Monthly Archives: januari 2021

Un mooi stukkie van ut Kastiel sestug joar’n elee’n

De hier afgebeelde zwart-wit foto is gemaakt op 3 juli 1963 op ut Kastiel in Deever. De redactie weet niet wie de maker is van deze foto, maar zou wel graag zijn naam willen vermelden.
De foto is afkomstig uit de verzameling van wijlen Margaretha (Griet) Oost, die was getrouwd met winkelier Jan Brugging (ja, die van de Wiba-winkel an de Heufdstroate in Deever). Deze foto is gebruikt voor een ansichtkaart, die het bedrijf JosPé uit Arnhem in juli 1963 heeft uitgegeven. De ansichtkaart was te  koop bij winkelier Jan Brugging, Hoofdstraat 27 in Deever. Blijkbaar heeft JosPé ter kennisgeving en ter goedkeuring eerst een afdruk gestuurd naar opdrachtgever Jan Brugging.
De weg over Ut Kastiel had toen helaas nog de naam Burgemeester Van Oslaan. De naam Ut Kastiel werd in 1939 opgeofferd aan de eer en glorie en eeuwige plaatselijke roem van de pensionerende burgemeester Hendrik Gerard van Os (zeven koeien en een os).
In het boerderijtje aan de linkerkant van de afbeelding woonden in juli 1963 Roelof Fledderus en Annegien Jansen. Roelof Fledderus is geboren op 4 januari 1885 in Wittelte en is overleden op 26 maart 1964 in Deever. Annegien Jansen is geboren op 25 april 1895 op de Smilde en is overleden op 25 november 1967 in Deever. Beiden zijn begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.
In juli 2000 woonde in het boerderijtje aan de linkerkant van de afbeelding de familie Honing.
In het boerderijtje daarnaast woonden in juli 1963 Lammigje Oost, de weduwe van Geert van Ankorven en haar kinderen Janna en Roelofje. Geert van Ankorven is geboren op 10 februari 1877 in Dwingel en is overleden op 14 september 1956 in Deever. Lammigje Oost is geboren op 30 juli 1879 in Oll’ndeever en is overleden op 28 juni 1973 in Deever. Beiden zijn begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever. Janna (Jannoa) van Ankorven is geboren op 20 januari 1903 in Deever en is overleden op 10 juni 1990 in Deever. Roelofje (Roefie) van Ankorven is geboren op 24 januari 1909 in Deever en is overleden op 23 juni 1996 in Deever. De twee zusters zijn begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.
In een e-mail bericht van 31 augustus 2000 meldde een mevrouw van Ankorven uit Utrecht het volgende aan de redactie. De naam Ankorven is een verbastering van de plaats Heunkörben (Hohenkörben) in de buurt van de Nederlands-Duitse grens. De familie van Ankorven heeft een boek over de eigen familie gemaakt. Er wonen nog Van Ankorven’s in Den Haag. De achternaam is helaas bezig uit te sterven.  
In juli 2000 woonde in het boerderijtje tussen het linker boerderijtje en de rechter boerderij mevrouw Teddy van Marum.
In de boerderij aan de rechterkant van de afbeelding woonden in juli 1963 de familie Klaas Fledderus en Fransiena (Sientie) Fledderus. Klaas Fledderus is geboren op 27 januari 1908 in Deever en is overleden op 26 juni 1988 in Deever. Fransiena (Sientie) Fledderus is geboren op 23 april 1908 in Wapse en is overleden op 1 februari 1994 in Deever. Beiden zijn begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever. In juli 2000 woonde in deze boerderij de familie Jark Otten en Siena Fledderus. Siena Fledderus is een dochter van Klaas Fledderus en Fransiena Fledderus. In januari 2021 woonde in deze boederij nog steeds het echtpaar Jark Otten en Siena Fledderus.
De redactie van ut Deevers Archief heeft de bijgevoegde kleurenfoto gemaakt op vrijdag 3 mei 2018. De redactie stond niet helemaal op de dezelfde positie als de maker van de zwart-wit foto, maar zal te zijner tijd en zeker niet met geschwinde spoed en in gestrekte draf een beter passende kleurenfoto aan dit bericht toevoegen.
Op de stee van het vervallen boerderijtje (keuterijtje) tussen het linker boerderijtje en de rechter boerderij is een nieuw huis gebouwd.

Posted in Alle Deeversen, Ansigtkoate, ut Kastiel, Verdwenen object | Leave a comment

De oldste ansichtkoate van ut swembad Deeversaand

De redactie van ut Deevers Archief toont de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief ook graag oude beelden van het zwembad Dieverzand an de Bosweg bee Deever. Bijgaand afgebeelde zwart-wit ansichtkaart werd in 1948 uitgegeven en was te koop bij Jan Brugging an de Heufdstroate in Deever. De redactie schat in dat deze ansichkaart de oudste ansichtkaart van het zwembad Dieverzand is. De redactie verneemt graag van zijn zeer gewaardeerde bezoekers het bestaan van oudere dan de hier afgebeelde ansichtkaart.
Gelukkig is van de jongen die bij het pierebad links op de voorgrond staat de naam bekend. Het is Albertus (Bertus) Fransen, zoon van boer Roelof Fransen en Klassien Mulder. De familie Fransen woonde destijds aan de Hoofdstraat, het huidige adres is Hoofdstraat 78 in Deever. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deeves Archief herkent andere kinderen op de hier afgebeelde ansichtkaart ?
De dijk, gemaakt van de grond die uit het zwembad is gegraven, aan de andere kant van het pierebad, bestaat nog steeds. De redactie heeft bijgaande kleurenfoto van de andere kant van deze dijk gemaakt op 26 april 2018. Het hek dat destijds om het zwembad stond, is natuurlijk al lang verdwenen.
De redactie roept vooral Albertus (Bertus) Fransen te reageren op dit bericht.
De redactie is op zoek naar oude foto’s van het zwembad Dieverzand. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief is bereid een goede scan van zijn foto’s naar de redactie te sturen ?

Posted in Alle Deeversen, Ansigtkoate, Bosweg, Swömbad Deeverse Saand, Verdwenen object | Leave a comment

Un meteoriet in de koele van un besunder stiengraf

In de Leeuwarder Nieuwsblad verscheen op 28 augustus 1929 een uitgebreid bericht over het onderzoek van de grafheuvel nabij de Grönnegerweg bee Deever, die onder leiding stond van professor doctor Albert Egges van Giffen

De opgravingen te Diever
Een zeer bijzonder steengraf – Menschelijke overblijfselen van 4000 jaar oud – Een meteoorsteen in den grafkuil
Waar in den ouden tijd de belangrijke ruiterwegen van Steenwijk naar Groningen en van Coevorden naar Friesland, elkander kruisten, ligt het oude Drentsche brinkdorp Diever. Naar het Oosten, over Dwingelo en Wijster, loopt over de hooge heide de weg naar Coevorden, naar het Noorden over het oude Calthorn en Wijster, die naar Groningen; naar het Zuiden, over Ruinen en Echten, de oude verbinding via de Ommerschans met Deventer; naar het Zuidwesten, over Vledder, de heerbaan naar Steenwijk; naar het Noordwesten, over Wateren en vandaar over Elsloo of Oosterwolde, de weg naar Friesland. De namen Ruiterweg, Groningerweg, Friescheweg, die in den Dieverschen volksmond nog leven, herinneren aan deze ouden toestand.
De hooge zandgrond, waarop het dorp is gelegen, zendt van hier uitlopers uit naar Havelte en naar Steenwijk en zet zich noordwaarts voort naar Oosterwolde en Bakkeveen; even ten Noorden van het dorp begint de inzinking, in welke zich de venen hebben afgezet, die zich van Smilde langs Appelscha en Fochteloo tot aan Haule uitstrekken.
Hoewel Diever in Drente ligt, is de bodem er dan ook dezelfde als die van de Frieschen Zuid-Oosthoek en we mogen dan ook, met terzijdestelling van de provinciale grenzen, deze landstreek als één geheel beschouwen.
Reeds in de alleroudsten tijden is deze streek door menschen bewoond geweest. Meende men tot voor kort, dat de oudste bewoners hier tusschen 3000 en 2000 jaar vóór Christus leefden, de nieuwe onderzoekingen hebben aangetoond, dat men nog veel verder terug moest gaan.
Het is vooral aan den heer H.J. Popping van Oosterwolde te danken, dat er een nieuw hoofdstuk aan de geschiedenis van Friesland kan worden toegevoegd. Deze ijverige bodemonderzoeker heeft uit de zandstuivingen een grote collectie vuursteenen werktuigjes verzameld en systematisch gerangschikt, die ten duidelijkste aantoonen, dat deze bodem reeds bewoond was, lang vóórdat de bouwers der hunnebedden zich verstigden.
In de jongste aflevering van ‘De Vrije Fries’ komt dr. A.E. van Giffen naar aanleiding van deze vuursteenen werktuigjes tot de conclusie, dat zij moeten afkomstig zijn uit een tijdperk, waarin de menschen nog niet de kunst verstonden om vaatwerk uit leem en klei te maken, om steenen werktuigen te polijsten en te slijpen, om paalwoningen en steengraven te bouwen.
Wanneer deze menschen precies geleefd hebben, is niet in jaartallen uit te drukken, doch men kan er zich op de volgende wijze eenige voorstelling van maken.
Het brons leerden de bewoners van ons land kennen tusschen 2000 en 1500 vóór Christus. De hunnebedden en de steengraven, zoals die bij Oosterwolde ontdekt zijn, dateeren uit het eerste gedeelte van dit tijdperk, of uit het laatst van het nieuw-steen-tijdperk (neolithicum); dit neolithicum (neo, nieuw, lithus, steen) heeft duizenden jaren geduurd; daaraan vooraf ging het midden-steen-tijdperk (mesolithicum) en daarvoor het oud-steen-tijdperk (paleolithicum), dat is dus duizenden jaren vóór de hunnebedden. Dit paleolithicum wordt verdeeld in 14 tijdperken; het laatst noemt men het Azilien.
Welnu, de door den heer Popping verzamelde werktuigjes behoorden tot het laatste deel van het Azilien, waarvan bijvoorbeeld ook de overblijfselen zijn gevonden in Denemarken en in Frankrijk, en het staat vast, dat dit de droog-warme tijd is, die volgde op den laatsten ijstijd. Dat kan ongeveer 8 à 9000 jaar geleden zijn, de zogenaamde Ancylustijd, zoo genoemd naar de zoetwaterslak Ancylus fluviatilus, die toen in de Oostzee leefde. Noorwegen was toen namelijk met Denemarken verbonden en de Oostzee was een zoetwatermeer. Onze kleistreken bestonden toen nog niet, vandaar dat dr. van Giffen dan ook meent, dat de voornaamste resten uit dezen tijd te zoeken zijn in de veenlagen, diep onder de klei.
De menschen, die hier toen woonden, waren afstammelingen van het West- of Middel-Europeesche laat-paleolithische ras. Zij vonden hier oer-ossen, beeren, wilde zwijnen, elanden, herten en vischrijke wateren.
Van hoe groot belang het werk van den heer Popping is, moge blijken uit het feit, dat nog in 1927 Mr. P.C.J.A. Boeles naar den toenmaligen stand der wetenschap in zijn boek Friesland tot de elfde eeuw, moest schrijven: ‘Eerst in de derde periode van den lateren steentijd (het neolithicum) krijgen wij in Friesland onze oudste bewoners, die als voornaamste monument hebben nagelaten het hunnebed bij Rijs.
Thans weten we dus, dat plusminus 5000 jaar daarvóór de Friesche bodem reeds door menschen bewoond werd ! Wie weet, hoe spoedig onze Oostelijke zandgronden de bewijzen zullen leveren, dat gedurende al die duizenden jaren dit terrein nimmer onbewoond is geweest ! Nu ligt er nog een klove tusschen de makers van die eenvoudige vuursteenen werktuigjes uit de zandstuivingen en de bouwers der hunnebedden.
In Friesland treffen wij van deze laatste slechts één aan, namelijk in Gaasterland, doch vlak over onze grenzen liggen er op dezelfde zandgronden meerdere. Ieder heeft wel gehoord van de hunnebedden bij Havelte; verder is er een geweest bij Eeze en ten Noorden van Diever ligt er een aan den zandweg van dit dorp naar het Werkhuis.
Uit oude papieren was bekend, dat er hier vroeger nog een is geweest, namelijk op den Berkenheuvel, in den volksmond de potties- en pannegiesbaarg.  Dit hunnebed is echter reeds in 1735 door boeren uit den omtrek afgebroken om de steenen te gebruiken of te verkoopen. Uit den volksmond blijkt wel, dat er hier in de loop der tijden heel wat urnen zijn gevonden.
Van dit afgebroken hunnebed heeft dr. van Giffen thans de grondsporen blootgelegd en het is hem gelukt om den geheelen opbouw te reconstrueeren. Uit gevonden scherven bleek, dat het op één lijn is te stellen met de hunnebedden van Havelte.
Er zit daar in den omtrek van Diever heel wat uit den grijzen voor-tijd in den bodem en herhaalde malen zijn er bij den landarbeid potties opgedolven en helaas vernield. Des te gelukkiger is het, dat er nu een belangrijk vóór-historisch monument in geheel ongeschonden toestand te voorschijn is gekomen !
De bekende rijks-archeoloog dr. A.E. van Giffen heeft in dit dorp een groot deel van zijn jeugd doorgebracht en hij kent er de eigenaardigheden van den bodem dus als weinig anderen. Zoo was hem dus ook ’t bestaan van een grooten, gaven grafheuvel in het bosch tegenover het Werkhuis, niet ver van het hunnebed, wel bekend en ook wist hij, dat uit een heuvel daar kortbij jaren geleden urnen zijn opgegraven. Eerst thans echter kon hij gevolg geven aan zijn lang gekoesterd verlangen om deze heuvel zijne geheimen te ontrukken ! En met een zeer bijzonder resultaat !
Reeds bij het proefboren bleek, dat er steenen in zaten en bij het afgraven stuitte men dan ook al spoedig op een laag ‘keien’, die met keienpuin was aangevuld. Voorzichtig werd thans verder gewerkt en ten slotte werd een langwerpig steengraf blootgelegd, liggende in de richting Oost-West. Het Westelijk einde was met een zware, zuiver vlak gespleten ‘sluitsteen’ afgesloten, juist zooals men dit bij de hunnebedden aantreft. Ook de verdere bouw herinnerde aan dien van de hunnebedden, met dit verschil, dat hier veel kleinere steenen gebruikt waren en een afdekking van den grafkelder geheel ontbrak.
Nadat de steenen ommanteling geheel was schoongemaakt, begon men met uiterste zorgvuldigheid den grafkelder uit te graven en wat men hier aantrof, stelde alle andere vondsten in menig opzicht in de schaduw !
Vrijwel alle hunnebedden, die in ons land zijn onderzocht, waren grootendeels vernield en de inhoud bestond slechts uit scherven en geschonden voorwerpen; menselijke overblijfselen werden nog nooit aangetroffen. Hier daarentegen werd alles in ongeschonden staat te voorschijn gebracht.
Men vond twee trechterhalsbekers en een rond urntje, typisch hunnebedden-aardewerk; een groote en een kleine vuursteenen beitel en enkele pijl- en lansspitsen. In zooverre stemde alles met de bekende hunnebedden-cultuur overeen. Doch groote verrassing baarde een rond urntje met een oor, want zoiets is in Nederland en Noord-Duitschland in hunnebedden nog nimmer aangetroffen. Zijn gelijkenis heeft dit zeer merkwaardige urntje alleen in Hongarije.
En wat nog verrassender was: in dit urntje lag een lampje van aardewerk (zie afbeelding). Dergelijke lampjes, die veel overeenkomst hebben met de latere Romeinsche, vond men in hunnebedden wel meer. Zij zijn den doode waarschijnlijk meegegeven ter voorlichting op de reis door het duistere schimmenrijk, en zij bewijzen, op welk een betrekkelijk hoog beschavingspeil deze hunnebeddenbouwers reeds stonden, hoewel ze nog geen metaal konden bewerken !
Toch bevatte deze grafkelder een metalen voorwerp, doch een, dat niet door menschenhanden is gemaakt. Midden in het graf vond men namelijk een zware metalen kogel, ter grootte van een gewonen stuiter, een meteoriet of meteoorsteen. Ook dit is een zeer zeldzame vondst. Uit de onbegrensde hemelruimte is deze klomp metaal eens gloeiend, als een vallende ster, op de aarde neergeslagen. Hoe hij in handen der hunnebeddenbouwers is gekomen, valt niet te gissen, doch dat hij als een kostbare bezitting is beschouwd, valt wel af te leiden uit het feit dat hij den afgestorvene in het graf is meegegeven. Misschien is het wel een amulet geweest ter bezwering van booze invloeden.
Het meest opmerkelijke echter is, dat in dit steengraf voor het eerst menschelijke overblijfselen zijn gevonden, namelijk een zeer verweerd gedeelte van een schedel (op de teekening is deze plaats met een kruisje gemerkt) en de resten van menschelijk gebit. Misschien, dat uit de resten iets nieuws is op te maken omtrent de lichamelijke gesteldheid van den hier begravene.
En ten slotte vertoonde dit graf nog een eigenaardigheid, die al evenzeer eenig is ons land. In den Noord-Oosthoek werd namelijk een uitgebouwde nis ontdekt, die zorgvuldig met vlakke keien was geplaveid. Deze ontdekking stelde den archeoloog voor een raadsel. In ons land is zooiets nog nimmer aangetroffen; alleen in Frankrijk is er een voorbeeld van bekend. Waartoe deze nis heeft moeten dienen, ligt nog geheel in het duister.
Geen wonder, dat dr. van Giffen met het resultaat dezer opgraving buitengewoon in zijn schik was. Het hier blootgelegde graf is te beschouwen als een overgang tusschen de hunnebedden en de gewone steengraven. Het is aangelegd op boschgrond, waarin eerst een kuil is gegraven; later is over dit graf een heuvel van schierzand opgeworpen.
De grafkelder is een zogenaamd hoofdgraf, waarin meerdere lijken zijn ter aarde besteld; sporen van verbranding zijn er niet in aangetroffen.
Ten Noorden van dit hoofdgraf vond men in den heuvel op hetzelfde niveau nog een vrouwengraf met enkele urnscherven en een kindergrafje met eenige steentjes en een lampje !
In denzelfden heuvel bleken, ongeveer 50 centimeter boven het steengraf, in veel lateren tijd nog twee grafurnen te zijn ingegraven. Ze bevatten verbrande menschenbeenderen en waren bedekt met een laagje brandaarde en houtskool, waartusschen verbrande dierenbeenderen, afkomstig van offerdieren. Een dezer urnen was een typische Germaansche urn met gekartelde rand.
Meer dan 1500 jaar nadat de nakomelingen der hunnebeddenbouwers hier hunne afgestorvenen met veel zorg hebben ter aarde besteld, hebben dus de Germaansche bewoners dezer streken op denzelfden heuvel een brandstapel opgericht om hunne dooden naar toenmalig gebruik tegelijk met hunne lijfdieren (paarden) te verbranden en de asch in urnen te verzamelen.
En nog eens tweeduizend jaar hebben deze menschelijke resten hier ongestoord gerust, tot ze ter wille van de wetenschap met grote zorgvuldigheid aan het daglicht zijn gebracht.
Er was voor dit opgravingswerk voortdurende groote belangstelling. Jongstleden zaterdagmiddag kwamen de leden der Prae-Historische Vereeniging te Assen het graf bezichtigen en bij dezelfde gelegenheid vervaardigden wij de teekening, die hierbij gereproduceerd is.
Nadat alles gefotografeerd en geteekend is, de verschillende afmetingen zijn vastgelegd, enzovoort, wordt de kuil weer dicht geworpen. Thans is aan den heuvel dus niets bijzonder meer te zien.
W.H.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie is nog niet bekend met de naam van de auteur en de tekenaar van de twee afbeeldingen met de initialen W.H. van het bericht in het Leeuwarder Nieuwsblad van 28 augustus 1929. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief kan hier duidelijkheid in verschaffen ?

