Monthly Archives: januari 2022

Mijn dagen als nieuwe pees zal ik niet gauw vergeten

De redactie van ut Deevers Archief ontving op 23 maart 2016 van de heer Rob Tijssen het volgende uitgebreide verhaal over zijn jaar in het jongenskamp ‘de Eikenhorst’ an de Gowe.

Ik ben Rob Tijssen en ik ben geboren op 19 april 1950 in Nieuwer-Amstel. Mijn verhaal over het jongensinternaat ‘de Eikenhorst’ bestrijkt de periode 3 september 1962 tot 18 juli 1963.
Ik ben na mijn lagere schooltijd naar het jeugdinternaat ‘de Eikenhorst’ gestuurd. De redenen en de juiste motivatie daarvoor zijn mij nooit verteld en zeker niet uitgelegd.
Ik was niet een van de gemakkelijkste. Ik had een hekel aan leugens en ik had ook een groot rechtvaardigheid gevoel. Iets wat mij vaak in conflictsituaties bracht, die ik dan vaak met losse handjes oploste.
Mijn ouders hebben mij op mijn twaalfde weggebracht naar het verre Geeuwenbrug in Drenthe. Mijn vader mocht daarvoor de bedrijfswagen van zijn werkgever L.J. Kramer gebruiken, een Fiat.
Op maandag 3 september 1962 gingen wij op pad met een koffer met kleding, waar door mijn moeder speciaal besteld, een geborduurd naam- en nummerstrookje was ingenaaid (het wasnummer). Ik had nummer 38, voor zover ik mij kan herinneren. Dit gebeurde aan de hand van een lijst die mijn ouders was toegezonden. Hierop stond ook precies welke kleding ik bij mij moest hebben. Verders wat persoonlijke dingen, zoals een foto en dergelijke.
Na ongeveer 2,5 uur rijden arriveerden wij na enig zoeken en vragen bij het internaat, wat je van de rijksweg af niet zag liggen. We vroegen de weg bij café Jonkers tegenover de Geeuwenbrug. Over een zandpad langs het café kwamen we bij de ingang van het internaat en stopten voor -wat later bleek- de stafbarak.
Wij hadden in het jongenskamp veel meer reuring verwacht, maar het was uitgestorven. We zagen niemand. We hoorden na het uitstappen een typemachine, dus er was wel iemand. Na op het geluid af te zijn gegaan, maakten we kennis met de heer Schievink, de administrateur van het internaat. Hij vertelde ons dat niemand aanwezig was en dat de jongens die middag terug zouden komen van hun verlof. Eens in de zes tot acht weken kreeg je verlof. Dit was onder andere afhankelijk van hoe het uitkwam met de feestdagen, zoals Kerstmis en Pasen. De heer Schieving stuurde ons letterlijk en figuurlijk het bos in met het verzoek later die middag terug te komen.
Nadat we de omgeving hadden verkend en foto’s hadden genomen, gingen wij terug naar het internaat.
Ik was ingedeeld in de groep ‘Klondike’. Ik bracht mijn spullen naar de barak en zette die op het aan mij toegewezen bed. We sliepen met ongeveer zestien jongens op een zaal. Naast een bed stond een kast voor het opbergen van eigen spullen en kleding. Deze plek heb ik gedurende mijn periode daar gehouden.
Later die dag werd mij een oudere jongen toegewezen, die mij uitlegde hoe ik mijn kast moest inrichten en indelen en gaande weg uitlegde wat de regels waren en waar ik me aan moest houden. Ook heeft die jongen mij geholpen mijn bed op te maken, wat heel strak volgens militair voorschrift moest gebeuren. Bij een inspectie of zo, je stond dan voor jouw bed, werden jouw gepoetste kistjes (kleine maat militaire schoenen) en jouw kast geïnspecteerd. De liniaal werd langs jouw stapeltje kleding gelegd, Als jouw bed niet in orde was, dan kreeg je een berisping en werd het bed door de leider afgehaald en kon je opnieuw beginnen. Mijn leider was in die periode Harry Peek uit Breukelen. Soms trok hij ook zo jouw hele kast leeg op de grond als hij vond dat je te vaak een loopje met hem nam, en niet alles erin lag, zoals het volgens de regels moest.
Abracadabra-1280

Mijn eerste dagen als nieuwe pees -dit was de bijnaam voor een nieuwkomer- zal ik niet gauw vergeten. Vooral de jongens die al langere tijd in het kamp waren, voelden zich heel wat. Maar met mijn vechtersmentaliteit (letterlijk en figuurlijk) had ik al snel mijn draai gevonden.
De dag na mijn aankomst moest ik naar de foerier, de heer de Vries, om mijn kistjes, overall, sportkleding en verdere kampuitrusting te halen. Bij hem kwam je ook één keer per week om het zakgeld -ik meen f. 0,50- op te halen. Hij had ook een ruimte, waar we wat snoepgoed konden kopen, dat met het zakgeld werd verrekend. Ik weet niet meer of je de rest van je centen dan mee kreeg of dat het werd opgeschreven.
Na een soort test -meen ik- werd ik voor onderwijs ingedeeld in groep C en kreeg les in O II (zie de tekening van de plattegrond), wat voor mij inhield V.G.L.O. (Voortgezet Lager Onderwijs). We kregen les van van mijnheer Bergsma. Mijnheer Sjoerd Schokker gaf les in O I aan de -wat leren betreft- wat mindere broeders. We kregen sportles van mijnheer Bosman, die trompet speelde. Handenarbeid kregen we van mijnheer Besselink.
In de naschoolse tijd was je op je groepsleider aangewezen voor vermaak en dergelijke of je had corvee. Je had vaak ook wel tijd voor jezelf, maar je mocht alleen niet van het terrein af. Ik ging vaak naar wat wij het ‘Zandje’ noemde. Daar stond een schommel en daar was een klimboom.
In het weekeinde werd een programma gedaan met ’s zaterdagmorgen corvee, waarbij eenmaal in de vier weken jouw groep iemand naar de eetzaal moest sturen om die te reinigen en de vloer daar in de boenwas (bruine drab uit een groot blik) te zetten met een blokker. Dat was een zwaar metalen blok met een steel en met daaronder een borstel. De anderen van jouw groep maakten dan de slaapzaal, de gemeenschappelijke ruimte, het halletje, de wasruimte en de toiletten van de groep schoon. Hierbij kreeg iedereen een taak toegewezen. Als je dacht dat je het corvee goed had uitgevoerd, dan meldde je je bij de groepsleider en als deze vond dat je het goed had gedaan, dan kreeg je tot de lunch vrij. Regelmatig kreeg ook wel iemand strafcorvee. In de middag maakten we vaak een boswandeling of deden we een spel in het bos, meestal wel iets sportiefs. Soms organiseerde de groepsleider ’s avonds iets met een toneelstukje of zingen in jouw eigen groep of een spelletjesavond. In de winter werd dan die grote zwarte oliekachel aangestoken, als die al bij de gratie Gods mocht branden. Ook was meestal op zondag gelegenheid (lees verplicht) om een briefje naar huis te sturen. Die werd gecensureerd. De envelop mocht je niet dicht plakken. Dit gebeurde nadat de kerkgangers terug waren van hun kerkbezoek, iets wat de meesten van hen als een uitje zagen. Wat we dan ook wel deden en georganiseerd door de groepsleiders, was op het voetbalveld tegen een ander groep voetballen. Soms kregen we vrijaf en mochten we wat voor ons zelf doen.
In die tijd was mijnheer Verdonk de leider van de groep Perú. Hij trok volgens mij ook veel op met mijnheer Peek, want soms trokken die groepen wel eens met elkaar op.
Zo ook was jouw groep regelmatig verantwoordelijk om de tafels in de eetzaal te dekken of na het eten af te ruimen en de afwas te doen. Vele handen maken licht werk.
Elke week was een jongen of waren twee jongens -dat weet ik niet meer- koksmaatje. Een koksmaatje moest de kok helpen in de keuken. Als ik me goed herinner heette de kok Westerhof. Ik zie me daar nog zitten met die teil met aardappelen, die gepit moesten worden voor ongeveer zeventig personen, want de leiders aten ook mee. Zo ook de adjudant mijnheer van Tilburg, die ons dan om stilte vroeg, om hen die wilden bidden de gelegenheid te geven dit te doen. Ouders die op bezoek kwamen bij hun kind aten ook wel een enkele keer mee.
Een doordeweekse dag begon om ongeveer 7.30 uur met opstaan en wassen en na het aankleden bed opmaken, waarna de inspectie werd gehouden met aantreden voor het bed of voor de barak waar je een en ander werd medegedeeld en de opdrachten voor die dag werden verdeeld. Dan rechtsom in colonne naar de appelplaats waar we stonden opgesteld. Het appel werd afgenomen door de adjudant, waarna de vlag werd gehesen. Na deze ceremonie gingen we in colonne terug naar onze barak, waar we wachten tot de bel werd geluid, waardoor we wisten dat we konden gaan ontbijten. Het kan ook zijn dat het appel na het ontbijt plaats vond, dat weet ik niet meer.
Na het eten gingen we terug naar de barak en wachtten op de bel om naar ons leslokaal te gaan. Rond het middaguur gingen die jongens met een taak (corvee) die vervullen. De rest ging terug naar zijn barak om te wachten op de bel, waarna we warm gingen eten. Op donderdag -vaste prik- kregen we lever als vlees. Ik kon lever niet door mijn strot krijgen.
Na het warme eten gingen we weer naar de barak, waar je even tijd had v oor jezelf of waar je corvee ging doen, zoals je was opgedragen. Na de bel gingen we weer naar ons klaslokaal tot 15.30 uur, daarna had je wat vrije tijd voor jezelf of om met een vriendje uit jouw groep iets te ondernemen op het kampterrein.
Als de bel luidde gingen we eten of hadden we eerst appel met de vlaggenceremonie (strijken van de vlag), dat weet ik niet meer, waarna we -als iedereen zijn corvee en dergelijke had gedaan- nog even wat buiten gingen doen of gezamenlijk in de groep, dat was ook afhankelijk van het weer. Om 20.00 uur moesten we ons wassen, onze tanden poetsen en dan naar bed. Om 20.30 uur ging het licht uit en dan moest iedereen stil zijn. Als je dat niet was, dan moest je in jouw nachtkleding in het halletje staan bij de kamer van de leider, soms wel een uur en geloof me je kreeg het dan eigenlijk wel koud. Ik weet ook nog dat een keer een jongen buiten voor de barak moest staan, nou dat was helemaal geen lolletje.
Als we terug kwamen van een verlof, dan hield de kok daar zeker de eerste dagen rekening mee, dan was er wat minder te eten, omdat iedereen wel snoep en snaaiwerk mee van huis had gekregen van oma en van moeder, die je dat dan wat toestopten.
Maar toen wij in januari 1963 terugkwamen van verlof, had zowat niemand wat te snaaien, want thuis was ook alles nodig om die strenge winter te overleven. Na een paar dagen ging het fout en lagen we met honger in bed en konden we in de onverwarmde slaapzaal niet in slaap komen. Twee Rotterdammers gingen er toen op uit en zijn door het kolenhok de keuken in gegaan en hebben daar een paar rode kolen gestolen, die we rauw in bed hebben verorberd. Dat gaf de volgende dag bij de warme maaltijd de nodige consternatie, we werden toegesproken door de adjudant, maar het had wel tot gevolg dat we wel weer genoeg te eten kregen. Volgens mij was alles financieel strak geregeld om binnen een budget te blijven en werd de kachel daardoor ook minimaal gestookt.
Mijn oma overleed, toen ik net enige weken in het kamp zat. We noemde het internaat in die tijd ‘het kamp’. De Drent noemde ons kampjongens. In het Drents kaampjong’n. Ik moest tussen de middag naar het kantoortje van de adjudant in de stafbarak en kreeg daar plompverloren te horen dat mijn oma was overleden. Ik kon weer gaan met al mijn verdriet. Ik werd door mijn groepsleider, die het ook gehoord had, enigszins opgevangen, Aan hem vertelde ik dat ik minstens naar de begrafenis wilde en dat de adjudant dat bij voorbaat al had geweigerd. Harry Peek reed motor en zei tegen mij dat we desnoods samen op zijn motor naar Aalsmeer zouden gaan, maar dat ik daar zou zijn. Op stafniveau is daar toen over gesproken, waarna ik bij uitzondering de nodige reisbescheiden kreeg op kosten van het internaat. De dag vóór de begrafenis heeft Harry Peek mij op zijn motor naar het station in Meppel gebracht.
Een ander voorval was, toen op het avondappel een jongen ontbrak. Hij was weggelopen om een of andere reden. De commandant, de heer Sanderman, is met zijn auto (een van de eerste DAFjes van het type 33, de trutteschudder) achter hem aangegaan en heeft de jongen teruggebracht. Deze jongen is daarna flink bestraft en was een paar weken later met groot verlof, maar was waarschijnlijk naar een ander internaat gestuurd. Als je na ongeveer 1 jaar naar huis ging, dan noemden wij dat je met groot verlof ging.
Er waren soms wel leiders, die niet capabel waren om leiding te geven en je dan maar een klap of meerdere klappen gaven. Gelukkig is mij dat nooit overkomen, want ik vermoed dat het kampterrein dan te klein was geweest.
Sjoerd Schokker woonde volgens mij een paar huizen verwijderd van café Jonkers. Hij reed in een bestelwagen Citroën 2 CV (Lelijke eend).
Verders herinner ik mij nog wel wat namen van jongens uit de groep Klondike. Maar de bezetting van de groep veranderde telkens weer. Jan Schipper uit Den Bosch (hij wilde graag bokser worden), Ben Vermeulen uit Duivendrecht, Hans Hurk uit Eindhoven, Charles Tisserand uit Amsterdam, Frits Riemers, Tjang Jhen Chao uit Arnhem, Sier Koning, Cor Broertjes uit Amsterdam.
Ook was er een tuinman en klusjesman, de heer Winters, waar je ook wel heen werd gestuurd als je strafcorvee had. Dan moest je hem helpen. Ik vond dat eigenlijk niet eens zo erg en vond het wel een aardige man. De heer Winters woonde met zijn gezin buiten het kamp aan het zandweggetje dat langs café Jonkers liep op ongeveer 150 meter achter Café Jonkers. Zijn vrouw deed wat verstel- en reparati werk aan kapotte kleding, zoals sokken stoppen en knopen aanzetten.
Eind januari begin februari was ik erg ziek en lag in de ziekenboeg in de stafbarak tegenover de kamer van Veronika Jong, de leidster van groep Alaska. De andere kamer grenzend aan haar kamer was die van Tineke de Graaf, tegenover de ziekendienst waar je s’ avonds terecht kon voor een pleister, aspirientje of wat levertraanzalf als je schrale lippen had. Maar dat even terzijde. Ze durfden mij in eerste instantie niet te vervoeren, omdat ik spontaan bewusteloos was geraakt en ik ben daar volgens mij door dokter Broekema uit Diever behandeld, die dat deed in overleg met het ziekenhuis in Meppel. Deze huisarts kwam mij dagelijks op zijn motor met zijspan vanuit Diever bezoeken. De kok kookte voor mij toen speciaal licht verteerbaar voedsel bestaande uit droge rijst met jam.
Als je jarig was, dan had je een dag vrij en mocht je met een vriendje op de fiets in de omgeving rondtoeren. Op mijn verjaardag ben ik samen met Charles naar mijnheer Winters geweest om een fiets op te halen. We gingen om 10.00 met een lunchpakketje op stap. Over het zandpad langs camping Ellert en Brammert en langs het hunebed naar Diever, waar eigenlijk niets te beleven viel en we al gauw waren uitgekeken. We waren daar compleet vreemd en ook werden we herkend als kaampjong’n. Toen zijn we maar naar Dwingeloo gegaan en hebben het dorp verkend en over de Brink gelopen. Ergens op een van de binnenwegen hebben we ons lunchpakketje genuttigd en we zijn toen via een omweg terug gefietst naar Geeuwenbrug. We waren om 15.00 uur terug in het kamp, waar we overgingen tot de orde van de dag.
Verder heb ik nog wel prettige herinnering aan een vakantie op de fiets naar Giethoorn van 15 juni tot en met 19 juni 1963, zie ook de kopie van het logboek, We deden een piratenspel met geheimschrift en een schatkaart  Het spel was bedacht door mijnheer Besselink. We begonnen het spel al een week voordat we naar Giethoorn gingen. We konden met corvee en sport nepgeld verdienen, dat bestond uit glad gestreken zilverpapier van bonbon snoepjes, zilverpapier uit een pakje sigaretten en dergelijke. Als je genoeg geld had, dan kon je de schatkaart kopen of een deel van de brief, die uiteraard in geheimschrift was geschreven. In Giethoorn sliepen we in tenten en hadden we een paar punters tot onze beschikking. De eerste nacht stormde het en vielen er stortbuien. Tenten storten in, Nadat we de tenten in de regen met zelfgemaakte haringen weer hadden opgezet, bleken deze zo lek als een mandje te zijn, want het waren enkeldoeks tentjes. Maar dat mocht de pret niet drukken. Het spel op zich was hartstikke leuk en goed bedacht door de leiding, Volgens mij kookten we zelf en was onze groepsleidster juf Tineke de Graaf ook aanwezig.
Ik zou mogelijk nog wel meer weten, maar ik denk dat ik zo wel een redelijke indruk heb gegeven van hoe het er in het kamp aan toeging.

Abracadabra-1279

Posted in de Gowe, Jongenskamp de Eikenhorst, Tiekening | Leave a comment

Rond ut olde bidhuus an de brink in Deever

Bijgaand afgebeelde pentekening is aanwezig in de beeldbank van het Drents Archief in Assen. Deze afbeelding mag vrij worden gebruikt en mag ook vrij van de webstee van het Drents Archief worden geplukt. De afbeelding is niet auteursrechtelijk beschermd.
De autodidactische tekenaar en illustrator Jan Otter is de maker van de hier afgebeelde pentekening met de titel ‘Rond het oude bedehuis (Diever)’. Hij zal deze vóór de grote restauratie van de gemeentelijk toren en het kerkgebouw in de kaarkhof an de brink van Deever hebben gemaakt, immers de klok in de zuidzijde van de gemeentelijke toren is boven het galmgat getekend.
De redactie heeft het vermoeden dat de originele pentekening een zwart-wit tekening is en dat de afbeelding in een geïllustreerde weekblad heeft gestaan en dat een lezer (een kind ?) van dit blad een poging heeft gedaan de zwart-wit afbeelding in zijn exemplaar van dit blad in te kleuren, als ware het een kleurplaat en dat de ingekleurde afbeelding op de een of andere manier in de beeldbank van het Drents Archief is beland.
Op de tekening is de omheinde braandkoele in de brink te zien. Op de brink loopt een boer naast zijn door een paard getrokken wagen. Achter de braandkoele is aan de linkerkant het door molenaar Hendrik Figeland gepachte café Brinkzicht te zien.
Het is de redactie van ut Deevers Archief niet duidelijk waarom onder de tekening de volgende spreuk van de schrijver Jan Fabricius is vermeld: “Er is niets beroerders dan een gemakkelijk leven. Werken, vechten tot je er bij neervalt, maar … weer opspringen – dat is leven; dat heeft een mensch nodig als zuurstof.”
In het op vrijdag 9 juli 2021 uitgegeven papieren Magnum Opus van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever is bijgaande afbeelding in bijgesneden vorm en met bronvermelding opgenomen op bladzijde 54.

Posted in Braandkoele, Brink, Kuunst, Tiekening | Leave a comment

Un putretfoto van de N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma

Bijgaand afgebeelde zwart-wit portretfoto is met kenmerk DM26002 aanwezig in de beeldbank van het Drents Archief in Assen. Deze afbeelding mag vrij worden gebruikt en mag ook vrij van de webstee van het Drents Archief worden geplukt. De afbeelding is niet auteursrechtelijk beschermd.
Op bijgaande afbeelding is de in Deever en omstreken beruchte caféhouder en N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma te zien. De foto zal zijn gemaakt in de tweede helft van de Tweede Wereldoorlog, wellicht na de oprichting van de nazi-organisatie Weerwolven in 1944. Hij was sectiecommandant van de Nederlandse Landwacht en was zeer destructief actief in Deever en omgeving. Op zijn pet staat het symbool van de wolfsangel, het symbool van de nazi-organisatie Weerwolven. Het is niet bekend waar de foto is gemaakt.
De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief klikke op het onderwerp ‘Klaas Marcus Balsma’ voor meer gegevens over deze persoon.

Posted in Klaas Marcus Balsma, N.S.B.'er, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Twee felle laamp’m vulogt de toor’n van de gemiente

In de nogal gedateerde webstee https://westerveld.verlichtinginbeeld.nl/factsheets/aanlichting-bezienswaardigheden van de gemeente westenveld is in gedateerde gegevens uit 2014 te lezen dat de gemeentelijke toren en het kerkgebouw in de kaarkhof an de brink van Deever wordt aangelicht door twee erg sterke lampen op palen. In die webstee zijn bijgaande twee kleurenfoto’s aanwezig.
Verder is daar te lezen dat de gemeente westenveld zelf geen gebouwen aanlicht. Dus blijkbaar ook geen eigen gebouwen. Dus blijkbaar ook niet het Raadhuis aan de Gemeentehuislaan in Deever ? Maar welke gulle filantroop of idioot betaalt dan de kosten voor het zeer fel en protserig aanlichten van de gemeentelijke toren, zelfs tot en met het haantje op de toren ? En dat terwijl de gemeente westenveld in de hiervoor vermelde webstee voorschrijft: pas de felheid en lichtkleur aan aan de omgeving. Die erg hinderlijke lichtvervuiling is tot diep in de Deeverse bos waar te nemen en belemmert het waarnemen van hemellichamen en het waarnemen van de Melkweg.

Afbeelding 1
Dit is een kleurenfoto van de gemeentelijke toren in de kaarkhof an de brink van Deever. Deze kleurenfoto is gemaakt op 6 april 2015 om 23.11 uur. De klok in de gemeentelijke toren liep op die avond ongeveer 5 minuten voor. De redactie van ut Deevers Archief wil bijzonder graag de naam van de maker van deze foto vermelden.

Afbeelding 2
Dit is een kleurenfoto van de café Brinkzicht an de brink van Deever. Deze kleurenfoto is eveneens gemaakt op 6 april 2015 om 23.11 uur. De redactie van ut Deevers Archief wil bijzonder graag de naam van de maker van deze foto vermelden.

Posted in Café Brinkzicht, Toor'n an de brink | Leave a comment

Ut skulteveurhuus en de skulteboerdereeje

In de Provinciale Drentsche en Asser Courant van dinsdag 30 december 1930 stond de volgende bijzonder fraaie foto van het niet goed zichtbare schultevoorhuis an de brink van Deever en de gelukkig toen nog aan het schultevoorhuis vastgebouwde schulteboerderij. Wellicht en hopelijk is in het fotoarchief van deze krant het negatief van de hier afgebeelde foto bewaard gebleven.
Gelet op de oriëntatie van de gemeentelijke toren en het kerkgebouw in de kaarkhof an de brink van Deever ten opzichte van de zichtbare gebouwen, kan het niet anders zo zijn dan dat de skulteboerdereeje het grote gebouw is dat is te zien onder de gemeentelijke toren en het kerkgebouw.
In de tijd woonde Koendert Krol, zoon van Jan Krol en Romkje van der Burg, al in het skulteveurhuus en boerkte hij in de skulteboerdereeje. De redactie moet in de openbare bronnen nog uitzoeken met wie Koendert Krol getrouwd was en wie zijn kinderen waren.
In de periode na 1935 sloeg het noodlot toe, toen werd het skulteveurhuus als gevolg van een zo nodig zo genoemde ‘grondige restauratie’ voorgoed vernield en werd het skulteveurhuus ‘losgerestaureerd’ van de skulteboerdereeje. What the hell was going on ?
Het kan niet anders zo zijn geweest dan dat in de boerengemeensschap van Deever na 1600 de vroegere schultes ook gewoon boer waren en dus een boerderij hadden. En de ene boer woonde in een mooier veurhuus dan de andere boer.
In het op vrijdag 9 juli 2021 uitgegeven papieren Magnum Opus van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever is afbeelding 1 in bijgesneden vorm en zonder bronvermelding opgenomen op bladzijde 54.

