor rekening van de Dieverse leden zou komen.

De zaak schijnt daarna geruime tijd hangende te zijn gebleven, waarschijnlijk een gevolg van de algemene toestand van het land, welke in het volgende jaar tot de val van het Franse Keizerrijk en de herstelling van onze onafhankelijkheid leidde. Wel opmerkelijk is het, dat juist tussen januari 1812 en juli 1813 geen enkel kind uit Eemster of Leggelo te Diever is gedoopt, later wel weer.

Uit een in mijn bezit gekomen ontwerpadres van ingezeten uit Eemster en Leggelo blijkt, dat men nu de tijd gekomen achtte om opnieuw, ditmaal bij de Staten van de Landschap Drenthe, aan te dringen op een hereniging met Diever, waartoe de op handen zijnde reorganisatie van het inwendig bestuur een ongezochte gelegenheid aanbood. Dit verzoek betrof zowel de burgerlijke als de kerkelijke indeling, zodat wij, behalve de reeds vroeger gebezigde argumenten, daarin ook de bezwaren tegen de politieke afscheiding aantreffen.

Vooropstellende, dat van de oudste tijden er de Oude stroom de natuurlijke grens was geweest tussen de kerspelen Diever en Dwingelo, betoogde men, dat door de afscheiding de evenredigheid tussen bouwland, heide en zandgrond met hooi- en weilanden in eenmaal verbroken werd, daar bijna al het groenland van de gemeente onder de afgescheiden buurtschappen gelegen was. Dientengevolge zou de gemeente niet bestand zijn tegen de aanmerkelijke quota’s en aanslagen, inzonderheid van de grondbelasting, welke over de zo weinig opleverende overgebleven gronden moest worden verdeeld. Talloze onenigheden zouden hieruit voortvloeien, daar de grondeigendommen wederzijds zodanig door elkander waren gelegen, dat dit alleen reeds de afscheiding als geheel absurd en als zonder kennis van zaken tot stand gebracht moest doen voorkomen. Ook had door de afscheiding het traktement van de schoolmeester te Diever een aanmerkelijke vermindering ondergaan, terwijl deze functionaris toch mede door adressanten was beroepen, welke verbintenis zij voor hun aandeel thans verhinderd waren na te komen (voetnoot 11). Ten slotte gaven zij hun vast voornemen te kennen, niettegenstaande alle politie betrekkingen, bij voortduring van het kerkgebouw te Diever gebruik te zullen maken en tot het onderhoud van kerk en eredienst aldaar te blijven bijdragen, wat toch wel niemand hun zou kunnen beletten. Ook hun liefdegaven ten bate van de diaconie zouden zij te Diever blijven besteden.

Deze poging heeft evenmin het gewenst gevolg gehad. In het burgerlijke bleven Eemster en Leggelo met Dwingelo verenigd, terwijl Diever en Vledder afzonderlijke gemeenten werden.

Op 15 juli 1817 heeft de commissaris-generaal, provisioneel belast met de zaken van de Nederlands Hervormde kerk enzovoort, Eemster en Leggelo kerkelijk van Diever afgescheiden en met Dwingelo verenigd. Bij Koninklijk Besluit van 12 september 1823, no. 103, werd die afscheiding definitief tot stand gebracht.

De bedreiging, dat de ingezetenen van de buurtschappen niettegenstaande de burgerlijke afscheiding toch te Diever de bevrediging van hun godsdienstige behoeften zouden blijven zoeken, is niet lang volgehouden. Werden in de eerste jaren na 1823 hun kinderen nog op de oude voet te Diever gedoopt, spoedig verminderde dit, om in 1830 geheel op te houden. Reeds sedert 1814 waren uit Leggelo, sedert 1816 uit Eemster geen nieuwe lidmaten meer te Diever aangenomen. Enkele families daarentegen bleven nog een 30-tal jaren te Diever naar de kerk gaan.

Nog tweemaal moest de kerk te Diever een deel van haar gebied afstaan.
De eerste maal was dit een gevolg van de kolonisatie der buurtschappen Wateren door de Maatschappij van Weldadigheid, die daar een opvoedingsgesticht vestigde. Bij beschikking van de Minister voor de zaken van de Hervormde eredienst enzovoort van 17 april 1834, no. 3, werden de godsdienstige belangen der Protestantse kwekelingen van het opvoedingsgesticht te Wateren en van de Protestantse bewoners van de te Groot-Wateren gelegen woningen aanbevolen aan de predikant te Vledder. Nadat in 1860, dus een jaar nadat de bedelaarsgestichten te Ommerschans en Veenhuizen door het Rijk van de Maatschappij van Weldadigheid waren overgenomen, alle bezittingen van de Maatschappij te Wateren, de kweekschool daaronder begrepen, in openbare veiling waren verkocht en in handen aan bijzondere personen overgegaan, werd bij besluit van dezelfde Minister van 7 maart 1862, no. 8, op een adres van het Classicaal bestuur van Meppel vorenbedoelde beschikking van 1834 ingetrokken, zodat sedert dat jaar geheel Wateren weer kerkelijk onder Diever behoort.
De laatste afscheiding betrof de voormalige Heerlijkheid Hoogersmilde, in 1633 reeds in het burgerlijke van Diever gescheiden. Met het oog op de verre afstand ligt het voor de hand, dat het voor de bewoners op de duur een groot ongerief was, hun godsdienstplichten te Diever blijven te vervullen. Een deel van hen bezocht dan ook reeds sedert jaren de op 17 februari 1788 ingewijde nieuwe kerk te Kloosterveen. Op verzoek van de Hervormde ingezetenen van Hoogersmilde werd hun bij Koninklijk Besluit van 23 maart 1844, no. 70, toegezegd, dat zij van Diever zouden worden afgescheiden en een afzonderlijke kerkelijke gemeente uitmaken, indien zonder bezwaar van ’s lands kas aldaar een geschikt kerkgebouw met predikantswoning werd gebouwd. De kerk te Diever zou alle kerkelijke bezittingen behouden, de ingezetenen van Hoogersmilde zouden daarentegen worden vrijgesteld van de kerkelijke omslag te Diever, in te gaan op 1 januari na het jaar waarin de nieuwe kerk zou zijn ingewijd. Deze inwijding had plaats op 26 december 1844, zodat op 1 januari 1845 ook deze afscheiding haar beslag kreeg.

Volledigheidshalve werd nog vermeld, dat te Wateren, waar voor de afscheiding van de Maatschappij van Weldadigheid door de Rooms Katholieke bewoners gebruik werd gemaakt van de Rooms Katholieke kerk te Frederiksoord. (rectoraat onder de parochie Steenwijkerwold), zich vooral sedert het jaar 1880 meer Rooms Katholieke gezinnen vestigden, zodat zich langzamerhand de behoefte aan een eigen kerk deed gevoelen. In 1883, toen het getal van de gezinnen 9 bedroeg met 50 gezinsleden, richtte de Vikaris Kapitulair van het Aartsbisdom Utrecht tot de Minister van Financiën het verzoek om ten behoeve van de pastoor een te Wateren op te richten parochie een rijksjaarwedde, benevens een subsidie voor de bouw van een kerk, toe te kennen. Niettegenstaande dit verzoek, met het oog op de weinig talrijke nederzetting, werd afgewezen, werd bij beschikking van de Aartsbisschop van Utrecht van 3 september 1884 met ingang van 18 september daaropvolgende te Wateren een kerkelijke parochie opgericht onder de bescherming van de H. Andreas.

Voetnoten:
1)
Van de vroegste tijden af, dat deze naam in oude stukken voorkomt, werd de bevolking van dit gehucht steeds aangeduid als wonende “op het Moer”.
2)
Deze oorkonden zijn te vinden in het Oorkondenboek van Groningen en Drenthe onder de nrs. 39, 48, 199, 19, 726, 44 en 49.
3)
Deze jaartallen zijn geput uit de oude kerkelijke doopboeken, aanwezig op het gemeentearchief te Diever, beginnende op het jaar 1676.
4)
Magnin. Overzicht der Kerkelijke Geschiedenis van Drenthe, bladzijde 141.
5)
De Hervormde Predikanten van Drenthe.
6)
In het gemeentearchief van Diever.
7)
In de nabijheid van de Geeuwenbrug.
8)
Zie de Nieuwe Drentse Volksalmanak van 1902, bladzijde 197.
9)
Kopie in het “Protocol aangaande de administratie der armen wegens de Hooger Smilde”, in het gemeentearchief te Smilde.
10)
Een vierde gedeelte, namelijk een oortje (2 duiten of 4 penningen) van elke stuiver, welke van elke gulden op de pachtsommen der Generale Middelen ten laste van de pachters werd geheven.
11)
Dat Eemster en Leggeloo inderdaad het welvarendste deel van het kerspil Diever hebben uitgemaakt, mag blijken uit de volgende lijst van zuivere bezittingen (daaronder begrepen de gekapitaliseerde waarde van revenuen van ambten, bedieningen en beneficiën) van de ingezeten, welke tot een bedrag van minstens 100 gulden gegoed waren. Deze lijst strekte ten behoeve der heffing van den 100sten penning, ingevolge resolutie van de representanten van het Drentse volk van 11 oktober 1796.
Diever                 83 huizen     201515,– gulden
Oldendiever        19 huizen       38525,– gulden
Kalteren                3 huizen           400,– gulden
Wateren                6 huizen         5400,– gulden
Wittelte               12 huizen       32050,– gulden
’t Moer                  4 huizen         1450,– gulden
Wapse                36 huizen       61990,– gulden
Leggeloo            22 huizen       79550,– gulden
Eemster              25 huizen       57635,– gulden

Posted in Deever, Kaarke an de brink, Kalter’n, Kerspel Diever, Oll'ndeever, ut Moer, Wapse, Wittelte, Woater’n | Leave a comment

Een steenen potje met tien oude muntstukken

In de Provinciale Drentsche en Asser Courant verscheen op 4 december 1928 het volgende belangwekkende bericht over de vondst van oude munten in een weiland op Kalteren.

Oude munten gevonden
Terwijl een zoon van den landbouwer Seinen met een knecht op het weiland te Kalteren bezig was met graafwerk, deden ze een merkwaardige vondst. Reeds eenige malen waren op dit land voorwerpen gevonden, welke er op duidden dat daar vroeger een woning had gestaan. Toen de knecht nu wederom op iets stootte met zijn schoffel, zei hij uit de grap, dat hij nu de pot met goud had gevonden. En waarlijk kwam er een steenen potje te voorschijn, hetwelk door een kei afgedekt was.
De inhoud werd zorgvuldig nagezocht en bestond uit 10 oude muntstukken, 4 gouden en 6 zilveren. Tussen de munten zat telkens een stukje zak (nog geheel gaaf). De gouden munten waren ter grootte van bijna een gulden, de zilveren als van een rijksdaalder.
Bij nadere beschouwing bleek ons dat de muntstukken verschillende randschriften droegen.
Op een gouden munt stond: P. HS. D.G. HISPZ. REX. DUX. BR aan de eene zijde en aan de andere DOMINUS MIHI ADJUTOR, benevens een beeld van Philips II.
De tweede gouden munt bevatte eveneens het woord Philips.
Deze beide munten zijn dus uit den tijd van Philips de Tweede. Koning van Spanje.
Van de beide overige gouden munten bevatte de eene een massa (vermoedelijk) Hebreeuwse letterteekens en de andere een wapen, voorstellende een Engel.
Vier van de zes zilveren munten waren gelijk. Aan de eene zijde stond een wapen, voorstellende een leeuw met als randschrift CON FIDENS DNO NON MOVETVR, benevens het jaartal 1616. Aan de andere zijde een wapen, voorstellende een geharnaste ridder met een leeuw in een apart wapen er onder. Het randschrift vermeldde: FOE BELG IRAN MO. ARG PRO : CON.
De beide andere zilveren munten waren eveneens gelijk en vertoonden aan beide zijden een wapen. Het randschrift aan de een zijde luidde: Albert et Elisabeth Dei Gratia en als vervolg daarop aan de andere zijde: Archid. Aust. Duces. Burg. Brab. Zd.
De heer Seinen heeft de muntstukken onder zijn berusting gehouden, terwijl kennis is gegeven aan dr. A.E. van Giffen te Groningen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Landbouwer Seinen moet Jan Seinen uit Wapse zijn geweest. Jan Seinen is geboren op 15  juli 1876 in Wapse. Jan Seinen is overleden op 13 december 1950 in Deever. Wellicht is de bijzondere muntschat nog steeds in het bezit van een nazaat van Jan Seinen.