Posted in Albert Egges van Giffen, Oudheidkunde | Leave a comment

See hept ut husie van Jan en Tinus Andree vurboud

De redactie van ut Deevers Archief heeft bijgaande kleurenfoto’s van de woning met adres ut Kastiel 10 in het voorbijgaan gemaakt. Speciaal voor zijn school- en klasgenoten Jan en Tinus Andreae, twee van de vroegere bewoners van deze woning.
Ut husie woar vrogger de familie Albert Andreae (Aubut Andree, deze achternaam werd in de volksmond altijd als Andree uitgesproken) en Jantje (Jantie) Oost met hun kinderen, waaronder de tweeling Jan en Tinus, woonde, is vanwege een volledige verbouwing eerst flink, zeg maar helemaal, gestript.
Het is door de rode en blauwe dekzeilen (afbeelding 2) niet goed te zien, maar de reet’n doake zal ook zijn gesloopt. In het huisje zullen vroeger wel beddestees hebben gezeten. Duidelijk is te zien dat het huisje oorspronkelijk is gebouwd met halfsteens muurtjes. Zo te zien wordt aan de achterkant van de woning een stuk aangebouwd, het beton voor de fundering en de vloer is al gestort. Dat is een mooiere oplossing dan het lompe en onbestaanbare huis, dat nog net op afbeelding 2 aan de rechterkant is te zien, waarvoor de latere woning (boerdereejie, keutereegie) van Albert Andreae (Aubut Andree) en Jantje (Jantie) Oost wel werd weggesloopt.

Afbeelding 1
De redactie heeft deze kleurenfoto van de verbouwing op maandag 3 september 2018 gemaakt.

Afbeelding 2
De redactie heeft deze kleurenfoto van de verbouwing op woensdag 19 september 2018 gemaakt.
Afbeelding 3
De redactie heeft deze kleurenfoto van de achtergevel van de verbouwde wonning op woensdag 11 december 2019 gemaakt.

Afbeelding 4
De redactie heeft, staande in de berm van ut Kastiel, deze kleurenfoto van de verbouwde en verlengde woning op woensdag 11 december 2019 gemaakt.

Afbeelding 5
De redactie heeft deze kleurenfoto van de achtergevel van de verbouwde en verlengde woning op vrijdag 28 november 2020 gemaakt.

Afbeelding 6
De redactie heeft deze kleurenfoto van de zijgevel van de verbouwde en verlengde woning op vrijdag 28 november 2020 gemaakt.

Posted in Toevallige waarneming, ut Kastiel | Leave a comment

Un hiele olde ansichtkoate van de kaarke an de brink

Op 24 augustus 1905 stuurde een zekere mejuffrouw Nel bijgaande ansichtkaart met een afbeelding van de kaarke an de brink van Deever naar mejuffrouw G. IJnzonides in Buitenpost. De kaart is op 25 augustus 1905 gestempeld op het postkantoor in Buitenpost.
De adreskant van de ansichtkaart mocht in die jaren helaas nog niet worden beschreven, vandaar dat mejuffrouw Nel de lege ruimte onder de foto van de oostkant van het kerkgebouw en de gemeentelijke toren an de brink van Deever gebruikte om met de kroontjespen en met inkt het volgende tekstje te schrijven:
L.G. We zijn nu in Diever. Tot midden volgende week denk ik. Mijn adres is bij R. Bult. We genieten hier van de mooie natuur. Vele groeten van Nel.
Mejuffrouw G. IJnzonides in Buitenpost is mejuffrouw Gerbina Eelcina Simonetta IJnzonides. Zij is op 1 februari 1885 geboren als dochter van huisarts Gerben IJnzonides en Simontje Leeman. Zij trouwde op 30 november 1916 met Jan Wierda.
De redactie van ut Deevers Archief vermoedt dat de afkorting L.G. betekent Lieve Gerbina.
Drie zonen van het echtpaar Jan Wierda en Gerbina IJnzonides kwamen aan het einde van de Tweede Wereldoorlog om bij de fusillade bij Dronrijp.
Mejuffrouw Nel zal een vriendin van Gerbina IJnzonides zijn geweest. Mejuffrouw Nel logeerde op de boerderij van de familie Roelof Bult an de Wittelterweg in Oll’ndeever. Roelof Bult is geboren op 26 januari 1857 in Oll’ndeever en is op 3 juli 1933 overleden in Drachten.
De redactie van ut Deevers Archief vermoedt dat student-medicijnen Gerben IJnzonides in Groningen bevriend was met student-medicijnen Koert Jacob Bult uut Oll’ndeever en dat mejuffrouw Nel via de vader van haar vriendin Gerbina aan het logeeradresje in Oll’ndeever was gekomen.
De in 1905 verzonden ansichtkaart is een topstuk en behoort tot de oudste ansichtkaarten van ut dörp Deever en is daarmee Deevers aarfgood. Ech wè. De kaart (nummer 4240) is in 1903 uitgegeven door drukkerij H. ten Brink in Möppel. Wie allemaal op de foto bij het kerkgebouw an de brink van Deever staan, dat is jammer genoeg nooit vastgelegd. Let vooral ook op de glint’n um de kaarhof (ok wè kaarketuun enuumd). Let vooral ook op de jongen, die hept allemoale un pette op.
De redactie betreurt het bijzonder dat in 2019/2020 in het ten koste van veel schaars belastinggeld uitgevoerde prestigeonderbestratingswerkje Deever op Drift (Diever op Dreef) van de gemeente Westenveld helaas niet was voorzien in het herstel van de cultuurhistorisch waardevolle kaarketuun met daar om heen deze fraaie glint’n. De kaarketuun is opgeofferd aan de toeristenindustrie.
De redactie heeft de kleurenfoto van de oostkant van het kerkgebouw en de gemeentelijke toren an de brink van Deever gemaakt op 11 december 2019 om – let op de torenklok – 13.33 uur. Toen was de Peperstroate nog niet aangepakt in het kader van Deever op Drift (Diever op Dreef).

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Op 19 mei 2019 stuurde mevrouw Janny Franssens de volgende reactie, waarvoor de redactie haar bijzonder erkentelijk is:
Wat bijzonder leuk deze foto/ansichtkaart. Gerbina IJnzonides was een tante van mijn oma Simontje Gerbina Bergsma, de moeder van mijn vader. Mijn oma Simontje Gerbina Bergsma was getrouwd met mijn opa Derk Hendriks Franssens. Met vriendelijke groet, Janny Franssens.

Posted in Aarfgood, Alle Deeversen, Ansigtkoate, Kaarke an de brink, Topstuk | Leave a comment

Ut vurrinnewièrde pothokkie van de Uilenhorst

De Stoat (lees zetbaas Staatsbosbeheer) heeft in 2006 de boerderij en de bijgebouwen van De Uilenhorst in de Olde Willem gesloopt, met uitzondering van het hoge deel van de stal en ut pothokkie bee de boerdereeje.
De Stoat (lees zetbaas Staatsbosbeheer) heeft het hoge deel van de stal en ut pothokkie in de periode tussen 2006 en 2012 steeds beetje bij beetje stiekem en geruisloos verder gesloopt. Het leek alsof een natuurlijk proces van verval zijn werk deed. Althans dat is wat de Stoat (lees zetbaas Staatsbosbeheer) de argeloze niets vermoedende voorbijganger, zeg maar de vet belastingbetalende klanten van de Stoat (lees zetbaas Staatsbosbeheer), kil en koud wilde doen geloven. Het was een nepshowtje, maar wel eentje in quick motion.
De redactie van ut Deevers Archief verwijst voor de volledigheid  naar het bericht De pothokke van de Uilenhorst in de Olde Willem.
De redactie heeft toestemming van multikunstenaar Bas Dekker – bezoek vooral zijn prachtige webstee www.zalix.nl) – deze door hem gemaakte foto van ut pothokkie bee De Uilenhorst in ut Deevers Archief te tonen. De redactie is hem bijzonder erkentelijk voor deze toestemming. Bas Dekker heeft deze foto van ut pothokkie gemaakt op 19 augustus 2011 (© Bas Dekker, www.zalix.nl).
De redactie vindt het wit van de muren van kalkzandsteen, die zijn gemaakt in de kalkzandsteenfabriek op de Smilde, mooi tegen de donkere achtergrond afsteken. De hier getoonde uitsnede van de foto is het zeer zeker waard een tijdje te worden getoond als kopafbeelding in ut Deevers Archief.
Als jij in het bezit bent van een mooie afbeelding uut de gemiente Deever en jij acht deze echt wel geschikt als kopafbeelding van deze webstee, aarzel dan vooral niet deze afbeelding naar de redactie te sturen.
Het formaat van een kopafbeelding is 940 x 198 puntjes (300 dpi).
Als jij de hier afgebeelde kopafbeelding lelijk vind als kopafbeelding van ut Deevers Archief, aarzel dan niet jouw mening luid en duidelijk aan de redactie kenbaar te maken.

Posted in de Olde Willem, de Uilenhorst, Kopplètie, Pothokke, Verdwenen object | Leave a comment

Un conté-tiekening van de kaarke an de brink

De kunstenaar Jaap van Zijderveld sr. (Jaap van Zyderveld, Jacob Maria Zijderveld) heeft bijgaand afgebeelde conté-tekening in 1976, staande of zittend, in de Kloas Kleinestroate (vrogger de Kleine Peperstroate) in Deever gemaakt. De kunstenaar Jaap van Zijderveld sr. is geboren op 25 september 1919 in Den Haag en is overleden op 8 maart 1985 in Den Haag. De tekening is in het bezit van de kinderen van kunstenaar Jaap van Zijderveld sr. en komt uit hun ‘voorraad’. De kunstenaar heeft het schilderij links onder aan de tekening voorzien van zijn zwierige handtekening, de naam Diever en het getal 76 (1976).
De redactie van ut Deevers Archief heeft toestemming van een dochter (van de kinderen) van Jaap van Zijderveld sr. deze tekening te tonen in ut Deever Archief. De redactie is die dochter (de kinderen) bijzonder erkentelijk voor deze toestemming.
Jaap van Zijderveld sr. tekende en schilderde altijd ter plekke. De redactie van ut Deevers Archief hoefde dus in dit geval niet naarstig op zoek te gaan naar een foto of een ansichtkaart, die de kunstenaar als voorbeeld zou kunnen hebben gediend. Het zij de kunstenaar van deze mooie realistische tekening uiteraard vergeven, dat hij al dan niet bewust gebruik makend van zijn kunstzinnige vrijheid de urenborden van het torenuurwerk naast de galmgaten niet heeft getekend. Wellicht deed hij dat, omdat in een vacantie in ut Deeverse laand tied neet bestiet.
Wel toont de redactie als referentie een kleurenfoto die hij op 4 oktober 2017 heeft gemaakt. De zichtbare bomen op de kleurenfoto waren in 2017 een stuk groter dan in 1976. Alleskunner Klaas Kleine was in 1976 al een paar jaar klaar met zijn ‘grote restauratie’ van de olde kouwe van de weduwe Aaltje Koning-Haveman (Oaltie Keuning-Hoaveman) op de hoek van de Peperstroate en de Kloas Kleinestroate (vrogger Kleine Peperstroate) in Deever.

Posted in Klaas Kleine, Kuunst, Tiekening | Leave a comment

Ut pothokke van de Uilenhorst in de Olde Willem

Het eenvoudige maar onvolprezen geschrift ‘Pothokken in de voormalige gemeente Diever’ is in 1999 uitgegeven door de Historische Vereniging Gemeente Diever. Om te komen tot dit geschrift is door vrijwilligers van die vereniging ontzettend veel werk verzet. Daarvoor driewerf hulde: hulde, hulde, hulde. In deze publicatie zijn gelukkig ook enige gegevens -zie afbeelding 8- te vinden van de pothokke mit de neet te begriep’m code 07-001-61, die stön bee de boerdereeje mit de naeme De Uilenhorst in de Olde Willem. Een buizerd nestelt in een horst, maar nestelen uilen ook in een horst ?
De Stoat (leees zetbaas Staatsbosbeheer) heeft het door particulieren in de vorige eeuw met bloed, zweet en tranen in cultuur gebrachte gebied de Olde Willem alweer sinds heel wat jaren stevig in zijn houdgreep en is alweer sinds heel wat jaren stevig bezig geweest alle bebouwing in de Olde Willem te liquideren. Cultuur moet plaats maken voor aangeharkte voorgekauwde gecultiveerde consumeerbare berekende tekentafelnatuur.
Zo moest ook de boerderij met de naam De Uilenhorst in de Olde Willem verdwijnen. De boerderij en de bijgebouwen van De Uilenhorst werden merkwaardigerwijs in 2006 niet in zijn geheel in een paar dagen met de sloopkogel in elkaar gebeukt en op vrachtwagens afgevoerd. Nee, de dametjes en heertjes van de Stoat (lees zetbaas Staatsbosbeheer) bedachten voor de argeloze voorbijganger een aantal jaren durend verloedering-en-verval en kijk-en-verbaas nepshowtje voor een paar uit zandsteen opgetrokken gebouwen van De Uilenhorst. Zo mocht het hoge deel van de stal blijven staan. Nou ja, vooruit, een paar jaren dan, maar niet te lang. Zo mocht ook de pothokke blijven staan. Nou ja, vooruit, een paar jaren dan, maar niet te lang.
De redactie van ut Deevers Archief heeft toestemming van multikunstenaar Bas Dekker -bezoek vooral zijn prachtige webstee www.zalix.nl)- enige door hem gemaakte foto’s van de pothokke van De Uilenhorst in ut Deevers Archief te tonen. De redactie is hem bijzonder erkentelijk voor deze toestemming.

Afbeelding 1
De boerderij met de naam De Uilenhorst in de Olde Willem is voor het eerst in 1926 op een topografische kaart aangegeven.

Afbeelding 2
De pothokke is rechts naast het hoge deel van de stal te zien. Deze foto is op 23 juli 2007 gemaakt.