Afbeelding 1
Het onzinnige onderschrift bij de foto luidt als volgt:
De kortste dag ligt al weer eenigen tijd achter ons. En met het lengen der dagen komen we steeds meer den tijd naderbij, waarin weliswaar de takken der boomen nog kaal, maar niet meer zo somber dor zijn, als midden in den winter; de tijd, waarin de schaapjes weer in de wei gelaten, die weiden zelve weer frisch groen worden en alles zich op de komende lente voorbereidt. Van dien tijd geeft bovenstaande fraaie foto uit Diever een beeld.

Posted in Brink, Skultehuus | Leave a comment

De kattelieke kaarke en de huussies noast de kaarke

In het in 1999 verschenen fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ is als afbeelding 33 een zwart-wit ansichtkaart van de oude eerste katholieke kerk op Zorgvlied en de huisjes van het Sint Anthony Gasthuis opgenomen. Deze zwart-wit ansichtkaart is in 1916 verstuurd. In de tekst bij de afgebeelde ansichtkaart is onder meer enige aandacht besteed aan de Stichting Sint Anthony Gasthuis. Een afbeelding van de betreffende bladzijde uit het fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ is in dit bericht opgenomen.

33 – Zorgvlied – Katholieke Kerk en Sint Anthony Gasthuis – 1916
Op 1 januari 1916 stond op de lijst van aanwezige instellingen van weldadigheid in de gemeente Diever ook de Stichting Sint Anthony Gasthuis te Zorgvlied. Deze instelling werd op 22 september 1888 opgericht door de gebroeders mr. Lodewijk Guillaume en dr. Julius Verwer uit het Friese Makkum, beiden advocaat te Leeuwarden.
De stichting was bestemd tot verstrekking van huisvesting en zoover mogelijk eene wekelijksche toelage in geld, aan gehuwde of ongehuwde personen, onverschillig van welke Christelijke geloofsbelijdenis, wier eigen inkomsten onvoldoende zijn.
Hoewel de stichting van katholieke huize was, werd geen onderscheid gemaakt tussen katholieke en protestantse gegadigden. Wel werd voorrang gegeven aan bejaarde inwoners van Zorgvlied en de naaste omgeving. De bewoners hadden naast het recht op vrije huisvesting en het vrije gebruik van een stukje grond voor en achter de woning voor het verbouwen van groenten en aardappelen en het houden van kippen, ook recht op een geldelijke toelage van één gulden per week. Een bekende uitdrukking op Zorgvlied was lange tijd gratis wonen en nog een gulden toe.
Het Rooms Katholieke kerkje is in 1884 ontstaan uit de verbouwing van één van de panden bij de voormalige landbouwschool van de Maatschappij van Weldadigheid. Het kerkje van de Sint Andreas parochie is in 1923 afgebroken en direct daarna op dezelfde plaats vervangen door een nieuwe en grotere kerk.
Rechts naast het kerkje staat het pand met de woningen van de stichting. Dit is de verbouwde linker vleugel van de voormalige landbouwschool van de Maatschappij van Weldadigheid.
De pastorie bevond zich in 1916 nog in het linker gedeelte van het pand naast de kerk.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Op de afbeelding van de oude ansichtkaart is te zien het ‘kleine kerkje’ met daarnaast het pand, dat toen nog geen huisvesting voor hulpbehoevende bejaarden was.

In het op vrijdag 9 juli 2021 uitgegeven Magnus Opus Fragmenten Uit Het Verleden Van De Vroegere Gemeente Diever van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever is in het hoofdstuk Zorgvlied op bladzijde 196 een enigszins bijgeknipte afbeelding van een exemplaar van de hier afgebeelde ansichtkaart opgenomen.

Afbeelding 1

Afbeelding 2

Afbeelding 3
De redactie van ut Deevers Archief heeft bijgaande kleurenfoto gemaakt op donderdag 4 november 2017.


Afbeelding 4
De redactie van ut Deevers Archief heeft bijgaande kleurenfoto gemaakt op woensdag 19 september 2018.

Posted in Diever, ie bint 't wel ..., Kattelieke Kaarke, Sint Anthonij Gasthuis, Topstuk, Verdwenen object, Zorgvliet | Leave a comment

Ut vuleed’n van de gemiente Diever op ut internet

Op het internet is veel te vinden over het verleden van de gemiente Deever. Voor zover ontdekt en bekend wordt hier melding gedaan van belangwekkende plaatsen op het internet, die gegevens over onderwerpen uit het verleden van de gemeente Diever bevatten.

Zuivelfabriek Diever
De melkfabriek aan het Moleneinde (Katteneinde) van Diever heeft van 1899 tot in het begin van de zeventiger jaren van de vorige eeuw gefunctioneerd. De webstees over zuivelhistorie geeft hierover enige gegevens en afbeeldingen.

Midwinterhoorns
Een neo-folkloristisch verschijnsel in Oldendiever en Diever is het blazen op de midwinterhoorn. De initiatiefnemer van dit verschijnsel heeft een eigen plaats op het internet ingericht, waar aandacht wordt besteed aan de midwinterhoorn, die hij als een soort primitieve hoorn beschouwd. Een redelijk objectieve beschrijving van de midwinterhoorn en het blazen op dat ding is te vinden in de internet-encyclopedie Wikipedia. Uit de gegevens in Wikipedia valt af te leiden dat het blazen op de midwinterhoorn geen Drentsche en zeker geen Oldendieversche traditie is, maar wat nu geen traditie is, kan dat over honderd jaar misschien wel zijn. Op het internet zijn ook filmpjes te vinden over het blazen op de midwinterhoorn in Diever. In andere landen wordt veel creatiever en natuurlijker met primitieve blaasinstrumenten omgegaan, zijn daar gewoon onderdeel van het dagelijkse leven, zoals bijvoorbeeld is te zien in dit filmpje of in dit filmpje.

Tweede Wereldoorlog – Monument aan de Bosweg
Het monument aan de Bosweg te Diever is een zwerfkei, waarop twee gedenkplaatjes zijn aangebracht. Op de metalen plaatjes staat de naam van de inwoners uit de gemeente Diever die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen. Meer gegevens zijn te vinden in de webstee van het Nationaal Comité 4 en 5 mei.

Tweede Wereldoorlog – Monument aan de Bosweg
Op initiatief van Stichting Informatie Wereldoorlog Twee is op 01-11-2002 Oorlogsmusea.nl gelanceerd om aan de grote vraag naar informatie over aan de Tweede Wereldoorlog gerelateerde musea en bezienswaardigheden te kunnen voldoen. De webstee Oorlogsmusea.nl besteedt ook aandacht aan het oorlogsmonument aan de Bosweg. De samensteller van die webstee is van mening dat de zwerfkei met daarop de twee gedenkplaatjes de naam ‘de Zwerfkei’ heeft.

Rijkswerkkampen Diever A en Diever B in de Oude Willem
In de Tweede Wereldoorlog werden de twee kampen ingezet voor de Duitse belangen. Zo werden hier in 1942 Joodse mannen te werk gesteld om vervolgens te worden overgebracht naar het doorvoerkamp Westerbork. In de laatste oorlogsjaren werden hier evacués ondergebracht die vanwege oorlogshandelingen of -omstandigheden hun woonplaats moesten verlaten. Na de oorlog zijn hier mensen vastgezet, omdat zij er van werden verdacht te hebben samengewerkt met de bezetter, in afwachting van hun berechting. In het werkkamp zijn na de oorlog ook vrouwen en kinderen van opgepakte N.S.B.’ers ondergebracht. Meer gegevens zijn te vinden in de webstee oorlogsmusea.nl.

Webstee van het Erfgoedpunt Diever
Via de webstee diever.erfgoedpunt.nl zijn verschillende sites over de plaatselijke geschiedenis op overzichtelijke wijze bij elkaar te vinden. Op deze webstee is ook een en ander te vinden over de lokale en Drents geschiedenisnieuwtjes en is rechtstreeks door te klikken naar bijvoorbeeld de Drentse digitale Encyclopedie en het Erfgoedplein Drenthe. Erfgoed wordt als een soort van synoniem voor geschiedenis gebruikt, maar soms ook in de letterlijke betekenis.

Posted in Webstee | Leave a comment

De legere skoele wödde vurbaut tot gemientehuus

In het fotoboekje ‘Diever, Ie bint ’t wel …’ is de navolgende tekst over het verleden van de eerste lagere scholen an de brink van Deever en het eerste oude gemeentehuis aan de brink van Deever met bijbehorende afbeelding 24 van een ansichtkaart uit 1913 en afbeelding 25 van een ansichtkaart uit 1913 gepubliceerd.

24 – Diever – Gemeentehuis – 1913
25 – Diever – Gemeentehuis en Pastorie – 1913
Omstreeks 1837 gingen in de zomer ongeveer 160 kinderen naar school in Diever. In de winter ging een deel van deze kinderen naar een bijschool in Wittelte en in Wapse. In Diever werd toen school gehouden in een veel te kleine, vochtige en bedompte ruimte in de kerk; eerst in de noordbeuk, later in de zuidbeuk.
Gedeputeerde Staten keurden op 4 oktober 1837 de aankoop van eene behuizinge met eene gedeelte van eenen daarbij behoorenden tuin goed. Die behuizing was een boerderij aan de Brink, op de plaats waar hier het gemeentehuis is te zien.
In maart 1839 gaf het Rijk een subsidie van 1000 gulden voor de aankoop van het perceel en de verbouwing van de boerderij tot klaslokaal en woning voor de schoolmeester. De gemeente sloot voor de rest van de kosten een lening van 1650 gulden af.
Het betreffende perceel werd voor 1150 gulden gekocht van landbouwer Hendrik van Zomeren. Dit perceel, kadastraal bekend in sectie C onder nummer 147, was volgens het kadastrale register van Diever op 1 oktober 1832 nog in het bezit van de eigenerfde boer Albert Vos.
De verbouwing werd op 15 januari 1840 voor 1450 gulden gegund aan Hendrik Warries, koopman te Dieverbrug. In het najaar van dat jaar was de verbouwing gereed. Schoolopziener Dorenbos was tevreden met de nieuwe school, maar de toenmalige schoolmeester Arend Jans van Dam moest wel les geven aan meer dan 100 kinderen in één klaslokaal van iets meer dan 100 m².
In 1875 werd een nieuwe school aan de Hoofdstraat in gebruik genomen, omdat de school aan de Brink te klein was geworden!
De school werd daarna verbouwd tot gemeentehuis, dat op 2 mei 1876 in gebruik werd genomen.
Het gemeentehuis met hek is op beide foto’s te zien. Op de linker foto is rechts het boerencafé van Jan Barelds te zien. Op de rechter foto zijn te zien naast het gemeentehuis de pastorie van de Hervormde Kerk en op de achtergrond de boerderij van de familie Jan Mulder, waarin Roelf ten Buur zijn bedrijf uitoefende.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Arend Jans van Dam is geboren in 1783 in Dwingel. Hij trouwde op 28 mei 1814 in Dwingel met de boerendochter Albertien Pieters Mulder uut Leggel. Arend Jans van Dam was, zoals in Deever in die tijd gebruikelijk, naast schoolmeester ook koster en wellicht ook voorzanger in de hervormde kerk an de brink van Deever. En het was voor een slecht betaalde schoolmeester mooi meegenomen dat hij een dochter uit de bepaald niet onbemiddelde boerenfamilie Mulder uut Leggel trouwde.
Andere aantekeningen moeten nog worden toegevoegd.
De redactie zal te gelegener tijd enige kleurenfoto’s van de huidige situatie ter plekke van het eerste oude gemeentehuis en de pastorie van de hervormde kerkgemeente toevoegen aan dit bericht.

Afbeelding 1

Afbeelding 2
Bijgaand afgebeelde ansichtkaart is gemaakt door fotograaf S. v.d. Zijl en was te koop bij winkelier Harm Pook an de Kruusstroate in Deever.
In het op vrijdag 9 juli 2021 uitgegeven papieren Magnum Opus van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever is bijgaande afbeelding in bijgesneden vorm en zonder bronvermelding opgenomen op bladzijde 58.

Posted in Brink, Diever, ie bint 't wel ..., Gemientehuus, Pastorie aan de Brink | Leave a comment

De toor’n wödde vulogt mit dree logttoeters

De hier afgebeelde zwart-wit ansichtkaart (afbeelding 2) is in 1959 uitgegeven door Van Leer’s Fotodrukindustrie in Amsterdam. De ansichtkaart was te koop bij warenhuis Jan Brugging (Jan Wiba) an de Heufdstroate in Deever.
Naast café Brinkzicht staat nog de oude schuur van de N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma. Direct na de Tweede Wereldoorlog hebben hier onder meer N.S.B.’ers en Landwachters in afwachting van de resultaten van onderzoek naar hun wandaden vast gezeten. In het begin van de zestiger jaren van de vorige eeuw kon je nog gewoon de auto parkeren op de brink naast de kaarkhof.
Op het detail (afbeelding 1) van de ansichtkaart is te zien dat de gemiente Deever zo vlak na de grote restauratie van de gemeentelijke toren en het kerkgebouw an de brink van Deever in de jaren 1955-1957 ook al de onweerstaanbare behoefte had de gemeentelijke toren te verlichten in het donker. Zie de drie richtbare schijnwerpers, die staan opgesteld in de kaarkhof.

Afbeelding 1
Detail van afbeelding 2

Afbeelding 2
Ansichtkaart van het kerkgebouw van de Nederlands Hervormde kerkgemeente en de gemeentelijke toren aan de brink van Deever.

Posted in Kaarke an de brink, Toor'n an de brink | Leave a comment

De kermisvulogting an de kaarke bee de brink

Een peperduur onderdeel van het eveneens peperdure in 2019 en 2020 uitgevoerde zo nodig zo genoemde ‘Brinkenplan Diever Op Dreef’ van de gemeente westenveld is het volstrekt overdadig en volstrekt overbodig en volstrekt niet-duurzaam nachtelijk verlichten van het kerkgebouw van de Nederlands Hervormde Kerkgemeente en de kaarkhof van het kerkgebouw. Het is zoals Willem Shakespeare al vierhonderd jaar geleden zei: ‘En altijd weer komt duisternis na licht’. Dus waar komt die behoefte vandaan om met onnatuurlijk licht die serene natuurlijke duisternis rond het kerkgebouw te willen verdrijven ? Is het omdat donker mensen angstig maakt ?
Is de Nederlands Hervormde Kerkgemeente van Deever eigenaar van haar kerkgebouw en de kaarkhof (ok wè kaarketuun enuumd) an de brink van Deever ? Of is de gemeente westenveld eigenaar ? Of krijgt de armlastige kleine Nederlands Hervormde Kerkgemeente van Deever geld voor het moeten toelaten van die idiote kermisverlichting aan de gevels van haar kerkgebouw ?
Maar is het verlichtingsplan al uitgevoerd ? Verlichten of niet verlichten ? Dat is de vraag ! To light up or not to light up ? That’s the question ? Is de nacht donker of is de nacht licht ? Wie durft die vraag te stellen ? Wordt de nachtelijke stroom voor die toeristenpretparkverlichting geleverd door die paar zonnepaneeltjes op het platte dak van het Raadhuis aan de Gemeentehuislaan in Deever ?
De redactie van ut Deevers Archief zal te gelegener tijd min of meer op de bijgaande driftig gemanipuleerde afbeeldingen gelijkende kleurenfoto’s toevoegen aan dit bericht.

Afbeelding 1-dag

Afbeelding 1-nacht

Afbeelding 2-dag

Afbeelding 2-nacht

Afbeelding 3-dag


Afbeelding 3-nacht

Afbeelding 4-dag

Afbeelding 4-nacht

Afbeelding 5-dag

Afbeelding 5-nacht

Posted in Kaarke an de brink, Kaarkhof an de brink | Leave a comment

De onthulling van ut monement op Baark’nheuvel

De redactie van ut Deevers Archief heeft in de periode 1999-2003 een paar keer een bezoek gebracht aan Albertus (Bert) Christiaan Doorman, de eerste kleinzoon van mr. Albertus Christiaan van Daalen, de eigenaar van het landgoed Berkenheuvel. Albertus (Bert) Christiaan Doorman woonde met zijn vrouw in het huis in ut tippie bos op de hoek van de Bosweg en de weg langs de Noorderersch. Albertus (Bert) Christiaan Doorman is geboren op 3 maart 1918. Hij is overleden op 12 oktober 2004 in Deever.
De redactie mocht van hem -met instemming van de bewindvoerder van de N.V. Berkenheuvel- de oude foto’s uit het oude fotoalbum van het landgoed Berkenheuvel, dat aanwezig is in het landhuis Berkenheuvel aan de Noorderesch, scannen en gebruiken in berichten over het landgoed Berkenheuvel. De redactie is hem daar postuum bijzonder erkentelijk voor.
De twee hier afgebeelde foto’s zijn ook aanwezig in het genoemde album. Mr. Albertus Christiaan van Daalen is niet de maker van deze foto’s. De maker moet deze foto’s in opdracht van het geïllustreerde tijdschrift ‘Noorden in woord en beeld’ hebben gemaakt, want beide foto’s zijn gebruikt in een bericht in ‘Noorden in woord en beeld’. Zie ook het bericht Op de boer’nkarre deur ut saand van Baark’nheuvel. Een afdruk van de glasplaatnegatieven van deze twee foto’s is gelukkig terecht gekomen in het oude fotoalbum van het landgoed Berkenheuvel.

Posted in Albertus Christiaan van Daalen, Landgoed Berkenheuvel, Monement op Baark'nheuvel | Leave a comment

Kolt en stief op un hadde plaanke sitt’n

De zo nodig zo genoemde ‘historische kalender’ voor het jaar 2006 van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever had ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan van het Openluchtspel als onderwerp: oude beelden uit de beginjaren van het Openluchtspel. Afbeelding 3 toont het kalenderblad voor de maand juli 2006. De tekst op dit kalenderblad is navolgend weergegeven.

1952 – Vergeet koude, stijfheid en de harde plank zonder leuning
In 1952 werd als openluchtspel het stuk ‘Elck wat wils’ (As you like it) van William Shakespeare opgevoerd. Op deze foto spreekt regisseur dokter Ludolf Dirk Broekema het publiek voor aanvang van het stuk toe. Een deel van het openingswoord van hem is te lezen als bijschrift bij een foto in een van de vele albums van Jantina Figeland: ……….. overigens is het zo: wij bewonderen u, dat u het uithoudt om een gehele avond op die harde plank zonder leuning te zitten, maar wij hopen dat de ongebreidelde blijheid van ‘Elck wat wils’ u van binnen zo moge verwarmen, dat u daardoor de koude en de stijfheid en
de harde plank vergeet ……
In 1953 werden de ruwe en harde houten planken vervangen. De Meppeler Courant van 19 juni 1953 berichtte hierover het volgende: ….. in 1948 had de vereniging houten banken laten timmeren. Daar heeft het publiek vijf toneelseizoenen lang op gezeten. Dit jaar zijn er voor het eerst goede banken in het theater, met makkelijke zittingen en rugleuningen. Ze konden uit eigen middelen worden aangeschaft. En zo is het al die jaren gebleven: houten banken met rugleuningen, maar een avond lang makkelijk zitten is toch wel heel iets anders..

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Afbeelding 1 toont een zwart-wit ansichtkaart van het openluchttheater met rechtsonder de souffleursbak. Deze ansichtkaart is in augustus 1962 uitgegeven door het bedrijf JosPé uit Arnhem en was te koop bij Van Goor’s Boekhandel an de Kruusstroate in Deever. Op afbeelding 1 zijn de ‘goede banken met makkelijke zittingen en rugleuningen’ en de gesloten souffleursbak te zien.
Op afbeelding 2 zijn in de souffleursbak te zien tekstinfluisteraarster burgemeestersmevrouw Nell Meiboom-Veltman (die in de Deeverse volksmond altijd tante Nel werd genoemd) en de jonge inspiciënt Lambert Brugging (zoon van Jan Wiba en Griet Oost).
De twee foto’s op afbeelding 3 zijn afkomstig uit de verzameling van wijlen Jantina Figeland uit Lochem.
In het op vrijdag 9 juli 2021 uitgegeven papieren Magnum Opus van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever is de afbeelding van de zwart-wit ansichtkaart zonder bronvermelding opgenomen op bladzijde 117.

Afbeelding 1

Afbeelding 2
Mevrouw Nell Meiboom-Veltman en Lambert Brugging in de souffleursbak van het openluchttheater. De hier afgebeelde foto is afkomstig uit de verzameling van wijlen Jantina Figeland uit Lochem.

Afbeelding 3

Blad voor de maand juli uit de historische kalender 2005 van de Historische Vereniging Voormalige Gemeente Diever. De twee hier afgebeelde foto’s zijn afkomstig uit de verzameling van wijlen Jantina Figeland uit Lochem.

Posted in Ansigtkoate, Eup’mlogtspel | Leave a comment

Op de boer’nkarre deur ut saand van Baark’nheuvel

Het geïllustreerde tijdschrift ‘Het Noorden in woord en beeld’, jaargang 1, 1925-1926, nummer 24, publiceerde op 11 september 1925 twee foto’s, die gemaakt zijn tijdens de onthulling van het monument op Berkenheuvel. Bij de twee sepiakleurige foto’s stond de volgende tekst.

Ter herdenking van het feit dat het Dieverzand in Drenthe geheel ontgonnen, en tot een der schoonste gedeelten van ons land geworden is, en tevens dat de boschbaas Harm Smit zijn dienst vervulde, werd Zaterdag een gedenkteeken onthuld, waarbij de Commissaris der Koningin, en verschillende andere autoriteiten aanwezig waren.
Links: Een foto van het Monument, terwijl de heer Van Tienhoven een rede houdt.
Rechts: Na de onthulling maakten de gasten een toer met boerenwagens om kennis te maken met de schoone omstreken van het Dieverzand.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De tekst bij de linker foto vermeldt dat de heer Van Tienhoven een rede houdt; dit is onjuist; het is de heer Etienne Daniël van Dissel, de directeur van Staatsboschbeheer.

Op de rechter foto staat in het midden bij een van de boerenwagens mr. Albertus Christiaan van Daalen, de eigenaar van het landgoed Berkenheuvel, en zijn eerste kleinzoon Albert Christiaan (Bert) Doorman.
De boermarke van Deever stelde de boerenkarren en de menners om niet ter beschikking voor het rondrijden van de gasten van mr. Albertus Christiaan van Daalen. 

De onthulling van het monument op Berkenheuvel gebeurde op 5 september 1925 in de stromende regen.
In het op vrijdag 9 juli 2021 uitgegeven papieren Magnum Opus van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever is de rechter afbeelding zonder bronvermelding opgenomen op bladzijde 105.
De linker foto op bijgaande afbeelding is ook als aparte afbeelding in ut Deevers Archief opgenomen.
De rechter foto op bijgaande afbeelding is ook als aparte afbeelding in ut Deevers Archief opgenomen.

Posted in Albertus Christiaan van Daalen, Landgoed Berkenheuvel, Monement op Baark'nheuvel | Leave a comment

Un kleur’nfoto van ut skildereeje ‘Vrau an de wasse’

In de Wolder Courant van 25 juli 2018 verscheen het volgende bericht over de in Deever geboren en getogen huisschilder, decoratieschilder, kunstschilder en fotograaf Hans Kuiper. Waarschijnlijk is een lid van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever – gelet op het wapen van de gemiente Deever in de rechter bovenhoek van het bericht – de opsteller van dit belangstellingwekkende bericht. Maar wie was de opsteller ?