Dominus mihi adiutor (DOMINVS MIHI ADIVTOR) (de Heer is mijn helper) was de lijfspreuk van de Spaanse koning Philips II, daarmee ligt de datering van de betreffende munt ongeveer vast, namelijk 1555-1581. 
PHS. D.G. HISP. Z. REX. DUX. BR is voluit: Philippus Dei gratia Hispaniarum z rex dux Brabant. Dit betekent: Philips, bij de gratie Gods koning van Spanje en hertog van Brabant.

Posted in Alle Deeversen, Kalter’n, Oudheidkunde, Wapse | Leave a comment

Panorama van de Aachterstroate en de Noorderesch

De redactie van ut Deevers Archief schat in dat dorpsfiguur en dorpsfotograaf Harm Hessels, staande boven in de gemeentelijke toren aan de brink van Deever, deze prachtige panoramafoto van de Aachterstroate en de Noorderesch in de eerste helft van de zestiger jaren van de vorige eeuw heeft gemaakt. Harm Hessels is niet in de toren geklommen om te genieten van het fraaie panorama, maar mogelijk wel vanwege een speciale gebeurtenis in het dorp Deever, want in de Aachterstroate loopt veel volk. De redactie heeft nog niet kunnen bedenken of achterhalen ter gelegenheid van welke gebeurtenis zo veel volk op de been was.
Op deze panoramafoto is heel goed te zien hoe de Hoge Heren Van Het Grote Essenbehoud Gelijk Van De Gemiente Deever met de aanleg van de halve rondweg met de naam Betonweg, die tegenwoordig onterecht Ten Darperweg heet, de Noorderesch voor altijd hebben vurropt, vurnaggeld en vurrineweerd.
De redactie heeft nog niet uitgezocht wie rond 1965 in de huizen en de panden an de Aachterstroate woonden. Voor de hand ligt dat in de boerderij met het rieten dak, die in de lengte langs de Aachterstroate staat, Jan Tabak, Griet Bennen en hun kinderen Jans en Roelof woonden. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief kan de redactie gegevens verschaffen over de mensen die in de periode 1960-1965 in de zichtbare panden woonden ?
In de periode 1950-1953 woonde op het adres Achterstraat 10, nu Achterstraat 6, Lammigje Haveman, weduwe van Hendrik Mulder Ezn, moeder van Anne en Egbert Mulder. In die periode hield ze nog een paar koeien. Zoon Egbert was postbode, maar zal ook wel het boerenwerk hebben gedaan. Ze leverde melk aan de zuivelfabriek aan het Moleneinde. Op haar melkbussen stond leveranciernummer 94. Ze bewoonde het pand achter de leilinden, dat links op de voorgrond van de foto is te zien.
In de periode 1950-1953 woonde op het adres Achterstraat 9, nu Achterstraat 8, het echtpaar Hilbert Folkerts en Egbertje Winters. Zij hielden ook een paar koeien. Zij leverden melk aan de zuivelfabriek aan het Moleneinde. Op hun melkbussen stond leveranciernummer 95. Ze bewoonden het pand dat naast het pand van Lammigje Haveman staat.
In de periode 1950-1953 woonde op het adres Achterstraat 4, nu Achterstraat 7, het echtpaar Teunis Wesseling en Lammigje Seinen. Zij leverden melk aan de zuivelfabriek aan het Moleneinde. Op hun melkbussen stond leveranciernummer 96. Ze bewoonden de boerderij waarvoor een grote groep mensen loopt.
In de periode 1950-1953 woonde op het adres Achterstraat 8, nu Achterstraat 10, de ongetrouwde Geert Bennen. Hij leverde melk aan de zuivelfabriek aan het Moleneinde. Op zijn melkbussen stond leveranciernummer 97. In mei 1951 verhuisden Jan Tabak en Griet Bennen van Dieverbrug 10 naar Achterstraat 8. Zij leverden ook melk aan de fabriek, maar blijkbaar stond in die periode het busnummer nog op naam van Geert Bennen. Geert Bennen woonde in de boererij, die in de lengte langs de Achterstraat staat.
In de periode 1950-1953 woonde op het adres Achterstraat 6, nu Achterstraat 14 t/m 24, het echtpaar Jan Dolsma en Hendrikje Koops. Zij leverden melk aan de zuivelfabriek aan het Moleneinde. Op hun melkbussen stond leveranciernummer 98. Ze woonden in de niet zichtbare boerderij achter de bomen aan de rechterkant van de foto.
In de periode 1950-1953 woonde op het adres Achterstraat 5, nu Achterstraat 9, het echtpaar Klaas Hummelen Smidt en Hendrikje Vos. Zij leverden melk aan de zuivelfabriek aan het Moleneinde. Op hun melkbussen stond leveranciernummer 99. Ze woonden in de boerderij die rechts boven de boerderij van Geert Bennen is te zien.
De redactie is al heel lang op zoek naar foto’s van melkbussen met het leveranciernummer van boeren, keuterboeren en arbeiders, die melk leverden aan de zuivelfabriek aan het Moleneinde. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief kan de redactie voorzien van een goede scan van foto’s van melkbussen met het leveranciernummer ?

Posted in Aagterstroate | Leave a comment

Blik, Wringe, Boekweitenveen, Giere, Kleine Kwabbik

In het Nieuwsblad van het Noorden van 18 december 1964 -alweer meer dan vijftig jaar geleden- verscheen het volgende korte bericht over de verkoop van bouwland en groenland in café Brinkzicht an de brinq in Deever.

Diever. Ten overstaan van notaris D. Botje te Dwingelo werd in café Brinkzicht te Diever bij toeslag, wegens voorgenomen beëindiging van het bedrijf, in het openbaar verkocht:
1.
Voor de heer R. Hummelen te Almelo:
Bouwland ’t Blik op de Westeres, groot 48 are 10 ca.
Kopers werden gebroeders Elting te Wittelte voor f. 3690,-.
2.
Voor de heer A. Vierhoven te Ruinerwold:
Groenland de Wringe bij de Bolderhoek, groot 97 are en 70 ca.
Koper werd de heer J. Pot te Wittelte voor f. 5650,-.
3.
Voor de  heer H.J. Bennen te Diever:
Groenland Boekweitenveen op de Westeres, groot 2.63.20 ha.
Kopers werden gebroeders Van Wester te Oldendiever voor f. 15.800,-.
Bouwland de Giere op de Hezenes, groot 46 are.
Koper werd de heer H. Offerein te Diever voor f. 3000,-.
Groenland de Kleine Kwabbik aan de Groningerweg, groot 62 are 60 ca.
Koper werd de heer W. Bakker te Diever voor f. 3440,-.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Tot in de zestiger jaren van de vorige eeuw werden bouwlanden en groenlanden aangeduid met hun eeuwen oude veldnaam. Hoe eenvoudig kon het zijn.
De heemkundige vereniging uut Deever heeft met langdurend en geduldig uitzoekwerk gelukkig zoveel mogelijk oude veldnamen in alle dorpen van de gemiente Deever in kaart gebracht. Deze hebben grote cultuurhistorische waarde. Veldnamen zijn cultureel erfgoed.
Met het in de vorige eeuw doordrukken en uitvoeren van de zo genoemde ruilverkaveling, het verdwijnen van de kleinschalige landbouw en het verdwijnen van de boerenstand uut de gemiente Deever is helaas ook het gebruik van de oude veldnamen van bouw- en groenlanden verdwenen.
Als men nu een willekeurige inwoner van de gemiente Deever vraagt waar ’t Blik, de Wringe, ‘t Boekweitenveen, de Giere en de Kleine Kwabbik liggen, dan zal die inwoner het antwoord hoogstwaarschijnlijk schuldig blijven.
Of wellicht weet die inwoner waar de Wringe heeft gelegen, omdat die veldnaam terug is te vinden op een straatnaambordje an de Deeverbrogge.
De gebroeders Elting waren Jan en Willem Elting uit Wittelte.

Jan Pot is geboren op 3 augustus 1919 in Wittelte en is overleden op 12 november 1987.
De gebroeders Van Wester waren Hendrik, Roelof Willem en Lucas van Wester uit Oll’ndeever.
H.J. Bennen is Harman Jan Bennen. Harman Jan Bennen is geboren op 3 mei 1904 in Deever.
H. Offerein is Hendrik Offerein.
W. Bakker is Willem Bakker.

Posted in Aarfgood, Cultuurhistorie, Deever, Landbouw, Veldnème | Leave a comment

De smid en de tiedmesiene

De redactie van ut Deevers Archief vond bij het digitaliseren (scannen) van zijn papieren archief bestaande uit vooral veel dozen en veel mappen en veel ordners met veel foto’s, kranten- en tijdschriftenknipsels, reclamemateriaal, folders, en zo voort, en zo voort, en zo voort, uut de gemiente Deever bijgaand artikel over dorpsfiguur Klaas Kleine, dat is gepubliceerd in 1983 in nummer 40 van het tijdschrift Panorama. De redactie wil dit vermakelijke artikel niet onthouden aan zijn trouwe bezoekers.

Boven aan het artikel stond de volgende tekst.
Panorama’s Buitenbeentjes
Wat tien jaar geleden begon als de Panorama-serie Buitenbeentjes is dank zij de NCRV uitgegroeid tot Showroom, het meest bekeken televisieprogramma van de laatste jaren. Showroom is gestopt, maar Panorama pakt de draad weer op

Klaas Kleine, de duizendpoot van Diever, zet de klok eens per jaar een eeuw terug.
De Smid en de Tijdmachine

Klaas Kleine is smid, hij bouwt violen, maakt kaas, fokt geiten en schrijft gedichten. Daar is dus niks raars aan. Wat ons wel bevreemdt, is zijn jaarlijkse terugkerende hang naar een leven zonder stofzuiger, radio en stromend kraanwater. Want over een paar weken is het weer zover: dan doet hij met zijn gezin een week lang net alsof het honderd jaar geleden is.