Afbeelding 3
Bas Dekker heeft deze foto van de pothokke gemaakt op 5 mei 2007 (© Bas Dekker, www.zalix.nl).

Afbeelding 4
Bas Dekker heeft deze foto van de pothokke gemaakt op 19 augustus 2011 (© Bas Dekker, www.zalix.nl).
Op miraculeuze wijze zijn op een paar na alle rode dakpannen verdwenen. Ze liggen ook niet binnen de zandstenen muren van de pothokke. Ook het ijzeren stalraam in de gevel is verdwenen. En ook de deur is verdwenen. En ook de achtermuur van de pothokke is ingeslagen geworden. Waar zijn de resten van die muur gebleven ?

Afbeelding 5
Bas Dekker heeft deze foto van de pothokke gemaakt op 19 augustus 2011 (© Bas Dekker, www.zalix.nl)

Afbeelding 6
Bas Dekker heeft deze foto ter plekke van de pothokke gemaakt op 24 augustus 2018 (© Bas Dekker, www.zalix.nl)
Het is volstrekt zo klaar als een klontje dat de olde pothokke niet vanzelf zo keurig in zulke kleine stukjes en brokjes uit elkaar is gevallen. De olde pothokke heeft op zijn geboortegrond het laatste stevige zetje naar de dood gekregen van de nijvere dametjes en heertjes van De Voorkant Van Het Grote Gelijk Van De Maakbaarheid Van Het Snelle Verval, in dienst van zetbaas Staatsbosbeheer. Die hebben met koevoeten en sloopmokertjes en sloothamertjes stiekem de ingevallen zandstenen muurtjes aan puin en diggelen geslagen. Die hept doar flink stoan book’n. Ech wè. En waar zijn de resten van het hout van het dak gebleven ? Hergebruikt als hout voor de open haard ?

Afbeelding 7
Op een luchtfoto uit 2015 is te zien, dat de pothokke van de boerderij De Uilenhorst al vóór 2015 doelbewust in elkaar is gemept.

Afbeelding 8
Gegevens van de pothokke van de boerderij De Uilenhorst uit het geschrift ‘Pothokken in de voormalige gemeente Diever’. Dit pothokke is in 1912 gebouwd en is omstreeks 2012 geliquideerd.

Posted in de Olde Willem, de Uilenhorst, Pothokke, Verdwenen object | Leave a comment

Un toertie kuunst, historie en ambacht in Deever

De redactie van ut Deevers Archief kwam bij het digitaliseren (scannen) van zijn papieren archief – bestaande uit vooral veel dozen en veel ordners met kranten- en tijdschriftenknipsels en reclamemateriaal uut de gemiente Deever – bijgaande folder van een beschrijving uit 1993 van een rondje door het dorp Deever langs aantrekkelijkheden van de Deeverse toeristenindustrie.

De redactie merkt op dat het door de jaren heen in ut dörp Deever een komen en gaan is van ondernemers in de toeristenindustrie. Van de zaken waarvoor de negen ondernemers reclame maken bestaan alleen nog korenmolen De Vlijt, atelier/winkel Maaike Bakker (toen an de Heufdstroate, nu op ut Kastiel), expositieboerderij Dieverhof en het Openluchtspel.
De eigenaren van Radio Wereld sloten hun museum op 1 oktober 1999.
Met het overlijden van de eigenaar kwam een einde aan het koetshuis De Koetsenman.
Tegenwoordig is gevestigd in het zo genoemde Schultehuis het zo genoemde Oermuseum, een soort van museum dat aandacht probeert te besteden aan de non-factieve en factieve prehistorie van Zuid-West Drenthe.
De Kleine Hendrik (alleskunner Klaas Kleine) leeft niet meer, de Grote Hendrik woont tegenwoordig in Ruinerwold.
In de boerderij van Cornelis Seinen an de Brink is het een komen en gaan van neringdoenden.
De toeristische zomerattractie Openluchtspel, gevestigd an ut Grünedal, is heden ten dage helaas afgegleden tot een soort van steeds maar uitdijend toneelpretpark, met het opvoeren van toneelstukken van Shakespeare als saai monoproduct. Maar het is met die grote aantallen bezoekers elk jaar weer wel een flinke toeristenbelastingmelkkoe voor de gemiente Westenveld.
Met het geld dat de gemiente Westenveld door de vele jaren heen aan het Openluchtspel heeft verdiend, had gemakkelijk ter plekke van het Dingspilhuus een vervanger van dit onmisbare culturele centrum, dit onmisbare warme hart van Deever,  gebouwd kunnen zijn geworden. To be or not te be, that’s the question. Bestaan of niet bestaan, dat is de vraag. Een warm hart of een koud hart, dat is de vraag. Deever een nieuw Dingspilhuus gunnen of niet gunnen, dat is de vraag. Niet bestaan, geen warm hart, niet gunnen is het politieke antwoord van de gemiente Westenveld aan Deever. 

Posted in Deever, Eup’mlogtspel, Gemeente Westenveld, Museum, Neringdoende, Toeristenindustrie | Leave a comment

De sloop van villa Castra Vetera op Zorgvlied

In het Nieuwsblad van Friesland (Hepkema’s Courant) verscheen in de rubriek ‘Te koop aangeboden’ op 3 maart 1939 de volgende korte advertentie over de te koop aangeboden afbraakbouwstoffen van de villa Castra Vetera op Zorgvlied.

Afbraak.
Alle soorten afbraak van de Villa Castra Vetera te Zorgvlied, als 1000 m² vloer-, plank- en schothout, prachtige balken, deuren, ramen, lood en glas, latten, regels, 60 m² marmeren tegels, 2 pompen, zandsteenen drempels en 200.000 steenen. Dagelijks op het terrein aanwezig van 7 tot 5 uur.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De heer D. H. Pasman uit ’s Gravenhage kocht op 30 maart 1938 het landgoed Castra Vetera. Op 27 december 1938 berichtte het Nieuwsblad van Friesland (Hepkema’s Courant) dat villa Castra Vetera zal worden afgebroken. Dit was twee maanden later al een feit.
De sloopaannemer heeft het landhuis wel zorgvuldig en selectief gesloopt, wat mag blijken uit de opsomming van de te koop aangeboden waardevolle herbruikbare afbraakbouwstoffen. Veel van deze afbraakbouwstoffen zijn in de buurt weergebruikt. In het Amsterdamse Huis zitten aan de achterkant op de eerste verdieping enige glas-in-lood ramen uit de villa. Oude bakstenen uit de villa zijn in boerenschuren in de buurt verwerkt. Bij de bouw van de boerderij Castra Vetera op Zorgvlied zijn ook veel oude bakstenen uit de villa verwerkt.
De redactie heeft de kleurenfoto van de boerderij Castra Vetera gemaakt op 4 april 2017.

Posted in Boerdereeje, Castra Vetera, Verdwenen object, Zorgvliet | Leave a comment

Un tiekening van un olde boerdereeje in Oll’ndeever

De kunstenaar Arie Goedhart is op zondag 9 augustus 2020 op 76-jarige leeftijd in Hoogeveen overleden. De favoriete bezigheid van wijlen kunstenaar Arie Goedhart was tekenen met pen en inkt, dat is arceren en werken met natuurlijke structuren, maar vooral het weergeven van de stilte en de rust van de natuur. Het motto van kunstenaar Arie Goedhart was: Het is een voorrecht bezig te zijn met de schoonheid van de natuur.
Maar kunstenaarArie Goedhart deed zijn inspiratie niet alleen op in de natuur, maar ook in natuurlijk aandoende bebouwde omgeving van de gemiente Deever en ook bij hunnebed D52. Hij vond daar vaak een verrassend mooi hoekje. Zo ook in Oll’ndeever, waar hij aan de Holtenweg een tekening maakte van één van de oudste boerderijen in de gemiente Deever. De boerderij is volgens de muurankers in de voorgevel gebouwd in 1759, maar is in 1970 gerenoveerd.
De redactie van ut Deevers Archief correspondeerde zo nu en dan per e-mail met kunstenaar Arie Goedhart en kreeg op 30 januari 2019 toestemming van hem een afbeelding van zijn mooie pentekening met de titel ‘Oudste boerderij van Diever’ te tonen in ut Deevers Archief. De redactie is hem daarvoor postuum bijzonder erkentelijk.
De redactie heeft de kleurenfoto (afbeelding 2) gemaakt op 13 november 2014. Aan de rechterkant van de kleurenfoto is nog net het dak van ut pothokke te zien. Ut pothokke is vernieuwd in de tijd dat de boerderij werd bewoond door het echtpaar Harman Jan (Herman) Bennen en Wietske (Wies) Bosscha en hun zoon Jantinus (die in de volksmond altijd Maxi werd genoemd).
De redactie nodigt Jantinus Bennen uit te reageren op dit bericht.

Afbeelding 2
Pentekening van ‘de oudste boerderij van Diever’ van de kunstenaar Arie Goedhart 
Afbeelding 2 
De redactie van ut Deevers Archief heeft deze foto van de boerderij met adres Holtenweg 4 in Oll’ndeever bij tegenlicht gemaakt op 13 november 2014.

Afbeelding 3
Deze afbeelding van de boerderij met adres Holtenweg 4 in Oll’ndeever is afkomstig van google.maps. De opname dateert van juni 2016.

Posted in Boerdereeje, Kuunst, Oll'ndeever, Pothokke, Tiekening | Leave a comment

Ut skiere uuthangbrött van De Kleine Henduk

De redactie van ut Deevers Archief vond bij het digitaliseren van oude jaargangen van ut Deeverse Blattie (Weekblad voor de gemeente Diever of Van Goor’s Blattie) op bladzijde 7 van het nummer van 19 oktober 1995 bijgaand kort bericht over de beëindiging van de Firma De Twee Hendrikken van de gebroeders Berend en Klaas Kleine.

Fa. De Twee Hendrikken
Na een samenwerking van negen jaar hebben onderstaande firmanten thans de vennootschap beëindigd.
Berend gaat zich vestigen in Giethoorn met een smederijmuseum annex smederij. Klaas zet zijn smeedwerkzaamheden voort in de smederij aan de Peperstraat.
Beide firmanten zeggen hun klanten uit de voorbije periode hartelijk dank voor hun vertrouwen en hopen die in een andere opstelling nog dikwijls te ontmoeten.
Berend en Klaas Kleine

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Alleskunner Klaas Kleine is geboren op 20 maart 1940 op Koldervene en is veel te jong overleden op 24 oktober 2000 in Deever. Hij kocht op 14 oktober 1966 het huis op de hoek van de Peperstraat en de Kleine Peperstraat voor f. 6.000,- van Aaltje Haveman. Hij verbouwde en breidde het huis uit. In het huis aan de Peperstraat vestigde hij een smederij.  

De firma De Twee Hendrikken was een samenwerkingsverband van de gebroeders Berend en Klaas Kleine.
De smederij van Berend Kleine had de naam De Grote Hendrik en was gevestigd aan de Hoofdstraat in Deever in de voormalige smederij van de Kloeze. De smederij van alleskunner Klaas Kleine had de naam de Kleine Hendrik. 
Op 3 oktober 2012, bijna twaalf jaar na het overlijden van alleskunner Klaas Kleine, hing aan de gevel van zijn voormalige smederij nog steeds het door hem zelf gemaakte fraaie uithangbord van zijn smederij De Kleine Hendrik.
De redactie heeft de kleurenfoto van de Klaas Kleinestraat (voorheen Kleine Peperstraat), gemaakt op vrijdag 29 november 2019 ten tijde van het grote superdure niets ontziende allesonderbestratingswerk met de bulkende titel Deever op Drift (Diever op Dreef) van de straten in het binnendorp van Deever. Ook de bestrating van de Klaas Kleinestraat (voorheen Kleine Peperstraat) moest er aan geloven.
Op vrijdag 29 november 2019, bijna 20 jaar na het overlijden van alleskunner Klaas Kleine, hing aan de gevel van zijn voormalige smederij aan de Klaas Kleinestraat (voorheen Kleine Peperstraat) nog steeds het door hem zelf gemaakte fraaie uithangbord van zijn smederij De Kleine Hendrik. Het lijkt wel alsof de tand des tijds geen vat krijgt op dit uithangbord.

Posted in Klaas Kleine, Peperstroate | Leave a comment

De botterfabriek en de beltmeule an ut Katt’nende

In het in 1999 verschenen Deeverse fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ is de volgende tekst opgenomen bij afbeelding 7, zijnde een afbeelding van een foto van de beltmolen van Egbert (Ebbe) Bennen en de handkrachtzuivelfabriek aan het Katteneinde in Deever.

7 – Diever – Molen en boterfabriek – 26-6-1903
In het café van Willem Huiskes aan de Hoofdstraat, adres Diever 123, werd op 1 maart 1899 door Dieverder en Wittelter boeren het besluit genomen samen de verwerking van melk ter hand te nemen. Op 1 maart 1899 werd in het boerencafé van Reinder Hummelen in de Kruisstraat, adres Diever 98, besloten tot de bouw van een fabriek aan destraatweg naar Dieverbrug op een stuk grond van de gemeente tegenover de boerderij van Egbert (Ebbe) Bennen en naast zijn korenmolen. De gemeente stelde de bouwgrond beschikbaar voor slechts vijftien gulden. De boeren vonden het wel een mooie stee, want het halen van veevoer bij de fabriek was dan goed te combineren met het laten malen van graan bij de molen: A’w koeken mut haelen, ku’w vut mit ’n ponge rogge hen de meule.
Op 29 maart 1899 passeerde bij de notaris de akte van oprichting van de Coöperatieve Landbouwvereniging voor Boterbereiding en Aanschaffing van Veevoeder te Diever. Op 30 maart 1899 had de vereniging vierenvijftig leden. Het eerste bestuur werd gevormd door burgemeester Leonardus Willem van Os, Hessel Hessels, Klaas Willem Fledderus, Cornelis Offerein en Roelof Seinen. De eerste commissarissen waren Hendrik Krol, Barteld de Ruiter, Harm Kok, Willlem Bakker en Reinder Hummelen.
Op 1 april 1899 werd de bouw van de boterfabriek en de veevoederschuur voor 2736 gulden gegund aan Johannes Noorman uit de Hoofdstraat. Burgemeester Van Os legde op 18 mei 1899 de eerste steen in aanwezigheid van de overige bestuursleden.
Op 19 mei 1899 werd Jan Hendrik Benthem, werkzaam bij de Dwingeler boterfabriek, benoemd tot directeur. In de bestuursvergadering van 17 juli 1899 werden Jan Jonkers, Arend Klaster en Roelof van Nijen als eerste arbeiders aangenomen.
Reeds op 25 juli 1899 werd de fabriek in werking gesteld. Op de morgen van die dag werd van de vierenvijftig leden en van zesenveertig niet-leden in totaal 2194 kg melk ontvangen, waaruit 138 pond boter werd bereid. In 1903 werd voor het karnen van de boter de handkracht vervangen door de stoomkracht en werd tevens een gelegenheid voor het malen van koren ingericht.
De maker van deze foto stond in de hof van de boerderij van Ebbe Bennen aan het Moleneinde (Katteneinde). Aan de overkant
van de weg is de boterfabriek nog in zijn originele vorm te zien. Daarachter is de beltmolen van dezelfde Ebbe Bennen te zien. Na de bouw van de stoommaalderij raakte de molen in onbruik. In 1916 werd deze op afbraak verkocht aan Klaas Roelof Fledderus uit Wittelte.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De hier afgebeelde foto is een kopie van de foto die in de toonkamer van autobedrijf Boer aan het Moleneinde in Deever hangt. De foto die in de toonkamer van autobedrijf Boer hangt is helaas een kopie van de originele foto. De redactie zou graag willen weten wie het orgineel van deze foto in zijn bezit heeft. De originele foto is gemaakt op 28 juni 1903. De redactie weet helaas niet wie de maker is van deze foto. De foto van de hier zichtbare zuivelfabriek is gemaakt in het jaar 1903, in dat jaar is de fabriek overgegaan van handkracht op stoomkracht. Bij de verbouwing is ook een schoorsteenpijp gebouwd. Deze was op het moment van het maken van deze foto nog niet gebouwd, gelet op de originele kopgevel en de kopgevel na de verbouwing.

Posted in Diever, ie bint 't wel ..., Meul’nende, Meule, Süvelfubriek Deever, Verdwenen object | Leave a comment

Un mooie ansichtkoate van Ut Winkeltie

In 1994 kwamen de eigenaren van ut winkeltie met de naam Ut Winkeltie an de Dörpsstroate op Zorgvlied (an de aandere kaante van de bos) op het prachtige idee van het uitgeven van een eenvoudig vormgegeven kleurenansichtkaart, waarop zijn te zien de opvolgers van de gasthuisjes van de Stichting ‘Het Sint Anthonij Gasthuis’ naast het kerkgebouw van de rooms-katholieke geloofsgemeente an de Dörpsstroate op Zorgvlied.
De redactie van ut Deevers Archief zwaait de eigenaren van ut Winkeltie voor dit initiatief alsnog driefwerf hulde toe: hulde, hulde, hulde. Alleen dat feit is al historisch. Over tachtig jaar is deze ansichtkaart net zo historisch en net zo zeldzaam als bijvoorbeeld nu de ansichtkaart van de oude gasthuisjes van de Stichting ‘Het Sint Anthonij Gasthuis’ naast het kerkgebouw van de rooms-katholieke geloofsgemeente an de Dörpsstroate op Zorgvlied uit 1937.
Ut Winkeltie was voorlopig het laatste winkeltje op Zorgvlied. De redactie heeft nog niet uitgezocht wanneer de deur van Ut Winkeltie niet meer open is gegaan.