Hans Kuiper, een leergierige fotograaf en schilder
Hoe is een dorp ontstaan ? Wat is de achtergrond van bepaalde gebruiken, gebouwen en gebeurtenissen in een streek ? Over het verleden valt veel te vertellen. Op deze plek krijgen de historische verenigingen in De Wolden en Westerveld een podium om een breed publiek met de historie van eigen woonplaats/leefomgeving in aanraking te laten komen. Deze keer Hans Kuiper, fotograaf en schilder.
Hij is geboren in Diever op 8 juli 1855 en huwde te Diever op 23 oktober 1880 met Margje Eist, uit Noordwolde. Direct na hun huwelijk vestigden zij zich in Noordwolde. Hij overleed op 3 november 1937 te Blesdijke aan de gevolgen van een ongeluk.
Hans Kuiper heeft dus de eerste 25 jaren van zijn leven doorgebracht in Diever. Hij werd, net als zijn vader, huisschilder en decoratieschilder. Direct na hun huwelijk trokken ze in bij de ouders van zijn schoonmoeder die een winkel/café-nering dreven en hulpbehoevend waren. Voordat hij daar introk, heeft Hans Kuiper zich in het bedrijf van opa ingekocht. Zij namen dus het bedrijf over en in het naast gelegen koetshuis startte hij zijn schildersbedrijf. Hans Kuiper was een echte vakman en al spoedig liet hij het huisschilderwerk zoveel mogelijk over aan zijn knechten. Zelf werkte hij vrijwel uitsluitend als fotograaf en als kunstschilder. Hij gaf prentbriefkaarten (ansichtkaarten) uit met onderwerpen uit de omgeving. De meeste verschenen in zwart-wit, later ook ingekleurd en vervolgens in kleur.
Kuiper stond bekend als een uitstekend vakman en goede leermeester. De kunstenaar was leergierig en verlangde van zichzelf resultaten tot in het perfecte. Er werden door hem veel portretten gemaakt en vele schilderijen van boerderijen en landschappen. In opdracht schilderde hij toneeldecors.
De ongeschoolde schilder vergaarde veel kennis en kreeg adviezen van bevriende en reeds bekende kunstschilders, zoals A.J. Sap van Drenthe van de bekende (Frits) Schillergroep, vader en zoons Van Kregten (de bekendste was zoon Fedor, geboren te Diever op 16-01-1871) en Jan Mankes uit De Knijpe bij Heerenveen. Zijn fotografische benadering van schilderen veranderde al vrij snel in de vereiste en juiste manier van opzetten van een schilderij.
Hij ontpopte zich als een zeer verdienstelijk kunstschilder. De eerste opdrachten stammen uit 1889. Hij ontving vele opdrachten van welgestelde families uit vrijwel heel Nederland.
Hans Kuiper vervaardigde zijn schilderijen vanaf foto’s en dat ging met steeds meer succes. Het oudst bekende schilderij is van 1886. Van één onderwerp maakte hij dikwijls meerdere schilderijen om tot steeds meer perfectie te komen. Het werkgebied voor zijn onderwerpen, die hij per fiets bestreek, werd ongeveer begrensd door de lijn Blesdijke-Oldeberkoop-Appelscha-Diever-Nijensleek.
Hans Kuiper had ook een goede relatie met de familie Verwer, waarvoor hij veel opdrachten voor portretten heeft uitgevoerd. Hetzelfde geldt voor de pastoorsfamilie Leemkoel.
Hij heeft het plafond van de R.K. huiskapel van de familie L.G. Verwer in Zorgvlied beschilderd en zo goed als zeker de twee gebrandschilderde glas-in-loodramen met portretten van het echtpaar Verwer/van Wensen in de R.K. kerk in Zorgvlied vervaardigd, de hiervoor door Hans Kuiper gemaakte ontwerpfoto’s zijn bewaard gebleven.
Mocht u in bezit zijn van schilderstukken, foto’s of wetenswaardigheden van Hans Kuiper, laat ons dat weten via het secretariaat.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De schrijver van het bericht in de Wolder Courant van 25 juli 2018 heeft zich nogal in enige mate laten inspireren door het bericht Hans Kuiper, een regionale kunstschilder, dat gepubliceerd is in het papieren blad van de historische vereniging ’t Fledder Kerspel.

In het fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ is nota bene al in 1999 aandacht besteed aan het schilderij ‘Vrouw aan de was’. Zie het bericht Ut skildereeje ‘Vrau an de wasse’ van Hans Kuiper. Van het schilderij ‘Vrouw aan de was’ is in het fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’  een zwart-wit afbeelding opgenomen. De redactie zag tot zijn genoegen in het bericht in de Wolder Courant van 25 juli 2018 (zie afbeelding 1) voor het eerst een kleurenafbeelding van het schilderij ‘Vrouw aan de was’. De redactie zou bijzonder graag in het bezit willen komen van een scherpe digitale kleurenafbeelding van dit schilderij.
De redactie is van mening dat het zeer moeite waard is na te gaan of over huisschilder, decoratieschilder, schilder en fotograaf Hans Kuiper een modeste publicatie is samen te stellen.

Afbeelding 1

Afbeelding 2
Bericht in de Leeuwarder-Courant van 3 november 1937 over het dodelijk verongelukken van Hans Kuiper bij Blesdijke. 

Posted in Alle Deeversen, Hans Kuiper, Kuunst | Leave a comment

Un waètervaarfskildereeje van de meule in Oll’ndeever

Al op 9 april 2020 kreeg de redactie van ut Deevers Archief toestemming van de Deeverse kunstenaar Ernest Mols bijgaande afbeelding van een door hem gemaakt waterverfschilderij in ut Deevers Archief op te nemen. De redactie is hem alsnog bijzonder erkentelijk voor deze toestemming. Hij was zo vriendelijk een goede digitale afbeelding van zijn schilderij ter beschikking te stellen voor opname in ut Deevers Archief. Ernest Mols heeft het kunstwerk op 31 oktober 2013 gemaakt.
De veelzijdige kunstenaar Ernest Mols, die al een paar keer Deevers, Drents en daarmee eigenlijk ech wè meteen ook Nederlands, Europees en Wereld kampioen vuistbijl hakken was, liet zich bij het maken van dit waterverfschilderij, ook wel aquarel genoemd, bijzonder inspireren door molen ‘de Vlijt’. En aquarelleerde daarbij en passant ook een soort van onherkenbaar lomp ding.
De redactie heeft op donderdag 4 november 2017 bijgaande kleurenfoto’s gemaakt. Op een van de twee kleurenfoto’s is te zien wat Ernest Mols heeft gewaterverfd. En dan is de grote vraag wat voor ding het is ? Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief het weet, die mag het melden.
Ernest Mols zou als vooraanstaand lid van de Schilderkring Diever, kijkend vanuit het op de tweede kleurenfoto zichtbare clubgebouw van de Schilderskring Diever, op het idee van het schilderen van dit aquarel kunnen zijn gekomen.

Posted in Aquarelle, Kuunst | Leave a comment

Un landbouwtrekmotor an ’t waark in de Olde Willem

De redactie van ut Deevers Archief ontving op 5 januari 2015 van de heer Paul Gols, woonachtig op Zorgvlied, bijgaande tekst en fraaie foto -een afdruk van een glasplaatnegatief- van ontginningswerkzaamheden in de Olde Willem. De redactie is de heer Paul Gols bijzonder erkentelijk voor het beschikbaar stellen van deze historisch waardevolle afbeelding.

Deze foto is afkomstig uit de collectie van Wessel Jansema, een kleinzoon van de rentmeester van ‘De Drie Provinciën’, die in de jaren 1911-1920 onder meer de ontginningen in de Olde Willem leidde. Op de foto is heel veel werkvolk bij een stoom- of benzinetrekker met nummerplaat G2673 te zien en mogelijkerwijs ook de rentmeester zelf en de eigenaar van de te ontginnen gronden.

De redactie van ut Deevers Archief ontving op 15 februari 2015 van de heer Hans Salverda de volgende reactie op de bijgaande foto. De redactie is de heer Hans Salverda bijzonder erkentelijk voor deze bijdrage.

Dit is een prachtige foto van de ontginning en wat een grote groep mensen.
Het kenteken van de ’trekker’ geeft aan dat deze afkomstig was uit de provincie Noord-Holland.
Naast Wessel Jansema kunnen nog enkele andere namen genoemd worden, zoals Arthur Bigot en Floris Vos.
Floris Vos woonde in het Gooi en mogelijk heeft hij gezorgd dat deze trekker naar Oude Willem is gebracht en kon worden ingezet bij de ontginning. Deze Floris Vos was een kleurrijk figuur en had een landelijke partij opgericht om de tolwegen in Nederland af te schaffen. Voor deze partij zat hij ook in de Tweede Kamer. Hij ligt begraven op het kerkhof van Naarden.
Arthur Bigot was ook medewerker van de Heidemaatschappij en zijn vrouw heeft volgens het telefoonboek, dat onlangs in ut Deevers Archief is gepubliceerd, nog gewoond in het huis Goede Weide dat nu nog in Oude Willem staat. De camping van de familie Theunissen heeft dezelfde naam: Groene Weide.
Arbeiders die bij Arthur Bigot (op zijn Frans uitgesproken als Biegoo) werkten zeiden al gauw dat ze ‘bij God’ werkten………..

Aantekeningen van de redactie van Ut Deevers Archief van 16 januari 2022

De redactie citeert uit het boek ‘Techniek in Nederland in de twintigste eeuw. Deel 3. Landbouw, voeding’ van A.A.A.de la Bruhèze, H.W. Lintsen, A. Rip,  J.W. Schot op bladzijde 29 de volgende tekst:
Een jaar na een eerste proef in 1911, schafte de Heidemij een uit Groot-Brittannië afkomstige ‘motorploeg’ aan. Deze machine combineerde het voordeel van een veel grotere wendbaarheid met een bredere inzetbaarheid.
Kort daarna, in 1913, zette de N.V. Landontginningsmaatschappij ‘De Drie Provinciën’ bij haar ontginningswerk in het Zuidwest-Drentse Diever de eerste ‘landbouwtrekmotor’ (lees: trekker) in ons land in: een 60 pk Caterpillar rupstrekker. De Caterpillar kon het werk van 30 ossen of paarden aan.

Bijgaande afbeelding is eveneens opgenomen op bladzijde 130 van het op vrijdag 9 juli 2021 uitgegeven papieren Magnum Opus van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever.

Posted in de Drie Provinciën, de Olde Willem, Landbouw, Ontginning | Leave a comment

De winkel en de bakkereeje van Marinus Diekstroa

In het fotoboekje ‘Diever, Ie bint ’t wel …’ is de navolgende tekst over het verleden van de bakkerij en kruidenierswinkel van Marinus Dijkstra en Geertje Wouwenaar met bijbehorende afbeelding 16 van een ansichtkaart uit 1908 gepubliceerd.

16 – Wapse – Winkel van Marinus Dijkstra – 1908
Voor de bakkerij en kruidenierszaak van Marinus Dijkstra poseren veel buurtbewoners. Alle meisjes zijn links opgesteld en alle jongens aan de rechterkant.
Marinus Dijkstra werd op 24 augustus 1854 in Doldersum geboren en overleed op 30 september 1920 in dit huis. Hij was getrouwd met Geertje Wouwenaar (Bakkers Geertie), de dochter van boschbaas Marten Wouwenaar. Zij werd op 9 maart 1859 geboren te Berkenheuvel en overleed op 3 mei 1945 in dit huis. Hier werden hun kinderen Marten, Lambert, Arnold en Trijntje geboren. Geertje is de middelste van de vijf dames midden op de foto.
De broodoven werd met bakkersturf aangemaakt en vervolgens met takkebossen warm gestookt. Het brandhout werd gesnoeid uit holtwall’n of uit boerenbos in de buurt. Marinus Dijkstra betaalde een gulden tot een daalder voor honderd takkebossen.
Bakker Dijkstra had ook een lösse karre met kleppen, waarmee hij bee’j de weg ventte. Geertje deed de winkel, ze had wel aardig verstand van zaken.
Het winkeltje was niet zo groot, maar er was van alles te krijgen, onder meer groene zeep, lösse süker, zeemleer en kachelpoets. Jannes Santing (Jans van d’Olde Smit) wist zich nog goed te herinneren dat sien mow hum seins mit de pot hen Geertie stuurde um lösse stroop te koop’m. Remmelt Kamer herinnerde zich het sütholt voor één cent en de klompen die door elkaar op de zolder lagen. Hendrikje Buiter-Roelofs wist nog dat in de winter een ton met pekelharing op de grote deele stond. Voor een stuiver kocht je een zoute haring tegen de griep. Ze herinnerde zich ook dat ze ronde boll’n en zwarte roggestoete bakten. Ook kon eigen meel naar de bakkerij worden gebracht, waar dan brood van werd gebakken.
Tegenover de school en tussen het pand van Marinus Dijkstra en het daarachter liggende huis van Abel Kamer en Aaltje Pit lag het schoelpattie hen ’t Noave.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Marinus Dijkstra is geboren op 24 augustus 1854 in Doldersum en is overleden op 30 september 1920 in Wapse.
Geertje Wouwenaar is geboren op 9 maart 1959 op Berkenheuvel en is overleden op 3 mei 1945 in Wapse.
Marinus Dijkstra trouwde op 25 december 1883 met Geertje Wouwenaar.
Marten Dijkstra is geboren op 28 maart 1893 in Wapse en is overleden op 18 augustus 1893 in Wapse.
Lambert Dijkstra is geboren op 28 augustus 1898 in Wapse en is overleden op 10 december 1975 in Wapse. Lambert Dijkstra was getrouwd met Jantina van Zomeren,
Arnold Frederik Dijkstra is geboren op 14 oktober 1900 in Wapse en is overleden op 2 april 1986 in Varsseveld. Arnold Frederik Dijkstra was getrouwd met Elisabeth Keizer.
Trijntje Dijkstra is geboren op 1 juni 1891 in Wapse en is overleden op 27 oktober 1957 in Wapse.
Trijntje Dijkstra was getrouwd met Hendrik Trompetter.
De zeer gewaardeerde trouwe bezoeker van ut Deevers Archief wordt vriendelijk verzocht meer gegevens van de familie Dijkstra aan de redactie te melden. Zie voor meer gegevens over de familie Dijkstra ook het artikel Foto van groep I van de Wapser skoele uut 1905.
De redactie heeft de kleurenfoto gemaakt op donderdag 26 april 2018.

abracadabra-535

Posted in Ambacht, Ansigtkoate, Diever, ie bint 't wel ..., Neringdoende, Wapse | Leave a comment

Jongen uut groep Alaska in de Eikenhorst op de foto

De heer Frans Bakkers stuurde bijgaande zwart-wit foto’s uit zijn tijd dat hij deel uitmaakte van groep Alaska in jongenskamp de Eikenhorst an de Gowe. Frans Bakkers heeft in de periode augustus 1965 tot juli 1966 in het kamp gezeten.
Hij zat in groep Alaska met onder andere Martin Kievits, Harm Kuiper(s), Henk Linthorst, Rob Malta, Herman Kreft, René in ’t Veen en Wim Paling.
Wie herkent de jongens op de foto’s ? De redactie van Ut Deevers Archief verneemt het graag.

Op 16 april 2022 ontving de redactie de volgende reactie van de heer Martin Kievits bij afbeelding 1
Op deze foto staat Wim Kempe uiterst rechts.
Ha, voor het eerst een foto waar ik op sta ! Heel fijn !!

Afbeelding 1
Deze foto van de jongens van groep Alaska is gemaakt op 27 september 1965. Normaal bestond de groep uit 16 jongens. Deze foto is gemaakt op het moment dat jongens naar huis zijn gegaan en de nieuwe jongens nog moesten komen. De maker van deze foto is Frans Bakkers. Wie van de hiervoor genoemde jongens staat op deze foto ? Wie herkent de jongens ? De staande man in het midden is de leider Gerard Blikman.
De heer Frans Bakkers reageerde op 14 januari 2022 als volgt: 

Boven van links naar rechtes: Marius van Gorp, Rob Malta, Harm Kuiper(s), leider Gerard Blikman, Martin Kievits en Wim Kempe.
Onder van links naar naar rechts: ……., Herman Kreft, René in ’t Veen, ……
Afbeelding 2
Deze foto van dezelfde jongens van groep Alaska is eveneens gemaakt op 27 september 1965. De maker van deze foto is leider Gerard Blikman.

Afbeelding 3

Deze foto is gemaakt op 13 juni 1966 bij een bezoek aan een juffrouw. Welke juffrouw ? De maker van deze foto is Frans Bakkers.
De heer Frans Bakkers reageerde op 14 januari 2022 als volgt:
Linker jongen……., kwam van een andere groep (Transvaal?), de naam van de juf is mij niet meer bekend; ze was wel heel populair !, Henk Linthorst en Rob Malta.
Afbeelding 4

Deze foto is gemaakt op 13 juni 1966 bij een bezoek aan een juffrouw. Welke juffrouw ? Waarschijnlijk moesten de jongens een tekening van het gezicht van de juffrouw maken. Waarschijnlijk heeft de juffrouw deze foto gemaakt.
De heer Frans Bakkers reageerde op 14 januari 2022 als volgt:
Links Frans Bakkers en rechts Henk Linthorst, die heel goed paarden kon tekenen. We moesten geen tekening maken, het was een spontane actie.

 

Posted in de Gowe, Jongenskamp de Eikenhorst | Leave a comment

Ut olde gemientehuus en de olde pasterie an de brink

In het in 1999 verschenen fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’  is als afbeelding 13 een zwart-wit ansichtkaart van het oude gemeentehuis en de oude pastorie an de brink van Deever opgenomen. Deze zwart-wit ansichtkaart is in 1906 verstuurd. In de tekst bij de afgebeelde ansichtkaart is onder meer enige aandacht besteed aan de verhuizing van de gemeentekamer in het café-logement van Roelof Seinen naar de tot gemeentehuis verbouwde lagere school an de brink van Deever. Een afbeelding van de betreffende bladzijde uit het fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ is in dit bericht opgenomen.

13 – Diever – Gemeentehuis en Pastorie op de Brink – 1906
In de vergadering van 2 mei 1876 deelde burgemeester Leonardus Willem van Os namens het college van Burgemeester en Wethouders de raad mee dat het gebouw voor het gemeentehuis gereed was en in gebruik kon worden genomen.
Voordat de raad de kamer in het café van Roelof Seinen aan de Hoofdstraat (Diever 104) verliet, bracht de burgemeester hulde aan de familie Seinen voor de flinke wijze waarop het gemeentehuis in hun huis was gehouden. De raad besloot de familie daarvoor schriftelijk te bedanken. Vervolgens begaf de raad zich naar het nieuwe gemeentehuis aan de Brink. Daar aangekomen bedankte de voorzitter de raad voor het besluit dat de gemeente een eigen gemeentehuis en de burgemeester een betere woning had bezorgd. Op 3 mei 1876 schreven Burgemeester en Wethouders de volgende keurige bedankbrief aan de familie Roelof Seinen:
In de op gisteren gehouden vergadering van den raad dezer gemeente en bij gelegenheid van de verplaatsing van het gemeentehuis van uwe woning naar het nieuwe daarvoor bestemde locaal, heeft de voorzitter met een kort woord in herinnering gebragt op welke wijze uwe familie steeds aan het gemeentebestuur is verbonden geweest. De verstandhouding was steeds goed; de bediening en de zorg uitmuntend. Een en ander heeft dan ook aanleiding gegeven dat de raad met algemeene stemmen heeft aangenomen het voorstel om uwe familie dank te zeggen voor de billijke wijze waarop door haar het gemeentehuis steeds ten hare huize is gehouden. Door dit schrijven daaraan gevolg gevende, bevelen wij ons in uw vriendschap aan.
Op de bomenrijke brink is rechts het gemeentehuis te zien. Daarachter staat de pastorie van de Hervomde Kerk. Op de voorgrond is een deel van de glinten om de Hervormde Kerk te zien.

Aantekeningen van de redactie van Ut Deevers Archief
Deze ansichtkaart was te koop in het boerencafé van Harm Pieter Hummelen an de brink van Deever. Harm Pieter Hummelen werd in de Deeverse volksmond natuurlijk gewoon Haarm Hummel genoemd. De hier getoonde zwart-wit ansichtkaart is een topstuk, ondanks het feit dat de originele glasplaat onder- en overbelicht is.
Jij kunt als verwoede verzamelaar van ansichtkaarten uut de gemiente Deever een exemplaar van deze kaart maar beter wel in jouw verzameling hebben, want anders hoor jij niet bij de club.
De brink en de kaarkhof (ook wel kaarketuun genoemd) bij de brink van Deever was in 1906 volop en niet te weinig begroeid met bomen, zoals dat op een karakteristieke en karaktervolle Deeverse brink hoort te zijn. Daar moeten bomen staan, veel bomen, vooral veel eiken. En over de brink moeten geen nepslijtpaden lopen, maar echte in het zand gesleten paden. En de brink heeft een braandkoele. En de brink heeft geen diepe struikelkanalen voor de afvoer van hemelwater. En op de brink staan geen design-zitbankjes. En in een straat op de brink liggen geen nazi-klinkers. En de kaarkhof hoort niet bij de brink.
De redactie heeft de kleurenfoto gemaakt op vrijdag 28 november 2020.

Posted in Ansigtkoate, Brink, Diever, ie bint 't wel ..., Gemientehuus, Topstuk | Leave a comment

De ièste arbeiders van de Deeverse botterfubriek

In de Provinciale Drentsche en Asser Courant van 7 juli 1899 verscheen het volgende korte berichtje over de benoeming van het eerste personeel van de nieuwe handkrachtboterfabriek an ut Katt’nende in Deever.

Diever, 5 Juli.
In eene vergadering, gehouden ten huize van C. Andreae alhier, zijn tot arbeiders aan de handkrachtboterfabriek alhier benoemd Jan Jonkers, Arend Klaster en Roelof van Nijen.
Het melkrijden werd aangenomen door Jannes Moes te Oldendiever voor Wittelte voor f. 7,80 per week en door Jannes Koning te Oldendiever voor Diever, Oldendiever en Kalteren voor f. 6 per week.
De levering van botervaten werd opgedragen aan Hendrik Mulder te Diever/

Aantekeningen van de redactie van Ut Deevers Archief
Het melkrijden was het vervoeren met paard en wagen van de melkbussen met melk van de boerderijen naar de botterfubriek en de melkbussen zonder melk van de botterfubriek naar de boerderijen langs een vaste route, die melkrit werd genoemd.
Hendrik Jans Mulder is geboren op 15 juni 1852 in Deever. Hij is overleden op 6 maart 1920. Hij trouwde op 30 oktober 1874 met Hilligje Hilberts Noorman. Hendrik Mulder was in 1899 al kuiper, dat wil zeggen maker van botervaten. Hij zal het vak van zijn vader hebben geleerd, want ook zijn vader Jan Klasen Mulder was kuiper.
Vóór het begin van de Deeverse botterfubriek produceerden de boeren (boerinnen) zelf boter op hun boerderij, waarbij de boter werd verpakt in botervaten. De boter werd verhandeld op de stedelijke botermarkten.
Maar wie in Deever maakten de ijzeren hoepels voor de botervaten ? Waren dat de plaatselijke smeden ? Of werden deze elders gemaakt ?
In een botervat ging een acht’ndiel boter, dat wil zeggen 40 pond. Het Deeverse woord acht’ndiel is na de oprichting van de botterfubriek in onbruik geraakt.
De redactie heeft van de andere vermelde personen nog geen gegevens in de openbare bronnen kunnen vinden.