Sinds enkele jaren is Klaas Kleine in de herfstvakantie onbereikbaar voor de geneugten van de moderne tijd. Niet dat hij er dan ineens een week uitbreekt met tent en primusstel of dat hij zich een woudlopershut huurt in het Schwarzwald of zoiets, nee, Klaas Kleine uit het Drentse Diever keer telkens voor de winter invalt een week lang terug naar de vorige eeuw. Hij doet dan de deur op slot, zet de tijdmachine in zijn achteruit en stapt uit in de buurt van 1860, 1870. Daar vindt hij zijn eigen huis en zijn eigen vrouw en kinderen, maar de wasmachine is buiten werking, de stofzuiger staat op non-actief en zijn vrouw roert in een kookpot boven het houtvuur, terwijl de kleintjes spelen met bikkels en knikkers van klei. Klaas heeft namelijk iets met ‘vroeger’ en iets tegen -wat hij noemt- de dranghekkencultuur.
Normaliter treft de doordeweekse bezoeker Kleine aan in zijn werkplaats. Of in zijn geitenwei, in zijn kaasmakerij, achter een bos vioolhout of zijn typemachine. Maar als wij aanbellen staat hij voor de verandering achter de deur.
Ze zeggen wel, zegt hij, dat hij voortdurend op de vlucht is voor het moderne bestaan. Dat is dus flauwekul. Hij is danig tevreden met zijn platenspeler en de waarde van de telefoon weet hij heus wel naar waarde te schatten; hem zal je nooit horen zeggen dat hij honderd jaar te laat is geboren. Edoch. Onder het motto: beproeft alle dingen en behoudt het goede, spit Kleine aanhoudend in het verleden om tot de conclusie te komen dat sommige dingen uit de oude doos hem beter bevallen. Rust bijvoorbeeld. Tegenwoordig heeft iedereen haast en iedereen komt tijd tekort. Dat is behalve ongezond ook absurd. De goeie God heeft de mens vierentwintig uur per etmaal gegeven en dat moet voldoende wezen.
Nu mag het gerust een mirakel heten dat Kleine het redt met die twee dozijn uur. Naast zijn vak als smid oefent hij een aantal bijvakken uit waar een ander zijn leven lang de handen aan vol zou hebben. Neem het viool bouwen. Als klein jongetje zag hij voor het eerst een viool in handen van zijn oom. Dat was wat, zulke rare instrumenten kwamen normaal het huis van zijn ouders niet in. Dat was meer voor de dokter en de domeneer en vandaar dat hij nooit heeft geweten wat voor geluid zoiets nou eigenlijk voortbracht. Tot zijn oom op die viool begon te spelen, toen was hij er gelijk kapot van. Binnen de kortste keren maakte hij van een sigarenkistje een eigen viool en daarmee was het hek van de dam. Geen snaarinstrument kon hij meer in handen hebben of hij peuterde er net zolang aan tot hij wist hoe het in elkaar zat. Hij vrat alle beschikbare lectuur over middeleeuwse instrumenten en nu hij 43 is, is de vioolbouwerij een halve broodwinning.
Het fokken van oud-Nederlandse geiten. Ook zoiets. Ooit kocht hij zich één scheeloog om een maaimachine uit te sparen. Dat zette hem op het spoor van de zeldzaam geworden Veluwse geit en prompt was hij verkocht. Voor hij het goed en wel besefte had hij twintig van die langharige types in de wei staan en vergaderde hij in verenigingsverband in de dorpskroeg over het wel en wee van zijn geiten. Als maaimachine voldoen ze niet, zo heeft hij gemerkt, maar van hun melk maak je na wat oefening frisse kaas.
Toen het voltallige bestuur van de Dieverse geitenfokvereniging niet langer bij machte was Kleines met de hand geschreven notulen te ontcijferen, kreeg hij een typemachine. Dat bleek een verrassend handig apparaat, waarop ook zijn Drentse gedichten en verhalen getypt bleken te kunnen worden. De gelegenheden waarbij hij deze of gene een sonnet cadeau deed, werden ineens aanmerkelijk enthousiaster toegejuicht, vrienden en kennissen konden eindelijk lézen wat Kleine voor hen had geschreven. Publikaties in een Drents tijdschriftje voor literatuur behoren sindsdien ook tot zijn gewone bezigheden.
Tussen de bedrijven door werd er bij de Dieverse smid en zijn vrouw ook nog eens een stel kinderen opgevoed, een klus waarvan Kleine zich nimmer met een Jantje van Leiden heeft afgemaakt. Enkele jaren geleden gebeurde het dat zijn oudste dochter van geschiedenisles thuiskwam met vragen als Hoe kookten de mensen eigenlijk in de vorige eeuw ? en Hoe leefden ze zonder electriciteit ? Waar ieder ander zo nauwgezet mogelijk zou proberen te antwoorden, om daarna over te gaan tot tde orde van de dag, koos Kleine een andere methode, zij het een wat omslachtige. Hij stelde zijn vrouw en de kinderen voor een paar dagen vorige eeuw te gaan spelen. De gehele herfstvakantie van dat jaar werd voor het experiment gereserveerd. Kleine kocht rookvlees, alsmede worsten en zijden spek; zijn vrouw maakte voor iedereen zo origineel mogelijke kleding en de kinderen werd geïnstrueerd het speelgoed te zuiveren van twintigste-eeuwse elementen. Toen ging de deur dicht.
Dat eerste jaar viel de regen met bakken uit de hemel. Het stookhout werd vochtig en met rooie ogen van de rook leefden ze genietend het leven van een eeuw geleden. Dat het zo’n succesvolle herfstweek werd, kwam mede door de authentieke staat waarin hun huis verkeert. De vrouw van Kleine kon zich, gezien het feit dat er zoals eertijds een pomp op het erf staat, met beide handen uitleven op het wasgoed. Kleine zelf begaf zich, in plaats van per auto, te voet naar zijn geitenwei en in zijn smidse ging hij ouderwets te keer met de blaasbalg, terwijl de kinderen zich oefenden in het gebruik van griffel en lei. Na die week werd besloten dat, zolang ze het allemaal leuk bleven vinden, iedere herfstvakantie voortaan besteed zou worden aan het-leven-in-de-vorige-eeuw.
De dorpsgenoten bezien sindsdien die Kleine met wat meer oplettendheid. Een afwijkinkje of wat is tot daaraan toe, maar al te bont moet het ook niet worden. Een vriendinnetje van één van de kinderen kwam tijdens zo’n herfstweek eens binnen met de mededeling: ‘Ik moet van mijn vader zeggen dat jullie gek zijn’.
Vrienden en kennissen houden zich verbaal iets meer op de vlakte, maar putten zich gedurende de bewuste week wel uit in een meer dan gemiddelde belangstelling voor het gezin van de smid. En als iemand eindelijk een fout meent te hebben ontdekt (Heb je een slaapzak op bed ? In die tijd hadden ze anders helemaal geen slaapzakken !) is de ondertoon van triomf net iets te duidelijk hoorbaar. Daarom heeft Klaas Kleine besloten dat de komende herfstvakantie de deur niet al te wijd open zal staan. Nu maar eens geen pottenkijkers die handenwrijvend zoeken naar missers. En na die week zal de smid er weer gewoon bij zijn, inclusief auto, platenspeler en telefoon. Want hij mag dan graag het een en ander beproeven, hij is zuinig op het goede.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Duizendpoot wijlen Klaas Kleine (dertien ambachten en geen ongelukken, van nature kritisch en een beetje cynisch) was onder meer hoefsmid, siersmid, edelsmid, romanticus, historicus, bouwkundige, huizenbouwer, restaurateur, timmerman, metselaar, landgeitenfokker, landgeitenhouder, landgeitenkaasmaker, vioolbouwer, toneelspeler, schrijver, dichter, vertaler, docent in de Drentse taal, onderzoeksjournalist, klokkenluider, koster, ouderling, kerkvoogd (als nog een kunde of beroep of bijberoep aan deze lijst moet worden toegevoegd, aarzel dan niet die kunde, dat beroep of dat bijberoep aan de redactie door te geven).
Meer gegevens over Klaas Kleine zijn te vinden op een bladzijde van Wikipedia.
Wijlen Klaas Kleine (geboren op 20 maart 1940 op Koldervene, veel te jong overleden op 24 oktober 2000 in Deever) woonde met zijn gezin in het door hem zelf gerestaureerde en herbouwde huus op de hook van de grote en de kleine Peperstroate in Deever.

Posted in Deever, Dorpsfiguur, Klaas Kleine, Peperstroate | Leave a comment

Un te kleine foto van ut mooie zwembad De Calthorne

Deze afbeelding toont een kleuren ansichtkaart, een zo genoemd vierluik, omdat op de ansichtkaart vier kleine foto’s zijn te zien. Deze kleine foto’s tonen het gemeentehuis aan de brink van Deever, korenmolen De Vlijt in Oll’ndeever, zwembad De Calthorne (Dieverzand 2.0) an de weg hen Kalter’n en het huis van Klaas Kleine op de hook van de Grote en de Kleine Peperstroate in Deever.
De hier getoonde ansichtkaart is in april 1979 uitgegeven door JosPé in Arnhem. De redactie van ut Deevers Archief weet niet welke neringdoenden deze kaart verkochten.
Waar het de redactie van ut Deevers Archief bij het tonen van deze ansichtkaart met name om gaat, dat is om de te kleine afbeelding van zwembad De Calthorne an de weg hen Kalter’n. In de verzameling van ut Deevers Archief is dit helaas de enige afbeelding van dit voor de gemiente Deever onmisbare zwembad.
De redactie wil graag meer afbeeldingen van zwembad De Calthorne in ut Deevers Archief tonen en roept zijn zeer gewaardeerde bezoekers op de foto-albums in te duiken, mooie afbeeldingen te scannen en deze de redactie te doen toekomen. Bij voorbaat hartelijk dank voor de te nemen moeite.

Posted in Ansigtkoate, Gemientehuus, Klaas Kleine, Meule van Oll’ndeever, Swömbad de Calthorne | Leave a comment

Krieg now toch de groet’n uut Deeverbrogge

De zwart-wit ansichtkaart met vier beelden die fraai de sfeer uitstralen van het interieur van de in die jaren zeer gerenomeerde accomodatie Blok an de Deeverbrogge is in juni 1959 uitgegeven en werd verkocht in hotel Blok.
Op de afbeelding in het midden van de ansichtkaart is een aanzicht van hotel Blok te zien. Let daarbij vooral aan de linkerkant op de autobus van de D.A.B.O., die de lijndienst tussen Möppel, Deever, Dwingel en Ass’n onderhield en aan de rechterkant op de auto’s van de handelsreizigers.
Bij de redactie van ut Deevers Archief is van de afbeelding in het midden van de ansichtkaart helaas geen aparte ansichtkaart bekend. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief heeft die aparte ansichtkaart wel ?
Bij de redactie zijn nog geen oudere uitgaven van de hier afgebeelde ansichtkaart bekend. Wie van de zeer gewaardeerde trouwe bezoekers van ut Deevers Archief kan en wil de redactie attenderen op een oudere uitgave ?
De redactie heeft de kleurenfoto van het Chinees-Indische specialiteiten restaurant Hui Mao an de Deeverbrogge gemaakt op dinsdag 31 juli 2018.

Posted in An de Deeverbrogge, Ansigtkoate, Hotel Blok | Leave a comment

Kiender in de klasse in de Witteler skoele

Juffrouw Christina Augusta Johanna ter Horst was van 1 maart 1930 tot 1 maart 1937 werkzaam in de Witteler Skoele. Christina Augusta Johanna ter Horst is op 24 december 1909 in Zwolle geboren. Ze is op 7 april 1930 in het bevolkingsregister van de gemiente Deever ingeschreven op het adres Diever 4. Dat was het adres van Gosem Klasen an de Heufdstroate, daar was ze in de kost. Haar vorige standplaats was Amersfoort. Met ingang van 1 maart 1937 was Harderwijk haar nieuwe standplaats. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief  weet de datum en plaats van overlijden van juffrouw Christina Augusta Johanna ter Horst ?