Posted in Kattelieke Kaarke, Sint Anthonij Gasthuis, Zorgvliet | Leave a comment

Ut boerdereegie van Marinus Bel is vot

De redactie van ut Deevers Archief vond bij het digitaliseren van oude jaargangen van ut Deeverse Blattie (Weekblad voor de gemeente Diever of Van Goor’s Blattie) op bladzijde 4 van het nummer van 31 augustus 1995 bijgaande nieuwsadvertentie over de tijdelijke verplaatsing van de winkel van Henk ten Hoor Textiel an de Peperstroate in Deever hen ut Kastiel in Deever in verband met de afbraak van het pand an de Peperstroate. Het pand was vroeger het boerderijtje van het echtpaar Marinus Bel en Jantje Bentem en kinderen. Marinus Bel was varkenskoopman.

Henk ten Hoor Textiel is verhuisd
Vanaf vrijdag 25 augustus is Henk ten Hoor Textiel tijdelijk gevestigd aan het Kasteel 1 (schuin tegenover De Graaf Transport) te Diever. Hier wordt gestart met de verkoop van de nieuwe voorjaarsmode. Het huidige pand aan de Peperstraat 23 moet plaats maken voor nieuwbouw. Dit zal bestaan uit 4 winkelunits met daarboven appartementen. Henk ten Hoor Textiel zal op deze plaats een grotere winkelruimte gaan betrekken.

De verkoop gaat gewoon door
Zoals vermeld gaat Henk ten Hoor Textiel natuurlijk door met acties, aanbiedingen, advertenties en folders. Elke week treft u verscheidene verrassingen aan. Het tijdelijke onderkomen zal uitpuilen van de nieuwste najaarscombinaties. De collectie voor jong en oud blijft afgestemd op de vraag van de klant en de trends in het hedendaagse modebeeld. Uiteraard vindt u nog steeds het vertrouwde vaste assortiment terug.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie heeft de kleurenfoto van de Peperstraat gemaakt op vrijdag 28 november 2020. Zie afbeelding 2. Aan de linkerkant is het voormalige postkantoor te zien. Daarachter zijn de in het bericht genoemde vier winkeleenheden met daarboven appartementen te zien. De kleurenfoto is gemaakt, nadat de Peperstraat in Deever in het kader van het in 2019-2020 uitgevoerde peperdure herbestratingswerk met de naam ‘Deever op Drift’ is aangepakt. De Peperstraat is over de gehele breedte dicht bestraat en oogt daardoor ogenschijnlijk en schijnbaar erg voertuigdrukbestendig, duurzaam, klimaatbestendig, hittestressbestendig ? (waar zijn de bomen ?), glasvezelkabelbestendig, vuitlwaterrioolonderhoudbestendig, fairtradeproof en waterondoorlatend. Vandaar dat aan beide zijden van de straat een soort van bestrate bedding van een nogal diepe waterafvoer is gemaakt. Zijn het beekjes of wadi’s. Zijn de kolken en de regenwaterafvoerbuizen wel op de steeds grotere en zwaardere stortbuien en regenperioden berekend ? Zal het regenwaterafvoersysteem het wel dertig jaar uithouden ?
Afbeelding 3 toont een afdruk van een kleurenpositief (kleurendia) van een deel van de Peperstraat met het boerderijtje van Marinus Bel en Jantje Bentem. De maker van het kleurendiapositief is U.L.O.-meester Henk van den Bos. De kleurendia is in elk geval na de opening van het nieuwe postkantoor op 11 november 1964 gemaakt. De redactie schat in dat Henk van den Bos de kleurendia aan het einde van de zestiger of aan het begin van de zeventiger jaren van de vorige eeuw heeft gemaakt.
Op de voorgrond is dorpsfiguur Harm Mulder te zien. Hij werd in de Deeverse volksmond Harm Bakker genoemd. De gebroeders Harm, Hendrik en Jacob Mulder werden in de volksmond Gaarke Bakker’s jongen genoemd, omdat hun vader Gerke Mulder bakker was. Zo konden ze al die Mulders in Diever van elkaar onderscheiden. Harm Mulder was ook voorloper van de begrafenisverenging en had op die manier nauw contact met dorsfiguur Geert Dekker, die koster van de hervormde kerk was.
De redactie kan de liefhebbers van zwart-wit foto’s melden, dat een zwart-wit weergave van het kleurendiapositief (afbeelding 3) van Henk van den Bos is te bewonderen op het septemberblad van de zo genoemde historische kalender van het jaar 2014 van de Historische Vereniging Gemeente Diever. Voor wat deze melding waard is.

Afbeelding 1

Afbeelding 2

Posted in Peperstroate, Verdwenen object | Leave a comment

De greinspoalties 73 en 74 stoat bee de Tilgröppe

De heer Herman Posthumus is een fervent liefhebber en kenner van grenzen, die gemarkeerd worden door grenspalen, grensstenen, enzovoort. Zo houdt hij ook de ontwikkelingen op de greinse van de gemiente Deever in Drente en de gemiente Ooststellingwaarf in Fryslân nauwlettend in de gaten. Hij heeft de twee hier getoonde kleurenfoto’s van greinspoaltie 73 (greinspoaltie LXXIII, GP 73) en greinspoaltie 74 (greinspoaltie LXXIV, GP 74) bee de Tilgröppe in de  Olde Willem gemaakt op 10 april 2010.
De redactie van ut Deevers Archief is in de loop van de laatste jaren fervent liefhebber van de geschiedenis van de puvinciale greinspoalties op de greinse van de gemiente Deever in Drente en de gemiente Ooststellingwaarf in Fryslân geworden en toont graag mooie zo oud mogelijke foto’s van deze paaltjes.
De redactie heeft toestemming van de heer Herman Posthumus voor het tonen van zijn twee mooie historisch waardevolle kleurenfoto’s. De redactie is de heer Herman Posthumus bijzonder erkentelijk voor deze toestemming.
De puvinciale greinspoalties op de greinse van de gemiente Deever in Drente en de gemiente Ooststellingwaarf in Fryslân bint aarfgood. Doar moe’w hiel aarg sunig op weed’n.

Afbeelding 1
Greinspoaltie 73 staat aan de overkant (aan de noordkant) van de sloot in de Olde Willem. Greinspoaltie 74 staat aan deze kant (de zuidkant) van de sloot in de Olde Willem. Herman Posthumus heeft deze foto op 10 april 2010 gemaakt.
Afbeelding 2
Greinspoaltie 73 staat aan de linkerkant (de noordkant) van de sloot in de Olde Willem. Greinspoaltie 74 staat aan de rechterkant (de zuidkant) van de sloot in de Olde Willem. Aan de rechterkant is de Tilgröppe in betere tijden te zien. Herman Posthumus heeft deze foto op 10 april 2010 gemaakt.

Afbeelding 3
Greinspoaltie 74 staat op de voorgrond aan de linkerkant van de sloot noast de Tilgröppe in de Olde Willem. Greinspoaltie 73 staat nog net een beetje zichtbaar aan de rechterkant van die sloot in de hoek van het weiland. Aan de linkerkant is de Tilgröppe te zien, voordat deze door de Stoat (lees zetbaas Staatsbosbeheer) is vernield. Deze kleurenfoto is gemaakt op 21 maart 2015. De redactie weet niet wie de maker is van deze historisch waardevolle kleurenfoto.


Afbeelding 4
De plaats van de greinspoalties 73 en 74 bij de Tilgröppe in de Olde Willem is te zien op deze afbeelding. 

Posted in Aarfgood, de Olde Willem, Greinse, Greinspoal | Leave a comment

Un stillee’m van de kuunstskilder Jaap van Zijderveld

De kunstenaar Jaap van Zijderveld sr. (Jaap van Zyderveld, Jacob Maria Zijderveld) heeft bijgaand afgebeeld stilleven in 1976 in de gemiente Deever geschilderd. De kunstenaar heeft het schilderij links naast de linker klomp voorzien van zijn handtekening en het getal 76 (1976). De kunstenaar Jaap van Zijderveld sr. is geboren op 25 september 1919 in Den Haag en is overleden op 8 maart 1985 in Den Haag. Het schilderij is in het bezit van een dochter van kunstenaar Jaap van Zijderveld sr.
Zij wist het volgende te vertellen. ‘We logeerden in Diever in een vroegere boswachterswoning. Die woning was toen particulier bezit van een familie uit Wassenaar. Aan welke weg de boswachterswoning lag, dat weet ik niet meer. Wel lag de bosingang aan de doorgaande weg, die langs de Drentse Hoofdvaart loopt. Mijn vader schilderde altijd ter plekke. Wanneer wij als gezin op een vakantiebestemming aankwamen, dan zette mijn vader eerst een stilleven op van allerhande voorwerpen die daarvoor in aanmerking kwamen: dat was voor het schilderen in de avonduren. Het bijgaande schilderij is ook in Diever gemaakt. ’s Morgens vroeg trok hij naar buiten om te gaan schilderen of te gaan tekenen. Wie van de kinderen mee wilde, die kon mee. Ik heb daar goede herinneringen aan. Ik zal kijken of in de ‘voorraad’ nog schilderijen aanwezig zijn, die mijn vader ook in Diever heeft gemaakt’.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie verwijst voor de volledigheid ook naar het bericht Un waetervaarfskildereeje van un olde boerdereeje.

Posted in Kuunst, Skildereeje | Leave a comment

Aarm en tevree’n is rieke en rieke sat ? !

Voor de ingang van het sinds juli 2020 enige frietkot in ut dörp Deever an de brink zijn in het openbare verhoogde voetpad langs de Heufdstroate zwarte metalen gemeentelijke indoctrinatiestrippen aangebracht, waarin discutabele uitspraakjes van die rijke Engelse toneelstukkenschrijver William Shakespeare zijn geponsd, een discutabel uitspraakje in het Engels en de vertaling van dat discutabele uitspraakje in het Nederlands, want het frietkotbezoekende publiek wordt geacht de Engelstalige brabbeluitspraakjes van die rijke Engelse toneelstukkenschrijver William Shakespeare niet te begrijpen.
Waar het de redactie van ut Deevers Archief in dit geval om gaat is de Engelse tekst ‘Poor and content is rich and rich enough’ op de ene gemeentelijke indoctrinatiestrip, vertaald in het Nederlands met ‘Arm en tevreden is rijk en rijk genoeg’ op de andere gemeentelijke indoctrinatiestrip. Zie de twee bijgevoegde kleurenfoto’s die de redactie zeer tegen zijn zin op vrijdag 28 november 2020 heeft gemaakt.
Het discutabele rijmelarijzinnetje ‘Poor and content is rich and rich enough’ is te lezen in scene 3 met de titel ‘De tuin van het kasteel’ van acte 3 van de tragedie Othello, dat die rijke Engelse toneelstukkenschrijver William Shakespeare in 1603-1604 schreef. De tragedie Othello is in 1989 en 2013 als openluchtspelletje opgevoerd in het openluchttheatertje an ut Grünedal an de Heezeresch in Deever.
De redactie van ut Deevers Archief kan zich geen asocialere, feodalere en discriminerender uitspraak van die rijke toneelstukkenschrijver William Shakespeare herinneren dan het uitspraakje ‘Poor and content is rich and rich enough’, Arm en tevreden is rijk en rijk genoeg’.
Arm ? ! Maar je moet tevreden zijn ? ! Want als je arm en tevreden bent, dan ben je rijk en rijk genoeg ? !
In Staphorst hebben ze een lege maag gekregen van dat acociale, feodale en discriminerende rijmelarijzinnetje ‘Arm en tevreden is rijk en rijk genoeg’.
In de gemeente Westenveld is volgens de laatste statistische gegevens vijf procent van de inwoners miljonair. Het percentage miljonairs in ut dörp Deever is wellicht nog hoger en is door het toenemende aantal bulkend rijke Drentenierders vast en zeker stijgende.
Je zal als inwoner van ut dörp Deever, met zoveel miljonairs om je heen, maar in armoede moeten leven en de eindjes ternauwernood of helemaal niet aan elkaar kunnen knopen en bij het halen van een zeldzaam patatje bij de zaak, die nu het prachtige patatmonopolie in ut dörp Deever uitbaat, telkens weer door de gemeente Westenveld voor zijn deur worden beledigd met dat acociale, feodale en discriminerende rijmelarijzinnetje ‘Arm en tevreden is rijk en rijk genoeg’ van die rijke Engelse toneelstukkenschrijver William Shakespeare.
De redactie van ut Deevers Archief stelt voor deze twee gemeentelijke indoctrinatiestrips per omgaande en met zeer geschwinde spoed en in zeer gestrekte draf uit de bestrating te slopen.

Posted in Gemeente Westenveld, Shakespearitis | Leave a comment

De boer’ngerakkaarkhof an de Oll’ndeeverse Veldweg

De redactie van ut Deevers Archief heeft in het voorbijgaan bijgaande twee kleurenfoto’s van een soort van boerenwerktuigenkerkhof gemaakt op vrijdag 28 november 2020 an de Oll’ndeeverse Veldweg. Het lijkt alsof gebruikers van boerenwerktuigen hier hun afgedankte materieel kunnen dumpen.

Posted in Boer'nlee'm, Oll'ndeever, Toevallige waarneming | Leave a comment

Greinspoaltie 72 stiet an de weg deur de Olde Willem

De heer Herman Posthumus is een fervent liefhebber en kenner van grenzen, die gemarkeerd worden door grenspalen, grensstenen, enzovoort. Zo houdt hij ook de ontwikkelingen op de greinse van de gemiente Deever in Drente en de gemiente Ooststellingwaarf in Fryslân nauwlettend in de gaten. Hij heeft de twee hier getoonde kleurenfoto’s van greinspoaltie 72 (greinspoaltie LXXII, Gp 72) in de baarm van de weg deur de Olde Willem gemaakt op 1 juli 2012.
De redactie van ut Deevers Archief is in de loop van de laatste jaren fervent liefhebber van de geschiedenis van de provinciale grenspaaltjes op de greinse van de gemiente Deever in Drente en de gemiente Ooststellingwaarf in Fryslân geworden en toont graag mooie zo oud mogelijke foto’s van deze paaltjes. 
De redactie heeft toestemming van de heer Herman Posthumus voor het tonen van zijn twee mooie kleurenfoto’s. De redactie is de heer Herman Posthumus bijzonder erkentelijk voor deze toestemming.
De puvinciale greinspoalties op de greinse van de gemiente Deever in Drente en de gemiente Ooststellingwaarf in Fryslân bint aarfgood. Doar moe’w hiel aarg sunig op weed’n. 

Afbeelding 1
Aan de Friese kant van greinspoaltie 72 (greinspoaltie LXXII, Gp72) is het wapen van de provincie Fryslân te zien.

Afbeelding 2
Aan de Drentse kant van greinspoaltie 72 (greinspoaltie LXXII, Gp 72) is het wapen van de provincie Drente te zien.

Posted in Aarfgood, de Olde Willem, Greinse, Greinspoal | Leave a comment

Un loagie ies op un plasse waeter in ut Wapserveld

De redactie van ut Deevers Archief is een fervent liefhebber en verzamelaar van mooie foto’s van landschappen en bosgezichten in de gemiente Deever. De redactie heeft van kunstenaar Bas Dekker uut Stienwiek – bezoek vooral zijn prachtige webstee – toestemming bijgaande door hem gemaakte fraaie landschapsfoto te tonen in ut Deevers Archief. De redactie is hem daar bijzonder erkentelijk voor.
Op de foto is een ondergelopen kapvlakte – beter is het te hebben over een kaalslagvlakte – met een dun laagje ijs in ut Wapserveld op het landgoed Berkenheuvel. Bas Dekker heeft de foto gemaakt op 30 november 2019.
Deze kapvlakte – beter is het te hebben over een kaalslagvlakte – in ut Wapserveld is helaas ontstaan, omdat de Vereniging Tot Behoud Van Natuurmonumenten uit het verre ’s Graveland het zo nodig achtte heel veel hectares prachtig bos te kappen voor het vormen van open landschappen. Open landschappen doen het goed bij de klanten van de Vereniging Tot Behoud Van Natuurmonumenten uit het verre ’s Graveland. Open landschappen geven die klanten veel kijkplezier, die klanten voelen zich er zekerder en de natuurconsumptiewaarde is relatief hoog.
De Vereniging Tot Behoud Van Natuurmonumenten uit het verre ’s Graveland zegt zich hard te maken voor de groei van het totale bosoppervlak in Nederland, maar het deel van het landgoed Berkenheuvel dat eigendom is van de Vereniging Tot Behoud Van Natuurmonumenten uit het verre ’s Gravelandmag mag desalniettemin nochthans evenwel absoluut geen mini-Amazonegebied worden.