Posted in Süvelfubriek Deever | Leave a comment

Un Wapser voetballer in ut Nederlaanse elftal

Arend Hessel Schoemaker is geboren op 8 november 1911 in Wapse. Hij is een zoon van Remmelt Schoemaker (beroep: hoofd eener school) en Aafje Hessels (beroep: zonder). Remmelt Schoemaker is een zoon van brievengaarder Jan Schoemaker en Jantje Trompetter. Remmelt Schoemaker is geboren op 10 juni 1884 in Deever. Remmelt Schoemaker was een broer van Lambertus Schoemaker. Arend Hessel Schoemaker was een volle neef van Geesje Jantina Schoemaker.
Arend Hessel Schoemaker is zijn voetballoopbaan vast begonnen bij Wapser Boys. Arend Hessel Schoemaker speelde als aanvaller voor H.V. & C.V. Quick uit Den Haag. Hij speelde op 10 december 1933 eenmaal in het Nederlands voetbalelftal in een oefenwedstrijd tegen Oostenrijk, die met 0-1 in het Olympisch Stadion in Amsterdam werd verloren. Hij maakte ook deel uit van de selectie voor het wereldkampioenschap voetbal in 1934. Hij is overleden op 11 mei 1982. Zie het bijgevoegde overlijdensbericht.
Arend Hessel Schoemaker staat op één van plaatjes (zie de bijgaande afbeelding) van een ongenummerde serie voetbalplaatjes van de firma K. Tiktak Koffie en Theehandel in Groningen uit 1932. In die serie is een plaatje van de volgende voetballers opgenomen:
Wim Anderiesen (Ajax), Elisa Hendrik (Bep) Bakhuys (Z.A.C.), Jan van Diepenbeek (Ajax), Johannes Hendrikus Adrianus Graafland (H.B.S.), Gerardus (Puck) van Heel (Feyenoord), Jan Halle (Go Ahead), Karel Hollander (Xerxes), Wim Lagendaal (Xerxes), Karel Lotsy (Feyenoord), Adri van Male (Feyenoord), Gejus van der Meulen (H.F.C. Haarlem), Jaap Mol (K.F.C.), Kees Mijnders (D.F.C.), Joop van Nellen (D.H.C.), Toon Oprinsen (N.O.A.D.), Henk Pellikaan (T.S.V. LONGA), Sjef van Run (P.S.V.), Arend Schoemaker (Quick Den Haag), Kick Smit (H.F.C. Haarlem), Leen Vente (SC Neptunus), Mauk Weber (ADO), Frank Wels (Unitas).
In het Limburgs Dagblad van 11 juni 1980 stond een foto uit dat jaar, waarop Arend Hessel Schoemaker is te zien. Zie afbeelding 2. De foto is gemaakt in het Feyenoord-stadion.
Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van Ut Deevers Archief heeft meer gegevens van Arend Hessel Schoemaker ?

Afbeelding 1

Afbeelding 2

Afbeelding 3
Bericht van overlijden van Arend Hessel Schoemaker in de Telegraaf van 12 mei 1982.

Posted in Sport, Voetbal, Wapse | Leave a comment

De ièste kantine in de soldoat’nkaamp op de Oeren

In het in 1999 verschenen fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ is als afbeelding 10 een zwart-wit ansichtkaart van de eerste min of meer provisorische kantine in de Kaamp op de Oeren opgenomen. Deze zwart-wit ansichtkaart is in 1905 verstuurd. In de tekst bij de afgebeelde ansichtkaart is onder meer enige aandacht besteed aan de totstandkoming van het soldatenkamp. Een afbeelding van de betreffende bladzijde uit het fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ is in dit bericht opgenomen.

10 – Wapse – Kantine in de Kaamp op de Oeren – 1905
Op 23 maart 1905 maakte burgemeester Hendrik Gerard van Os bekend dat het negende Regiment Infanterie veldoefeningen zou houden op de heidevelden in het Watersche, het Dieversche, het Oldendieversche en het Wapser Veld. De burgemeester vertrouwde erop dat deze mededeling door de ingezetenen met genoegen zou worden vernomen, omdat de aanwezigheid van zo’n aanzienlijke troepenmacht aan neringdoenden en anderen belangrijke voordelen zou verschaffen. De eigenaren die bezwaren hadden tegen het kosteloos betreden van hun heidevelden door het leger, konden die kenbaar maken. Alle eigenaren hadden bezwaren en wilden uiteraard een vergoeding voor het gebruik van hun heidevelden, zodat de landmacht met hen een huurprijs per jaar overeenkwam.
Het negende Regiment Infanterie hield zijn veldoefeningen in 1905 van 25 juli tot 3 augustus en van 11 tot 28 september, in 1906 van 15 juli tot 15 oktober, in 1907 van 7 tot 16 augustus en voor het laatst in 1908 van 12 tot 21 september.
Het soldatenkamp stond op de Oeren op de heidevelden van Jan van der Veen, Johannes Haveman Fzn, Hendrik Mulder, Meine Kiers, Hendrik Zagt, Jan Jans Veenhuis, Johannes Hilberts en Johannes Hilberts Hzn.
In totaal werd voor de percelen 929, 933, 1228, 1229, 1230, 1400 en 1401 in sectie E een huur van 146,25 gulden per jaar betaald.
Koop Boer van de Dieverbrug was zo’n ondernemer die nering zag in de aanwezigheid van het soldatenkamp. Op deze foto is zijn ogenschijnlijk snel in elkaar gezette kantine te zien. Het jaar daarop werd deze vervangen door een veel grotere. Op een bord bij de kantine stond ‘koffy en bier’. Ook konden de soldaten er pap, worst en pannekoeken kopen. Voor de kantine poseren de eigenaar, zijn familie, personeel, soldaten en inwoners van Wapse.

Aantekeningen van de redactie van Ut Deevers Archief
De redactie heeft al in veel berichten aandacht besteed aan het soldatenkamp op de Oeren tussen Kalter’n en Soerte.
Het moet vermeld worden dat de afgebeelde ansichtkaart aanwezig was in de grote en mooie verzameling Deeverse ansichtkaarten van wijlen Klaas Vording. De redactie weet helaas niet wat de erfgenamen met deze unieke verzameling hebben gedaan, maar zou het wel graag willen weten. Is zijn verzameling bij zijn erfgenamen gebleven ? Is zijn verzameling geveild ? 

Posted in Ansigtkoate, de Kaamp op de Oeren, Diever, ie bint 't wel ... | Leave a comment

Wat is ur echt terechte ekoom’m van ut Gruunplan ?

In de Olde Möppeler (Möppeler Kraante) van 1 augustus 1979 verscheen het volgende artikel over de ontwikkeling en financiering van het zogenaamde Groenplan. 

Miljoen subsidie
Diever krijgt karakteristiek terug
‘Het is een uniek voorbeeld van optimale inspraak van de bevolking. Ik ben er ontzettend blij om dat onze gemeente dit voordeel in de schoot is gevallen. Ik heb er enorme verwachtingen van’. Dat zegt burgemeester H. G. Overweg van Diever naar aanleiding van het feit dat kort geleden bekend werd dat het zogenaamde Groenplan voor dit dorp door het ministerie van volkshuisvesting en de stichting landschapsbeheer Drente met in totaal voor ongeveer een miljoen gulden zal worden gesubsidieerd. Door dit plan zal Diever binnen een aantal jaren een geheel ander fraaier gezicht krijgen. Zo zal de karakteristiek van een oud esdorp door diverse aanplantingen en herbestratingen worden geaccentueerd en zullen de minder fraaie gedeelten van Diever door -onder andere- bossages worden gecamoufleerd.
Het is de plaatselijke tuinarchitect Jan Albert Zoer geweest, die een aantal jaren geleden de voorzet gaf, die door het gemeentebestuur met een waardevolle goal werd afgerond. Tijdens een van de regelmatig gehouden inspraakavonden opperde de heer Zoer (35) het idee om in overleg met diverse instanties een Groenplan voor de gemeente op te zetten. Jan Albert Zoer: ‘Diever was vroeger een echt mooi esdorp, maar is dat al lang niet meer. In de loop der jaren zijn veel van de bestaande brinken verdwenen en ons dorp had eigenlijk al lang niet meer het specifiek Drentse karakter. Door een speciale beplanting kun je daar erg veel aan doen. Je kunt erg veel van de oude sfeer terugbrengen, je kunt er ook voor zorgen dat de noodzakelijke nieuwbouwwijken, die vaak helemaal niet bij een bepaald dorp passen, dezelfde karakteristiek krijgen. Ook dat is in het Groenplan opgenomen. Ik heb er alle vertrouwen in dat het dorp over een aantal jaren een schoolvoorbeeld van een Drents esdorp zal zijn. Daarom ben ik zo ontzettend blij met deze subsidietoezeggingen’.
Commissie
Nadat Jan Albert Zoer het idee had geopperd bleef men in Diever niet stil zitten. Er werd een speciale commissie gevormd, die het plan nader moest gaan uitwerken, er werd een stedebouwkundig bureau ingeschakeld en op het gemeentehuis ging men wegen na om subsidie los te krijgen. Burgemeester Overweg: ‘Onmiddellijk nadat we ermee aan de gang waren gegaan, waren de verwachtingen hoog gespannen. We hebben enorm snel respons gekregen. Dat ons zo vlug dit kapitaal zou worden toegezegd, dat hadden we eigenlijk geen van allen verwacht’.
Er gingen heel wat besprekingen, vergaderingen en onderzoekingen aan vooraf, voordat eindelijk het verrassende bericht uit Assen kwam. Jan Albert Zoer: ‘Eerst is er een uitgebreide inventaris gemaakt over het groen dat we hier in het dorp nog hadden. we zijn ervan geschrokken hoe weinig dat eigenlijk nog is. Ik voor mezelf vind Diever op dit moment een van de lelijkste dorpjes van Drente. Dat klinkt niet zo mooi, maar toch vind ik dat. Er hoeven in dit dorp maar een paar karakteristieke bomen bijvoorbeeld te verdwijnen, of het hele beeld zal drastisch veranderen.
Daarom heb ik ook steeds gezegd: “We moeten er nu iets aan doen, want al we nog een paar jaar wachten, dan is het te laat. Er is veel oude beplanting verdwenen. De karakteristiek van een dorp wordt voor een erg groot deel bepaald door de bebouwing en de groenvoorzieningen. Er zijn in ons dorp in de achterliggende periode al erg veel panden verdwenen of hopeloos verpest. Door het aanbrengen van bijpassende groenvoorzieningen kan nog erg veel worden gered”.
Langzaam
Het ‘nieuwe Diever’ zal langzaam gestalte krijgen. ’t Is niet zo dat met ingang van morgen onmiddellijk begonnen zal worden met de nieuwe aanplant. Volgens Jan Albert Zoer is het een proces dat heel langzaam zal gaan groeien. “De gemeente zal er rekening mee houden bij het  vaststellen van bijvoorbeeld nieuwe bestemmingsplannen. Dan zal er worden gehandeld met het Groenplan in de hand. Nieuwe woonwijken zullen volgens dit plan worden ingedeeld. Het zal langzaam gaan, maar Diever zal er een stuk mooier door worden.”
“Op oude foto’s kun je het nog wel goed zien. Vroeger kende Diever een enorme hoeveelheid aan knooppunten van wegen. Die zijn jaren geleden allemaal eens kleine brinkjes geweest. Eigenlijk hebben we er nu nog maar een over. Dat is toch vreselijk jammer ? Iemand, die Diever goed kent weet dat in de kern van het dorp nog enorm veel zogenaamde paardeweitjes zijn. Open plekken achter de huizen. Dat geeft ons dorp een specifiek landelijk karakter. Zonder dit plan zou de kans groot zijn geweest, dat de ruime bebouwing in nieuwe woonwijken niet toegepast zou worden. Nu hebben we alles ook wat dat betreft heel duidelijk op papier staan.”
Andere dorpen
Jan Albert Zoer is ervan overtuigd dat een dergelijk Groenplan ook door andere Drentse gemeenten zou moeten worden bestudeerd en uitgewerkt. Hij zegt: “Vandaag staan al die oude bomen er nog wel, maar het is gevaarlijk om nu al niet voor alternatieven te gaan zorgen. Neem Dwingeloo. Ze hebben daar een werkelijk fantastische brink, maar je moet er niet aan denken hoe die brink eruit zou zien, wanneer al die bomen plotseling zouden verdwijnen. Toch kan dat vandaag of morgen gaan gebeuren, die dingen hebben het eeuwige leven tenslotte ook niet. Daar zou je nu alvast wat aan moeten doen door jongen aanplant, die straks de oude kan vervangen. De noodzakelijkheid daarvan wordt nu nog niet ingezien. Men ziet dat vaak pas als het te laat is.”
Jan Zoer vindt ook dat Diever erg voorzichtig moet omspringen met haar essen. “Als je die gaat volbouwen met woningen, dan blijft er op een gegeven moment niet zoveel van het echts Drents eigene over. Die essen, dat is voor een gemeente een kostbaar gegeven. Als je op een gegeven moment niet meer weet waar je je woningen dan moet neerzetten, dan kun je altijd nog uitwijken naar dorpen zoals Wapserveen. Waarom zou je die niet een nieuwe impuls geven ? Ik ben ervan overtuigd dat er genoeg belangstelling voor zal bestaan. Maar ook daar zal je voorzichtig met je karakteristiek moeten omspringen. Niet maar zo een grote puist erbij aan, maar eerst lang denken en pas dan beginnen.”
Voorbeeld
Burgemeester Overweg over het Groenplan: “Ik vind het prachtig voor ons dorp, maar ik vind het minstens zo fijn voor de inspraak. Heel vaak worden er overal in het land hoorzittingen gehouden, waarvan het publiek eigenlijk nauwelijks enig resultaat bemerkt. Dit is een schoolvoorbeeld hoe het kan. Het idee van een particulier wordt door verschillende overheden opgepakt en nader bestudeerd. Nu blijkt toch overduidelijk dat hoorzittingen en inspraakavonden er niet altijd voor niets zijn.”
“Daarnaast vind ik het een unieke kans voor ons dorp om zicht te verfraaien. Ik vind Diever nog altijd een mooie plaats, maar daarover kunnen de meningen verschillen. Maar ik ben ervan overtuigd dat Diever na voltooiing van het plan, wanneer dat dan ook maar mag zijn, veel mooier zal zijn. En dat is natuurlijk een vreselijk positieve zaak.”

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Burgemeester H.G. Overweg is Hermen Gerrit Overweg.
De heer Jan Albert Zoer merkt in het artikel op: “Diever was vroeger een echt mooi esdorp, maar is dat al lang niet meer. In de loop der jaren zijn veel van de bestaande brinken verdwenen …” Dat is natuurlijk volstrekt onjuist opgemerkt van Jan Albert Zoer. Diever heeft maar één openbare ruimte die brink wordt genoemd en dat is de open ruimte waar het Schultehuis en het oude gemeentehuis van de gemiente Deever aan staan. Maar die brink is niet eens een echte originele Saksische boerenbrink. Het oude veemarktterrein aan het begin van de Bosweg is ook geen brink, maar wordt door allerlei ondeskundigen helaas vaak ten onrechte en te onpas marktbrink genoemd. De open ruimte bij de t-splitsing van de Heufdstroate en de Peperstroate werd door Deever-kenner wijlen Jans Roelof Tabak vaak de ‘kleine brink’ genoemd. Het is eigenlijk ook niet nodig te onderzoeken of dit een echte originele Saksische boerenbrink is, want de ‘kleine brink’ is pas ontstaan ná de bouw van de rooms-katholieke Sint Pancraskerk in Deever.
De heer Jan Albert Zoer merkt in het artikel op: “Er zijn in ons dorp in de achterliggende periode al erg veel panden verdwenen of hopeloos verpest.” Dat is terecht opgemerkt. Burgemeester Jan Cornelis Meyboom (die in de Deeverse volksmond altijd met respect en met eerbied en met de pet in de hand ome Kees werd genoemd) vierde na de Tweede Wereldoorlog zijn sloopwoede bot op oude erfgoedwaardige panden in het hele binnendorp van Deever. Daardoor is het karakteristieke van het binnendorp van Deever volledig verloren gegaan. Dat kon zelfs het idealistische utopische Groenplan, met tien miljoen guldens subsidie in plaats van één miljoen guldens, niets meer aan veranderen.
De heer Jan Albert Zoer vindt dat Diever erg voorzichtig moet omspringen met zijn essen. Zie het detail van de topografische kaart uit 1979 (zie afbeelding 5). De redactie is het met de mening van Jan Albert Zoer roerend eens. Het sparen van de essen is tot op de dag van vandaag niet gelukt. Onder het bewind van burgemeester Hermen Gerrit Overweg is helaas de vernieling van de Westeresch wel doorgegaan. En ook de Kleine Es is helemaal volgebouwd met woningen. Het noordelijke deel van de Westeresch is inmiddels tot aan de Molenzandweg ook helemaal volgebouwd met woningen. Maar dank zij de wakkere mannen van de planologische dienst in Assen is een halt toegeroepen aan het volplempen van het zuidelijke deel van de Westeresch met woningen. Een andere grove blunder is het bouwen van die verschrikkelijke en volstrekt overbodige ruilverkavelingsasfaltsnelweg over de Heezeresch, die nota bene ook nog de naam Steenakkerweg heeft gekregen.
De essen worden voorlopig en onder voorbehoud en met de nodige slagen om de arm gespaard. In Deever vindt daarom driftig nieuwbouw, overigens zonder voor Deeversen betaalbare huurwoningen, plaats in het nieuwe puistje met de naam Kalterbroeken I. Zie het detail van de topografische kaart uit 2019 (zie afbeelding 6). En na Kalterbroeken I zullen vast en zeker de puistjes Kalterbroeken II en Kalterbroeken III en Kalterbroeken IV worden volgebouwd. Het zuidelijke deel van de Westeresch zal volledig worden omsingeld met woonwijken. Dus Deever kreeg door de uitvoering van dat archaïsch utopische kosmetische Groenplan zijn karakteristiek van een oud esdorp niet terug. Ook al zijn in het kader van dit plan heel veel bomen opgegraven en elders in het dorp herplant.

Afbeelding 1
Op deze afbeelding is aan de linkerkant het begin van de Grönnegerweg te zien en aan de rechterkant is de weg over ut Kastiel.
Afbeelding 2
De redactie heeft deze kleurenfoto van de Grönnegerweg en de weg over ut Kastiel gemaakt op vrijdag 3 mei 2018.

Afbeelding 3
De redactie heeft deze kleurenfoto van de Grönnegerweg en de weg over ut Kastiel gemaakt op vrijdag 3 mei 2018.
Afbeelding 4
Artikel in de Olde Möppeler (Möppeler Kraante) van 1 augustus 1979.

Afbeelding 5
Detail van de topografische kaart uit 1979.

Afbeelding 6
Detail van de topografische kaart uit 2018.

Posted in Deever | Leave a comment

Boschboas Haarm Smit is ur in 1934 mit estopt

In de Olde Möppeler (Möppeler Kraante) verscheen op 29 mei 1934 het volgende bericht over het einde van het tijdperk Harm Smit als boschbaas op het landgoed Berkenheuvel. Zijn zoon Wolter Smit werd op 27 mei 1934 benoemd als de nieuwe boschbaas.

Boschbaas neemt afscheid van zijn werk
Hij ontvangt de zilveren medaille der Oranje-Nassau Orde.
Op het Landgoed ‘Berkenheuvel’ had heden een kleine plechtigheid plaats. Dit hield verband met het neerleggen van zijn werk door den boschbaas Smit. De bestuurder van het Landgoed, mr. A.C. van Daalen, sprak hierbij het echtpaar Smit als volgt toe:
Harm Smit en Jacoba Smit-Mones !
Toen wij in 1925 hier te samen waren, om uw zilveren feest als Beheerders van Berkenheuvel te vieren en de voltooiing van het vastleggen der zandverstuivingen, was dit met een grooter en voornamer gezelschap van vele autoriteiten van Provincie, Gemeente en Lichamen die Behoud en Bevordering van het Natuurschoon beoogen, ook door bebossching. Nu zijn wij bijeen in kleiner en beslotener kring, wegens den druk der omstandigheden, niet alleen maatschappelijke, maar ook huiselijke, want al moogt gij zoo gelukkig zijn al uw kinderen en kleinkinderen om U hier tegenwoordig te zien, met mij is dit niet het geval, door ziekte en afwezigheid in onze Oost-Indische bezittingen. Slechts één mijner kinderen van de 5 en geen der 12 kleinkinderen kan hierbij nu aanwezig zijn.
Toch mocht deze bijeenkomst niet worden verzuimd, daar het mij een behoefte is, ook namens mijn echtgenoote en kinderen, U dank te zeggen voor uw onvolprezen trouw en ijver, de aanhankelijkheid en vriendschap ons betoond, in de behartiging der groote belangen U toevertrouwd, alsof het uw eigen belangen waren; en dat waren zij ook geworden, daar gij, evenals wij samen vastgegroeid zijn aan de onvergelijkelijk schoone bezitting, waardoor onze geslachten ook door een hechten band samen verbonden zijn. Moge dat nog vele geslachten zoo blijven !
Een groote schrede op deze weg doen wij heden, want voor U beiden is deze dag van gemengde vreugde, evenals voor mij, maar nu gij afscheid neemt van uw levenswerk, wordt gij opgevolgd door uw zoon en schoondochter Wolter en G. Smit-Barelds, die wij heden in deze betrekking bevestigen, terwijl ook uw kleinzoon Harm de eerste stappen voor eenzelfde toekomst heeft gedaan. Moge ik hetzelfde van mijne kinderen verwachten !
De regeering heeft uwe verdienste erkend door de toekenning der zilveren medaille der Oranje-Nassau Orde, die ik u gaarne zelf overhandigd had, maar waarvoor ik nochtans mijn eerbiedigen dank betuig aan allen, die hiertoe hebben meegewerkt.
Nu nog een persoonlijk woord, ook aan u Coba, die niet alleen uw man steeds zoo krachtig hebt terzijde gestaan in zijn moeilijke en verantwoordelijke betrekking, maar ook mij en mijn gezin steeds een zoo aangenaam tehuis hebt bezorgd als wij hier bij U in huis waren, terwijl onze kinderen samen van hun jeugd genoten. Moge ook dat zoo blijven en die steeds zeldzamer verhouding ook door onze kinderen worden voortgezet.

Aantekeningen van de redactie van Ut Deevers Archief
De tweede boschbaas van het landgoed Berkenheuvel was Harm (Haarm) Smit. Hij was boschbaas in de periode 1900 – 1934. Hij is geboren op 11 december 1867 in Noordwolde in de gemeente Weststellingwerf. Hij is geboren als zoon van Wolter Smit en Gezina Catharina Vogelzang. Harm (Haarm) Smit is overleden op 11 oktober 1944 in Deever.
Harm (Haarm) Smit, die toen nog boerenknecht was, trouwde op 15 mei 1891 in Dwingel met dienstmeid Jacoba Monis. Zij is geboren op 6 oktober 1863 in Uffelte als dochter van een onbekende vader en Grietje Monis. Jacoba Monis overleed op 15 februari 1956 in Deever. Harm (Haarm) Smit en Jacoba Monis zijn begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.
De kinderen van Harm Smit en Jacoba Monis zijn Wolter (geboren op 5 mei 1893 in Deever), Gezina Catharina (geboren op 7 april 1895 op Kalter’n), Gerard Smit (geboren op 7 juni 1897 op Kalter’n), Jannes Smit (geboren op 17 december 1899 op Kalter’n), Geert Smit (geboren op 20 juni 1903 op Kalter’n) en Grietje Smit (geboren op 4 april 1909 op Kalter’n).

In het op vrijdag 9 juli 2021 uitgegeven papieren Magnum Opus van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever is het bericht met afbeelding in de Olde Möppeler (Möppeler Kraante) van 29 mei 1934 opgenomen op de bladzijden 113 en 114.