Juffrouw Christina Augusta Johanna ter Horst heeft bijgaand afgebeelde foto in 1937 in de Witteler Skoele gemaakt met haar eigen fototoestel. Zij maakte daarmee een van de weinige opnamen ín de vooroorlogse Witteler skoele. Het moet, gelet op het feit dat de foto ín de school is gemaakt en de goede kwaliteit van de foto, een voor die tijd uitstekend fototoestel zijn geweest.

Bij de hier afgebeelde foto had juffrouw Christina Augusta Johanna ter Horst gelukkig de naam van de leerlingen achter op de foto geschreven, zodat de redactie van ut Deevers Archief geen tijd hoefde te besteden aan het uitzoeken van de naam van deze leerlingen. De redactie heeft zich een slag in de rondte gezocht, maar moest vaststellen dat deze historisch waardevolle foto niet is opgenomen in het moedige en onvolprezen boekje Wittelte na Witto van de Werkgroep Historisch Wittelte.

Op de hier afgebeelde foto zijn staande van links naar rechts te zien:

1.  Hendrik (Hennie) Siemens
Hij is geboren op 30 september 1926 in Wittelte.
Hij is overleden op ….. in …
Hij woonde in Deever.

2.  Geert Kok
Hij is geboren op 23 januari 1928 in Wittelte.
Hij is overleden op ….. in ….
Hij woonde achter op ’t Noord in Wittelte.

3.  Margje Jonker
Zij is geboren op 16 augustus 1927 in Wittelte,
Zij is overleden op ….. in …..
Zij woonde in  Deever.

4.  Arentje Pouwels
Zij is geboren op 3 september 1927 an de Deeverbrogge.
Zij is  overleden op ….. in …..
Zij woonde in Dwingel.

Op de hier afgebeelde foto zijn zittende van links naar rechts te zien:

5.  Hendrik Jan Zegeren
Hij is geboren op 10 augustus 1927 in Dwingel.
Hij is overleden op 10 november 2020 in Assen.
Hij was getrouwd met Femmie Hoevenberg.
Hij woonde in Assen.
Zie het overlijdensbericht.

6.  Egbert Gelmers
Hij is geboren op 18 augustus 1926 op ’t Moer.
Hij is overleden op 7 november 1994 in Möppel.
Hij woonde in Möppel.

Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief kan aanvullende gegevens aanreiken ?

Posted in Alle Wittelers, Overlijdensbericht, Witteler skoele | Leave a comment

De ijzeren man met de vreemde toeter

An de Holteweg in Oldendeever staat het huisje van de Oosies. Bij het huisje staat in de tuin met de nee’jmoedse naam Oostkaampie voor het huis een nogal nieuw uitziend, glanzend gepolijst, gelakt en gelikt ijzeren beeldje. Dat beeldje zal nog minder gaan roesten dan roestvrij staal. Het moet daar nog niet zo lang geleden zijn neergezet. Dit beeldje zou bijvoorbeeld de voor de hand liggende naam ‘de ijzeren man met de vreemde toeter’ kunnen worden gegeven. Is het beeldje een kunstwerk, een kunstigwerk of is het een kunstig gemaakt object ?
De redactie van het Deevers Archief heeft de eerste en de tweede foto op woensdag 19 september 2018 gemaakt.
De redactie heeft de derde in juni 2016 gemaakte foto niet zelf gemaakt, maar is te vinden in Google Maps, voor zolang deze foto niet door een nieuwere wordt vervangen. Op de derde foto is het ijzeren kunstigwerk niet aanwezig.

Posted in Kuunst, Midwinterhoorn, Oll'ndeever | Leave a comment

Pannebier drink’n bee de bou van ut postkantoor

Bij de bouw van het nieuwe postkantoor an de Peperstroate in Deever werd in 1964 het hoogste punt van het gebouw bereikt. Een oud gebruik in de bouw was het pannebier, dat was nog eens een leuke traditie !
De bouwvakkers hebben het sein voor het pannebier aangebracht, hoog en duidelijk zichtbaar boven de nok van het dak. Zie de afbeeldingen 1 en 2. De opdrachtgever van het gebouw zal de bouwers ongetwijfeld op het pannebier hebben getracteerd. Na het
samen drinken van het pannebier werd het sein weggehaald.
Als een opdrachtgever echter brak met deze traditie en niet tracteerde op pannebier, dan bleef het sein zo lang mogelijk staan om te laten zien hoe gierig de opdrachtgever was.
Op afbeelding 3 is het postkantoor in de afbouwfase te zien.
Burgemeester Jan Cornelis Meiboom (die in de volksmond altijd ome Kees werd genoemd) opende het nieuwe postkantoor an de Peperstroate in Deever officieel op dinsdagmiddag 11 november 1964.
Dorpsfiguur en dorpsfotograaf Harm (Haarm) Hessels is de maker van de drie zwart-wit foto’s.
De redactie van ut Deevers Archief heeft de kleurenfoto (afbeelding 4) gemaakt op vrijdag 28 november 2020.

Afbeelding 1

Afbeelding 2

Afbeelding 3

Afbeelding 4

Posted in Peperstroate, Postkantoor | Leave a comment

De Doavidsterre mög neet boo’m de veurdeure blie’m

In Drente, Provinciaal Drents Maandblad, gewijd aan Praehistorie, Historie, Volkskunde, Dialectonderzoek, Heemschut, Opbouw en Toerisme, verscheen in jaargang 6, nummer 10 van maart 1935 het volgende bericht over het mogelijke behoud en de restauratie van het in vervallen staat verkerende Schultehuis an de brink van Deever.

Behoud van het Schultehuis te Diever mogelijk ?
In Diever bevind zich een oud huis, dateerend van 1604, dat achtereenvolgens is bewoond geweest door zes generaties van het geslacht Ketel, waarvan de voormannen al dien tijd schulte van Diever zijn geweest. Het is dus wel een eerenaam, dit ‘schultehuis’. Het huis zelf, waarvan een afbeelding hierbij gaat, is gelegen aan den brink, tegenover het gemeentehuis, welke bewoners en bezoekers het dus als het ware steeds wil herinneren aan de plichten jegens Drenthe’s en Diever’s historie.
De huidige Burgemeester van Diever, de Heer van Os, heeft de Stichting ‘Oud Drente’ en haar adviseur Dr. van Giffen niet alleen volkomen op zijn hand bij zijne pogingen tot behoud en restauratie van het mooie oude pand, doch hij heeft zelfs mogen ervaren dat door het werk van de stichting onder leiding van de Commissaris der Koningin reeds veel is bereikt: de Directeur van het Rijksbureau voor de Monumentenzorg heeft een rijkssubsidie van het Departement van Onderwijs in uitzicht kunnen stellen groot 40% der restauratiekosten, maximaal f. 1408,-, terwijl de Stichting zelve f. 1500,- geeft en van anderen reeds f. 1500,- aan toezeggingen heeft ontvangen, totaal dus ongeveer f. 4400,-. Aangezien voor aankoop en herstel noodig is totaal ongeveer f. 5500,-, komt de Stichting ‘Oud Drente’ nog ongeveer f. 1100,- tekort.
Het moet mogelijk zijn, ook deze f. 1100,- te vinden. Het Bestuur der Stichting zoekt dus ook langs dezen weg – er zijn reeds vele brieven en circulaires verzonden – contact met hen die willen helpen, dezen daad van piëteit jegens het Drentsche voorgeslacht te volvoeren. Weten de lezers van ‘Drente’ hier iets op ? Het is te hopen …. en stellig ook wel te verwachten. Men zende zijne raadgevingen of (en) bijdragen aan den secretaris, den Heer F. Lieftinck te Haren, die tevens gaarne bereid is, circulaires en inlichtingen te verstrekken. Wie helpt hier ?
J. L. H.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De intialen J.L.H. van de schrijver van het bericht in ‘Drente’ staan voor mr. Johannes Linthorst Homan te Frederiksoord.
Dat het schultehuis an de brink van Deever helaas is ‘gerestaureerd’ en helaas niet is ‘geconserveerd’ en ook nog eens is gescheiden van de schulteboerderij dat mag gevoeglijk bekend heten. Zie de berichten die verschijnen na het aanklikken van de categorie ‘Schultehuis’ in de lijst van categoriën in het rechter deel van het scherm.
De redactie van ut Deevers Archief vindt het onbegrijpelijk en onaanvaardbaar dat de Hoge Heren Van Het Grote Archaïsche Restauratiegelijk Van Het Rijksbureau Voor De Monumentenzorg In Het Verre Zeist bij de ‘grondige restauratie’ van het oude vervallen gebouw, opgetrokken uit eensteens muren, de in Nederland volstrekt unieke, enig in zijn soort zijnde, nergens anders aanwezige, eeuwenoude prachtige versiering in de vorm van de Davidster in het bovenlicht ‘wegrestaureerde’.
Op basis van welke geschiedkundige gronden moest bij de ‘grondige restauratie’ in het vlak voor de Tweede Wereldoorlogse Deever de Jodenster in het bovenlicht van de ingang van het schultehuis verdwijnen ? Is de bovenlichtversiering in de nacht en in de nevel verdwenen ? Of is de bovenlichtversiering wellicht terecht gekomen in het Drents Museum in Assen ? Was dat moar woar !
De redactie wil de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief een vlak voor de ‘grondige restauratie’ gemaakte zwart-wit foto van de ingang van het schultehuis met het bovenlicht fraai versierd met de Jodenster niet onthouden. Zie de bijgaande afbeelding.
De redactie heeft de bijgevoegde kleurenfoto van de bij de restauratie zwaar opgepimte showvoorgevel van het schultehuis  gemaakt op vrijdag 28 november 2020.

Posted in Boo’mlocht, Skultehuus | Leave a comment

Knallen met carbid wint terecht aan populariteit

In het Nieuwsblad van het Noorden verscheen op 29 december 1988 het navolgende bericht over het kebied scheet’n in Deever,

Neveninkomst voor de gebroederers Kleine in Diever
Knallen met carbid wint aan populariteit
Diever – Onze ouders wisten eigenlijk niet anders. Rondom de jaarwisseling lekker knallen met een blikje met carbid. Was je echt ruig, dan gebruikte je een melkbus en waren de dreunen tot ver in de omtrek te horen. Uren was je er mee bezig. Tegenwoordig wordt er voor miljoenen aan vuurwerk ‘verknald’. Lontje aansteken, weggooien, volgende ronde. Van echt tijdverdrijf is geen sprake, althans dat vinden de gebroeders Klaas en Berend Kleine uit Diever.
Ze zijn smid van beroep, maar hebben deze dagen bescheiden neveninkomsten aan de verkoop van carbid. Dat wordt de laatste tijd weer aardig populair volgens Berend, die namens de twee het woord voert. ‘Dit is het derde jaar dat we het verkopen en aanvankelijk waren we de enige in de wijde omtrek. Maar er komen steeds meer verkooppunten, zodat we vorig jaar tien kilo overhielden. Dat betekent tien procent van de omzet, want de gebroeders Kleine kopen niet meer dan honderd kilo in. ‘Het moet een lolletje blijven’ vinden ze.
Carbid is een gangbare afkorting van calciumcarbide, staat in de encyclopdie te lezen. Het is een verbinding van calcium en koolstof , die wordt verkregen door calciumoxide met cokes in een elektrische oven te verhitten. Met water geeft het acetyleen, Vroeger werd carbid gebruikt voor verlichtingsdoeleinden en bij het lassen. Tegenwoordig tracht een enkeling de mollen in zijn tuin met de gasontwikkeling van carbid te verdrijven. De mogelijke knaleffecten zijn echter de belangrijkste attractie.
Het toevoegen van de juiste hoeveelheid water is erg belangrijk, vertelt Berend Kleine. ‘Doe je er teveel bij, dan doet het niets. Dan heb je een te rijk mengsel. Dan moet je het blikje maar weggooien en weglopen en wachten tot hij helemaal uit is.’
Mits er verantwoord mee wordt omgesprongen, hoeft knallen van carbid niet gevaarlijker te zijn dan het afsteken van gewoon vuurwerk. Het is in elk geval veel spannender, want je moet er zelf heel wat voor doen om een mooie knal te krijgen. Doorgaans wordt een stevig blikje met een precies sluitend deksel gebruikt. Via een gaatje onderin wordt de carbid aangestoken. Dank zij de gasontwikkeling ontstaat de explosie. Doordat de deksel er af vliegt, blijft het blikje voor een volgende keer behouden, maar soms zoek je je natuurlijk wel een ongeluk naar deze afsluiter. ‘Wij deden er vroeger wel eens een lang touw aan’, vertelt Berend, wiens ogen gaan glinsteren bij de herinneringen aan vroeger. Een lang stuk touw is zeker geen luxe aan het deksel van een melkbus, waarmee ook wordt geschoten. Dat is zeker niet zonder gevaar, want zo’n zwaar deksel kan een eind vliegen. Ook komt het wel voor dat achter uit de bus, als het deksel er te stevig op is gedrukt, een forse steekvlam komt. Uitkijken, dus.
Voor de verkoop van carbid heb je geen vergunning nodig, zoals bij vuurwerk. Ook de jeugd loopt geen gevaar door de politie in de kraag te worden gevat. ‘Hoogstens voor ordeverstoring. De wet zal er nog wel op aangepast worden, denk ik. Een bromfiets die te veel lawaai maakt, mag toch ook niet.’