Posted in Bosgesigte, Landgoed Berkenheuvel | Leave a comment

Un skildereeje van de voat bee ut Veneschut

De redactie van ut Deevers Archief rekent de Deeverse kaante van ut Veneschut ook eigenlijk toch echt wel een beetje tot het aandachtsgebied van ut Deevers Archief. Vroeger liep de grens tussen de gemiente Deever en de gemiente Smilde gewoon langs ut Veneschut.
De redactie toont de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief graag afbeeldingen van mooie kunstwerken van objecten binnen de grenzen van de gemiente Deever.
De redactie heeft toestemming van portret- en landschapschilder Hendrik Borst een afbeelding van zijn met olieverf op doek geschilderde kunstwerk ‘Drentse Hoofdvaart bij Diever’ in ut Deevers Archief te tonen. De redactie is hem daarvoor bijzonder erkentelijk.
Kunstschilder Hendrik Borst reageerde op 9 januari 2021 als volgt.
Op uw vraag of u een afbeelding van het schilderij voorstellend de Drentse hoofdvaart bij het Veneschut in ut Deevers Archief ga ik akkoord. Ik heb het in 1996 geschilderd tijdens onze jaarlijkse vaartocht naar Terschelling. Ik denk dat ik onze boot ruim voor de sluis heb aangelegd. In de verte zie ik palen van de sluis staan. Mijn gewoonte is dat ik ter plaatse een schets van het onderwerp maak en in enkele gevallen ten dele schilder. Een nat doek aan boord kan narigheid geven. Ik heb een scheepshond en die zat een keer midden in de verf op mijn schilderspallet.
Een leuk detail is dat ik het schilderij van het Veneschut in 2000 heb verkocht op een grote tentoonstelling in Vlissingen. De eigenaar heeft in 2001 met zijn jacht langs de Drentse Hoofdvaart naar de sluis op het schilderij gezocht en die gevonden. Hij complimenteerde mij met de gelijkenis.
Op de terugtocht in 1996 heb ik ook de kalkovens aan de Dieverbrug geschilderd. Dat schilderij hangt in rustoord de Menning in Wilhelminaoord.
Portret en landschapschilder Henk Borst heeft ook een eigen webstee.

Posted in Kuunst, Skildereeje, Veneschut | Leave a comment

Toren en kerk aan de brink van Deever

Abracadabra-430De gemeentelijke toren van de kerk op de Brink van Diever was vóór de Grote Restauratie in 1955 in een zeer beroerde en vervallen toestand, wat mag blijken uit de bovenste foto die tijdens de restauratie in 1956-1957 van de noordkant van de kerk en de gemeentelijke toren is gemaakt. Op deze foto is aan de linker kant het toen nog gelukkig niet gesloopte pand bij de kerk te zien.
De foto onder de bovenste foto toont de noordkant van de gerestaureeerde kerk en de gemeentelijke toren en het pand bij de kerk, nadat Klaas Kleine het eerder gesloopte pand bij de kerk eigenhandig weer helemaal had opgebouwd. Hière mien tied, wat ’n klus.
De redactie van het Deevers Archief heeft de onderste foto op 7 augustus 2015 tijdens een periodieke visuele inspectie van de gemeentelijke toren vanaf het terras van Café Brinkzicht gemaakt.

Abracadabra-431

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Abracadabra-432

Posted in Aarfgood, Ansigtkoate, Deever, Kaarke an de brink, Klaas Kleine | Leave a comment

Ut Instituut veur de Landbouw op Klein Woater’n

In 1860 kwam het einde van het Instituut voor den Landbouw op Klein Wateren, toen kwam een einde aan een merkwaardige episode in het Nederlandse landbouwonderwijs. Het volgende artikel van ir. J.D. Dorgelo over het Instituut voor den Landbouw van de Maatschappij van Weldadigheid op Klein Wateren verscheen in het Jaarboek 1861 van de Maatschappij van Weldadigheid.

Het Instituut voor den Landbouw te Wateren
De Maatschappij van Weldadigheid heeft sinds de stichting van de koloniën in 1816 steeds zeer veel aandacht besteed aan het onderwijs. De kinderen van 5 tot 12 jaar waren leerplichtig, uitgezonderd die van 10 tot 12 jaar in de maanden mei, september en oktober in verband met het aardappelpoten en -rooien. Verder mocht in de vrije koloniën één kind per gezin van 1 april tot 1 november thuis zijn als koehoeder. De schooltijden waren van 10.00-12.00 uur en van 14.00-16.00 uur, gedurende vijf dagen per week.
De jongelieden (13- en 14-jarigen) waren bovendien verplicht de avondscholen te bezoeken van 18.00-20.00 uur; de jongens op maandag, woensdag en vrijdag, de meisjes op dinsdag en donderdag [1]. Dit avondonderwijs is te beschouwen als voortgezet onderwijs. Andere mogelijkheden tot het volgen van voortgezet onderwijs, zoals vakonderwijs, waren er toentertijd nog niet,
totdat in 1823 het Gesticht van Opvoeding te Klein Wateren in de gemeente Diever ging functioneren. Zie afbeelding 1.
Over de doeleinden van de opleiding aldaar liepen de meningen uiteen. In het het jaarverslag van de Maatschappij over 1822 werd vermeld, dat men zou beginnen 50-100 koloniale kinderen op te leiden tot wijk- en sectiemeesters en onderdirecteurs, etcetera, dus tot ambtenaren bij de Maatschappij.
De meest begaafde kinderen werden uitgekozen om eene meer volkomene opvoeding van een volledig onderwijs in den landbouw op de daarvoor bestemde gronden te ontvangen [2].
Men speelde echter ook wel met de gedachte, dat Wateren een meer dan zuiver interne betekenis voor de Maatschappij zou kunnen krijgen. Met name Jan Kops was hiervan een voorstander. In zijn verslag over de toestand van de koloniën, hoofdzakelijk aan de landbouw gewijd, schreef hij in 1823 [3]:
‘Dit gesticht, zoo als ik aan den Heer Generaal en den daartoe bestemden Direkteur, den Heer Mulder, breeder heb te kennen gege-ven, wenschte ik mede dienstbaar te zien gemaakt aan de algemene belangen van den Nederlandschen Landbouw: immers dat daar ook jongelingen gevormd wierden tot arbeiders en opzieners, die met de betere wijze van landbouw bekend, met de schadelijke vooroordelen der landlieden niet bezet, en in het gebruik van de beste werktuigen ervaren zijnde, gretig zullen gezocht worden door verlichte landbouwers, die gaarne het oude verkeerde spoor willen verlaten, maar door gebrek aan kundige werklieden of opzieners hiervan worden afgeschrikt, of het begonnen werk uit dezen hoofde moeten laten steken. Zulke jonge lieden zouden alzoo te allen tijde van een goed bestaan verzekerd zijn.’

Inderdaad beoogde men een Opvoedings-Instituut voor den Landbouw daar te stellen, waarvan tot nu toe in ons vaderland geen voorbeeld bestaan heeft [4]. Ofschoon bij het Instituut voor den Landbouw wel enkele landbouwkundige proeven zijn genomen, is het echter nooit een modelschool geweest in de ware zin van het woord. Het bestuur van de Maatschappij zette in het jaarverslag over 1828 openlijk uiteen waarom zij, die dáár een model zoeken eener landbouwkundige school, die meer bijzonder, tot het nemen van proeven en het oplossen van geschillen in het landbouwkundige bestemd zouden zijn, met de eigenlijke bedoeling van dit gesticht niet bekend schijnen te wezen.
Men maakte deze opmerkingen opdat de toestand van dat gesticht niet verkeerd zoude worden beoordeeld en wij geen grooteren
dunk van hetzelve zouden geven dan het inderdaad verdient.
Het hoofddoel van het Instituut voor den Landbouw is steeds geweest de opleiding van jongelui tot opzichters en zetboeren in Dienst van de Maatschappij. Leerlingen van buiten de koloniën werden dan ook niet toegelaten, zodat de instelling van beperkte betekenis is gebleven. Ook als vormingscentrum voor toekomstige ambtenaren voldeed het Instituut voor den Landbouw slechts
ten dele, doordat de meeste jongens de Maatschappij verlieten, hoewel deze doorgaans beter terechtkwamen dan de kinderen uit de andere koloniën. In 1834 constateerde de commissie tot opneming van de toestand der koloniën na haar inspectie dan ook:
Het schijnt, dat het doel der instelling niet geheel bereikt wordt. Een soortgelijk geluid liet de commissie horen, die de koloniën in 1838 inspecteerde. Als kweekschool voor toekomstige opzichters scheen Wateren geenszins al dat nut te hebben daargesteld, hetwelk men zich daarvan bij de oprigting heeft voorgesteld. De commissie adviseerde meer te letten op de natuurlijke aanleg van de leerlingen en de zekerheid, dat zij in dienst van de Maatschappij zouden treden. In 1860 werd het Instituut voor den Landbouw te Wateren opgeheven in verband met de jaarlijkse financiële tekorten van ongeveer 5000 gulden. De kwekelingen ontvingen een minder kostbare opleiding in de landbouw te Frederiksoord.
De verkoop van het gehele gebied Wateren en omgeving, groot 2000 hectare, grotendeels nog heideveld, bracht netto 78.000 gulden op. Dit bedrag moest voorzien in de behoefte aan bedrijfskapitaal na de reorganisatie van de Maatschappij in 1859 [5]. Het Instituut voor den Landbouw met naastgelegen gronden ter grootte van 500 hectare kwam in handen van J.F. de Ruyter de Wildt, een nazaat van Michiel Adriaanzoon de Ruyter [6]. Deze gaf zijn buiten de naam Zorgvlied, de huidige naam van het dorpje, dat bij het voormalige Instituut voor den Landbouw is ontstaan. Nadien is het landgoed verscheiden malen van eigenaar veranderd.

De inrichting van het Instituut voor de Landbouw
In 1823 werd te midden van een heideveld, dat de Maatschappij van Weldadigheid had gekocht in de Marke van Diever en Wateren, een gebouw opgericht dat bestond uit twee woonzalen en een school, capaciteit 75 leerlingen, een keuken, een woning voor de zogenaamde instituteur en een woning voor de onderdirecteur-boekhouder. Verder verrezen er een washuis en een broodbakkerij, alsmede een boerderij, waarop de onderdirecteur van de landbouw van de Maatschappij woonde. Deze boerderij bevatte stalruimte voor 25 stuks rundvee en vier paarden, terwijl drie afzonderlijke hokken 400 schapen en enige varkens konden herbergen. Tenslotte behoorden tot de boerderij enkele gereedschaps- en werktuigenloodsen en een graanschuur [7]. Volgens het jaarverslag over 1823/24 was van de 100 morgen [8] bij het Instituut van Opvoeding in het voorjaar van 1824 reeds 20 á 25 morgen ingezaaid, terwijl in hetzelfde jaar nog een grote uitbreiding van de oppervlakte cultuurgrond was te verwachten. Het verslag van 1826/27 meldde, dat 42 morgen te Wateren was ontgonnen.

Het onderwijs te Wateren
In de geschiedenis van het onderwijs te Wateren zijn drie perioden te onderscheiden. De eerste strekt zich uit van de oprichting tot 1832. In deze jaren berustte de leiding bij een oud-leerling van het instituut van Fellenberg (Zwitserland), een geestverwant van Pestalozzi. Het onderwijs moet naar toenmalige maatstaven modern (verlicht) zijn geweest, hetgeen strookte met de bedoeling van Wateren een modelschool te maken. In 1831 werd de eerste directeur overgeplaatst en tevens een aanmerkelijke
uitbreiding gegeven aan de oppervlakte cultuurgrond, die bij het Instituut behoorde. Ook stichtte men een veevokkerij ten dienste van de Maatschappij.
Een gevolg hiervan was, dat het theoretische onderwijs in het gedrang kwam en werd beperkt tot enig avondonderwijs in elementaire vakken, die met de landbouw weinig verband hielden. Deze situatie duurde voort tot ongeveer 1851.
De laatste te onderscheiden periode (1851-1860) kenmerkte zich door meer afwisselend praktisch onderwijs overdag en op een hoger peil staande avondlessen. Op 20-jarige leeftijd konden de leerlingen nog 1 à 2 jaren als boerenknecht worden geplaatst op de grote boerderijen te Veenhuizen, die behoorden bij de aldaar door de Maatschappij opgerichte wezengestichten en het bedelaarsgesticht.
Dat het Instituut voor den Landbouw te Wateren niet beantwoordde aan de gestelde doeleinden, blijkt uit de door de ontslagen leerlingen verrichte werkzaamheden. Fabius vermeldt [9], dat in de periode 1831 tot en met 1840 van de 145 ontslagen jongens slechts 18 een betrekking in de koloniën waren gaan vervullen. Het aantal vacante plaatsen bij het bestuur van de koloniën is in
deze tien jaar ongetwijfeld groter geweest. Verreweg de meeste oud-leerlingen van het Instituut vertrokken echter naar de gewone maatschappij. Zesendertig jongens werden boerenknecht, vijfentwintig gingen in de steden werken en twee bij de binnenscheepvaart, terwijl niet minder dan zevenenvijftig jongens beroepsmilitair werden, te weten één officier, zes onderofficieren, veertien korporaals, één schermmeester en vijfendertig fuseliers. Slechts ongeveer éénderde van de kwekelingen vond een werkkring in de landbouw, zodat het Instituut ook in dit opzicht van beperkte betekenis was.
Niettemin pleitte de toenmalige directeur van de Maatschappij, die bijna dertig jaar in de koloniën had gewerkt, in april 1859 in een brochure voor het behoud van het Instituut voor den Landbouw [7]. Na hun opleiding kregen de meeste leerlingen volgens hem een gunstige plaatsing: Van Konijnenburg noemde nog betrekkingen bij het onderwijs en als huisbediende. Hij ontving vele verzoeken tot toelating en gaf als bijlagen enkele uittreksels uit brieven van ontslagen kwekelingen, die gedurende zes jaar in Wateren waren opgeleid. Ondanks deze pogingen tot voortbestaan van het Instituut voor den Landbouw besloot de Maatschappij tot verkoop van Wateren en omgeving. In 1860 kwam het einde van het Instituut voor den Landbouw, dat tevens de afsluiting betekende van deze merkwaardige episode uit de geschiedenis van het landbouwonderwijs in Nederland.

Noten
[1]
De Vriend des Vaderlands, maandblad der Maatschappij voor Weldadigheid, 1830, bladzijde 151.
[2]
De Star, Eerste maandblad der Maatschappij voor Weldadigheid, Vijfde jaargang, 1823, bladzijde 946.
[3]
De Star, Eerste maandblad der Maatschappij voor Weldadigheid, Vijfde jaargang, 1823, bladzijden 942 en 943.
[4]
De Star, eerste maandblad der Maatschappij voor Weldadigheid, Zesde jaargang, 1824, bladzijden 789.
[5]
Mr. W. J. van Welderen Baron Rengers: Overzicht van het beheer der Maatschappij van Weldadigheid, ná de reorganisatie van 1839, 1893, bladzijde 7.
[6]
Het landgoed Zorgvlied van den heer J.F. de Ruyter de Wildt. In: Staatscourant, jaargang 23, 2 oktober 1869, nummer 42, bladzijde 174.
[7]
J. van Konijnenburg. De toestand der vrije koloniën en het Instituut te Wateren bij de afscheiding der gestichten van de goederen, Meppel, 1859.
[8]
Eén morgen = 0,855 hectare.
[9]
F.W. Fabius. De Maatschappij van Weldadigheid in hare werking, strekking en geldelijken toestand. Amsterdam, 1841.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
In het op vrijdag 9 juli 2021 uitgegeven Magnus Opus Fragmenten Uit Het Verleden Van De Vroegere Gemeente Diever van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever is in het hoofdstuk Zorgvlied op bladzijde 186 ook een afbeelding van een exemplaar van de hier afgebeelde tekening opgenomen.

Afbeelding 1
Het Instituut voor den Landbouw op Klein Wateren (thans Zorgvlied) functioneerde als een Gesticht van Opvoeding van de Maatschappij van Weldadigheid. Het Instituut bestond in de periode 1823-1860.