Afbeelding 1
Bericht in de Olde Möppeler (Möppeler Kraante) van 29 mei 1934.
Afbeelding 2
De redactie heeft bijgaande kleurenfoto gemaakt op 21 januari 2016.
De tekst op de zichtbare plaat van het monument luidt:
Boschbazen
Marten Wouwenaar 1854 – 1894
Harm Smit 1900 – 1934
Wolter Smit 1934 – 1964
Wolter Douwsma 1964 – 1988

Afbeelding 3
In de Provinciale Drentsche en Asser Courant van 28 mei 1934 verscheen ook een kort bericht over de pensionering van boschbaas Harm Smit. Hef Coba Monis ut oorieser op ? Voor dit bericht is een andere foto gebruikt dan de foto in het bericht in de Olde Möppeler (Möppeler Kraante) van 29 mei 1934. Maar beide foto’s zullen wel kort na elkaar door dezelfde fotograaf zijn gemaakt.

Posted in Albertus Christiaan van Daalen, Landgoed Berkenheuvel, Monement op Baark'nheuvel | Leave a comment

De soldoat’nkaamp hef op un urn’nveld estoane

Bijgaand afgebeelde ansichtkaart van de soldatenkaamp op de Oeren tussen Kalteren en Soerte is op 20 september 1906 verstuurd aan mejuffrouw J. Bakker per adres mejuffrouw F. Molenaar in Koudum in Friesland. Het is de redactie van ut Deevers Archief niet gelukt de naam van de afzender te ontcijferen. Maar wie van de zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief kan dit wel ?
De hier afgebeelde ansichtkaart werd verkocht door bakker Marinus Dijkstra in Wapse. De foto voor deze ansichtkaart is wellicht gemaakt in 1905, toen het kamp voor de eerste keer op het heideveld met de naam de Oeren stond.
Op de ansichtkaart zijn op de achtergrond de tenten van het soldatenkamp te zien. De twee zichtbare hokjes aan de rechterkant zijn soldatenlatrines. Aan de rechterkant is ook de nationale vlag te zien.
De soldatenkamp stond op twee baargies. De op de hier afgebeelde ansichtkaart zichtbare saandweg liep tussen de twee baargies door en werd daarom Tweeënberg genoemd. Bij opgravingen bleek later dat de twee baargies een urnenveld bedekten.
De redactie verwijst voor meer informatie met name naar het bericht De soldoat’nkaamp op ut heideveld De Oer’n.


Posted in Ansigtkoate, de Kaamp op de Oeren, Tweeënberg, Wapse | Leave a comment

Ut neeje Deeverse skut an de Deeverse brogge

In de Nederlandsche Staatscourant van 4 januari 1878 verscheen de volgende wet tot onteigening van eigendommen in de gemiente Dwingel voor de bouw van een nieuwe Deeverse sluus in de Drentse Hoofdvaart.

Staatsblad nummer 221.

Wet van den 9den December 1877, tot onteigening van eigendommen in de gemeente Dwingelo, ten behoeve van den bouw eener nieuwe sluis op de Drentsche Hoofdvaart.

Wij Willem III, bij de gratie Gods, koning der Nederlanden, prins van Oranje-Nassau, groot-hertog van Luxemburg, enzovoort, enzovoort, enzovoort.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut ! doen te weten:
Alzoo wij in overweging genomen hebben, dat het maken van eene nieuwe sluis op de Drentsche Hoofdvaart, ter vervanging van de bestaande Dieversluis, in het algemeen belang noodig is;
Gelet op de wet van 28 augustus 1851 (Staatsblad nummer 125);
Zoo is het, dat wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk wij goedvinden en verstaan bij deze:
Eenig artikel.
Wij verklaren, dat het algemeen nut de onteigening vordert, ten name van den Staat, van eigendommen in de gemeente Dwingelo, benoodigd voor het maken eener afsnijding in de Drentsche Hoofdvaart, ten einde eene nieuwe sluis op die vaart ter vervanging van de bestaande Dieversluis te bouwen.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, collegien en ambtenaren, wiens zulks aangaat, aan de naauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te ’s Gravenhage, den 9den december 1877.
Willem.
De minister van waterstaat, handel en nijverheid, Tak van Poortvliet.
Uitgegeven den vier en twintigsten december 1877.
De minister van justitie, H.J. Smidt.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Willem is koning Willem III.
In de tekst van de wet is Dwingel gelukkig in het Nederlands geschreven zoals het hoort: Dwingelo. En niet zoals het niet hoort: Dwingeloo.
Het oude Deeverse skut lag dichter an de Deeverse brogge dan het nieuw te bouwen Deeverse skut. Het nieuwe Deeverse skut is in 1879-1880 gebouwd. Op de afbeeldingen van een detail van topografische kaarten is de situatie an de Deeverse brogge voor en na de bouw van het nieuwe Deeverse skut te zien, alsmede de situatie in 2020.
De redactie heeft eveneens uitgezocht van wie in 1877 een stuk grond werd onteigend in het belang van het algemeen, maar kon zo gauw het betreffende documentje niet vinden. De redactie moet dat documentje te zijn er tijd nog toevoegen.

Afbeelding 1

Afbeelding 2
Situatie an de Deeverse brogge met de oude schutsluis vlak bij de brug in 1878.

Afbeelding 3
Situatie an de Deeverse brogge met de nieuwe schutsluis in 1880

Afbeelding 4
Situatie an de Deeverse brogge met de schutsluis en de jachthaven (blijkbaar geen passantenhaven) in 2020.

Posted in An de Deeverbrogge, Deeverse sluus | Leave a comment

Ut skiere waètervaarfskildereegie ‘Bee Woater’n’

De redactie van ut Deevers Archief toont bijzonder graag getekende en geschilderde objecten uut de gemiente Deever aan de zeer gewaardeerde trouwe bezoekers van ut Deevers Archief. Hoe meer afbeeldingen van tekeningen, schilderijen, etsen, enzovoort kunnen worden getoond, hoe liever het de redactie is. Kunstwerken zijn zeer zeker ook kleine vaak kleurrijke fragmentjes uit het verleden in de gemiente Deever.

De redactie verzocht kunstenares mevrouw Trijntje Muys een afbeelding van haar prachtige aquarel met de naam ‘Bij Wateren’ te mogen tonen in ut Deevers Archief. Zij gaf daar toestemming voor. De redactie is haar bijzonder erkentelijk voor deze toestemming. De redactie ontving de volgende zeer gewaardeerde reactie van haar.

Ik vind het prima een afbeelding van mijn aquarel ‘Bij Wateren’ in het Dievers Archief te tonen. Al fietsend vanaf het bezoekerscentrum in Terwisscha in de richting van mijn huis in Dwingeloo kwam ik de plek tegen. Wat mij trof was de waterpartij die langs het fietspad stroomde. Dat water kwam tenslotte in een groot ven/plas terecht. Dat was ongeveer bij fietsknooppunt nummer 61. Afgelopen zomer 2021 ben ik nog eens langs die plek gefietst.
Vanuit een laag standpunt nam ik enkele foto’s en thuis heb ik het aquarel geschilderd.  Dit schilderij heb ik in 2019 geschilderd en ook verkocht. De lijst is 30 centimeters breed en 60 centimeters hoog.
Van onderwerpen in het Drents-Friese Wold heb ik vaker aquarellen geschilderd, maar dan is niet specifiek te zien waar dat is, bijvoorbeeld een bos of een zandpartij.

De kunstenares woont en schildert in Dwingel, an de aandere kaante van de Voat. Zij heeft een mooie overzichtelijke eigen webstee Trijntje Muys.

Afbeelding 1
Kunstenares Trijntje Muys schilderde het aquarel ‘Bij Wateren’, in 2019.

Afbeelding 2
Kaart met fietsknooppunt 61 vlak bij de Drents-Friese grens.

Posted in Aquarelle, Kuunst, Skildereeje | Leave a comment

Un joar rond in ut kaamp ‘de Eikenhorst’ an de Gowe

De heer Frans Bakkers stuurde op 2 januari 2022 zijn verhaal over zijn verblijf van een jaar in de periode augustus 1965 tot juli 1966 in jongenskamp ‘de Eikenhorst’ an de Gowe naar de redactie van ut Deevers Archief. Het is de eerste keer dat in ut Deevers Archief zo’n uitgebreide en gedetailleerde verhaal is opgenomen. De redactie is de heer Frans Bakkers bijzonder erkentelijk voor het mogen publiceren van zijn ‘boekje’. 

Thuis
Zesde klas lagere school, een saaie tijd. Streng, geen vrijheid; terwijl je toch al twaalf jaar bent. De tandartsbus voor het schoolgebouw, elke dag dat hij aanwezig was moest je over de elektriciteitskabels stappen, die er voor zorgden dat er geboord kon worden. Volgens mij vooral door pas afgestudeerden. Gezien de status van mijn huidige tanden, met onder meer tien kronen, meen ik hierover mee te kunnen praten en zelfs een oordeel te kunnen vellen. Gymnastiek bestond uit het gooien met een tennisbal, de meester deed zelf mee en kon gruwelijk hard gooien. Nog steeds ben ik er van overtuigd dat hij deze les gebruikte om ons de oren te wassen. Het spel bestond er uit om met twee personen mensen af te gooien, degene die af waren gingen de gooiers helpen, enzovoort. Die meester tevens hoofdmeester had er dus een sadistisch genoegen in om iemand dat te laten voelen. Dat laten voelen paste hij ook bij het volgende toe. Als je iets had gedaan moest je op je knieën zitten en hij sloeg je dan onverwachts keihard van achteren tegen je oren, of de zijkant van je gezicht. Het was een grote kaarsrechte man met een streng uiterlijk. Hij was onberispelijk gekleed in een grijs pak. Hij articuleerde scherp en had een messcherpe scheiding in zijn eveneens grijze haar. De naam van de school: Sint Jozef.

Het is 1965, we woonden in een klein provinciedorpje, met in de buurt een “modern” winkelcentrum. De huizen noemde men Zweedse bungalows en stonden op ruime kavels met veel plantsoenen er omheen. Vaak afgescheiden door groene ijzeren buizen met betonnen paaltjes. De woningen waren huurhuizen en eigendom van Philips, zoals bijna alles in die tijd. Ze waren vooral klein, maar dat wende, en gehorig, dat wende nooit. Zeker niet als je net als ik sliep in de kamer die grensde aan het huis van de buren. Deze buren hadden een van de eerste stereo-installaties. Enkelsteens muren tussen twee huizen, de rest was van hout. In de zomer te warm, in de winter te koud. Tot mijn zesde jaar had ik ergens anders gewoond. Het was nog steeds wennen. Vader werkte bij Philips en moeder thuis. Mijn broer was vijf jaar jonger en dus niet direct speelkameraad. Weinig vrienden, weinig speelmogelijkheden, geen speelterrein en op het grasveld mocht je niet komen. Geen andere mogelijkheden in de buurt, alleen de smalle gangen tussen de huizen bij de achtertuinen en de rijk beplante plantsoenen.
Cowboy spelen met een zo echt mogelijk holster en idem revolver. Soms zelfs een hoed en een vestje met franjes. De tv gaf cowboyfilms en Ivanhoe, toen James Bond nog ridder was. Niet te vergeten Pipo de Clown en de Verrekijker, een soort jeugdjournaal, maar dan niet actueel. Verder was ik lid van de welpen op zaterdagmiddag, in korte manchesterbroek, prikkende groene trui, afgemaakt met lange wollen sokken en een groen petje. Langzaam opgeklommen tot gids van het grijze nest. Toch wel leuke middagen gehad onder leiding van de akela en haar helpsters.

Thuis was het zwaar, moeder was veel ziek en in ziekenhuizen. Weinig sfeer, gezelligheid en warmte. Geen genegenheid, wel ziekenbezoek en gezinsverzorgsters. ’s Morgens, ‘s middags en vroeg in de avond gezinsverzorgster. Geen moeder zelfs geen surrogaat moeder, soms waren ze leuk, maar meestal niet. Daarna naar het ziekenhuis achter op de brommer. Sfeerloze, witte, steriele, massale ziekenhuiszalen. Steeds maar weer, gedurende lange perioden in elk jaargetijde. Voor iedereen verschrikkelijk moeilijk. Op de eerste plaats natuurlijk voor mijn moeder. In die tijd moet de basis zijn gelegd voor de enorme hekel aan dat soort instellingen en aan het moeten van dergelijke verplichte bezoeken. Mijn pleegvader deed zijn best, maar kon nooit echte genegenheid voor mij opbrengen. Dat hij mijn pleegvader was en niet mijn natuurlijke vader vernam ik pas op vijfentwintigjarige leeftijd en dat was van een kant een pijnlijk moment, maar toch ook een niet onbegrijpelijke onthulling.

Augustus
Niet warm en niet koud met volop groen in het Drentse bos. De zon scheen niet en het was somber, eigenlijk te somber voor zo’ n toch al moeilijke dag. Juist dan is het haast onmogelijk de toekomst positief te zien. Toch zou dit de plek zijn waar ik de komende twaalf maanden zou wonen. Internaat de “Eikenhorst” te Geeuwenbrug. Sinds 1946 een internaat voor jongens in de leeftijd van tien tot veertien jaar. We waren vroeg vertrokken uit Brabant met de trein van Eindhoven naar Meppel, vandaar met de bus langs de Drentse hoofdvaart naar de eindbestemming. Tijdens deze busrit ontmoette ik de eerste groepsgenoot; Rob Malta een lange blonde jongen uit Schiedam. Hij was ook nieuw en voor het eerst op weg naar een plek die hij nog nooit gezien had. Na een korte ontvangst in het staflokaal werden we voorgesteld aan onze gidsen. Humprey, de jongen die mij rondleidde, was gek op de natuur. De nieuwsgierige vragen die ik stelde werden nauwelijks beantwoord. Hij had alleen oog voor de vrije middag die hij in deze functie cadeau kreeg. Terwijl ik wilde weten wat me te wachten stond. Wat wel en wat niet mocht. Vooral het dagelijkse leven, dat had mijn belangstelling. Zodoende verbleef ik een lange middag wanhopig in een onbekend en donker bos.

Tegen etenstijd kwamen we terug. Mijn ouders waren inmiddels vertrokken. Achteraf logisch, gezien de reisafstand van Drente naar Brabant, maar op dat moment pijnlijk zwaar. Ik was twaalf jaar en had nauwelijks iets gezien van Nederland. De dagen die ik niet bij mijn ouders had doorgebracht waren op twee handen te tellen. Nimmer had ik op één dag zover gereisd. Dus kwam Drente hard aan.” Het zal goed zijn tegen de migraine“, had de specialist gezegd…, ” en hij zal daarna de wereld beter aankunnen !”

Voordat we naar de etenszaal gingen moesten we onze handen wassen, aldus mijn gids. Via een halletje bereikten we de slaapbarak, die zijn naam eer aan deed. Zestien bedden op een zaal, ‘n geboende oude houten vloer, zes wastafels, twee toiletten, twee kamers voor de leiding en een groepslokaal met duivenkooi en ‘n oude oliekachel. Naast elk bed stond een kast voor al je spullen. Het zag er wel allemaal netjes uit, maar de privacy was voorbij. De bel klonk en via een grindpad ging het licht opwaarts naar de eetzaal. Ongeveer honderd en vijftig meter lopen en dat voortaan elke dag drie keer. Nog vaker zou ik de bel horen die luidde bij aanvang van de etenstijden, schoollessen, eigenlijk bij het begin en einde van alle activiteiten. Over het hele kampterrein klonk zijn geluid, hij gaf het levensritme aan van het internaatleven. Het was een zware koperen klok van ongeveer vijftig centimeter hoogte; opgehangen aan een dikke balk. Het luiden van de klok op momenten dat dit niet de bedoeling was betekende ‘n fikse straf. Wat een verschil tussen het hier en thuis gaan eten. Het was in ieder geval niet ongezellig. De directeur heette ons vriendelijk welkom en er waren veel starende blikken. Een rood vlaggetje moest geprikt worden op de plaats waar je vandaan kwam. Daartoe was ‘Nederland’ op zachtboard vervaardigd en aan de muur gehangen. Mijn woonplaats was Veldhoven. Een snelle blik leerde dat Amsterdam rood zag van de vlaggetjes. Rotterdam was tweede, de rest redelijk verspreid: Boskoop, Maastricht, Veendam, Den Haag, Haarlem, Utrecht, Den Bosch, enzovoort. Een van de leiders gaf de mogelijkheid aan tot gebed voor de gelovigen onder ons. Aan elke tafel zaten 8 jongens en een leider of leidster. Iedereen was hulpvaardig en het werd duidelijk dat hier met mes en vork werd gegeten. De tafel was goed gevuld en de mededeling dat we de beste kok van Nederland hadden klonk ongeloofwaardig, maar wel zeer positief ! Eten werd scheuren genoemd en had betrekking op de snelheid, maar wel met mes en vork.

De avond kende geen programma en werd daarom gevuld met het rondhangen door kleine groepjes in en rondom de barak. De bosgids beschouwde zijn werk als afgedaan. Sterker nog hij begon zonder opgaaf van reden te vechten met mij. Dit terwijl de eerste gevoelens van heimwee opkwamen tegelijkertijd met het vallen van de avond. De groepsgenoot was sterker, had meer ervaring, geen beginnersangst en was gespierd door het buitenleven. Geen echte tranen, maar wel natte ogen en gevoelens van onmacht. Er waren minstens tien getuigen en veel gezichtsverlies. Ook dat was wennen. Nooit meer echt alleen. De groepsleider met baard en alles, zoals het in die tijd hoorde, gaf het sein om naar bed te gaan. Het bleek dat hij geen gezag had. Na veel gerotzooi en onduidelijke instructies lag iedereen om half tien in bed.

Gepraat, gefluister, onrust, zestien jongens in één ruimte, dat was nieuw. Jongens in de leeftijd van tien tot veertien jaar, die allemaal van huis weg waren, om gezondheidsredenen, huiselijke omstandigheden, gezinsproblemen , enzovoort.
Mensen die de wereld wilden ontdekken, maar die ook nog de warmte en vertrouwdheid van een gezin nodig hadden. Zo’n eerste dag met zoveel indrukken en gevoelens, wreed verstoort doordat plotseling het licht aanging en de directeur met enkele leiders binnenkwam. Iedereen voor de bedden, half slaperig en angstig.
Het bleek dat twee jongens die dag buiten het terrein waren geweest en wel zonder toestemming. Beide boosdoeners kregen een behoorlijk pak slaag op hun achterste en daarna keerde de rust weer terug. De directeur was een man om niet mee te spotten, hij zag er indrukwekkend streng uit met zijn kalende hoofd en de lange geplakte haren. Ook zijn scherpe raspende stem dwong respect af. Voor mij weer een negatieve ervaring. Er was zoveel te verwerken in korte tijd.

De weken die volgden vlogen razendsnel voorbij. Ik had weinig tijd om aan huis te denken of aan wat dan ook. Het leven werd bepaald door schema’s. Natuurlijk het lesrooster, maar ook corvee en avond- en weekendprogramma’s. In totaal waren er vier groepen: Klondike, Transvaal, Peru en Alaska. De groep waartoe ik behoorde was Alaska. Deze goudlanden waren de basis van dit internaatleven. Elke groep bestond uit 16 jongens en twee leiders(sters). Daarnaast een directeur en een adjunct-directeur, administratie, kok, leraren en enkele stafmedewerkers. Samen ongeveer 80 personen; te klein voor een dorp, te groot voor een gezin. Een bijzondere gemeenschap, met talrijke verschillen op velerlei gebied.

Alle gebouwen bestonden grotendeels uit hout en hadden geen verdieping. Rondom bomen, struiken en grindpaden. De barakken dateerden uit de Tweede Wereldoorlog en deden toen dienst als werkkamp voor de Duitse Arbeidsdienst. Er verbleven toen mensen die moesten helpen met het graven van tankgrachten. Na de oorlog werd het een internaat. Aanvankelijk heette het ’t Kamp Geeuwenbrug’. Een commandant en een adjudant drilden destijds de jongens. Er was een minimum aan sanitaire voorzieningen. ‘s Morgens werd de vlag gehesen en was er appèl. Dat was nu gelukkig verleden tijd.

De schoollessen bestonden uit taal, rekenen, aardrijkskunde, biologie en geschiedenis, maar ook veel sport en handenarbeid. Met op woensdagmiddagmiddag hobbyactiviteiten en op zaterdagmorgen groot corvee. De zaterdag- en zondagmiddag waren vrij en werden al dan niet ingevuld door de leiding. De zondagmorgen was bestemd voor kerkbezoek, behalve voor de buitenkerkelijken. Wat deze laatste categorie op zondagmorgen deed is voor mij onduidelijk gebleven. Ze mochten wel op basis van vrijwilligheid mee, wat regelmatig gebeurde. De belangrijkste herinnering die ik hieraan heb is dat we met de bus gingen, wat een behoorlijk feest was. Met z’n allen achterin werd het een wekelijks uitje en weer even contact met de buitenwereld. Wel allemaal in het netste pak met stropdas. Het was toegestaan om van hervormd naar katholiek te gaan en andersom.

De sportlessen werden gegeven door een zekere mijnheer Plantinga, altijd in sportkleren met een te strakke trainingsbroek. Wij waren altijd in shirt en korte broek, vanwege het ontbreken van trainingspakken. Dikwijls gingen we hardlopen en Plantinga manifesteerde zich steeds als een macho. Toen heette dat nog gewoon stoer. Hij was een uitstekend schaatser en hield veel van een soort slagbal. Een gymzaal hadden we niet, zodat we onder alle weersomstandigheden buiten gingen sporten. Dat in combinatie met die korte broek en shirt betekende nogal eens kou leiden. Plantinga was tevens EHBO’er, wat inhield dat hij elke avond van zes tot zeven uur een soort spreekuur hield. Een compleet ingerichte ruimte deed dienst als eerste hulp kamer. Of het nu ging om kleine wondjes, flinke kneuzingen of tranende ogen. Je kon elke avond terecht. Het was er steeds druk.

Langzaam maar zeker kreeg zelfs dit leven regelmaat. Er was sprake van een bepaalde routine. Midden augustus werden we wakker gemaakt met een soort country & westernmuziek. Dit muziek klond door een luidspreker die in de slaapzaal hing en verbonden was met de pick-up op de aangrenzende kamer van de groepsleider. Het bleek achteraf zijn favoriete muziek van de tv-serie ‘Rawhide’. Enige tijd daarna maakte de eigenlijke leider van de groep Alaska zijn entree. De eerder beschreven baard bleek een invalleider te zijn in verband met de vakantie van mijnheer Blikman. Alle leiding werd overigens met mijnheer of juffrouw aangesproken. Mijnheer Blikman kwam met de nieuwelingen kennismaken en vervolgens maakte hij een ronde langs alle bedden. Uit zijn manier van doen en de reacties daarop door de jongens maakte ik op dat het hier ging om een zeer gevierd leider. Hij was groot, had een rechthoekig gezicht met bril, flaporen en een sympathieke grijns. Achterover gekamd, golvend haar. In de praktijk bleek die populariteit ook direct, omdat hij aankondigde dat we met de groep een lang weekend zouden gaan kamperen in de buurt van zijn woonplaats Nijverdal. Dit zou nog in augustus gaan gebeuren. Verder hing hij dezelfde dag een compleet weekprogramma vol met originele en aansprekende activiteiten op. De les die ik toen leerde was dat de mate van inzet door de leiding bepalend was voor het aantal georganiseerde activiteiten.