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Berend Kleine (de grote Hendrik) beschrijft in het artikel op sublieme wijze hoe je op een veilige en mooie manier op oudejaarsdag en oudejaarsavond voor 10 gulden per kilo met carbid kunt schieten. Het artikel is een kleine maar goede handleiding voor de doe-het-zelver.
Lekker balder’n zonder de aanwezigheid van politieagenten en zonder de hinderlijke bemoeienissen van De Hoge Dametjes En Heertjes Van De Voorkant Van Het Grote Gelijk Van De Gemeente Westenveld. Of heeft
 De Voorkant Van Het Grote Gelijk de verkoop van carbid inmiddels ook geregeld in een verordening ? Dat zou best eens zo kunnen zijn.

Abracadabra-441

Posted in Aarfgood, Heufdstroate, Kebied skeet’n, Klaas Kleine, Traditie | Leave a comment

Elk dag wödd’n sesdüsend lunskäsies emeuk’n

In de Provinciale Drentsche en Asser Courant verscheen op woensdag 11 maart 1959 het volgende artikel over de ingebruikname van de mechanisatie van het stoppen en keren van de wrongel in de luchkaasmakerij in de süvelfubriek an ’t Meul’nende in Deever op dinsdag 10 maart 1959.

Lunchkaasfabricage te Diever
Gemechaniseerde kaasmakerij is een nationale primeur van betekenis
Produktie van 6000 kazen per dag met tijd- en arbeidsbesparing

Vijf miljoen kilogram melk hoopt men dit jaar in de coöperatieve zuivelfabriek en korenmaalderij ‘Diever’ te Diever te verwerken tot een voortreffelijke kwaliteit boter, die voor export bestemd is, en tot kaas. Lunchkaas, waar het bedrijf zich ded laatste jaren geheel op heeft gespecialiseerd. Voor de produktie daarvan is dinsdagmiddag in aanwezigheid van talrijke genodigden een uitgebreid en grotendeels geheel gemechaniseerd bedrijf officieel in gebruik gesteld door de burgemeester van Diever, de heer J.C. Meyboom. De heer Meyboom verrichtte de symbolische ingebruikstelling – het wegtrekken van de nationale driekleur voor een drietal bijzonder fraaie foto’s van de kassmakerij – in een van de zalen van hotel Blok te Dieverbrug.
Met de verwerking van een totaal van vijf miljoen kilogram melk, behoort de zuivelfabriek van Diever niet tot de grootste bedrijven van de provincie Drenthe. Wat betreft de produktie, omzet en afzet van lunchkaas neemt deze vrij kleine fabriek echter een zeer vooraanstaande plaats in. Per dag worden niet minder dan 6000 lunchkaasjes gemaakt. Met de ingebruikstelling van de gemechaniseerde kaasmakerij, waarbij een voor ons land geheel nieuw systeem in praktijk is gebracht, wordt het produktieproces van de kaasjes versneld, terwijl daarnaast een aanzienlijke arbeidsbesparing is verkregen, wat in een typisch gespecialiseerd bedrijf als te Diever van zeer veel betekenis is.
Explicatie
De directeur van de coöperatieve zuivelfabriek en korenmaalderij ‘Diever’, de heer F. Bouwstra, die de geestelijke vader van dit nieuwe gemechaniseerde systeem is, gaf tijdens de bijeenkomst, die in hotel Blok werd gehouden, een uiteenzetting van de werking van het nieuwe mechanisme, waarvoor vooral van de zijde van zuiveldeskundigen grote belangstelling bestaat.
Het zijn vaak de omstandigheden, die de oorzaak zijn van een bepaalde omwenteling, aldus de heer Bouwstra, en ook bij deze geheel nieuwe werkmethode in de kaasmakerij hebben de omstandigheden een grote rol gespeeld. Toen er namelijk enkele jaren geleden een groot arbeidstekort heerste en het bedrijf zich bovendien hoe langer hoe meer ging specialiseren in de arbeidsintensieve lunchkaasproduktie werd er ernstig over nagedacht, hoe diverse werkzaamheden konden worden vereenvoudigd. Dit was echter geen geringe opgave en het heeft jaren geduurd voordat er iets gerealiseerd kon worden.
Steeds meer werd het duidelijk, dat men met name bij de kaasbereiding niet ongestraft een geheel afwijkende werkmethode kan toepassen aangezien het noodzakelijk is voor een goed eindprodukt, dat men rekening houdt met de juiste conserveringsmethoden, waarbij bijvoorbeeld de stremselwerking, de ph-waarde, het zout- en vochtgehalte in juiste banen worden geleid voor ’n goede kaasrijping. Bovendien werd berekend dat er tot aan het stoppen (= kaas in vaten doen) weinig arbeid zou kunnen worden bespaard en het ging er juist om, arbeid te besparen en niet om zuiveltechnische experimenten.
Voorperser
Er werd tenslotte een oplossing gevonden voor het werk, dat begint, nadat de wrongel, die wordt verkregen volgens een eeuwenoud recept, in stukjes van een bepaalde grootte is verdeeld. Deze oplossing, de voorperser, bestaat uit twee lopende banden, die konisch naar elkaar toelopen en waarvan de onderste band is voorzien van geperforeerde metalen kaasvaten en de bovenste van rubbervolgers, terwijl men steeds vier stuks vaten en volgers naast elkaar aantreft. De wrongel wordt in de vaten, die meer naar buiten steken dan de volgerband, gestopt en deze gevulde vaten vinden op hun weg naar de werkband de volgers, die precies boven de vaten lopen, steeds dieper in het vat zakken en zodoende de wrongel voldoende persen. Op het eind van de band keren de vaten om, de geperste wrongel valt eruit op de werkband en kan vervolgens worden gedoekt.
De voorperser maakt het stoppen en keren dus overbodig, geeft elk wrongelblokje een gelijke druk, wat vroeger niet het geval was, en zorgt bovendien voor een regelmatig verloop van de werkzaamheden. De werkzaamheden worden in etappes uitgevoerd, zodat elk personeelslid bepaalde werkzaaamheden moet doen.
Besparing
Hoewel het arbeids-economisch onderzoek momenteel nog niet is afgesloten, staat wel vast, dat het nieuwe systeem een aanzienlijke arbeidsbesparing oplevert, mede doordat het thans mogelijk is, de werkzaamheden volgens een bepaals schema te doen verlopen.
Uit de aard der zaak hebben de talrijke genodigden de nieuwe kaasmakerij van Diever bezichtigd, waarbij de interesse vooral uitging naar het nieuw gemechaniseerde gedeelte van de fabriek. De deskundigen van het gezelschap hebben het nieuwe systeem zeer geroemd en de directie van de fabriek te Diever kan zich op de nationale belangstelling van de zuiveldeskundigen voorbereiden.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie zou bijzonder graag willen weten wie de maker is van de drie bijgevoegde mooie zwart-wit foto’s.
De foto’s zijn gemaakt in de lunchkaasmakerij van de süvelfubriek an ’t Meul’nende in Deever.
De redactie schat in dat de drie foto’s kort na de ingebruikname van de voorpersmachine zijn gemaakt.
Op de drie foto’s is het personeel bezig met de productie van de lunchkaasjes. De redactie zou van de zeer gewaardeerde trouwe bezoeker van ut Deevers Archief graag willen weten wie op de drie foto’s zijn te zien.

Afbeelding 1

Afbeelding 2
Deze foto is gemaakt in de kaasmakerij. Op de voorgrond zijn drie pekelbakken te zien. Aan de rechterkant van de foto is Klaas Rodemond aan het werk bij de voorpersmachine.

Afbeelding 3
Op deze fotozijn van links naar rechts te zien: Jans Jansen, zijn broer Aalt Jansen, onbekend, Arend Harm Buiter, onbekend en Hendrik van Es. De redactie zou van de zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief graag willen weten wie de twee niet herkende mannen op de foto zijn. 

Afbeelding 4
Deze foto biedt een breder zicht op de kaasmakerij. 

Posted in Bedrief, Süvelfubriek Deever, Verdwenen object | Leave a comment

Bouw’n op de Westeresch van Deever

In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) verscheen op 20 april 1984 een foto met een kort onderschrift over het toen al in de gemiente Deever verdwenen ploegen met de hand en met behulp van paardenkracht.    

Nostalgie op Westeres in Diever
Diever – Deze dagen was op de Westeres te Diever een nostalgisch beeld te zien, een span paarden dat een handploeg voorttrok. Een en ander trok nogal wat bekijks vooral van jeugdige zijde.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Ut Deeverse woord voor ‘ploegen’ is ‘bouw’n’. In het begin van de tachtiger jaren van de vorige eeuw ploegden alle boeren al ‘mit de trekker’. Dat het hier om een soort van nostalgische nabootsing van ‘ut bouw’n’ ging, mag blijken uit de tijd van het jaar: in april. Want bee de haarstdag of in de meitied waar’n de boer’n ut miest an ’t bouw’n. Desalniettemin waren de twee mannen serieus bezig mit ut bouw’n van un kaampie laand op de Westeresch, wellicht voor de allerlaatste keer in de gemiente Deever.
De redactie meent in de grote man mit de leid’n in de haand de ongetrouwde boer Jans Moes van ut Kastiel te herkennen. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief kan dit bevestigen of verbeteren en wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief weet wie de andere man op de foto is ?
Op welke akker op de Westeresch zouden de mannen aan het werk zijn ?
De maker van de foto is dorpsfiguur en dorpsfotograaf en boer Harm Hessels uut de Kruusstroate in Deever.