Posted in Maatschappij van Weldadigheid, Tiekening, Verdwenen object, Woater’n | Leave a comment

Gruunte, vis en fruit van Jochem Kamp

De fraaie foto voor deze zeldzame ansichtkaart – nota bene een gloep’ms dure fotokaart – is gemaakt in de zomer van 1939.
In de Tweede Wereldoorlog woonde de familie Jochem Kamp in het huis van Marinus Bakker an de Heufdstroate. Op het witte uithangbord aan de gevel van het pand aan de rechter kant staat vermeld: J. Kamp, Groente, Visch en Fruit. Jochem Kamp is na de Tweede Wereldoorlog verhuist naar een pand an de Kruusstroate in Deever. Zie de bijgevoegde afbeelding van een advertentie van hem.
Aan de linker kant zijn van links naar rechts te zien het boerderijtje van Hendrik Gruppen. het postkantoor van Lambertus Schoemaker, de smederij van Albert en Hendrik Kloeze, het huis waarin de gezusters Oostenbrink woonden en het woonhuis met winkel ‘de Toekomst’ van Philip Zaligman.
Het pand van Philip Zaligman brandde op 20 februari 1940 af en is niet herbouwd. Het boerderij van Hendrik Gruppen is op 21 juni 1945 als gevolg van blikseminslag verbrand en niet herbouwd.
Aan de rechter kant zijn van rechts naar links te zien het boerderijtje van Geert Dekker en zijn zuster Hilligje (let vooral op de bliende voor het raam boven de voordeur), het pand van boer Marinus Bakker, de manufacturenwinkel van Jacoba Vos-Hessels, het huis van Harm, Hendrik en Jaap Mulder (Garke Bakker’s jongen) en het pand van huisschilder Geert Koster.
De woning van Geert Dekker is afgebroken. De andere panden aan de rechterkant van de foto bestaan nog, zoals is te zien op de bijgevoegde kleurenfoto.
Op de achtergrond is achter de leilinden de boerderij van boer en wethouder Jacob (Jaap) Hessels te zien. Jaap Hessels is de vader van de dorpsfiguren Harm en Jan Hessels.
De redactie van ut Deevers Archief heeft de kleurenfoto gemaakt op donderdag 22 november 2019. Op die dag was voor auto’s de doorgang hen de Kruusstroate en de Heufdstroate geblokkeerd, vanwege de uitvoering van het peperdure her- en onderbestratingswerk van de straten in het binnendorp van Deever. Het gloep’ms dure bestratingswerk heeft de protserige naam Diever op Dreef (Deever op Drift). Let bij de kleurenfoto vooral op de klimaatbestendige, hittestressbestendige, overstromingsbestendige en duurzame afwateringskanalen naast de verharding van de Heufdstroate.

Posted in Ansigtkoate, Heufdstroate, Verdwenen object | Leave a comment

Ut monement op Baark’nheuvel in de oorlog

Op de bijgaand afgebeelde ansichtkaart is het uit 1925 daterende monument op Berkenheuvel te zien. De kaart is op 17 augustus 1942 verstuurd vanuit Deever. Het is de redactie van ut Deevers Archief niet helemaal gelukt de naam tot wie het bericht is gericht en de naam van de verstuurders te ontletteren. In de navolgende weergegeven tekst op de achterkant van de ansichtkaart waren enige woorden ook onletterbaar voor de redactie.

Den Weledel Geboren Heer W. Leeman, Statenweg 156 B, Rotterdam

Diever, 17 augustus 1942
Allerliefste …,
We zitten hier in een boerderij en hebben het fijn.
De bosschen zijn hier prachtig en heel wild, met herten, termietenheuvels en adders en allerlei soorten paddestoelen en vreemde insecten.
Gaat het bij jullie goed ? De laatste keer dat m’n vader bij jullie was, liet een en ander zich beroerd aanzien hè ?
Groet ook … lieven … en wees zelf stevig het pootje gedrukt.
… … … …

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De bijgaand afgebeelde zwart-wit ansichtkaart was in de Tweede Wereldoorlog te koop in de winkel van de Coöperatieve Bakkerij en Winkelvereniging ‘Samenwerking’ an de Heufdstroate in Deever. Het bedrijf Lera was de uitgever van deze ansichtkaart.
Blijkbaar behoorde op vacantie gaan in Nederland en dan met name in Deever ten tijde van de Tweede Wereldoorlog nog steeds tot de mogelijkheden. Maar bij welke boer vierden de verstuurders van deze ansichtkaart hun vacantie ?

Posted in Albertus Christiaan van Daalen, Ansigtkoate, Landgoed Berkenheuvel, Monement op Baark'nheuvel | Leave a comment

Un olde melkbusse uut 1958 mit ut nummer 182

Het is de redactie van ut Deevers Archief dan toch een keer gelukt enige foto’s van een nog bestaande oude melkbus te kunnen tonen. De eigenaar van de melkbus heeft de drie kleurenfoto’s gemaakt op 5 december 2020. De redactie heeft toestemming van de eigenaar van de oude melkbus de drie foto’s in ut Deevers Archief te tonen. De redactie is de eigenaar bijzonder erkentelijk voor deze toestemming.
In dit geval gaat het om een melkbus van de Coöperatieve Zuivelfabriek Diever (CZ DIEVER), die gevestigd was aan het Moleneinde in Deever. De melkbus is in 1958 (let op het nummer 58 op de bus) in gebruik genomen.
Deze melkbus heeft veertig jaar lang op een zolder gestaan en de eigenaar wilde toch wel een keer zijn zolder opruimen. Daarom wil de eigenaar de melkbus verkopen, gaat de eigenaar de melkbus verkopen, heeft de eigenaar de melkbus wellicht inmiddels al verkocht, vanwege de buitengewoon hoge prijs die voor een oude melkbus wordt betaald, vanwege de populariteit van de indrukwekkend mooie en veilige traditie van ut kebiet skeet’n mit oldejoar.
De redactie van ut Deevers Archief hoopt dat de eigenaar de grote culturele erfgoedwaarde van deze melkbus inziet en alsnog besluit zijn oude melkbus niet te verkopen. Kebiet skeeters hebben geen oude melkbussen nodig, die kunnen gewoon via een webstee op het internet wel een nieuwe melkbus met een flinke voorraad carbid aanschaffen. Vrogger kocht’n wee ut kebiet gewoon bee de Kloeze.
De zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief zouden kunnen denken dat het niet meer mogelijk is te achterhalen welke boer in 1958 de eigenaar van deze melkbus met nummer 182 was. Integendeel. Albertje Timmerman, de weduwe van Heime Timmerman uut Wittele was de melkleverancier, die van de Coöperatieve Zuivelfabriek aan het Moleneinde in Deever, bij de naoorlogse hernummering het nummer 182 kreeg. Boer Heime Timmerman is geboren op 15 februari 1875 en is overleden op 21 september 1937. De boerderij werd in het begin van de vijftiger jaren van de vorige eeuw voortgezet door zoon Jacob Timmerman en Machteld Zomer. De redactie verwijst voor voor meer gegevens naar het zeer informatieve boek Wittelte – Geschiedenis van de boerderijen vanaf 1770 tot heden van Klaas de Boer.

Posted in Aarfgood, Kebied skeet’n, Melkbusse, Süvelfubriek Deever | Leave a comment

De hoefstal van de Kloeze an de Heufdstroate

Wijlen U.L.O.-meester Henk van den Bos heeft in het begin van de zeventiger jaren van de vorige eeuw een geschiedkundig waardevolle opname gemaakt van de hoefstal bij de voormalige smederij Kloeze an de Heufdstroate in Deever. Hij heeft het beeld vastgelegd op een kleurendiapositief. Op de hier getoonde afbeelding van de hoefstal is ook de hond Pukkie van de familie van den Bos te zien.
Deze afbeelding is een digitale scan van het betreffende kleurendiapositief. Wijlen mevrouw Stien van den Bos-Dees gaf de redactie van ut Deevers Archief toestemming deze afbeelding voor geschiedkundige doeleinden te gebruiken. De redactie is haar daar alsnog postuum bijzonder erkentelijk voor.
Hoefstallen zijn nog steeds in het hele land te vinden in allerlei soorten en maten en gemaakt van allerlei materialen. Het paard wordt in de hoefstal geplaatst en vastgezet, waarna de smid rustiger en veiliger aan de hoeven kan werken. Het gebruik van een hoefstal is niet echt nodig om een paard te kunnen beslaan. Een handige en ervaren smid doet het liever zonder.
Deze hoefstal heeft in elk geval nog tot in de zeventiger jaren van de vorige eeuw bij de voormalige smederij van de Kloeze an de Heufdstroate in Deever gestaan.
Het is bij de redactie van ut Deevers Archief niet bekend tot wanneer deze hoefstal is gebruikt, immers als gevolg van de mechanisatie van de landbouw in de zestiger jaren van de vorige eeuw maakten de boeren steeds minder gebruik en uiteindelijk helemaal geen gebruik meer van trekpaarden.
Het bedrijf Kloeze verhuisde in 1965 van de oude smederij an de Heufstroate hen un vurboude boerdereeje an ’t Meulenende in Deever. Het zou kunnen zijn dat de hoefstal tot dat jaar zo nu en dan nog is gebruikt.
De redactie van ut Deevers Archief heeft de kleurenfoto van de voorgevel van de voormalige smederij gemaakt op vrijdag 28 november 2020. In de oude smederij was toen voor de afwisseling een advocatenkantoor gevestigd.
De hoefstal van smederij Kloeze stond bij de nog steeds aanwezige boom.

Posted in Ambacht, de Kloeze, Heufdstroate, Verdwenen object | Leave a comment

De Kloeze is hen ’t Meul’nende verhuust

De gemeenteraad van Deever stemde op woensdag 20 mei 1964 in met de gedeeltelijke herziening van onderdelen van het uitbreidingsplan van Deever, waardoor het mogelijk werd dat de boerderij met adres Moleneinde 13 in Deever, die eigendom was geworden van de gebroeders Kloeze, verbouwd kon worden tot een autobedrijf en een benzinestation (verkooppunt van motorbrandstoffen).
De voormalige dorpssmeden Albert en Hendrikus (Rikus) Kloeze, die in de smederij/autogarage/benzinepomp an de Heufdstroate in Deever waren gevestigd, lieten over de ontstane mogelijkheid de boerderij tot autobedrijf te verbouwen geen gras groeien, want blijkens een advertentie in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van vrijdag 31 december 1965, stelde Simca Nederland N.V. hen op die dag aan als officieel Simca dealer voor Deever en omstreken. Voorwaar geen geringe prestatie. In de advertentie is de veel verkochte Simca 1000 te zien.
De redactie van ut Deevers Achief is op zoek naar foto’s van de verdwenen boerderij met adres Moleneinde 13, nu Moleneinde 37, in Deever. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief kan de redactie helpen aan een scan van een dergelijke foto ?

Afbeelding 2
De familie Kloeze was in de zestiger jaren van de vorige eeuw bezig met de overschakeling van dorpssmederij met inbegrip van het onderhouden van landbouwmachines naar autobedrijf met BP-benzinepomp. Bij de smederij is de onbruik geraakte hoefstal nog te zien. De redactie van ut Deevers Archief weet niet in welk jaar de foto is gemaakt en wie de maker is van deze foto, maar deze moet tussen 1957 en 1964 zijn gemaakt.

Afbeelding 1
Reclame van garage A. Kloeze, Moleneinde 13, Deever in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 31 december 1965.

Posted in Bedrief, de Kloeze, Meul’nende, Verdwenen object | Leave a comment

Hoe un neeje meister uut ekeus’n wödde

Het boek met de titel ‘Folmers en zijne tijdgenooten. Eene Drentsche novelle’ is geschreven door Hendrik Tillema uit De Wijk. Het boek is in 1868 verschenen bij uitgeverij K. van Hulst te Kampen.
Hoofdstuk 1 is gesitueerd in het gehucht W. en beschrijft het onderzoek naar de bekwaamheden van vijf gegadigden voor de vacante betrekking van meister an de skoele van het gehucht W..
Het mag duidelijk zijn dat uit de eerste alinea van hoofdstuk 1 blijkt dat het verhaal in het gehucht Wapse is gesitueerd, echter de schrijver had zijn verhaal ook met gemak in vele andere boerendorpen of boerengehuchten in het Drente van 1868 kunnen situeren.
De redactie van ut Deevers Archief heeft hier alleen het met humor en sarcasme en veel dialect geschreven hoofdstuk 1 van het genoemde boek weergegeven, zeg maar als een soort van gemakzuchige bladvulling.
Dit hoofdstuk 1 is ook letterlijk als bladvulling (bladzijden 2 tot en met 13) opgenomen in nummer 15/4 (december 2015) van het papieren blad Opraekelen van de heemkundige vereniging uut Deever.

Hoofdstuk 1

Stil en vredig, doch niet onaardig, ligt te midden van eene hier en daar onafzienbare heide, het gehucht W (redactie: Wapse). Verdeeld in vijf kluften of boerschappen, behoort het burgerlijk zoowel als kerkelijk, tot de gemeente D (redactie: Deever). Van de kom dier gemeente ligt het ongeveer een uur gaans verwijderd.

Wij bevinden er ons in het najaar van 182*. De aardappelen zijn gerooid. Op den esch moet hier en daar nog ’n akkertien met winterrogge bezaaid worden, doch overigens is er de noodzakelijkste veldarbeid geëindigd. Het rundvee verlaat des daags nog slechts eenige oogenblikken de stallen en wordt dan naar eene dorre weide gedreven, doch as ’t weer umslat en regenachtig wordt, zal ’t veur vaste op ezet moên worden. Geen wonder ! Allerhilligen is kort op handen. ’t Is opmerkelijk, dat de Drenthenaar, ofschoon over ’t algemeen afkeerig van alles wat naar de gebruiken der Roomsche kerk zweemt, in zijn dagelijkschen spreektrant, de Sinten, voor de verdeeling des jaars, behouden heeft. Zoo spreekt hij gedurig van Allerhilligen, Lichtmissen, St. Jan, St. Jaopek, enz. ’t Schöt dan nou, al ’n mooi stukkien, nao Allerhilligen too.

’t Vee is gemolken en verzorgd. De scheper is eenige oogenblikken eerder, dan overigens anders zijne gewoonte is, met de kudde huiswaarts gekeerd. De wollige langstaarten verdeelen zich in onderscheidene koppels, en zonder opzicht, begeeft elke koppel zich naar het voor hem bestemde hok. De scheper begeeft zich met zijnen hond, naar de woning waar hij (met zijn trouwen volgeling) in den kost is, ten einde daar het voor hem bestemde middagmaal, dat reeds eenigen tijd op de gladgeschuurde vuurplaat heeft gestaan, te gebruiken. Zoo Haarm! bin ie daor al’, spreekt de vrouw des huizes hem toe, ‘as ie wat eer ekomen had, haije good gelieke mit oeze volk kunnen eten. Jans is nao de schoele toe, want de boer is daor te hoope.’ Uit het verdere tusschen beiden gevoerde gesprek, waaraan nu en dan ook de andere huisgenooten deelnemen, komen wij te weten, dat de huisvaders van het gehucht W. (redactie: Wapse) dien avond in het schoollokaal zullen vergaderen, om onderzoek te doen naar de bekwaamheden van een vijftal sollicitanten, naar de vacante betrekking van onderwijzer te W. (redactie: Wapse) en na den afloop hiervan, tot de benoeming over te gaan.

Zoo was dan de stok of bongel, die in het voorjaar, ten teeken dat het schoolonderwijs gestaakt was, door den ring der schooldeur was gestoken, weggenomen. Twee kaarsen, eene op eene ledige flesch, de andere op een houten blok, dienen tot verlichting van het tochtige lokaal. Tusschen de planken der zoldering door, ziet men hier en daar een gat in het rieten dak, waardoor men tot de gevolgtrekking komt, dat het hier niet alleen tochten, maar ook lekken kan. De aanwezende personen hebben zich zelven en elkander reeds in een dikken tabaksdamp gehuld. Twee der laatst aangekomenen, geene wettige redenen voor hun te laat komen kunnende aanvoeren, worden met bijna eenparige stemmen, tot de vooraf vastgestelde boete van tien cents voor ieder die te laat komt, veroordeeld. Na vruchteloos protest, wordt de boete eindelijk pruttelend betaald.

De vijf adspiranten, hebben op eene in een hoek staande bank, plaats genomen en zien elkander ter sluiks, met niet zeer vriendelijke blikken aan. De boeren schijnen weinig notitie van hen te nemen, en hunne gesprekken loopen over geheel andere onderwerpen, dan over onderwijs en opvoeding. Deze en gene groep is druk bezig om de marktprijzen van rogge en boter te bespreken. Ginds is een paar ijverig bezig om de zwaarte van ’n onverstaandeg zwaor vaarken te taxeeren, dat tegen achttien cents per pond verkocht, en te Steenwijk op de stadswaag gewogen en afgeleverd zal worden. Elders hoort men klagen over het weinige hooi, dat in den afgeloopen zomer gewonnen is, en over het dunne beschot, dat het dorschen der rogge oplevert. Kortom, men kan uit de gesprekken der vergaderden volstrekt niet afleiden, met welk doel zij in het schoollokaal zijn saamgekomen.