We zouden met tenten gaan en natuurlijk waren slaapzakken en zaklantaarns gewenst. Bellen met thuis had succes en de spullen werden per post verzonden. Blikman was initiator, organisator, eerlijk en duidelijk. Hij was de rechtvaardige scheidsrechter tussen goed en kwaad. En hij was al vijfendertig jaar, een groot voordeel bij die jongens in die situatie. Ook was hij bijzonder in de ogen van de jongens, want hij had een knappe verloofde van 19 jaar. Blikman gaf houvast en zekerheid en was inderdaad ’n soort vaderfiguur. Met hem liep alles beter. De een heeft het en de ander niet. Hij had het dus wel. Het kampeerweekend verliep sfeervol met als hoogtepunt een pannenkoek eetwedstrijd gewonnen door René uit Rotterdam. Hij presteerde het om na tien pannenkoeken te gaan kotsen en vervolgens er nog acht in zijn mond te proppen. Na dit uitstapje leek de groep als team gegroeid, de grote verscheidenheid werd een eenheid. Hier lag het bewijs dat het grote geheel meer is dan de afzonderlijke delen. Dat voelde toen al zo. De assistente van Blikman was juffrouw Kievit, zij had ‘n scherp getekend gezicht met spitse neus en kort donker haar. Zij was er gewoon altijd en gaf alle jongens een nachtzoen, elke avond maal zestien. Een toch serieuze prestatie. Vaak las zij voor uit boekjes van Pietje Bel, in die tijd zeer populair en voor ons soort jongens tamelijk slecht inspirerende lectuur. Zij was niet onze moeder maar vulde wel Blikman aan.

De normale schoolweken waren duidelijk anders dan thuis. ‘s Morgens les van 9.00 uur tot 10.30 uur, dan pauze met warme chocolademelk en vel. Daarna les tot 12.00 uur en elke middag anderhalf uur sport of handenarbeid, met vervolgens nog eens anderhalf uur les. Er waren vier leergroepen op de volgende niveaus: lagere technische school, lagere school, middelbaar technisch en mulo/hbs niveau. Ik was ingedeeld in deze laatste groep en kreeg bijvoorbeeld Franse taal als extra les. Met deze leergroepen volgden we ook de lessen sport- en handenarbeid. Ik heb altijd veel gehad aan deze manier van schoolvorming.

De leraren waren over het algemeen inspiratievolle mensen. Bijvoorbeeld Robert Mulder, leraar Nederlands, dienstweigeraar en fervent aanhanger en secretaris van de provobeweging. We hebben het tenslotte over de jaren zestig. Om precies te zijn augustus 1965. Niet dat men zomaar zijn ideeën kon botvieren op alles en iedereen. Dat zeker niet, maar wel werd je als twaalfjarige geconfronteerd met allerlei stromingen in de samenleving. Blikman behoorde bijvoorbeeld niet tot de progressieve beweging, nee eerder tot de conservatieve. Juist die mengelmoes maakte het interessant en levendig. We konden en mochten overal aan proeven, nou ja bijna overal.

Verschillende leraren waren lid van een toneelgezelschap uit Diever, dat onder meer jaarlijks stukken opvoerde van Shakespeare in het openluchttheater, ongeveer twee kilometer ten noorden van Diever. Hun talent kwam natuurlijk prima van pas bij de activiteiten in het internaat, zoals het cabaret, dat enkele malen per jaar werd gehouden. Het moet gezegd worden dat de creativiteit altijd en overal aanwezig was. Indrukwekkend vonden we het, want thuis kwam je nauwelijks met dergelijke dingen in aanraking en hier gebeurde van alles in ruime mate. We werden in gunstige zin beïnvloed door deze kunstzinnige initiatieven.

Zoals ik al aanhaalde waren de groepen genoemd naar enkele goudlanden. Dit hield verband met het goudzoekersspel, wat een rode draad vormde in het internaatleven en de filosofie die er achter stak. Het kwam er op neer dat er verschillende ‘rangen’ waren, zoals nieuweling, delver en goudzoeker. Deze rangen moest je verdienen door allerlei opdrachten te vervullen, bijvoorbeeld het helpen van de kok gedurende een week. Je hoefde dan niet naar school. Of het leiden van de groep, het organiseren van een spelavond, het leren van de geschiedenis van het Huis van Oranje, goede resultaten op school, enzovoort.
Zodra je voldeed aan de eisen van de opdracht, dan werd dit aangetekend op een daarvoor bestemde kaart. Als alle opdrachten vervuld waren, dan kwam je in aanmerking voor een hogere plaats in de rangorde. Elke maand waren er vergaderingen van de diverse rangen. Dus alle delvers samen, alle goudzoekers, enzovoort.
De privileges stegen naarmate men hoger op de ladder kwam. Een goudzoeker mocht dan ook eventueel alleen op stap, vergaderde in het staflokaal met koffie en koek en had een bepaald aanzien. Het systeem had vele nadelen, maar gaf toch ook duidelijkheid en zekerheid en het gevoel dat je ergens bij hoorde. De grove planning was dat een jongen na ongeveer tien maanden doordrong tot het goudzoekersgilde, het hoogst haalbare. Ik behaalde deze rang na vier maanden en dat was eigenlijk niet de bedoeling. Het had te maken met mijn onovertroffen inzet om iets met vastbijtende wilskracht te willen halen . Soms biedt dat voordelen, maar het heeft ook negatieve gevolgen, heb ik in mijn latere leven ontdekt.
Alsof het niet genoeg was, werd ik tevens benoemd tot secretaris van de goudzoekersraad, secretaris van de groepsraad en van de kampraad. Deze titels gaven aanzien en zelfvertrouwen en dat kon ik erg goed gebruiken.
Overigens werd het hele systeem, nadat ik er ongeveer negen maanden verbleef, afgeschaft. Ik vond dat jammer. Laten we echter niet vergeten dat het de tijd was van democratisering op alle fronten, met vrijheid en blijheid. Pacifisme, provo, kabouters en alternatieven. Rolling Stones, Supremes, Beatles, wierook en het begin van de lange haren. Daarin paste het rangenstelsel niet meer. Toch van een kant jammer. Ik was leergierig, ’n redelijk sporter, behoorlijk creatief en meestal positief. De migraine verdween en ik kon het leven aan. Mijn postuur was tenger, maar ik at erg goed.

Alaska
Onze groep Alaska was een goede groep met zoals gezegd uitstekende leiding. We waren geen topper op één terrein, maar er was een goed evenwicht op allerlei gebieden. Een balans tussen sport, spel, inzet, intelligentie en sociaal vermogen. Zoals bij elke groep was er sprake van chauvinisme. De groepskleur was rood, met een harde kern van Amsterdammers: Wout, was aardig en had een broertje in de groep Klondike en zij hadden een vervelend leven achter de rug, Harm, was de oudste, de grootste en de sterkste, Willem was de natuurlijk leider in de groep en tevens voorzitter van de groepsraad, Cor had een zenuwtrek, was stevig gebouwd en was soms behoorlijk lastig. Verder René uit Rotterdam, lefgozer grote mond en klein hart, Herman Kreft uit Utrecht, Marius uit Son, was lomp, gezet, groot en snurkte. Tevens was hij mijn buurman en reisgenoot. Albert uit Maastricht, had een Italiaans temperament, Wim Paling uit Boskoop, Martin uit Den Bosch had een felle babbel, Rob uit Schiedam was technisch, meestal rustig en mijn andere buurman. Over Humprey uit Den Haag is genoeg gezegd en Henk uit Haarlem was brutaal en gek op paarden. De problemen kende je meestal niet, er werd nauwelijks over gesproken. Toch was het duidelijk dat de meesten een erg beroerde tijd achter de rug hadden en sommigen nog een zwaar leven voor de boeg. De rest van de namen is me ontschoten na al die jaren. De gezichten niet, die staan me nog helder voor de geest. Het waren meer dan zestien gezichten, want het was een komen en gaan. Elke twee maanden kwamen nieuwe jongens en gingen jongens weg. Meestal tot groot verdriet, maar soms tot enorme vreugde.
Nieuwelingen werden vrij snel opgenomen in de groepssfeer, maar het duurde wel even voordat je echt werd geaccepteerd. Men paste zich ook snel aan, aangezien dat de beste manier was om te overleven. Als groep was je sterk op elkaar aangewezen.

Neem alleen het vierwekelijks terugkerende corvee: een week lang met je groep drie keer per dag de afwas doen , af- en opruimen, de eetzaal schoonmaken, tafels dekken …… Dat alles voor tachtig personen. Daar kwam nauwelijks leiding aan te pas, iemand die niet wilde werd door de groep direct gecorrigeerd. Er was wel altijd competitie en strijd. Wie is het eerste klaar, wie is het snelste klaar, wie is de beste!
Elke zaterdagmorgen was het groot corvee. Afwisselend moest je buitenwerk doen, zoals harken, schoffelen en vegen. Of binnenwerk, zoals vloeren boenwassen, dweilen, toiletten een grote beurt geven, gemeenschappelijke ruimten schoonmaken. Rond de middag kwam dan de directeur controleren, ja inderdaad net als in militaire dienst, met een witte handschoen. Meestal was het goed, want niet goed betekende dat je ‘s middags nog een tijd bezig was. En de vrije zaterdagmiddag was populair. Ook werden enkele kippen gehouden en de eerder beschreven duiven. Dat alles moest schoon, gevoed en onderhouden worden. Het werd een prestigeslag wie het eerste klaar was. Vaak hielp men dan de anderen.
Erg gewild was het schoonmaken van het staflokaal, omdat daar een radio stond en daar volop koffie en koek te verkrijgen was. In de keuken kon je in de stille uren eieren bakken van de eigen kippen, althans als het je beurt was om een ei te krijgen. Toen een bijzondere traktatie. Het scheppen van sfeer was een belangrijke taak, die voor iedereen was weggelegd.
De radio leverde ons: The Stones met Route 66 en Cuby and the Blizzards met Groeten uit Grollo, The Beatles met Michelle rn No Reply, ………..
Buiten de genoemde schema’s was er nog het dagelijkse corvee, bedden dekken, toiletten schoonmaken, dweilen, wastafels uitdoen, zaal vegen. Kortom werkzaamheden die thuis bijna allemaal voor je gedaan werden. Hier was geen moeder en zeker geen huishoudster. Nog ruik ik de boenwas en voel ik de zwaar gesteven lakens. Het zal niemand verwonderen dat dit verleden van invloed is geweest op mijn verdere leven en zelfs een zware stempel daarop heeft gedrukt.

Op het kampterrein, we spraken altijd over ‘het kamp’ en nooit over het internaat, stond in de buurt van de eetzaal en het staflokaal een mini dierendorp met een groot aantal konijnen en marmotten. Dit dorpje was persoonlijk gebouwd door de zogeheten buitendienstmedewerker. Iemand die op klompen liep en een altijd gezond uitziend roodbruin gezicht had, wat wel alles te maken had met het feit dat hij meestal buiten was. Hij was de klusjesman, reservekok, hulpkok, schilder plantsoenbeheerder en nog ontelbare functies meer. Tevens was hij een echte Drent en nauwelijks te verstaan. Zijn woning lag vlak bij het kampterrein. Ik geloof dat hij ook nog gedeeltelijk boer was. Op grindpaden is elke stap duidelijk hoorbaar, maar hem hoorde je op zijn klompen al van kilometers ver aankomen. Aangezien hij tevens soms boeman was, was dat handig en konden we ons snel uit de voeten maken. We bezaten een sportveld, enkele klimrekken, een fraai dalletje en in het midden van het terrein een onduidelijk watertje, ex-visvijver, waarin allerlei vreemde troep dreef. Soms werd dit vijvertje nog nuttig gebruikt, maar daarover later meer.

Eenmaal per week moesten we onze vuile was en lakens inleveren. Tevens was er dan gelegenheid om bij de beheerder van het waslokaal een beperkt bedrag te besteden aan snoep. Dat deed iedereen, zakken vol, maar voor het einde van de middag was alles weer op. Tijdens de avonden was er geen snoep of andere etenswaren. Bij uitzondering kregen we aanmaaklimonade en een koekje. Een redelijk sober leven, zeker in vergelijking met tegenwoordig. Dus was snoep een hoog goed en na verlofperioden of met verjaardagen werden grote hoeveelheden verzameld. Echter bij dergelijke groepen is het onmogelijk om alleen te gaan zitten snoepen, of snoep te bewaren. De enkeling die dat wel eens probeerde vond de volgende dag een lege kast. Dit terwijl op elke kast een slot zat.
Wekelijks was er een verplichte douchebeurt. Ik geloof dat er acht douches waren, elke douche was in een aparte ruimte. Na enkele minuten kwam de sportleraar met de shampoo, die hij persoonlijk op je hoofd deed. Deze shampoo prikte direct hevig in je ogen. Deze kwaliteit ben ik nooit meer tegengekomen. Vervolgens moesten we ons afdrogen en met alleen een handdoek en in de pyama naar buiten en dan zo’n vijftig meter naar het groepsgebouw rennen. Dat alles deden we bij elk weertype. Ons gebouw lag gelukkig dicht bij de douches, maar de jongens van Klondike moesten een afstand van honderd en vijftig meter overbruggen.
Dezelfde douches dienden tevens als decor voor het maandelijkse waterballet. Je mocht dan met de groep zoveel met water spatten als je zelf wilde. Onder meer kon we een waterslang gebruiken. Badkleding was verplicht. De leiding deed niet mee, maar hield op afstand een oogje in het zeil. Wel moesten we zelf alle troep opruimen, wat langer duurde dan de troep maken. Tijdens zo’n waterballet werden nogal wat rekeningen vereffend, zonder dat het echte vechtpartijen werden of dat het uitmondde in grove pesterijen. Achteraf is me dat erg meegevallen, want bij een grote groep jongeren in die leeftijd met die achtergronden zou je toch regelmatig explosies van agressiviteit verwachten. Desnoods tussen de groepen, maar dat gebeurde niet. Hoogstens een uit de hand gelopen sneeuwballenoorlog tussen twee groepen, die toevallig elkaar midden in het bos tegenkwamen. En dan waren het vooral de leiders die ruzie kregen.

Zoals gezegd de zaterdagmiddag was een groot goed en vaak werden prettige activiteiten georganiseerd. Vooral in groepsverband, maar ook voor alle groepen tegelijk. Zo kan ik me levend Stratego herinneren, een spel waarbij je steeds een kaartje kreeg met een rang erop. Terwijl elke groep een vlag verborgen had, precies zoals in het bestaande Stratego-spel. Het bosterrein op enkele minuten lopen leverde alle voorwaarden voor een geslaagd buitenspel. Er waren zandverstuivingen, vele soorten bomen, behoorlijk wat sloten en afwisselende begroeiing. Natuur in overvloed. Echt bewust realiseerde je dat niet op die leeftijd. De jongens uit het westen, met name uit de randstad wat meer dan de anderen. De filosofie is achteraf scherp zichtbaar: veel bezighouden betekent weinig problemen. Laat jongeren niet zomaar lanterfanten, maar organiseer dingen voor ze, geef enige leiding en sturing. Vele speurtochten werden gemaakt, het oneindige bos met prachtige vennen werd stukje voor stukje ontdekt. Nooit helemaal, daarvoor was het te groot en wij nog te klein. Daardoor bestond een zekere spanning met steeds weer een nieuw avontuur.

Simpele activiteiten zoals bramen plukken hadden altijd iets speciaals. Er waren altijd vrienden en groepsgenoten die zin hadden om zoiets te ondernemen. Bramen hadden extra voordelen. Je kon ze namelijk opeten. Of je kon bijzonder lekkere bramenjam maken. Het recept van de kok luidde: bramen met suiker en koffiemelk koken. Dezelfde avond werd dan uitgebreid jam gegeten door het hele kamp.

Een rare ervaring hield verband met een natuurwandeltocht. Op een middag maakten we een lange wandeling door zeer dichte bossen van de boswachterij Smilde. Natuurlijk met een leider. Ik geloof zelfs met een leider die in de buurt woonde. We waren nimmer zover geweest en de omgeving was voor ons totaal onbekend. Tijdens de terugtocht kwam plotsklaps een flinke mist opzetten. Zo een met minder dan vijfentwintig meter zicht. Je kon je absoluut niet meer oriënteren, zelfs de leider niet meer. Uren dwaalden we door dat enorme uitgestrekte bos. We wisten echt niet in welke richting we liepen. Er was geen enkel aanknopingspunt, zandpaden en bomen leken op elkaar. Huizen of andere bouwwerken kwam je niet tegen. De groep was doodmoe en stil. Die stilte werd nog eens versterkt door die deken van dikke mist. Stoere gesprekken waren al meer dan ‘n uur geleden verstomd. Het was uiteindelijk zichtbaar dat ook de leider niet meer wist waar we zaten. Op zo’n moment treedt er toch een soort angst op. De enkeling die er de moed inhield was van onschatbare waarde. In Nederland en zelfs in Drente verdwalen is uiteindelijk niet mogelijk. Vooral niet als in Smilde een toren staat met een fel rood licht, als waarschuwing voor vliegtuigen. Dat rode licht zagen we en binnen een uur zaten we weer in het kamp. Beter gezegd in de eetzaal, waar de andere groepen al klaar waren met eten. Diverse bezorgde gezichten ontvingen ons. Deze bezorgdheid sloeg al snel om in spottende uitdrukkingen. Achteraf kijk je op zo’n gebeurtenis terug als een sfeervol en warm gebeuren. Het zal wel te maken hebben met het feit dat je na een moeilijke of vervelende tijd dubbel geniet van de dingen. Die tv-toren, in Hoogersmilde om precies te zijn, is men in 1958 gaan bouwen om de ontvangst van de Nederlandse televisiezenders in het Noorden van het land te verbeteren. Hij is meer dan 300 meter hoog, is een bezienswaardigheid en is het baken van een wijde omgeving.

Onder de noemer warmte en sfeer viel zeker ook het bezoek bij een leider of leidster op de kamer. Ik bedoel dan de intern wonende leiding. Je kreeg dan een kop koffie en soms een sigaret. Toen was roken nog stoer en nauwelijks onverstandig. Het was overigens verboden om te roken op het kampterrein, althans voor de jongens. Het ging bij een bezoek niet alleen over deze materiële zaken, nee de persoonlijke aandacht met een gesprek onder vier ogen was van belang, Dat miste je, want daar was bijna geen tijd voor tijdens de dagelijkse gang van zaken. Je mocht dan meestal wat later naar bed. Het was de andere kant van de medaille, de ontsnapping aan het kuddedier gebeuren. Te veel was gericht op de groep, het individu telde wel, maar minder dan de groep. Dit in tegenstelling tot de huidige ik-samenleving, die schrikbarend de andere kant is opgeschoten. Er werd verteld over thuis, over normale dingen, hoe het eerst was en dat alles dan met wederzijdse inbreng.
De verhalen gingen over ouders, waar je vandaan kwam, hoe het met je ging, de toekomst, de buitenwereld. Overheersend was het gevoel van enerzijds het internaatleven en anderzijds alles wat daar buiten speelde. Hoe gelukkig we soms ook waren, er was altijd een gemis van buiten. Ouders, je eigen huis, kamer, vrienden, school, je vertrouwde omgeving.

Op het terrein aan de rand van het bos stond een levensechte Drentse boerderij, met inrichting, enkele schapen, varkens en ‘n ingebouwde bedstee. Rob Malta, René in ‘t Veen en ik hadden het idee opgepakt om daar een keer te overnachten. Wat na enig aandringen werd toegestaan. Dus togen wij op een namiddag naar de boerderij met slaapspullen, brood en drinken voor de avond en morgen. Elektriciteit of stromend water ontbrak, wel een echte waterput en een olielamp. Zoals gewoonlijk zag de boerderij er minder vriendelijk uit toen het donker werd. Het flauwe gele licht van de lamp droeg niet bij aan de feestvreugde, maar geen haar op ons hoofd die aan teruggaan dacht ! Stel je de reacties van de groep voor ! Al vrij vroeg werd de bedstee opgezocht, een schijnbaar veilige plaats. We hadden al bekeken dat we er met drie personen in konden. Midden in de nacht schrokken we wakker van een onrustig geluid. Een schuivend, schraperig lawaai. Na duizend angsten te hebben overwonnen kropen we uit de bedstee en met veel gedoe werd de olielamp aangestoken. Met enkele flinke haardpoken slopen we richting het monster. Vreemde schaduwen spookten onrustig langs de stokoude muren. Warm geurende stank van mest kwam ons tegemoet. Het bleek dat een van de varkens uit zijn hok ontsnapt was en op ontdekkingsreis was door de boerderij. Behoorlijk opgelucht gingen we weer naar bed en sliepen niet meer totdat de ochtendschemering zijn intrede deed.

Enige tijd later nam leraar Robert Mulder zijn intrek in de boerderij. Hij maakte er een sfeervolle woongelegenheid van. Er was slechts een kleine verbouwing voor nodig. Vele provoactiviteiten hebben daar het eerste licht gezien. Robert Mulder met sierlijke pijp en Bob Dylan uiterlijk, grote fan van zijn muziek en die van Joan Baez. Zij is destijds met zijn hulp naar Nederland gehaald voor een optreden. Robert was een gedreven heerschap. Tevens een goede leraar die je rustig begeleidde en stimuleerde. Hij drong je niets op, maar vertelde wel waar provo voor stond en wat pacifisme voor hem betekende. De provobeweging zette zich af tegen de gevestigde orde. Daartegenover stond het harde optreden van de politie bij zelfs de meest onschuldige ‘happenings’, zoals het uitdelen van krenten bij ‘het Lieverdje’. Dat soort politieacties deed het gezag geen goed. Het huwelijk van prinses Beatrix met prins Claus op 10 maart 1966 leidde tot ernstige incidenten door het oplaaien van anti-Duitse gevoelens. Het ging toen niet alleen meer om provo’s. Het politiebeleid door de toenmalige burgemeester van Hall werd door velen gehekeld. Sedert 1965 ontstond uit de Ban-de-bom-beweging de anti-Vietnam-stroming gericht tegen de betrokkenheid van de Amerikanen bij de oorlog in Vietnam. Ook studenten demonstreerden met als doel: maatschappelijke betrokkenheid.
De strijd voor democratisering van het wetenschappelijk onderwijs en acties tegen het kapitalisme. Provo ontwikkelde nieuwe ideeën en alternatieven, zoals het witte fietsenplan. Roel van Duyn en Rob Stolk bleken bedenkers van veel nieuwigheden. Robert Mulder was tevens principieel dienstweigeraar. Voor ons was dat alles nog onwennig. We wisten zo weinig over dat soort zaken. In de klas hield hij enkele slangen, welke soorten weet ik niet meer. Wel dat ze op zekere dag ontsnapten en dat ze verdomde giftig waren. Wij mochten in elk geval het lokaal niet binnen. Hetgeen een geluk bij een ongeluk was. Vrijheid boven onderwijs!

Met Blikman naar het dorp gaan was ook vrijheid, bijvoorbeeld naar de plaatselijke friettent. Lopend van Geeuwenbrug naar Diever binnendoor, kom je langs een hunebed. Van daar naar het dorp is het nog maar een klein stukje. Tijdens die tocht had een van de jongens een pijp bij zich en aangezien Blikman pijp rookte vroeg ik of ik die mocht stoppen met zijn tabak. Wonder boven wonder keurde hij dat goed. Binnen honderd meter werd ik ziek, misselijk en zwak en heb ik die dag geen friet gegeten. Dit tot hilariteit van de meute. We legden die vijf kilometer tussen Geeuwenbrug en Diever regelmatig te voet af. Behalve die keer dat ik de Solex voor juffrouw Kievit moest wegbrengen. Eigenlijk was het ding kapot, maar dat het de remmen betrof, merkte ik pas bij aankomst in Diever. Met gevaar voor eigen leven ben ik toen in plaats van linksaf, rechtdoor gereden. Zonder noemenswaardige schade kwam ik tot stilstand.
Het andere vervoermiddel de fiets was slechts in beperkte mate voorradig. Alleen bij uitzondering kon je daar gebruik van maken. Of dat verband hield met mogelijke weglopers heb ik nooit bevestigd gekregen. Het is trouwens de moeite waard om in deze omgeving te gaan fietsen. Enkele jaren geleden heb ik dat gedaan. Er zijn prachtige vennen en een uitgebreid fietspadennet met zeer veel afwisselende natuur. Dorpjes, zoals als Dwingeloo, Diever en Smilde zijn beslist de moeite waard. De enorme heidegebieden bij Dwingeloo bieden uitgestrekte vergezichten. Een fantastisch landschap !