Posted in Alle Deeversen, Boer'nlee'm, Westeresch | Leave a comment

Skildereeje van ekspressionist Klaas Koopmans

In Galerie Koopmans in Earnewâld in Fryslan bevindt zich een blijvende verzameling van de bekende Friese expressionistische kunstschilder Klaas Koopmans en het veelzijdige werk van diens zoon Gosse Koopmans. Galerie Koopmans heeft ook een mooie eigen webstee.
De redactie van ut Deevers Archief besteed bijzonder graag aandacht aan kunstwerken, die kunstenaars binnen de grenzen van de gemiente Deever hebben gemaakt.
De redactie heeft toestemming van de twee dochters van Klaas Koopmans een afbeelding van een expressionistisch olieverfschilderij, dat hij in de gemiente Deever heeft gemaakt, te tonen in ut Deevers Archief. De redactie is de twee dochters van Klaas Koopmans bijzonder erkentelijk voor deze toestemming.
Klaas Koopmans heeft het schilderij gemaakt in 1976. Het heeft een breedte van 140 cm en een hoogte van 102 cm. Het schilderij heeft de titel ‘Bosgezicht in Diever’. De dochters van Klaas Koopmans weten niet wáár in de gemiente Deever hun vader dit schilderij heeft gemaakt. De redactie weet ook niet wáár in de gemiente Deever de kunstenaar het schilderij heeft gemaakt. Misschien ergens langs de Tilgrup in de Olde Willem ?
Het prachtige schilderij is niet aanwezig in Galerie Koopmans, maar hangt aan een muur in de woning van één van de twee dochters. Die dochter is zeer verknocht aan het schilderij, dat ze van haar vader kreeg. En terecht !
Gegevens over de schilder Klaas Koopmans zijn te vinden op een bladzijde van de webstee van Galerie Koopmans.

Posted in Kuunst, Skildereeje | Leave a comment

De toor’n en de kaarke op ut haandvat van un lepeltie

In de naoorlogse jaren tot in het midden van de vijftiger jaren van de vorige eeuw, dat wil zeggen tot de tijd van de grote restauratie van de gemeentelijke toren en het kerkgebouw in de kaarketuun an de brink van Deever, waren in enige winkels van neringdoenden in Deever souvenir lepeltjes met een afbeelding van de vervallen gemeentelijke toren en het vervallen kerkgebouw te koop.
De redactie van ut Deevers Archief toont aan zijn trouwe bezoekers graag bijgaande afbeelding van het handvat van een souvenir lepeltje dat te koop was bij Jan Brogg’n (de Wiba) an de Heufdstroate in Deever.
Jij kunt als verzamelaar van toeristische prullaria uut de gemiente Deever dit soort van souvenir lepeltjes toch maar beter wel in jouw verzameling hebben.

Posted in Deeverse prullaria | Leave a comment

Die lillukke anbouw is gelokkig vut

De redactie van ut Deevers Archief heeft de kleurenfoto van de achtergevel met aanbouw van de voormalige meubelmakerij van Gijs Smeekes in Oll’ndeever gemaakt op donderdag 11 oktober 2017; zie afbeelding 1.
De redactie hoopte op die dag dat de nieuwe eigenaar met de Amsterdamse tongval in de gaten zou krijgen dat de oerlelijke aanbouw aan de achtergevel van zijn pand niet bij de voormalige boerderij mit twee siedbaanders van de familie Klok-Hessels hoort en hoopte op die dag ten zeerste dat de nieuwe eigenaar met de Amsterdamse tongval deze oerlelijke aanbouw snel zou afbreken en de achtergevel in zijn echt oorspronkelijke staat zou herstellen. Met inbegrip van het herstel van de niet zichtbare stalraampjes van ut Deeverse model, en dan daarbij niet als voorbeeld het rechter stalraampje in de achtergevel nemen, maar het stalraampje direct naast de oerlelijke aanbouw. In het archief van de gemiente Deever is vast en zeker nog wel de bouwtekening van deze voormalige boerderij terug te vinden.
De redactie van ut Deevers Archief heeft de kleurenfoto van de achtergevel zonder aanbouw van de voormalige meubelmakerij van Gijs Smeekes in Oll’ndeever, nu woonboerderij, gemaakt op maandag 8 juni 2020; zie afbeelding 2.
De redactie zag tot zijn grote vreugde dat de aanbouw is afgebroken, blijkbaar is destijds bij het maken van de aanbouw de achtergevel niet uitgebroken, want de achtergevel is intact. Met het verdwijnen van deze aanbouw is de kwaliteit van ut Oll’ndeeverse boerderijenlandschap weer wat verbeterd. Wel is destijds één stalraampje dichtgemetseld, maar de metselsteen ter plaatse kan heel eenvoudig worden verwijderd, waarna weer een stalraampje van ut Deeverse model kan worden geplaatst.

Afbeelding 1 – Achtergevel van de voormalige meubelmakerij met aanbouw – Oll’ndiever 11

Afbeelding 2 – Achtergevel van de woonboerderij zonder aanbouw – Oll’ndeever 11

Afbeelding 3 – Meubelmakerij G. Smeekes (afbeelding uit Google Streetview – opnamedatum augustus 2010)

Posted in Boerdereeje, Oll'ndeever | Leave a comment

De plakette mit de keuneginne höng in de roadsael

In de Provinciale Drentsche en Asser Courant verscheen op 20 juni 1957 een bericht over de opening van het nieuwe gemeentehuis van de gemiente Deever an de brink van Deever (in Deever heurt een gemientehuus an de brink te stoan).
Tijdens de opening van ut neeje gemientehuus an de brink van Deever bood de commissaris van de koningin mr. Jaap Cramer namens het bestuur van de provincie Drente een fraai kostbaar kunstwerk in de vorm van een plaquette met de beeltenis van koningin Juliana aan de bevolking van de gemiente Deever aan.
Het kostbare kunstwerk heeft altijd in de raadzaal van ut gemientehuus an de brink van Deever gehangen. De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief wordt voor de beeldvorming verwezen naar de zwart-wit foto aan het einde van dit bericht.

De redactie stuurde op 12 mei 2020 per e-mail het volgende bericht aan de gemeente Westenveld.
Geachte heer/mevrouw
Het ligt in mijn bedoeling het krantenartikel ‘Diever heeft het prachtige raadhuis officieel in gebruik genomen’ op te nemen in een bericht in ut Deevers Archief.
Dit krantenartikel is te raadplegen in https://www.delpher.nl.
Mijn vraag betreft de foto in het genoemde artikel, waarop burgemeeester J.C. Meyboom is te zien, waarbij boven zijn hoofd een plaquette van H.M. koningin Juliana is te zien.
Ik zou graag een scherpe foto van deze plaquette bij het bericht in ut Deevers Archief willen tonen.
Ik veronderstel dat de gemeente Westerveld zuinig is op dit kostelijke stukje erfgoed van de gemeente Diever, en dat dit ergens in het raadhuis van de gemeente Westerveld een waardige plek heeft gekregen ?
Behoort het tot uw mogelijkheden mij een scherpe foto van deze plaquette te doen toekomen ?
Ik ben u bij voorbaat bijzonder erkentelijk voor de te nemen moeite.
Of zou ik langs kunnen komen om zelf een scherpe foto van dit object te maken ?
Ik verneem graag uw reactie.

De redactie stuurde op 22 mei 2020 per e-mail het volgende herinneringsbericht aan de gemeente Westenveld.
Geachte heer/mevrouw,
Ik stuurde u op 12 mei 2020 een bericht per elektronische post.
Tot op de dag van vandaag heb ik geen antwoord van u ontvangen, dit tevens inhoudende dat u aan het bericht ook geen zaaknummer heeft toegekend.
Ik wil bij deze u beleefd verzoeken mijn bericht alsnog te beantwoorden, opdat ik het betreffende krantenartikel met de enig passende illustratie kan verluchtigen en in ut Deevers Archief kan opnemen.
Ik neem aan dat bij het opgaan van de gemeente Diever in de gemeente Westenveld een inventarisatie van de overgedragen kunst, kunstzinnige voorwerpen, kunstnijverheid, enzovoort in eigendom van de gemeente Diever en daarmee eigendom van de burgers van de gemeente Diever is opgemaakt en op papier is vastgelegd en wellicht ook fotografisch is vastgelegd. Ik zou graag een kopie van die inventarisatie ontvangen.
Ik wacht in spanning uw reactie af.

De redactie stuurde op 7 juni 2020 per e-mail het volgende herinneringsbericht aan de gemeente Westenveld.
Geachte heer/mevrouw,
Ik stuurde u op 12 mei 2020 een bericht per elektronische post.
Tot op de dag van vandaag heb ik geen antwoord van u ontvangen, dit tevens inhoudende dat u aan het bericht ook geen zaaknummer heeft toegekend.
Ik wil u graag attenderen op het bericht Woar is toch die plaquette van de keuneginne eblee’m in ut Deevers Archief, waarbij het met name gaat om de aantekeningen aan het einde van het bericht.
Het is zoals raadlid E. Bergsma in het hiervoor bedoelde krantenbericht uit 1957 zegt:
De raad koestert de verwachting, dat men gaarne naar het gemeentehuis toe zal gaan en hij hoopte dat de inwoners daar geholpen worden, zoals het behoort in een democratische staat.
Ik verneem graag uw reactie.

De redactie stuurde op 30 juni 2020 per e-mail het volgende herinneringsbericht aan de gemeente Westenveld.
Geachte heer/mevrouw,
Ik stuurde u op 12 mei 2020 een bericht per elektronische post.
Tot op de dag van vandaag heb ik geen antwoord van u ontvangen, dit tevens inhoudende dat u aan het bericht ook geen zaaknummer heeft toegekend.
Ik wil u graag attenderen op het bericht Woar is toch die plaquette van de keuneginne eblee’m in ut Deevers Archief, waarbij het met name gaat om mijn aantekeningen aan het einde van het bericht van 12 mei 2020.
Ik verneem graag uw reactie.

De redactie stuurde op 2 november 2020 per e-mail het volgende herinneringsbericht aan de gemeente Westenveld.
Geachte heer/mevrouw,
Ik stuurde u op 12 mei 2020 per e-mail een bericht, inzake de verblijfplaats van de plaquette met de beeltenis van koningin Juliana, die de bevolking van de gemiente Deever bij de opening van het nieuwe gemeentehuis aan de brink van Deever op 19 juni 1957 ten geschenke heeft gekregen van het bestuur van de provincie Drente.
Ik betreur het ten zeerste dat ik tot op de dag van vandaag – ondanks enige herinneringsberichten – geen antwoord van u heb ontvangen, dit tevens inhoudende dat u aan het bericht ook geen zaaknummer heeft toegekend.
Ik wil u voor de goede orde graag attenderen op het bericht Woar is toch die plaquette mit de keuneginne eblee’m in ut Deevers Archief, waarbij het met name gaat om de aantekeningen aan het einde van het bericht.
En ik wil u voor de goede orde graag attenderen op het bericht De plakette mit de keuneginne höng in de roadsael in ut Deevers Archief. Voor de goede orde meld ik u dat de tekst van de berichten, die ik per e-mail over dit onderwerp aan u heb gestuurd, bij dit bericht zijn opgenomen.
Maar waar hangt deze plaquette nu ?
Maar hangt dit stukje Deevers erfgoed nu ?
Ik verneem graag uw reactie.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Waar is die kostbare plaquette met de beeltenis van koningin Juliana toch gebleven ? Waar is dat kostelijke stukje Deevers erfgoed toch gebleven ?
Het kan niet anders zo zijn dan dat dit kostbare kunstwerk na het gedwongen samengaan van de gemiente Deever mit de gemiente Vledder, de gemiente Dwingel en de gemiente Oavelte en de tijdelijke vestiging van het raadhuis van de gemeente Westenveld in O
avelte en de definitieve ontruiming van het gemeentehuis aan de brink van Deever, samen met andere te behouden kunstwerken zorgvuldig is opgeslagen en ná de opening van het Raadhuis van de gemeente Westenveld aan de Gemeentehuislaan in Deever een passend plekje in dit gebouw heeft gekregen !
De redactie van ut Deevers Archief heeft op 12 mei 2020 aan de gemeente Westenveld de vraag gesteld: “Waar is die kostbare plaquette toch gebleven ?”  De redactie heeft tot op de dag van vandaag ondanks herinneringsberichten geen antwoord gekregen.