Eindelijk nam Jans het woord. Daar hij een van de voornaamste eigenaren der marktegronden, en tevens jaren lang lid van den gemeenteraad was, was hij gewoon de boerenvergaderingen te leiden, vele zaken van algemeen belang te regelen, en kon door een en ander veel invloed op zijne gehucht- en marktgenooten uitoefenen. Wanneer de man als voorzitter het woord voerde, scheen hij dit nimmer te kunnen doen, zonder lange inleiding en voorloopige opmerkingen. Zoo begon hij thans mede te deelen, dat het schoollokaal sedert den 10 Mei slechts éénen keer was ontsloten, en wel bij gelegenheid van de veiling van het algemeene gras. Velen knikten hier toestemmend; trouwens elk een was overtuigd, dat de man de waarheid sprak. Maar, dat deze inleiding dienen moest om een paar der aanwezige pachters, hunne geldelijke verplichting van een vorig jaar in herinnering te brengen, wisten slechts zij, die in deze zaak betrokken waren. Waarlijk! men dwaalt, zoo men meent, dat de Drentsche landman in sommige zaken van teederen aard, soms niet zeer kiesch kan zijn.

‘Wij bint hier‘ vervolgde de spreker ‘dan ekomen om ’n neije meister an te stellen. Deur de dood van Zwarte Klaos bint we daortoo geneudzaakt’. Hierop volgde weder eene uitweiding waardoor Jans te kennen gaf, dat hij gaarne gezien zou hebben, dat men bij ’t onderzoek naar de bekwaamheden der sollicitanten, de adsistentie van den hoofdonderwijzer te D. (redactie: Deever) had gevraagd. Hier schudden eenigen der aanwezenden het hoofd, waardoor ze te kennen wilden geven ‘wij bint hier baos en hebt mit de meister van D. (redactie: Deever) niks te maken.’

Eindelijk volgde de voorstelling der sollicitanten. No. 1 Jan Hindriks uut de Graafschop, oud 48 jaren. Bijna twintig achtereenvolgende jaren had hij des zomers de provincieën Holland en Friesland bezocht om er gras te maaien. Toen zijne kameraden den vorigen zomer huiswaarts waren gekeerd, was hij door ziekte verhinderd geworden, hen te vergezellen. In Friesland achtergebleven, had hij om de tijdens zijne ziekte gemaakte onkosten te bestrijden, na zijne herstelling aldaar en in Drenthe, werk gezocht en gevonden. Voor eenigen tijd gehoord hebbende, dat er te W. (redactie: Wapse) een onderwijzer noodig was, had hij niet geaarzeld, zich voor deze betrekking aan te bevelen.

Hij kon volgens zijn zeggen good mit de penne umgaon, en was ’n baos in ’t zingen. Hij had lange genog in Holland verkierd, om in goed Hollandsch te kunnen leeren. ’t Kwam hem hiel veurdieleg. Nao schoeltied kon hij klompen en manden maken”. En wanneer hij te W. (redactie: Wapse) aangesteld werd, was hij dicht bij Friesland, en kon dan, wanneer des voorjaars de bongel op de schoeldeure ehangen werd, nao Friesland gaan om daar turfveen te baggeren, en wanneer dien arbeid des zomers ten einde liep, gras te maaien. Nee ! ’t was hum miseraobel veurdieleg. Zoo behoefde hij dan niet langer jaarlijks van de Graofschop nao Holland en omgekeerd te reizen. Zeer verlangend naar de plek waar eens zijn wieg op stond, was Jan Hindriks niet. Hij was in den rechten zin des woords een wereldburger. Waar hij het meeste geld verdienen, en het goedkoopst aan den kost komen kon, zou hij het eerst en het langst zijne tenten opslaan. Voor de schoonheden der natuur, even als voor die der vrouwelijke sekse, was hij ongevoelig. Van zijn uiterlijk is niets bijzonders te zeggen. De roode kleur van zijn vleezig gelaat werd nog aanmerkelijk verhoogd door een rooden doek, dien hij stijf om den hals gebonden had. Zijne kolossale gestalte gaf groote lichaamskracht te kennen. De blauwe kiel, die onze sollicitant gewoon was te dragen, had dien avond plaats gemaakt voor een kort buisje, en de van zware spijkers voorziene schoenen, vervingen de gewone plaats der groote houtsblokken.

Van het uiterlijke en innerlijke van Jan Hindriks niets meer te zeggen hebbende, stellen wij voor No 2. Ouderdom 36 jaar. Naam: Rieks de Snieder, doch om zijne gebogene gestalte algemeen en beter als kroeme Rieks! bekend. Over zijn vaal gelaat, hingen zijne roode haren, sluik neer. Hij was uit de gemeente Z. afkomstig, waar zijne zaken in den laatsten tijd sterk achteruitgegaan waren, doordien onze held te sterken lust gevoelde, om op godsdienstig gebied als kampvechter, tegen den predikant en vele notabele ingezetenen dier gemeente, op te treden. Wijl hij daardoor niet zelden onrust verwekte, en ’s mans eerlijkheid bij velen niet boven alle bedenking verheven was, verloor hij te Z. eindelijk geheel en al de weinige achting, die hij er voorheen genoten had. Een en ander had ten gevolge, dat hij besloot, niet alleen de gemeente Z. voor goed te verlaten, maar tevens zijn handwerk, tegen een volgens zijne zienswijze, gemakkelijker ambt, te verwisselen. Doorkneed, als hij meende te zijn in de leer van den catechismus, dien hij even als de meeste psalmen letterlijk van buiten kende, dacht hij hierdoor, alsmede om zijne bijbelvastheid en welbespraaktheid, de meeste aanspraken op de vacante betrekking te kunnen doen gelden.

No 3. was iemand, wien het duidelijk was aan te zien, dat hij een zeer teringachtig gestel bezat, dat hem voor zwaren handenarbeid ongeschikt deed zijn. Ouderdom 22 jaar, bekwaamheden geene.

No 4. Een boerenzoon 20 jaar oud, ingezeten van het gehucht W. (redactie: Wapse) en aldaar algemeen onder den naam van Jan de Wiesneuze bekend. Tot in zijn negentiende jaar had hij des winters trouw de gehuchtsschool bezocht, en daar met den overleden onderwijzer Zwarte Klaos, het hoogste gezag gedeeld, echter niet altijd in vredelievenden geest. Tusschen de meister en wiesneuze was er gedurig oneenigheid over de uitoefening der tucht en de handhaving van het gezag ontstaan, die soms tot hevige tooneelen aanleiding gegeven had. Zulke wiesneuzen in de school te moeten dulden, was in voorgaande jaren, voor vele bijschoolhouders in Drenthe, een waar kruis. Alle tucht en orde, zooals ze meenden, ontwassen zijnde, verkeerden zij met den meister meestal op eenen te gemeenzamen voet, waarvan door hen niet zelden misbruik gemaakt werd. No 4. had hoegenaamd niets, dat hem aanbeval, als dat hij lange schoele elegen hadde en dat hij den meister in de handhaving der tucht tegenover jongere wiesneuzen, dikwerf geholpen had.

Eindelijk komt de beurt aan No. 5. Wij zien in hem een jongeling, die zich door zijn gunstig uiterlijk en door zijne bescheidenheid aanbeveelt. Wat hem inzonderheid bij de boeren te W. (redactie: Wapse) had moeten aanbevelen, was zijne acte als onderwijzer en de gunstige getuigschriften, die hij van den schoolopziener van zijn distrikt en van den man, bij wien hij zijne opleiding ontvangen had, overlegde. Hendrik Folmers, zoo heette onze sollicitant, was hoewel een Drenthenaar van geboorte, niet van Drenthsche afkomst. Zijn vader was landsambtenaar geweest te S. (redactie: Smilde). Hier werd zijn huwelijk met de geboorte van twee zonen en eene dochter gezegend. Vrede en liefde heerschten in het huisgezin. Doch donkere wolken pakten zich boven de hoofden van ’t gezin te samen. De beide echtelingen werden op het ziekbed geworpen, en toen de moeder uit den bewusteloozen toestand ontwaakte, waarin ze ten gevolge van hare ziekte langen tijd verkeerd had, was zij weduwe geworden. Wij verwijlen niet bij, hare smart. Van een zeer gering jaargeld moetende leven, waren hare zorgen vele. Doch dit was niet het eenige dat haar ter neder drukte. Zij dacht aan de toekomst van haar kroost. In haren oudsten zoon meende zij een goeden aanleg te ontdekken, en in deze meening werd zij versterkt door den onderwijzer, bij wien hij ter school ging. Na onderling beraad werd besloten, dat hij na zijn twaalfde jaar voorloopig nog te S. (redactie: Smilde) zou blijven schoolgaan. Dat de knaap de gunstige verwachting zijns Onderwijzers en die zijner moeder niet te leur stelde, blijkt daaruit, dat hij op zijn 16e jaar den vierden, en op zijn achttiende jaar den derden rang, als onderwijzer verkreeg. Nadat hij van zijn zestiende jaar af als ondermeester bij zijn gewezen onderwijzer was werkzaam geweest, had deze hem, na het verkrijgen van den derden rang, aangeraden van standplaats te verwisselen. Geen wonder dus, dat wij, onder de sollicitanten, die naar de betrekking van onderwijzer te W. (redactie: Wapse) stonden, Hendrik Folmers aantreffen, te minder daar de woonplaats zijner moeder slechts ruim drie uren gaans van daar verwijderd lag.

Wij hebben nu de sollicitanten voorgesteld en zullen thans iets mededeelen van het vergelijkend examen, dat door Jans, hierin bijgestaan door al de huisvaders van W. (redactie: Wapse), werd afgenomen. Koman volk !’ zoo ving hij aan, ‘wij zult deenen te begunnen.’ Hierop werd door den spreker voorgesteld, om met elkander te zingen Ps. 119, v. 3. ‘Deze baos daor’ , ging hij voort op Jan Hindriks wijzende ‘zal wel veurzingen willen.’ Hieraan werd door dezen gereedelijk voldaan. En al kon de stem des voorzangers niet op groote helderheid aanspraak maken, hij leverde toch het bewijs, dat hij een paar krachtige longen bezat, hetgeen te meer uitkwam, daar kroeme Rieks herhaaldelijk pogingen aanwendde, om hem te overschreeuwen. ‘Nou zullen we de meisters liet de president, na den geëindigden zang, zich hooren ‘mit de condities bekend maken.’ De goede man had dezen term dikwerf van den Notaris, bij publieke verkoopingen, gehoord. Uit de door hem medegedeelde voorwaarden bleek, dat de aan te stellen meister te W. (redactie: Wapse) zou genieten een jaarlijksch traktement van twaalf gulden, en van elk bij hem ter school gaand kind, een halven stuiver in de week. Verder zou hem ten gebruike worden afgestaan een akkertje op den hoek der esch gelegen, algemeen bekend onder den naam van ’t meisterlaand, en tevens het recht om eenige schapen in het heideveld van W. (redactie: Wapse) te weiden, onder de hoede van den scheper. De meister zou bovendien kost en inwoning genieten, onder dien verstande, dat hij bij iederen boer, die te W. (redactie: Wapse) woonde en schoolplichtige kinderen had, beurtelings eenige dagen in den kost zou gaan. Ter tegemoetkoming van hem, bij wien hij in de slaopsteê kwam, zou de meister gehouden zijn, des morgens bij het dorschen de behulpzame hand te bieden. Wanneer de meister wat redelek was, had hij veul aventuur om begunstigd te worden met de levering der schoolbehoeften. ‘Maor’, hier liet een der boeren zich hooren, ‘dan mussen ze neet doon as Zwarte Klaos edaone had. Hij wol de man niks te nao komen, maar bij tiên had hij veur ’n harst pampier twie centen, en veur twie pennen ’n halve stuver erekend. En dan wassen de pennen wat gou an ’t ende west.’  ”k Wil ’t leuven!’ viel Jan de Wiesneuze in ‘hij versneed mit ’t vermaken de pennen soms hielemaol. ’t Is mij niet klaor, of hij ’t pennenvermaken niet good kon, dan of hij er zooveule of sneê, om meer pennen te kunnen verkoopen.’ Wel wus hij, dat Zwarte Klaos in de leste tied, veul in de schoele had laoten schrieven, um daordeur ’t makkelek te hebben en veul pampier te kunnen verkoopen.‘Stilte volk !’ begon weer de president, ‘wat de pennen en ’t pampier betreft, dat komt later. Wij kunt die dingen mit de neije meister ’t beste overleggen. En wat meer is’, hier richtte hij zijn oog op Jan de Wiesneuze, ‘Zwarte Klaos is dood en kan zuk neet verantwoorden.’ Uit de verder door hem medegedeelde voorwaarden bleek, dat aan den onderwijzer de verplichting werd opgelegd, des voormiddags van tien tot twaalf, en des namiddags van half twee tot vier uur, school te houden. Hoe de onderwijzer zich in de school had te gedragen, zou hem door eene verordening, door het plaatselijk bestuur ontworpen en door den schoolopziener goedgekeurd, worden medegedeeld. ‘Wij kunt’, besloot de spreker, ‘als elk en iene mit de condities tevreën is, tot ’t vergeliekend exaomen overgaon.’

Wij zullen niet trachten de koddige tooneelen, die er voor en bij ’t examen plaats grepen, breedvoerig mede te deelen. Jan Hindriks verklaarde, dat hij wat het traktement betrof ’t wel ’n tikkeltien minder zou willen doen, en dat hij ’s avonds na volbrachten arbeid in de school, voor de lieden bij wie hij in den kost was, zoo ze hem goed behandelden, klompen zou willen maken, en manden vlechten, mits men hem hout en teenen verschafte, en terstond tot zijne benoeming overging.
Kroeme Rieks nam met de gestelde voorwaarden genoegen, en wilde zich gaarne aan een examen onderwerpen, opdat daardoor zijne bijbelkennis en vastheid in de leer zouden kunnen blijken. Echter deed hij de vraag, indien de keus op hem mocht vallen, of het hem niet vergund zoude zijn, om ’s morgens in plaats van te helpen dorschen veur de luu te meugen sniederen’.
No. 3 bleef bescheidenlijk zwijgen.
De vader van No. 4 bracht in het midden, dat as men zien zeune Jan benuumde, ’t akkertien op de nes, tot zoo lange zien zeune trouwde, verhuurd kon worden, en dat hij zien zeune zölfs in de kost bleef holden. ‘As men’, besloot hij ”n ingezeten, dee ’t waark hier in de schoele en de kiender kent, anstelt, wint de boerschop de kost uut, en komt de huure van ’t akkertien, ten bate van ons allemaol.’
No. 5 nam met de gestelde voorwaarden genoegen.
Eindelijk stelde nog de scheper, die na haastig zijn middagmaal te hebben gebruikt, ook in de vergadering verschenen was, bij wijze van amendement voor, dat de schapen, die de nieuw te benoemen onderwijzer in het gehucht zou willen invoeren, eerst door hem zouden moeten onderzocht worden, opdat er geene schurftige onder de kudde kwamen. ‘Mos ’n olderling’, hier vestigde de man zijn oog op Jans, ‘waken, dat er gien wolven in de giestelieke kudde kwamen; hij mos zörgen, dat er niks verkierds in de kudde kwam, dee hum toovertrouwd was.’