Winter
Het werd vroeg koud dat jaar. Misschien was dat wel gebruikelijk in Drente, maar het leek enkele graden kouder dan thuis. De enkelvoudige wanden van de barakken zullen daaraan wel een bijdrage hebben geleverd. Het koude groepslokaal met een vaak niet of slecht functionerende oliekachel zorgde ervoor dat we graag naar de warme eetzaal gingen en het liefst zo lang mogelijk. Mijn favoriete slaapplaats, ik bezat namelijk een bed in een hoek, verloor behoorlijk aan kracht. Tegen de wand legde ik elke avond een aantal kledingstukken tegen de door de wand dringende bijtende kou. Wassen en dat soort activiteiten werd tot een minimum in tijd beperkt. Het vroor en regelmatig vielen  winterse buien met alle denkbare soorten neerslag.
In zo’n periode leer je de warmte weer waarderen en gelukkig werd juist in deze tijd van alles ondernomen. Een grote tegenvaller was het niet naar huis gaan met Sinterklaas. Dit omdat Kerstmis een hogere prioriteit kreeg en we ongeveer eenmaal per zeven weken verlof kregen. De week voor Sinterklaas mochten we niet naar de eetzaal die overigens compleet geblindeerd was. We aten dan gegeten in de groepslokalen. Allerlei geheimzinnige verhalen deden de ronde over wat zich afspeelde in die eetzaal. Geruchten werden verspreid en we begrepen dat we in elk geval toch cadeaus zouden krijgen van welke goed heiligman dan ook. Toen eindelijk de grote dag was aangebroken kreeg elke jongen vijfentwintig losse centen, die dienden als betaalmiddel voor een Vlaamse kermis. De eetzaal was prachtig verbouwd en op een onovertroffen manier versierd. Er was een boksring gemaakt, ‘n waarzegster ingeschakeld, balspelletjes, een elektronisch spel, warme hapjes, snoep, enzovoort. Kortom het was een waar feest en tot op de dag van vandaag behoort deze avond tot een van mijn mooiste herinneringen. Laat op de avond deed de duidelijk herkenbare Sinterklaas-adjunct directeur zijn intrede en de borsten van Zwarte Piet kwamen ons ook niet geheel onbekend voor. Voor iedereen hadden ze een groot pakket, wat in de meeste gevallen door thuis was aangeleverd en voor een aantal, gezien de identieke samenstelling, door het Leger des Heils. We gingen die avond tevreden en voldaan naar bed en we hadden op één avond meer gesnoept dan het laatste halfjaar bij elkaar.

Nog voor het aanstaande Kerstverlof zou een groots kerstfeest worden gevierd. Het bestond onder meer uit een speurtocht met opdrachten. In groepjes van acht personen liepen we de tocht, die gedeeltelijk door het dorp ging. Een van onze jongens voelde zich blijkbaar zo in zijn element dat hij enkele stevige vloeken uitte naar de dorpelingen. Iemand van hen moet telefoon hebben gehad, want bij terugkeer in het kamp werd hij opgevangen door onze leider de heer Blikman. Waarna hij een flink pak slaag op zijn achterste kreeg, zodanig dat hij niet meer kon zitten. Dat was erg vervelend in verband met het kerstdiner op die dag. Nog lastiger was het voor het toneelstuk waarin hij die avond een belangrijke rol speelde. Hij was de jonge Kerstman en ik de oude. In mijn tekst kwam de volgende zin voor: “Ga toch zitten jonge Kerstman.” Dat ging dus niet. Overigens het Kerstdiner was ook taboe voor hem en behoorde bij de opgelegde straf. Het was werkelijk een fantastisch diner met vele gangen en de kok was echt voortreffelijk. Er waren die avond genodigden uit het dorp. Onder meer alle notabelen, die kris kras waren geplaatst tussen de jongens. Dat vond ik moedig en het gaf de avond een extra aanzien.
De jongen die niet naar het Kerstdiner mocht heette Martin en hij werd door diverse jongens uit alle groepen rijkelijk voorzien van alle soorten voedsel. Weliswaar achteraf en niet al te warm. Het ‘aangepaste’ toneelstuk verliep uitstekend. Het was een spannende ervaring om voor veel mensen op te treden. We werden natuurlijk prima begeleid door de Shakespeare experts.
Daarna zagen we nog maar naar één ding uit en dat was de tiendaagse kerstvakantie. Elke dag, elk uur werd afgeteld. Met verlof gaan was een grootse gebeurtenis, maar dit was de ultieme belevenis voor elk kamplid. Het vertrek was altijd zeer vroeg in de ochtend, omstreeks zes uur. We moesten dan om half zes uit bed en kregen driehoekig gesmeerde boterhammen in het eigen groepslokaal. Er heerste een nerveuze reisstemming. Iedereen in het nette pak en gepakt en gezakt de bus in. Het had gevroren en er was ijzel gevallen. Vele bezorgde gezichten. Er was een soort sfeer van: zouden we het wel halen, komen we wel thuis? In tegenstelling tot andere keren daalde plotsklaps een gevoel van somberheid op ons neer. Het was dan ook spiegelglad, vooral de weg langs de Drentse Hoofdvaart was één grote glijbaan. Er was nauwelijks gestrooid. De telefoondraden hingen zwaar aan de palen en waren door de vorst duidelijk zichtbaar. Op het kanaal had zich een stevige ijslaag gevormd. De aanhoudende schemering zorgde dat het zo’n zeldzame donkere winterdag werd. Ook dat droeg niet bij aan een vrolijke reis. Doordat de chauffeur bijzonder langzaam moest rijden, duurde het uren voordat we in Zwolle waren. Daar werden de eerste vakantiegangers afgezet. Vervolgens ging we naar Utrecht en naarmate de reis richting het zuiden vorderde verdwenen de sneeuw, de gladheid en de zorgen. In Den Bosch werd de laatste groep afgezet, die van daaruit verder reisde naar alle delen van Limburg en Brabant. Dat was voor mij toch altijd een spannend gedeelte, omdat ik meestal alleen verder moest reizen. De keuze was een bus die er nogal lang over deed, met vele stops of de trein die sneller was. Om een of andere reden gaf de bus mij een vertrouwder gevoel dan de trein, met altijd die onzekerheid of je wel in de goede zat. Ik was pas twaalf jaar en had daarvoor nooit alleen gereisd. Een ander voordeel van het reizen met de bus was het feit dat groepsgenoot Marius van Gorp ook met deze bus meeging. In ieder geval tot de plaats Son. Vaak haalde zijn moeder hem op in Den Bosch en dat gaf dan nog meer vertrouwen. Tenslotte moest ik dan nog met de bus van Eindhoven naar Veldhoven. Dit reizen, vooral het in één dag van kamp naar huis, vond ik altijd een bijzondere indringende ervaring. Bij mij overheerste toch een soort angst, die pas volledig wegviel als ik uit de laatste bus stapte. Het gaf een onbeschrijfelijk bevrijdend gevoel om weer thuis te zijn. Nog steeds vind ik reizen, vooral lange reizen niet prettig. Terwijl ik tijdens de militaire diensttijd zeer regelmatig in treinen en bussen heb gezeten, door het gehele land. Het wegvallen van die spanning blijft een terugkerende ervaring.

Thuis was er warmte van de kachel, zoveel als je wilde. Warmte van het gezin, althans meer dan in Drente. Een altijd hartelijke ontvangst door de hond Barry, een bruine middelgrote bastaard. En rust vooral veel rust, weinig stemmen, geen drukte ….. Dat was toch een openbaring na die tachtig stemmen. Naar huis gaan was het omgekeerde vakantiegevoel. Er was televisie de eerste chips, soms zelfgemaakte en je hoefde geen water te drinken als je dorst had. Je kon alléén iets ondernemen. Je hoefde nauwelijks met anderen rekening te houden. De dag van terugkeer was daarom moeilijk en zwaar. De reis naar Eindhoven, meestal door mijn moeder weggebracht, was onprettig. Het duurde nog zo lang voordat het weer verlof zou zijn. Zeven weken van huis was te zwaar voor een twaalfjarige. Naarmate je weer lotgenoten trof werd de sfeer beter en in elk geval deed je soms alsof. De aankomst in Drente was dan weer een sombere aangelegenheid. Iedereen besefte dat we er weer voor een lange periode moesten zijn. Vooral in deze winterperiode met zijn korte dagen en zeer lange avonden en nachten. ‘s Avonds hoorde je dikwijls jongens zacht huilen. Juist in zo’n eerste week werden er talrijke wegloopplannen gesmeed. Van de meeste kwam niets terecht. Enkele keren lukte het wel. De verste poging werd door twee jongens van onze groep ondernomen. Zij kwamen tot Utrecht, maar werden daar door de politie ontdekt en teruggebracht naar Geeuwenbrug. Bij een andere poging hebben we met een aantal leiders en jongens in de bossen gezocht naar een wegloper. Die overigens weer zelf terugkeerde. Het gaf aan dat het moeilijk was om op die leeftijd zolang van huis weg te zijn. Ondanks de problemen thuis.

Gelukkig waren er in de wintertijd ook prachtige dagen met veel licht en heldere vriesluchten. De natuur kon fantastisch zijn met bevroren riet, wat glansde in de zon en wat je gemakkelijk door midden kon tikken. Het vroor erg hard, zodanig dat we konden gaan schaatsen op het Snoekveen, een diep groot ven. Het schoolprogramma werd gedeeltelijk stilgelegd en we mochten enkele uren per dag gaan schaatsen. Er was verder niemand uit het dorp, uitsluitend jongens uit het internaat. Midden in de weidse natuur, met meestal wel een strakke snijdende oostenwind. De meesten hadden gewone Friese doorlopers. Met een touw ging een leider het ven op, maar het bleek al gauw dat het ijs veilig dik was. We maakten de boel sneeuwvrij en wen konden gaan schaatsten. De een struikelend en vallend de ander flitsend snel. We beleefden daar een mooie tijd. Wel moesten we steeds een eind lopen over een zandpad wat oneindig leek. De weilanden lagen er winters bij, rook wolkte uit de schoorstenen van de boerderijen. We waren doodmoe na zo’n dag en we scheurden enorm aan tafel. Het was ‘s avonds snel stil op de slaapzaal.

Op de avonden dat je moeilijk in slaap kon komen was het een kunst om een klein radiootje te bemachtigen. Diep onder de dekens kon je dan genieten van een zacht krakend geluid van de een of ander onduidelijke zender. Een beatle-nummer echter werd vlug herkend. Het ging trouwens meer om het idee dan om de muziek. Iedereen had boven zijn bed foto’s hangen uit de muziekbladen, zoals de Muziekexpres. Zeer populair waren de Beatles, maar ook de Stones en de Supremes, de Fortunes, Francoise Hardy en Dave Berry. Onze kok was een groot fan van deze laatste en hij zong dan ook hele teksten mee. Bij elk groots diner werd hij gehuldigd en meerdere malen kreeg hij dan een muzieksingle cadeau, onder meer van Dave Berry. Drie mensen hadden een hoekslaapplaats en dat had als voordeel een extra wand om op te kunnen plakken. Een hoekslaapplaats gaf ook meer status, want je kon zo’n plaats pas bemachtigen als je al een tijd in het internaat verbleef. In die hoeken vonden tevens allerlei informele besprekingen plaats. Het was weliswaar verboden overdag op de bedden te gaan liggen, echter deze regel werd dagelijks overtreden. Naar mijn gevoel vond een groot deel van het kampleven op en rondom dat bed plaats. Je sliep er, je kast met kleren en eigendommen stond er, je rustte daar uit, je ontmoette je groepsgenoten. Het was eigenlijk hoe parodoxaal het ook klinkt een plek met enige privacy. Op vrije dagen waren we veel bezig met het draaien van plaatjes, of het experimenteren met de bandrecorder. De meeste leiders en enkele jongens hadden wel wat singles en soms zelfs elpees. Juist in die tijd was de beatmuziek erg in opkomst en deze had onze bijzondere belangstelling. Wat dat betreft waren er weinig verschillen tussen leiders en kinderen. Niemand zette zich af tegen die beatmuziek. Het werd zelfs eerder gestimuleerd. Overigens werden we op verschillende manieren in contact gebracht met andere soorten muziek. In de eetzaal speelde dan bijvoorbeeld een Zuid-Amerikaanse groep, maar ook was er vermaak in de vorm van een goochelaar of een pantomimespeler. Het waren vaak gezellige en sfeervolle bijeenkomsten. Daarbij de aantekening dat, bij elke enigszins bijzondere aangelegenheid, het eten extra aandacht kreeg. Terwijl dit normaal gesproken al van prima kwaliteit was. Onze kok, zijn naam is me ontschoten, was perfect! Om een voorbeeld te noemen: als een rijstmaaltijd geserveerd werd dan waren er minstens drie soorten rijst. Aangezien aandacht werd besteed aan tafelmanieren, hadden dergelijke diners een feestelijk karakter. Het was een van de onderwerpen waar men unaniem over tevreden was. De week die je in de keuken moest helpen, terwijl je vrij was van alle andere verplichtingen, bestond eruit dat je ‘s morgens vroeg aan de bak moest. Of liever gezegd aan de snijbroodmachine, alle broden moesten worden gesneden, alle boter in botervloten, beleg op schaaltjes, suiker bijvullen, thee zetten, melk- en karnemelkkannen vullen, enzovoort. En reken maar dat er veel op tafel moest staan met zo’n hongerige meute. Vervolgens had je als keukenhulp een uurtje vrij en daarna begon de voorbereiding van het warme eten. We aten ‘s middags warm. Je moest soms flink afzien, want de kok was weliswaar een grapjurk, maar hij kon behoorlijk streng zijn. Zeker als het ging om stomme dingen of als je de kantjes er van af liep. Aardappels pitten, groenten schoonmaken en wassen, gehaktballen maken. ‘s Middags had je vrij tot ongeveer vier uur, waarna de voorbereiding begon voor het avondeten. Een synoniem van het ochtendgebeuren, behalve dan dat de meesten dan nog meer honger hadden. Ik heb bewondering gekregen voor al dat kookwerk. Als eter lustte en lust ik nog steeds twee dingen niet: Drents roggebrood, een donkerbruine, kneedbare, zwaar op de maag liggende vorm van brood en karnemelkse pap, een zure brei met daarin op overgeefsel lijkende brokken. Dat was echt verschrikkelijk en van de meeste leiders moest je dat eten. Het roggebrood was zo kneedbaar dat het onder de tafelrand paste, maar de pap gaf meer problemen. Ondanks mijn goede bedoelingen kon ik dit spul niet door mijn strot krijgen, of voor maar heel even, zodat ik vervolgens moest overgeven. Een aantal jongens vond het spul meer dan heerlijk. Ik vond het werkelijk gruwelijk. Verder at ik alles in ruime mate, nog eens bevorderd door de dagelijkse gratis portie boslucht, die daar en toen nog behoorlijk schoon was.

Vooral in de winterperiode was tv kijken een prettig fenomeen. Vooral de poppenfilm ‘Thunderbirds’ was enorm gewild. Er waren op de zaterdagen afleveringen van een uur. Terwijl de huidige herhalingen steeds een half uur duren en het verhaal dus pas af is na twee afleveringen. Voor een dergelijke serie moesten heel wat andere activiteiten wijken. Het gezamenlijk schaatsen kijken was uitermate favoriet bij een grote groep sportliefhebbers. Op grote bladen werden allerlei standen en tijden bijgehouden. Het geheel werd door de sportleraar begeleid, die zelf Fries en fervent schaatser was. Het was de tijd van Ard Schenk, Kees Verkerk en Jan Bols. Zij waren zo goed dat ik de tegenstanders niet meer voor de geest kan halen. In deze jaren zestig was er zwart-wit televisie, nauwelijks zenders en weinig programma’s. Dat was een groot voordeel!

Spel en sport
Aan elk jaargetijde komt een einde ook aan deze strenge winter. Voordat het echt zo ver is vier ik elk jaar mijn verjaardag op zeven maart. Dat was dus eveneens het geval in 1966. Dertien jaar werd ik op een grijze, koude en regenachtige dag. Bijna iedereen lag in bed met griep. Van onze groep waren nog slechts vier mensen op de been. Er heerste een echte griepepidemie. Het was gebruikelijk dat je ouders op je verjaardag aanwezig waren. Op het allerlaatste moment ging dat niet door. Het waarom was onduidelijk en is nog steeds vaag. Het was in ieder geval een bittere teleurstelling. Wel werd er tijdig een snoeppakket verzonden ter grootte van een schoenendoos. Ondanks de griep waren er diverse belangstellenden voor al dit lekkers. Het was traditie dat de jarige ‘s morgens werd toegezongen in de eetzaal en dat hij een keurig opgemaakt bord met uitsmijter en toebehoren kreeg. Uitgebreide felicitaties vonden dan plaats. Je had de gehele dag vrij en je mocht met een jongen naar keuze vrij stappen. Ik ging met Rob Malta naar Diever waar flinke hoeveelheden snoep werd ingeslagen. Gezellig was het niet door de eerder beschreven weerstoestand en het leek wel of het dorp juist op die dag uitgestorven was. Maar meer nog voelde ik mij door thuis in de steek gelaten en dat kon geen enkele doos snoep goedmaken. Dergelijke gebeurtenissen zijn van zoveel waarde voor een kind, dat zo’n geruime tijd van huis is en zijn ouders mist.

Uit hoofde van mijn functie als redacteur van het nog niet verschenen kampblad had ik de eer om een interview voor te bereiden in verband met de komst van Anton Geesink,de bekende judoka. Deze sportman was uiteraard zeer beroemd in die dagen en het was een klein wonder dat hij bij ons op bezoek kwam. De bedoeling was dat hij en enkele judoka’s demonstratiewedstrijden zouden geven. Eerst was er een ontvangst met koffie en koek gepland in het staflokaal. De spanning was vooraf te snijden, totdat eindelijk de grote dag aanbrak. Ik was dus een van de weinigen die rechtstreeks met Geesink mocht praten. Alleen al zijn binnenkomst was zeer indrukwekkend; hij kon nauwelijks de deur door. Van een interview kwam niets terecht. Aan de lopende band maakte hij grappen en grollen, waarna, ja alweer, een diner volgde en wel in de gebruikelijke stijl ! Tussendoor plaatste Anton Geesink een honderdtal handtekeningen die nadien werden uitgedeeld. Later in de middag volgde de demonstratiewedstrijden met de meegebrachte judoka’s. Enkele weken voor zijn komst hadden we worstelwedstrijden gehouden. Door middel van een afvalrace bleven drie winnaars over in de verschillende leeftijdsklassen. Een van deze winnaars was Henk Linthorst uit onze groep. Hij diende als tegenstander van Geesink. Het werd een enerverende middag met veel humor en prettige herinneringen.

Op zomaar een morgen in april gingen we na de normale ochtendrituelen naar de eetzaal. Tot ieders verbazing was er geen leiding. Wel een kok en eten, zodat we wisten wat we moesten doen. Na afloop en het gebruikelijke corvee liet de leiding zich nog steeds niet zien. Later werd duidelijk dat ze allemaal verzameld waren in het staflokaal. We wisten ons geen raad en een delegatie die probeerde duidelijkheid te krijgen, werd zonder informatie weggestuurd. In kleine groepen werd overlegd wat te doen. Na enige tijd werden pamfletten uitgereikt waarop vermeld stond wat we moesten doen. Het bevatte een lijst met activiteiten die door ons moesten worden uitgevoerd. Sommige opdrachten waren redelijk, andere waren overtrokken en bevatte zaken die niet van ons verwacht konden worden. Zoals alle zware vuilnisbakken verzamelen en alle muren van de barakken schoonmaken. Je kon merken dat twijfel bestond met betrekking tot de ernst van dit alles. Sommige jongens gingen aan het werk, anderen voerden niets uit. De natuurlijke leiders overlegden en besloten alleen die werkzaamheden te doen die redelijk waren. Het bleek achteraf allemaal een experiment, vermoedelijk reuze interessant voor de bedenkers, maar minder geslaagd voor de slachtoffers.

Het voorjaar gaf alle gelegenheid voor sport en spel in de buitenlucht. Een van de grootste spelen was een zogenaamd Europa-spel, waar al weken naar toe werd geleefd. Iedereen kreeg een paspoort en volgens een bepaalde route moesten we allerlei Europese landen bezoeken. In die landen moesten opdrachten vervuld worden. Als dat tot een goed einde was gebracht ontving men een stempel in het paspoort. Het totale spel duurde twee weken en vormde de rode draad van het kampleven. Sterker nog het beheerste het leven van alle dag. Uiteindelijk ging het er toch weer om welke groep winnaar werd. De opdracht behorende bij het land Spanje was het bouwen van een stierenarena en vervolgens in die arena een stierengevecht naspelen met alles er op en er aan. Er werden twee volle dagen besteed aan het oprichten van dit bouwwerk en het was prachtig om te zien wat een creativiteit schuil ging bij de diverse bouwers. De meeste groepen groeven een enorme kuil met een doorsnede van ongeveer 7 meter en minstens anderhalve meter diep. Bankjes werden geconstrueerd van afvalhout en er werd druk gerepeteerd voor het toneelstuk. Bij het vervullen van zo’n opdracht zijn er talenten gewenst op verschillende terreinen en die waren dan ook altijd aanwezig in elke groep. Steeds weer stond ik versteld van wat je als groep kon bereiken. Leiders mochten meehelpen, maar ze speelden nooit geen overheersende rol, op welk vlak dan ook. Het gehele kamp woonde de opvoering van het stierengevecht bij en een jury beoordeelde de opvoering. Onze groep had als extra verrassing een optreden terwijl het donker was met verlichting, wat een speciale sfeer teweegbracht.

Griekenland was eveneens een land wat bezocht werd en daar heette het thema: Olympische Spelen. Dat hield in een sportspektakel wat enkele dagen duurde, met voetbalwedstrijden, hardlopen, verspringen, enzovoort. De leiding van deze evenementen kleedde letterlijk en figuurlijk alles aan en zorgde steeds voor passende kleding bij de onderwerpen. Vooral met hulp van het arsenaal kleren van de toneelvereniging te Diever. Ook werden de thema’s goed door hen ingeleid. Frankrijk bracht het spelen van cabaret met zich mee en iedereen kon zich op dit onderdeel goed uitleven. Kolderstukken werden opgevoerd, leiders nagebootst, hele verkleedpartijen, uitgebreide schminkwerkstukken en veel lol.

Viswedstrijden hadden te maken met Ierland en het was een indrukwekkend gezicht om zestig jongens te zien vissen met soms echte hengels, maar meestal alleen een stok met snoer en angel. Dat alles gebeurde in de Drentse Hoofdvaart die in elk geval toen barstte van de vis. Er werd bijzonder veel gevangen en daarna weer teruggegooid. Het had allemaal niets te maken met rustig in de natuur vissen en genieten. Nee het was een echte wedstrijd. Het kan bijna niet anders dan dat de vispopulatie in dit kanaal enkele weken van slag af geweest is.