Posted in Aarfgood, Gemeente Westenveld, Gemiente Deever, Kuunst | Leave a comment

Ut breefpepier van de botterfubriek van Wapse

De redactie van ut Deevers Archief is een verwoed verzamelaar van briefpapier met een mooi eigen logo van bedrijven, ondernemingen, neringdoenden en zo voort uut de gemiente Deever. De redactie wil de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief het schitterende blauwkleurige breed op het briefpapier uitgemeten logo van de Coöperatieve Zuivelfabriek, Korenmalerij en Handelsvereeniging “Ons Belang” G.A. aan de tegenwoordige Ten Darperweg in Wapse niet onthouden. De fabriek gebruikte het briefpapier met dit prachtige logo in elk geval in de vijftiger jaren van de vorige eeuw.
De Nederlandse wet onderscheid drie vormen van coöperaties, deze zijn te herkennen aan de letters U.A., W.A. en B.A. achter de naam van de coöperatie.
U.A.: Uitgesloten van Aansprakelijkheid: de leden dragen niet bij in een tekort van de coöperatie;
B.A.: Beperkte Aansprakelijkheid: de leden dragen elk tot een vastgelegd bedrag bij in het tekort van de coöperatie;
W.A.: Wettelijke Aansprakelijkheid: de leden zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het tekort van de coöperatie.
Achter de naam  “Ons Belang” staat echter G.A. De redactie heeft nog niet kunnen vinden wat de betekenis van deze afkorting is.
G.A. = Geen Aansprakelijkheid ? G.A. = U.A. ?
Of G.A. = Gedeeltelijke Aansprakelijkheid ? G.A. = B.A. ?
Of G.A. = Gedeelde Aansprakelijkheid ? G.A. = W.A. ?
Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief kan hier uitsluitsel over geven ?
Voor de tekening van de Wapser zuivelfabriek in het logo heeft de ontwerper van het logo ongetwijfeld gebruik gemaakt van een foto. De redactie zou graag in het bezit komen van een goede scherpe scan van deze foto, teneinde deze bij dit bericht op te nemen.
In ut Deevers Archief is wel een afbeelding van een ansichtkaart van de Wapser melkfabriek uit maart 1968 te vinden.
De redactie weet van de melkproducerende boeren in Deever, Kalter’n, An de Deeverbrogge, Oll’ndeever en Wittelte wel welk melkbusnummer (leveranciernummer) zij hadden. De redactie zou ook graag van de Wapser boeren die melk leverden aan de Wapser zuivelfabriek hun naam en hun melkbusnummer (leveranciernummer) willen weten. Wie van de op het verleden van Wapse georiënteerde zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief kunnen de redactie informeren over deze melkbusnummers ?
De redactie heeft bijgaande kleurenfoto van het pand, waarin de Wapser zuivelfabriek was gevestigd, gemaakt op donderdag 26 april 2018.


Posted in Süvelfubriek Wapse, Wapse | Leave a comment

De olde braandkoele an de Peperstroate in Deever

De redactie van ut Deevers Archief heeft al heel lang veel belangstelling voor gegevens van gedempte braandkoel’n in de olde gemiente Deever en deelt zijn vorderingetjes dienaangaande graag met de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief heeft gegevens -hopelijk ook foto’s- van olde braandkoel’n in de gemiente Deever en is bereid deze te delen met de redactie van ut Deevers Archief  ?

Een notitie van het college van burgemeester en wethouder van de gemiente Deever, de dato 31 december 1941, nota bene in de Tweede Wereldoorlog, vermeldt het volgende.
De aan de Peperstraat in Diever liggende brandkuil is eigendom van de gemeente Diever, kadastraal bekend sectie B, no. 2585 en heeft een oppervlakte van -.-.63 hectare. Hij wordt begrensd:
– ten noorden door de Peperstraat;
– ten zuiden door een tuin, sectie B, no. 2380, van Lambertus Schoemaker, kantoorhouder der Posterijen te Diever;
– ten westen door huis en erf, sectie B, no. 2736, van Vennootschap onder de firma A. Kuiper en Zoon, gevestigd te Diever;
– ten oosten door huis, werkplaats en erf, sectie B, no. 2116, van Albert Kloeze Sr., smid te Diever. 

De gedempte braandkoele an de Peperstroate vertegenwoordigde voor de gemiente Deever begin 1942 geen direct gebruiksbelang. Daarom wilde de gemiente Deever het kleine stukje grond van 63 centiare van de voormalige braandkoele wel verpachten en deelde dit schriftelijk mee aan de aanwonenden Lambertus Schoemaker, Albert Kuiper en Albert Kloeze.
Postkantoorhouder Lambertus Schoemaker wilde het stukje grond niet pachten, maar wel kopen. Bakker Albert Kuiper liet niks van zich horen en smid Albert Kloeze wilde het stukje terrein van 63 m² wel pachten.
Smid Albert Kloeze werd ingaande 1 januari 1942 tot wederopzegging voor f. 10 per jaar de pachter van het perceeltje grond van de gedempte braandkoele an de Peperstroate.

De redactie heeft bijgaande kleurenfoto op 2 januari 2017 staande in de Peperstroate gemaakt. Het had die dag een beetje gesneeuwd. Ongeveer op de plaats van de olde braandkoele tegenover de witgekalkte drogisterij van Koopman stond op 2 januari 2017 een groene container. Het kan zijn dat de olde braandkoele iets voorbij de groene container en enig meters links van de op de foto zichtbare straatkolk lag. Enig onderzoek in ut olde archief van de gemiente Diever zou uitsluitsel kunnen geven.

In het kader van het onderbestratingswerk Deever op Drift van de straten van ut olde Deever dat in 2019-2020 miljoenen belastingeuro’s heeft gekost, zal het straatbeeld van de Peperstroate ter plekke van de olde braandkoele geheel zijn veranderd. De redactie zal te zijner tijd en zeker niet met geschwinde spoed en zeker ook niet in gestrekte draf een nieuwe serie foto’s van de Peperstroate maken en één daarvan toevoegen aan de hier getoonde inmiddels toch wel al een beetje geschiedkundig waardevolle foto.

Posted in Aarfgood, Alle Deeversen, Braandkoele, Peperstroate, Verdwenen object | Leave a comment

To leporello or not to leporello, that’s no question

In de webstee Brinkenplan – Diever op Dreef van de gemeente Westenveld is in de lijst van vastgestelde documenten een document met de uiterst merkwaardige en ongemakkelijke naam Leporello te vinden.
Dus gauw even het woord ‘leporello’ in een zoekmachine voor het wereldwijdeweb gestopt. En wat blijkt. Een leporello of leporello-album of harmonikaboek is een drukwerk dat in meerdere slagen zigzag is gevouwen. De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief kan in het wereldwijdeweb meer gegevens vinden over het leporello-album.
Het harmonicaboek van het Brinkenplan – Diever op Dreef is geen op drift geraakt en gevouwen harmonicaboek, maar een colofonloos nep-harmonica-boek, zeg maar een gewoon digitaal document van veertig bladzijden, dat is volgekalkt, volgebrald, volgebrabbeld en volgewauweld met lulkoekteksten. In dit bericht is het voorblad van het nep-harmonicaboek opgenomen.
Maar wat is de bedoeling van het nep-harmonicaboek ? Wat willen de schrijvers met het document bereiken ? Voor wie is het geschreven ? Voor De Hoge Dametjes En Heertjes Van De Voorkant Van Het Ontzettende Gelijk Van De Gemeente Westenveld ? Voor Jan Met De Pet ? Voor The Happy Few ? Voor de promotie van Dieverse neringdoenden ? Voor de nietsvermoedende weinig te besteden hebbende dagjesbezoeker ? Krijgt elke belastingbetalende inwoner van de olde gemiente Deever een papieren exemplaar thuis gestuurd ? Of krijgt elke koper van een kaartje voor het Openluchtspel een papieren exemplaar ?
Het harmonicaboek heeft niet de Nederlandse titel Diever De Plaats Om Te Zijn, ook helaas niet de Deeverse titel Diever Doar Moei Weed’n, maar helaas wel de Engelse anti-titel Diever The Place To Be Or Not To Be. Je zou bij zo’n snorkerig document met een Engelse titel toch op zijn minst de niet erg originele, maar wel positieve titel Diever The Place To Be verwachten, maar nee, nee, het Shakespearitis-virus dwingt tot het dogmatisch wauwelen van citaten van Shakespeare.
Diever The Place To Be zou zijn een hedendaagse mislukkerige kloon van de echte olde Deeverse gouden reclamespreuk: Ga Liever Naar Diever. Rather Go To Deever, And If You Go A Little Further, You Will Arrive In Vledder, And If You Go Back A Bit, You Will Arrive At Deeverbridge. Ga liever naar Diever, ga je een eindje verder, dan kom je in Vledder, ga je een eindje terug, dan kom je in Dieverbrug.

 

Posted in Deever, Shakespearitis | Leave a comment

Echte slietpaed’n slingert over de brink van Deever

In het geïllustreerd familieweekblad voor Groningen en Noord-Drenthe ‘Het Noorden in woord en beeld’ verscheen op 8 januari 1932 in jaargang 7, 1931-1932, nummer 42 op bladzijde 12 een sepiakleurige foto van de gemeentelijke toren en het kerkgebouw aan de brink van Deever en een deel van de brink van Deever.
Aan de linkerkant van de sepiakleurige foto is het hek voor de pastorie van de hervormde geloofsgemeente van Deever en het gietijzeren hek voor het gemeentehuis van de gemiente Deever te zien.
Meer naar rechts zijn de witte glint’n um de braandkoele op de brink te zien. Duidelijk is ook te zien dat over de brink een sloot naar de braandkoele loopt.
Om de kaarketuun of de kaarkhof om het kerkgebouw van de hervormde geloofsgemeente stond gelukkig nog een hek.
Aan de rechterkant achter het kerkgebouw is nog net het oude pand van bakker Albert Kuiper te zien.
Over de brink van Deever en de kaarketuun van het kerkgebouw slingeren nog echte slijtzandpaden, die ontstonden gewoon in veel belopen richtingen.
De redactie heeft de kleurenfoto (afbeelding 1) gemaakt op maandag 8 juni 2020.
De redactie heeft de kleurenfoto (afbeelding 2) gemaakt op vrijdag 28 november 2020.
In het kader van het miljoenen belastingeuro’s verslindende gemeentelijke onderbestratingswerk met de snorkende naam Deever op Drift moest ook de brink van Deever het ontgelden en is in 2020 een volstrekt overbodig onslijtbaar nostalgetisch noodgedwongen om een boom slingerend nepslijtpad van een of ander soort van gemalen dakpannen gemengd met een raar soort bindmiddel tussen opsluitbanden over de brink van Deever aangelegd.

Afbeelding 1

Afbeelding 2

Afbeelding 3

Posted in Brink, Deever | Leave a comment

Woar is die plakette mit de keuneginne eblee’m ?

In de Provinciale Drentsche en Asser Courant verscheen op 20 juni 1957 een bericht over de opening van het nieuwe gemeentehuis van de gemiente Deever an de brink van Deever (in Deever heurt een gemientehuus an de brink te stoan).
Tijdens de opening van ut neeje gemientehuus an de brink van Deever bood de commissaris van de koningin mr. Jaap Cramer namens het bestuur van de provincie Drente een fraai kostbaar kunstwerk in de vorm van een plaquette met de beeltenis van koningin Juliana aan de bevolking van de gemiente Deever aan.