Bij het nu volgende examen gaf Jan Hindriks zoo vele bewijzen van onbekwaamheid, dat er van zijne benoeming geen sprake kon zijn. De man kende ter nauwernood de tafel van vermenigvuldiging. En toen hem in zeker oud schoolboek, dat toen nog hier en daar in zwang was, de namen Qaudragesima, Quintilianus en meerdere anussen en gesima’s ter lezing werden opgegeven, zei de man, dat dit heksentaal was.
Rieks verschafte den president veel moeite en gaf zelfs aanleiding tot oneenigheden onder de boeren. Hem werd opgegeven om zeker Evangelisch gezang te zingen, waarop hij antwoordde, dat de Heere hem bewaren zol, om zukke Baoälsleeder te zingen. Hierop bracht hij in het midden, dat men bij het woord Gods niets toe mocht doen, en dat de gezangen er aan toegevoegd waren geworden, door den wil eens menschen, waarop de president na eenige opmerkingen besloot met te zeggen, dat men de belijdenis des geloofs, den catechismus enz. volgens de redenering van Rieks, dan evenmin gebruiken mocht, dewijl zij ook tot het woord Gods waren toegevoegd geworden. Verder moest de sollicitant niet vergeten, dat hier geene godsdienstoefening, maar een examen gehouden werd, en dat zij, die daaraan wenschten deel te nemen, geene wetten hadden voor te schrijven, maar aan de bepaalde verordeningen zich hadden te onderwerpen. Hierop volgde weer eene levendige discussie, naar aanleiding van Rieks opvatting, van het ‘men moet Gode meer gehoorzamen dan de menschen’, waarbij volgens de meening van vele der aanwezigen, de kleermaker het recht aan zijne zijde had. Elk een wonderd over de smeuje bek van Rieks. Doch toen hem werd opgedragen, eenige Nederl. (redactie Nederlandse) Ellen en Palmen in oude maat, en oude Ellen en Duimen in Nederl. (redactie: Nederlandse) te herleiden, ging dit zijne bevatting te boven. ”n Tummerman’, zoo drukte hij zich uit, ‘had wel doemen en misschien ook wel strepen op de doemstok staon, maor op ’n gewone elle, stunden niks anders as vörrels en halfvörrels. Hij had lange nog mit de elle ummegaone, um dit good te wieten. Maar misschien was dit wel nije leere. ’t Olde geloove deugde volgens sommegen ook neet meer, zoo zol ’t ook wel mit de elle waezen. Hij had mit die neijegheden niks op, en höld zuk an ’t olde.’ Niettegenstaande zijne ombeschaamdheid, was de publieke opinie over het algemeen gunstig voor hem, doch toen ’s mans schrift te voorschijn kwam en ter sprake werd gebracht, werd er algemeen geoordeeld, ‘dat ’n kleine schoeljonge beter mos kunnen schrieven.’
Aan No. 3 werd opgedragen een bekend psalmvers te zingen; doch toen hij reeds bij den tweeden regel, deerlijk van de wijs raakte, werd niet alleen hierover, maar ook over zijn geheelen persoon, een afkeurend oordeel uitgesproken.
Wat Jan de Wiesneuze betreft, het bleek, dat hij, naar ’t zeggen der boeren ‘neet veur nimmedal zo lange schoele had elaegen.’ Indien er geen No. 5 was geweest, men zou hem zekerlijk tot meister benuumd hebben.
‘Nou is hier nog Folmers’, begon de president, ‘dee ons ’n acte hef mitebracht, waaruut bliekt, dat hij al twie examens hef ofelegd. Ik leuve, dat het dwaos van ons zal wezen, om hum in alles to examenieren. Dee hum de acte egeven hebt, bint ander kerels as wij. ’n Bewies van bekwaomheid tot schoelholden en ’n getuugschrift van good gedrag, hef hij ons ook laoten zeen.’ ‘O’, merkte hierop een der boeren aan, ‘as ie hum hier hebben wilt, dan hadden wij ’t hiele examen wel achterwege kunnen laoten.’ Het recht, dat zij bezaten om te examineeren, lieten zij zich door geene heeren uit Assen uit de handen nemen. En ’n geëxamenierde meister verdiende volgens zijne meening in het geheel geen vertrouwen. Zoo had men onder anderen, te S. (redactie: Smilde) ook ’n geexamenierde veearts, maar die niet de minste kennis bezat. ‘Hooge rekeningen schrieven, dat kon hij’. Bij ’t kalven der koeijen, had deze en gene boer getoond, veel beter hulp te kunnen verleenen, dan de veearts. Zoo was ’t ook met geëxamenierde dokters. De mulder te N. en de duvelbanner te Steenwiek, wisten beter en goedkooper raad te verschaffen, dan alle geneesheeren in Drenthe. ‘En komt maor ies’, zoo besloot de spreker zijne rede, ‘as er wat van oe esteulen is bij de scholte of bij ’n advekaot. Ze wieten gewoonlek nargens van, maor kom ook iets bij de duvelbanner ?’ Nee, ’t kon en zol unit ’n geëxamenierde schoelmeister wel krek zoo wezen, as mit alle geëxamenierde luu.’ ‘Men mos’, zooals hij zich uitdrukte, ‘gien katte in de zak koopen, en zuk niks deur de Asser heeren in de handen laoten stoppen.’ Daar zijne woorden in de vergadering weerklank vonden, werd er besloten, dat Hendrik Folmers en Jan de Wiesneuze, na eenige regels geschreven en eenige rekenkundige voorstellen opgelost te hebben, een mondeling examen zouden ondergaan, loopende over geschiedenis en aardrijkskunde. Door middel, van voor dien tijd goede handboeken, gelukte het den president en eenige boeren, sommige vragen te doen, die beantwoord konden worden. Wij weten echter niet wat komischer was, de wijze waarop de vragen soms ingekleed en voorgesteld werden, of de manier waarop Jan de Wiesneuze meende, ze te moeten beantwoorden. ’t Gevolg van een en ander was, dat menigeen, die misschien met recht van meening was, dat elk geëxamineerde geen heksenmeester was, tot de overtuiging geraakte, dat Hendrik Folmers een geleerde bol was. Wel was er, volgens de zienswijze van sommigen, iets op zijn zingen aan te merken, daar hij de gewone loopjes en de sierlijke, draaingen bij ’t zingen van psalmen niet scheen machtig te zijn. Maar anders had hij eteund wied genog de baos te wezen.

Nadat het onderzoek naar de bekwaamheden der sollicitanten was afgeloopen, stelde Jans voor, dat deze, omdat ze zoo deksels mit de kop ewaarkt hadden, zich zouden verwijderen. Zij zouden zich nao Roege Garriet begeven, waor de olde meister altied in de slaopstee ewest hadde. Daor zouden ze op koffie en stoetebruggen onthaald worden. De uitslag der beraadslaging over de benoeming, zou hun misschien nog denzelfden avond, bekend worden gemaakt. De sollicitanten verwijderen zich; en in het schoollokaal te W. (redactie Wapse) werd, na eenige discussie, door de boerenvergadering bij meerderheid van stemmen benoemd tot onderwijzer der jeugd aldaar, Hendrik Folmers. Toch had het Jans eenige moeite gekost om deze benoeming door te drijven. De vader van Jan de Wiesneuze had zich reeds lang voor het examen van een aantal stemmen voor zijnen zoon meester gemaakt. Deze brachten bij de beraadslaging over de benoeming in het midden, dat Folmers wel eenige vragen had beantwoord, die Jan had laoten zitten, maor wat betiekende dat? As Jan neet wis, waor Chinaò of Jepan of meer van die vrömde laanden laggen, wat zol dat? Allemaol ballast! De kiender hoofden neet nao dee vrömde laanden too te gaon, en hadden er niks mit te maken. ’t Was beter, dat ze de weg good deur Drenthe leerden. En wat hadden ze te maken mit dee olde kerels, die al lange dood wassen, zooals Olde Sander de groote, mit zien oorlogen! Mit Greeken en Parzen en al dat olde volk? Stund je niks van in de biebel ? ’t Was beter, dat ze wisten van Groote Willem, hoeveul schaopen dat dee bij de koppel mog doen enz. Jan was mans genog om dit de kiender te leeren. Men wus wee Jan was. ’t Was ’n jendarege jongen. Maor de Smildegers ? ’t Was al gelieke ligt volk. Enkele boeren zeiden, voor Rieks te zullen stemmen. ’t Was wel waor, hij schreef neet mooi, maar ’t kereltien was biebelvast. Wat hölp al dat mooije geschrief? Wat dat veule rekenen ? As men maor good antiekenen en berekenen kon wanneer de koên mossen kalven, en de motte biggen mos kriegen en de meere ’t vul. Wat hölp al dee geleerdheid en al dee wiesneuzerij”. Gelukkig dat Jans door het verlichtste deel van W’s (redactie Wapse’s) ingezetenen bijgestaan, deze en gene redenen wist te ontzenuwen. Sterk deed hij uitkomen, dat men thans, volgens de wet, verplicht was een geëxamineerd onderwijzer te benoemen. ‘Men mos ook neet denken’, vervolgde hij, ‘dat men juust hier de wiesheid in pacht had. Dee in de regiering zatten wassen ook gien kwaojongens, al luup er ook ’n enkelde onder, dee soms kwaojongersstreken dee. Geleuf ook maor’, ging hij voort, ‘dat de scholte en doomeneer wanneer we de bekwaomste neet neemt, biester kwaod zullen wezen. Misschien hebben we dan umtied te wachten, dat de pestoor er ’s Zundags in zien preke, er nou en dan op smeelt.” Na deze en dergelijke redenen besloot men tot de stemming over te gaan, waarbij bleek, dat het gezond verstand van velen had gezegevierd. Hierop werd besloten, dat Jans aan Folmers van zijne benoeming zou kennis geven, en dat hij den nieuwen onderwijzer, daags nao Elf Duzend aan de kinderen zou voorstellen. Toen daarop de voorzitter nog de opmerking maakte, dat wegens het vergevorderde uur de sollicitanten niet wel de terugreis konden aanvaarden, namen terstond eenige der meest gegoede ingezetenen op zich, om hun nachtverblijf aan te bieden. Hierop scheidden de vergaderden.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie heeft in het verhaal de woorden, die niet in het Nederlands, maar in dialect zijn geschreven, cursief en in vette letters weergegeven. Het mag duidelijk zijn dat de uit De Wijk afkomstige auteur niet schreef in het dialect dat in de gemiente Deever werd gesproken en ook is te merken dat de auteur al langere tijd in het Westen verbleef. De redactie heeft de cursief en in vette letters overgezet naar ut Deevers en waar nodig overgezet in het Nederlands.
’n akkertien
= un akkertie
as ’t weer umslat = as ut wièr umslat = als het weer omslaat
’t veur vaste op ezet moên worden = ’t veur vaaste op eset möt’n wöd’n = vast op stal gezet moet worden.
Allerhilligen = Allerhilligen = Allerheiligen (1 november).
St. Jaopek = Sunt Joapik = Sint Jacobus.
’t Schöt dan nou, al ’n mooi stukkien, nao Allerhilligen too. = ’t Schöt al un mooi stukkie hen Allerhilligen = Het schiet al mooi op naar Allerheiligen.
Zoo Haarm bin ie daor al ! = Zoo Haarm, bin ie ur a = Zo Harm, je bent er al.
As ie wat eer ekomen had, haije good gelieke mit oeze volk kunnen eten. = Ai’j wat èerder ekoo’m waar’n, hai’j glieke mit oense volk könn’n eet’n. = Als je wat vroeger was gekomen, dan had je gelijk met ons volk kunnen eten.
Jans is nao de schoele toe, want de boer is daor te hoope.
= Jans is hen de skoele, want de boer is doar te hoope. = Jans is naar de school, want de boeren komen daar samen.
Bongel = Bongel = Stok.
Wij bint hierdan ekomen om ’n neije meister an te stellen. = Wee bint hier ekoo’m um de neeje meister an te stell’n = Wij zijn hier gekomen voor het aanstellen van de nieuwe onderwijzer.
Deur de dood van Zwarte Klaos bint we daortoo geneudzaakt
= Dit is te veel vernederlandst dialect.
’n onverstaandeg zwaor vaarken = un onvurstaandug zwaor vaark’n = een onverstandig zwaar varken (een te vet gemest varken).
Wij bint hier baos en hebt mit de meister van Deever niks te maken. = Wee bint hier boas en hept mit de meister van Deever niks van doon. = Wij zijn hier de baas en hebben niets te maken met de schoolmeester van Deever.
uut de Graafschop = uut de Graafschop = uit de Graafschap.
Hij kon good mit de penne umgaon, en was ’n baos in ’t zingen. = Hee kön good mit de penne ummegoan en was un boas in ut sing’n = Hij kon goed omgaan met de pen en was een baas in het zingen.

De redactie zal bij beschikbare tijd en zeker niet met geschwinde spoed en in gestrekte draf beetje bij beetje de rest van de in dialect geschreven zinnen in ut Deevers vertalen.
Dit geeft
personen die ut Deevers echt willen gaan beheersen, zoals kiender van Deeversen die ut Deevers neet meer van heur Deevers proat’nde vae en mow hept elièed, of Drentenierders (import) die druk en ernstig bezig zijn met een indeeveringscursus Deevers op Drift, de hiervoor weergegeven leerstof tot zich te nemen,.

Posted in Deevers | Leave a comment

De QualiteitsbrinQ van Deever

De Hoge Dametjes En Heertjes Van De Voorkant Van Het Gelijk In Het Raadhuis Aan De Gemeentehuislaan in Deever hebben een dichtgetimmerde en onverbuigbare regeling met de citeertitel Beleid- en beheerplan Brinken gemeente Westenveld. Nota bene: zelfs de citeertitel van het plan lag vast.
De Hoge Dametjes En Heertjes Van De Voorkant Van Het Gelijk In Het Raadhuis Aan De Gemeentehuislaan in Deever hebben zich in het overbodige herbestratingsproject ‘Deever op Dreef’ ook’ een tijdje bezig gehouden met de Qualiteit van de brinQ van Deever. Maar is daarbij uitvoering gegeven aan het Beleid- en beheerplan Brinken gemeente Westenveld ?

De gemiente Deever is helaas onderdeel geworden van de gemeente Westerveld ! Westerveld ? Nooit van gehoord ! Waar ligt in hemelsnaam Westerveld ? Is dat niet de naam van een crematorium of een vuilstortplaats ?

Al direct in paragraaf 1 ‘beleidsvisie brinken’ van het door de Hoge Dametjes En Heertjes Van De Voorkant Van Het Gelijk In Het Raadhuis Aan De Gemeentehuislaan in Deever vastgestelde brinkenplan begint het overduidelijke dure adviesbureau-geleuter en -gezever over de bomen. Lees daarvoor het volgende afschuwelijke volstrekt onbegrijpelijke abracadabra-kippenvel-citaat:

Evenals de paragraaf ‘van functie naar visie’ (redactie: je zou verwachten dat zo’n paragraaf ‘van visie naar functie’ zou heten) in het vastgestelde bomenbeleid van de gemeente, zijn de bomen die staan op de verschillende brinken beeldbepalend in het dorp of in enkele gevallen daarbuiten. De brinkbomen zijn bepalend voor de structuur van het dorp en vormen een bijdrage aan de leesbaarheid van de historische ontwikkeling van het dorp, geven hier identiteit aan, spelen een rol in de milieukwaliteit, verzachten de harde lijnen van de gebouwen en infrastructuur rond de brink en hebben een lange levensloop. De visie van de gemeente Westenveld is er op gericht om de bestaande brinken haar oude vorm te laten behouden of te herstellen, wat van groot belang is en blijft voor de herkenbaarheid van het dorp en de leefbaarheid voor haar inwoners.

Het is natuurlijk zo dat de brinQ van Deever al lang niet meer haar oude Qualiteit en vorm (welke oude Qualiteit en welke oude vorm ?) heeft. De brinQ in Deever is zelfs geen origineel Saksische brink. Dat is ie nooit geweest.
De ‘leesbaarheid van de historische ontwikkeling’ (is een brinQ een geschiedenisboek ?) van de brinQ van Deever is na de grote vernieling door de Hoge Heertjes Van De Voorkant Van Het Gelijk In Het Gemeentehuis Aan De BrinQ in Deever in de feodale meiboomiaanse jaren 1955-1956-1957, en beetje bij beetje in de jaren daarna, volledig te niet gedaan. Ech wè.
Dus zullen de Hoge Dametjes En Heertjes Van De Voorkant Van Het Gelijk In Het Raadhuis Van De Gemeente Westenveld Aan De Gemeentehuislaan in Deever toch nog flinQ wat geld moeten steken in het herstel van een soort van soort van oude Qualiteit en vorm van de brinQ van Deever. Maar dat zal wellicht worden getorpedeerd door de politieke krachten buiten de gemiente Deever (Deever hef ut roadhuus an de gemientehuuslèène, dus moei neet seur’n, wee bint now an de beurte).

Maar wat is de oude Qualiteit en vorm van de brinQ van Deever ?
Is ut de Qualiteit en de vorm uut seg moar 1925 ?
Is ut un brinQ mit un braandkoele en un vreding um de braandkoele ?
Is ut un brinQ mit un vreding um de kaarke (want biest’n mögt neet op de kaarkhof loop’m) ?
Is ut un brinQ mit un liek’nhüsie ?
Is ut un brinQ mit slietpèèd’n ?
Is ut un bijna boomloze brinQ en veule es’n op de kaarkhof ?
Is ut un brinQ sunder toerist’nindustrie ?
Is ut un brinQ mit un boer’ncafé ?
Is ut un brinQ mit de olde boerdereej’n (aarfgood) ?
Is ut un brinQ sunder auto’s ?
Is ut un brinQ sunder ut megalomane meiboomiaanse gemientehuus van de gemiente Deever ?
Is ut un brinQ woar ut skoltehuus vaaste sit an de skolteboerdereeje ?
Of is ut de Qualiteit en de vorm uut 1910 of 1890 of 1832 ?

Of naaiden de Hoge Dametjes En Heertjes Van De Voorkant Van Het Gelijk In Het Raadhuis Van De Gemeente Westenveld Aan De Gemeentehuislaan in Deever de Deeverse gemeenschap met het project ‘Diever op Dreef’ (democrasietje spelen met geld van de belastingbetaler) een grote flapoor aan en lieten ze vervolgens hun eigen fantasie en de fantasie van het voor veel geld ingehuurde dure en chique adviesbureau de vrije loop gaan ? De Deeverse gemeenschap mocht meemummelen en meemompelen met de ambtenaren. Echt wè. Meebeslissen ? Echt neet.

Het doorlópen van het proces BrinQ (de Q van Quality; spreek uit kwalleti), als onderdeel van het project ‘Diever op Dreef’ was verloren tijd en het daarvoor uitgegeven belastinggeld was weggegooid geld. Echt wè.

We moeten ons wat betreft de brinQ van Deever geen zorgen maken over een nabij of ver verwijderd later.
Voor het beste voor de brinQ van Deever zullen we ons inspannen.
En des te meer we ons voor de brinQ van Deever inspannen, des te meer we deze brinQ zullen vernielen.

Posted in Brink | Leave a comment