Diverse trucs werden er ingebouwd, die niet direct te maken hadden met het spel, maar wel met de enorme inzet en wedstrijdmentaliteit die er heerste. Als voorbeeld het schoonmaken van het totale kampterrein en extra schoonmaakbeurten van de groepslokalen. Om punten te behalen was iedereen gek te krijgen. In detail kan ik niet zo veel meer voor de geest halen. Dat heeft voornamelijk te maken met de hoeveelheid gebeurtenissen die er in die twee weken plaatsvonden. Wel is het gevoel blijven hangen dat het een prettig intensief groepsgebeuren was. Iets wat je nog nooit had meegemaakt. Voor mij ook de les dat mensen competitie nodig hebben en willen winnen op allerlei fronten. Ze willen zich bewijzen niet alleen als individu, maar juist ook als groep. Saamhorigheid en samen iets bereiken zijn menselijke behoeften. Er wordt vaak gesteld dat je bij een dergelijke terugblik alleen de mooie momenten terughaalt. Ik geloof dat niet, althans maar gedeeltelijk. Natuurlijk was niet alles koek en ei, er waren vechtpartijen, er was soms een vervelende sfeer of gebeurtenis. Er ging wel eens iemand door het lint en er werd stevig gescholden. Dat was allemaal aanwezig maar wel in beheerste mate in redelijk evenwicht met veel goede momenten. Het gevoel dat je niet naar huis kon dat was wel regelmatig van negatieve invloed op je functioneren. Dat zorgde er voor dat het hier niet ging om een vakantiekamp. Vaak vroeg ik mij later af wat ik gehad heb aan deze periode. Het antwoord was en is nog steeds erg veel, zeker op sociaal terrein. Of ik er geleden heb? Ja zeker er waren bijzonder droevige momenten en nogmaals ik ben er van overtuigd dat het voor een kind van ondermeer die leeftijd niet goed is om zo lang van huis weg te gaan. Tenzij en dat speelde bij een aantal van ons, de situatie thuis niet deugde. In dat geval was het kiezen uit twee kwaden. Het lange verblijf in het internaat was dan het minst kwade. Echter niets,in welke groepsvorm dan ook, kan opwegen tegen het verblijf in een redelijk draaiend gezin.

Vakantie
In de maand mei was de natuur nadrukkelijk aanwezig en voor mijn gevoel was het een voorjaar met veel zonnige dagen. Die prettige sfeer werd nog eens versterkt door de naderende vakantie. Het was gebruikelijk dat de groepen een week lang naar Giethoorn gingen. De vakantiepret begon echter al ruimschoots voor het eigenlijke vertrek. De groepen werden genoemd naar de Noormannen of de Vikings en via spelen bereidde iedereen zich voor op die grootse belevenis. Elke groep zou in Giethoorn een zeilboot tot zijn beschikking krijgen. Er werden dan ook zeillessen gehouden, weliswaar alleen in theorie maar toch. Zwaarden en schilden werden in elkaar gezet. Kledingstukken genaaid. Iedereen werd voortijdig in de juiste stemming gebracht. Nimmer mocht er met de bedden geschoven worden, behalve nu. Bijzondere groepen werden dan gevormd met kasten als afscheiding tussen de geheimzinnige genootschappen. Zoveel voorpret heb ik nooit meer meegemaakt voor ‘n vakantie.
Merkwaardig genoeg ben ik zelf niet meegegaan. Ik kreeg evenals enkele andere jongens de mogelijkheid om samen met twee leiders een tiendaagse fietstrektocht te ondernemen naar Duitsland. Daarover later meer.
Gelukkig heb ik de zeilvoorbereiding dus niet gemist. Tijdens een nachtelijke bijeenkomst zou er een inwijding plaatsvinden door Neptunes zelf. Wij als Duitslandgangers mochten deze ceremonie meemaken. Er deden dan ook allerlei vreemde en bizarre verhalen de ronde over dit gebeuren. Eindelijk was het dan zover. Iedereen werd omstreeks twee uur ‘s nachts gewekt. In het groepslokaal van Alaska vond de indrukwekkende verzameling plaats van behoorlijk duffe figuren met slaperige en witte gezichten. Daar werd het perkament voorgelezen door een prachtig uitgedoste Neptunes met gevolg. Natuurlijk weer in de mooiste toneelkleren en op deskundige wijze geschminkt. Vervolgens toog het gezelschap naar het eerder beschreven vage visvijvertje, waarover een boomstam was geplaatst. Elke jongen moest midden op die boomstam een kussengevecht leveren, met als uiteindelijk doel voor iedereen een nat pak. In dit geval een natte pyama. De ambiance met toneelspelers en brandende fakkels staat nog in mijn geheugen gegrift. Je wist dat het allemaal nep was, maar toch…. De spelers waren zeer bedreven in dergelijke optredens. Het werd die nacht zeer laat, te laat. Gelukkig mochten we de volgende ochtend uitslapen. Daarbij moet niet gedacht worden aan het tegen het middaguur uit je bed kruipen, maar eerder aan een uurtje later uit bed. Normaal gesproken gebeurde dat op de zondagmorgen.. De regelmaat werd aldus alleen verstoord bij hoge uitzondering.
Het vertrek van de groepen naar Giethoorn was een ware uittocht. Van het ene op het andere moment werd het doodstil. Wij bleven met acht jongens over, van elke groep twee. Dat waren wel goudzoekers, echter het waarom van juist deze acht heb ik nooit begrepen. De leiders die meegingen waren Schokker, aardrijkskundeleraar en Blikman de Alaska-groepsleider. Ons vertrek zou eerst over vijf dagen plaatsvinden, net voordat de groepen zouden terugkeren. Zodoende zou de rust tijdens de komende dagen een nieuwe ervaring voor ons betekenen. En leverde die dagen toch ook een soort extra en bijzondere vakantie op. We hadden het zo geregeld dat we bij elkaar sliepen in de barak van de groep Transvaal. Met een kleine groep mensen aten we in de eetzaal en we werden behoorlijk vrij gelaten in ons doen en laten.
Scherp staat mij nog voor de geest een wandeltocht met z’n vieren in de bossen, terwijl er plotseling een hevig noodweer losbrak. Juist in de bossen, zeker als die dicht begroeid zijn, zie je een onweersbui vaak niet aankomen. Daarom leek het of er een smerig bruine zware lucht zomaar uit de lucht kwam vallen. Oogverblindende flitsen met direct daarop volgend krakende donderslagen. Een onovertroffen angstige situatie, waarbij we niet veel anders konden doen dan het op een lopen zetten. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat tijdens die vlucht de bliksem vlak achter ons is ingeslagen. De afstand kan niet meer bedragen hebben dan vijfentwintig meter. Wij lagen daarna allemaal tegelijkertijd plat op de grond. Nimmer heb ik daarna nog een dergelijk noodweer van zo dichtbij meegemaakt. Door en door nat bereikten we het kampterrein, alwaar we aan iedereen ons verhaal vertelden.
Naarmate die week vorderde werden de voorbereidingen intensiever in verband met ons aanstaande vertrek. De mee te nemen bagage moest allemaal met de fiets mee en er moesten drastische beslissingen worden genomen over wat wel en wat niet. Onze normale “kampfietsen” met terugtraprem , zwaar frame en grote fietstassen hadden niets uit te staan met de huidige aerodynamische fietscultuur. Op vrijdag vertrokken we onder mooie weersomstandigheden. Het einddoel van die dag was de grensplaats Losser in Overijssel. Daar konden we gratis overnachten en eten in een soortgelijk internaat. Eerst moest er dan wel een behoorlijke afstand worden afgelegd door niet al te ervaren fietsers. Dat lukte zonder problemen, zelfs zonder lekke banden. In Losser werden we gastvrij ontvangen en ‘s avonds was er een groot kampvuur. Het internaat lag enkele honderden meters van de Duitse grens en ik weet nog dat we via een illegaal pad Duitsland zijn binnengefietst. Dat scheelde namelijk tientallen kilometers fietsen. We bezochten daar een klooster waar verschillende originele Afrikaanse beelden stonden uitgestald. De enorme rust in en rondom de gebouwen van zo’n klooster is me altijd bijgebleven. De indrukwekkende houten beelden bezaten een sterke uitstraling en pasten wonderlijk genoeg uitstekend in deze totaal andere omgeving.
We vervolgden onze weg richting Teutoburgerwoud, nadat we onderweg hadden gekampeerd in een weiland. Daar werden we ‘s morgens door de koeien begroet, werkelijk zoals in een komische film. Het klimmen in de heuvels viel niet mee op onze zwaar beladen stalen rossen. Toch bereikten wij ons doel en kampeerden alweer bij een boer. Per twee personen hadden we een simpele enkeldaks tent. Alleen de twee leiders bezaten een dubbeldaks. Tot dan was het prima weer in een fantastische omgeving. De meesten van ons waren nooit in het buitenland geweest, laat staan dat we ooit dergelijke heuvels gezien hadden. Direct werd er het nodige snoep ingeslagen en op de terugweg liep het meteen verkeerd. We kwamen langs een kersenboomgaard en plukten daar kilo’s kersen, totdat er luid schreeuwend een boer verscheen. Deze sprak zijn verwensingen weliswaar in het Duits uit, maar toch begrepen we wat hij bedoelde te zeggen. Twee jongens kwamen er niet zonder de nodige schrammen af tijdens het in een noodvaart verlaten van een boom. Iedereen weet dat je kersen eerst moet wassen en er nooit teveel moet eten. Wij wisten dat ook, toch hadden we allemaal voor het einde van de dag buikloop. Nota bene met een toilet op ruim honderd meter afstand en met nauwelijks voorraad verschoning. Het allerergste was echter de regen, niet zo’n buitje water, nee een constante hoos, die midden in de nacht begon en niet meer ophield. De enkeldaks status met los grondzeil kon dit alles niet aan. Hetgeen nog verergerd werd door de situering van de tenten, namelijk halverwege de heuvel. Voor het middaguur was alles doorweekt. Blikman en Schokker met vooruitziende blik regelden via de boer slaapplaatsen in een hooischuur. Wel werd ons op het hart gedrukt dat er geen scherpe voorwerpen in het hooi terecht mochten komen. Het hooi was immers bestemd voor de koeien, die dergelijke zaken nu eenmaal niet kunnen verteren. Een complete verhuizing vond plaats, lijnen werden gespannen om alles te kunnen drogen, inclusief de tenten. Aangezien er verder niets te doen was zochten we ons vertier op en in het hooi. Via een hogere verdieping maakten we duikvluchten in het hooi. De stemming zat er de eerste twee dagen nog wel in. Het bleef echter regenen en er gingen al verhalen dat het de hondsdagen betrof. Dat hield in als het zeven uur zou regenen de kans groot was dat het vervolgens zeven dagen zou regenen enzovoorts. Ondanks dat we niet bijgelovig waren begon het er toch steeds meer op te lijken dat de hondsdagen meer dan een fabel waren.. Inmiddels werden er plannen gemaakt om terug te keren met de trein. Toen eindelijk op de vijfde dag de zon weer terugkeerde. We spraken af om in twee dagen terug te fietsen, via dezelfde weg, en alleen nog te overnachten in Losser. Dat betekende een zware fietstocht, behalve het eerste stuk dat nu natuurlijk bergaf ging. Zeer moe kwamen we die avond laat aan in Losser. Daar konden we in echte bedden slapen en weer eens goed eten. Na inspanning en ontbering is een verblijf in de bewoonde wereld met al zijn luxe en voorzieningen extra plezierig. Na negen dagen is een lange hete douche meer dan alleen maar een routinematige handeling.
Tijdens de tocht door Twente stonden we te wachten bij een bakker, terwijl door twee van ons brood werd ingeslagen. Op een gegeven moment werden we door een man lachend aangesproken met de woorden: “Ha schoffies”, niemand, incluis de leiding reageerde verbaal of non-verbaal op die woorden, waardoor de man enorm rood werd en snel doorfietste. Dit kenmerkte onze stilzwijgende saamhorigheid. De laatste dag schroeide de zon onze ruggen en verlangden we haast weer naar een regenbui. De moed tijdens de lange fietstocht werd er door de leiders ingehouden met behulp van een doos suikerklontjes. Of het lichamelijk hielp weet ik niet, psychisch in ieder geval wel. De thuiskomst gaf een glorieus gevoel, zeker nu we onze verhalen kwijt konden aan de kampgenoten, die waren teruggekeerd. Zij hadden op hun beurt ook het nodige beleefd.

Terug
Het was juni geworden en eind juni zou ik worden opgehaald om vervroegd naar huis te gaan in verband met een vakantie met m’n broer en ouders. De eigenlijke vakantieperiode voor het internaat liep van half juli tot ongeveer half augustus. Voordat het zover was maakte ik nog een indrukwekkend uitstapje mee. Met enkele collega-goudzoekers gingen we op zondagmiddag met de bus naar Assen. De eindbestemming was de verkeerstuin, alwaar je met een trapauto door een nagebootst wegennet reed, met meisjes als politieagent in de leeftijd van vijftien jaar. Voor ons een zeer aantrekkelijke leeftijd. In het midden van dat verkeerspark bevond zich een verkeerstoren met omroepinstallatie. Als je fouten maakte in het verkeer dan werd dat daar omgeroepen. Wij waren met z’n zessen en in een mum van tijd kende iedereen ons. We hielden ons aan geen enkele regel, reden agentes omver, zorgden voor botsingen en allerlei bizarre verkeerssituaties. Een enkele keer meldden we ons bij de toren en deden alsof we nergens vanaf wisten. Dat gedrag hielden we natuurlijk niet erg lang vol. Uiteindelijk werden we dan ook gesommeerd om te verdwijnen. Hetgeen op dat moment geen straf was, omdat de lol er inmiddels vanaf was. Wel liep een van de jongens een rake klap op van een kordate agente. Toch was zo’n uitje een geweldig feest, alweer omdat we onder de mensen kwamen van het dagelijkse leven. Daar botsten dan twee ‘culturen’. Ja, we gedroegen ons niet, maar kon je dat zo’n groep kwalijk nemen? Jongens die niets liever wilden dan deel uitmaken van dat normale leven, maar die door de omstandigheden gedwongen dit niet konden. Gelukkig gedroegen we ons meestal wel behoorlijk. Bij terugkeer in het kamp ging het er om vooral geen opschepperige verhalen te vertellen. Dat alleen al was moeilijk genoeg.
Tenslotte maakten we met het gehele kamp nog een busreis naar de motorcrosswedstrijden te Norg. Op een warme zomerdag streken we daar neer, al vlug onder de indruk van de scheurende motoren met hun bijna onuitstaanbare geluid. Voor mij was dit de eerste keer en ik vond het indrukwekkend hoe met grote snelheden en met gevaar voor eigen leven werd geraced. Vooral de reuzensprongen bij de heuvels en het wegspattende zand zorgden voor een schitterende spanning. Bij een aantal van ons kwam die dag het zakelijke instinct naar boven. Men kwam op het idee om lege flesjes bier en frisdrank te verzamelen, dat leverde redelijk wat geld op en dus snoep en frisdrank voor eigen gebruik. Nog steeds als ik jongeren dit zie doen, draait voor mij de film af van die dag in Norg. Tijdens de terugweg werden we voorbij geraasd door honderden motoren.

De laatste dagen van juni naderden, maar duurden wel erg lang. De alles overheersende gedachte was: de definitieve terugkeer naar huis. Op dat moment de allergrootste wens van een dertienjarige jongen die gedurende elf maanden van zijn ouders en zijn omgeving was beroofd. Tegengesteld daaraan was het gevoel van weemoed. Alle belevenissen en goede herinneringen kwamen juist toen naar boven. Tijdens dat alles in was er een vreemde gewaarwording van er niet meer bij horen, daar niet en thuis niet. Net als na een verhuizing naar een vreemde omgeving. Langzaam maar zeker nam je afscheid van mensen en zaken.
De dag voor mijn vertrek gebeurde een ernstig ongeluk op de weg langs de Drentse Hoofdvaart. Ongeveer tweehonderd meter van het internaat af. Deze weg stond bekend als een uitermate gevaarlijke provinciale weg en is dat overigens nog steeds. Alleen toen moest al het snelverkeer over die weg. Tijdens dat ongeluk kwam de bestuurder knel te zitten en moest hij worden uitgezaagd. Hele toestanden met brandweer, ziekenauto en takelwagen. Er was een vrachtauto tegen een personenauto geknald. Sommigen van ons zijn stiekem gaan kijken. Zelf heb ik het niet van dichtbij gezien, maar op een flinke afstand. Het maakte zo’n indruk op me dat ik me zorgen maakte over de reis van mijn ophalers en de reis terug met hen. M’n vader zou me komen ophalen met een kennis, die een Volkswagen had. Die nacht sliep ik slecht. Gelukkig verliep de reis naar huis voorspoedig, ik wilde zo snel mogelijk naar huis.

Posted in de Gowe, Jongenskamp de Eikenhorst | Leave a comment

Langs ut saandpad an de Noorderesch van Deever

De kunstenaar Arie Goedhart is op zondag 9 augustus 2020 op 76-jarige leeftijd in Hoogeveen overleden. De favoriete bezigheid van wijlen kunstenaar Arie Goedhart was tekenen met pen en inkt, dat is arceren en werken met natuurlijke structuren, maar vooral het weergeven van de stilte en de rust van de natuur. Het motto van kunstenaar Arie Goedhart was: Het is een voorrecht bezig te zijn met de schoonheid van de natuur.
Maar kunstenaar Arie Goedhart deed zijn inspiratie niet alleen op in de natuur, maar ook aan de rand van natuur en cultuur, bijvoorbeeld langs de essen van Deever. Hij vond daar vaak een verrassend mooi hoekje. Zo ook an de Noorderesch van Deever waar hij, gezeten langs de saandweg met zijn gezicht naar de Bosweg, bijgaande prachtige pentekening maakte.
Ut saandpad an de Noorderesch bee Deever is Deevers aarfgood. Doar mö’j mit de fikk’n van of blie’m.
De redactie van ut Deevers Archief correspondeerde zo nu en dan per e-mail met kunstenaar Arie Goedhart en kreeg op 30 januari 2019 toestemming van hem een afbeelding van zijn mooie zomerlandschapspentekening met de titel ‘Bospad bij Diever’ te tonen in ut Deevers Archief. De redactie is hem daarvoor postuum bijzonder erkentelijk.
De redactie heeft de hier afgebeelde kleurenfoto gemaakt op zaterdag 17 december 2022.

Posted in Kuunst, Noorderesch, Saandweg, Tiekening | Leave a comment

Van Doal’n hef de kaarke al in 1891 op de foto eset

De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die nog steeds een verstokte liefhebber van afbeeldingen van mooie zwart-wit foto’s op papier is, kan de hier afgebeelde foto waarop het kerkgebouw aan de brink van Deever in 1891 is te zien, ook ten zeerste bewonderen als afbeelding nummer 3 in het in 1999 verschenen fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’. Maar ja, dan moet je wel in het bezit zijn van dat papieren boekwerkje of dat papieren boekwerkje bij iemand in kunnen zien. In dit bericht is eveneens de bij afbeelding 3 vermelde tekst opgenomen.

3 – Diever – Brink met Hervormde Kerk – 1891
De kerk kreeg zijn huidige vorm in de zestiende eeuw. Op 27 augustus 1759 brandde de kerk na een blikseminslag voor een groot deel af. Bij de herbouw ontbrak het aan geld om de ingestorte gewelven te herstellen. Uit armoede werden houten zolderingen aangebracht. Ook werd bezuinigd op het herstel van het dak. Het zadeldak op de zuidbeuk werd niet als zodanig hersteld. In plaats daarvan werd het dak van het schip doorgetrokken tot de zuidelijke muur, waardoor het hier zichtbare doorgaande dakvlak ontstond.
Door de eeuwen heen is de kerk verbouwd. Zo werden onder meer ramen en nissen dichtgemetseld, werden tussen zijbeuken muren geplaatst en werd op diverse plaatsen in de buitenmuur een extra deur gemaakt.
Bij de grote restauratie in de vijftiger jaren werd tien centimeter onder de tegelvloer een vloer van rode plavuizen gevonden. Onder deze vloer werd vijfentwintig centimeter lager nog een vloer gevonden, ditmaal van groene en gele tegeltjes.
Links voor de kerk en achter het hek om de kerk is het in 1878 gebouwde baorhuusie te zien. In dit houten gebouwtje stond de lijkbaar van het dorp. Voor het verrichten van een lijkschouwing werd hier soms iemand tijdelijk opgebaard, zoals een man die verdronk in het Witteveen. Het gebouwtje is helaas al ver vóór de grote restauratie van de kerk in de vijftiger jaren afgebroken.
Links op de voorgrond is het hek voor het gemeentehuis zichtbaar. Rechts achter de kerk is links het boerderijtje van bakker Albert Kuiper te zien. Rechts is een gedeelte van het op 21 juni 1945 verbrande boerderijtje te zien.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Mr. Albertus Christiaan van Daalen uit Bennekom heeft de hier afgebeelde foto in 1891 gemaakt. Hij was toen net eigenaar geworden van het landgoed Berkenheuvel.
Op de foto is duidelijk te zien dat de kaarkhof (ook wel kaarketuun genoemd) van het kerkgebouw aan de brink met behulp van een hek is gescheiden van de brink. Eigenlijk is de brink van Deever wel beschouwd maar een kleine brink, en wel beschouwd niet eens een echte. Het is een nepbrink, want het is geen Saksische boerenbrink. De brink van Deever is pas ontstaan ná de bouw van de eerste houten kerk boven op een heidense tempel. De brink van Deever is een brink van de tweede soort. Een soort van reservebrink.
In de laatste alinea moet een fout worden hersteld. De tekst vermeld dat links het boerderijtje van bakker Albert Kuiper is te zien. Dit is onjuist. In 1891 was Albert Kuiper nog niet als bakker an de Peperstroate in Deever gevestigd. De redactie moet nog uitzoeken wie in 1891 wel de eigenaar was van dit boerderijtje. Bakker Albert Kuiper zal dit boerderijtje pas zo’n kleine twintig jaar later hebben gekocht. De redactie moet ook dat nog uitzoeken.

Posted in Albertus Christiaan van Daalen, Diever, ie bint 't wel ..., Kaarke an de brink | Leave a comment

Un paèr joar eleene he’k un bookie eskree’m

De heer Frans Bakkers stuurde op 1 januari 2022 bijgaande reactie naar de redactie van ut Deevers Archief. Zijn reactie heeft betrekking op het bericht Wie bint toch die aandere jongen bee barak Alaska ? 

Ik heb in de periode augustus 1965 tot juli 1966 in jongenskamp De Eikenhorst gezeten. Ik was toen 12/13 jaar.
Ik zat in groep Alaska met onder andere Martin Kievits, Harm Kuiper(s), Henk Linthorst, Rob Malta, Herman Kreft, René in ’t Veen en Wim Paling.
Ik heb een goede tijd in het kamp gehad. Met prima leiders en onderwijzers, zoals Juf Kievits, Juf Klomp, Robert Mulder, Sjoerd Schokker, Gerard Blikman en Han Besseling.
Enkele jaren geleden heb ik deze periode beschreven in een klein ‘boekje’ met veel anekdotes.
Als het Deevers Archief belangstelling voor dit ‘boekje’ heeft, dan stuur ik dit jullie toe.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie is de heer Frans Bakkers bijzonder erkentelijk voor deze reactie.

De redactie heeft uiteraard belangstelling voor het ‘boekje’ met veel anekdotes en heeft dit direct aan de heer Frans Bakkers kenbaar gemaakt. Zo’n ‘boekje’ is een mooi geschreven fragmentje uit de geschiedenis van jongenskamp De Eikenhorst an de Gowe in de zestiger jaren van de vorige eeuw. De redactie zal dit ‘boekje’ opnemen in ut Deevers Archief. Zo leggen de ex-bewoners zelf beetje bij beetje de geschiedenis van jongenskamp De Eikenhorst vast. Nu het nog kan. Nu veel ex-bewoners van het kamp zestigers, zeventigers en tachtigers zijn en niemand het eeuwige leven heeft. Dat de komende tijd elke ex-bewoner van jongenskamp De Eikenhorst zijn eigen ‘boekje’ moge schrijven.
Wat was de voornaam van juf Kievits ?
Wat was de voornaam van juf Klomp ?

Posted in Alle Eikenhorsters, de Gowe, Jongenskamp de Eikenhorst | Leave a comment