Van krotbewoner tot patriciër
Diever heeft het prachtige raadhuis officieel in gebruik genomen
De raad van de gemeente Diever nam in het jaar 1840 het besluit om in de kom van Diever een nieuwe school te bouwen voor de som van f. 1450,-, waarvan de helft voor rekening van het rijk kwam. In het jaar 1874 werd het gebouw als school afgekeurd, omdat er blijkbaar te veel kinderen kwamen, waarna een verbouwing volgde. De helft van de verbouwde school werd ingericht als gemeentehuis, de andere helft werd woning voor de vroedvrouw. Nog later vestigde de dokter van Diever zich in deze woning en daarna de plaatselijke schoenmaker, die het tot 1939 volhield…… Vervolgens werd het hele gebouw ingericht als gemeentehuis, uitgezonderd één kamer en toen op een gegeven moment de raadzaal moest worden ingericht als onderkomen van de nieuwe brandspuit, bleef de raad slchts één kamer meer over om te vergaderen. Het geheel werd bouwvallig, het was eigenlijk een schande dat hier het hoogste gezag van de gemeente Diever was gevestigd.
Dit vertelde de burgemeester van Diever, de heer J.C. Meyboom tijdens de offiële bijeenkomst, die gisteren in de raadzaal van het nieuwe gemeentehuis werd gehouden in verband met de ingebruikneming van dit fraaie gebouw.
Het gemeentebestuur van Diever is van krotbewoner patriciër geworden, aldus de Commissaris der Koningin in Drenthe mr. J. Cramer, in zijn openingsrede. Het oude onderkomen leek op veel, maar allerminst op een gemeentehuis. Het was zelfs geen prehistorisch monumentje dat waard was in het museum van Schoonoord bijgezet te worden.

Symbool van veranderde positie
Mr. Cramer verheugde zich er voorts over, dat de provincie Drenthe een verdere stap doet in de goede richting. Drenthe is de enige provincie die een goede eeuw geleden nog geen gemeentehuizen bezat. Café’s verschaften burgemeeester, B. en W., ambtenaar van de burgerlijke stand, de raad, enzovoort huisvesting en in 1880 schreef de secretaris van Emmen bijvoorbeeld in de notulen, dat de raad van de wenselijkheid van een gemeentehuis overtuigd is. Zoals thans de lokaliteit is, kan het niet blijven, zo staat in deze notulen vermeld. Ook de geest destijds verzich zich er hoe langer hoe meer tegen, dat gemeentehuizen worden gehouden in gebouwen waar sterke drank wordt geschonken. Honderden guldens, die anders op nuttiger wijze zouden kunnen besteed, worden nu min of meer gedwongen aan Bacchus geofferd. Zo was het in Emmen, zo was het overal.
De opening van dit gemeentehuis is echter niet alleen een mijlpaal in de geschiedenis van de huisvesting. De opening van dit moderne plattelandsgemeentehuis symboliseert de veranderde positie, die het gemeentebestuur en de gemeenteadministratie tegenwoordig innemen. Deze mijlpaal kan het beste gemarkeerd worden, aldus spreker door de begroting van Diever van 1857 te vergelijken met die van 1957. De raming van de totale begroting in 1857 bedroeg f. 2420,87½, waarvan f. 300 voor de jaarwedde van de burgemeester, f. 225 voor de secretaris, f. 100 voor de ontvanger, huur gemeentehuis f. 30, onderhoud wegen f. 30. Thans is de totale raming f. 291.610,31.

Mijlpaal
Natuurlijk is de waarde van het geld een andere dan in 1857, maar wat de begroting van 1957 in vergelijking met die van 1857 tot een mijlpaal stempelt is, dat het gemeentebestuur van thans meer is dan een administratief begrip en hoeder van de openbare orde en veiligheid.
Het veld der bemoeienissen van de gemeente, ook van plattelandsgemeenten, is nu een ander dan dat van 1857, het is uitgebreid en geïntensiveerd. In de gemeentebegroting weerspiegelt zich de veranderde instelling van gemeentebestuur en administratie ten aanzien van de burgers. Daarom is er reden om vandaag verheugd te zijn, aldus spreker.
Het nieuwe gebouw is een mijlpaal in het gemeentelijk bestel, omdat het onze gedachten richt naar de toekomst van de gemeente en de gemeentelijke samenleving. Een mijlpaal richt de gedachten ook op de weg die nog moet worden afgelegd, de bemoeienissen van het gemeentebestuur nieuwe stijl.

Agrarisch fundament verstevigen
Mr. Cramer herinnerde aan het officiële bezoek dat hij verleden jaar aan Diever had gebracht en waarbij tijdens de besprekingen met het college van B. en W., de raad en de agrariërs sterk naar voren kwam, dat Diever was, is en zal blijven een overwegend agrarische gemeente met twee hoofdproblemen: de ontwatering en de ruilverkaveling. Het zal niet lang meer duren of het vraagstuk van de waterbeheersing zal praktisch voor de gehele gemeente Diever opgelost zijn. Daarmede is men er evenwel niet, want de ruilverkaveling nieuwe stijl zal voor grotere delen van de gemeente aangevraagd dienen te worden, dan thans het geval is. Het gemeentebestuur nieuwe stijl kan ook op dit gebied initiatieven ontwikkelen, maar het is gelukkig nog zo, dat hier sprake zal moeten zijn van een samenspel tussen gemeente, rijk, provinciale diensten en agrariërs. Moge van deze dag een appèl uitgaan om het agrarisch fundament dezer gemeente steeds meer te verstevigen.

Veluwe van Drenthe
Diever is rijk met natuurschoon begiftigd en kan in recreatief opzicht dan ook een belangrijke rol spelen. Met 35 procent bos in Diever de bosrijkste gemeente van Drenthe. Wat evenwel belangrijker is, door zijn gevarieerdheid en uitgestrektheid heeft het recretief gebied van Diever een hoge recreatieve waarde. Deze gemeente wordt niet ten onrechte ‘de Veluwe van Drenthe’ genoemd, aldus de commissaris.
Dit rijke bezit is een kapitaal, waarmede gewoekerd moet worden, terwille natuurlijk van de Dieverse bevolking zelve, maar ook terwille van de honderdduizenden medeburgers, die in huizenblokken, fabrieken en kantoren het grootste deel van hun leven doorbrengen. Vacantie houden is voor hen geen luxe, maar een sociaal-hygiënische en sociaal-culturele noodzakelijkheid. Een rijk veld van activiteiten ligt voor ons. Moge het gemeentebestuur in samenwerking met V.V.V. en provinciale diensten in staat zijn de vakantierecreatie op een rustige en stijlvolle wijze te stimuleren.

Begrip in Nederland
De naam Diever is een begrip in Nederland geworden door de Shakespeare traditie; mogen andere manifestaties op sociaal, cultureel en geestelijk gebied in Diever eenzelfde hoogte bereiken, de bevolking tot zegen.
Terugkerende tot het gebouw, dit zal huisvesting bieden aan de raad, B. en W. en het gemeentelijk personeel, maar ook aan de bevolking, aldus spreker. Er is immers een publieke tribune. Moge die in de toekomst steeds goed bezet zijn door inwoners van Diever, want dit zal een barometer zijn van de belangstelling voor de publieke zaak. De middelen zijn beperkt, de wensen onbeperkt. Diever is thans zo gelukkig dat de ’top-wens’ vervuld is. Spreker bood daarom de hartelijke gelukwensen aan en uitte de hoop, dat dit nieuwe gebouw een waarlijk tehuis mag zijn voor hen die er dagelijks werken en voor hen, ten behoeve van wie de arbeid geschiedt.
Daarna verhieven de aanwezigen zich van hun zetels, waarna door mr. Cramer een nog achter een oranjedoek verscholen prachtige plaquette met de beeltenis van H.M. Koningin Juliana werd onthuld.

De kritiek zwijgt
De heer E. Bergsma sprak daarna namens de raad. Hij herinnerde er aan dat dit raadhuis vele jaren ‘in de pen’ is geweest. In 1946 werd reeds een aanvang gemaakt met de besprekingen. Van het oude gebouw deugde dan ook niets anders meer dan de plaats. Veel is er over gediscussieerd en vandaag kon de wens dan worden gerealiseerd. De kritiek zwijgt bij het zien van dit nieuwe gemeentehuis, maar de gemeente heeft hier recht op. Spreker noemde in dit verband de familie Meyboom, die zeer veel voor de totstandkoming van dit gebouw heeft gedaan en wij als raadsleden kunnen ons voorstellen, dat burgemeester Meyboom deze dag een van de belangrijkste in zijn carrière acht. Daarmede wilde spreker hem dan ook gelukwensen. De raad koestert de verwachting, dat men gaarne naar het gemeentehuis toe zal gaan en hij hoopte dat de inwoners daar geholpen worden, zoals het behoort in een democratische staat.
Tenslotte hield burgemeester Meyboom een rede waarin hij in het bijzonder de Commissaris der Koningin dank zegde voor de officiële opening en aan allen die mee hebben gewerkt aan de totstandkoming van het nieuwe gemeentehuis, dat onder architectuur van de heer J. Boelens Kzn. te Assen is gebouwd.

Bijschrift van de foto rechts boven
Burgemeester J.C. Meyboom gaf een overzicht van de totstandkoming van het nieuwe gemeentehuis, nadat de Commissaris der Koningin, mr. J. Cramer de plaquette van H.M. Koningin Juliana had onthuld.

Bijschrift bij de foto rechts onder
Mr. J. Cramer, Commissaris der Koningin en burgemeester Meyboom, bezichtigen de schilderijenexpositie die op de ‘cultuurzolder’ van het nieuwe gemeentehuis van Diever is ingericht.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De kostbare plaquette heeft altijd in de raadzaal van het gemeentehuis an de brink van Deever gehangen. De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief wordt voor de beeldvorming verwezen naar de afbeelding van het krantebericht  aan het einde van dit bericht. Waar is die kostbare plaquette toch gebleven ? Waar is dat kostelijke stukje Deevers erfgoed toch gebleven ?
Het kan niet anders zo zijn dan dat dit kostbare kunstwerk na het gedwongen samengaan van de gemiente Deever mit de gemiente Vledder, de gemiente Dwingel en de gemiente Oavelte en de tijdelijke vestiging van het raadhuis van de gemeente Westenveld in O
avelte en de definitieve ontruiming van het gemeentehuis aan de brink van Deever, samen met andere te behouden kunstwerken zorgvuldig is opgeslagen en ná de opening van het Raadhuis van de gemeente Westenveld aan de Gemeentehuislaan in Deever een passend plekje in dit gebouw heeft gekregen !
De redactie heeft op 12 mei 2020 aan de gemeente Westenveld de vraag gesteld: “Waar is die kostbare plaquette toch gebleven ?”  De redactie heeft tot op de dag van vandaag ondanks herinneringsberichten geen antwoord gekregen.
De afgebeelde zwart-wit ansichtkoate van ut gemientehuus an de brink van Deever is in oktober 1957, een paar maanden na de opening van het gemeentehuis, uitgegeven door JosPé in Arnhem. De ansichtkoate was te koop bij boekhandel Roelof (Roef) van Goor an de Kruusstroate in Deever.
De redactie heeft de kleurenfoto gemaakt op woensdag 6 november 2019 gemaakt.

Posted in Ansigtkoate, Gemiente Deever, Gemientehuus, Kuunst | Leave a comment